FD Selections PensioenAkkoord: 10 punten van aandacht. Niet positief Niet iedereen is onverdeeld positief over het PensioenAkkoord. Er wordt/is inmiddels al heel veel gezegd en geschreven. Goed om dit eens samen te vatten. 10 punten 1. het is onduidelijk in het algemeen, dat blijkt wel gezien alle kritiek; 2. waarom pas de AOW aanpassen per 2020 en niet eerder (los van de vraag waarom de sociale partners beslissen over de publiekrechtelijke AOW); 3. waarom niet wél het opbouwpercentage (fors) verlagen en op de voet daarvan doorgaan. Kamp’s eigen plan was terug naar 1,75%/2%, en nu hoeft er opeens niets te gebeuren?; 4. wat gebeurt er met de opgebouwde rechten, invaren of niet en zo ja hoe?; 5. waarom móet de maximale premie worden vastgelegd? Als het nu over een paar jaar wel beter gaat of slechter, dan is het toch logisch om opnieuw te bekijken wat te doen: premie verhogen/verlagen of minder/meer pensioen toezeggen; 6. waarom pensioenfondsen zoveel vrijheid geven om hun eigen beleid te maken. Iedereen wil toch een goed pensioen? En, met de deskundigheid van pensioenfondsbestuurders ís het toch niet zo goed gesteld. Wachten/vertrouwen dat het nu wel snel wordt verbeterd lijkt mij nogal naïef; 7. waarom mogen fondsen rekening houden met (hele) hoge rendementen, ook voor toekomstige premies? Je kunt toch ook reëel zijn: verplichtingen op 3% + 2% inflatiecorrectie. Daarvoor moet ik dus 5% (netto) maken. Wat is mijn historisch rendement (afhankelijk van mijn beleggingsmix), wat is mijn toekomstig te verwachten rendement (voorzichtig gecalculeerd) en dat geeft een goede indicatie voor de toekomst; 8. hoe kun je überhaupt zeggen dat het goed is voor jongeren over pak ‘m beet 30 à 40 jaar. Niemand kan toch zóver vooruit kijken? 9. waarom zit er geen enkele vernieuwing in: deeltijdpensioen, flexibilisering, extra eigen bijdragen, keuzes wel/geen en meer/minder indexatie, etc. Nu wil men blijkbaar met mindergeld hetzelfde/meer doen. Dat kan niet, behalve als je een voorschot neemt op de toekomst met hoge rendementsverwachtingen.
10. de belangrijkste: waarom wordt er niet veel meer – en is niet dat juist de taak van de sociale partners en zeker de werknemersvertegenwoordigers – nadruk gelegd op hoe we meer mensen langer aan het werk houden: zowel vanuit fysiek, mentaal als motivatieoogpunt? Holle retoriek Ik hoor de verdedigers van het akkoord ook alleen maar beweren dát het een goed akkoord is. Maar ik heb ze nog niet horen uitleggen waaróm dat dan zo is, behoudens in de bekende vage algemene bewoordingen, maar nergens concreet. Dat men inmiddels toevoegt dat er wel voldoende ‘veilige’ buffers moeten zijn past daar bij. Die hebben we niet en als we niet meer premie gaan betalen krijgen we ze ook niet. Holle retoriek noem ik dat. Tot slot natuurlijk de ‘zure’ vraag waarom men roept dat er een akkoord is terwijl pas daarna de discussie begint. Er zit maar één goeds in het akkoord en dat is dát de pensioenleeftijd omhoog gaat, verder niets. Advies Al met al kan ik me niet voorstellen dat íemand nog een goed gevoel heeft bij dit akkoord. Als ik Minister Kamp was, zou ik gewoon het roer in handen nemen, zelf de (juiste) keuzes maken, veranderingen doorvoeren en over een paar jaar moeten we dan maar eens verder zien. Gezien de voortvarendheid van dit Kabinet én de ontvankelijkheid van de burger (en tenslotte is pensioen gewoon van de burger) lijkt me dat veel beter dan voortmodderen op deze manier. Dat Kamp af ten toe (een groep) echte deskundigen raadpleegt lijkt me raadzaam.
FD Selections Zware beroepen en pensioen Ik ga het niet met u hebben over ‘weer’ de discussie van zware beroepen (en pensioen). Deze is al zo vaak gevoerd en men is er niet uitgekomen. Het zou mij dus verbazen als het nu wel lukt. Wat mij vooral ook irriteert is dat – los van de vraag of we nu wel of geen PensioenAkkoord hebben c.q. krijgen – de inkt nog niet droog is en we (lees even Minister Kamp) al weer – nieuwe/ herhaalde - discussies beginnen/aanpassingen doen, die mijns inziens – als ze dan zo belangrijk zijn – in het PensioenAkkoord zelf hadden moeten zitten. Wat is namelijk een zwaar beroep De hamvraag in dit dossier is natuurlijk: wat is een zwaar beroep? Het antwoord is makkelijk: dat valt niet te definiëren! Waarom niet? Wel, dat hangt af van de persoon. Kijk, het is niet (meer) zo dat een fysiek beroep zwaar is en een geestelijk beroep niet. Integendeel. Ik denk zelfs dat fysieke beroepen veel makkelijker ‘niet zwaar’ te maken zijn (nog los van het feit dat de werknemers met een zwaar beroep veelal relatief weinig uren werken en veel faciliteiten hebben etc.) en dat daar de crux zit. Er zijn allang stratenlegmachines. Maar ja, als je (verkeerd) blijft bukken, dan krijg je inderdaad rugklachten. Zeker als je dan ook nog eens 2 banen hebt: van 7 tot 4 en vervolgens van 4 tot 7! Dat klinkt misschien niet aardig, maar het is wel zo. Voor (het omgaan met) geestelijke druk (politie, zorg, onderwijs) geldt het zelfde. Als een docent geen orde kan houden dan zal hij het zwaar hebben. Maar ja, dan leer je dat toch? Lukt dat niet, dan ben je dus geen goede docent. Maar moet je misschien het volwassenenonderwijs ingaan. Vaak hoor ik ook van mensen die in ploegendiensten werken dat ze vinden dat ze een zwaar beroep hebben. Maar niet door de arbeid zelf, maar door de (gevolgen van de) ploegendienst. Dat kan ik mij goed voorstellen. Ik ben ook vaak moe als ik (als advocaat) wel eens een nachtje (nou ja, tot in de vroege uurtjes) moet doorwerken aan een conclusie, pleidooi, pensioen Due Diligence of anders. Maar dan had ik het of beter moeten plannen of moeten de ploegendiensten beter ingevuld. Ooit hoorde ik het verhaal van een bedrijf dat een combi had van ploegendiensten en een innovatieve invulling: (globaal) werd er 3 weken, 7 dagen per week gewerkt variërend van 6 tot 2 (hele middag/avond vrij), van 2 tot 10 (hele ochtend vrij
en een normale nachtrust) en van 10 tot 6 (dat was de zwaarste week uiteraard). Daarna was men een hele week vrij (en daarnaast dus nog gewoon vakantiedagen). Heerlijk vond men het. Zwaar beroep en pensioen Verder is het natuurlijk zo dat ik er vanuit ga dat al die zware beroepen dan ook goede verdiensten kennen (denkt u ook nog eens aan het levensjarenbeginsel in de metaal). En dus hebben de werknemers (extra) geld om in hun pensioen te stoppen. En kunnen zodoende toch vroeg met pensioen. Ook zijn werknemers met een zwaar beroep vaak jong begonnen. Maar is het dan niet zo dat ze ook vanaf hun 16e/18e pensioen kunnen opbouwen? Rekent u mee: van 18 tot 60 = 42 jaar x 2% = 84% vanaf 66 jaar. Vaaf 60 jaar wordt het dan actuarieel gekort een pensioen van 60%. Als ze dan nog een beetje extra sparen dan is dat dus prima. Gemiste kans Naast het feit dat op basis van het voorgaande de sociale partners zelf verantwoordelijk zijn voor pensioenopbouw van zware beroepers en dit dus niets met o.a. de verhoging van de reguliere pensioenleeftijd te maken heeft, mis ik nog wat in het PensioenAkkoord. Agnes had tegen Bernard moeten zeggen: “Stel we gaan naar 66, 67 e.v. Hoe ga jij (lees de werkgevers) dan zorgen dat ‘mijn mensen’ dat volhouden (en voor jullie efficiënt en produktief blijven). Mag ik over 3 weken van je horen??”. Als ze die vraag had gesteld hadden we nu én geen PensioenAkkoord gehad en waren we bezig geweest met de echt relevante discussies. Laten we dus zorgen dan werknemers (maar ook ZZP-ers) zich realiseren dat ze hard moeten werken om het lang vol te kunnen houden, dat ze daar mede zelf verantwoordelijk voor zijn en zo niet, ze of genoegen nemen met (aanzienlijk) minder pensioen of langer moeten doorwerken. Enne, als je je baan nou echt niet leuk vindt, zoek dan een andere! Windowdressing O, nu het ik het toch gehad over ‘zware beroepen’ en pensioen. En heb dus niet alleen kritiek op de ‘pensioentechnische invulling’ van het PensioenAkkoord maar (juist) ook op belangrijker de zaken in de periferie. Toch ben ik van nature best wel een optimistisch mens. Dan moet de conclusie wel zijn dat het dus écht geen goed PensioenAkkoord is. En ik hoop duidelijk te hebben gemaakt dat de discussie over zware beroepen windowdressing is en ge baseerd op geen pensioenkennis.
Overgeld.nl Premie Pensioen Instelling De eerste vergunningen voor de PPI zijn afgegeven. Er komen dus nieuwe aanbieders op de pensioenmarkt. Is dat een verbetering of moeten we oppassen voor ‘nieuwe cowboys’ in pensioenland? Ik ben voorstander van concurrentie, dus in dat kader is het een verbetering. Vele – met name ondernemings- pensioenfondsen willen er mee stoppen en moeten hun pensioen ergens onderbrengen. Naast het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds of rechtstreeks naar een verzekeraar gaan, komt daar de PPI bij. Een PPI is verder een heel eenvoudig iets:
het spaargeld – voor het ouderdomspensioen – wordt beheerd (of belegd); aanvullende risicoverzekeringen voor nabestaanden en ingeval van arbeidsongeschiktheid worden elders verzekerd;
in de uitkeringsfase kan geshopt worden met het pensioengeld (voor de hoogste aanbieder);
de PPI verzorgt het pensioenbeheer (mutaties etc.) en de communicatie.
Tot slot is van belang dat een PPI alleen een beschikbare premieregeling (premieovereenkomst /Defined Contribution) kan aanbieden. Verder beantwoord de PPI eigenlijk op dezelfde manier aan de behoefte als banksparen voor lijfrente. Ook dat heeft én een grote vlucht genomen én verzekerd lijfrentesparen eigenlijk volledig weggevaagd. Waarom? Omdat banksparen – en dus ook de PPI - bevestigt waar het bij ‘sparen voor de oudedag’ echt om gaat: sparen ( en/of beleggen). Spaar je meer, heb je minder kosten en meer rendement, dan krijg je een hoger pensioen. Met de trend naar pensioenen waarbij het nabestaandenpensioen toch op risicobasis wordt verzekerd en de trend naar meer beschikbare premieregelingen met eigen verantwoordelijkheid en keuzemogelijkheden lijkt de PPI dus een prima nieuwe aanbieder.
Waar het echter echt om gaat blijft natuurlijk hetzelfde: wie is in staat om een juridisch eenduidige pensioenregeling goed (administratief) te beheren, tegen weinig kosten en met veel rendement. En dat ook nog een keer goed kan communiceren. In dat kader is de PPI dus niets nieuws. Wel hebben ze een voordeel: ze hebben geen (vervelende) historie, voeren alleen beschikbare premieregelingen uit en werken (als het goed is) met de meest moderne ITstructuren (ook voor communicatie). Zowel bestaande marktpartijen kunnen om deze redenen instappen, als ook nieuwe marktpartijen die met een schone lei kunnen beginnen. Deze laatste moeten zich dan wel goed realiseren dat pensioen in de loop der tijd toch ingewikkeld wordt. Zonder echte pensioenkennis en kunde kun je wel beginnen maar hou je het niet lang vol. Denk aan alle ontwikkelingen vanuit het PensioenAkkoord, de daardoor ontstane overgangsregimes, waardeoverdrachten, echtscheidingen, gevolgen van (de)fusies & overnames etc. Voordat je het weet heb je toch weer die vervelende historie. Kortom, PPI’s: goed dat ze er zijn en moge de beste aanbieder winnen! Voor u (vooral ook werkgevers) een mooi (start)moment om af te dwingen dat u krijgt wat u wilt hebben en wat u wordt beloofd. Ook u kunt deze nieuwe kans dus aanpakken. Pensioen móet namelijk nu echt eens van last naar lust! En alle uitvoerders moeten zich realiseren dat ze úw uitgestelde loon (mogen) beheren. Dat moeten ze maar eens echt goed gaan doen! Hebt u suggesties over andere mogelijke oplossingen? Mail ze naar www.pensioenSOS.nl. Ik verwerk ze graag in mijn columns. Zolang het PensioenAkkoord er nog niet is, en dat duurt nog wel even, zijn alle suggesties welkom. mr Theo Gommer MPLA is partner bij Akkermans & Partners Legal & Advice te Tilburg, waar hij tevens directeur van het Wetenschappelijk Bureau is. Daarnaast is hij advocaat bij Gommer & Partners Pensioen Advocaten en voorzitter van de Nederlandse Orde van PensioenDeskundigen.
Rendement Uitruil van pensioen…… Wat zijn de mogelijkheden? Uw werknemers zijn deelnemer in de pensioenregeling die u heeft afgesloten bij een pensioenuitvoerder. Er is ouderdomspensioen opgebouwd, maar geen partnerpensioen. Wat zijn dan de mogelijkheden? Of misschien is er juist wel partnerpensioen opgebouwd, maar heeft een werknemer geen partner. Is het dan mogelijk om het partnerpensioen om te zetten in een hoger ouderdomspensioen? Ouderdomspensioen U, als werkgever heeft een pensioenregeling toegezegd. De werknemers bouwen ouderdomspensioen op en daarnaast is ook een partnerpensioen verzekerd op opbouwbasis. De werknemers hebben derhalve daadwerkelijk partnerpensioen opgebouwd. Ook indien een werknemer geen partner heeft, bouwt hij/zij toch partnerpensioen op. Indien de werknemer komt te overlijden, wordt echter geen partnerpensioen uitgekeerd. Stel, een werknemer gaat binnenkort met pensioen en door omstandigheden heeft hij/zij op dat moment geen partner. Wat zijn dan de mogelijkheden? Voor alle werknemers is een partnerpensioen op opbouwbasis verzekerd. Voor deze werknemer is dan ook daadwerkelijk partnerpensioen opgebouwd. De werknemer heeft echter geen partner waardoor het partnerpensioen bij zijn/haar overlijden nooit uitgekeerd kan worden. Wettelijk recht De werknemer heeft een wettelijk recht op uitruil van het partnerpensioen, opgebouwd vanaf 1 januari 2002, in een hoger ouderdomspensioen. Werknemers zonder partner kunnen derhalve hun gehele partnerpensioen op de pensioendatum uitruilen voor een hoger en/of eerder ingaand ouderdomspensioen. In het pensioenreglement is vermeld hoeveel ouderdomspensioen de werknemer zal ontvangen voor het partnerpensioen dat wordt ingeruild. Het ouderdomspensioen mag in dit geval hoger worden dan fiscaal maximaal mag worden opgebouwd. Ook voor werknemers met een partner bestaat dit wettelijk recht op uitruil. Dit betekent dat ook indien een werknemer een partner heeft, hij/zij het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk kan uitruilen voor een hoger en/of eerder ingaand ouderdomspensioen. Het partnerpensioen
zal dan echter (gedeeltelijk) vervallen. Bij het overlijden van de (ex-) werknemer zal het partnerpensioen lager worden dan in de oorspronkelijke situatie. Indien een werknemer met een partner op de pensioen datum besluit om het partnerpensioen (gedeeltelijk) uit te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen, moet de partner hiervoor schriftelijk toestemming verlenen. Bij overlijden van uw werknemer, ontvangt de partner tenslotte geen of een lager partnerpensioen. Partnerpensioen In veel pensioenregelingen is het partnerpensioen verzekerd op risicobasis. Dit betekent dat het partnerpensioen zonder waarde vervalt bij beëindiging van de dienstbetrekking. Als een voormalig werknemer overlijdt, is er geen recht op partnerpensioen. Een werknemer heeft een wettelijk recht om een deel van zijn ouderdomspensioen uitruilen voor partnerpensioen. De werknemer kan het ouderdomspensioen uitruilen bij het beëindigen van het deelnemerschap of op de pensioendatum. Ook als het partnerpensioen daadwerkelijk is opgebouwd, kan de werknemer een deel van het ouderdomspensioen uitruilen voor een (hoger) partnerpensioen. Het partnerpensioen mag echter niet meer dan 70% van het uiteindelijke ouderdomspensioen bedragen. Heeft u een middelloonregeling verzekerd, dan is de hoogte van het ouderdomspensioen al bekend. De werknemer kan een deel van het ouderdomspensioen uitruilen voor een partnerpensioen. Het ouderdomspensioen wordt dan lager, maar de werknemer heeft wel een voorziening voor zijn/haar partner als hij/zij overlijdt. Heeft u een beschikbare premieregeling verzekerd, dan heeft de werknemer bij ontslag recht op een premievrij kapitaal. Van dit kapitaal koopt hij/zij op de pensioendatum een ouderdoms- en een partnerpensioen aan. De hoogte van het ouderdomspensioen is pas bekend op de pensioendatum. Als de ex-werknemer overlijdt voor de pensioendatum, is er geen partnerpensioen verzekerd. Het partnerpensioen vóór de pensioendatum was tenslotte verzekerd op risicobasis. De werknemer kan een deel van het kapitaal uitruilen voor een partnerpensioen voor de pensioendatum. Het kapitaal voor de aankoop van pensioen wordt dan lager.
Indien een werknemer recht heeft op een WW-uitkering, heeft de Pensioenwet bepaald dat het partnerpensioen verzekerd blijft zolang hij/zij een WW-uitkering ontvangt. Komt de werknemer gedurende de werkloosheidsperiode te overlijden, dan ontvangt de partner een partnerpensioen alsof dit partnerpensioen op opbouwbasis was verzekerd. Na het beëindigen van de WW-uitkering kan de ex-werknemer alsnog kiezen voor uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in een partnerpensioen. Communicatie Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen of andersom is een wettelijk recht voor de werknemer. In de meeste gevallen is dit vermeld in het pensioenreglement. Ook indien dit niet is vermeld, heeft de werknemer toch recht op deze uitruil. Bij ontslag dan wel pensionering is het wel van belang dat u de werknemer wijst op het wettelijk recht op uitruil. Het partnerpensioen kan geheel worden uitgeruild voor een hoger partnerpensioen. Het ouderdomspensioen kan echter maar gedeeltelijk worden uitgeruild voor een partnerpensioen. Het partnerpensioen bedraagt maximaal 70% van het uiteindelijke ouderdomspensioen. Conclusie Alle werknemers hebben een wettelijk recht op uitruil. Uitruil hoeft derhalve niet formeel vastgelegd te zijn in het pensioenreglement. Het partnerpensioen kan geheel worden uitgeruild voor een hoger en/of eerder ingaand partnerpensioen. De eventuele partner moet hiervoor wel schriftelijk toestemming verlenen. Het ouderdomspensioen kan gedeeltelijk worden uitgeruild voor een partnerpensioen. Dit kan op het moment van beëindiging van het deelnemerschap of op de pensioendatum. Het partnerpensioen mag maximaal 70% van het uiteindelijke partnerpensioen bedragen. Karla Fluks is pensioenadviseur bij Akkermans & Partners te Tilburg
[email protected]
Tips & Advies Lijfrente in de uitkeringsfase (deel 1) Nu de vergrijzing op stoomt komt, vallen er steeds vaker (grote) lijfrentekapitalen vrij. De hoofdregel is dat deze moeten worden omgezet in lijfrente-uitkeringen. Doet u dat niet, dan is het kapitaal progressief belast. Als het ook nog eens gaat om lijfrenterechten van na 1992 dan moet u ook nog eens 20% revisierente betalen. In dit deel ga ik verder in op lijfrente-uitkeringen van voor 1992, dus van voor de Brede Herwaardering I. Dat zijn de zogenaamde kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule. Als u ook nog na 1992 lijfrentepremie hebt betaald dan is bepalend of de lijfrenteovereenkomst op datum 15 oktober 1990 bestond. Alle premiebetalingen tot 2001 tellen nog mee voor het oude regime. U kunt met deze lijfrentes eigenlijk alle kanten op. Als u ze (gedeeltelijk) afkoopt dan betaalt u alleen inkomstenbelasting, gewoon progressief, maar dus geen revisierente. Tot 3x mag u gedeeltelijk afkopen vindt de fiscus, bij de 3e keer is het volledige (restant)kapitaal in een keer belast. Een kwestie van goed plannen dus, wanneer u de belaste inkomsten wilt hebben. Ook kunt u de lijfrente onbeperkt uitstellen tot nader order, dus ook tot na 70 jaar. U verliest dan het oude regime niet. Vervolgens kunt u alle vormen van lijfrente aankopen, dus levenslang, tijdelijk met elke gewenste datum, overgang op partner etc. Behalve als het gaat om een tijdelijke lijfrente, dan moet de duur voldoende lang zijn, zodat u voldoet aan het zogenaamde 1%-criterium. Vanaf 55/60 jaar is dat 2 à 3 jaar. Als u de lijfrente aankoopt – of in de uitstelfase onderbrengt – bij een bank, in plaats van een verzekeraar, dan mag dat, maar verliest u wel het oude regime én kunt u geen overbruggingslijfrente meer aankopen. Dat is een lijfrente die uitkeert tot uw 65-ste (de pensioendatum). Tot slot kunt u de lijfrentetermijnen per keer schenken aan uw kinderen. Zij betalen dan normaliter én geen inkomstenbelasting én geen successieheffing en incasseren het geld belastingvrij.
Vervolgens nog aandacht voor artikel 69 IB (oud). Dit artikel stelde dat de heffing binnen het huwelijk altijd toekomt aan de partner met het hoogste persoonlijke arbeidsinkomen. Dat is nog steeds de hoofdregel. Als u de lijfrente echter voordat het kapitaal tot uitkering komt onherroepelijk toewijst aan uw partner, en deze koopt daarmee daarna de lijfrente feitelijk aan, dan betaalt uw partner, en niet u, de belastingheffing over de uitkeringen. Dit kan een aanzienlijk tariefsvoordeel met zich meebrengen. Let op. Verwart u lijfrente niet met uitkeringen uit een gouden-handdruk (dus ooit van een werkgever gekregen). Deze vallen onder het regime van de loonbelasting en kennen andere eisen! Wel mogen deze ook bij een bank worden ondergebracht. Streamer: Oud-regime lijfrentekapitalen bieden alle mogelijkheden om ze toe te laten komen aan de begunstigde van uw keus, inclusief de belastingheffing bij de ontvanger. Zorgt u er wel voor dat u de regels nauwgezet toepast.
FD Selections Pensioen: verzekering of sparen? Onlangs maakt een gesprekspartner (een wetenschapper overigens) de opmerking: ja, maar pensioen is toch geen sparen, het is toch een verzekering (althans dat was dus de discussie). Toen ik daar verder over ging nadenken kwam ik tot de volgende gedachtengang/conclusie. Verzekering De vraagstelling is in ieder geval goed. Maar áls pensioen een verzekering is, dan kan dat alleen als er zekerheid is. Net zo als bij een brandverzekering: als er brand is krijg je de schade vergoed, als er geen brand is dan niet. Nu is er bij schade natuurlijk altijd discussie: is er wel brand, wat is de schade, is het niet aangestoken etc. Dat geldt ook bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Gelukkig kan dit niet gelden bij pensioen/leven: je leeft tenslotte of niet. Zekerheid Als pensioen dus een ‘verzekering’ is en ‘zekerheid’ moet bieden krijg je de vervolgvraag, kan pensioen dat geen zekerheid biedt dan wel ‘pensioen’ zijn? Of, geprojecteerd op het PensioenAkkoord, wat is nog de invulling en de waarde van de zekerheid? En nog een stapje verder terug in de tijd: als nu (mijns inziens veel te makkelijk) wordt gesteld dat pensioen altijd al onzeker was, dan is pensioen dus gewoon nooit een verzekering geweest, maar altijd slechts sparen. Of liever gezegd, beleggen. De conclusie moet dus zijn dat pensioen gewoon sparen is. Daardoor wordt het meteen een stuk makkelijker én een stuk duidelijker. Ook valt het dan veel makkelijker te communiceren. Als je meer spaart, minder kosten hebt en meer rendement, krijg je een hoger pensioen. Of je dit nu verplichtgesteld doet, collectief en solidair (doorsneepremie) maakt niet uit. Pensioen blijft sparen dus, niet meer en niet minder. Als we er een verzekering van willen maken, prima, maar dan moet het ook een echte verzekering zijn. Defined Benefit afhankelijk van rendement en levensverwachting is dus ook geen verzekering, maar ook gewoon sparen in een ‘verkeerd’ jasje! Valt niet te communiceren en niet te begrijpen.
Hoeveel krijg ik Een werknemer zal het natuurlijk een biet zijn, deze (pseudo)wetenschappelijke discussie. Hem interesseert maar een ding: hoeveel pensioen (lees euro’s) krijg ik en krijg ik het of krijg ik het niet! Laten we dat ook vooral in de gaten houden.
FD Selections Actuariële oprenting Er blijkt (nog) veel onduidelijkheid te zijn over wat er gaat gebeuren met de opgebouwde pensioenaanspraken na het PensioenAkkoord. Of eigenlijk, de mogelijke gevolgen. Een deel van de commotie over het PensioenAkkoord komt mede hier uit voort. Twee zaken Er zijn 2 zaken die tegelijkertijd spelen. Allereerst de vraag of de opgebouwde rechten actuarieel worden opgerent bij een hogere pensioenleeftijd. De hoofdgedachte moet zijn dat bij een hogere pensioenleeftijd – naar 66 en vervolgens naar 67 jaar – de opgebouwde rechten hogere aanspraken opleveren, een % of 8,5. Mijn pensioenrecht van € 10.000 vanaf 65 jaar wordt dan € 10.850 vanaf 66 jaar. Toch is er altijd een aantal grote pensioenfondsen die menen dat de verhoging niet plaats hoeft te vinden. Daarmee is dan namelijk een groot deel van het dekkinsgraadprobleem opgelost. Ja, dat klopt. En bloc Een vervolgvraag is dan of dit en bloc gebeurt, wat beter is, of niet. Als dat niet gebeurt krijgen werknemers ‘premievrije’ opgebouwde rechten vanaf 65 jaar en daarnaast rechten vanaf 66 jaar én na 2020 een AOW vanaf 66 jaar. De logische oplossing is dat alle opgebouwde rechten worden omgezet, het pensioen mag immers altijd vervroegd ingaan! Inmiddels heb ik begrepen dat deze exercitie voor velen nog onduidelijk is, hetgeen een groot deel van de commotie omtrent het PensioenAkkoord verklaart.
RAM en LAM Dan de RAM en LAM vragen. De aanpassingen als gevolg van het beoogde RendementsAanpassingsMechanisme en het LevensverwachtingsAanpassingsMechanisme. Dit houdt zoals bekend in dat – even uitgaande van opbouw na het PensioenAkkoord – een opgebouwd recht van € 10.000 vanaf 66 jaar als gevolg van een lager dan verwacht rendement en/of een stijging van de levensverwachting € 9.000 wordt vanaf 67 jaar. Goedkoop De ‘goedkoopste’ oplossing is natuurlijk de opgebouwde rechten nominaal omzetten in ‘PensioenAkkoord’-rechten. Dezelfde rechten, een jaar later uit te keren, in een nieuw FTKjasje (minder zekerheid, minder buffers, meer risico mogelijk).Actuarieel opgerente rechten in het nieuwe FTK-jasje is een soort sigaar uit eigen doos. Op papier krijg ik meer, maar als het tegenzit, wordt het toch minder. Het nadeel van het behouden van de opgebouwde rechten – al dan niet opgerent overigens naar een hogere pensioenleeftijd – is dat deze onder de huidige ‘zekerheidsregelgeving’ blijven vallen (FTK1), hetgeen impliceert dat er hogere buffers moeten zijn, waardoor er minder risicovol kan worden belegd en een grotere kans op afstempeling bestaat. Complex Dat het complexer is als er twee soorten rechten zijn, dat klopt. Het initiële streven van de werknemers voor 1 systeem is dus goed. Of de opgebouwde rechten dan wel of niet opgerent worden is eigenlijk minder relevant, dat is een keus. De keus voor FTK-nieuw is dus de essentie. Hoe het ook zij, deze omzetting legt een groter risico bij toekomstige gepensioneerden, met hooguit de kans op hetzelfde of meer. Het lijkt mij goed dat over dit soort essentiële zaken eerst duidelijkheid en vooral openheid komt. Het feit dát hierover blijkbaar nog geen voldoende duidelijkheid is – ook niet bij de diverse sociale partners – zegt – het spijt me dat ik het wederom moet opschrijven – weer genoeg over de kwaliteit van het PensioenAkkoord.