Vel 445.
1671
Tweede Kamer.
103BB ZITTING. — 6 JUNIJ. Mededeeling
van ingekomen
stukken.
De V o o r z i t t e r deelt mude dat zijn ingekomen: 1*. schriftelijke berigten van de heeren Bastert en Verniers van der Loeff, dat zij verhinderd worden de vergadering bg te wonen; Deze berigten worden voor kennisgeving aangenomen. 2°. Koninklijke boodschappen ten geleide van de volvolgende wets-ontwerpen:
103de ZITTING.
aanvulling der wet op de middelen voor 1876 ; wijziging van art. 48 van het tarief' van geregtskoBten in strafzaken waarvan de gowone regter kennis neemt. Deze stukken zullen gedrukt en rondgedeeld en de wets-ontwerpen verzonden worden naar de atdeelingen van het loopendo tweemaandelgksche tijdvak. 3'.
ZITTING VAN DINGSDAG 6 JUMJ.
(GEOPEND TEN 1 UWE.)
Ingekomen: 1". berigten van leden, verhinderd de zitting bg te wonen; 2°. wets-ontwerpen; 3°. verzoek* schriften; 4°. boekwerken. — Beslissing genomen omtrent de behandeling van Regeringsboscheiden. — Voortzetting der beraadslaging over het wets-ontwerp tot wijziging van de bepalingen omtrent de wijze van procederen in cassatie in burgerlijke zaken.
de volgende verzoekschriften :
van den gemeenteraad van Hemelumer Oldepbaert en Noordwolde, betrekkelijk de voorgestelde regterlgke imleeling; van W. Bos en andere ingezetenen van Zuid- en Noordbroek , houdende bezwaren tegen het wets-ontwerp tot wijziging der wet op de nationale militie ; zes, houdende adhaesie aan het voorstel van den heer Moens tot wijziging der wet op het lager onderwijs, van: de departementen Tiel en Menaldumadeels I, der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen; de vereenigiug van koper- en blikslagers enz. te Amsterdam ; E. van Altena en andere onderwijzers in het 4de district der provincie Utrecht; R. Pos c. s. te Wormer en Jisp; A. Spijkor c. s. te Giethoorn; zeven, houdende verzoek om het voorstel van don heer Moens niet aan te nemen, van: de clas.-is Rotterdam der Christelijke Gereformeerde Kerk; A. Achttien c. s. te Ulrum ; A. Huizinga c. s te Linessens en Ansum; J. Woudijk c. s. te Nijkerk (gem üostdongeradeel); P . Kallewaard c. S. te Cortgune; J. A Clercq c. s. te Tholen ; W. Meyles c. 8. te Krabbendam; van ds. J. E. van Slee c. s. te Oostzaan , betrekkelijk de rigting van den spoorweg Enkhuizen-Zaandam.
Voorzitter: de heer D u l l e r l . Tegenwoordig, met den Voorzitter, 56 leden, te weten de heeren: Fransen van de Putte, van Wassenaer van Catwijck, Mirandolle, Bredius. de Bieberstein, Verheien, Viruly Vorbrugge, Mees, Insinger. van Kerkwijk , de Bruyn Kops, VHn Rippard, Corver Hooft, Bichon van IJsselmonde, lilussé, de Vries, Winlgens , Gevers Deynoot , Sandberg, Messchort van Vollenhoven, Rombach, Schimmelpenninck van der Oge, des Amorie van der Hoeven, Saaymans Vader, Heydenrgck , van Kek, Nierstrasz, Cremers, van der Schrieck , Godef'roi, Mackay, van Naamen van Eemnes, van den Berch van Heemstede, Jonckbloet, Bergsma, Lenting, van Houten, HatTmans, de Jong, Schimmelpenninck, van der Kaay, Smidt, Hingst, Kappeyne van de üoppello, Schepel, Teding van Berkhout, de Lange, Begrani, JF.. Mackay, Oldenhuis Gratama, van Heemstra , van Nispen tot Sevenaer, Moens, van Zinnicq Bergmann en Wybenga: en de heer Minister van Justitie. De notulen van het verhandelde in de vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd.
twee, van de kamers van koophandel en fabrieken te Maastricht en te Roermond, betrekkelijk den bouw oener brug uvtT de Maas beneden Roermond ten behoeve van den fpoorweg Antwerpen-Gladbach; van de Vereeniging van en voor Nederlandsche Industriëlen. betrekkelijk het weis-ontwerp houdende nadere bepalingen omtrent het tarief van in- en uitvoerregten; twee, van Ryks-ambtenaren, houdende verzook tot verhooging hunner tractementen en vervorming van het pen sioenfunds voor burgerlijke ambtenaren tot een pensiotn- en weduwenfonds, van: Callenfels c. s. te Ansum en Oostmahorn; Mercus c s. te Hoorn. Deze adressen zullen worden verzonden naar de Commissie voor de Verzoekschriften. 4*.
de navolgende boekwerken, als:
van den Minister van Oorlog , 1ste aflevering van het 8ste deel der verslagen en medeJeelingen omtrent militaire onderwerpen ; van den Minister van Marino, 3de aflevering van het Memoriaal der marine. Deze boekwerken zullen boekerij der Kamer.
Bijblad van de Nederlandsche Staats-Couraut. — IS75—187G. II.
wordon geplaat-t in de
1672 103UB Z I T T I N G . — 6 J U N M . 29.
Wijziging
van de bepalingen
omtrent de wijze van procederen in cassatie in burgerlijke
De V o o r z i t t e r : Eenige dagen geleden zijn gedrukt en rondgedeeld de volgende Regeringsbescheidou: a. inlichtingen op het adres van besturen der in het voormalige I J gelegen polders Zuiil-Wijkermoer, Zuiden Noord-Spaarmlam en lioulrak en van ingelanden van den Noord • Wijkermeorpolder, houdende klagten over onvoldoende regeling van het peil op het Noordzeekanaal. Deze inlichtingen zullen tot onderzoek gesteld worden in handt.n eener Commissie. Tot leden dier Commissie worden benoemd de hoeren Corver Hooft, Mirandolle, van Kerkwyk, Stieltjes en Borret. b. de rekening over 1875 van de voor en ten laste van de fondsen voor de vernieuwing van spoorstaven, dwarsliggers, enz. der Staatsspoorwogen gedane uitgaven en verevende vorderingen. Dit stuk wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is de voortzetting der beraadslaging over h e t WETS-ONTWERP HOUDENDE WIJZIGING VAN DE BEPALINGEN OMTRENT DE WIJZE VAN PROCEDEREN IV CASSATIE IN BURUERLIJKE ZAKEN.
Beraadslaging over ART. 1, strekkendo om de artt. 406 en 407 van het Wetboek van Burgeilgke Regisvorderiug gelijk zij gewijzigd zijn bij art. 3 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 5f>), benevens do artt. 408 tot 413 vun dat Wetboek, in te trekken en door anderen te vervangen. De voorgestelde wijziging van art. 406 luidt: »Het beroep in cassatie wordt ingesteld bij cene dagvaarding in denzelfden vorm en met dezelfde vereiscbien als in eersten aanleg, behoudens de volgende wijzigingen: » Art. 5, n'. 3 , blijft ten deze buiten toepassing. » De dagvaarding bevat eene omschrijving der middelen van cassatie, met aanwijzing hetzij van de op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen of van de wettelijko voorschriften, die de eischer beweert te zijn verzuimd, geschonden of verkeerdelijk te zijn toegepast, hetzij van de beweerde overschrijding van regtsmagt en de daartoe botrekkelijke wetsbepalingen. ii De eischer is gehouden in het exploit van dagvaarding een advocaat bij den Hoogen Raad aan te wijzen, die hem in het geding zal vertegenwoordigen, op straffe van nietigheid. »Hij wordt geacht woonplaats te hebben gekozen bij dien advoctiat, tenzij het exploit eene andere binnen de gemeente 's Gravenhuge gekozen woonplaats uitdrukt." De V o o r z i t t e r : Door de Commissie van Rapporteurs is voorgesteld om art. 406 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering, gewijzigd bij art. 3 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 55), en de artt. 407 lot 419 van dat wetboek in te trekken en door andere artikelen te vervangen. - De voorgestelde redactie van art. 406 luidt: » Het beroep in cassatie wordt ingesteld door de beteekening aan de wederpartij eoner memorie in den vorm van verzoekschrift ingerigt en door den verzoeker zelven of eenen advocaat namens hem geteekend. «Die memorie moet inhouden: » 1°. aanwijzing der wetten, welke men beweert te zijn geschonden of verkeerd toegepast; n 2°.
al de middelen van cassatie ;
n 3°.
de conclusie ;
» 4°. keus van eene woonplaats binnen de gemeente, waar de Ilooge Raad zitting houdt." De heer d e V r i e s , zegt tot toelichting tan cassatie, zoo als het by eenvoudig. Ik laat daar
lid der Commissie van Rapjjorteurs, het amendement: Het geding in de wet is voorgeschreven , is hoogst de neJerlegging ter griffie van de
zaken.
memorien, dio in oene bloote formalitoit is ontaard; eene formaliteit die d» Minister on de Commissie van Rapport> in-s evenzeer willen wegnemen. Behalve die nodorlogging kent onze wet alleen eene memorie vun eisch, eene memorie vun antwoord en eene mondelinge toelichting De conclUMtm ter rollo zijn buiten do wet om door de praktijk ingevoerd , en kunnen worden gemist, golyk later zal blijken. Maar ofschoon het proces in cassatie eenvoudig is, is het toch zeer kostbaar, en eene groote reden daarvan is dat do wet du lusschenkninst van procureurs vorJert, zonder dat voor hen eene taak vun eenig gewigi in het proces is aangewezen. Men heeft mij gezegd dat de gewoonte is daar waar et n advocaat in cassatie f 3 rekent, de procureur f 2 op zijne tekening schrijft, zoodat van elke I' 5 , 2 dienen om den procureur te betalen, Raamt men globaal de kosten van een geding in cassatie op f 1000, dan zijn daarin verborgen f 400 voor de procurenrs eti wel voor het verrigten van zaken die overbodig kunnen worden geacht. Het is dus wensctielijk de procureurs in cassatie af te schaffen. Daaromtrent bestaat tusschen den Minister en de Commissie geen verschil. Maar het wets ontwerp gaat veider: het wil ook de memorien van Cast-alie afschaffen, of' liever die doen vervangen door een exploit van dagvaarding met du daaraan verbonden behandeling ter tolle. Hier maakt de wetsvoordragt een zonderlingen indruk. Nu men bedoelt de procureurs af te schaffen lag het voor de hand dat uien uit het gediDg het procurourswerk wegnam, te meer daar dit onLOodig is; maar de Minister slaat juist den tegenovergestolden w o g i n , eu terwijl hij de procureurs wil afschaffen behoudt hij niet alleen het procurourswerk, maar breidt dat zelfs zeer uit. De Commissie vun Kapper tours zegt: B houd de memorie, dan is eene tweede regtsgeleerde hulp niet noodig, want de advocaat kan zeer goed zelf zijne memorie teekenen, en de deurwaarder kan die zeer goed bu hem komen halen om haar te bezorgen bij den advocaat der tegenpartij ; even goed als hij die nu bij den procureur afhaalt om haar aan den procureur der tegenpirtij te beteekenen. Maar als men du behandeling van de zaak ter rollo invoert , dan is eene tweede regtsgeleerde hulp een onmisbaar vereischte. I) t toont de Minister. Deze Leeft in zijn wets-ontwerp toegelaten dat ook advocaten van elders zullen optreden voor den Hoogen Raad om het beroep in cassatie te bepleiten. Maar geschiedt dit, dan zal men volgens het ontwerp buitendien behalve den elders geve.-tigden advocaat een tweeden regtsgeleerde moeten hebben om de partij in het geding ter ïolle te vertegenwoordigen. Volgens het wets-ontwerp kan dat niet dezelfde persoon zijn en men zal dus dubbele regtsgeleerde hulp moeten hebben ; en dit niet alleen in die gevallen waarin een elders gevestigd advocaat komt pleiten, maar in alle gevallen waarin een advocaat van naam pleit. Immers het is met zekerheid te voorzien, dut advocaten, zoo als wij er hier in ons midden hebben, zoo als de geachte afgevaardigden uit Haarlem, 's Gravenhuge en Middelburg, zeker hun studeervertrek niet zullen verlaten, waar zij in de overweging van moeijelijke rogtsquaestien verdiept zijn, alleen om voor den Hoogen Raid eenvoudig eene conclusie van antwoord aan te nemen of uitstel te vragen. Daarvoor zullen zij ongetwijfeld de hulp inroepen van advocaten die minder te doen hebben. Ik heb er niets teg n dat tor rolle de partij door een advocaat vertegenwoordigd wordt in plaats van door een procureur, evenmin, dat partij in plaats van één regtsgeleerde er twee of' drie of zooveel men wil kiest; maar de Commissie van Kapporteurs ziet er groot bezwaar in , dat volgens dit wets-ontwerp de partijen verpligt worden hare toevlugt tot twee regtsgeleerden te nemen. De wet moet zoo ingerigt zijn , dat niemand verpligt wordt dubbele regtshulp in te roepen. Daur nu in 's Ministers stelsel die dubbele hulp in vele gevallen noodig is, wordt het leeds daardoor veroordeeld. Kr zijn in deze zaak twee hoofdpunten: 1°. procureurs of geone procureurs; 2°. wisseling van memorien of aanbrenging ter rolle bü dagvaarding.
1673 103DE Z I T T I N G . — 6 J U N I . I . 29.
Wijziging
van de bepalingen
omtrent, de wijze
Het wets-ontwerp stuit beide veranderingen voor. Daarom heeft de Commissie van Rapporteurs gemeund een auieudement te moeten voorstellen , waarbij de verandering zich tot de afschaffing der procureurs bepaalt, maar de memo rien worden behouden. Zij, die meenen dat men zich voor het oogenblik bepalen moet tot het afschaffen der procureurs, kunnen uiedegaan met het amendement. Maar zij die meenen verder te kunnen gaan en tevens de memorie te moeten vervangen door dagvaarding, verwerpen het amendement en vereenigen zich met hei wets-ontwerp der Regering. Zoo komt men tot eene zuivere beslissing. Iudien nu de Vergadering van oordeel is dat het amendement der Commissie van Rapporteurs de voorkeur verdient, dan zal, na de aanneming van het amendement, de verdere behandeling moeten worden geschorst, omdat dit eenige verandering in de volgende artikelen zal noodzakelijk maken. De Commissie heeft hare meening in eenige artikelen neergelegd, die aan den Minister medegedeeld en in het Verslag doen opnemen , maar zij begrijpt, dat wanneer haar amendement is aangenomen , men die artikelen nog wel eens nader z.il willen overwegen. Waarom zou nu eene dagvaarding beier zijn dan eene memorie ? Want indien hes procederen bij dagvaarding niet beter is dan wisseling .au uu..noriun , dan is er geen reden om het bestaande te veranderen ; hij die iets nieuws voorstelt bewijze dat het nieuwe beter is dan het bestaande. Waarin vindt dan de Minister dat betere van de dagvaarding ? Omdat de memorien naar zijn inzien zijn lang, breedvoerig, en de dagvaardingen kort. De Minister heeft herhaaldelijk wanneer hij van de memorien sprak daaraan de qualificatie van breede schrifturen gegeven. Nu wil ik wel erkennen dat over het algemeen eene dagvaarding zich beter préteert tot korte behandeling, maar dit is toch zeker dat de dagvaarding uit haren aard niet kort behoeft te wezen, zij kan lang zijn. Evenmin behoeft eene momorie lang te wezen , zij kan ook kort zijn. Terwijl de Minister in de zitting van jl. Vrijdag er zoo op drukte dat de memorien waren breede schrifturen, gaf mij de geachte afgevaardig Ie uit Middelburg eene memorie van cassatie in de hand, die, als ze hier werd overgelegd , den Minister zou doen zien dat memorien van cassatie somtijds ook zeer beknopt zijn. Wat kort i s , is daarom alleen nog niet altijd goed. De vraag is alleen of men houdt de juiste maat. Men kan te lang maar ook te kort zyn. Waarom is het te doen ? De middelen van cassatie moeten worden aangewezen , dat wil zeggen: hy', die zich over een vonnis beklaagt, moet aantoonen op welke punten hij meent dat dit vonnis de wet heeft geschonden of' verkeerd toegepast; hij moet aanvoeren de gronden waarom hy meent dat op de feitelijku beslissing, zoo als die in de uitspraak is nedergelegd, de wet verkeerd is toegepast, waarom daarin schending van de wet is gelegen. Nu is het dus duidelyk dat de vraag ol men kort zal kunnen zijn dan wel lang moet wezen , geheel afhangt van den aard der zaak. Er zyn zaken waarin met weinig woorden schending van de wet is aan te toonen , maar er zyn andere zaken van zóó ingewikkolden aard dat alleen het aanwijzen van hetgeen in facto is beslist MM breede uiteenzettingnoodig maakt en de schending van de wet ook niet anders dan breedvoerig is aan te toonen. Het hangt alles af van de zaak, en daarom wil ik wel toegeven dat er zaken zyn waarvoor de vorm van dagvaarding geschikt kan wezen om het cassatiemiddel aan te wijzen , maar het zal niet altijd het geval wezen ; soms zal die vorm; vooral zoo als men dien nu pleogt aan te nemen, te gedrongen zyn. Ik elk geval is de vorm van memorie veel vryer. Maar wat zal gebeuren ? Wanneer het wetsontwerp van den Minister mogt worden aangenomen, dan zalmen zien: óf dat de dagvaardingen lang worden, wanneer men namelyk zioh houdt bij de tegenwoordige wijze van aanvoeren van middelen van cassatie ; en dan is alzoo door de verandering niets gewonnen , of de dagvaardingen zullen kort zijn ; maar d.m luopen z j veel gevaar van nu en dan duister te worden. Zonder tegenspraak (e vreezen, durf ik zeggen dat menschen, die gewooo zyn breedvoerig
van procederen in cassatie in burgerlijke
zaken.
en langwijlig te zyn, wanneer zij hunne gedachten met weinig wo .rdeo moeten uitdrukken, duister worden. Het is toch niet gemakkeiyk om met weinig woorden volledig en duidelyk te zeggen wat men wil. Het verschil ttsseben den Minister en de Commissie van Rapporteurs zit echter dieper ; het zit niet alleen in de lengte der memorien , maar in de wijze waarop men meent dat het middel van cassatie moet worden voorgesteld. De Minister meent dat het verkieslijker is dat de middelen van cassatie worden voorgesteld in korte stellingen, en daarin vooral ziet de Commissie van Rapporteurs bezwaar, die meent dat het beter is de wijze van betoogen te behuuden zoo als die tegenwoordig tusschen loyale advocaten hier in de residentie gebruikelijk is. Het is hier toch te doen om verrassing te voorkomen. Het komt er op aan dat de tegenpartij uit de stukken — het moge eene dag vaarding of eene memorie zijn—goed leere inzien wat het stelsel van de andere partij is; dat zij goed begrijpe wat die partij bedoelt. Dit moet goed te zien zijn uit de memorie van cassatie, maar evenzeer moet uit de memorie van autwoord duidelijk blijken welk stelsel van verdediging de gedaagde volgen wil. Alleen dan kunnen beide partijen zich volledig voor de mondelinge toelichting voorbereiden. A1leen zoo vv >rdt er eerlijk gestreden en alle verrassing en overrompeling voorgekomen. Hier ligt nu het gevaar aan den vorm van dagvaarding verbonden. Die vorm brengt het gevaar mede dat de duidelijkheid door de beknoptheid zai verdwijnen, terwijl juist do memorie, door hareu vrijen vorm , veel meer waarborgen oplevert voor eene loyale behandeling. Ik kan mij in deze op de ervaring beroepen; want in het algemeen ma,' men zeggen dat de wijze waarop tegenwoordig de middelen van cassatie in de memorie worden ontvouwd, duidelijk is en goed. Wat toepasselijk is op het beroep in cassatie, is ook toepasselijk op het antwoord. In plaats van de Memorie van Antwoord, wenscht de Minister eene conclusie, als zooveel korter. J a , Mijnheer de Voorzitter, wij kennen die korte conclusien; ik heb daarmede in de praktijk kennis gemaakt. Die conclusien , voorzeker uitmuntende wat beknoptheid betreft, doch waarin het stelsel der verdediging niet wordt ontvouwd, maar waarin het ligt verscholen en verborgen; die conclusien die niets geven te verstaan, maar alles te raden. Ik geloof dat wij ons zeer moeten wachten voor eene regeling, die ook in het geding van cassatie tot eene dergelijke wijze van handelen kan leiden. Die manier van handelen is wat men pleegt te noemen: het dienen met gedekte schotelen; ik beroep mij hier op den advocaat, wiens oordeel reeds meermalen in deze discussie is a a n gehaald, den heer Kyssell, die er op wyst dat dat stelsel van te dienen met gedekte schotelen .reeds van oudsher is gewraakt. Wat zal nu het nut wezen van de verandering die men beoogt? Als reden voor de verandering wordt aangevoerd besparing van kosten. Dit punt moet ik echter volstrekt tegenspreken. Waarom zal de dagvaarding minder kostbaar zyn dan de memorie? Omdat die korter is? Maar de Minister zal toch toegeven dat de kosten altijd geëvenredigd zullen zijn aan de moeite die aan het werk zal zyn verbonden. En dan vraag ik: zal eene dagvaarding minder moeite kosten dan eene memorie, omdat de eerste korter is? Ik stel mij voor dat een advocaat eer hij zijn beroep instelt, het cassatie-middel by zich zelven overweegt; dat hij nagaat hoe het te ontwikkelen is en te beredeneren; want door de ontwikkeling wordt de houdbaarheid eener stelling ter toetse gebragt; bij do beredenering wordt hare juistheid op de proef gesteld. Nu zal men aan den advocaat niet vrijlaten cm zijne stelling in eene memorie te ontwikkelen zoo als bij zich dat had voorgesteld, ook al heeft hij het nog niet op papier gezet; maar hem de verpligting opleggen, om zyne redenering te besnooijen, om er af te nemen wat er maar eenigzins af kan en de sielling in weinig woorden zamen te kneden, Maar zal dit een reden zyn tot vermindering van kosten ? Zal een dagvaarding zoo beknot, maar tevens
1674 108DE ZITTING. — 6 JUNIJ. 29.
Wijziging
van de bepalingen omtrent de wijze van procederen in cassatie in burgerlijke
zoo volledig als de Minister dit wil, minder arboid vorderen en zullen daarvoor minder konten in rekening worili'ii gebragt ? Ieder die weet wat moeite er verbondon is aan h t stellen eener goede dagvaarding, die weet dat dit soms liet halve werk is, ja dat eene goede dagvaarding een half gewonnen proces kan zijn, zal begrijpen dat voor het steil, n daarvan ook eene evenredige betaling kan geeischt worden ; niet minder dan vooreene memorie wordt berekend. Kn nu de overlegging ter rolle en de beteekening. — De Minister heeft by de behandeling dezer zattk in de stukken het bezwaar aan de beteeken ing verbonden nog al hoog doen klinken ; de beteekening zou de k> sten aanzienlijk vermeerderen. Maar heeft de Minister dan niet nugegaan wat de behandeling ter rolle wel kost ? Wanneer een advocaat met eene zaak ter rolle komt dan berekent hij toch zyne vacatie aldaar en eene andere vacatie voor de bespreking die hij heeft met do tegenparty. Ik ben langen tijd procureur geweest en heb menige declaratio gespecificeerd , maar nevens de vacatie ter rolle ontbrak nooit de besogne met procureur van partij. Men zal dus voor elke comparitie ter rolle minstens 2 besognes hebben aan iedere zijde ad f 3,60 , te zamen dus f 7,20. Nu durf ik den Minister verzekeren dat de acte van beteekening zooveel niet kusten zal, te-minder omdat zij geschiedt binnen de residentie. Men houde hierby in het o"g dat zoowel by overgifte ter rolle als by beteekening een afschrift altijd noodig is en dat de meer of mindere lengie daarvan op de totale onkosten van een proces geen noemenswaardig verschil kan opleveren. De Commissie van Rapporteurs kan daarom in het vervangen der memorie door eone dagvaarding volstrekt geen voordeel zien maar wel ziet zij daarin een groot gevaar , namelijk dat de loyale wyze van aanwijzen der cassatiemiddelen in onbruik zal komen en de deur niet gesloten zal kunnen worden voor een stelsel van verrassing en overrompeliDg. Maar een tweede nadeel aan het stelsel der Regering verbonden is dit, dat de behandeling ter rolle wordt ingevoerd als een noodzakelijk gevolg van het instellen van het beroep bij exploit van dagvaarding. De Commissie van Rapporteurs stelt voor: afschaffing van de nederlegging ter griffie en afschaffing der procureurs. Zij voert daarentegen niets nieuws in. Haar voorstel is dus een stellig voordeel. De Minister wil ook afschaffing van de nederlegging ter griffie en der procureurs, maar wil bovendien, ten einde de memorie te kunnen afschaffen, behandeling der zaak ter rolle invoeren. Daarin is een hoofdbezwaar gelegen. Ja, feitelijk wordt nu ook de conclusie ter rolle genomen, maar dat is niet by de wet voorgeschreven. De heer Eyssell heeft ons in zijne verhandeling geleerd, wat eigenlijk de reden is, die den Hoogen Raad er toe geleid heelt om die conclusien ter rolle in te voeren. Wij hebben van den Minister gehoord, dat hy meent (1 it de uitspraak van den Hoogen Raad volkomen juist is, en wel met het oog op art. 62, nc. 1, waarom do conclusie ter rolle niet kan worden gemist. Is dit zoo, dan is dit punt zeer eenvoudig. Men wijzige het aangehaalde artikel. Men heffe daardoor de oorzaak van die conclusien ter rolle op: zij kunnen voortaan worden gemist. Als eene reden waarom de procedure ter rolle beter zou zijn, wijst de Minister op de gelegenheid die zijn stelsel aanbiedt om zekere leemten aan te vullen. Het komt mij voor dat die aanvulling in het stelsel van de Commissie van Rapporteurs even goed kan geschieden. Een der eerste li emten waarop gewezen is, is het incidenteel beroep op cassatie, maar dat kan by de Memorie van Antwoord «.ven goed gedaan worden als by de conclusie ter rolle. Een tweede punt is de vordering tot zekerbeidsstelling. Maar in het stelsel van de R 'gering zal die vordering van zekerheidsstelling aanleiding tot incidenten kunnen geven eu tot verlenging van de procedure. D<s Commissie van Rapporteurs heelt in haar verslag aan den Minister aangewezen, hoe ook in haar systeem voor die zekerheidssielling, waar die noodig is, kan worden gezorgd, zonder meerderen omslag, op eenvoudige wijze.
aaien.
Het derde punt, waaromtrent eene leemte bestaat, die de Minister wil aanvullen, is het komen in cassatie in zake van vrijwillige jurisdictie. Dit punt ligt op het oogenblik buiten de quaestie, die ons nu bezig houdt. Op dit punt zijn de Minister en de Commissie het volkomen eens. Maar in de behoefte aan aanvulling van deze leemte is geen reden gelegen om bet proces ter rolle te doen voeren. De geachte afgevaardigde uit Dordrecht heeft uit één oogpunt gemeend dat de behandeling ter rolle wenschelijk i s , en wel daarom , omdat er daardoor voor den Hoogen Raad gelegenheid zou zijn om verstuk uit tu spreken Ik moet daartegen doen opmerken, dat die gelegenheid ook bij het stelsel van de Commissie van Rapporteurs bestaat. Wanneer do wisseling van memorien blyft bestaan, dan kan de liooge Raad zeer wel verstek uitspreken ; wanneer een gedaagde niet by tyds eene memorie van antwoord beteekent, vraagt zijne tegenpartij een dag voor de mondelinge behandeling en wanneer de gedaagde dan niet opkomt of geen memorie heeft beteekend , dan verleent de Hooge Kaad in die teregtzitting verstek. Er is geen reden , waarom de Hooge Raad dat eerder zou moeten doen. Waarin ligt nu het bezwaar van de behandeling ter rolle ? Het bezwaar ligt daarin, dat men invoert de exceptien , en tal van incidenten , waarvan tot nog toe de wet voor het cassatie-beroep niet gewaagt. Men zie art. 411 van hol ontwerp en art. 416. In art. 416 van het ontwerp wordt gehandeld over de incidenten en de mogelijkheid aangenomen, dat men die incidenten bij afzonderlijke uitspraak van den Hoogen Raad zou beslissen. Zoo komt men tot eene formele instantie. En niet alleen dat, maar men gaat zelfs verder door het toelaten van verzet. Tot nog toe w a s , als de Hooge Raad had beslist, de zaak uit. Art. 425 van het bestaande Wetboek kent één verzet tegen een arrest bij verstek gewezen. Verzet is toegelaten voor het geval, dat de memorie van cassatie niet beteekend is binnen den b:j de wet gestelden tormyn na de nederlegging ter griffie. Het spreekt echter van zelf, dat, daar de stryM over datums loopt, de zaak gemakkelijk is uit te maken en er nooit eene regtsquaestie is Men heeft my verzekerd dat dan ook nog geen enkel voorbeeld van zulk een verzet in de praktijk aanwezig is. Maar nu gaat de Minister verder. Hij geeft verzet ook op een anderen grond ; op grond van nietigheid der dagvaarding. Ik erken , in het stelsel der Regering is dit volkomen juist en kan het verzet op dien grond niet worden gemist, maar ik beweer, dat dit ook tegen dat stelsel pleit, want nu zal het niet meer waar zijn , dat, als de Hooge Raad hoeft beslist, de zaak uit is. Wanneer de gedaagde in cassatie goedvindt verstek te laten gaan en de Hooge Raad bij verstek heeft beslikt, dan blijft den riefaillant de gelegenheid open tot verzet door het beweren van de nietigheid dur dagvaarding , dan zal dus ook mi de uitspraak in cassatie alweder een nieuw proces worden begonnen , dat wederom de uitvoering van het vonnis kan tegenhouden. Werkelyk is het niet te begrijpen, hoe de Minister, die de processen wil vereenvoudigen door de afschaffing van de procureurs, gekomen is tot dit door hem voorgedragen stelsel, en ik kan my niet onthouden om hier de woorden voor te lezen, die daaromtrent in de verhandeling van den advocaat Eyssell voorkomen. Ik lees daar op bladz. 6 , in de eerste aanteekening: » Vermakelijk is het, om in de stukken van den Minister de breede uitmeting van al den omslag, die tegenwoordig heet te bestaan , te vergelyken met het minimum waattoe daarentegen de comparitien ter rolle worden teruggebragt, in den regel slechts twee, heet het by § 3 der laatste nota. Maar in § 5 van diezelfde nota leest men van allerlei mogelijke incidenten , die het getal aanzienlijk zouden vermeerderen. Qui diable est ici la dupe? Want al bestrijd ik ook het hervormingsplan der Commissie, het is ten minste i'/i overeenstemming met zijn grondbeginsel, en terwyl de Regering met het bestaande geheel wil breken , jaagt zij by die poging onderling tegenstrijdige doeleinden na."
1075
Vel 446.
'i'
l'weede kamer.
103DE Z I T T I N G . — C JUN'IJ. 29
Wijziging
van de bepalingen
omtrent de wijze van procederen in catsalie
Dit is het oordeel van dien advocaat in de residentie ; van I den man, die de afschaffing dor procureurs bestrijdt In de gewisselde stukken heeft do Minisier te kennen | gegeten: dat zijn strevon is om do behandeling ter rolle voor den Heugen Kaad gelijk te maken aan do andere instantien. Altoos is bet echter een bezwaar tegen de cassatie geweest, dat z'j eeno derde Instantie werd. Wanneer men zich hield aan do vormen, in do wet voorgeschreven, dan behoefde dit niet zoo te zijn. Wordt het ministerieel ontwerp aangenomen, dan zal dit voortaan werkelijk zoo wezen; men zal krijgen eene derde instantie, en dit niet alleen, maar de deur zal zelfs opengezet worden voor eene vierde instantie; het verzet tegen 'sHoogun Raads beslissing. Neen, die deur moet gesloten blijven, üaaruit blijkt dat do Minister in zijn voorstel op den verkeerden weg is. Hoe is de Minister nu gekomen tot deze door hom ontworpen w i j d i n g ? Hij heeft d i j wijziging voorgesteld op het voorbeeld van bet proces in cassatie in zake van onteigening. Naar zijn ooi deel werkt de manier van procederen, bij do onteigenings-wet vcorhet cassatie-proces voorgeschreven, gunstig, en hij meent daarom dat dit voorbeeld voor andere zaken gevolgd moet worden. Wanneer do Minister het voordeel van die procedure zoekt in do kortheid , dan behoef ik hem wel niet te herinneren , dat die kortheid geen gevolg is van de ntsehuffing der uiemorien , maar eenvoudig vau de in do onteig^ningiwet voorbeschreven termijnen , die evenwel in dit wets-ontwerp niet aldus worden voorgeschreven. De kortheid van het proces zou dus niot g.-waarborgd zijn; maar dan de mindere kosten? Do behandeling ter rolle waarborgt volstrekt niet tegen uitstel, en zeker is het dat uitstel ter rolle altoos geld kost. Men is zelfs zoo ver gegaan van te beweren, dat er zoovele uitstellen ter rolle geschieden , omdat de praktizijns daarvan voordeel hebben. Hoewel ik nu, ia al de jaren die ik in de praktijk doorbragt , g en voorbeeld daarvan gezien heb, dat tene zaak is uitgesteld geworden o:n de voordeelen daara in voor den praktizijn verbonden, zoo is bet nogtans zeker dat uitstel ter rolle gepaard gaat met koston. Bij de bestaande procesorde heeft men dit bezwaar niet. Hij do wet is aan den gedaagde een k
tukken niet gesproken. Maar wat is er van het proces vau onteigening ? Het eigenaardige is d i t , d i t het hoogst een .oudig is , en dit zeg ik niet alleen, maar ook do heer Eyssell, di > met dezi aken bekend is en ze in de praktijk bebanJilt heeft, verklaart het. iiij zegt ó ó k . dat het tot de eigennardigheiieu van dat précis behoort, dat de qnaesiien, die daarbij in debat koinen , et nvoudig zijn. Daarom alleen reeds is dat proces niet te vergelijken met zoo vele andere die in cassatie komen en waaronder er zijn van zeer ingeiv ikkelden aard. En wanneer do Mini-ier dat onteigeningspioces voorstelt als een voorbeeld ter navolging, wys ik op andere woorden van di nzelfden schrijver, die, tegenover het denkbeeld van de Reuering , dat de ondervinding zou bewezen hebben d i t dat stelsel goed i s . zegt: » i k stel met vertrouwen, dat die liet cassatieproces in onteigeningszaken kent, eene geheel i.nd'ie uitspraak zal doen. Het wordt oneindig slechter geïnstrueerd dan gewone cassatiezaken." In plaats dat die
in burgerlijke
zaken.
schrijver er iu zou zien een voorbeeld ter navolging , ziet hij er in een voorbeeld ter waarschuwing. Eindelijk het privilegio dor Haagsche advocaten. De Minister meent dat in zijn stelsel te moeten bohuuüeu. Hij gelooft dat alleen de ingeschrevon advocaten, hier in de residentie wonende, met de vertegenwoordiging van partijen bolast moeten zijn. Bij het wegvallen der procureurs, zeide de Ministor, moet er een andere dominux IUU zijn, en als dio elders woont, zijn de schromolijkslo verwarringen te wachten; degeen, dio de leiding van het proces bezoigt, moet in don Haag gevestigd zijn. Maar ligt dus do reden voor dat privilegie niet alleen in het stelsel der Regering ? Wie voort het proces in ? Het wordt ingevoerd door het ontwerp des Ministers. In het stelsel, dat door de Commissio van Rapporteurs wordt voorgedaan , is volstrekt geen tweede persoen noodig; wanneer de meuiorieu wederzijds goteokend worden , is niets noodig dan eene mondelinge toelichting. Wel verre dus dat het stelsel van de Regering of eenvoudig of goedkooper zou zijn, is integendeel de invoering van de behandeling ter tolle de aanleiding lot vernnerdering van omslag en tot verleuging der procedure door verschillende incidenten. Het opent de deur voor eene vierde instantie, boven alles te vermijden , en maakt een privilegie noodig, dat zeker niet in den smaal, van deze Vergadering zai vallen. Daarom meende de Commissie van Rapporteurs er op to moetou aandringen dat men zich zo'.i bepalen tot do afschaffing vau de procureurs, het hoofddoel vau dit wets-ontwerp, »eeue afschaffing waartoe dio Commissie", zoo als de heer Eyssell het uitdrukt, » do hand reikt aan do Regering, maar waarbij de Commissie ten m ^ t e den rationelen weg volgt". De V o o r z i t t e r : Het amendement, voorgesteld door de Commis-i; van Rapporteurs, m a a k t , oveieenkomstig het Reglement van Orde, zon lor ondersteuning, een onderwerp van beraadslaging uit. De heer M e s s c h e r t v a n V o l l c n l i o v e n : Beide pai tijen in het hangende geding hebben geconcludeerd tot afschaffing van het procuraat. Ik voorzie «lus dat mijne exceptie van niet-outvankelijkheid weinig kans >an slagen heelt En toch acht ik mij verpligt een enkel woord in hel miuden te brengen omtrent dit procuraat, omdat het mij voorkom; dat mijn bezwaar niet geheel is g e v a t ; welligt hel» ik mij niet duidelijk genoeg uitgedrukt. Ik erken d a t , zoo ergens, de procureurs gemist kunnen worden in de procedure van cassatie. Ik geef ook t o e , onder anderen aan den geachten spreker uit Breda , dat een advocaat tevens z' er gotd kan zijn procureur , nats hij ook het procureursiveri — om eene uitdrukkirg uit de stukkon to gebruiken — vers;a en door de praktijk daarin geoefend zij. Eene andere vraag is echter of do vereenigde uitoefening van de beide betrekkingen van advocaat en procureur, in elk opzigt aan do rogtzoekenden zal baten, bijv. wat de kosten betreft. Is het zoo ondenkbaar dat een
advocaat, toolang het procurenra-Mtrl niet is aigr»ehitft( zich zal houden aan den regtsregel : tot s>ant personae 'juut junt qualitates, en dat hij, deze flctio jurin iels verder uitatrekkende, in furu intetiorï tusschen de peraonu van den advocaat en de persona van den procureur conferentie!, tal houden, en die f' 5 w a a r . a n do geachte spreker uit AmsUrdaai sprak , ten volle aa.i den regtzoekende iu rekening zal brengen? Is dit zoo ondenkbaar? Ik geloot hit niet. M a a r , wat hiervan ook zij, deze overwegingen kunnen eerst to pas komen als de vraag of de dubbele regtsbijstand behouden meet v. orden, tor beslissing komt. De vraag na te beslissen, is mijns inziens deze: zal men deu duobeioii rcgtsb\p'.taud in eersten aanleg en in hougcr beroep belioudende , nu reeds eene geheel afzonderlijke greep doen ii het bestaande stelsel ? Zal men . dit doende, de beslissing va: eet liOefdbeginsol niet yraejuuicioren ? Zal men hel of [.<.••• If niet te zeer deprecieren; niet zoo zeer omdat men it. ij cassatie loslaat, maar omdat men het reeds Lij iwee « i : ten .-tuksgewijze heelt afgebroken en bij een wetsontwerp dat in aantogt is, nog verder wil afbreken? In dien zin ueb
Bijblad van de Nederlandsche JStaats-Coiuant. — 1875—1876. I I .
1070 103DE
29.
Wijziging
van de bepalingen
omtrent
Z I T ' ['ING.
de
ik bij de algemeene beraadslagingen gevraagd , of die officiers ministeriel» — want dat zgn z\| —i waarvan ik on velen met mij jaren lang de diensten heb ondervonden, zoodanige indirecte slooping verdienen zonder eenigo tegemoetkoming, of
— 0 JUNI.I.
'
zaken.
veranderen; ik zeg uitnemend als men er slechts een paar i punten aan toevoegt : het incidenteel beroep in cassatie en de regeling der voorziening in zaken op request gewezen , wat mot eene kleine bijvoeging zeer ligtelijk ware te verbeteren. Moeten wij thans gaan afbreken wat bestaat, en hetwolk even eenvoudig is als doelmatig, — zonder klaar | voor oogen te hebbeu de gevolgen van wat men in do plaats daarvan voordraagt ? Dit voorstel acht ik niet te rijmen \ met de eischen eener goede procedure, en in het algemeen | niet overeen te brengen met de eigenaardigheden van het beroep in cassatie. Ken hof van cassatie is geen gewoon regtscollegie; het { is niet geroepen o m , als de gewone regier, te oordeelen over de regten en belangen der partijen, van de litiganten. Dat zyn veelal vraagpunten van feitelyken aard bij den vorigon regtor beslist, waarin de Hooge Raad niet kan De heer W i l l i g e n * : Mijne Heeren ! Het heeft mij leed ! treden ; deze kau daarin zelfs eene geheel verkeerde begedaan dat ik mij niet in de mogelijkheid heb bevonden slissing zien van don i origen regter, zonder d a a r i n , uit aan de algemeene beraadslagingen over dit wets-ontwerp ; : deel te nemen. Zoo gaarne had ik bij die gelegenheid dit den aard zijner regtspraak, iets te kunnen veranderen. voorstel uit een meer algemeen oogpunt besproken ; ook Dat stelsel is hier nu eenmaal doorgedreven , en wij moeten met het oog op andere hervormingen, die ik in ons regts- dan ook de gevolgen daarvan aannemen. Wij moeten daarin wezen wenschelijk acht en het stelsel d a t , mijns inziens, zien niet eone derde instantie, maar wat hot waarlijk i s , bij de voorbereiding dier hervormingen moet worden gevolgd. | een regterlijk ligchaam , dat niet de processen beoordeelt Bepaaldelijk had ik dan stilgestaan bij hot volstrekt on- maar alleen nagaat of op de feitelyke beslissingen de wet raadzan.e < m te trachten aan het bezwaar der kostbaar- I met juistheid werd toegepast. n La cour ne juge pas lus proces , zegt Regnard ; elle se heid voor de regtbehoevenden door de drie trappen van logtspiaak ierior£;iaki te geinoet te komen door het ver- borne a réviser lts arrêts et les jugements rendus en dernier zwakken en be-noeyen eener behoorlijke regeling van de ressort, elle en prononce la cassation dans Ie cas de violation procedure en door onder den schijn van vereenvoudiging des formatitéi substantielles , ou dms Ie cas d'opposition forder regtsplcgiug haar de waarborgen te ontnemen, die melle avec les dispositions de la loi. Dit werd eenmaal aldus uitgedrukt in eene reglementaire daarin zonder schade voor het publiek belang, van het belang der regtzoekenden niet kunnen worden gemist. Altijd heb ik bopaling, gemaakt in Frankrijk, t >on men daar TOOT het eerst hier in die rigting g'ijverd; maar mijn streven zag ik nimmer het hof van cassatie inrigtte; de instructie van 29 September met een goeden uitslag bekroond. Die omslagtige organi- 1791 omschrijft het aldus: «La cour de cassation nest point satio bestaat; wij zyn er aan gebonden; en nu rijst de j un degré U'appel ni de jurisdiction ordinaire. EV.e nest inslitweede vraag, waarvan ik gewaagde: mogen wij toegeven tuée que pour ramener perpétuellement a l'exécution de la loi aan MM rigting die aan het eigenlijke proces ontneemt toutes les parties de l'ordre judiciaire qui tendraient a i'en do waarborgen van deugdelijkheid en hechtbeid, welke in écarter." Men heeft hier dus niet te doen met een gewoon regtshet belang der regtspleging daarin moeten gelegen zijn? Uit dat oogpunt wensch ik dit eerste artikel te beschouwen. geding, waar do partijen onbelemmerd tegenover elkander Ik wil zoowel omtrent het voorstel der Regering als ook staan en zich hot terrein op alle punten mogen betwisten. inzonderheid omtrent dat van de Commissie van R>ippor- D J regter heeft alleen na te gaan, of de wet op hetgeen teurs, drie bezwaren aan de aandacht der Vergadering in facto blijkt, al dan niet naar behooren is toegepast. Handhaving van de wet — daarvoor alloen is de cassatie onderwerp m. ingesteld; maar daarvoor heeft men dan ook geen gewoon Wij zien daarin eone nieuwe manier van procederen in geding te voeren als voor eene regtbank of een kantongeregt. cassatie voorgesteld, afwijkende van de bestaande. Wij zien Men heeft daartoe, al wederom in navolging van Frankrijk, hier verdere stappen gezet in de rigting van de afschaffing eene procedure ingerigt, die daartoe moer bijzonder geder betrekking van procureur. Zoo als mijn geachte medo- eigend is. Men heeft ingevoerd do wisseling van twee memoafgevaardigdo , de heer Messchert van Vollonhoven , te regt rien , twee regtsbetoogen De een beweert, dat de wet iu zoide : trapsgewijze , van lieverlede. telkens wat vordor gaan dit of dat opzigt verkeerd is toegepast of geschonden ; geen wij daar heen En eindelijk zie ik hier het leggen van oen feitelijk betoog als in de gewone instantien komt daarbg kiem van ontbinding in eene instelling die ik meen dat men te pas; maar alleen do opgave van wat feitelijk vaststaat, behouden moet, in de orde van advocaten , die men niet en dan de ontwikkeling dat de wet daarop slaat j a of neon. zonder schade voor het algemeen belang, niet straffeloos De andere betwist zulks; dat zijn do memories in zaken zou kunnen vernederen tot een vak van beunhazerij. van cas.-atic; twee regt.-bitoogeii. waarin do regter vindt Een en ander vervult mij met leedwezen voor de zaak een pro en een contra op een vraagstuk van regt; en daarin waarvoor ik hart heb. Ik wil daarom deze drie punten heeft hij dan ook alles wat noodig is ter zijner beslissing. Dat nu is onze tegenwoordige i ugtspleging die uitnemend nog i< ts nader ontwikke'en : het is niet geraden , wat de procedure in cassatie betreft, bet bestaande te veranderen; werkt, en in do daarop steunende praktijk op uitstekende de procureurs moeten niet worden afgeschaft; de orde van wijze geschikt is om het eigenaardig karakter van een advocaten bij den Hoogen Rtad moet men in wezen, in beroep in cassatie te doen uitkomen. eere houden. Nu weet ik volstrekt niet waarom dat \oranderd moet Ik was nooit een voorstander voor ons kleine land, met worden Waunoer men eeu anderen weg inslaat, zal men zijr.e weinig proceszieke bevolking, van de drie trappen van j a , verkrijgen eone meer bedrijvige, meer o.nslagtige inregtspraak in burgorlijke zaken : — van twee instantien van rigting van de dingtalen, voorzeker eone meer vlugtige eersten aanleg en appèl en nog een beroep in cassatie, wolk manier van de zaak te instrueren met eone dagvaarding laatste regtsmiddel uit den vreemde herwaarts is overgewaaid. en eone conclusie van antwoord, in plaats van degelijke De Kamer echter heeft het anders gewild. Door de aanneming regtsbotoogon : maar volstrekt niet die eigenaardige instrucder wet van 10 Novombor 1875, waarbij bet goial hoven | tie, die eene zaak in cassatie behoeft. werd verminderd , heeft zij het z.e^el gezet op do zoo lang De procedure tor rolle is die van het gewone proces, en in onzekerheid zwevende regterlijke organisatie van de wet wij hebben hier te doen met eene geheel buitengewone regtsvan 31 Mei 1861. Die kostbare, omslagtige inrigting is nu pleging. Het is als hot ware het terrein van de wetgeving , aangenomen; — en de vraag rijst thans, of wij, in verband ' dat mini daar betroedt, mot te bHoogen: de wet is dus of daarmede, moeten overgaan tot eone vorminking der proce- anders te verstaan. Zeker zal het proces op die wijze zijn dure in cassatie, door hetgeen bestaat en uitnemend werkt te minder degelijk dan zoo als het tot hiertou word gevoerd
I07< 103DI: Z I T T I N G . — fi JUNI.T. 29.
Wijziging
van de bepalingen
omtrent
de wijze
en waartegen goene gegronde bedenkingen goiigt kunnen •worden. Men moet niet spreken van lange memorien, want zij zijn niet meer uitgebreid dan zy behooren te wezen om den regter cene juiste opvatting van de rogtsvraag te verschaffen. Zg zondigen int 'gendeel wel eens door te groote boknopthoid In een woord, men moet geene procesorde veranderen, het bestaande niet vernietigen wanneer men niet kan aantoonen dat op den bestaanden voet do zaken niet behoorlijk geïnstrueerd werden gebragt onder 's rogtors oog. Men heeft wel eens opgemerkt dat voor den Hoogon Raad bovendien nog conclusien ter audiëntie worden genomen, hefeen de wet tiiet beveelt, maar door de praktijk wierd injjevoord Wat is dat jjeweest? Toen in 1838 de Hooge Baad als hof van cassatie zou optreden, meende de nieuwe griffier (hy was vreemd aan de magistratuur, hij was een oud-secretaris-generaal van Koloniën), dat de wet medebragt om de expeditien dor arresten zoo omslagtig mogelijk ! te maken, waardoor de griffieregten, de schrijfloonen i en ze^elgeldon zeker aanmerkelijk /ouden toenemen. Hij annonceerde het voornemen om de gansche schriftuur van cassatie in de expeditie der arresten op te nemen. Het was zoo ongerijmd niet, daar het in Frankrijk geschiedt; daar toch wordt het iutroductief request en zelfs de mémoire ampliatif en cassation in hot arrest van admissie j opgenomen. Maar toen heeft men toch , om dit te keeren , er op gevonden om eenvoudige conclusien tjr teregtzitiing te nemen. Ook dit kan echter achterwege blijven , want j elke schriftuur van cassatie besluit met eone conclusie dis men vóór do pleidooijeu als men 't wil kun voorlezen en in de expeditien opnemen. Maar dio bezwaren, die zoo breed ; worden uitgemeten, zijn inderdaad afkomstig van hen die : de zaak weinig kennen. Men meent dat er groote kosten aan die conclusien verbonden zijn. D i t is niet zoo : die ! kosten hebben zeer luttel te beteekenen. Dit wilde ik zeggen over den vorm van procederen in j cassatie, die men nu wil veranderen. Ik kom nu in de tweede plaats tot de andere vraag : aan welke personen moet worden opgedragen om de regten en belangen van de regtbehoevenden voor den regter te vertegenwoordigen , zoo wel in het algemeen als in het bijzonder voor den Hoogen Raad, in cassatie? Mijne Heeren, wij beleven in het algemaen op het gebied der wetgeving een t'jd, waarineen treurig verschijnsel maar al te zeer wordt waargenomen, dat is de zucht om af te schaffen , om in te trekken , om op te lossen , wat daar i s , zonder echter te gelijk het bestaande te verbeteren , zonder het ten goede te ontwikkelen. Dat verschijnsel zien wij dikwerf op velerlei gebied; afschaffen, af breken, maar iets anders, iets beters in de plaats brengen dat zien wij zelden. En tot dat meer algemeen verschijnsel rangschik ik I et geroep om afschaffing van de betrekking van procureur in het algemeen, en ook hier in cassatie. In 't algemeen. Ik acht niet goed de openstelling van de betrekking van procureur, van de pos'.ulatie, voor den eersten den besten, die maar een doctorsgraad aan een der akademien heeft weten te verkrijgen. Het wordt als een wensch in het publiek bolang door velen verkondigd, en velen gaan op dat geroep met die bewering mede, dat dat zou zijn de voldoening aan een wezenlijk publiek bnlang! Maar zij vragen niet of achter dat vooropgestelde publiek belang niet misschien een bijzonder belang kan zijn verscholen van sommigen, die wel op hunne beurt die functien van de procureurs zouden willen aanvaarden; zij vragen ook niet of werkelijk in hot publiek bolang een dergelijk offer , zoo als de geachte afgevaardigde naast mij gezeten gezegd heeft, op dio wijze van gevestigde, woltige toestanden regtmatig mig worden gevergd. De verliezen door griffiers en kantonregters geleden, ziet men met de moeste naauwgezotheid uitgemeten en vergoed; waarom denkt hier niemand aan oene gehoudenhoid tot billijke vergoeding aan hen die men dit bestaanmiddel zon ontnemen? In zoodanige rigting beweeg ik mij niet gaarne; ik acht zoo iots niet wel met hot publiek belang overeenkomstig. Wat nu die afschaffing van de procureurs b-treft, wil
van procederen in cassatie in burgerlijke
zaken
ik verder slechts herinneren hoe uiterst leerryk de Fransche regtsgeschiedenis op dit punt geweest is. D i a r heofi men kunnen zien waarheen men gevoerd wordt door dergelijk streven. Daar is eenmaal de dood van de procureurs , de vernietiging van die instelling uitgesproken, bij de wet van 8 Brumaire, an 2. Daar gold ook het denkbeeld, dat hier wordt vooropgesteld , dat er meer ruimte moal gegeven worden aan hen , die hunne belangen in regten willen doen verdedigen. Daar zag men ook een verslag als het onze; — in dat rapport lees ik : i) Laissez aux parties la liberté da choixt l'intérêt se tronpe rarement. Un plaideur, en chargeant de sa de'feuse un homme fle'tri par l'opiiiion publique , craindraü de jeter de la de'faveur snr sa cause ; il choisiri moins encore un de'fenseur ignorant; la ré/jutation da vrai talent tui servira de guide: il craindra de comproinettre son honneur et sa fortune. " Ongeveer geheel hetzelfde wordt in ons Verslag gezegd. Onze geachte Commissie van Rapporteurs spreekt niet anders dan die v;in de Nationale Conventie. Mijn geachte vriend uit Amsterdam en zijne medeleden koesteren dezelfde utopische verwachtingen, die men destijds in Frankryk had opgevat. Op bladz. 17 van ons Verslag lees ik: » Van geene ffêdingvoerende partijen, die haar belang ventai'i, is te verwachten dat zij , zoo zij geen deskundigen zijn , zich a M dergelijk schriftelijk regtsbetoog zullen wagen, of de redactie daarvan aan onkundigen zullen toevertrouwen." Het zijn nagenoeg gelijkluidende woorden , het zijn gelijksoortige beschouwingen , als die ik u voorlas uit het Frunsche rapport Men vindt daarin hetzelfde optimisme , hetzelfde «oedmoedig vertrouwen op dd welb^radenheid van de menschen die processen voeren In dat vertrouwen , dat men in het laatst der vorige, eauw in Frankrijk koasterde en dat in de werkelijkheid zoo weinig steun vindt, ismen daar sedert op eene bittere wijze te leur gesteld. Dit had ons dunkt m'j w.it wijzer mooten maken; de ondervinding is toch niet voor niets op dat terrein in Frankrijk verkregen. Myn geachte vriend uit Amsterdam zette groote oogen op, toen ik u dat citatt uit het rapport van de Fransclie conventie voorlas Weet dio geachte afgevaardigde wel wie daar de grooto voorstander was van de afschaffing van de procureurs, iemand die het aischaffings-ysteem later nog op een aanmerkelijk uitgebreide scha il heeft doorgezet ? Het was ROBESPIERRE ! Robespiorro besloot d <stij Is zijne redevoering in de Assemblee Constituante met deze stelling: n Tout citoyen a Ie droit de défendre ses interets en justice; soit par lui-même, soit par celui a qui il voudra donner s? confiance." Hij kroeg toen nog niot geheel zijn zin ; doch later bij de Nationale Conventie werden de procureurs werkelijk bij de wet die ik noemde afgeschaft. Wilt gij , Mijne Heeren , kennen de gevolgen ? Zij zijn te vinden in een werk van Hiver, Histoire critiqui des [nititutions judiciaires, waarin ik lees: » cette de'sorganisation dura jusqu'a la loi du 22 Ventose, an XII; en in een ander uitnemend boek van Regnard ovor ro^terlijke organisatie. Dezo zejit daar : n Jamais Ie sort des plaidews navait été plus misérable. Auisi Ie publk qui, sous tempire de vieuxpréjujés, avait applaudi a la suppression des procureurs, et des avouès qui les avaient remplacés , en vitt a rejretter tanden état des choses." En de schrijver, wiens betoog ik niet verder zal voorlezen, maar wairv.m ik de lezing dringen 1 aanbeveel, besluit zulks met doze woorden : » Pourquoi insisterais-je davantage? Tous les hommes instruits qui out touche' de prés ou de loin a la pratique des affaires judiciaires non' jamais mis en doute Cutilité du ministère des avoués. L'ide'e de leur suppression nest venue qua Cesprit de quelques cerveauxmalules, ou de ces utopistes qui ne voient d* progrès, qie dins l'anéantissement complet de toutes nous anciennes institutions." Dat is de leer van eon man wiens werk, en teregt, hooge! lijk gewaardeerd wordt door mijn vriend uit Amsterdam, als een uitnemend geschrift over regterlijko organisatie. En wilt gij er nog ineer van woten ? Toen de wotgever in Frankrijk terugkwam op den mis-
103DE Z I T T I N G . — 6 J U N I J . 29.
Wijziging
van de bepalinqni
omtrent de wijze van procederen in cassatie in burgerlijke
zaken.
stap der Nationale Conventie , wat zeide toon de rapporteur men moet daaraan niet tornen en die instelling trap«gewy*e der reger.ng over het daartoe strekkend voorstel? — » On gaan ondermijnen. ne fit dans ctla que ceder au vueu de tous les hommes qui sont Kr is niemand, die de zaak van naderbij en bij ouderinstruits de la matche de la procédure; elle ne peut être reguliere viuding kent, dio dit zal toejuichen. Wanmer men dat sans cttte institution." alles aan elk gepromoveerd persoon veroorlooft, opent men Daar zit het ware punt. Hot proces kan i.iot regelmatig daarmede een bajert van verwarringen stelt men de d. ur worden gevoerd, als men niet hoeft een v a s t , vorttouwd open voor eene bandelooze praktijk. Wannet r men dit, ik spreek personeel. » Cent l'unique moyen de pre'venir d'immenses abus; bier van mijne eigene unihtgenooten, aan ieder hunner et, ce qui ne pourrait óurprendre que ceux qui n'oiU aucune overlaat, zal do regter niet verkrijgen een behoorlijk geexpérience dans celte paitie, de diminuer beaucoup les déptnses iustruoerd proces en niet altijd tegenover zich hebben personen, waarop hij vat heeft, die hij des noods tot hunnen a la charge des plaiUeurs." Dit betoog k l n k t geheel anders dan wat wij onlangs pligt zou kunnen brengen. Ik herzeg, het wordt dau eene vermunt n. Omgekeerd leest men daar de aanbeveling van losbandige procedure, het zou die desorganisatie zijn, de instelling van procureurs — als liet eenig middel om waarvan die Fransche schrijver gewaagde en waarvan misbruiken tegen te gaan en do kosten te verminderen. de Cormenin in zijne Questions de droit administratif zegt Men \indt dat verslag by C a r i é , in zijn werk: Les lois dat do zaken wel eens werden aangenomen a forfait, uu rabais et a toutes conditions. de l'organisation, I I . 34. Nu wijst men mij welligt op het land, van waar de En zou dit niet ook zoo zy'n voor Nederland? Zou dit ophouden waai te zijn wanneer men herwaarts do grenzen cassatie tot ons is overgekomen, op Frankrijk. van Frankrijk overschrijdt? Voor het Fraufche hof van cassatie, zegt men, zijn toch Ik kom nu tot do vraag in betrekking tot het cassatie- maar alleen advocaten werkzaam ; maar men verliest uit proces. Het zij my vergund u , Mijne Heeren, daaromtrent het log dut dio betrekking daar geheel eig-naardig is; dat mijno overtuiging mede te deeleu, gebouwd mag ik zeggen, niet ieder advocaat voor dat hof' van cassatie mag pleiten , en dat zij eigtnlijk veel meer zijn avoués dan advocaten. op eene langdurige ondervinding. Ik heb lang de rtgtr-praktijk uitgeoefoi d voor den Hoogen Do advocaten worden aldaar vtuigesteld en Leuoomi bij Raad en gedurendo dien tijd heb ik geleerd de goede uit- het hol' van cassatie; zij zijn niet mier dan zestig in getul. komsien van de medewet kin? van de procureurs voor de Zij voieonigen de beide bet rekkingen van procureur en regtsgedingen in cassatie, bij dat ligchaam te leeren wanr- advocaat, maar zijn door die toelating en door hun. o deeren. Ik zal niet spreken vau hen die thans die betrekkin^ |1 diteiplilM volstrekt uiet op édno lijn te plaatsen met do andere bekleoden: ik zou de kioschheid van die geachte mannen advocaten, maar viel mier te vergelijken met procureurs. Zij staan tegenover den regter in eene j;ehoel andere betrekniet willen kwetsen. M:iar elk die de namen hoort noemen van do overledenen, kiug dan de gewoue advocatie voor de andere ïegtscollegien. Men heeft gesproken van Indie. Een g acht spreker van mannen als.SiBOUT SCHMOLK, sedert president van het hof van Zuidholland en die in die hooge betrekking zeker door heeft er op gewezen dat daar da betrekkit gen van advoniemand is overtroffen ; van C L A N T , VKD VAN DER JAC.T en i caat en procuieur waren vereenigd, maar ook daar is de zoovele anderen en die deze mannen heeft gekend iu hun toestand dezelfde als bij het Fransche hof van cassatie. arbeid, zal met mij moeten erkennen dat hunne werkzaam- Men heeft er geen vrijen advocaten stand als hier te lam e , heid van het grootsto nut is geweest voor de goede behaude- maar men wordt tot die gecombineerde betrekking benoemd ling en instructie der zaken in cassatie. Wie zal niet toe- of toegelaten. Hier daarentegen is ieder dio zijn eed aflegt geven dat het voor de partijen een groot voordeel was door advocaat, en behoeft niet als zoodanig te worde.. geadmitteerd. zulke mannen te woiden vi rtegenwoordigd? Dat verschil maakt dus elke vergelij ing onmogelijk. Men Men moet die zaak niet oppervlakkig, niet naar het uitwendige, naar het vele geschreeuw en gesclirijf dat daur- kan die geheel verschillende toestanden niet tegenover over wel eens is voorgekomen bioordeelen ; men moet de elkander stellen; en, wil uien zo vergelijken, dan zou men er zaken van naderbij kennen en in de bijzonderheden hebben veeleer too komen de advocaten van den Hoogen Raad af waargenomen, om er zich een juist oon.'et 1 over te vormen. te schaffen en een corps aangestelde procureurs met de En dan beweer ik dat de zakm op dien voet geïnstrueerd behandeling der zaken b lasten. in overleg met de piocureurs, op oene uitnemende wijze Dit, Mijne Hoeren, brengt mij tot het derde gezigtspunt, onder het oog van den regter werden gebragt Die wis- waaruit ik bezwaar heb, vooral tegen het voorstel vau de seling van gedachten had altijd de iiitnemendste gevolgen. Commissie van Rapportiurs, maar ook tegen dat van de Het geldt toch in den regel zeer gewigtige zaken; het Regering. Hier heb ik het oog op dien dissolveieuden geest, betreit altijd de wet en hare toepassing. En bedenkt men op dio rigting van oplossing en afschaffing waarvan ik gedan niet te.ens, d a t , wanneer men de procureuis afschaft, waagd h e b , en die zich openbaart tegenover het bestuun dat dan het materiele werk toch vtriigl zal moeten worden; van de orde van advocaten bij den Hoogen Raad. Ook dat de '. igenlijke procuic urs-verrigtingen dan toch ook zullen daarvan wil ik Log een kort woord zeggen ; zeer kort zelfs , moeten worden gedaan voor en bekostigd door de partyen ? want bij ieder uwer moet de ge lachte oprijzen ; wordt hier Men moet oo!; vooral hierop letten , hetgeen ook reeds door welligt — wat in mijne oogeu altoos zoo treurig is — een myn gi achten mede-afgevaardigde , naast mij gezeten , ge- , oratio pro domo sud gehouden ? zegd i s : dal een procureur is even als een notaris wat Sedert 1838 ben ik lid van die orde geweest; ik was de men gewoonlijk DOOnt, ten ojücier ministeriel; Mj bekleedt laatste aivocaat, die hier als zot danig werd toegelaten, een a m b t , waartoe de Koning hem benoemt; hij sta.it als onder het beslaan van het aloude Ilooggeregtshof. Ik zeg zoodanig, als ambtenaar in eene bijzondere verhouding tot dii ulleen , om er mede te kennen te geven , dat ik dau de magistratuur. Geheel anders dan een advocaat, -ik> zich toch vun de werking dier instelling sedert 1838 eenige vrij beweegt en zich aan niemand behoeft te stort n. Do ondervindiug heb ojgedaan v'.n dan ioep ik u toe, tot u , procuieur kan als zood-.nig worden toegevoegd. Hij kan do Regering! en tot u , de Vartagi nwoordiging! ontbindt als hij weigert \oor iemand op te treden . worden gedwon- d„t t a n eau te 'sGravenhage niet: ontneemt daaraan zijn gen hem te vertegenwoordigen. Aan hem worden volgens do eigenaardig karakter niet; breekt die orde van advoeaton w-et de schrifturen beteekend;hij liquideert de kosten, hij heeft bij den llnu.tii Raad niet af; geeft niet toe aan al die een geheel bijzonder legaal karakter dat de advocaat niet opgeworpene denkbi elden omtrent monopolie on dei gelijken , heeft. Als ojflóer ministeriel moei bij somtijds zijn minis- waarmode zoo dikwerf geschermd is , en die in de werkelijkterie verleenen , of l.ij wil uf n u t : zijne veriigtingen zijn heiti geen steun vinden. Geef' ook hier niet toe ann wat die als zoodanig vatbaar om door partijen te worden ontkend ; echrijver noemde: Cempire des prejagés. Doet zulks niet de wet regelt het désavfu. Hoe wil men dat alles toepassen in het algemeen belang van onze maatscl.appij en van dat tegeuover de vrije advocatie ? Neen, Mijne Heeren, die der rogtzoekenden in het bij/.onder. banden moeten niet ligtvaardig worden losgemaakt , die Zorgt er voor dat bij den Hoogen Riad mogelijk blijve verhouding, die betrekking is goed en moet blijven bestaan, , do vervulling eetier meer verhevene toeping als regtsvoor-
Vel 447.
1679
Tweede Kamer.
108DE Z I T T I N G . — 6 J D N I J . 29.
Wijziging
van de bepalingen
omtrent
de wijze van procederen
spraak van hen die daar hunne belangen hebben te verdedigon. Brengt dat niet over in die meer kleine, nietige , bekrompen vormen; begrijpt dat het werkeljjk een groot lands-bêlang i s , dat er eene onafhankelijke orde van advocaten bij den Hoogen Raad blijvo gevestigd Vernedert die betrekking niet tot eene lagere, tot eene mindere s o o r t , want dat is niet in het belang der justitiabelen. Toen ik in mijne jeugd optrad als pleitbezorger zag ik mannen als zoodanig werkzaam, wier namen nog voortleven
in
do herinneringen:
CAMPENS-NIEUWLAND,
DE FREMERY, DE JONGE VAN
FABER
VAN RIEMSDIJK,
SCHOOXE-
vEi.n , DIRK DONKER CURTIUS en laat ik er ook dien mijns
vaders by mogen noemen. Zulk eene samenstelling van eene orde van advocaten moet men niet ligt tellen; men moet niet donken dat het goed is dat zoo iets voidwgne, of zich voorstellen dat het toch wel blijven t a l , wanneer men toegeeft aan het geschreeuw over monopolie en dergelijke. Zeker is het, d a t , wat toen bestond en wat ik Loop dat zich sedert heeft kunnen handhaven, eene corporatie w a s , die nergens ter wereld werd overtroffen wat aanging hare regtskennis, haar goed beleid t a n zaken, hare uiterlijke welsprekendheid — geen corporatie die meer doordrongen was van hetgeen de eer van haar stand medebragt of die met meer hart un yver de haar toevertrouwde belangen verdedigde en de traditien van de eer der orde en van wezenlijke onbaatzuchtigheid handhaafde. Nergens vindt men zulk eene zamenstelling misschien weder terug, maar zeker is het dat aan eene dergelijke instelling niet kan worden geraakt zouder groote schade , vooral voor do toepassing van het regt. Daarom wensch ik dit te zeggen (en ik mag het wel zeggen, want mijne carrière als advocaat zal zoo lang niet meer duren): houdt die orde in waarde en denkt niet dat hare ondermijning, hare vernedering heilzame vruchten dragen zal. Maakt dergelijke mannen als ik noemde, dergelyke personen en toestanden, voor de toekomst niet onmogelijk, blusch die brandpunten in ons regtsleven niet uit, niet alleen met het oog op de onmiddellijk belanghebbenden, maar weet ook wel dat het een groot en algemeen belang i s , dat zulke centrums van regtsbeoefening en regtsvoorspraak in een land bewaard bl|jven. Weest verzekerd, dat daarin voor de vrijheid en de handhaving van regt en orde onmiskenbare waarborgen gelegen z|jn en geeft niet toe aan dien treurigen, dien verkeerden geest van nivellement, die in de gevolgen dergelijke mannen en dergelijke positien in onze maatschappij onmogelijk zou maken. De heer v a n R a p p a r d j Ik heb de keus tusschen drie stelsels: het systeem van du bestaande w e t , dat van de Commissie van Rapporteurs en dat van het wets-ontwerp dat voor ons ligt. E n toch, ik wil het wel erkennen, voldaan ben ik niet. Ik had eene nog veel eenvoudiger procedure in cassatie gewenscht. Eene memorie gedeponeerd ter griffie van het regtscollegie dat de uitspraak had gedaan, binnen een bepaalden termijn; binnen een anderen termijn nederlegging van hot antwoord op diezelfde griffie; opzending aan den griffier van den Hoogen Raad; de Hooge Raad den dag bepalende van de pleidooijen zoo het verlangd w o r d t , anders den dag van de conclusie van bet openbaar ministerie; daarna bepaling van den dag van uitspraak; mededeeling door de griffie van den Hoogen Raad aan de vertegenwoordigers van partijen van de verschillende dagbepalingen en daarmede uit. Men zou teruggegaan z|jn tot de denkbeelden, nedergelegd in het Voorloopig Verslag van 1856, door den geachten afgevaardigde uit Amsterdam voorleden Vrij lag besproken. Ik geloof dat wij dan zouden verkregen hebben wat het cassatieproces eigenlgk moet zijn: regtsvordering b|j request, maar geen derde instantie. Intusschen, dat desideratum van m|j kan niet verkregen worden; ik moet kiezen, en dan begin ik met de verklaring dat ik het bestaande niet kies, omdat ik geloof dat het wel het minst goode is. Eene nuttelooze, kostbare nederlegging ter griffie, eigenlgk geworden eene bespottelijke formaliteit, een aantal beteekeningen waarvan vele
in castatie
in burgerlijke
zaken.
achterwege kondon blyven , conclusien die tot niets dienstig zyn , mondelinge pleidooijen na schriftelijke pleidooyen, en dan een dubbele regtsbystand in zaken wuarby alléén oen regtspunt uit te maken i s ; een dubbele bijstand gelijk de vorige geachte spreker gezegd heeft bij een regtscollegie, dit alléén dient tot handhaving en uitlegging der w e t , als het ware by een wetgevend collegie, (Ut vind ik eene alles behalve mootje procedure Daarom heeft het mij verbaasd, van de gcachto sprekers uit Amsterdam en 's Hage te hooren dat de ondervinding niet had geleerd, dat die wijze van procederen niet goed was. Ik heb toch altijd gemeend dat er nog al geklaagd werd over de kostbaarheid en langdurigheid der procedure in cassatie, en als men eens ging raadplegen hen die het meest by de zaken betrokken zyn , de justitiabelen , de winners, maar vooral de verliezers van processen in cassatie, ik geloof dat z|j allen zouden zeggen: dat is eens, maar nooit weer. De eenvoudigste manier, zegt de geachte spreker uit Amsterdam, is in de bestaande w e t , maar de prak ty k heeft de wet bedorven, en in zoo ver kan ik den geachten spreker gelijk geven. De praktijk heeft de slechte wet nog veel slechter gemaakt, en nu kom ik al weder op dij nederlegging ter griffie, die eene comedie is, en o p de conclusion. Wat die conclusien betreft, beroept men zich altijd op art. 62 Regtsvordering, maar ik beroep my op art. 406, 8°., waarin gelezen wordt dat in de memorie moeten opgenomen worden de conclusien voor het hof te nemen, waaruit is afgeleid dat ook voor den Hoogen Raad conclusien moeten genomen worden, zoo als dan ook by arrest van 'J October 1868 is uitgemaakt. E n nu doet het e r , mijns inziens, bitter weinig toe of de wet niet deugt, dan of de praktyk de wet bedorven heeft. Het blijkt toch altyd dat het niet deugt; en nu vraag ik: hoe komen wij van die slechte procedure af ? Zeker niet door verwerping van dit artikel. Moeten wij daartoe het amendement van de Commissie van Rapporteurs aannemen ? Ik begin met te zeggen dat ik het nog al twijfelachtig vind, of dit wel een amendement i s , of het niet veeleer is een wetsvoorstel , dat de regeringsvoordragt omver stoot. Maar daarover wil ik nu niet spreken , doch ik wil wel verklaren dat ik in dat amendement veel goeds zie; het geeft meer ruimte aan de schriftelijke behandeling en daaraan hecht ik meer dan aan de mondelinge behandeling : seripta manent, verba volant. En dit stringeert te meer bij den Hoogen R a a d , waar ik hoor dat de raadsheeren van de schrifturen geen kennis nemon voordat de pleidooyen worden gehouden. Bij andere regtscollegien , ten minste in Gelderland, circuleren vooraf de conclusien bij de raadsheeren of de regters. Van de leden van den Hoogen Raad kr|jgen onderscheidene raadsheeren de stukken eerst geruimen tijd na afloop der pleidooyen. Daarom geloof ik dat een goed schriftelijk regtsbetoog niet verwerpelijk is. Eene dagvaarding acht ik daarvoor minder geëigend. De Minister laat naar mijne overtuiging wel wat veel aan het mondeling debat over. I s uit dit oogpunt een voordeel verbonden aan het amendement der Commissie, dit amendement heeft ook groote nadeelen. In de eerste plaats is niet aangegeven wanneer en op welke wyze verstek zal worden verleend. De geachte at'gevaardigde uit Dordrecht wees daarop reeds verleden Vry"dag. In de tweede plaats zijn er in het voorstel van de Commissie van Rapporteurs zeer veel beteekeningen voorgeschreven. Men behoeft slechts te letten op de artt. 406 , 4 0 9 , 4 1 1 , 412 en 416. Men heeft daarbij niet alléén te doen met den advocaat, maar ook met den deurwaarder on den ontvanger der registratie. Ik heb ook bezwaar tegen de vertegenwoordiging door advocaten buiten den Haag. Het is misschien ouderwetsch, maar ik kan werkelijk nog niet gelooven dat de advocaten in de provinciën goed in staat zyn om memorien , dagvaardingen enz. in eene cassatie-procedure te scbryven en te stellen. K-MI sprekend bewijs was de mededeeling van het geachte lid uit Assen, j l . Vrijdag, dat eene memorie van
Bijblad van de Nederlandsche Staats-Courant. — 1875—1876. II.
1680 108DE Z I T T I N G . — 6 J I J N I J . 29.
Wijziging
van de bepalingen
omtrent de wijze
hem, een zoo bij uitstek bekwaam man , oven zooveel aan correctie had gekost als bet stollen van eene nieuwe memorie. Voorts vroos ik dat wanneer de vertegenwoordiger niet in loco aanwezig is, verwarring zal ontstaan. In de derde plaats voert het amendement weer in d> dubbele regtsbystund. Men zal voor de beteekening en voor do vertegenwoordiging een advocaat moeten hebben in don H a a g , en men zal ook hebben een advocaat in de provincie. Dit is niet het systeem van den Minister. Do Minister wil vertegenwoordiging in den Haag en daaruit volgt dat de partij, die niet zoo dwaas zal zijn om twee advocaten te nemen als zij het mot één doen kan, altijd zal nomen den Haagschen advocaat. Men zegt: dit schept een monopolie, maar dan toch een monopolie, dat aan 80 geschonken wordt en waarvan ieder, die zich onder de Haagsche advocaten wil doen inschrijven, gobruik kan maken. Maar, zegt men, het kan gebeuren dat niet een van die 80 advocaten in den Haag zich met do zaak wil belasten; ik antwoord echter: dit is een casus non dabilis. Mogt dit echter gebeuren, dan zou de orde van advocaten of hot bureau van consultatie wel tusschenbeide komen en zorgen dat een advocaat zich met de zaak belast. Mijn hoofdbezwaar tegen het amendement is echter, dat wij bij aanneming de zaak laten zoo als zij is en wij dus behouden wat wij hebben, en dat is in mijn oog hot slechtste wat mogelijk is. Bij aanneming van het amendement zal natuurlijk de Minister zyn wets-ontwerp intrekken, en van dezen Minister, j a van geen Minister is het te verwachten dat hij tegen zyne overtuiging een voorstel zal indienen , wanneer hij eenmaal omtrent de regeling eener zaak tot een vast besluit is gekomen. Reeds zeide ik dat ik moer plaats gegeven wensch te zien aan de schrifturen ; het is de revers de la medaille van het ontwerp, maar overigens zie ik veel goeds in het voorstel der Regering. Het antwoord bij conclusie op eene dagvaarding, waarvan de geachte afgevaardigde uit Assen sprak , is geen bezwaar: de conclusie van den eischer is gewoonlijk slechts eene herhaling van de dagvaarding. Maar het rol-proces ? Over de deugdelijkheid daarvan durf ik niet wel spreken : ik zou een stryd aanbinden met den geachten afgevaardigde uit Amsterdam, dien ik niet aandurf. Hij zegt, het rolproces is ellendig, het ordinair proces is ellendig, het summier proces is ellendig; er blijft dus alleen over het proces in cassatie , en dit vind ik ellendig. Het is dan ook de vraag of het rol-proces dat hier wordt ingevoerd aan zoo groote bezwaren onderhevig is, en dan geloof ik dat zij zeer overdreven worden. Men zal hebben ééne comparitie op den dag waarop gedagvaard is ; ééne conclusie van antwoord; pleidooyen, waarbij de heeren advocaten toch tegenwoordig moeten zyn ; ééne comparitie om de conclusie van het openbaar ministerie te hooren , en eindelijk ééne voor de uitspraak. De beide laatste comparitien kan de Minister van Justitie nog wegnemen, door eenvoudig to veranderen art. 37 van het reglement op de inwendige dienst en art. 30 van het reglement van orde en discipline der advocaten. Bij een collegie , waar ik vroeger goruimen tijd werkzaam was , werd nooit eene zaak ter rolle gebragt wanneer vonnis gegeven werd. Bij al de bezwaren van die comparitien vergete men niet dat in een geheel jaar gemiddeld slechts 45 zaken in cassatie voorkomen , verdeeld over 80 advocaten. Zegt men echter dat slechts enkelen die zaken behandelen , dan is hot voor die enkelen geen bezwaar, daar zij toch voor den Hoogen Raad moeten komen pleiten of do uitspraak hooren. Buitendien, de praktijk zal de bezwaren van liet rolpi-oces wel wegnemen. Het is ongelyk veel eenvoudiger en veel minder kostbaar, omdat het alle beteekeningen buitensluit. I k zie niet in waarom steeds conferentien met de praktizijns van do andere partgen moeten plaats hebben ; de rol is de conferentie. Men zegt dat het rol-proces I zooveel tyd vordert, dat het is oen systeem van uitstel, waartegen de regter niets vermag, en wy hoorden eene
van procederen in cassatie
in burgerlijke
zaken.
treffende schildering daaromtrent van den geachten afgevaardigde uit Amsterdam. De geachte afgevaardigde uit 's Hertogenbo'ch heeft roeds aangetoond welk eene verandering daarin kan gebragt worden , wanneer de voorzitters der regtscollegien zich hielden aan de termijnen. Ik echter beweer dat wanneer partyen den regter toestemming moeten vragen om uitstel voor de conclusien, de r.'gtor die ook kan weigeren; het verzoek om toestemming involveert het regt van weigeren. Een voorzitter, als die de zaak goed inziet, zal niet beginnen met te vragen aan do tegenpartij of de vertegenwoordigor dat goedvindt; een voorzitter die de zaak behartigt en doordrongen is van de verpligtingen die op hem rusten , doet dat niet, maar vraagt eerst naar de reden van het uitstel en dan zal het wel meer gebeuren , wat ik eenmaal hoorde, dat aan een procureur die vroeg om uitstel op eene conclusie van geïntimeerde, door den voorzitter geantwoord werd: waartoe, gij zult toch niet toegeven. Men zegt echter : de praktizijns zyn het eens en daaraan kan men nietsdoen. De praktizijns zyn het niet altijd cons, en aangenomen dat de vertegen woord'gers der partyen eerlijko, brave mannen zijn , dan zijn zy het zeker niet altijd eens, want zij hemdeden de belangen hunner cliënten. E r zyn collegien waar met het beste succes de hand aan geregelde afdoening wordt gehouden , maar geëischt wordt dat men zij paratus in judicio. De procedure bij die regtscollegien doet mij meer waardo hechten aan instructie onder het oog des regters, dan tusschen partyen buiten den regter om Ook staat de regter niet zoo geheel ongewapend tegenover de praktizijns. Art. 27 van het reglement van orde en discipline zegt: » zij, do procureurs, staan onder het toezigt en de discipline der collegien, waarvoor zij fungeren". Art. 28 zegt: Zy zyn naar mate der misslagen, verzuimen of inbreuken door hen begaan, onderworpen aan dezelfde straffen van waar.-chuwing, berisping of schorsing, als ten aanzien der advocaten is bepaald." Art. 11 van dat reglement zegt omtrent de advocaten: » De raad van toezigt en discipline is belast met de zorg voor do eer van den stand der advocaten. Hij houdt toezigt over derzelver handelingen als zoodanigen. Hij weert en beteugelt de inbreuken en misslagen, en zal tot dat einde , naar gelang der omstandigheden , kunnen opleggen de straffen van enkele waarschuwing, berisping, schorsing in de uitoefening van praktijk, ten hoogste gedurende een j a a r " enz. Zoude voortdurend vragen van uitstel zonder noo lzakelijkheid gt on inbreuk , geen misslag zijn ? Men zal daarbij toch wel gelieven te letten op de toevertrouwde belangen, die verwaarloosd wordon. De orde der advocaten zoude waken en straffen ook! Ten slotte een woord aan den geachten afgevaardigde uit 's Gravenhage, die zijne prachtige rede sloot met te wijzen op het bezwaar om do advocaten te belasten met het procureurswerk bij dit wets-ontwerp. In het straks reeds genoemde Voorloopig Verslag lees ik op bladz. 12, » dat de advocatenstand in het belang zijner waardigheid van de bemoeijingen der gedingvoering zou moeten bevrijd blijven, is een denkbeeld uit eene verkeerde voorstelling van de onafhankelijkheid van dien stand voortvloeiende. Die onafhankelijkheid bestaat in de vrijheid om vrymoedig de regten der cliënten voor den regter te doen gelden". Dat stuk is onderteekend door een man , die zeker vooraan stond op de bres, wanneer het gold de verdediging van den stand der advocaten: mr. J. M. de Kempenaer, den voormaligen deken der orde van advocaten te Arnhem. De heer v a n E e k : Mijne Heeren! Het is mij aangenaam dat ik in de gelegenheid ben nog heden het woord te voeren , omdat morgen mijne tegenwoordigheid vereischt wordt in een ander locaal van dit gebouw. Ik wensch nu te doen, hetgeen ik heb aangekondigd by de algeraeene beschouwingen, toen ik meende dat de punten, behandeld by de a r tikelen , beter daarbij zouden kunnen besproken worden dan bij de algemeene beschouwingen, hetgeen de Minister van Justitie mij heeft toegegeven.
1681 103DE ZITTING. — 6 JUNIJ.
29.
Wijziging
van de bepalingen omtrent de
Mijne Hoeren, ik moet met een enkel woord spreken over ei iie beschouwing van den laatsten geacliten spreker ten opzigte van het verleenen van uitstel, eene zaak, die door den heer Uergmann uitvoerig is besproken en waarop de Minister wel wat tot mijn leedwezen heeft geantwoord, dat hij er over zou nadenken of er niet zou zijn te gemout te komen aan het denkbeeld van den heer Bergmann. D J laatste geachte spreker heeft er in denzelfdeo geest over uitgeweid; hij Z' ide namelijk dat de regter had toe te zien op het verleenon van uitstel; dat hij daarover eene zekere controle moest uitoefenen. Indien dit ooit gebeurde, dan geloof ik dat dit hoogst noodlottig zou zijn voor de justiciabelen. De regter toch is alloen geroepen om geschillen uit te maken, en alleen wanneer partyen het onderling oneens zijn, mag de regter zich daarover uitlaten. Maar indien beide partijen in haar belang noodig oordeelen, op dat oogenbl k nog geen conclusie te nemen , dan is dat de zaak van de partyen en de regter heeft zich er niet mede in te laten of hij doet kwaad. In dien zin moet dan ook art. 151 Regtsvordering boschouwd worden, waarvan de heer Bergmann zeide : de regter let er niet op, bet staat wel in de wet, maar hij geeft er geen gevolg aan. En in dien geest moet ook verMaan worden art. 411 van dit wets-ontwerp dat wel bepa ilt dat er hoogstens een uitstel van 4 weken verleend wordt voor het antwoord, maar mijns inziens altoos het verleenen van uitstel toelaat, als de tegenpartij daarin toestemt. In één opzigt maak ik echter onderscheid. Wanneer een dag gevraagd is om te pleiten, en men pleit dien dag niet, dan zou de regter mogen zeggen : ik zal regt doen zonder pleidooijen , indien namelijk andere geding^oerenden door dat uitstel zouden verhinderd worden om ten behoorlijken tijde hunne belangen te doen gelden. Nu kom ik tot de drie punten, die in 't bijzonder besproken zyn. Vooreerst de afschaffing van de procureurs , zoo als men dat noemt. Ik moet doen opmerken dat in het voorstel van den Minister eigenlyk geen sprake is van afschaffing van de procureurs, ten minste niet als men daaronder bedoelt de vervulling van werkzaamheden door do procureurs te verrigten. Geene wet zou er kunnen gemaakt worden, die het procureurswerk af zou schaffen. Do Minister wil dat het werk van den procureur en don advocaat door één persoon zal gedaan worden. Is dat nu goed of slecht gezien ? Veel zal ik er niet over spreken , doch ik geloof wel aan den heer des Amorio van der Hoovon te mogen doen opmerken dat, wanneer hij meent dat een procureur in een geding van cassatie eene declaratie opmaakt van f 300 salaris, zijne raming dan veel te hoog is. Naar mijne wyze van zien kan hier meer gelden de rekening daaromtrent gemaakt door den heer de Vries, ofschoon die rekening ook nog betrekking heeft op processen , die ruim betaald worden. Dooreen gerekend mag men zeggen dat eene declaratie van een procureur bedraagt f 120 a f 180. Vraagt men of het wenschelijk is om de werkzaamheden van advocaat en procureur in één persoon te vereenigen, dan wys ik er op, dat wij tegen dat stelsel een afschrikwekkend betoog gehoord hebben van den geachten afgevaardigde uit den Haag. Die geachte afgevaardigde meende dat het zou zijn een ramp voor het geheele regtbehoevend publiek, en dat daaruit niets dan ongelukken zouden te voorzien zyn. Als ik echter dien geachten afgevaardigde wel begrepen heb, dan zijn de beschouwingen, die h\j uit den vreemde ontleende, niet gerigt tegen hetgeen de Regering wil, tegen het vereenigen van de wei kzaamheden van advocaat en procureur in één persoon, maar tegen het stelsel dat partijeo hare eigene zaken zouden kunnen behandelen, zonder hulp van deskundigen. Die m u g behandelen wij nu niet; de afschrikking was dus niet noodig. Ik vraag aan dien geachton afgevaardigde, die het zoo noodig vindt dat procureurs on advocaten beiden zullen blijven bestaan in hot proces : welke werkzaamheden in cassatie de procureur toch te verrigten heeft, als de advocaat zyn pligt doet?
van procederen in cassatie
in burgerlijke
zaken.
Ik ben nieuwsgierig het antwoord daarop te hooren. Een advocaat, die de belangen van zijno cliënten werkolijk waarneemt, maakt do memorien en pleidooijen; er schiet dan niets anders over dan do stukken te doen overschryven door een klerk en ter plaatse te doen bezorgen. Welke rampun zouden er nu uit kunnen voortvloeyen , als de persoon , die toch alles alleen doet, tevens de door hem gestelde stukken op zegel doet overschrijven? Het doet ook mij leed, als men eene verandering in eene wet maakt, die onaangenaam is voor hen, voor wie men sympathie heeft, maar wij hebbon hier het algemeen belang to betrachten. En als dan uit de bezuiniging van het proces die gevolgen kunnen voortvloeyen, die de lieer de Vries, die mijns inziens niet verre van de waarheid was, heeft ontwikkeld , dan moeten wij onze sympathien voor geachte vrienden doeu zwijgen. Docb ik wunsch nog op iets anders te wijzen dan op de kosten, namelijk op onze jeugdige balie. Het is oen groote ramp voor het regtswezen, dat jonge advocaten zoo weinig te doen hebben en zich vervelen, omdat er voor hen geen werk te verrigten i s , zoodat zij zich dikwijls geheel aan een werkkring onttrekken waarin zij zooveel nut zouden kunnen stichten. Mijne Heeren! Verdeelt de werkzaamheden dus niet tusschen advocaten en procureurs, brengt die liever in édne hand, dan zal de jeugdige balie werk vindon en zich kunnen bekwamen, Dat geval doet zich voor in Indie. De heer van der Hoeven zal het kunnen bevestigen, dat in Indie de jeugdige balie gelegenheid heeft om zich te bekwamen. Ten slotto merk ik ten opzigte van de proceskosten o p , dat wil de Minister, en ik ben het met zijn streven eins, bezuiniging invo.-ren, hij dat doel met het stelsel van de ineensmelting van het procuraat met de advocatie slechts voor een zeer klein gedeelte zal bereiken. Als de Minister goedkoop regt aan de burgerij wil schenken, zou ik hem drie overheerschende denkbeelden in overweging willen^geven: 1°. Om met alle kracht die in hem is te zorgen, dat de Regering hot proportionele registratieregt doe verdwynen. Die heffing is ter verkrijging van regt een hinderpaal die zonder weergade is. Ik heb reeds vroeger medegedeeld , dat ik eens in eene zaak werkzaam ben gewee.-t, waarin de cliënten als zij zich door eer gelukkig toeval daarvan niet hadden kunnen ontslaan, alléén aan registratie f 80 000 zouden moeten betaald hebben. Ik heb toen ook melding gemaakt van een proces dat liep over eene waarde van f 4000, waarby de registratie f 2000 zou hebben beloopen, omdat in de acte nog andere verrekeningen voorkwamen die met de zaak der cliënten evenwel niets te maken hadden, doch waarvoor toch het regt moest worden betaald. Ik heb do bewijzen onder mij dat cliënten elkander bedreigden niet met de kosten van het proces, maar met de kosten van registratie die z j te betalen zouden hebben als het proces doorging. Dezer dagen heb ik voor het geregtshof alhier gepleit over eene quaestie van verlenging van pacht. In die zaak had ik gebruik kunnen maken van een eenvoudig briefje dat, zoo het mij al geen regten gaf, toch zyn dienst bad kunnen doen om den zedelijken indruk dien het zon maken. Op mijn vraag aan den ontvanger , hoeveel dit stuk aan registratie zou kosten, kreeg ik ten antwoord, dat dit zou beloopen tusschen de f 2000 on f3000. Ik heb van dat briefje toon geen gebruik gemaakt, wat wel het geval zou geweest zijn, indien ik daarvoor alleen de formaliteitsregten had moeten betalen. Nu vraag ik: moet, als men inderdaad goedkoop regt wil, de Minister van Justitie er dan niet mede aanvangen om zyn ambtgenoot van Finantien te bewegen om een voorstel te doen tot atschaffing van de proportionele registratie en e™ van te maken een droit de formalité ? 2°. om in te voeren bet beginsel dat ieder zijne eigene kosten betale , hetzij men wint of verliest, even als geschiedt by de gedingen voor den Raad van State, eene wijzo van handelen waarmede ieder tevreden is. Als men dat beginsel aanneemt, kan de cliënt accoord maken met zyn advocaat, want dan zal deze niet gebonden
1082 108DE ZITTING. — 6 JUNIJ. 29.
Wijziging
van de bepalingen omtrent de wijze
rijn aan andere rekeningen : Dan kan de zaak berekend worden naar haar omvang en gewigt, en de gegoedheid van den cliënt, omdat dan de advocaat geheel vrij is in zijne handelingen. 3°. om het denkbeeld, waarop de heer Wintgens reedt wees, tot waarheid te maken, namelijk hot doen wegvallen van oene der drie trappen van judicatuur. Schaf dus de cassatie af, vervang die door het appèl en als gg deze drie verbeteringen hebt ingevoerd , voeg er dan by het vercebigen der werkzaamheden van de pruktyk in édiio hand in allo instantien , dan zult gij eene ware weldaad hebben bewezen aan de maatschappij. Ik kom tot h t tweede punt: het verschil tosseben de Regering en de meerderheid van de Commissie van Rapporteurs over du vraag, of de zaken moeten behandeld worden in cassatie bij memorie, dan wel bij conclusie. Er is in de laatste discussien omtrei t een ander daarbij betrokken punt eene beschouwing te berde gebragl door den heer Godefroi; die beweerde, dat kundige regtsgeleer» den hem zouden verzekerd hebben , dat zij zoo veel niet hechtten aan het oraal debat, en dat bij hen alles gelegen was in eene goede memorie van cassatie Als dat zoo gezogd is , dan begrijp ik weinig van die goheele redenering, liet schriftelijk debat is noodig even als het mondelinge, muar beide zijn zaken van zeer verschillenden aard; men kan ze niet tegenover elkander stellen. Da geachte afgevaardigde , die ons te kennen wilde geven , dat het oraal debat misschien wel zou kunnen gemist worden , zoekt ons , na het schriftelijk debat, toch nog door zijne orale voordragt te overtuigen. Ten opzigte van den stryd tusschen de memorien en de conclusien, ben ik het meer met den Minister eens. De Minister h e i t zich voor zijn stelsel beroepen op de wet op de onteigeningsprocedure en merkte te regt op, dat, als daartegen bezwaren zijn — ener zyn regtmatige bezwaren tegen die procedure — zij niet betreffen den vorm, maar alleen de veel te korto termijnen. De Minister heeft medegedeeld wat de oorsprong is van de memorien. Vroeger was de cassatie een genade, die men moest afsmeekon, en waartoe, men een verzoekschrift moest indienen , omdat mtn het regt niet had om in cassatie te komen als het niet welwillend werd toegestaan. De Minister toonde aan dat de memorien , zoo als zij thtins zyn , aanleiding geren tot breedvoerige schrifturen. Ik geef toe, dut dit niet behoeft, maar als men tegenover den gewonen vorm van conclusien stelt, dat er zal zijn tene betcekende memorie, ook dun komt men onwillekeurig tot het denkbeeld, dat du wetgever , die die procedure in zoo een deftig kleed steekt, waarschyclyk wel zal gewild hebten eeno breede behandeling, en zoo komt men eerder tot die breede behandeling, dan wanneer slechts eene eenvoudige conclusie gevorderd wordt. Ik erken echter dat men even goed kort kan zijn in eene memorie, als in eone conclusie. Veel geef ik om die zaak niet, maar als ik het meer eens ben met den Minister dat is dat ook, omdat eigenlijk do vorm van procederen bij verzoekschrift, afwijkt van den gewonen vorm van proces. In de gewone regtsgedingen voor de horen en de regtbanken geldt het stelsel van dagvaarding en het nemen van conclusien. Vooral heeft de wijze van geding Ie voeren in hooger beroep veel overeenkomst met de behandeling in cassatie. Ik weet w e l , dat bij de behandeling in cassatie het oordeel niet loopt over feiten, maar daar de middelen van bewijs in den regel in eersten aanleg zijn afgehandeld, hoeft de behandeling in appel veel overeenkomst met die in cassatie. Waarom dan een zoo geheel afwijkende vorm in cassatie ? Meent de geachte spreker uit Amsterdam, de heer Godefroi, dat men alle zaken zou moeten behandelen bij btteekendt memorie en niet bij conclusie, welnu, daarover zullen wij later spreken , als wy de geheelu procedure r. gelen, om dan misschien, als beroutvhebbende zondaars, terug te keeren tot het stelsel van den heer Godefroi. Nu echter zou ik liever, hebben dat men zich zelven in de geheelo procedure gelijk bleef, en dat men in cassatie, als er geen bepaalde reden is om een tegenovergestelden
van procederen in cattatie
in burgerlijke
zaken.
procesvorm aan te nemen , dezelfde wyze van procederen volgde als in de andere instant! n. Nu nog een laatste punt. Het doet mij genoegen, dat de heer van Rappard ook heeft opgemerkt, dat, zoo als de zaken thans in cassatie voor den tloogun Hand behandeld worden, met welke regeling de meerderheid van de Commissie van Rappor tours zich vereenigt, de procedure zeer onregelmatig werkt. De zaken toch worden thans alleen behandeld tusschen de practizijns, en op een goeden dag komon er tweeplei* ters voor den lioogen Raad om eene ziak toe te lichten, waarvan die regter nog het eerste woord moet vernemen. Nu vraag ik of niet dikwijls, ten gevolge van dit stelsel van wisseling van schrifturen alleen tusschen do practizgns, de Hooge Raad clechts de helft van depleidooyen begrijpt? En wanneer de advocaat, vooral die van den eischtr, niet hoogst voorzigtig is in zijne voorstelling, ten einde geen feiten te vergeten en die feiten zoo naauwkeurig mogelyk voor te stellen , zoodat men er de regtsgevolgen uit kan afleiden, dan begrjjpt de Hooge Raad van al dat pleiten niets. Om deze reden vind ik dit procederen al vrij treurig ; volgens het stelsel van de Regeriug heeft daarentegen de Hooge Raad kennis van de conclusien genomen en is du Raad bij de pleidooyen op de hoogte van de verschillende beweringen. Maar ben ik nu tevreden met de wyze waarop de Regering haar stelsel wil invoeren? Met den heer van Rappard zeg ik: » ik ben er niet over voldaan". Zal ik daarom echter het voorstel afstemmen ? Ik ben evenmin voldaan over den bestaanden wettely'ken toestand. Myne grief betreft niet alleen het voorstel van den Minister, maar evenzeer het voorstel van de Commissie van Rapporteurs en de bestaande wet, omdat zij alle drie aanleiding geven tot verrassingen , en dit moest men voorkomen. De heer Brcdius heelt dat bezwaar reeds in het licht gesteld. Men weet dat, als eene party hare zaak gewonnen heeft en als zij de regterlyke uitspraak beteekend heeft aan hare tegenpartij , zij dan de drie maanden , die gegeven zijn om het vonnis in kracht van gewy'sde te doen gaan, niet behoeft af te wachten, maar terstond kan gaan beginnen met het vonnis ten uitvoer te leggen. Du wet geeft geene waarborgen om de verrassingen die daaruit kunnen voortvloeyen, te voorkomen. Gesteld toch dat er geëxecuteerd wordt, hoe zal de tegenpartij dan die executie kunnen stuiten door het middel van cassatie ? Hoe zal zij dan toch moett n handelen? Zij zal een des* kundige raadplegen , op zijn advies de zaak zenden aan een advocaat in den Haag; deze zal, als hy zich dadelijk met de zaak bezig kan houden, moeten nagaan of er middelen tot cassatie zijn , en , na du zaak goed bestudeerd te hebben , zijne memorie opmaken , en dan de voorziening in cassatie instellen, waardoor de executie zal worden gestuit. Maar dan is deze reeds lang begonnen en waarschijnlijk al geëindigd. Nu men de gedingvoering toch regelt, moest men ook maatregelen nemen om de mogelijkheid van verrassingen te voorkomen. Ik zou wenschen dat ten opzigte van vonnissen, niet bij voorraad uitvoerbaar, de executie kon gekeord worden, door eene verklaring per deurwaaider, dat de verliezende party binnen een door de wet te bepalen termijn in cassatie komen zal. Die verklaring zou echter geen midd len van cassatie behoeven in te houden , opdat de regtsgeleerde, die de zaak voor den lioogen Uaad behandelen zal, niet door tijdsgebrek gedwongen worde in de haast wat bijeen te rapen, maar behoorlijk kunne nadenken over de wyze , hoe de cassatie dient ingesteld te worden. Na deze verklaring en daarop gevolgde dagvaarding zou, volgens my', altoos noodig z'yn eene conclusie van eisch. De Regering nu wil die niet. De Minister wil zelfs geene vermelding van eisch in de dagvaarding. Ik voor mij begrijp geen proces zonder tisch. Hoe wil men zonder eisch bij een regier komen ? Een regter moet immers beslissen over een strijd , en een strijd brengt altoos een eisch mede. Eene dagvaarding houdt ,eigenlijk geen eisch in, en is niets anders dan eene schrift el ij k o oproeping van de tegen*
Vel 448.
1681$
Tweede Kamer.
103DE Z I T T I N G . — 6 J U N I J . 29.
Wijziging
van de bepalingen
omtrent de wijze
partij om voor den regter to komen on van dien rogter te booren verzoeken wat de eischor meent dat regt is. De dagvaarding m e u k t dus alleen tot de tegenpartij, maar, als men voor den regter komt spreekt men tot dezen door middel vim eeno conclusie van eisch waarin men zegt: ik heb de tegenpartij voor u opgeroepen, omdat ik gegriefd boD on nu kom ik van u regt verzoeken tegen baar. Maar als men nu niet concludeert, zich niet tot don regier wondt, maar zich alleen bepaalt om do tegenpartij voor den regter te roepen, waarop moot de regtor dan rogt doen ? Kone procedure zonder conclusie van eisch is dus eenc vreouido zaak. De Minister wil in het geheel geen eisch, in do dagvaarding ook niet. Maar dan wordt het eeue cassatie in liet belang dor wet. Do Minister meent dat men kan volstaan mot zijne middelen op to geven; maar men moet toch daarbij ook iets vragen. Dit zijn de opmerkingen die ik tegon htt voorstel der Regering heb, ofschoon ik met haar zal medegaan tegenover het voorstel der Commissie van Rapporteurs. En nu het laatste punt: do vertegenwoordiging. Ik heb reeds bij do algemeene beschouwingen gezegd, dat als de Regering de vertegenwoordiging wil opdragen aan do advocaten ingeschreven bij het collegie waar i!e zaak hooft gediend, alsdan nooit aan een monopolio te denken i s ; dat dat alleon oen begrip van orde i s ; dat er nog zou kunnen gedacht worden aan een monopolie , als alleen aan die advocaten , die daar ingeschreven zijn , bot regt werd gegeven om te pleiten. Maar het pleiten wordt aan iederoen vrijgelaten. De Minister beroept er zich daartoe o p , dr.t hij dat reeds vastgesteld heelt bij besluit van 17 December 1875 (Staatsblad n°. 244), en daarover wensch ik een woord to zeggen, want met dat besluit als zoodanig heb ik goon vrode en ik verwonder mij zeer, dat do Ministor er toe is kunnen komen, om in dien vorm 1c regelen. In het ontwerp van den Minister de Vries omtrent de regtorlijke inrigting was bij art. 113 voorgesteld, do advocatie to regelen bij do wet of bij besluit; dio bepaling was aldus gesteld, omdat in dat artikel verschillende onderwerpon genoemd werden , onder anderon het costuum, zoodat men begreep dat niet alles bij do wet geregeld moest worden. Maar ik maakte den Minister de Vries _do opmerking , dat het beter ware aan te duiden , waarin do w e t , en waarin het bosluit zou voorzien, en ik stelde als wijziging voor, dat het reglement van ordo on discipline van advocaten zou worden vervangen door eone wet. Dat voorstel van mij is door den Minister de Vries overgenomen en door de Kamer gehuldigd; en nu vraag ik of het niet in strijd is mot het gemeen overleg, wanneor de tegenwoordige Minister thans dat onderwerp regelt bij bosluit ? Het onderwerp is gewigtig genoeg om bij do wet geregeld to worden, maar mijne groote grief is, dat do beslissing der Kamer in gemeen overleg met de Regering gegeven, dat die zaak moest worden geregeld bij de wot, door de Regering als niet bestaande wordt beschouwd. Of nu het beginsel goed geregeld is, en of men te regt heeft bepaald dat ook advocaten, bij den Hoogen Ruad niet ingeschreven, in cassatie mogen pleiten, laat ik in het midden. Men weot dat do lioogo Raad een ander beginsel is toegedaan on gemeend heeft in hot belang van good regt advocaten buiten den Haag alleen dan tot de pleidooien to moeten toelaten, als er bijzondere rodenen voorwaren. Ik zelf heb ook wel eens voor vreemde advocaten aanzoek gedaan, maar met ongunstigen uitslag. Maar ik laat dit in het midden. Ik ben het met den Minister eens, dut, hoe men ook denko ovor het pleiten — on in dat opzigt bon ik in het algemeen voor het beginsel van gelijkheid voor do advocaten — partijen alleon moeten vertegenwoordigdworden door een regtsgeleerde, ingeschreven bij het collegie, dat do zaak beslissen moet. Dit is noodig niet alleen voor eene waardigo on ordelijke wijze van behandeling, maar ook omdat bij zoo vele zak. u onderlinge besprekingen noodig zijn om tot een goed einde te komen. Ik vraag: hoe zal het bijv. gaan mot de bepaling van dag van pleidooi, als de betrokken praktizijns zich daar-
van procederen in cassatie
in burgerlijke
zaken.
over niet kunnen vorstaan ? Men kan ovor zulk oen punt toch goon correspondentie door het ganscho lard voeren. De Commissie van Rapportours wil dit echter wol; zij wil dat ieder advocaat den cliënt zal kunnen vortegonwoordigen. Eigonlijk zoude de Commissie do za ikwaarnemerij willen invoeren. In de bijlage, behoorondo bij hot Verslag, zogt zij in haro artt. 40G on 409 dat de memorien van cassatie en van antwoord zullen ondortoekend worden door den verzoeker en verweerder zelve of door een advocaat namens hen In beginsel dus acht do Commissio hot niet eens noodig, dat do momorion in cassatio getoekend worden door een advocaat Wat is dit nu anders dan invoering der zaakwaarnomerij en afschaffing derbalio? Nu heeft de Comraissio in do door haar voorgestelde wij ziging niet meer gesteld dat de partijen zonder behulp van regtsgeleerde raadslieden het geding zouden kunnon voeren, maar waarom doet zij dat ? Niot omdat /.ij haar oorst geuit gevoelen niet hot waro achtte; intogendoel, zij li.udt dat stelsel, men zie hot Verslag, vol, en beweert dat dat niet nadeolig zal worken, omdat do partij dio haar belang verstaat, geen zaakwaarnemer zal gobruikon , maar de toevlugt zal nomen tot een doskundigo. Maar op dezelfde wijze zou men kunnon zeggen , dat de uitoefening der geneeskunde kon worden overgelaten aan wie maar wil , omdat verstandige monseben alloen geschikte personen zullen gebruiken. Doch, daar het aantal vorstandigen niet zoo overwegend is , zoo zouden or ten slotte geen goneeskuDdigen ten behoeve van do vorstandige lioden meer kunnon bestaan ; zij zouden door de kwakzalvers verdrongen wordoH. Geen gevaarlijkor beginsel d u s , dan dat van do meerderheid der Commissie van Rapporteurs, dat men do behandeling van onderworpen van studio aan niet-deskundigen kan ovorlaten, omdat de verstandige menschen toch wel do doskundigen gebruiken zullen. Dat beginsel werpt den S t a a t , niet alloen in hot regtswozen , maar in alle opzigten onderste boven. De Commissie is echter bij haro voorgestelde wijziging op dat denkbeeld niet doorgegaan, doch alleen niet, omdat zij vreesde dat zij, zoo zij te veel geschilpunten dooroen mengde, zij haar doel in andoro opzigten niet zou boroiken. De Commissie neemt dus thans a a n , dat de memorien door oen deskundige mooton ondorteekend worden, maar volgons haar mag ieder deskundige dat doen, en zoo komt men wodor tot een ander bodonkelijk beginsel, dat de Commissie nu hot heil der burgerij zoekt in advocaten , die op hun ambacht hot land doorreizon. Is dit eene weidaad te noemen ? Ik geloof dat het nuttig kan zijn dat een talentvol man, dio van eeno zaak eone bijzondere studio gemaakt heeft, do bevoegdheid hebbo te pleiten waar hij ook geroepen w o r d t , en dit gobourt ook thans, maar die advocaat zal altijd behoefte bobben ten opzigte van alle regtshandolingen buiten het pleidooi te rade te gaan met een deskundige in loco, die voor hem het noodige verband regelt mot den regter on de tegenpartij. Daarom moet men dien toestand , die altoos zal gohuldigd worden door een verstandig advocaat, bij de wet handhaven, omdat men niet zeker is dat hot door ieder zal guvolgd worden, en do waardigheid der balie en de goede behandeling der zaken daardoor zeer zouden lijden. Ik moot er wel de aandacht op vestigen , dat het hier niot geldt eon stelsel dat alloen in den Haag zal moeten worden toegepast, maar eon stelsel, dat bij afschaffing van de procureurs overal zou moeten worden ingevoerd. Het is toch een algemeen beginsel van orde, als mon bepaalt wie de partijen zal vertegenwoordigen bij den regter. Vindt men hot niet noodig dat dit ten aanzion van den Hoogen Raad geschiedt door mannen dio onder het toezigt staan van dit collegie, on met dit collegie de zaken regelen, dan is het ook niet noodig, wanneer do procureurs worden afge-ehaft, ten aanzien van andere regtscollegien, en zal het stelsel der Commissie dan overal moeten worden ingevoerd. Men moet nu tegen dit betrog niet do oxceptie maken, dat do wijze van procederen in cassatie zoo oxceptioneel is , dat men over het begrip van vertegenwoordiging bij den Hoogen Raad kan heenstappen, al wordt een andere
Bijblad van de Nederlaudsche Staats-Courant. — 1875—1876. II.
1684 103DK Z I T T I N G . — 6 J Ü N I J . 29.
Wijziging
van de bepalingen omtrent
de wijze van procederen in cassatie in burgerlijke
toestand gehandhaafd ton aanzien van de andore collegien, want dan wijs ik onder anderen op do artt. 412 ra 410 van dit ontwerp, waarin men gesproken vindt van incidonten on van processen ovor zekerheidstelling. Zijn dit niet zaken die een deskundige in loco bepaaldelijk vordoren? Ik begrijp niet hoe twee advocaten, waarvan de oen woont te Groningen en de ander tu Maastricht, te H O M hot geding zouden kunnen rogelcn zonder don bijstand van eenon vertegenwoordiger dio bij het collegie is gevestigd. Wanneer het alleen don Haag gegolden had, zou ik misschien nog gozwegon hebben, maar het is in zijn aard een algemeen beginsel dat men stelt, en dut beginsel vind ik verderfelijk. Ook in dit opzigt steun ik dus gaarne hot voorstel dor Rogoring. Do verdere beraadslaging wordt verdaagd tot den volgonden d a g , des voormiddags ten 11 ure. Daarna wordt de vergadering gescheiden.
VERBETERINGEN.
In de rede van don heer Godefroi, voorkomende op: bladz. 1G65, kol. 2 , reg. 13 v. b . , staat: van regtsbijstund ; lees: »van den regtsbijstund";
zaken.
aldaar, rog. 15 v. b . , staat: dut wots-ontworp; loos: dit wots-ontwerp"; aldaar, reg. 14 v. o., staat: worden toegepast; lees: • worde toegepast"; bladz. 166R, kol. 1, reg. 3 v. b., staal : moet hol woordje ii niet" vervallen ; aldaar, kol. 2 , reg. 24 v b . , staat: vorweonh r; loos: ii do verweerder"; bladz. 1667, kol. 1, reg. 16 v. b . , staat: in toepassing; lees: uvan toepassing"; aldaar, reg. 26 v. b , staat: in Ie reepen; leos: l i n te voeron " ; aldaar, reg. 29 v. o., staat: werkte; loos: » w e r k t " ; aldaar, reg. 28 v. o , staat: hen; lees: » h e m " ; aldaar, rog. 13 v. o., hef woord » werk " cursief te lezen. Op bladz. 15'J6, kol. 1, reg. 6 v. b., slaat abusivelijk vermeld onder de ingekomen adressen, houdende verzoek tot niet-aanneming van het voorstel van den heer Moons, dat van D. A, Hoogbruyn c. e. te Monnickendam. Do vermelding van dat adres moot voorkomen op bladz. 1595, kol. 2, ondor die, houdende adhaesie aan het bedoelde voorstel tot wijziging der wet op het lager onderwijs. In de rtde van den heer Messchert van Vollenhcven, voorkomende op bladz. 1602, kol. 1, reg. 23 v. b , slaat: meer dan 40 j a i e n ; leos: «bijna 40 j a r e n " .