Raad vanState 201012652/1/V2. Datum uitspraak: 2 maart 2 0 1 1
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 17 december 2 0 1 0 in zaak nrs. 1 0 / 4 0 8 2 9 en 1 0 / 4 0 8 2 8 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201012652/1/V2
1.
2
2 maart 2 0 1 1
Procesverloop
Bij besluit van 2 4 november 2 0 1 0 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 17 december 2 0 1 0 , verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 2 4 december 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201012652/1/V2
3.
3
2 maart 2 0 1 1
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken, ambtenaar van staat.
w . g . Borman lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Vreken ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2 0 1 1 91-594. Verzonden: 2 maart 2 0 1 1 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
24-DEC-2010 E l : I B FronüUan KuPPenveld
0736129723
17/12 2010 13:59 FAI 0388884730
To : 0703651380
Pa«:7'll
rb nrtfUe vk
Iâ0003/0007
0388884730
AFSCHRIFT
tspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE nevenattingsplaats Zwolle Sector Bestuursrecht, Voorrieningenrecbter Registratienummer Awb 10/40829 (voorlopige voorziening} Awb 10/40828 (beroep)
Uitspraak in het geding tussen:
geboren op van Guiuese nationaliteit, IND dossiernummer 101025.1201, verzoekster, gemachtigde mr. P J.M. van Kuppenvcld, advocaat te Oss;
en de minister voor Immigratie en Asiel, (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, vertegenwoordigd door mr. M Luik, ambtenaar ten departcmente, verweerder.
1.
Procesverloop
Op 16 november 2010 heeft verzoekster een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 24 november 2010 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij brief van 25 november 2010 is daartegen beroep ingesteld. Verzoekster mag de behandeling daarvan niet in Nederland afwachten. B{j verzoek van 23 november 2010 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot in beroep is beslist. Het verzoek is voorzien van gronden bij brief van 2 december 2010. Het verzoek is ter zitting van 7 december 2010 behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Bü brief van 8 december 2010 heeft verweerder de door de voorzieningenrechter gestelde vragen schriftelijk beantwoord. Hierop is het onderzoek ter zitting gesloten.
24-DEC-2010 £ 1 : 1 9 From:Uan KuPPenueld
17/12 2010 13:39 FAX 0388884730
07361297S3
To:0T03651380
Pa9e:B'll
rb zwcftle vk
lfl0004/0007
0388864730
AWB 10740829 (voorlopige voorziening) AWB10/4082B (beroep)
2.
blad 2/5
Overwegingen
2.1. De vooraeningenrechter stelt vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter zal toetsen of het beroep een redelijke kans van slagen heeft en of bij afweging van de betrokken belangen uitzetting van verzoekster in afwachting van de uitspraak in beroep moet worden verboden. 22, Blijkens de gronden van beroep en het verhandelde ter zitting is het geschil beperkt tot de vraag of de weigering om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) te verlenen, in stand kan blijven, 23. Verweerder heeft in het bestreden besluit geoordeeld dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van verzoekster, omdat verzoekster toerekenbaar geen of onvoldoende reis- of identiteitsdocumenten dan wel andere bescheiden, die noodzakelijk zijn voer de beoordeling van de aanvraag, heeft overgelegd. Voorts heeft verweerder een aantal elementen uit het asielrelaas opgesomd, op basis waarvan is geoordeeld dat het relaas de positieve overtuigingskracht mist die in dat geval geëist mag worden om de juistheid ervan aan te kunnen nemen. Verweerder acht het relaas daarom ongeloofwaardig. 2.4. Verzoekster heeft de juistheid van dat oordeel betwist. 2.5. De voorzieningenrechter zal toetsen of grond bestaat voor het oordeel dat verweerder, gelet op de motivering, neergelegd in het voornemen en het bestreden besluit, bezien in het licht van de verslagen van de gehouden gehören, de daarop aangebrachte correcties en aanvullingen en het gestelde in de zienswijze, niet inrcdehjkheidheeft kunnen oordelen dat aan het relaas geen geloof kan worden gehecht. 2.6. Verzoekster steh dat de aa-procedure niet geschikt is voor de afhandeling van een asielaanvraag van een kwetsbare en mogclyk gétraumaoseerde asielzoeker zoals zijzelf. Hierbij wijst verzoekster op een brief van Amnesty International van 3 oktober 2008 aan de vaste kamercommissie voor Justitie, in welke brief wordt gewezen op de speciale behoeften van kwetsbare groepen. Hieronder vallen ondermeer getraumatiseerden, slachtoffers van verkrachting en zwangere vrouwen. Gewezen wordt ondermeer op het rapport van medifirst Verzoekster is analfabeet, emotioneel tijdens gesprek en zij heeft littekens op voet, been en handen. Onduidelijk is wat verweerder met deze informatie heeft gedaan bij het beslissen op de aanvraag. Het advies van medifirst moet invloed hebben op het bcslisproces. Verweerder heeft niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht, dit gelet op de mogelijke getraumatiseerdheid van verzoekster, temeer daar baar littekens mogeujk steunbewjjs zouden kunnen zijn. Verweerder bad dit nader moeten laten onderzoeken door een deskundige, Voorts is ondermeer gewezen op de brief van Amnesty International van 25 november 2009 aan de staatsecretaris van Justitie aangaande de nieuwe asielprocedure. Er wordt ondermeer gewezen op de onderzoeksplicht van de overheid, m samenhang met artikel 4, derde lid, Definiccnchdijn en het voorgestelde artikel 17 en artikel 13, derde lid, van de Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (procedure richtlijn). Voorts wordt gewezen op twee uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de
•:\\-
S4-DEC-2018 51 = 19 F r o m ^ a n Km.,erweld 17/12 Zülü xa:3« VAL
U3ÖÖÖS473U
07361297S3 rD ZWCftie TK
To:070365i3B0
P.«:9'll *|0UÜ5/UUU7
0388884730
AWB 10/40829 (voorlopige voorziening) AWB 10/40828 (beroep)
blad 3/5
Mens (EHRM) van 7 maart 2000, nr. 43844/98, NAV 2000/110 (TJ v. UK) en van 6 febmari 2001, nr. 44599/98; JV 2001,103 (Ben*aid v. UK). Uit het rapport van Medifirst en de later gebleken zwangerschap en de verklaringen van verzoekster volgt dat aj hoogstwaarschijnlijk lichamelijk en emotioneel zeer beperkt belastbaar is. Daarbij wordt ook verwezen naar het formulier van de verloskundige. Verzoekster wijst erop dat zij pas zeer kort in Nederland is en nog geen behandeling beeft kunnen krijgen. Relevant is thans niet of verzoekster al onder behandeling is, maar of gelet op de situatie deze zaak zich wel leende voor de aa-procedure. Verweerder is in het bestreden besluit op dit alles onvoldoende ingegaan, nu niet is gebleken dat met al deze omstandigheden rekening is gehouden in de besluitvorming. Z7- Verzoekster kan niet worden gevolgd in haar stellingen. Daarbij wordt betrokken dat niet in geschil is dat verzoekster zorgvuldig is gehoord door verweerder, zowel tijdens het eerste gehoor, als tijdens het nader gehoor. Niet gebleken is dat verzoekster op enigerlei wijze niet in Staat was coherent te verklaren. Dit kan voorts evenmin uit het medifirst rapport worden afgeleid. Voorts wordt verzoekster niet in haar stelling gevolgd dat voor verweerder een onderzoeksplicht zou bestaan die verder strekt dan waar thans aan is voldaan door het zorgvuldige horen. Daarnaast wordt overwogen dat verzoekster haar getraumaa'seerdheid niet heeft onderbouwd met medische stukken, hoewel zjj daartoe wel de mogclgkheid heeft gehad. (5 Derhalve bestond voor verweerder geen reden om het asielverzoek van verzoekster door te zenden naar de verlengde asielprocedure. Hierbij zij overigens opgemerkt dat de stelling van verweerder dat niet is gebleken dat verzoekster specifieke medische behandeling nodig heeft, niet wordt gevolgd nu zij vanwege haar zwangerschap in ieder geval onder controle za] dienen te staan van een verloskundige. 2.8. Verzoekster stelt, dat zij afhankelijk was van de reisagent en de reisdocumenten slechts kort in haar bezit heeft gehad. Voorts heeft zij tijdens de gehören reeds uitgelegd waarom zij haar identiteitskaart niet heeft meegenomen. Zij bad al veel ellende meegemaakt en zij was bang en wist niet wat er nog komen zou. Verweerder had haar in redelijkheid dan ook niet artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw 2000 kunnen tegenwerpen. 2.9. Overwogen wordt dat verzoekster niet m haar stellingen kan worden gevolgd. Niet is r, gebleken dat verzoekster onder dwang haar reisdocumenten aan de reisagent heeft jj afgegeven. Volgens vaste jurisprudentie is het ontbreken van één van de dementen genoemd in;; utikel 31, tweede lid, aanhef en onder £ Vw 2000 reeds voldoende voor het tegenwerpen van # dit artikel. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid artikel 31, tweede lid, aanhef en onder £ Vw 2000 mogen tegenwerpen. Hetgeen overigens is aangevoerd door verzoekster behoeft geen bespreking. 2.10. Indien zich één van de in artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, van de Vw 2000 opgesomde omstandigheden voordoet, mogen in het relaas geen hiaten» vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen. Van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan. 2.11. Verzoekster stelt dat van het relaas positieve overtuigingskracht uitgaat. Verzoekster Stelt dat geen sprake is van tegenstrijdige verklaringen, waarbij zij er op wijst dat haar verklaringen minder scherp kunnen zijn door haar trauma. Met betrekking tot haar woonplaats steil ze dat ze steeds feitelijk bij haar oom woonde. Voorts stelt ze dat ze zoveel aan haar hoofd had, dat ze de gebeurtenissen met haar vriend allemaal niet meer zo precies weelVerweerder had hier, indien nodig, op door dienen te vragen. Ten aanzien van de besnijdenis en dood van haar dochter stelt verzoekster dat een welwillende lezing van verweerder van
24-DEC-E010 £1 = 20 Fro,n:U.n K u „ e n « l d 17/1« 2Ü10 13:40 m 03S8S8473Ü
B73S1Z9723 rb zwcftle vk
10:0703651390
P..e:10'll lâOOOB/ouo7
0388884730 .o,
AWB 10/40829 (voorlopige voorziening) AWB 10/40828 (beroep)
blad 4/5
belang is. Verweerder moet een achteraf gegeven uitleg wel serieus nemen. Daarnaast voert verzoekster aan dar zü heeft verklaard niet gehuwd te zijn omdat ze wat haar betreft ook niet gehuwd was, ze was immers uitgehuwelijkt, niet by de ceremonie aanwezig en tijdens het huwelijksfeest al gevlucht. Ten slotte merkt zij op dat haar verblijf bij weliswaar een week of twee was, maar dat bet veel langer leek te duren. Mogelijke misverstanden moeten niet worden uitvergroot, aldus verzoekster. 2.12. De vooraeningenrechter overweegt d^verweewler m redeh'jkheM beeft kunnen stellen dat het asielrelaas positieve overtuigingskracht ontbeert. Verweerder heeft de door verzoekster gegeven verklaringen onvoldoende mogen achten. Verweerder heeft daarbij ondermeer in redehj kbeid mogen betrekken dat zij in het eerste gehoor expliciet heeft verklaard dat ze niet gehuwd is, ook niet traditioneel, en dat ze ook nooit gehuwd ù geweest. Voorts heeft verweerder bij zrjn besluitvorming kunnen betrekken dat verzoekster vaag heeft verklaard v omtrent de omstandigheid dat haar vriend twee keer gearresteerd is geweest Zij weet niet wanneer dit is gebeurd en de reden ervan weet zij evenmin. Gelet op het voorgaande bestaat geen grono; yppr het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid beeft kunnen oordelen dat aan het relaas geen geloof kan worden gehecht. 2.13. Verzoekster wyst er op dat in twee vergelijkbare gevallen wel tot vergunningverlening is overgegaan op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b omdat de vreemdelingen in dat geval eveneens waren uitgehuwelijkt. Verzoekster ziet voorts niet in waarom sommige verhalen van vreemdelingen wel worden geloofd en dat van haar niet 2.14. Verzoekster kan niet in baar stellingen worden gevolgd. Uit de door haar overgelegde minuten blijkt immers dat in de andere zaken de asielrelazen in ieder geval met betrekking tot de uithuwelijking geloofwaardig zijn bevonden. Het relaas van verzoekster is echter volledig ongeloofwaardig bevonden. Derhalve is geen sprake van gelijke gevallen. 2.15. Verzoekster stelt dat verweerder een onderzoeks- en motiveringsplicht heeft ter zake van de algemene veiligbeidssituatie in Guinee, Hierbij is een krantenartikel overgelegd uit de Volkskrant van 18 november 2010 waaruit blijkt dat het leger de noodtoestand heeft afgekondigd Er zijn veel slachtoffers gevallen en Human Rights Watch meldt veel verkrachtingen. Gelet op die gegevens kan verweerder niet slechts verwijzen naar het geldende landenbeldd nu immers de vraag is of dat onverkort gehanteerd kan worden. Ook dit was een reden om de zaak niet in de aa-procedurc af te doen, maar om deze door te zenden naar de verlengde asielprocedure. 2.16. Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3°, van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. 2.17. Gelet op de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) kan de vreemdeling aan artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3°, van de Vw 2000 bescherming ontlenen, indien hij erin slaagt aannemelijk te "»k™ dat sprake is van een zodanige mate van geweld dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken luid, of in voorkomend geval, naar het betrokken gebied, louter door zijn aanwezigheid aldaar, een rceel risico loopt slachtoffer te
24-DEC-2010 2 Ü 2 0 From:Uan KuPPenveld
17/12 2010 13:40 FAI
87361297E3
O388A84730
To : 0703651380
rb zwo\le vk
Pa«:ll'U
1^0007/0007
0388884730
AWB 10/40829 (voorlopige voorziening) .. AWB 10/40828 (beroep) *lh
blad 5/5
worden van dat geweld. 2.18. De vooraeningenrechier is van oordeel dat verzoekster niet aannemelijk heeft genaakt ? dat in Guinee sprake is van een situatie als beschreven in rechtsoverweging 2.17. De enkele verwijzing naar het krantenartikel U hiertoe onvoldoende. Evenmin is het kiuiitoBuiikel voldoende om te kunnen stellen dat verweerder een categoriaal beschcnnjngsbeleid zou dienen. te voeren. Verweerder beeft in het bestreden besluit derhalve kunnen volstaan met een verwijzing naar het algemeen ambtsbericht inzake Guinee van 13 mei 2010. Gelet op het. voorgaande bestond geen reden voor het doorzenden van de asielaanvraag naar de verlengde ':\ asielprocedure. Bovendien bieden de gehören geen enkel aanknopingspunt om te veronderstellen, dat verzoekster is gevlucht vanwege de algemene veiligheidssituatie in Guinee. 2.19. Gelet op het voorgaande beslaat geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat aan het relaas geen geloof kan worden gehecht. Er is geen grond voor het oordeel dat de weigering een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d Vw 2000 te verlenen niet in stand kan blijven. 2.20. Hei beroep heeft geen redelijke kans van slagen, zodat het verzoek wordt afgewezen. Omdat nader onderzoek niet tot een andere ùiticbmst zal leiden, verklaart de VDorzieningenrechter, met toepassing van artikel 8:86 Awb, tevens het ebroep ongegrond. 2 2 1 . Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van de zaak redeüjkcrwjjs heeft moeten maken.
3.
Beslissing
De voorzieningenrechter wyst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af; verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.C. van Rijctarvorsel-Besiex, als rechter, en door deze en mr. E.G.M. ten Kate-van Holsteijn als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar
<*
1 7 ÜÏC 231
,
4Ü
Afschrift verzonden op:
\ J Q££ 2310
Rechtsmiddel Tegen AesM uitspraak, voorzover daarby in de hooßmak is beslist, hmntnwrtijen b'mntb één week ba de datum van versending MUI deze uitspraak hoger beroep tnsteÜen bij de AßeUngbvtuwiKäu^rask^ßan^J^od van Soit, onder vermelding w "Hoger beroep weemdelingemaktn ". postbus 161J3.2500 BC 's-Cravenhoge. Artikel 85 yw 2000 bepaalt in dat verband dal liet beroepschrift een\fmeerJtievoi tegen de uitspraak beval Artikel 6:6 A *b (herfiel verruim} is niet van toepassing.
DE GRïF^'l* 7 rt VAN Otz
•
•34-DEC-E010 B i : 15 From:Uan Kuppenye ld
0736129723.
To:07036513B0
Pa«e:l'll
» * . mr. Y.C.Ï.M- Cttmtars mw. mr. I.E. Runhiar
Postbus 719
Kruisstraat 60
T 0412-654970
info9cirkeladvoCBten.nl
mr. PJM. van Kupptnvtld
5340 AS Oss
5341 HE Oss
F 0412-654979
www,cirkcladw>caten,nl
mr.JJ.T.»nLoe
CIRKEIADVOCATEN Hooer beroepschrift (toevoeging aangevraagd) Aan de Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC DEN HAAG Per fax 0 7 Q - 3 6 5 13 80
ons kenmerk: 20100668/PK
RA
ONSTATE • ^...-.OiVïEN
l 4 DEC 2010
2yiff>)*.k* ZAAKHR.Zpin) £ fc^l, AAN:
BEHANDELD: DO:
PAR: - -
Hoogedelgestreng College, Appellante is mevrouw geboren op van Guinese nationaliteit, verblijvende in het AZC te Dronten, maar in deze zaak uitdrukkelijk woonplaats kiezende te (5341 HE) Oss, aan de Kruisstraat 60 (postadres als in briefhoofd dezes), ten kantore van de advocaat mr. PJ.M. van Kuppenveldr die in deze zaak als haar gemachtigde optreedt, dit appelschrift ondertekent en die verklaart tot het instellen van dit hoger beroep door appellante bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd. Bij uitspraak van 17 december 2010, per fax verzonden op diezelfde datum, procedurenummer AWB 10 / 40828, heeft de voorzieningenrechter van de vreemdelingenkamer van de Rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, het beroep van appellante tegen het besluit van 24 november 2010 van de Minister voor immigratie en Asiel (IND), hiema Verweerder*, ongegrond verklaard (producties 1 en 2, totaal 1 + 5 = 6 pagina's). Het IND-dossiernummer van haar zaak bij verweerder is 1010-25-1201 en haar v-nummer is Appellante kan zich met genoemde uitspraak en met de overwegingen waarop deze berust niet verenigen en stelt daartegen hoger beroep in bij uw Afdeling. Appellante voert tegen de uitspraak van de rechtbank de volgende grieven aan: Grief 1 Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 2.7 op pagina 3 van de uitspraak overwogen: "Voorts wordt verzoekster niet in haar stelling gevolgd dat voor verweerder een onderzoeksplicht zou bestaan die verder strekt dan waar thans aan is voldaan door het zorgvuldige horen. Daarnaast wordt overwogen dat verzoekster haar getraumatiseerdheid niet heeft onderbouwd met medische stukken, hoewel zij daartoe wel de gelegenheid heeft gehad. Derhalve bestond voor verweerder geen reden om het asielverzoek van verzoekster door te zenden naar de verlengde asielprocedure". Toelichting grief 1 Allereerst verzoekt appellante u, ter voorkoming van herhalingen, als hier herhaald en ingelast te beschouwen al hetgeen zij ter zake van het in deze grief aangesneden punt Pagina 1 van 5
24-DEC-E010 21:16 From:Uan Kuppenveld
0736129TE3
To:0703651380
Pa9e:E'll
m van geschil met verweerder in de besluitvormings- en beroepsfase al naar voren heeft gebracht c.q. naar voren heeft doen brengen. Ten aanzien van de eerste zin van het geciteerde deel van rechtsoverweging 2.7 wordt erop gewezen dat MedtFirst niet alleen een advies geeft over het *horen', maar dat het advies ook opmerkingen kan bevatten waarmee rekening moet worden gehouden bij het ^beslissen'- niet alleen beslissingen over de te volgen procedure maar ook over de Inhoud van de zaak. Wat de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag betreft is het laatste woord natuurlijk aan het verantwoordelijke bestuursorgaan, verweerder, maar het advies van MediRrst is wel een deskuncfigemóvies en kan steunbewijs bevatten dat niet zomaar, zonder nader onderzoek of nadere motivering terzijde kan worden gelegd. Hetzelfde geldt voor de overgelegde bevindingen van het GCA (verwijzing naar verloskundige). Volgens appellante bevat o.a. het rapport van'MediRrst in haar zaak aanknopingspunten, hoe rudimentair wellicht ook, voor de door haar gestelde trauma's en de door haar in Guinee ondervonden onmenselijke behandeling. Dat bij MediRrst nog niet echt alles op tafel is gekomen, met andere woorden dat daar nog maar een tipje van de sluier is opgelicht, hangt samen met de taak van MediRrst, maar vooral ook met het moment in de asielprocedure waarop dit onderzoek plaatsvindt, namelijk nog voorafgaande aan de indiening van de asielaanvraag en op een moment dat de asielzoeker nog niet het - in dit geval naar zijn aard in casu traumatische - asielrelaas aan verweerder heeft uiteengezet. Het is toch van algemene bekendheid en blijkt ook uit de aangehaalde bronnen (zie bijv. rechtsoverweging 2.6) dat getraumatiseerde asielzoekers doorgaans niet direct alles over hun trauma's onthullen? In de zaak van appellante is volgens haar sprake van voldoende relevante aanknopingspunten, zowel wat betreft haar psychische toestand eu 'getraumatiseerdheid' als wat betreft de lichamelijke kenmerken, In de vorm van littekens en haar (na het onderzoek door MediRrst gebleken) zwangerschap, die affes tezamen genomen voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn om nader onderzoek te doen, bijv. in de vorm van terugkoppeling naar MediRrst, of bijv, door zijn eigen medisch adviseur (BMA). Dan wel had appellante meer kans moeten krijgen om een en ander te onderbouwen. Wat dat laatste betreft was het voor haar, gelet op de korte beschikbare tijd en beperkte mogelijkheden, onmogelijk om zelf met een nadere onderbouwing te komen van hetgeen zij al heeft aangevoerd en onderbouwd met de beschikbare verklaringen van deskundigen en heeft zij daar derhalve redelijkerwijs, anders.dan de rechtbank heeft overwogen in de tweede geciteerde zin, niet daadwerkelijk de mogelijkheid gehad. Kort na haar aankomst in Nederland is haar asielprocedure begonnen. De rust en voorbereidingstijd (RVT) was kort, hetzelfde geldt uiteraard voor de algemene asielprocedure (AA-procedure) zelf. Gedurende deze tijd zat ze in een zogenaamde *procesopvanglocetie' CPOL', i.e. in Gilze), waar wel een medische dienst (het GCA) aanwezig is, die echter alleen het hoogstnoodzakelijke doet. Een doorverwijzing naar bijv. de Geestelijke gezondheidszorg (GGz) óf speaalist vindt bij 'Pollers' zelden plaats, omdat zij slechts kort In de POL zullen verblijven en het beginnen met een behandeling dan niet zinvol wordt geacht. Tijdens de vaak zes van de acht werk-/procesdagen van de AA-procedure gedurende welke de asielzoeker In het AC aanwezig en beschikbaar moet zijn, kan deze bovendien niet eens naar het spreekuur van het GCA gaan, omdat deze niet In het AC zit, maar in de POL. Bij het GCA in de POL krijgen ze bovendien doorgaans eerst een verpleegkundige te spreken en alleen als het echt nodig is een arts.
Pagina 2 van 5
> O < O n j> —| m "Z.
S4-DEC-2010 21:16 From:Uan KuePenuetd
07361P9T53
To:0703651380
Pa9e:3'll
Appellante wil niet klagen over de medische behandeling van asielzoekers (echt noodzakelijke en urgente hulp wondt uiteraard wel degelijk geboden), maar wil aangeven dat haar eigen mogelijkheden om in de RVT en korte asielprocedure (als deze beperkt blijft tot de AA-procedure) onderzoekt laten doen ter onderbouwing van haar stellingen nagenoeg nihil zijn geweest. In de asielprocedure moet de waarheidsvinding (feitenonderzoek) een samenspel zijn tussen de asielzoeker en verweerder en verweerder moet de asielzoeker hierin dan wel In voldoende mate tegemoetkomen. Op verweerder rust in dit concrete geval, vanwege de beschikbare aanknopingspunten, volgens appellante wel degelijk een nadere onderzoeksplicht die verder gaat dan alleen de vraag of zij gehoord kon worden. Over het zorgvuldig horen bestaat geen onenigheid, maar daarmee is de kous in dit geval niet af. Ten onrechte heeft de rechtbank dan ook in de derde geciteerde zin overwogen dat er geen aanleiding bestond om het asielverzoek door te zenden naar de verlengde asielprocedure (VA-procedure). Als er binnen het korte tijdsbestek van de AA-procedure onvoldoende gelegenheid was om de relevante feiten wat dit betreft boven tafel te krijgen, zoals nu het geval is, had verweerder, alvorens de aanvraag als 'ongeloofwaardig' af te wijzen, nader moeten onderzoeken en daarvoor de nodige tijd moeten nemen, met andere woorden de zaak zo nodig naar de VA-procedure moeten doorgeleiden. Grief 2 Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 2.9 op pagina 3 van de uitspraak overwogen dat verweerder aan appellante in redelijkheid het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw 2000 heeft kunnen tegenwerpen. Toelichting grief 2 Ter toelichting van deze grief wordt allereerst wederom kortheidshalve verwezen naar al hetgeen hierover in de beslultvormlngs- en beroepsfase al naar voren Is gebracht zijdens appelante. Zij moet deze grief wel aanvoeren, omdat dit punt anders definitief wordt ook in het geval zij op een of meer andere punten wel alsnog gelijk zou krijgen. De betreffende bepaling is een 'kan-bepaling'. Deze mag niet anders worden toegepast dan volgens internationaal recht toelaatbaar. De mogelijkheid van de daadwerkelijke bescherming van een ongedocumenteerde maar kwetsbare asielzoeker die de gevraagde asielbescherming nodig heeft, mag niet verloren gaan door een al te stelselmatige toepassing van deze facultatieve afwijzingsgronoV Gekeken moet worden naar het hele relaas, allè'relevante feiten en omstandigheden, om vervolgens - zo nodig • het betreffende artikel te gebruiken als één van de dragende afwijzingsgronden. Zoals het nu echter voorop wordt gesteld en bij voorbaat het zicht op het echte relaas dreigt te ontnemen is * in ieder geval in de zaak van appellante - naar haar mening kennelijk onredelijk.
Grief 3 Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 2.12 op pagina 4 van de uitspraak overwogen dat verweerder In redelijkheid heeft kunnen stellen dat het asielrelaas van appellante positieve overtuigingskracht ontbeert en daarbij ondermeer inredelijkheidhaar verklaring in het eerste gehoor over haar ongehuwdheid heeft mogen betrekken.
Pagina 3 van 5
> O < O o j> —\ rn 2
-E4-DEC-2010 El:1? From:Uan Kuppenveld
07361B9723
TD:0T036513B0
Pa9e:4'll
.«•-
m
Toelichting grief 3 Ook ter toelichting van deze grief wordt allereerst weer verwezen naar al hetgeen reeds hierover in de besiuitvormfngs- en beroepsfase door en namens appellante naar voren is gebracht. Zij moet ook deze grief wel aanvoeren, omdat dit punt anders definitief wordt, ook in het geval zij op een of meer andere punten wel alsnog gelijk zou krijgen. Door haar zo vast te pinnen op hetgeen zij in het eerste gehoor heeft verklaard over haar burgerlijke staat en de later gegeven verklaring en uitleg als onvoldoende van de hand te wijzen, is • met alle respect • verweerder kennelijk onredelijk met dit punt omgegaan. Reeds in de inleidende brief, waarin ondergetekende zich voorafgaande aan de asielprocedure bij verweerder als haar gemachtigde stelde, is gesproken over het uitgehuwelijkt zijn en appellante heeft daar in haar nader gehoor uitgebreid nader over verklaard. Ook In de correcties en aanvullingen op het rapport van eerste gehoor was hier al op ingegaan. Door haar onverkort te houden aan haar eerste verklaring (en geen rekening te houden mét haar gevoelens hierover en de trauma's die hier wellicht mede van invloed zijn geweest) wordt appellante geen recht gedaan. De mogelijkheid om correcties en aanvullingen in te brengen zijn er niet voor niets. Over de redenen waarom zij eerst zij dat er (wat haar betreft) geen huwelijk had plaatsgevonden is zij duidelijk geweest. Door dan de Vvijziging' niet meer te accepteren, heeft verweerder de feiten kennelijk onredelijk vastgesteld en beoordeeld. ' \ Grief 4 Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 2.18 op pagina 5 van de uitspraak (impliciet) overwogen dat de snelle verslechtering van de algemene veiligheidssituatie alleen betekenis zou kunnen hebben voor een eventuele aanspraak op toelating op de bof d-grond van artikel 29, eerste lid, Vw 2000 en dat de stelling over de verslechterde veiligheidssituatie alleen zou zijn onderbouwd met de verwijzing naar een krantenartikel. Toelichting grief 4 Ook ten aanzien van deze grief wordt ter toelichting om te beginnen weer kortheidshalve verwezen naar hetgeen daarover in de eerdere fases van deze zaak al is aangevoerd. Na de presidentsverkiezingen in Guinee en juist ten tijde van haar AA-procedure, trad in het land van herkomst van appellante een snelle verslechtering op, waarbij door het leger in Guinee de noodtoestand werd afgekondigd totdat de Supreme Court van Guinee een uitspraak zou hebben gedaan over wie de officiële winnaar was: de zittende president of de kandidaat van de oppositie. Er was niet slechts één maar en zijn twee artikelen uit de Volkskrant overgelegd, waarin • en dit is wellicht belangrijker - bronvermeldingen stonden naar diverse internationale persagentschappen. Nadere informatie was zo op Internet te vinden. Net als bijv. in september 2008, toen er met veel geweld, met name ook tegen vrouwen, een eind werd gemaakt aan een bijeenkomst van de oppositie In een stadion in de hoofdstad Conakry, waren er weer veel uitbarstingen van geweld. Het punt van appellante was niet dat zij wilde betogen dat er sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 15, onder c, DRi (artikel 29, Hd 1, aanhef en onder b, Vw 2000), of een categoriaal beschermwaardige situatie (artikel 29, lid 1, aanhef en onder d, Vw 2000) maar dat verweerder dit voor de zekerheid nader had moeten en kunnen onderzoeken om er zeker van te zijn dat dit geen in de besluitvorming mee te nemen punt zou hoeven te zijn. Nu is het beroep op deze kenbare snelle verslechtering van de veiligheidssituatie In Guinee niet toetsbaar onderzocht en is niet nader gemotiveerd waarom er geen sprake Pagina 4 van 5
> Q < Q p» >> -^ m ^
DEC-2010 21:17 FromiUan Kuppenveld
0736129723
To : 0703651380
Pa9e:5'll
is van consequenties voor het asielbeleid ten aanzien van Guinee. Dit terwijl toch de aangevoerde gebeurtenissen dateren van na het laatste ambtsbericht Guinee en niet zijn betrokken bij het tot stand komen van het landenbeleid Guinee in het betreffende hoofdstuk in het onderdeel asiel van de Vreemdelingencirculaire (Vc C24/10a). Dit niet nader onderzoeken en motiveren Is naar de mening van appellante kennelijk onredelijk en dit had de rechtbank volgens haar dan ook niet mogen laten passeren. Griefs Gelet op al het voorgaande meent appellante dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.19 op pagina 5 van de uitspraak ten onrechte heeft geconcludeerd dat geen grond bestaat voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat aan haar relaas geen geloof kan worden gehecht. Toelichting grief 5 Appellante meent dat deze grief, na al het voorgaande, geen nadere toelichting behoeft. Concluderend, meent appellante dat de uitspraak van de rechtbank, waartegen dit hoger beroep Is gericht en het bestreden besluit van verweerder van 24 november 2010 geen stand kan houden en door de rechtbank vernietigd had moeten worden vanwege een onjuiste rechtstoepassing dan wel motiveringsgebreken. Op bovenstaande gronden verzoekt appellante uw Afdeling om: a.
b.
c.
de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, vreemdelingenkamer, nevenzittingsplaats te Zwolle, van 17 december 2010, met nummer AWB 10 / 40828, te vernietigen, opnieuw rechtdoende, het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van verweerder van 24 november 2010 gegrond te verklaren en dat besluit te vernietigen en verweerder te veroordelen in de proceskosten van beide Instanties.
Oss, 24 december 2010
ÏM. van Kuppenveld, gemachtigde
Pagina 5 van 5
> O < O p^ j> H m ~Z.