Raad vanState 201103887/1/V1. Datum uitspraak: 2 september 2011
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 25 maart 2011 in zaak nr. 10/39564 in het geding tussen: de vreemdeling en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
201103887/1/V1
1.
2
2 september 2011
Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2010 heeft het COa een verzoek van de vreemdeling om hem op de voet van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 opvang te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 25 maart 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 1 april 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Het COa heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201103887/1/V1
3.
3
2 september 2011
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Wiel lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Groeneweg ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2011 32-587. Verzonden: 2 september 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Nevenzittingsplaats Haarlem zaaknummer: AWB 10/39564 uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 25 maart 2011 in de zaak van: geboren op van Algerijnse nationaliteit, eiser, gemachtigde: mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld, advocaat te Haarlem, tegen: het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Aielzoekers (COA), verweerder, gemachtigde: mr. E.E. van der Kamp, advocaat te 's-Gravenhage. Procesverloop Bij besluit van 20 oktober 2010 heeft verweerder het verzoek van eiser van 28 september 2010 om opvang op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva) afgewezen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2010. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet ter zitting verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Overwegingen 1. De rechtbank neemt de volgende, niet door partijen betwiste feiten, als vaststaand aan. Eiser verblijft sinds 1992 in Nederland. Zijn asielaanvraag is bij besluit van 9 augustus 1995 afgewezen en bij rechterlijke uitspraak van 3 november 1999 is dat besluit onherroepelijk geworden. Bij besluit van 15 januari 2002 is eiser ongewenst vreemdeling verklaard. 2. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Rva bestaat er geen recht op opvang indien de asielzoeker tot ongewenst vreemdeling is verklaard, als bedoeld in artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
zaaknummer: AWB 10/39564 2 3. Verweerder heeft het verzoek om opvang afgewezen omdat eiser wegens de ongewenstverklanng ingevolge artikel 4, tweede lid, Rva is uitgesloten van het recht op opvang. Voorts is niet gebleken van een acute medische noodsituatie of andere dermate bijzondere omstandigheden op grond waarvan opvang kan worden verleend. Van schending van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is geen sprake. 4. De rechtbank begrijpt het gestelde in het aanvullend beroepschrift van 12 november 2010 aldus, dat eiser van mening is dat in zijn geval sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat hij uit eerbiediging van het recht op privéleven in de zin van artikel 8 EVRM recht heeft op opvang door verweerder. 5. De rechtbank is van oordeel dat voormelde beroepgrond niet kan slagen. Daartoe wordt het volgende overwogen. 6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 28 maart 2007 (UN: BA4652) geoordeeld dat verweerder ingevolge haar algemene opvangtaak opvang dient te verlenen in het geval van zeer bijzondere omstandigheden die tot feitelijke opvang nopen, voor zover deze omstandigheden niet vallen onder het bereik van de door de minister aangewezen categorieën van artikel 3 Rva. Een bijzondere omstandigheid die aanleiding geeft om verstrekkingen, hoewel daarop geen aanspraak bestaat, niettemin te verlenen, is onder meer gelegen in het geval van een acute medische noodsituatie. Het is evenwel aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat van bijzondere omstandigheden sprake is. 7. In het aanvullend beroepschrift heeft eiser niet bestreden het standpunt van verweerder dat eiser wel naar voren heeft gebracht onder behandeling te zijn van een psychiater en jarenlang een te hoge dosis medicatie tegen onrust te hebben gekregen, maar dat hij niet aan de hand van concrete en recente medische documentatie van een medisch specialist heeft aangetoond dat sprake is van een acute medische noodsituatie. Daarnaast heeft eiser bij zijn aanvraag gesteld dat hij geen inkomen heeft, woont in een zelfgemaakte tent in het bos en niet kan worden uitgezet omdat Algerije niet meewerkt. Nog daargelaten dat eiser ook deze gestelde omstandigheden niet heeft onderbouwd met concrete en recente gegevens, heeft verweerder die omstandigheden niet zodanig bijzonder hoeven vinden dat hij aan eiser, ondanks dat hij ongewenst is verklaard, uit het recht op eerbiediging van diens privéleven opvang behoort te verlenen. Het beroep van eiser op General Comments 12, 14, 19 en 20 van het Comité inzake Economische en Sociale Rechten van de Verenigde Naties (VN) en General Comment 30 van het Comité inzake de Uitbanning van Rassendiscriminatie van non-citizens, kan niet leiden tot een ander oordeel. Eiser heeft niet onderbouwd dat uit die Comments voor verweerder de positieve verplichting voortvloeit om hem opvang te verlenen. Hetzelfde geldt voor het beroep van eiser op een Concluding Observation van januari 2010 van het Europees Comité Sociale Rechten en de gegrondverfdaring van een klacht door dat Comité in de zaak van Defence voor Children tegen Nederland (complaint no. 47/2008). 8.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.
9. Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
zaaknummer: AWB 10/39564 3 Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond; Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I. Boland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2011.
Afschrift verzonden op :
H k j ^ J / y 2 5 "03" 2011 ^ < ^ ^ - - ~ — ^
"
Coli: £ Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken. Postbus 16113, 2500 BC, 'sGravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
1 APR 21)11
ZAAKNR % o M O 3 S S y AAN: 1/£ . _ BEHANDELD DD:
PAR:
Raad van State Afdeling bestuursrecht Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500BC's-Gravenhage Haarlem, 30 maart 2011 BETREFT: Ons dossier: 11095 JK / Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers Uw kenmerk:
HOGER BEROEPSCHRIFT Geachte heer, mevrouw,
Namens de heer
geboren ëCDoren Rechtbank Den Haag van 25 maart 201 ! %%£
wonende te ( f " " "*" "" *""*
)
en
^
1. procesverloop Op 28 september 2010 vraagt cliënt het COA hem op te vangen Dit verzoek
2 l b S l k O t 0 b e r 201 ° afgeWe2en- Teg6n dit b £ s L -l«gcliënt b ™ ÏÏASKSA'25 ™
^
°^™ d -
op 12
Teêen de.e
2. rechtsgeschil
leS» Vra3g ° fh£t C0A CUënt m ° e t h£lpen' ° 0 k al heeft h'J * » S^ige 3. feiten o D Ïch!nh g nTw h t U i t A 1 f r i j e i n , 1 9 9 2 ' H l j ™Me mai E n S d a n d reize»> " * « werd op Schiphol tegengehouden omdat hij een vals paspoort had. Zijn asielaanvraag werd afgewezen. Hierover procedeerde eiser, tot hij 2002 was Wj uitge^ceTelrd
1
Tot die tijd verbleef hij in AZC's. Ineens stond hij op straat zonder inkomsten, zonder huis en met een verbod om te werken. Cliënt raakte de weg kwijt en wist niet hoe hij moest overleven. Ten einde raad heeft hij zich ingelaten met drugs. Hij werd gepakt en veroordeeld. Hierop volgde een ongewenstverklaring. Cliënt werd hierop constant opgepakt en weer vrijgelaten. Hij heeft zeer vaak en langdurig in bewaring gezeten. Tijdens zijn detentie kreeg hij jarenlang medicijnen van de psychiater. Hij kreeg een zogeheten "medicijnenpaspoort" waarmee hij steeds weer opnieuw medicijnen kreeg, terwijl dit niet werd gecontroleerd. Kort geleden is hij weer gezien door een psychiater, die meteen de dosis heeft gehalveerd. Het bleek te gaan om "onrustmedicatie" in hoge dosis. Aangezien Algerije hem niet erkent als onderdaan zijn alle pogingen om een laissez-passer te krijgen mislukt, ook die van de IND en DT&V. De rechtbank cs Gravenhage nzp Groningen heeft daarom op 21 augustus 2008 geoordeeld dat hij niet zomaar meer mag worden vastgezet. Er moet concrete informatie komen dat er nog een reëel zicht op uitzetting is, wil de IND hem weer oppakken (Awb 08/27939). Deze uitspraak is ingediend in bezwaar en bevindt zich in het dossier. In worden alle daklozen opgevangen in het gebouw van In het pand in het centrum van zijn slaapplekken voor de nacht en zorgplekken waar mensen langere tijd kunnen verblijven. Ook is er een Grand Café in het gebouw waar voedsel geserveerd wordt. Cliënt mag als het vriest slapen in het stoelenproject van Ook mag hij er douchen en houdt hij zich hier dagelijks op. Slapen en eten doet cliënt in zijn tent langs het kanaal. Ondergetekende heeft cliënt op donderdag 24 februari 2011 in bij zijn tent en bij bezocht. Bij hebben we een rondleiding en informatie over ' gekregen. Dagelijks zijner zo'n honderd mensen die van gebruik maken. Er mag natuurlijk geen drugs en drank gebruikt worden. Echter, een van de hoofdideeën achter lijkt te zijn dat daklozen en verslaafden van straat gehaald moeten worden zodat de andere burgers geen last van ze hebben. Een strikt schorsingsbeleid bij het gebruik van drugs helpt dan niet, dan gaan de meest 'hardcore' verslaafden juist de straat op. In de praktijk wordt er dan ook veelvuldig, zoals ondergetekende met eigen ogen heeft gezien, (hard)drugs gebruikt op het toegangsplein van maar ook in de slaapruimtes en in het stoelenproject. De gemeente wil de daklozen die in hulp krijgen enkel helpen als men een WWB uitkering heeft. Op die manier gaat er een deel van de WWB (naar de instellingnorm) naar Ook worden daklozen die
Fischer advocaten
aanspraak op hulp zouden kunnen krijgen in een andere centrumgemeente op deze manier uitgesloten. Mensen die een eerste nacht bij komen, kunnen van een slaapzaal gebruik maken. Dit onder de verplichting dat men de volgende dag naar de gemeente gaat voor een WWB intake. Cliënt is een bekende Niet alleen in kent iedereen hem, ook op straat wordt hij veel begroet. Tijdens de vorige zitting bij de rechtbank werd ook door de gemeente aangegeven dat cliënt bij hen zeker bekend is. Toch krijgt cliënt geen WWB of WMO van de gemeente, noch krijgt hij een andere uitkering of hulp van de Staat. Dit heeft grote gevolgen voor deze man die al vanaf 1992 in Nederland is. Zo mag cliënt enkel als het vriest slapen in Dan mag hij niet in een slaapzaal of in een zorgkamer, hij moet in het stoelenproject slapen. Het stoelenproject bestaat uit een ruimte met stoelen en tafels van metaal. Ook in deze ruimte wordt drugs gebruikt. Cliënt kan sowieso al amper slapen in een metalen stoeltje, hij kan en wil niet blootgesteld worden aan mensen die drugs gebruiken. Cliënt is bang dat hij, gezien zijn omstandigheden, dan zelf weer verslaafd zal raken. Omdat cliënt eeen WWB of andere uitkering heeft, mag hij overdag weliswaar wel in zijn, hij mag er enkel eten als hij hiervoor per maaltijd betaalt. Cliënt heeft natuurlijk geen geld, dus hij kan niet mee-eten met de lunch of de avondmaaltijd. De mensen die wel eten krijgen van mogen dat niet met cliënt delen. Van alle bijna honderd mensen die van gebruik maken, is cliënt de enige die op deze manier uitgesloten wordt. Als er gegeten wordt, moet cliënt dan ook naar buiten. Cliënt haalt zijn eten uit containers bij supermarkten. Ook voor kleding en andere noodzakelijkheden is cliënt aangewezen op vuilnis en liefdadigheid. Cliënt heeft een tent opgezet bij een industrieterrein in de buurt en naast het kanaal. Hij heeft deze tent zelfgemaakt van zeilen en touw. Bijgevoegd zijn twee foto's van cliënt in en voor zijn tent (bijlage 2). De vreemdelingenrechtadvocaat van cliënt wilde meer voor cliënt doen dan enkel de vreemdelingenrechtelijke procedures. Die liepen nu al zó lang en hadden ondanks de kwetsbare situatie van cliënt nog niets aan ondersteuning opgeleverd. De advocaat bedacht daarop in het kader van artikel 10 Vw 2000 om enkele voorzieningen te maken. Hij omschreef eerst de penibele situatie van cliënt en verzocht vervolgens om de ondersteuning als bedoeld in artikel 10 Vw 2000.
3
4. gronden Het COA is van mening dat alleen opvang geboden hoeft te worden aan een vreemdeling die geen asielzoeker is in geval van een medische noodsituatie. De Rechtbank volgt dit standpunt. Alleen als cliënt aan kan tonen dat sprake is van een acute medische noodsituatie, moet hem opvang worden geboden om zijn recht op privéleven te beschermen. Hiermee legt de Rechtbank het recht op privéleven onder artikel 8 EVRM te beperkt uit. Het bestaan van een medische noodsituatie is een zeer dringende reden om, afwijkend van nationale regelgeving, opvang te bieden aan een vreemdeling. Het is een criterium dat een rol kan spelen in het kader van artikel 2 EVRM dat het recht op leven beschermt. Het standpunt van het COA komt erop neer dat bescherming pas geboden hoeft te worden als het leven bedreigd wordt. Dat is geen houdbaar standpunt. De bescherming die personen onder artikel 8 EVRM genieten, zorgt er mede voor dat ze niet in een situatie komen waarin hun recht op leven in gedrang raakt. Vast staat dat de heer i geen kant op kan. DT&V mag hem van de rechter niet nogmaals van zijn vrijheid beroven, tenzij zicht komt op een reële kans dat Algerije hem toelaat. Hem hulp onthouden met een beroep op de koppelingswet, welke ervoor is bedoeld niet toegelaten vreemdelingen te doen vertrekken, treft geen enkel redelijk doel. In beroep heb ik een aantal comments van gezaghebbende internationale comités en de uitspraak in de zaak van Defence for Children tegen Nederland aangehaald. De rechtbank stelt dat niet is gebleken dat uit de internationale consensus dat elk mens recht heeft op de bescherming van zijn menselijke waardigheid, zoals vastgelegd in internationale mensenrechtenverdragen, een positieve verplichting voor de Staat. De Staat beroept zich op de koppelingswet als uitsluitinggrond. Deze grond kan in het licht van de aangehaalde interpretaties van menselijke waardigheid geen stand houden. Dan volgt een recht op hulp, dat in Nederland door het COA wordt geboden. Het gaat hier om de uitleg van internationale rechtsnormen door de daaraan verbonden comités, die autoriteit zijn op het gebied van de reikwijdte en betekenis van mensenrechten. Het is niet aan cliënt om uit te leggen waarom de interpretatie van deze autoriteiten ook in Nederland betekenis hebben, maar aan het COA om te motiveren waarom deze algemeen geldende principes in dit concrete geval niet opgaan. Naar mijn mening zijn er in deze zaak niet dusdanig bijzondere omstandigheden dat in deze casus afgeweken moet worden van de algemeen geldende interpretatie van de betekenis van menselijke waardigheid en de daaruit voortvloeiende positieve verplichtingen van de Staat.
4
5. conclusie Meneer moet door het COA worden geholpen om zijn menselijke waardigheid, en in het bijzonder zijn recht op privéleven, te beschermen. Ik verzoek u de uitspraak van rechtbank Den Haag te vernietigen en zo mogelijk zelf in de zaak te voorzien. Ik verzoek u eveneens gebruik te maken van uw bevoegdheid het bestuursorgaan in de proceskosten in beroep en hoger beroep te veroordelen alsmede gebruik te maken van uw bevoegdheid het bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de geleden schade.
Hoogachtend,
5