Raad vanState 200909347/1/V1. Datum uitspraak: 8 februari 2010
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, van 10 november 2009 in zaak nr. 08/39340 in het geding tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200909347/1 /V1
1.
2
8 februari 2010
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 10 november 2009, verzonden op 12 november 2009, heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 3 december 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200909347/1 A/1
3.
3
8 februari 2010
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Oudeboon-van Rooij, ambtenaar van Staat.
w.g. Hent lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Oudeboon-van Rooij ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2010 487. Verzonden: 8 februari 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
03/12/2089
16:29
0582991300
LEXX ADVOCATEN
PAG.
AFSCHRIFT
itspraak ECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Assen Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer Zaaksnummcr: AWB 08/39340 BEPTDN S6
Uitspraak van de rechtbank van 10 november 2009. inzake: geboren op van Somalische nationaliteit, rND-dossiemummer; 0806.24.1030, V-nummcr:~ eiser, gemachtigde: mr. J.G. Brands, advocaat te Groningen, tegen: de staatssecretaris van Justitie, (Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)), te 's-Gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr.L.H- de Vries, ambtenaaT bij de IND. Procesverloop Op 23 juni 2008 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Bij besluit van 9 oktober 2008 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd. Bij beroepschrift van 4 november 2008 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dit besluit. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 18 augustus 2009. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordi gen. Motivering Tn geschil is de vraag of verweerder zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, Vw 2000.
04/06
03/12/2009
16:29
05B2991300
LEXX ADVOCATEN
PAG.
Zaaknummer: Awb 08/39340
Verweerder heeft de aanvraag mede op grond van artikel 31, tweede Kd, aanhef en onder f, Vw 2000 afgewezen, omdat eiser ter staving van zijn aanvraag toerekenbaar geen rets-of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden heeft overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn Somalische afkomst Samengevat heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat verweerder geen geloof hecht aan de identiteit, nationaliteit en het asielrelaas van eiser. Eiser stelt zich op het standpunt dat ten onrechte wordt getwijfeld aan de identiteit en nationaliteit van eiser, Volgens vaste jurisprudentie behoort de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door de vreemdeling in zijn asielrelaas naar voren gebrachte feiten tot de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris en kan die beoordeling slechts terughoudend door de rechter worden getoetst. De rechtbank stelt vast dat door eiser niet wordt bestreden dat hij bij zijn aanvraag geen documenten heeft overlegd, zodat verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid aan eiser artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, van de Vw 2000 heeft kunnen tegenwerpen. De rechtbank zich voorts gesteld voor de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen geloof hecht aan de identiteit, nationaliteit en het asielrelaas van eiser. Verweerder stelt zich in dit verband op het standpunt dat het ongeloofwaardig is dat eiser, die stelt dat Somalisch zijn moedertaal is, beter Arabisch spreekt. Dat eiser vanaf zijn vijfde levensjaar in Saoudi Arabie heeft gewoond, maakt dat niet anders nu eiser, naar eigen zeggen, thuis en met vrienden Somalisch sprak en Arabisch op straat heeft geleerd. Voorts heeft eiser incorrecte verklaringen aangaande zijn etnische afkomst afgelegd. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat het ongeloofwaardig is dat eiser vrijwel niets kan vertellen over zijn herkomstomgeving. Naar aanleiding van de door eiser op 20 januari 2009 overgelegde huwelijksakte stelt verweerder zich op het standpunt dat nog steeds geen geloof wordt gehecht aan de identiteit, nationaliteit en het asielrelaas van eiser, In dit verband merkt verweerder op dat de huwelijkakte geen foto van eiser staat en voorts dat de huwelijkakte niet kan worden aangemerkt als een document waarmee de identiteit of nationaliteit kan worden vastgesteld. Voorts komt de huwelijkakte niet overeen met door eiser afgelegde verklaringen omtrent het aantal getuigen die bij de huwelijksvoltrekking aanwezig waren. Nu voorts de akte is verzonden naar een adres in Nederland waar eiser op dat moment nog niet woorden, roept de huwelijkakte ernstige twijfels op omtrent de authenticiteit van de akte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen geloof wordt gehecht aan de identiteit, nationaliteit en het asielrelaas van eiser. Het standpunt van eiser dat ten onrechte wordt getwijfeld aan de verklaringen van eiser dat hij vanwege zijn illegale verblijf in Saoudi Arabie naar Somalië is teruggestuurd en dat hem niet kan worden verweten dat hij weinig weet over zijn land van herkomst, omdat hij op vijfjarige leeftijd uit Somalië is vertrokken en daarna slechts drie maanden in Somalië heeft gewoond, maakt het voorgaande naar het oordcel van de
05/66
03/12/2669 16:29
0582991306
PAG.
LEXX ADVOCATEN
Zaaknummer: Awb 08/39340
rechtbank niet anders. De door eiser in beroep overgelegde huwelijksakte doet aan dat oordeel niet af. Nog daargelaten of bij de datum van verzending naar eiser al dan niet sprake is van een verschrijving in het jaartal, is de rechtbank van oordeel dat de ook door verweerder gesignaleerde tegenstrijdigheid in het aantal getuigen, voldoende is om te twijfelen aan de authenticiteit van deze akte. Hetgeen eiser overigens nog heeft aangevoerd leidt evenmin tot een ander oordeel reeds omdat aan de door eiser gestelde nationaliteit geen geloof wordt gehecht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft, verweerder zich dan ook op juiste gronden op het standpunt gesteld dat etser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, Vw 2000, Het beroep is, gelet op het voorgaande, ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Läkamp, rechter, bijgestaan door rnr./M.A. Buikema, griffier.
Mr. MA. $üjkemjt<>''
mr. E,
In bet openbaar uitgesproken op 10 november 2009. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier wekenma de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen hij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken 'postbus 16113, 2500 BC te 'sGravenhage In gevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing. .FSChlHlFT CONFORM
afschrift verzonden op:
1 2 N O V 20 09
tf< TF 'K-CiRAVFNMArtF
65/06
03/12/2009
16:29
0582991380
LEXX ADVOCATEN
PAG.
01/06
LEXX
Leeuwarden Attorneys at !aw /Advocaten
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
Fax:070-36513 80 Aan de Voorzitter van de Afdeling Rechtspraak Raad van State Postbus 16113 2500 BC DEN HAAG
1
Wcstcrsingcl 25 S913 CL T-eeuwimJcu Tcl:(+3t)05&»«ïft1t!l ?iix:<+31)058-2993300
wwTv.lcjtxiHtvocj.tcn.nl
- 3 DEC 2ÛQ9
ZAAKNR. AAN:
lêr^t
ö
V
BEHANDELD DD:
PAR:
Advocaten: mr. drs. M.R. van dw Po! M(+3L)0G-50637223 E vdpoli3>lcto«K]vocatciuil mr. D. de Vries M (+31)06-30082303 E de vries® lcKKadvocatcn.nl mr. EH. Ûan M (+31106-46600741 Egnni?lcxxnd vocatcn .n!
Appelschrift
mr. H T . üetfirtsntly
H{+3I)06-43044RR? E gerbrandy SM« JcadvocaiBti.nl me, G J. van Kammen M («..IJ) 06-51748770 E vartkarameiH&lo^natlvncnrcti.nl
Betreffende: geboren op
van Somatische
nationaliteit; Dossier Uw kenmerk Nationaliteit Leeuwarden
DV Somalische donderdag 3 december 2009
Geeft eerbiedig te kennen: geboren op . Somalische, thans verblijvende te hierna te noemen appellant, te dezer zake domicilie kiezende te Leeuwarden, aan de Westersingel 28 (8913 CL), ten kantore van de advocaat mr. D. de Vries; Advocaat mr. D, de Vries, kantdorhoudende te Leeuwarden aan de Westersingel 28, die hierbij verklaart door appellant bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het indienen van dit appelschrift. Op 9 oktober 2008 heeft verweerder aiwijzend beslist op de aanvraag van appellant om. verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij brief van 4 november 2008 heeft appellant tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 18 augustus 2009. Bij uitspraak van 10 november 2009, verzonden 12 november 2009, heeft de rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Assen, het beroep ongegrond verklaard (prod. 1 ), Appellant kan zich met deze uitspraak niet verenigen en stelt hiertegen hoger beroep in. Grief 1: Deze grief richt zich tegen de overweging van de rechtbank op pagina 2, laatste alinea: "naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen geloof wordt gehecht aan de identiteit, nationaliteit en het asielrelaas van
Lc.it Ucmmnicn tnlwi&tr* " *"t "imtnwr-rkingtirrh/iHiiiiM^n zflf'tmdlitf natuurlijke penmntin. Op i/nit wcrkzanmliciicn zijn
Stickling Bahrt r Derden fokten Lisa Leemvardcn attmailcn /IP !2*'t.2'i. 1-58
03/12/2BB9
16:29
0582991300
LEXX ADVOCATEN
PAG.
62/06
eiser. Het standpunt van eiser dat ten onrechte wordt getwijfeld aan de verklaringen van eiser vanwege zijn illegale verblijf in Saoedi-Arabië naar Somalië is teruggestuurd en dat hem niet kan worden verweten dat hij weinig weet over zijn land van herkomst, omdat hij op vijfjarige leeftijd uit Somalie is vertrokken en daarna slechts drie maanden in Somalie heeft, gewond, 'maakt het ' voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet anders. " Mûûverins Grief]: Appellant heeft vanaf zijn vijfde jaar in Saoedi-Arabiö gewoond. Hij verbleef daar Illegaal en is het land uitgezet, naar Somalië. Alwaar hij drie maanden heeft gewoond. Aldaar heeft hij problemen gekregen. Appellant wil hierbij wijzen op de algemene veiligheidsituatie in Somalie. In Centraal- en Zuid-Somalië is sprake van een binnenlands gewapend conflict volgens de criteria van de Raad van State, zo staat in het ambtsbericht van 4 maart 2009. In Noord- Somalië (Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag) is geen sprake van een binnenlands gewapend conflict. De rebellengroeperingen beschikken over eenzekere organisatiestructuur (ze beheersen delen van Centraal- en Zuid-Somalië) en voeren aanhoudende en samenhangende gewapende operaties uit tegen de strijdkrachten van de autoriteiten van dit land en tegen elkaar. De veiligheidssituatie bleef in de verslagperiode in heel Somalië slecht, dus ook in Somaliland en Puntland. Hoewel geweldsincidenten voornamelijk in Centraal- en Zuid- Somalië plaatsvonden, heeft het conflict een negatieve invloed op de veiligheidssituatie in geheel Somalië. In Centraal- en Zuid-Somalië werd een conflict uitgevochten tussen regeringstroepen die gesteund werden door Ethiopische troepen en een complex geheel van rebellengroepen anderzijds die onderling ook strijd leveren. In algemene zin was de veiligheidssituatie in Somaliland minder slecht dan in Centraal- en Zuid-Somalië en Puntland. Voor Puntland geldt dat de veiligheidssituatie is verslechterd. De mate waarin de regering effectief gezag uitoefent is beperkt. De politie is slecht getraind, corrupt en soms gewelddadig. Ook de effectiviteit van de politie in Somaliland en in het bijzonder Puntland laat te wensen over. De regering van Puntland was steeds minder in staat om de rechtsorde te handhaven. Human Rights Watch spreekt in een rapport van 8 december 2008 van een geruïneerd land en van een van de ernstigste gewapende conflicten ter wereld. Het leven van miljoenen Somaüërs wordt bedreigd, aldus HRW.Tn april 2009 spreken de Verenigde Naties van een extreem veranderlijke en onvoorspelbare veiligheidssituatie in Somalië. Aanvallen van rebellen blijven plaatsvinden en worden steeds geavanceerder, gecoÖrdmeerder en dodelijker. AIShabaab en daaraan gelieerde rebellen facties hebben nog altijd grote delen van Centraal- en Zuid-Somalië in handen. In mei 2009 zijn opnieuw gevechten opgelaaid in , waardoor meer dan 200.000 mensen de stad zijn ontvlucht. Zie voor een uitgebreidere beschrijving van de veiligheidssituatie in Centraal- en Zuid-Somalië de notitie van Vluchtelingenwerk hierover. Ook heeft Vluchtelingenwerk een notitie uitgebracht over de beëindiging van de categoriale bescherming voor Somalië. Vluchtelingenwerk heeft in het verleden signalen gekregen dat aan Somaliers een verblijfsalternatief in buurlanden wordt tegengeworpen. Maar uit brieven van de Keniaanse, Djiboutiaansc en Ethiopische ambassades blijkt echter dat Somaliërs niet zomaar toegang hebben tot deze buurlanden. Verweerder heeft aangegeven dat appellant zijn nationaliteit en zijn terugkeer naar Somalië niet aannemelijk heeft gemaakt. Met betrekking tot de nationaliteit stelt appellant dat verweerder hier nader onderzoek na had dienen te verrichten. Appellant is van oordeel dat hem in redelijkheid niet kan worden tegengeworpen dat hij geen documenten heeft overgelegd om zijn Somalische identiteit en nationaliteit te onderbouwen. Daarbij is van belang dat volgens het algemeen ambtsbericht van 27 november 2007 van de Minister van Buitenlandse Zaken authentieke documenten in Somalië niet (meer) worden afgegeven. Om die reden kan het ontbreken van authentieke documenten met betrekking tot de identiteit en nationaliteit van Somaliers, niet zonder meer aan hen worden toegerekend. Appellant stelt dat hij wel degelijk geboren is in Somalie en vanaf zijn vijfde levensjaar in Saudi-Arabie heeft gewoond. Hij heeft de Somalische nationaliteit. Hij heeft Somalische ouders. Het feit dat hij Somali spreekt, is daarvoor een indicatie. Verweerder heeft ten onrechte geen taalanalyse opgestart. Appellant stelt dat een taalanalyse het meest geëigende middel lijkt om vast te stellen of betrokkene uit Somalië komt
33/12/2009
18:29
0582991300
LEXX ADVOCATEN
PAG.
03/06
Uit de verklaringen van appellant blijkt dat hij wel degelijk op de hoogte is van informatie over Somalië en zijn leefomgeving. Het is in beginsel aan de vreemdeling om zijn of haar identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken. Volgens vaste rechtspraak, zoals onder meer blijkt uit de uitspraak van 8 april 2004 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (JV 2004, 218), kan de staatssecretaris in het kader van het onderzoek naarde nationaliteit, dan wel het land of de plaats van herkomst van de vreemdeling, een taalanalyse laten uitvoeren. Door dat te doen komt de staatssecretaris de desbetreffende vreemdeling tegemoet in de voldoening aan de ingevolge voormeld artikel 3.1, eerste lid, van de Vw 2000 op hem rustende Jast om de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken, in het geval twijfel gerezen is over de gestelde identiteit en nationaliteit, waaronder in voorkomende gevallen begrepen de stamafkomst of de plaats van herkomst Appellant stelt derhalve in bewijsnood te verkeren. Immers zij kan niet middels documenten aantonen wie zij is omdat er geen documenten voorhanden zijn. Zie hiervoor het ambtsbericht met betrekking tot de afgifte van Somalische documenten (of beter gezegd de niet afgifte van documenten. Verweerder dient dan ook een taalanalyse uit te laten voeren. De IND schendt hiermee het zorgvuldigheidsbeginsel om geen taalanalyse uit te laten voeren. De \ND dient betrokkene tegemoet te komen. Appellant geeft aan uit onveilig gebied te komen en doet een beroep op artikel 15 c van de DefÏnitierichtlijn. In het meest recente ambtsbericht over Somalie staat dat er sprake is van een gewapend conflict in het zuiden van Somalië. Appellant kan niet terug naar Somalië vanwege het gewapend conflict. Zoals aangegeven is hij bereid mee te werken aan ieder onderzoek dat de IND wenst te doen. Appellant heeft met de verklaringen omtrent het land van herkomst en de taal die hij spreekt aannemelijk gemaakt dat zij afkomstig is uit Somalië. Nu appellant niet middels documenten zijn identiteit en nationaliteit kan aantonen dient verweerder een taalanalyse af te nemen. Dit is ook gewenst in het kader van de samenwerkingsverplichting. Appellant doet hierbij dan ook een beroep op de bescherming zoals die wordt geboden op grond van artikel 3 EVRM, artikel 15 c Definitierichtlijn alsook categoriale bescherming. De IND dient dit inhoudelijk te beoordeling en niet af te doen op grond van ongeloofwaardigheid. Conclusie: Appellant concludeert tot gegrond verklaring van het hoger beroep, on vernietiging van de bestreden uitspraak en gegrond verklaring van het door appellantjegejcuhet-besluit ingestelde beroep.
D. de Vries