Raad vanState 201010371/1/V3. Datum uitspraak: 10 maart 2011
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van: en minderjarige kinderen, appellanten,
mede voor haar
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 3 0 september 2 0 1 0 in zaken nrs. 0 9 / 5 1 7 3 en 0 9 / 5 1 7 6 in de gedingen tussen: de vreemdelingen en de minister van Justitie.
201010371/1/V3
1.
2
10 maart 2011
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 20 januari 2 0 0 9 heeft de staatssecretaris van Justitie aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht. Bij uitspraak van 3 0 september 2 0 1 0 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 28 oktober 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201010371/1/V3
3.
3
10 maart 2 0 1 1
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w . g , Mondt-Schouten lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Van Leeuwen ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2 0 1 1 373-654. Verzonden: 10 maart 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
2010 19:53 FromrSuadersee Advocaten
0320236805
To:07B3651380
Uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE nevenzittingsplaats Zwolle Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken Registratienummer Awb 09/5173 en 09/5176 Uitspraak
in het geding tussen: (eiser) geboren op en, (eiseres) geboren op medo namens hun minderjarige kinderen, geboren op geboren op allen van Irsakse nationaJiteit, IND dossiernummer 0708.06.0618, eisers, gemachtigde mr. J.G. Wiebes, advocaat te Lelystad; en 0e Minister van Justitie, als rechtsopvolger van de Staatssecretaris van Justitie, (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, vertegenwoordigd door mr. M.A. Vonk, ambtenaar ten departemente, verweerder.
1. Procesverloop Op 6 augustus 2007 hebben eisers een aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluiten van 20 januari 2009 heeft verweerder de aanvragen afgewezen. Bij brief van 16 februari 2009 is daartegen beroep ingesteld. Het beroep van eiser is geregistreerd onder Awb 09/5173, het beroep van eiseres onder Awb 09/5176. De beroepen zijn ter zitting van 19 augustus 2010 behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Pa-se:6'21
28-OCT-2010 19:54 From'-Suadersee
Pduocaten
0320236805
AWB 09/5173
To:0703651380
Pase:7'21
blad 2/4
2. Overwegingen 2.1 Blijkens de gronden van beroep en het verhandelde ter zitting is het geschil beperkt tot de vraag of de weigering om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a,b,c, of d, Vreemdelingenwet 2000 (V\v 2000) te verlenen, in stand kan blijven. 2.2 Verweerder heeft in het bestreden besluit geoordeeld dat eisers hun identiteit, herkomst en nationaliteit niet aannemelijk hebben gemaakt, zodat aan hun asielrelaas geen geloof kan worden gehecht. Daartoe heeft verweerder gewezen op de omstandigheid dat eisers toerekenbaar geen of onvoldoende reis- of identiteitsdocumenten dan wel andere bescheiden, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, hebben overgelegd. Voorts heeft verweerder overwogen dat uit de taalanalyses van 23 mei 2008 is gebleken dat eisers eenduidig zijn te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Noord-Irak, waarbij eiser specifiek is te herleiden tot de regio Suleymaniya. Hierdoor hecht verweerder geen geloof aan de door eisers gestelde herkomst. Eisers hebben de juistheid van dat oordeel betwist, 2.3 De rechtbank zal toetsen of grond bestaat voor het oordeel dat verweerder, gelet op de motivering, neergelegd in het voornemen en de bestreden besluiten, bezien in het licht van de verslagen van de gehouden gehören, de daarop aangebrachte correcties en aanvullingen en het gestelde in de zienswijze, niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat eisers hun identiteit, herkomst en nationaliteit niet aannemelijk hebben gemaakt, zodat aan het relaas geen geloof kan worden gehecht 2.4 Verweerder heeft het ontbreken van documenten aangaande de identiteit en nationaliteit in redelijkheid aan eisers kunnen toerekenen. De omstandigheid dat eisers hierin afhankelijk waren van een reisagent doet, conform bestendige jurisprudentie, niet af aan de eigen verantwoordelijkheid van eisers voor de onderbouwing van haar asiel- en reisrclaas. De rechter stelt vast dat eisers de daarop betrekking hebbende overwegingen uit de voornemens en de bestreden besluiten niet hebben betwist 2.5 Indien zich één van de in artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, Vw 2000 opgesomde omstandigheden voordoet, mogen in het relaas geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen. Van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan. 2.6 Teneinde de door eisers gestelde identiteit en nationaliteit te kunnen vaststellen, heeft verweerder taalanalyses laten uitvoeren door het Bureau Land en Taal (BW). Uit de rapporten van deze taalanalyses van 23 mei 2003 blijkt dat eisers eenduidig te herleiden zijn tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Noord-Irak. Tevens staat in dit rapport dat eisers niet in staat zijn om uitgebreide en gedetailleerde informatie te verstrekken over hun beweerde herkomstgebied. Verweerder heeft daarom de door eisers gestelde identiteit en nationaliteit ongeloofwaardig geacht en geen geloof gehecht aan de door eiser afgelegde verklaringen omtrent de problemen die hij stelt te hebben ondervonden in Kirkuk in Centra al-Iralc
28-OCT-2010 19:54 From:Suadersee
flduocaten
0320236805
AWB09/5Ï73
To:0703651380
Pa-3e:8'21
blad 3/4
2.7 De rechtbank is van oordeel dat een door het BLT uitgevoerde taalanalyse in beginsel als een goede en geoorloofde methode kan worden beschouwd in het kader van het onderzoek naar de nationaliteit of het land van herkomst van de asielzoeker, tenzij in concrete gevallen aanknopingspunten bestaan om aan de juistheid van de conclusies van de taalanalyse te twij felen, 2.8 Eisers hebben de uitkomsten van de taalanalyses betwist en betogen dat zij afkomstig zijn uit in . Ter onderbouwing wijzen eisers op de contra-expertises van De Taalstudio van 11 juni 2009 (eiser) en 9 september 2009 (eiseres). 2.9 Tegenover de door eisers ingebrachte contra-expertises stelt verweerder de reactie op de contra-expertises van het BLT van 18 september 2009 aangaande eiser en 3 december 2009 aangaande eiseres. Hierin wordt geconcludeerd dat hetgeen in de contra-expertise naar voren is gebracht geen aanleiding geeft om het eerder ge«even oordeel te herzien. 2.10 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de uitkomst van de taalanalyses op goede gronden aan de bestreden besluiten ten grondslag kunnen leggen. Daartoe wordt allereerst overwogen dat het BLT zich gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de deskundigheid van de door de contra-expert geraadpleegde moedertaalspreker van SoraniKotrüisch niet afdoende is gewaarborgd. Eisers hebben hetgeen hieromtrent in de reaches van het BLT op de contra-expertises naar voren is gebracht niet voldoende gemotiveerd betwist. Voorts heeft het BLT in de reacties op de contra-expertises voldoende gemotiveerd overwogen dat - kort samengevat - de contra-expert geen enkel spraakelement heeft aangevoerd dat specifiek I.i voor het Sorani zoals dat in Kirkuk en omstreken wordt gesproken en dat eisers vrijwel geen Arabisch spreken, terwijl dit wel - uitgaande van de door eisers gestelde herkomst - wel van hen verwacht mocht worden. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van lö april 2010, nr, 200903085/1, U N : BM2266, is do rechtbank van oordeel dat het BLT met de reacties op de contra-expertises de uitkomst van de taalanalyse inzichtelijker heeft gemaakt en de bevindingen in de verschillende contra-expertises deugdelijk gemotiveerd heeft weersproken. Daar komt bij dat eisers tegen de brieven van 18 september 2009 en 3 december 2009 geenreactievan de opsteller van de contra-expertise of een andere deskundige hebben ingebracht. Niet is gebleken dat daartoe niet de gelegenheid bestond. Dat eisers niet over voldoende middelen beschikken om een dergelijke reactie te laten opstellen dient, op grond van vaste jurisprudentie, voor hun eigen rekening en risico te komen. Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat eisers hun identiteit en herkomst niet aannemelijk hebben gemaakt, zodat aan het relaas geen geloof kan worden gehecht 2.11 Nu eisers hun identiteit en herkomst niet aannemelijk hebben gemaakt, kan reeds daarom hun beroep op artikel 15, aanhef en onder o, van de Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van do verleende bescherming (Definiticrichtlijn) niet slagen. 2.12 Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen ongegrond. 2.13 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken.
28-OCT-2010 19:55 FromrSuadersee Advocaten
0320236805
AWB09/5I73
3.
Page:9^21
To: 0703651380
blad 4/4
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. VijfWgschild, als rechter, en door deze en M.J.P. Kambecl als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 3 Q $ E P 2010
Afschrift verzonden op: 3 0 SEP 20Î0 Rechtsmlddd Tegen dat uitspraak kunnen partijen bfnntn vlèftveken na d* datum van verzending van deze ulupruah Aogvr h*ro*p instellen bij de A/deling besMuircth^raûlfwnMi Raad van State, onder vermelding van "tfoger beroep vreemdelingenzaken " postbus tot IS, iSOQ BC 's-Çravenhage, Artikel 8S Vw 2000 bepaalt In dat verband dat het beroepschrift een o/meer grieven tegen de uitspraak bevat Artikel 6:6 AvA (herstel verzuim) is niet vantoepassing
r
VOOR AFSCHRIFT CONFORM DE GRIFFIER VAN DE RECHTBANK s-GRAVENHAGE
Page:1'21
To:0?036513B0
28-OCT-2010 19:50 FromrSuadersee Advocaten 0320236805
SUYDERSEE
Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State Postbus 16113 2500 BC 'S-GRAVENHAGE Per Fax: 070-38 51 380 en per gewone post
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
1 8 OKT 2010
Êitâk
Inzake: Betreft: Uw kenmerk: Ons kenmerk: Datum:
VIND Hoger Beroep vreemdelingenzaken (asiel) •*H':
: '
Pm:
20100407 28 oktober 2010
Toevoeging Q'viei is aanQevraaad bij de Raad voor Rechtsbijstand te Arnhem.
Hoogedelgesfrenge HeerA/rouwe, Appellanten, 1.
de heer geboren op (Irak), van iraKese nationaliteit; en zijn echtgenote,
2.
mevrouw geboren op Irakese nationaliteit: mede namens haar minden'arige kinderen; geboren op geboren op wonende, althans verblijvende te
te te
van
aan de
te dezer zake woonplaats kiezende te 8232 VM Lelystad aan het Stadhuisplein 67, ten kantore van Suydersee Advocaten van wie mr. J.ö. Wiebes, daartoe als advocaat/gemachtigde bepaaldelijk gevolmachtigd tot het indienen van onderhavig hoger beroepschrift, doen u het volgende meedelen:
Slafliniplrin Iî7
InfcKïii^daiiKt-DdiiiKti'i.nt twW.i[T,[iÈlJ8».,ii[iflii: jlHfi.nl
Bij uitspraak d.d. 30 september 2010, verzonden op 30 september 2010 van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, Zitöngsplaats Zwolle, Vreemdelingenkamer onder nummers Awb 09 / 5173 en 09 / 5176 foroductlel). is het namens Appellanten ingediende
28-OCT-2010 19:51 From:Suydersee Advocaten
0320236905
To:0703651380
P
2
beroepschrift d.d. 16 februari 2009 gericht tegen de afwijzende beschikking d.d. 20 januari 2009 van de voormalige Staatssecretaris van Justitie, thans opgevolgd door de Minister voor Integratie en Asiel onder IND-nummer 070806.0618 ongegrond verklaard. Appellanten kunnen zich met de inhoud van genoemde uitspraak niet verenigen en zijn van mening dat het namens hen ingediende beroepschrift gegrond verklaard had dienen te worden. Reden waarom ondergetekende, thans hoger beroep instelt bij uw Afdeling. Appellanten verwijzen allereerst naar de gronden van het beroepschrift en hun zienswijze, welke hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd. Appellanten zijn primair van mening dat zij in aanmerking dienen te komen voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 lid 1 onder a, b, c, dan wei d Vw2000. Het hoger beroep berust op onderstaande grieven; INLEIDEND: GRIEF I: Appellanten kunnen zich niet vinden in rechtsoverweging 10 van de uitspraak waar wordt aangegeven: 'Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de uitkomst van de taalanalyses op goede gronden aan de bestreden besluiten ten grondslag kunnen leggen. Daartoe wordt allereerst overwogen dat het BL Tzlch gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de deskundigheid van de door de contra-expert geraadpleegde moedertaalspreker van Sorani-Koerdisch niet afdoende is gewaarborgd. Eisers hebben hetgeen hieromtrent in de reacties vanhetBLTop de contra-expertises naar voren Is gebracht niet voldoende betwist. Voorts heeft het BL T in de reactes op de contra-expertises voldoende gemotiveerd overwogen dat - kort samengevat - de contra-expert geen enkel spraakelement heeft aangevoerd dat specifiek is voor het Sorani zoals dat in, en omstreken wordt gesproken en dat eisers vrijwel geen Arabisch spreken, terwijl dit wet uitgaande van de door eisers gestelde herkomst - van het verwacht mocht worden. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16april2010, nr. 200903085/1, UN: BM2266, is de rechtbank van oordeel dat het BL T met de reacties op de contraexpertises de uitkomst van de taaianalyse inzichtelijker heeft gemaakt en de bevindingen in de verschillende contra-expertises deugdelijk gemotiveerd heeft weersproken. Daar komt bij dat elseres tegen de brieven van 18 september 2009 en 3 december 2009 geen reactie van de opsteller van de contra^xpertise of een andere deskundige hebben ingebracht Niet is gebleken dat daartoe niet de gelegenheid bestond. Dat eisers niet over voldoende middelen beschikken om een dergelijke reactie te laten opstellen, dien, op grond van vaste jurisprudentie, voor hun eigen rekening enrisicote komen. ' Allereerst stellen Appellanten vast dat de rechtbank net als verweerder en BLT volledig voorbijgaat aan de door hen aangehaalde informatie uit het Algemeen Ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van juni 2008. Hierin wordt aangegeven (pagina 6 en 7):
28-ÜCT-2010 19:51 From:5usdersee
flduocaten
&320Z3GB85
To:0703651380
Pa9e:3'21
3
"T'en zuiden van de gebieden onder bestuur van de Kurdistan Regional Government (KRG) is het Arabisch de algemene voertaal, met uitzondering van de plaatsen en streken waar veel Koerden (bijvoorbeeld Kirkuki en Turkmenen (bijvoorbeeld Tall Afar) woonachtig z\\n. Daar geldt het Koerdisch dan weihet Turkmeens vaak ais voertaal. Onderwijs wordt buiten de KRG-gebieden overwegend in het Arabisch gegeven. In dit gebied woonachtige niet-Arabieren (zoals Koerden, Turkmenen en Armeniërs) zijn vaak ook, naast da taal van de minderheid waartoe zg behoren, in meer of mindere mate hetAnabisch machtig. De meeste mandeeBrs en ook sommige christenen hebben inmiddels het Arabisch als moedertaal. " Deze informatie sluit derhalve niet uit dat Koerden uit zoals Appellanten, niet dan wel zeer beperkt kennis hebben van het Arabisch. Appellanten hebben kennisgenomen van de uitspraak van uw Afdeling d.d. 31 mei 2010, nr. 200906356/1 A/2 (LJN: BM6852). Uw Afdeling overweegt hier ten aanzien van deze passage uit het ambtsbericht: '2.1.2. De taalanalyse ziet specifiek op de taalsituatie in het gebied het gebied waar de vreemdeling, naar hij stelt, het grootste deel van zijn leven heeft gewoond. Het ambtsbericht bevat algemene observaties over de taalsituatie in het gehele midden en zuiden van Irak, zonder daarbij in te gaan op de situatie op plaatselijk niveau. De rechtbank heeft niet endeneend dat gelet daarop de uitkomst van de taalanalyse niet zonder meer met de conclusies van het ambtsbericht te vergelijken is en daarmee niet in tegenspraak is. Zij heeft dan ook ten onrechte overwogen dat In zoverre sprake is van een motiveringsgebrek. De grieven slagen.' In casu is echter sprake van een andere situatie. Immers uit dezelfde passage van het ambtsbericht komt naar voren dat juist ten aanzien van Koerden in de regio niet altijd kan worden aangenomen dat ZIJ het Arabisch in goede mate machtig zijn. Hieruit volgt dat het al dan niet machtig zijn van de Arabische taal niet kan gelden als criterium of Appellanten al dan niet afkomstig zfjn uit Aan dit belangrijke gegeven Is bij de totstandkoming van de taalanalyse en tevens door verweerder en de rechtbank onvoldoende gewicht toegekend. Hierbij is niet zonder betekenis dat ten aanzfen van Appellanten het onderzoek juist gericht is geweest op en Appellanten stellen voorts voorop dat de deskundigheid van de door hen ingeschakelde contraexpert, professor Matras, niet ter discussie staat Vragen bestaan omtrent de door hem ingeschakelde 'natfve speaker*. Appellanten verwijzen naar een uitspraak van rechtbank Zutphen d.d. 4 mei 2010, Awb 09 / 3083 feroductfo II). De rechtbank constateert dat de deskundigheid van professor Matras niet ter discussie staat. De rechtbank is echter van oordeel dat, nu geen nadere informatie Is verstrekt over de door prof. Matras geconsulteerde 'native speaker*, geen oordeel geveld kan worden over de deskundigheid van deze persoon: Allereerst wordt door de rechtbank miskent dat deze geconsulteerde 'native speaker* volledig samenwerkt met de contra-expert Niet wordt ingezien waarom op deze wijze de deskundigheid en betrouwbaarheid van de contra-expertise In twijfel getrokken zou moeten worden. Inmiddels zijn Appellanten In het bezit van een nadere verklaring van professor Matras 'productiejifl. Deze geeft aan dat ten onrechte wordt uitgegaan van enorme verschillen tussen
28-OCT-2010 19:52 From:Suydersee Advocaten
0320236805
To:0703651380
Page:4^21
4
het Kermanji en Sorani hetgeen zot/ afdoen aan zijn kennis en expertise voor wat betreft Sorani. Professor Matras benadrukt dat het gaat om verwaarloosbare verschilfen zoals tussen Nederland en Vlaams. Dat een native speaker onder zijn deskundige leiding participeert aan de totstandkoming van de contra-expertise, doet niets af aan de waarde hiervan. Appellanten zijn van oordeel dat op basis van deze gegevens al niet kan worden volgehouden op basis van de taalanalyses en de aanvullingen daarop van het 8LT, dat hun plaats van herkomst en daarmee hun inhoudelijk asielrelaas niet geloofwaardig zou zijn. Dat Appellanten niet ook nog eens een weerwoord hebben aangeleverd op de laatste reactie van het BIT, doet hier niet aan af. De Taaistudio schat de kosten van een dergelijk weerwoord op een bedrag tussen de €900,-en € 1.000,- terwijl het COA slechts bereid is om de kosten tot een bedrag van € 300,-- te vergoeden. Appellanten beschikken zelf niet over de financiële middelen om deze extra kosten het dragen. Gelet op hun primair standpunt en de jurisprudentie van de Afdeling op dit punt, maken zij deze opmerking slechts ten overvloede. GRIEF II: Appellanten constateren voorts dat de rechtbank ten onrechte geheet voorbij gaat aan de beroepsgronden welke zien op de Dossferanalyses welke door de Taaistudio zijn aangeleverd. De visie van uw Afdeling op deze dossieranalyses is dezerzijds bekend. Echter in casu hebben Appellanten zich ook in beroep beklaagd over de omstandigheid dat verweerder op geen enkele wijze ingaat op hetgeen in deze analyses is aangevoerd. Juist gelet op hetgeen hierboven ten aanzien van het aangehaalde ambtsbericht is aangevoerd, had een inhoudelijke reactie op de dossieranalyses niet mogen ontbreken. De dossieranalyses staan dan ook niet op zichzelf, doch dienen In samenhang te worden bezien met de contra-expertises welke zijn uitgevoerd door professor Matras. Een en ander klemt te meer nu deze dossieranalyses, anders dan verweerder heeft gesteld in het bestreden besluit, wel degelijk geïndividualiseerd zijn. Hierbij is in de beroepsgronden ook nog eens uitdrukkelijk gewezen op de afwijzende beschikking ten aanzien van Appellante. Immers verweerder verwijst in feite volledig naar de beschikking ten aanzien van haar echtgenoot waarbij juist verweerder nalaat om tot individualisering over te gaan. De rechtbank gaat ten onrechte niet in op dit onderdeel van de beroepsgronden.
GRIEF III; Appellanten zijn van oordeel dat de rechtbank eveneens ten onrechte geen aandacht besteedt aan de omstandigheid dat In beroep alsnog enige stukken door Appellant zijn overgelegd. Hieronder bevindt zich ondermeer de voedselkaart op naam gesteld van Appellant Zij vallen onder het rantsoencentrum c.q. een belangrijke bevestiging voor de door appellanten gestelde herkomst wordt gegeven. GRIEF IV: Ten onrechte overweegt de rechtbank onder rechtsoverweging 2.12 en dictum: "Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen ongegrond " "De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. "
28-OCT-2010 19:53 From:Suadersee Advocaten
0320236805
To:0?03651380
Pa9e:5^ai
.5
Deze grief mist zelfstandige betekenis en dient in samenhang met voorgaande grieven te worden bezien. Op grond van het bovenstaande verzoeken Appellanten voornoemd u:
de uitspraak van de arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage, zp. Zwolle d.d. 30 september 2010, onder nummer 09/5173 en 09 / 5176 te vernietigen en de beroepschriften d.d. 16 februari 2010 alsnog gegrond te verklaren, wegens strijd met het Vluchtelingenverdrag, het Europees Verdrag inzake de Bescherming van de Rechten van de Mens, de Vreemdelingenwet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel en opnieuw rechtdoende, PRIMAIR: de vernietiging uit te spreken over de beschikkingen d.d. 20 februari 2009 van de voormalig Staatssecretaris van Justitie, en te bepafen dat Appellanten alsnog in het bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel op grond van artikel 29 Vreemdelingenwet 2000. SUBSIDIAIR; te bepafen dat de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage dan wel de Staatssecretaris van Justitie, thans opgevolgd door de Minister voor Immigratie en Asiel nieuwe beslissingen neemt met inachtneming van uw uitspraak, II. Verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Producties: drie N.B. Afschrift van deze brief (met bijlagen) zond ik heden aan verweerder.