Raad vanState 200909187/1/V2. Datum uitspraak: 24 december 2009
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellanten, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, van 20 november 2009 in zaken nrs. 09/40305, 09/40307, 09/40306 en 09/40308 in de gedingen tussen:
en de staatssecretaris van Justitie.
200909187/1/V2
1.
2
24 december 2009
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 3 november 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) aanvragen van (hierna: de vreemdelingen) om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht. Bij uitspraak van 20 november 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, voor zover thans van belang, de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 27 november 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200909187/1/V2
3.
3
24 december 2009
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M, van Loo, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loo ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2009
418-574. Verzonden: 24 december 2009 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze.
mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak
27. Nov- 2009.18:06
Langstraat Advocaten
20/11 2009 15:28 FAI 0546 457211
Nf< m
p
AC BETT. ÀUELQ
ß
Boos/oo^o
AFSCHRIFT
K 'S-GRAVENHAGE Sector Bestuursrecht viüemdelingcnluuiier nevcnzittingsploQts Almelo regnr.: Awb 09/40306 BEFIBN/ESI AN AN2 m 09/40308 BEPIDN/ES2 AN B12 (verweken) en Awb 09/40303 BEPTDN/ES1 AN AM2 en 09/40307 BEFIDN/ES1 ANBU(ban)epcn) uftspruüt van de voordenlngenrechter inzake
gebaren op geboren op beide van Russische nationaliteit, [ND doasicmummer 091Q.28.ll50, verzoekers,
gemachtigde: mr. R.C- van den Berg, advocaat te Waalwijk; tegen
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage verweerder, vertegenwoordigd door mr. E. Gassen, ambtenaar ten departemente.
1, Procesverloop Op 28 oktober 2009 hebben verzoekers aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Bü besluit van 3 november 2009 heeft verweerder de aanvragen in een Aanmeldcentrum (hierna: AC) afgewezen. Bij brieven van 3 november 2009 is daartegen beroep ingesteld en U tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De verzoeken zijn t u zdtting van 13 november 2009 behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Standpunten Het asielrelaas van verzoekers komt op het volgende neer. Verzoekster heeft de Russische nationaliteit maar U etnisch Georgisch. Daardoor ondervindt zjj in Rusland problemen omdat zij wordt gediscrimineerd en voortdurend slachtoffer is van corrupte ambtenaren en politieagenten. Bovendien is zij door Russische politieagenten mishandeld vanwege haar etniciteit Verzoeker,
27. Woy. 2009,18:07
Langstraat Advocaten
20/11 2009 15:23 FAI 0546 457211
Nr. 8375
AC BEïï. ALMELO
Zaaknummer 09/40306,09/40308,09/40305 en 09/40307
P. 7 ©006/OOn^O
blad 2
de zoon van verzoekster, beeft eveneens de RussischerotioiiûUteitmis etnisch Russisch. Daardoor ondervond hij ernstige problemen in de jaren dat hij met zijn moeder nt Georgia woonde, Hü heeft daardoor zo onder stress gestaan dat hij niet meer in staat was om te lopen. Zjjn relaas ia echter voor het merendeel afhankelijk van dat van verzoekster. De mishandeling van verzoekster door politieagenten was uiteindelijk de directe oorzaak voor de vlucht uit Rusland. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen, omdat hij de relazen van verzoeken te weinig zwaarwegend acht voor de verlening v u een verfalij fWergurmmg op (rond van artikel 29 Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000). Wel acht hij de relazen en de daaraan ontleende vermoedens geheel geloofwaardig. Verweerder wijst er op dat verzoekster weliswaar een moeilijke start had in Rusland maar dat ze daar echt werk heeft gevonden hij een Russisch staatsbedrijf en ook huisvesting heeft gevonden. Er was dus in haar geval geen sprake van dusdanig «matige beperkingen dat haar leven daar onmogelijk of onhoudbaar was. De mishandeling van verzoekster aoht hij niet ernstig genoeg om haar op grond van het traumatabeleid in aanmerking te laten komen voor verblijf. Verzoekers stellen zich op het standpunt verweerder ten onrechte hun relazen onvoldoende zwaarwegend heeft geacht Zij wijzen in dit verband op informatie uit de ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken en andere algemeen bekende informatie waaruit duidelijk blijkt dat personen uit de Kaukasus of met een Kaukasisch uiterlijk in Rusland worden gediscrimineerd zowel van de kant van de lokale bevolking als van de kant van de (lokale) autoriteiten. Zij wijzen er nogmaals op dat verzoekster het slachtoffer is geworden van een ernstige mishandeling, Deze ervaring was voor haar dusdanig traumatisch dat zij daarna met meer alleen over straat durfde gaan. Zij is voortdurend bang om vanwege haar Kaukasische uiterlijk weer opnieuw het slachtoffer van geweld te worden. In beroep wijst zij er op dat in Rusland een politieagent onlangs in het nieuws is gekomen omdat hij in een filmpje op youtube ondubbelzinnig heeft duidelijk gemaakt dat hij genoeg heeft van de corruptie binnen de Russische politie. Dit is exemplarisch voor het Russische politieapparaat
3. Overwegingen Ingevolge artikel 8:81 Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, door een partij in de hoofdzaak aan de voorzieningcnrechter van derechtbankeen voorlopige voorziening worden gevraagd. De voorzieningenrechter zal toetsen of het beroep een redelijke kans van slagen heeft en of bij afweging van de betrokken belangen uitzetting van de verzoeker in afwachting van de beslissing op het beroep moet worden verboden. Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordcel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het AC dient tevens beoordeeld te worden of de aanvraag op zorgvuldige wijze binnen 48 uur is afgedaan. Met be^rekldng tot riet standpwt van verzoeken aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag overweegt de voorzieningenrechter als volgt
27.Noy. 2009.18:07
Langstraat Advocaten
20/11 200S 13:29 FAI 054ß 45T211
Nr. 8375
P. 8
AC BBW. ALMELO
Zaaknummer. 09/40306,09/40308,09/40305 en 09/40307
@oo7/oomo
blad 3
Op grond van artikel l (A) vim het Vluchtelingenverdrag worden vreemdelingen die afkomstig zijn Uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling, beschouwd. Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan - voor zover hier relevant - op grond van artikel 29, eerste lid, Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling: a. die verdragsvluchteling is; b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan foltering, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; c. van wie naar het oordeel van Onze Munster op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden mot de redenen van vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst; d. voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van Onze Minister van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar. Niet is gebleken dat de politieke en mensenrechurasituatie in de Russische Federatie zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verbly fsvergumttng asiel voor bepaalde tijd dient te worden verleend. Het zal daarom aannemelijk moeten zijn datroetbetreWdnEt^veraoekerepciïOodijTcfeitEnen omstandigheden bestaan op grond waarvan een dergelijke mblijftvergimnmg dient te worden verleend. Ten aanzien van het beroep van verzoekers op vluchtelingschap dan wel op het bepaalde in artikel 3 van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna; EVRM) overweegt de voomenbigenttchter als volgt. Met verweerder is de voaraenmgenrcohtcr van oendeel dat verzoekers relazen nid voldc«nde zwaarwegend zjjn om in aanmerking te komen voor verblijf als vluchteling niet te lande. Verweerder heeft in dit kader terecht gewezen op hetfintdat w^ verzoekers relazen laietbhjkt van zodanig ernstige discriminatie en zulke ernstige beperkingen in hun Ixstaarsmogehjkbedeü dat het voor hen onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Daarbij heen verweerder naar het oordeel van de voomeningenxechter terecht gewezen op het feit dat verzoekster ton tijde van haar vertrek uit Rusland woonruimte had en een baan. Ook heeft verweerder verzoekster kunnentegerrwerpendat zij onvoldoende inspanning heeft verricht om beacliciming van de Russisctteautûritdtçn te krijgen. Voorts wijst de vrjoraieiuûgenrcchtçT er opdat uit bestendige Juri^deutic van hdEHRM blijkt dat, Ingeval een vreemdelrng wegena discrü^ door de vreemdeling gevreesde behandeling 'must attain a rninirnum level of severity if it is to fall within the scope of Article 3, which a&sessment is relative, depending on all the circumstances of the caw.' (zie bijvoorbeeld EHRM6maart2001,Hu^JV2001,104en EHRM 5 juli 2005, Süd, JV 2005,304). In dit kader verwijst de vooraomigeiirechter tevens naar onder meer de uitspraak van het EHRM van 1 juni 2W6{JV 2006^ 341) v^aarin het Hof omtrent personen van Tsjetsjeense afkomst die in Rusland verblijven, heeft geoordeeld dat, hoewel de levensomstandigheden in de Russische Federatie voor deze groep verre van ideaal zijn, zij niet zo schokkend zijn dat zij beneden de rnimmumnonn van artikel 3 EVRM komen.
27. Nov. 2009.18:08
Langstraat Advocaten
20/11 200B 15:30 FAI 0546 457211
AC BOT. AUIELQ
2aaknumraen 09/40306,09/40308,09/40303 en 09/40307
Nr. 8375
P. 9 @008/00(j^rj
blad 4
Mede gelet op bet voorgaande ù de voorrieningenrechte van oorjlecldatuitdedoorveiioekers ondervonden problemen in Rusland niet blijkt van een dusdanig slechte behandeling en een dusdanige ernst van diEorinimatic dat daarmee het nunlmum niveau van'severity'wordt gehaald dat wordt vereist voor detoepasbaarheidvan artikel 3 EVRM. Vertfeerfa heeft verzoekers relazen derhalve onvoldoende zwaarwegend kunnen achten voor een geslaagd beroep op het bepaalde In artikel 3 EVRM. Verzoekster beeft voorts een beroep gedaan op het door verweerder gevoerde traunatabdeid. Verzoekster beeft in dit kader aangevoerd datrijin de zienswijze van 3 rnvernber 2009 heeft aangegeven dat zij ernstig ü mishandeld doar een vertegenwoordiger van de autoriteiten hl haar land. Door deze mishandeling is verzoekster getraumatiseerd in die zin dat zü voortdurend angstig is om vanwege haar Kaukasische voorkomen opnieuw het slachtoffer te worden van geweld. Voor de toepassing van het traunutabeleid zijn slechts van belang traumatiserende gebeurtenissen die hebben plaatsgevondenrahet land van herkomst en als gevolg waarvan terugkeer naar dat land in redelijkheid niet kan worden gevergd. In hoofdstuk C2/4.2 VrecnldelingeDcn-culaire 2000 (hierna: Vc 2000) is limitatief opgesomd welke gebeurtenissen aanleiding kunnen geven tot verbhjtsaanvaarding. Naar het oordeel van de voomemngenrcebter heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hetgeen door verzoekEter is aangevoerd niet-valt onder de hiervoor vermelde limitatieve opsomming zodat verzoeker niet in aanmerking komt voor verblijf op grond van het traumatabdeiA Verweerder beeft dan ook in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat verzoekster niet in aanmerking komt voor verblijf op grond van het tnurnatabeleid. Het hiervoor overwogenfl brengt roet zich dat de verzoeken om een voorlopige voorziening dienen tn worden afgewezen. Gelet op hetgeen partijen, laatstelijk ter zitting, hebben aangevoerd en gezien de overgelegde stukken, is de vooizieningenrecbter van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaken. De beroepen worden op voet van artikel 8:36 Awb ongegrond verklaard. Er best*at geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van de voorlopige voorzieningen en de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken.
27, Noy. 2009. 18:08
Langstraat Advocaten
2 0 / 1 1 2009 15:30 FAI 0546 457211
1
r, 8375
AC BEW. ALHELQ
Zaaknummer: 09/40306,09/40308,09/40305 en 09/40307
4.
P. 10
blad 5
Beslissing
De vwrzieningemechter: wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af, verüdeart de beroepen ongegrond. Aldus gedaan door mr. E.C.R. Sohut, voorzieningenreohter, in tegenwoordigheid van mr. J.T.M. Nijboex, griffier.
tgesproken m het openbaar op 20 november 2009
Tegen deze uitspraak, voorzovef daarbij 'm de hoofdzaak is beslist, kunnen partijen binnen één week na de datum, van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuureiBohtspraak'van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdolingenzaken", postbus 16113,2500 BC 's-Gravenhagc. Artikel 83 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een afmeer grieven tegen de uitspraak bevat Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Afcohrift verzonden: 2 f) NQV 2ÖQg
V0QRAFSCHR1 DE GRIFFIER
BANKTE '*GRAVENHAGÉ
27. Nov, 2009,18:04
Langstraat Advocaten
Nr. 8375 P.
LANGSTRAAT
PER TELEFAX 070-3651380 Raad van State AftJellng bestuursrechtspraak Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC 'S-GRAVENHAGE
mr. R.C. van den Berg mw. mr. drs. E.M.C. Dumoulin mr. P.L.M. Stieger mr. T.C.F.M. Vermeulen burg. Van der Klokkenlaan 21 Waalwijk P: Postbus 1023,5140 CA Waalwijk
Ti 0416 - 349 974 F: 0416 - 3 4 7 308 E;
[email protected]
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
Waalwijk, 27 november 2009
2 7 NOV 2009 ZAAXMR.
HOGER BEROEPSCHRIFT inzake i(a)/IND betreft Hoger beroep ons kenmerk 200900518 uw kenmerk
AA?J: VJL BEHANDELD: DO:
W PAR:
Geachte voorzitter/geachte griffier, Hierbij stellen appellanten, en haar zoon :__, .... , hogerberoep in, te dezer zake woonplaats kiezende op mijn kantooradres Burgemeester van der Klokkenlaan 21 te Waalwijk, waarvan ondergetekende stelt en verklaart door appellanten tot het indienen van het onderhavige hoger beroepschrift bepaaldelijk gevolmachtigd te.zijn. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag zittingplaats Almelo (procedurenummer 09/40305 en 09/40307) van 20 november 2009, verzonden 20 november 2009 (bijlage). Ter onderbouwing van hun hoger beroep stellen appellanten thans het navolgende. GRIEVEN: 1. In hun eerste grief stelten appellanten dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij met verweerder van oordeel is dat hun vluchtrelazen niet zwaarwegend genoeg zijn voor een geslaagd beroep op vluchtelingschap.
Op alle werkzaamheden lijn van toepassing de algemene voorwaarden, onder andere inhoudende een beperking van aansprakelijkheid, welks san de ommezijde zijn afgedrukt- t e n opdracht wordt slechts sanviwrd en verricht onder de voorwaarde van aanvaarding van die algemene voorwaarden.
27- Wov. 2009.18:04
Langstraat Advocaten
Nr.8375
P. 2
LANGSTRAAT De rechtbank overweegt in dat verband dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat uit hun relazen niet is gebleken van zodanige discriminatie en zulke emsti je beperkingen In hun bestaansmogelijkheden dat het voor hun onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Vervolgens overweegt de rechtbank naar hetgeen appellanten wel zouden hebben gehad ten tijde van hun vlucht, namelijk een baan en woonruimte. In het beleid van verweerder staat ter 2ake onder meer: n
4.1.2 Problemen ondervonden eiders to Rusland Uit het ambtsbericht komt naar voren dat personen van Kaukasische afkomst over het algemeen op grond van hun donkere uiterlijk elders in Rusland te maken kunnen krijgen met (maatschappelijke) discriminatie, zowel van de kant van de (lokale) autoriteiten als van de kant van de bevolking. Uit het ambtsbericht komt evenwel ook naar voren dat de problemen die personen naar aanleiding van deze discriminatie ondervinden, in beginsel niet van dusdanige aard zijn dat deze zijn te herleiden tot daden van vervolging. Het inroepen van bescherming van de autoriteiten is in beginsel mogelijk. Dit betekent echter niet dat in voorkomende gevallen geen gerechtvaardigd beroep kan worden gedaan op bescherming van het Vluchtelingenverdrag indien deze discriminatie het leven van betrokkene onhoudbaar heeft gemaakt. Het wel of niet hebben van een propiska of registratie is geen absoluut vereiste om zich (elders) in Rusland staande te kunnen houden. Voor wat betreft de vraag wanneer bovengenoemde discriminatie tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw kan leiden, wordt verwezen naar Q/2.5. Hieruit komt naar voren dat discriminatie door de autoriteiten en/of medeburgers als daad van vervolging kan worden aangemerkt ais de ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw worden verleend indien de betrokken asielzoeker aannemelijk maakt dat discriminatie voor hem persoonlijk heeft geleid tot ernstige beperkingen in zijn bestaan én aannemelijk Is dat de autoriteiten hem niet hebben kunnen of willen beschermen tegen deze vorm van discriminatie." Appellanten stellen dat de rechtbank onvoldoende heeft doorgrond welke impact de discriminatie op grond van hun Kaukasische voorkomen heeft. Appellante verkeerde met name na de mishandeling in voortdurende angst. Hierdoor was er sprake van een ernstige beperking in de bestaansmogelijkheden. Het feit dat appellante eindelijk enigszins aanvaardbare woonruimte had gevonden en eindelijk werk had, kan daar niet aan afdoen. Door de voortdurende angst was werken voor appellante eigenlijk onmogelijk geworden. Zij durfde niet meer alleen naar buiten. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte overwogen dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er niet sprake is van vluchtelingschap.
Op alle werkzaamheden zijn van toepassing de algemene voorwaarden, onder andere inhoudend* een beperking van aansprakelijkheid, wellte aan da ommezijde zfjn aloeuruKL Een opdracht wordt siech» aanvaard en verricht onder de voorwaarde van aanvaarding van die algemene voorwaarden.
27. Nov. 2009.18:05
Langstraat Advocaten
Nr. 8375
P. 3
LANGSTRAAT
2. In hun tweede grief stellen appellanten dat de rechtbank ten or rechte heeft overwogen dat hun relazen onvoldoende zwaarwegend zijn voor een geslaagd beroep op het bepaalde in artikel 3EVRM. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de jurisprudentie van het EHRM blijkt dat indien de vreemdeling wegens discriminatie een beroep doet op schending van artikel 3 EVRM er sprake dient te zijn van een situatie dat de vreemdeling 'must attain a minimum level of severity if it is to fall with in the scope of article 3, which assessment is relative, depending on all circumstances of the case' De rechtbank overweegt vervolgens dat in het geval van appellanten deze minimum niveau van 'seventy niet gehaald wordt Appellanten stellen dat deze overweging niet is voorzien van een draagkrachtige motivering en stellen dat de uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt De uitspraak komt vernietiging in aanmerking, omdat de rechtbank wat betreft hun aanspraken op verlening van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29 lid 1 onder b in verband met dreigende schending van artikel 3 EVRM bij terugkeer niet heeft verwezen naar enig ambtsbericht De rechtbank baseert haar oordeel in feite louter op jurisprudentie van het EHRM. Appellanten stellen dat deze jurisprudentie niet alleen geen betrekking heeft op hun situatie, maar ook dat zij meer dan alleen in het kader van artikel 3 EVRM een beroep op discriminatie hebben gedaan. De rechtbank overweegt in het geval van appellanten zonder hun relazen te bespreken dat wat betreft de ondervonden problemen in Rusland niet sprake van een minimum niveau van 'severity'. Appellanten stellen dat er mitsdien sprake is van een motiveringsgebrek op grond waarvan de uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt Uit vaste jurisprudentie van het EHRM volgt juist dat een vraag als de onderhavige slechts beoordeeld na 'rigious salinity* van alle feiten en omstandigheden waaronder de ter zake relevante landeninformatie. Het oordeel van de rechtbank Is dan ook onbegrijpelijk. Dat heeft immers ook plaatsgevonden in de uitspraak van het EHRM van 1 juni 2006 (JV2006, 341,) waar de rechtbank de situatie vergelijkt met die van etnische Tsjetjenen in Rusland. Appellanten stellen subsidiair dat uit hun relazen blijkt dat - ingaande op het standpunt van de rechtbank - er wel degelijk sprake is van schending van artikel 3 EVRM bij terugkeer naar Rusland. De rechtbank heeft zich ten onrechte alleen beperkt tot vraag of de discriminatie een bepaald vereist minimum behaalt om binnen het bereik van artikel 3 EVRM te vallen. Uit het relaas blijkt dat appellante i? michanrVIrl AnppllantP is opvlucht nmriat na jarenlang in angst te hebben geleefd, ook in Georgië, het slachtoffer te zijn geweest van bedreiging en geweld er een onhoudbare situatie was ontstaan. Bij terugkeer naar Rusland zullen appellanten wederom het slachtoffer worden van een strijdige behandeling in de zin van artikel 3 EVRM.
Op elle werkzaamheden zijn van toepassing da algemens voorwaarden, onder andere inhoudende een beperking van aansprûkclijklwiiJ, walke san de ommezijde zijn afcedruia Een opdracht wordt siecnts aanvaard en verricht onder de voorwaarde van aanvaarding w d i e sis*™«« voorwaarden.
27. Nov. 2009.18:06
Langstraat Advocaten
Nr. 8375
P. 4
LANGSTRAAT
Ook wat betreft de discriminatie zoals benaderd door de rechtbank stellen appellanten dat aan het zogenaamde minimumvereiste is voldaan. Immers, appellante is gediscrimineerd. Voorts was al jarenlang van een normaal leven geen sprake meer. Immers, zij leefde teruggetrokken uit angst om het slachtoffer te worden van geweld door skinheads of door de politie bij controles. In redelijkheid heeft de rechtbank dan ook niet kunnen betogen dat van een dergelijk niveau van discriminatie niet zou zijn gebleken. Gelet op hetgeen appellanten in deze grief naar voren hebben gebracht, stellen zij dat de rechtbank in redelijkheid niet tot oordeel heeft kunnen dat van een schending van artikel 3 EVRM niet zou zijn gebleken. Nader onderzoek met name naar de positie van mensen met een Kaukasisch uiterlijk is gelet het relaas van appellanten noodzakelijk. 3. In hun volgende grief stellen appellanten dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat verweerder een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid heeft kunnen onthouden. Appellante stelt dat haar beroep op het traumatabeleid ten onrechte is verworpen. Niet nader wordt gemotiveerd waarom verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hetgeen door appellant is aangevoerd niet de zogenaamde limitatieve opsomming valt. Immers, appellante is jarenlang gediscrimineerd,emstig geweid door de overheid, omdat zij een Kaukasische is. Niet valt in te zien dat de ernstige mishandeling zoals beschreven door appellante , een geslaagd beroep op het traumatabeleid in de weg staat. Voorts is een beroep gedaan op bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard. De rechtbank had het besluit dan ook vanwege een motiveringsgebrek behoren te vernietigen. 4. In hun vierde grief stelt appellanten dat de rechtbank ten onrechte hun beroep op verlening van een verblijfsvergunning asiel op de e/f grond van artikel 29 lid 1 Vw niet heeft besproken. Er is dan ook sprake van een motiveringsgebrek. Tevens is een beroep gedaan in dat kader op artikel 8 EVRM. Appellanten hebben in hun zienswijze betoogd dat zij op subsidiaire gronden via haar partner in aanmerking behoort te komen voor een e/f vergunning op grond van artikel 29 lid 1 Vw. Voorts hebben appellanten betoogd dat van een gescheiden verwijdering vanwege verschillende nationaliteiten geen sprake kan zijn. Appellanten stellen dat in geval van een verschillende nationaliteit en één van beide komt voor toelating in aanmerking op grond van artikel 29 lid 1 a t/m d Vw, voorzover noodzakelijk op grond van artikel 8 EVRM de partner en eventuele kinderen in aanmerking komen voor een afgeleide status. Appellanten stellen dat een verschil in nationaliteit daartoe geen belemmering kan vormen. De rechtbank heeft dat ten onrechte niet onderkend. Voorts is er in dit verband strijd met artikel 8:69 lid 1 en 2 Awb. Appellanten hebben aangevoerd dat ook een gescheiden verwijdering strijdig is met artikel 8 EVRM. Uitzetting is geen zelfstandig deelbesluit. Kortom verweerder dient op het moment van een eventuele afwijzing van de aanvragen een standpunt in te nemen naar welk land er zal worden verwijderd. De rechtbank heeft nota bene zelf ter zitting in dit verband op een positieve uitspraak van de rechtbank Amsterdam uit 2005 gewezen. Appellanten achten het dan ook onjuist dat de rechtbank in de uitspraak aan dit betoog volledig is voorbij gegaan. Appellanten stellen dat de uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt, omdat er sprake is van een motiveringsgebrek. Overigens is een gescheiden verwijdering wel degelijk in strijd met artikel 8 EVRM. Op alle wertzaamnwen zijn van toepassing de algemene voorwaarden, onder andere inhoudende een bapanong van aarapraMjBjSdieid. welke aan de ommezijde zijn afgedrukt Een opdracht wordt slechts aanvaard en verricht onder de voorwaarde van aanvaarding van die algemene voorwaarden.
27. Noy. 2009. 18:06
Langstraat Advocaten
Nr. 8375
P. 5
LANGSTRAAT
Appellanten stellen dat de rechtbank, gelet op hun grieven, hun beroepen volledig gegrond had behoren te verklaren.
REDENEN WAAROM: appellanten zich tot u wenden met het verzoek hun hoger beroep gegrond te verklaren en de bovengenoemde uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage zitöngpiaats Almelo te vernietigen, de inleidende beroepen alsnog gegrond te verklaren, de besluiten te vernietigen, alsook verweerçtër in de proceskosten te veroordelen. Hoogachtend, R.C. van den Berg
Op alle werkzaamheden zijn van toepassing de algemena voorwaarden, onder andere inhoudende een beporting van aanspraKCIijKricid, wCIke aan üt ommezijde zijn atgedruki. E«n opdracfil wurtl slectlts aanvaard en verricht onder de voorwaarde van aanvaarding van die algemene voorwaarden.