Raad vanState 201011921/1/V2. Datum uitspraak: 31 december 2010
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 2 december 2010 in zaak nrs. 10/38912 en 10/38911 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201011921/1/V2
1.
2
31 december 2 0 1 0
Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2 0 1 0 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd t e verlenen, afgewezen, alsmede geweigerd om hem ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 2 december 2 0 1 0 , verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 9 december 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 voldoet, kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201011921/1/V2
3.
3
31 december 2 0 1 0
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, ambtenaar van staat.
w . g . Van Altena lid van de enkelvoudige kamer
w . g . Van Loo ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2 0 1 0 43-549. Verzonden: 31 december 2 0 1 0 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
0 2 - 9 . Dec.
2010 16:21N-RECHTB.0031 [ 0 ] 4 3 3252099 advocaltnii3022338«
T-siNr. 6009vooaP.
+31302233649
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Utrecht Sector bestuursrecht Vreemde! ingenkamer zaaknummers: AWB 10/3S9l2enAWB 10/38911 uitspraak ran de voorzfeningenrecbter in de zaak tossen
j geboren op , van Guinese nationaliteit, verzoeker, gemachtigde: mr. LJ.H. Hoven-Kohl, advocaat te Maastricht, en de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde; mr. L. Verhelfen,
Inleiding 1.1 Op 29 oktober 2010 heeft verzoeker een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tjjd Ingediend. Bij besluit van 8 november 2010 heeft verweerder de aanvraag in een Aanmeldcentrum (AC) afgewezen. Verzoeker heeft tegen dit bestuit beroep bü deze ftchibank ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat uitzetting achterwege blijft, totdat op het beroep is beslist 1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 23 november 2010. Verzoeker heeft in persoon, vertegenwoordigd door mr. U . H . Hoven-Kohl, en verweerder heeft bij gemachtigde het woord gevoerd.
Overwegingen 2.1 Op grond van artikel 8:8$ van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter. indien een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan, beroep bü de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Over het harpen, 2.2 Het bestreden besluit gaat over de weigering verzoeker een verblijfsvergunning asiel te verlenen. Verder heeft verweerder ambtshalve besloten om verzoeker niet een verblijfsvergunning voor bepaalde tijdregulieronder de beperking "verblijf als alleenstaanda minderjarige vreemdeling (nmv)" te verlenen.
52S3
_
^
~<£;
02-9.
Dec. 2010 16:21i-RECHTB/0031 [ü]43 3252099 a d v o c a t e n d u o
T-iiNr. 6009/oosP. 6t33
+31302233649
zaaknummers: AWB 10/38912 en AWB 10/3891 i
blad 2
2.3 Verweerder heeft verzoeker tEgengeworpen dat hij geen documenten omram z^Jn reis en identiteit heeft overgelegd en dat h|j vage en summiere verklaringen over ztfn reisroute heeft afgelegd, Verzoekers verklaring dat degene die hem heeft geholpen de documenten In bezit had, doet volgens verweerder niet af aan zijn eigen verantwoordelijkheid. Dat het voor verzoeker niet duidelijk was dat deze documenten van belang zijn, acht verweerder onvoldoenderedengevendvoor het ontbreken daarvan. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat het niet kunnen overleggen van overlijdensaktes verzoeker niet meer wordt tegengeworpen. Verzoeker heeft aangevoerd dat het ontbreken van documenten en het afleggen van vage en summiere verklaringen over de reis hem ten onrechte wordt tegengeworpen. 2.4 Dat verzoeker afhankelijk was van een reisagent, kan naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS; zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 april 2008, U N BC9690) niet afdoen aan zijn eigen verantwoordelijkheid voor de onderbouwing - waar mogelijk - van hetreis-en asielrelaas. Dat verzoeker niet wist dal er verschillende luchtvaarunaatschappüen bestaan, vormt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om van het genoemde uitgangspunt af te wUken. Dat hij niet wist dat documenten In Nederland van belang zouden zijn, leidt evenmin tot een ander oordeel. Van verzoeker kan in redelijkheid worden gevergd dat hij documenten en meer infotmatie over zijn reis kan verstrekken. Verweerder heeft verzoeker in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat hij geen reis- en identiteitsdocumenten kan overleggen en dat Üy weinig gedetailleerd heeft verklaard over de door hem afgelegde reis. De beroepsgrond slaagt niet 2.5 Naar het oordeel van de voorzlenfngenrechter heeft verweerder, reeds gelet op het voorgaande, in redelijkheid artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw kunnen tegenwerpen. Van het relaas van verzoeker dient dan ook een positieve Overtuigingskracht uit te gaan. 2.6 Verzoeker heeft in beroep aangevoerd zjjn land van herkomst te hebben verlaten omdat hij daar niemand meer heeft nu zijn vader bij een demonstratie op 28 september 2009 in Conakry is doodgeschoten, zijn opa vlak daarna is overleden en hij geen verdere familie In Guinee heeft. Omdat hij niet in het bezit is van een woning moet hij op straat leven. Om te overleven zou bij moeten gaan stelen. Verweerder heeft volgens verzoeker ten onrechte overwogen dat zjjn asielrelaas niet geloofwaardig is. Verweerders motivering hieromtrent Is ondeugdelijk, aldus verzoeker. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dal verzoeker niet kan overtuigen in zijn gestelde aanwezigheid bij de demonstratie van 28 september 2009. De zeer algemene gegevens hierover zijn wijdverbreid bekend en verzoeker heeft vage verklaringen afgelegd. Ook over zijn familieleden heeft verzoeker vage verklaringen afgelegd. Verzoeker komt dan ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning, aldus verweerder. 2.7 De vocïzieulngenrechter U van oordeel dat verweerder zichinredeiykheidophet standpunt heeft kunnen stellen dat verzoeker slechts in zeer algemene bewoordingen en beschrijvingen spreekt over de bewuste demonstratie. Zo heeft verzoeker op de vraag hoe zijn vader op de hoogte is geraakt van de demonstratie als volgt verklaard (zie nader gehoor« p.8); "Ik weet het niet precies, maar In Conakry zelf wist iedereen dat. Je hoorde mensen erover praten, op straat. Dat ze niet wilden dat de militairen de macht kregen. Iedereen wiide naar de demonstratie. Heleboel mensen op straat hadden stenen, stokten, iedereen roept wat; *rWij wlüen democratie *\ Iedereen was op straat bezig. " Op de vraag waarom zijn vader mee ging doen aan de demonstratie heeft verzoeker geantwoord:
02-1 9. Dec. 2010
I6:22-RECHTB*OÖ31
[0]43 3252099 advocaten!302E336«
T-3flNr. 6009'ooe P ?33
+31302233649
zaaknummers: AWB 10/38912 en AWB 10/38911
<
blad 3
"ƒ* weet het niet. maar ik denk dat hij ook niet wilde dat de militairen aan de mach kwamen. !k weet niet alle details, maar daarom heeft hij ook meegedaan. " Dat verzoeker in zijn aanvullingen en correcties op het nader gehoor heeft aangevoerd zeker te weten dat zijn vader tegen de militairen was en daarom aan de demonstratie wilde meedoen, maakt niet dat aan het antwoord tijdens het nader gehoor geen waarde kan worden gehecht Verder kan verzoeker onvoldoende aangeven wat er die dag tijden* de demonstratie in het stadion in Conakry, in welke stad hij overigens toen voor het eerst in zijn leven was, door de microfoon is gezegd. Verzoekers verklaring dat in het Frans werd gesproken terwijl hij Pular spreekt en er bovendien een grote drukte heerste, heeft verweerder als onvoldoende mogen bestempelen, nu blijkens het rapport van McdlFiist van 20 oktober 2010 verzoekers spreektaal Pular of Frans is, hij op een Frans-Arabische school heeft gezeten en daar ook het vak Rans heeft gevolgd. Ook heeft verweerder verzoeker mogen tegenwerpen dat ruj niet kan aangeven hoe laat de militairen het stadion betraden. Dat, zoals verzoeter aangeeft, hij weinig details kan noemen omdat hij nog geen volwassene is en het opbouwen van een vertrouwensband nissen hem en zijn voogd en advocaat niet synchroon loopt met de acties in de AA-procedure leidt niet tot een ander oordeel. Tijdens het nader gehoor van verzoeker is rekening gehouden met het eerder genoemderapportvan MediFirst waarin is vermeld dat verzoeker aangeeft moeilijk over zijn verleden te praten in verband met het opleven van herinneringen. Er is tjjdens het nader gehoor aan verzoeker een aantal maal gevraagd hoe het met hem ging waarop verzoeker heeft geantwoord dat het goed ging. Ook zijn er rustpauzes ingelast Verzoekers verwijzing naar het rapport van MedïFiist doet aan verweerders standpunt over de geloofwaardigheid van verzoekers verklaringen daarom niet af. Het door verzoeker, ter onderbouwing van zijn verklaringen, overgelegde rapport van Human Rights Wamh van 17 december 2009 maakt evenmin dat verweerder niet mocht uitgaan van de ongeloofwaardigheid van verzoekers relaas. In het rapport staan immers in algemene bewoordingen de gebeurtenissen beschreven die tijdens de demonstratie op 28 september 2009 hebben plaatsgevonden. Verzoeker is er niet In geslaagd om nadere details of overige concrete gegevens te vermelden van hetgeen die dag is voorgevallen. Verder heelt verweerder zich op het standpunt mogen Stellen dat verzoeker vaag is in z[}n verklaringen over zijn familie. Zo kan verzoeker niets vertellen over de familieleden van zijn moeder. Hij weet niet of zijn moeder nog broen of zussen had en kent evenmin de namen van zijn oma en opa van moederskant Verzoekers verklaring dst zijn moeder overleed toen mj acht jaar oud was en hij daarna door rijn vader is opgevoed, heeft verweerder nier overtuigend hoeven achten. Ook verzoekers verklaringen over de tweede echtgenote van zijn vader, genaamd, heeft verweerder niet hoeven volgen. is volgens verzoeker net voor de bewuste demonstratie van zijn vader gescheiden en verzoeker is niet op de hoogte van haar huidige verblijf. Evenmin weet verzoeker wie haar familieleden zijn. De hiervoor vermelde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leiden de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stelten dot van het relaas van verzoeker geen positieve overtuigingskracht uitgaat. De bemepsgrond slaagt niet 2.8 Oelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt gesteld dat verzoeker geen verdragsvluchteling is. 2.9 Verweerder heeft terecht in het asielrelaas van verzoeker geen aanleiding gerien te concluderen dat verzoeker bij gedwongen uitzetting naar Guinee een retel risico loopt om te worden onderworpen aan fol wringen, aan orrmensel ijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Verzoeker heeft geen andere onderscheidende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan een dergelijke vrees aannemelijk moet worden geacht. Verzoeker kan aan artikel 2d, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw dan ook geen aanspraak op een verblijfsvergunning ontlenen.
w
'9.
Dec. 2010 16:23 w " l w a m 0031 [0]43 3252099 a d v o c a t e n e n e «
T-sNr. 60095/ooP. 8-233
+31302233649
zaaknummers: AWB 10/38912 en AWB 10/389 U
blad 4
2.IÛ Veraoeker heeft ten slotte aangevoerd dat voor hem geen opvang In Guinee aanwezig is en hierom in aanmerking dient te komen voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Verweerder heeft zieh hierover op het standpunt gesteld dat nu verzoeker zaken omtrent zijn identiteit, nationaliteit en/of opvang verzwijgt Wjj het onderzoek naar de opvangmogelijkheden in zijn land van herkomst frustreert en hierom niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het bijzondere beleid inzake alleenstaande minderjarige asielzoekers, 2.11 In B14/Z3.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 Is onder meer bepaald dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen, die tijdens de procedure een mogelijk onderzoek naar opvangmogelijkheden in het land van herkomst of een ander land frustreren, niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling'*. Hiervan is sprake als de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel -ook los van de context van het totale asielrelaas- is afgewezen op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw en het relaas mede op grond daarvan als ongeloofwaardig moet worden beschouwd.
M
2.12 Vaststaat dal verzoeker ter staving van zijn asielaanvraag geen reis- of identiteitspapieren heeft overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van da asielaanvraag. Dit is verzoeker toe te rekenen en zoals hiervoor is geconcludeerd heeft verweerder verzoeker in redelijkheid artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f. van de Vw kunnen tegenwerpen. Gelet hierop en gezien hetgeen hiervoor onder 2.7 over het relaas is overwogen, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verzoeker het onderzoek naar adequate opvang in zijn land van herkomst heeft gefrustreerd. Verweerder heeft verzoeker dan ook een verblijfsvergunning regulier mogen weigeren. De beroepsgrond slaagt niet 2.13 Ook wat verder is aangevoerd. leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Héc beroep is ongegrond. Over de voorlopige voorziening 2.14 Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen. Over de voorlopige voorziening en het freroep 2.15 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
02 9. Dec. 2010 I6:23*N-RECHTI0031 [ 0 ] 4 3 3252099 advocaten>l1IQIZilM9
T-:Nr.60Q9ie/OOP
9-233
131302233649
Wad 5
zaaknummers; AWB ÏÛ/389I2 en AWB 10/38911
Beslissing De voorzieningfinrechur: verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om ccn voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. M.P Glerum en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2010. De griffier:
/
/T)erechtpr:
(Qu [. Seelen
afschrift verzonden op:
mr. Mi\G!erum
0 2 DEC 2010
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen wat de ongegrondvertdaring van het beroep betreft binnen één week na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", Postbus 16113,2500 BC Dca Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 von de Awb is niet van toepassing. Tegen de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening staat ingevolge artikel 37, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet op de Raad van State geen hoger beroep open. De uitspraak van de voorzieningenrechter is bindend tussen partijen. Die binding heeft ook beteken is bij een eventueel vervolg van deze procedure, bijvoorbeeld indien het beroep gegrond wordt verklaard en verweerder een nieuw besluit moet nemen. Als een partij niet met hoger beroep opkomt tegon een oordeel van de voorzieningenrechter wiarbjj uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een standpunt van die partij Is verworpen, staat de bestuursrechter die partij in beginsel niet toe dat standpunt in een latere fase van de procedure opnieuw in te nemen.
9. Dec. 2010 16:19
Nr. 6009
0031 [0]43 3252099 advocaten
P. 1 ^
"Waldeck Bastion"
Tongerseplein 9
6214 BH Maastricht
www. odekerken-hol tkditip, ni
Tel. (043) 32168 80
RAAD VAN STATE
mr. L.|.H. Hoven-Kohl mr. S. Seibach mr. A.C. Dabekaussen advocaten mr. A.H. Odekerken-Holtkamp adviseur
Inzake:
/MvlA Awb 10/38911
Fax (043) 325 20 99
^ : : . j INGEKOMEN
kB DEC 20Û AAN: AAN: De Raad van State 1 Afdeling bestuu5rechh|lfiSai!£E!££2: Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC's-GRAVENHAGE FAX:070-3651380
Per fax en per (FALK)post Maastricht, 9 december 2010
Edelgrootachtbaar college. Namens de heer , geboren op , van Guinese nationaliteit, wonende te _ , hierna te noemen 'appellant', te dezer zake uitdrukkelijk woonplaats kiezende ten kantore van de advocaat mr. U.H. Hoven-Kohl, te 6214 BH Maastricht aan het Tongerseplein 9, wordt hierbij hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudende te Utrecht d.d. 2 december 2010, met nummer AWB 10/38911 waarvan een afschrift werd verzonden op diezelfde dag. Ondergetekende is door appellant tot het Instellen van dit hoger beroep bepaaldelijk gevolmachtigd. Een toevoeging is gevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch. Na verlening zal aan u een kopie worden toegezonden. Een afschrift van de uitspraak d.d. 2 december 2010 wordt hierbij overgelegd (productie 1*1. Tegen deze uitspraak wenst eiser de navolgende grieven naar voren te brengen: Grief 1: Ten onrechte overweegt de rechtbank in alinea 2 op pagina 3 van de aangevallen uitspraak het navolgende: "2.8 Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeet van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt gesteld dat verzoeker geen verdragsvluchteling is." Toelichting:
Advoc*t«nk*nioor Odekerkm-Holtlump it ren samenw
fcR:
9. Dec. 2010 16:19
0031 [0]43 3252099 advocaten
Nr. 6009
P. 2
De rechtbank miskent in de geciteerde overweging dat verweerder niet tot een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas is gekomen. Verweerder heeft zich immers op het standpunt gesteld dat het relaas van appellant geen positieve overtuigingskracht bezit en dat het relaas niet geloofwaardig Is. In het voornemen d.d. 29 oktober 2010, ingelast In het besluit d.d, 8 november 2010 staat datyiu het asielrelaas niet geloofwaardig is geacht,er niet verder zal worden getoetst [pagina 4 voorlaatste alineaj. In het besluit van 8 november 2010 is evenmin een inhoudelijke beoordeling opgenomen; de zaak is op ongeloofwaardigheid afgedaan. In de optiek van appellant heeft de rechtbank met deze overweging de grenzen van het geschil overschreden. Grief 2 Ten onrechte overweegt de rechtbank in de laatste regel van alinea 1 op pagina 3 van de aangevallen uitspraak het navolgende: " De hiervoor vermelde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leiden de voorzieningenrechfer tot de conclusie dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dot van het relaas van verzoeker geen positieve overtuigingskrocht uitgaat..,." Toelichting: De rechtbank miskent in de geciteerde overweging dat de getrokken conclusie niet als zodanig volgt uit de aangehaalde combinatie van omstandigheden. De verklaringen van appellant omtrent de demonstratie en de wijze waarop vader kennis heeft genomen van de demonstratie zijn helder en passend bij de omstandigheden van appellant, waaronder zijn minderjarigheid, het feit dat hij noch zijn vader betrokken waren bij de organisatie van de demonstratie en - zoals de rechtbank zelf aanhaalt - het feit dat appellant voor het eerst van zijn Jeven in Conakry was. Appellant meent dat uit de door de rechtbank geciteerde verklaringen als zodanig niet volgt dat er sprake Is van zeer algemene bewoordingen. Appellant heeft immers duidelijk verklaard hoe zijn vader op de hoogte is geraakt van de demonstratie [het was onmogelijk om het niet mee te krijgen, zo massaal was het) en ook waarom zijn vader mee ging doen (vermoedelijk omdat vader ook niet wilde dat de militairen aan de macht kwamen). Deze antwoorden, in combinatie met de toelichting die bij correcties en aanvullingen is gegeven, is acceptabel en strekt in ieder geval niet tot de conclusie dat er sprake is van zeer algemene bewoordingen. Ten aanzien van hetgeen er in het stadion werd gezegd miskent de rechtbank dat appellant de Franse taal niet goed machtig is. Aan het feit dat, nota bene. in het MediFirst verslagje staat dat de spreektaal van appellant Pular of Frans is, kan geen betekenis worden gehecht, alleen al omdat verweerder dit argument nimmer naar voren heeft gebracht, maar ook omdat appellant van meet af aan, in de gehören.
2
9. Dec. 2010 16:20
0031 [0]43 3252099 advocaten
N r. 6009
P. 3
heeft aangegeven dat Pular zijn taal is en dat hij het Frans niet goed beheerst. Ter zitting heeft de rechtbank ook kunnen ervaren dat appellant de aanwezige Franse tolk [de tolk Pular liet weten verhinderd te zijn op het allerlaatste moment, er was geen andere tolk Pular beschikbaar zodat uit nood en met tegenzin van een tolk Frans gebruik is gemaakt) niet optimaal kon begrijpen. Dat appellant op school het vak Frans heeft gevolgd, doet hier evenmin aan af. nu hieruit bepaald niet volgt dat appellant DUS het Frans volledig beheerst. Daarbij is ten onrechte er aan voorbij gegaan dat er grote drukte heerste in het stadion (zoals ook blijkt uit de algemene informatie die is overgelegd in beroep) en appellant ook daardoor niet alles kon verstaan. Appellant heeft aangeduid hoe laat de militairen kwamen en het gaat niet aan om te verwachten dat hij een exacte tijd noemt. Appellant is getuige geweest van ernstige schendingen van de mensenrechten, mishandeling, verkrachtingen en moord, die op hem als jeugdige een bijzonder zware Impact moeten hebben gehad. Onder meer uit het MediFirst verslagje blijkt ook dat appellant moeite heeft met het ophalen van herinneringen. Met deze omstandigheid had rekening gehouden moeten worden en volgens appellant is dit onvoldoende gebeurd. Dat er - zoals de rechtbank overweegt - tijdens het gehoor aan eiser is gevraagd of het goed met hem ging en dat er rustpauzes zijn ingelast, doet hier niet aan af en maakt niet dat appellant hierdoor dus wel in staat mocht worden geacht om uitstekend zijn herinneringen op te halen. Appellant heeft verklaard dat er bij de aanval door de militairen op de demonstranten in het stadion van Conakry werd geschopt, geslagen, gemoord door de militairen en ook dat er enge dingen met vrouwen werden gedaan. Dit laatste Is bijzonder, omdat dit bepaald niet te verwachten valt bij een dergelijke aanval van militairen op demonstranten. Dat In de algemene informatie bevestiging te vinden is van de verkrachtingen die plaatsvonden kan toch moeilijk tegen appellant worden gebruikt! En dat is nu precies wat er is gebeurd. Dat appellant niet meer familie heeft dan hij heeft kan hem evenmin moeilijk worden verweten. Evenmin kan vanuit een soort onderbuikgevoel worden geredeneerd dat appellant (blijkbaar omdat hij Afrikaan is) wel degelijk meer familie moet hebben en ook dat hij met deze familie, waartoe dan voor het gemak de ex-vrouw van vader ook wordt gerekend, dan ook nog een intens contact moet hebben. Appellant weet dat de rechtbank slechts een marginale toetsing hoeft door te voeren aangaande het oordeel omtrent de geloofwaardigheid van het asielrelaas, maar hij meent dat de beoordeling die thans door de rechtbank is doorgevoerd onjuist dan wel te marginaal is; \n alle redelijkheid kon de rechtbank niet, affhans niet op basis van de aangegeven motivering, tot het oordeel komen dat verweerder met recht het relaas als ongeloofwaardig kon afdoen. Op de hiervoor genoemde en bestreden overwegingen van de rechtbank berusten de rechtsoverwegingen 2.13 en 2.14 op pagina 4 van de aangevallen uitspraak.
3
9. Dec. 2010 16:20
0031 [0]43 3252099 advocaten
Nr. 6009
P. 4
Gegrondbevtnding van de hiervoor geformuleerde grieven tast ook de geldigheid van deze rechtsoverwegingen aan. CONCLUSIE: Op grond van het vorenstaande concludeert appellant tot vernietiging van de aangevallen uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudende te Utrecht, d.d. 2 december 2010, Awb 10/38911, met veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedure.
Inmiddels verblij/e. Hoogachtend, LJ.H. HovervKo il
Achttal Advocaat-gemqchtigdie
4