Raad vanState 201012085/1/V1. Datum uitspraak: 26 januari 2 0 1 1 .
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 16 november 2 0 1 0 in zaak nr. 0 8 / 3 7 6 8 4 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister van Justitie.
2 0 1 0 1 2 0 8 5 / 1 A/1
1.
2
26 januari 2 0 1 1 .
Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om ten aanzien van hem artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 (hierna: de V w 2000) toe te passen afgewezen. Bij besluit van 26 september 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 16 november 2 0 1 0 , verzonden op 16 november 2 0 1 0 , heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 14 december 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister voor Immigratie en Asiel heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de V w 2 0 0 0 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201012085/1/V1
3.
3
26 januari 2 0 1 1 .
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van staat.
w . g . Borman lid van de enkelvoudige kamer
w . g . De Vink ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2 0 1 1 . 154. Verzonden: 26 januari 2 0 1 1 . Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
uitspraak RECHTBANK s-GRAVENHAGE Sector Bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummer: AWB 08/37684 beroep AWB 08/27936 voorlopige voorziening V-nr: uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in het geding tussen: geboren op
van Armeense nationaliteit, eiser en verzoeker (hierna: eiser),
gemachtigde: mr. H.M. Pot, advocaat te Amsterdam en: de minister van Justitie, rechtsopvolger van de staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Procesverloop Bij besluit van 31 juli 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 5 februari 2008 om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser op 3 augustus 2008 bezwaar ingediend. Eiser heeft de rechtbank op 8 augustus 2008 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen ten einde de behandeling van het bezwaar in Nederland te kunnen afwachten. Bij besluit van 26 september 2008 is het bezwaar ongegrond verklaard. Op 21 oktober 2008 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Volgens het besluit schort het beroep de rechtsgevolgen niet op. De rechtbank heeft eiser bij brief van 23 oktober 2008 meegedeeld dat het petitum van het verzoek is gewijzigd zodat het ertoe strekt dat eiser de behandeling van zijn beroepschrift mag afwachten. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2010. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De voorzieningenrechter/rechtbank, hiema te noemen: de rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Zaaknummer: AWB 08/37684 (beroep) AWB 08/27936 (voorlopige voorziening) inzake
Pagina 2 van 6
Overwegingen Advisering 1. De rechtbank neemt bij de beoordeling in aanmerking dat verweerder voorafgaand aan het primaire besluit advies over eisers medische omstandigheden heeft ingewonnen bij het Bureau Medische Advisering (BMA). Het BMA heeft op 17 juli 2008 een advies uitgebracht waarin onder meer wordt vermeld dat eiser medische klachten heeft in verband met een ernstige vorm van suikerziekte met daardoor complicaties van de ogen. Er zijn tevens psychische klachten ten gevolge van traumatische gebeurtenissen in het verleden en zijn moeilijke sociale en psychisch belastende situatie. Eiser is moedeloos, verdrietig en depressief. Begin 2008 heeft eiser een suïcidepoging gedaan en ook ten tijde van het advies zijn er suïcidale ideaties. Uitblijven van behandeling van de suikerziekte zal op korte termijn leiden tot een medische noodsituatie. Daarvan kan ook sprake zijn ten aanzien van de psychische problemen. In Armenië zijn voldoende behandelmogelijkheden beschikbaar. Eiser kan wel reizen. Hij dient tijdens de reis te kunnen beschikken over de door hem gebruikte medicijnen en een schriftelijke overdracht van zijn medische gegevens mee te nemen. Gezien de ernstige psychiatrische problemen wordt begeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige aanbevolen. Standpunten partijen 2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het besluit terecht is gebaseerd op het advies van 17 juli 2008 van het BMA. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) kan verweerder in beginsel afgaan op een dergelijk deskundigenadvies. Verweerder heeft er op gewezen dat de adviseur heeft aangegeven welke specifieke behandelingsmogelijkheden in Armenië beschikbaar zijn. Niet is gebleken dat behandeling van eiser in Armenië om asielgerelateerde redenen onmogelijk is. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zutphen (AWB 07/17458), met betrekking tot eisers asielaanvraag. Eiser kan reizen en het is redelijkerwijs te verwachten dat aan de in het BMA-advies gestelde voorwaarden zal kunnen worden voldaan op het tijdstip van vertrek uit Nederland. 3. Eiser heeft - zakelijk weergegeven - de volgende beroepsgronden aangevoerd. Het besluit is onvoldoende gemotiveerd gelet op de laatste alinea onder punt 4 van pagina 3 van het bestreden besluit. Aangezien eisers behandelaars forse kritiek hebben geuit, mag verweerder niet langer op de inhoud van het BMA-advies afgaan. Eiser heeft in dit kader, laatstelijk op 3 augustus 2010, verschillende verklaringen van - onder meer - zijn behandelaars overgelegd. Eiser betwijfelt of voor hem in concreto behandeling en medicijnen beschikbaar zijn in Armenië. Ook zullen de trauma's die eiser in Armenië heeft opgelopen weer herleven als hij terugkeert naar het land van herkomst. Bovendien kunnen eisers psychische problemen in Armenië niet goed worden behandeld omdat de behandelaars aldaar vooringenomen zijn ten aanzien van homo's. Eiser verwijst daarbij naar het algemeen ambtsbericht van januari 2009. Wet- en regelgevend kader 4. Ingevolge artikel 64 van de Vw 2000 blijft uitzetting achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
Zaaknummer: AWB 08/37684 (beroep) AWB 08/27936 (voorlopige voorziening) inzake
Pagina 3 van 6
5. Op grond van paragraaf A4/7 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, voor zover hier van belang, is bij een beroep op artikel 64 van de Vw 2000 de vraag aan de orde of betrokkene medisch gezien in staat is om te reizen. In voorkomende gevallen kan tevens sprake zijn van het achterwege laten van de uitzetting ingevolge artikel 64 van de Vw 2000, indien de stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan. 6. Op grond van paragraaf B8/10 van de Vc 2000, voor zover hier van belang, blijft de uitzetting op grond van artikel 64 Vw achterwege indien: - de medisch adviseur aangeeft dat het vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of van één van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen; of - dat de stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan; en - de medische behandeling van de betreffende medische klachten niet kan plaatsvinden in het land van herkomst of ander land waarheen betrokkene zich kan verwijderen; en - de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze noodsituatie naar verwachting één jaar of korter zal duren. De goede procesorde 7. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat eiser in strijd met de goede procesorde op 3 augustus 2010 nog stukken heeft ingebracht. Eiser heeft dit betwist. De rechtbank overweegt dat eiser niet in strijd met de goede procesorde heeft gehandeld. De bedoelde stukken zijn immers binnen de in artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemde termijn van 10 dagen voor de zitting van 17 augustus 2010, ingediend. Hierbij is van belang dat de ingediende stukken een (nadere) toelichting vormen pp de eerder voorgedragen beroepsgronden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder zich op een reactie heeft kunnen voorbereiden en dat de goede procesorde niet is geschonden. De rechtbank zal de stukken die eiser op 3 augustus 2010 heeft ingebracht dan ook bij de beoordeling betrekken. Beoordeling van de beroepsgronden 8. Eiser heeft in de eerste plaats aangevoerd dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank verwerpt deze beroepsgrond en overweegt dat eiser door enkel te verwijzen naar één enkele alinea uit het bestreden besluit, geen recht doet aan de overige inhoud van het primaire en het bestreden besluit, waaruit in voldoende mate blijkt welke motivering verweerder aan de afwijzing ten grondslag legt. 9. Voorts heeft eiser aangevoerd dat verweerder zich niet langer op het BMA-advies kan baseren vanwege de forse kritiek die daarop is geuit. 9.1 Volgens vaste jurisprudentie, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 juli 2006 (LJN: AY5703) van de Afdeling, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag afgaan op de inhoud van het advies van het BMA, mits dat advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Daarbij geldt dat sprake moet zijn van concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het uitgebrachte advies, afkomstig van een deskundige. 9.2 Eiser heeft zich, ter onderbouwing van zijn stelling dat aan de inhoud van het BMA-
Zaaknummer: AWB 08/37684 (beroep) AWB 08/27936 (voorlopige voorziening) inzake
Pagina 4 van 6
advies getwijfeld moet worden, beroepen op de volgende informatie van zijn behandelaars: a. een brief van 26 september 2008 van T. Peetoom, GZ-psycholoog bij de GGZ te Alkmaar; b. een brief van 7 november 2008 van dr. J. Hopman, arts bij de GGZ te Alkmaar; c. een brief van 4 september 2008 van dr. B. van Dam, internist en Lies Hessel, diabetes verpleegkundige bij medisch centrum alkmaar; d. een brief van 23 januari 2008 van E. van der Weele- Bosman, diabetes verpleegkundige bij medisch centrum alkmaar; e. een brief van 2 juli 2009 van L. Sikkens, psychiater en T. Peetoom, GZ-psycholoog bij de GGZ te Alkmaar; f. een brief van 3 augustus 2009 van dr. B. van Dam, intemist/nefroloog bij medisch centrum alkmaar, maatschap interne geneeskunde en maag-, darm-, leverziekten; g. een overzicht van medische gegevens van eiser; h. een overzicht van de huidige medicatie van eiser; i. een brief van 17 februari 2010 van dr. B. van Dam, intemist/nefroloog. j . een brief van 28 juli 2010 van J. Ramaker, sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij de GGZ te Den Helder; k. een brief van 26 juli 2010 van L. Hessel, diabetes verpleegkundige bij medisch centrum alkmaar. 9.3 De rechtbank overweegt dat gelet op de jurisprudentie - zie de uitspraak van 3 augustus 2009 (UN: BJ4753) van de Afdeling - van belang is of de overgelegde verklaringen gegevens bevatten waarmee het BMA op grond van de door hem bij de behandelend artsen van de vreemdeling ingewonnen informatie niet bekend was. De rechtbank oordeelt dat daarvan in het geval van eiser geen sprake is. Het beeld van eisers medische problemen en de behandeling daarvan, dat uit de weergegeven brieven van zijn behandelaars naar voren komt, ligt in de lijn van hetgeen de medisch adviseur daarover in het BMA-advies heeft vermeld. Reeds gelet daarop is geen sprake van concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het BMA-advies. Ten aanzien van de onder c. weergegeven brief merkt de rechtbank nog op dat deze ten onrechte niet in de bezwaarfase is overgelegd terwijl de brief gelet op de datering kon, en derhalve behoorde, te worden overgelegd. 9.4 Het geschil spitst zich toe op de vraag of eisers behandeling in Armenië zal kunnen worden gecontinueerd. De rechtbank neemt in aanmerking dat daarbij, op grond van verweerders beleid (paragraaf B8/4.4 van de Vc 2000) en volgens de jurisprudentie, alleen van belang is of de behandeling in het land van herkomst beschikbaar is. Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het herkomstland betreffen worden niet bij de beoordeling betrokken. Evenmin komt betekenis toe aan de omstandigheid dat de kwaliteit van de gezondheidszorg hier te lande gunstig afsteekt bij die van het land waarheen de vreemdeling kan reizen. 9.4.1 Eiser heeft allereerst aangevoerd dat het BMA-advies qua behandelmogelijkheden in Armenië onvoldoende op de situatie van eiser is toegesneden. De rechtbank verwerpt deze beroepsgrond en overweegt dat de medisch adviseur, gelet op hetgeen in het advies onder 5a en 5b en onder verwijzing naar hetgeen in de bijlagen van het advies is weergegeven, voldoende concreet heeft aangegeven wat eisers behandelmogelijkheden in Armenië zijn. 9.4.2 Voorts gaat de rechtbank, gelet op het weergegeven beleid van verweerder, voorbij aan de bezwaren die eiser en zijn behandelaars naar voren hebben gebracht in verband met eisers financiële situatie en de kwaliteit van de zorg in Armenië. Eiser heeft verder ter zitting het
Zaaknummer: AWB 08/37684 (beroep) AWB 08/27936 (voorlopige voorziening) inzake
Pagina 5 van 6
standpunt ingenomen dat zijn trauma in Armenië niet goed zal kunnen worden behandeld vanwege bevooroordeeldheid van behandelaars aldaar ten aanzien van homoseksualiteit, maar de rechtbank zal deze stelling niet bij de beoordeling betrekken omdat deze eerst ter zitting, en derhalve te laat, als zodanig naar voren is gebracht. Nog daargelaten de vraag of de onderhavige procedure zich leent voor dergelijke asielgerelateerde argumenten. 9.4.3 Voorts heeft eiser zijn standpunt dat in Armenië voor hem geen insuline en/of andere behandeling van zijn diabetes beschikbaar is op de volgende wijze onderbouwd: A. eiser beschikt over een geluidsopname van een kort telefoongesprek in het Armeens dat hij, naar gesteld, heeft gevoerd met de apotheek in Armenië waarnaar SOS International verwijst in de bijlage van het BMA-advies. Etser heeft een eigen samenvatting van dit gesprek in het Engels op papier gezet. Het gesprek gaat over de zorgwekkende situatie in Armenië aangaande insuline, aldus eiser; B. eiser beschikt over een opname van een uitzending van de lokale zender Shant-tv van januari 2010. Eiser heeft een samenvatting hiervan in het Nederlands op papier gezet en stelt dat in de opname autoriteiten op het gebied van diabetes belangwekkende uitspraken doen over de zorgwekkende situatie van diabetespatiënten en de afwezigheid van insuline in Armenië. 9.4.4 Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de informatie die thans beschikbaar is geen sprake van concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de inhoud van het BMAadvies. Eiser heeft niet onderbouwd dat de informatie van deskundigen afkomstig is. Voorts is slechts globaal weergegeven wat de inhoud en strekking van de overgelegde informatiebronnen is en is geen sprake van een officieel vertaalde weergave van beide opnames. Ten aanzien van het telefoongesprek is verder niet aangetoond dat het hier de apotheek betreft waarnaar in de bijlage bij het BMA-advies wordt verwezen en dat de persoon aan de andere kant van de lijn een ter zake kundige woordvoerder c.q. eigenaar van de apotheek betreft. 9.5 Met betrekking tot zijn psychische klachten heeft eiser aangevoerd dat er voor hem in Armenië geen veilige behandelomgeving is omdat de psychische klachten in het land van herkomst zijn ontstaan. De rechtbank wijst er op dat geen van eisers behandelaars zich op het standpunt heeft gesteld dat Armenië om deze reden geen veilige behandelomgeving voor eiser is. Er wordt (slechts) aangegeven dat de huidige leefsituatie en onzekerheid omtrent de verblijfsstatus een grote psychische belasting vormt en in de onder e. van rechtsoverweging 9.2 weergegeven brief wordt vermeld dat 'het sterke voorkeur zou hebben dat eiser in Nederland kan blijven wonen en aan zijn herstel werken'. De omstandigheden van eiser zijn alleen al om die reden niet vergelijkbaar met de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem en Den Bosch, waarnaar in de pleitnota is verwezen. Voorts verwijst de rechtbank naar de uitspraak van 19 februari 2009 (LJN: BI 1898) van de Afdeling waarin is geoordeeld dat de medisch adviseur zich terecht niet heeft uitgelaten over de kans van slagen van een behandeling van de ptss (vanwege mogelijke herbeleving) in het land van herkomst. 10. Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening 11. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde
Zaaknummer: AWB 08/37684 (beroep) AWB 08/27936 (voorlopige voorziening) inzake
Pagina 6 van 6
voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist. Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening 12, De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten. Beslissing De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 08/37684, verklaart het beroep ongegrond. De voorzien ingenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 08/27936, wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S.F. Voskens, rechter, tevens voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen - van der Hoek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2010.
De griffier
De rechter
(Jj§Xu^uu^(jLu)— (SJf>
Afschrift verzonden op:*ï
Cone: EW Coll.: MP D:C VK
Voor kopie^otffórm, d e griffioen de Arrondissementsrechtbajj^Sector Bestuursrecht te Amsterdam
Tegen de uitspraak op het beroep staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
14/12/2010
16:25
020-6926811
ADVOCATENKANTOOR POT
PAG. 02
Advocatenkantoor Pot es. rar. H.M- Pot mr. M.C.S. Huijbers advocaten en procureurs
per fax : 070 - 3651380 + p e r post
De Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak Postbus 20019 2500 EA DEN HAAG
RAAD VAN STATE .
Inzake : hoger beroep Ons kenmerk : 10M164
INGEKOMEN
1 4 DEC 2010
/sta it 2AAKNR. AAN:
GEHAMLU: 0&:
Amsterdam, 14 december 2010
PAR:
Hoogedelgestreng College,
verblijvende t p • ^ woonplaats kiezende e« nt»»4-«,J , . m deze zaak 3371? 1001 AS tasLrlamT t £ K * Cruquiusveg 32 (Postbus en procureur, ™ t e h » ^ ™ u r ^ m r " H , M " P o t ' advocaat het indianen' van het o n a ^ h a v T a l t t l \ l ° X d t Sevolmachtigd t o t 3 raet r e c h t van s u b s t i t u t i e , v e r d e r f noemen app'eU a n ^ ^ 1 " ' RechÄ^Den'^ar^kttrah^ 1 ^ fegen d s » ^ ^ van de Rechtbank, d d. 16 n o v ^ e / Ä ^ " ^3terdam' hierna de b 6 S l i 3 3 i n AWB nurmner 08/37684 I n 08/27W6 (prod™!) 9' ondsr De toevoeging i n de zaak i s aangevraagd. DE GRIEVEN volg9erndeeVover"egdingeZnavanVde Ä
Ä
h e b b e n
trekking
op
de
Grief 1 Appelant kan zich niat «^ * rechtbank "e n uitSrukkeuTk ^ 1 m f d e ° m s t ^ i g h e i d dat de g S m e bewijsaanbod heeft genegeerd °tlvaerd " tijdig gedaan Hart iJro»i»nrC.
Postbus 3371 1001 AD Amsterdam
/staat
- 1 -
Tel 020 -665 61 50 Fax020-692 6810
Cruquiusweg 32 Amsterdam
14/12/2010
16:26
020-6926810
PAG.
ADVOCATENKANTOOR POT
03
Onder overweging 9.5, pagina vijf van de beslissing maakt de rechtbank weliswaar melding van dat uitdrukkelijk bewijsaanbod, doch zij heeft niets met dit bewijsaanbod gedaan. In overweging 9.4.4 daarna meent de rechtbank dat er geen onderbouwing afkomstig van deskundigen is geweestOp 18 februari 201o, alsook bij schrijven van 3 augustus 2010 heeft appellant tot tweemaal toe de rechtbank gewezen op de aanwezigheid van uiterst relevant bewijs in de vorm van een telefoonopname en een regionale tv-opname, waarin door deskundigen, te weten de apotheekhoudster uit Zakaryanstreet te Jerevan in de telefoonopname en onder meer een hoge ambtenaar van het Armeense Ministerie van Gezondheid, een medisch specialist van het betreffende Armeense Ziekenhuis, een Armeens politicus in de tv-opname zich in zeer bezorgde termen uitlaten over de mogelijkheid, of liever gezegd, de voortdurende onmogelijkheid om in Armenië aan insuline te komen. Daar de rechtbank dit aanbod negeerde is een eigenhandig geschreven vertaling aan de rechtbank toegezonden. Dit om de rechtbank op de relevantie van het bedoelde bewijsaanbod te wijzen. De rechtbank heeft hier niets meegedaan en daarmeede beginselen van het (bestuurs)procesrecht, als fair play, hoor en wederhoor, van equality of arms geschonden. En niet alleen dat- Wie stelt bewijst, zegt het recht. Appellant heeft zijn stellingen ook willen en kunnen bewijzen. De rechtbank heeft, door aldus te beslissen, hem deze mogelijkheid ontnomen, daarmee een basisregel van ons recht schendend. Dit klemt des temeer nu het hier gaat om een individuele burger in conflict met een bestuursorgaan. Grief 2 Appellant kan zich niet verenigen met het gestelde in overweging 9.5 op pagina 5 van de beslissing waar zij het volgende overweegt;
"...De omstandigheden van eiser zijn alleen al vergelijkbaar met de uitspraken van zittingplaats Haarlem en Den Bosch.
om die deze
reden niet rechtbank,
Toelichting: De rechtbank miskent hiermee de essentie van de vraag die ter zitting speelde, namelijk of medische behandeling in een onveilige omgeving zinvol kon zijn. De behandelend artsen hadden meer gezegd dan door de rechtbank hier wordt aangehaald.
,/staat
- 2 -
14/12/2010 16:26
020-6926810
ADVOCATENKANTOOR POT
PAG.
04
Zo spreekt dr. Sikkens, psychiater in haar medische verklaring van 2 juli 2009, onder meer overlegd bij schrijven van 18 februari 2010 aan de rechtbank, ook over het volgende: "... Zolang de onzekerheid (bv. van uitzetting) blijft bestaan, is er geen herstel te verwachten " Zo ook in diens verklaring van 28 juli 2010, pagina een, onderaan, onder meer bij schrijven van 3 augustus 2010 overlegd bij. de rechtbank waar hij opmerkt: "Zolang de onzekerheid in zijn bestaan en woonplek blijft bestaan is er geen herstel te verwachten, de spanning en stress omtrent dit gegeven bemoeilijkt zeer de behandeling. " De essentie was dus een onveilige omgeving en diezelfde essentiële vraag vormde onderwerp van rechtsonderzoek in de bij de pleitnotities overlegde rechterlijke uitspraken. De rechtbank had hieraan niet voorbij mogen gaan. Grief 3 Appellant kan zich niet verenigen met het gestelde in overweging op pagina vier, de laatste alinea en pagina vijf, eerste alina, onder overweging 9.4.2, alwaar de Rechtbank het volgende overweegt: "Eiser heeft verder ter zitting het standpunt ingenomen dat zijn trauma in Armenië niet goed zal kunnen worden behandeld, vanwege bevooroordeeldheid van behandelaars ten aanzien van homoseksualiteit, maar de rechtbank zal deze stelling niet bij de beoordeling betrekken omdat deze eerst ter zitting, en derhalve te • laat, als zodanig naar voren is gebracht. Nog daargelaten de vraag of de onderhavige procedure zich leent voor dergelijke asielgerelateerde argumenten. Toelichting: De Rechtbank miskent met deze motivering dat dit standpunt een onlosmakelijk, klein, onderdeel uitmaakte van een breder betoog waar in het er om ging dat in Arménie, ook blijkens het Ambtsbericht van januari 2009, een homofobisch klimaat heerst. De discussie die er op dat moment in de rechtzaal speelde was, of het feit van enerzijds de homoseksualiteit van appellant en aan de andere kant het vijandige klimaat ten aanzien van homoseksuelen in het huidige Arménie, door verweerster werd betwist. En verweerster betwistte dit niet. Daarbij zij opgemerkt dat de Rechtbank met de aanvullende opmerking dat het hier om asielgerelateerde omstandigheden gaat, welke blijkbaar niet konden meewegen in een reguliere procedure, so wie so al niet kan worden gevolgd. Immers, er is in meerdere uitspraken reeds uitgemaakt dat de scheiding asiel en regulier een waterscheiding moet worden geacht en niet kan worden gehandhaafd, althans niet zo zonder meer. /Staat
- 3 -
14/12/2010 16:26
020-6926810
ADVOCATENKANTOOR POT
PAG. 05
Uw Hoogedelgestreng College heeft nog niet zo lang geleden, te weten op 18 oktober 2010 zich ook in deze zin uitgelaten. Het is hierom dat appellant meent dat de Rechtbank de beslissing niet naar behoren heeft gemotiveerd en dat de conclusies van deze beslissing niet kunnen worden gedragen door deze motivering. Gelet ook op het voorgaande kan naar het oordeel van appellant de thans bestreden uitspraak tevens wegens strijd met het motiveringsbeginsel en. met artikel 7:12 Awb, niet in stand blijven. Hierbij overgelegde stukken Aan dit hoger beroepschrift worden naast de beslissing waarvan appèl (prod.l) de volgende stukken gehecht: 2. de gronden van het; beroepschrift d.d. 30 juni 2010; 3. het schrijven aan de Rechtbank d.d. 18 februari 2010, alsmede de daarin genoemde zestal producties; 4. het schrijven aan de Rechtbank d.d. 3 augustus 2010, alsmede de daarin genoemde vier producties; 5. de pleitnotities d.d. 17 augustus 2010, waaraan twee rechterlijke uitspraken;
gehecht
6. schrijven d.d. 17 augustus 2010 van dr. H. Janssen, cardioloog. Appellant is bereid en in staat om dit hoger beroepschrift - zo nodig - mondeling toe te lichten. REDENEN WAAROM: Appellant verzoek:
zich wendt
tot
U Hoogedelgestreng
College met het
I
dit hoger beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittinghoudende te Amsterdam d.d. 15 juli 2010 (AWB 08/37684 en 08/27936) te vernietigen;
II
dan wel, een beslissing te nemen zoals U Hoogedelgestreng College in goede justitie vermeend te behoren,
en aldus^geoordeeld hebbende staat te veroordelen in de process Kosten vaiï-fest geding zoals tot nu toe gevoerd.
e
j
/
gevolmachtigde, ' /staat'