Raad vanState 201100029/1/V2. Datum uitspraak: 17 februari 2011
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 24 december 2010 in zaak nrs. 10/41444 en 10/41442 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.
201100029/1/V2
1.
2
17 februari 2011
Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2010 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 24 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 31 december 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201100029/1 /V2
3.
3
17 februari 2011
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Wolff ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2011 238. Verzonden: 17 februari 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
31/12/2010 22:05 +31475494714 24/12 2010 12:'00 FAX +31263592727
i\.i2.
LEMMEN&DEKAN ADVOC. " rb arnhera vk
PAG. 04/07 ©0001/0004
uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Voorzieningen rechter Vreemdelingen kamer Nevenzitringsplaats Amhem
Registratienummers: AWB 10/41444 (verzoek) AWB 10/41442 (beroep) Datum uitspraak: 24 december 2010 Uitspraak Ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) inzake
geboren op v-nummer van ïraakse nationaliteit, verzoeker, gemachtigde mr. G.J. Lemmen, tegen de Minister voor Immigratie en Asiel, Immigratie- en Naturalisatiedienst, verweerder.
Het procesverloop Bij besluit van 30 november 2010 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van 22 november 2010 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Dit besluit is bekendgemaakt in het Aanmeldcentrum te Den Bosch. Verzoeker heeft daartegen op 1 december 2010 beroep ingesteld. Verzoeker is meegedeeld dat hij de \ behandeling van het beroep niet in Nederland mag afwachten. Bij verzoekschrift van 1 december 2010 heeft verzoeker verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uiUcrtting achterwege wordt gelaten tot op het beroep is beslist. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. De openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 17 december 2010. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. Pieters,
!
t
31/12/2010 22:05 +31475494714 24/12 2010 12:00 PAX .--31263582727
LEMMENSDEKAN ADVOC. rb arnhft« vk
Registratienummers; AWB 10/41444 (verzoek) AWB 10/41442 f beroep
PAG. 05/87 S0002/Ü004
2
De beoordeling 1. ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet Op de betrokken belangen, dat vereist. 2. Indien de voorzieningenrechter van oordeel is dat nader onderzoek na de zitting redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij op grond van artikel 8; 86 van de Awb, onmiddellijk uitspraak doen m de hoofdzaak. Daarvoor bestaat aanleiding. 3. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), vloeit voort dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder aangevoerde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of veranderde omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke beoordeling rechtvaardigen, indien op voorhand uitgesloten is dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen. 4. Verzoeker heeft eerder, op 27 november 2007, een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag is bij besluit van 3 december 2007 ingewilligd. Bij besluit Yan 2 april 2009 is de aan etser verleende verblijfsvergunning ingetrokken. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 7 april 2010 door deze rechtbank, ncvenzittingsplaats Zutphen, ongegrond verklaard. Bij uitspraak van I2juli 2010 van de Afdeling is deze uitspraak bevestigd. Het besluit van 30 november 2010 is van gelijke strekking als dat van 2 april 2009, zodat op het tegen dat besluit ingestelde beroep het onder rechtsoverweging 3 weergegeven beoordelingskader van toepassing is, 5. In het eerdere besluit heeft verweerder aan verzoeker het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f van de Vw 2000 tegengeworpen en zich op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van verzoeker een positieve overtuigingskracht ontbeert, zodat daarin geen grond gelegen was een vergunning te verlenen. Ook overigens kwam verzoeker niet voor een verblijfsvergunning asiel in aanmerking. 6. Aan zijn herhaalde aanvraag heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat hij inmiddels is bekeerd tot het christendom, hetgeen maakt dat hij bij terugkeer in levensgevaar komt. Ter onderbouwing hiervan heeft verzoeker een doopverklaring overgelegd. 7. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker een originele doopverklaring heeft overgelegd, gedateerd 13 juli 2010, waarin staat vermeld dat verzoeker op 30 mei
31/12/2010 22:05 +31475494714 24/12 2010 12;00 FAX +3X263592727
•
LEMMENSDEKAN ADVOC. ro arnhem vk
Registratienummers: AWB 10/41444 (verzoek) AWB IQ/41442 (beroep
PAG. 06/ @0000/ooo4
3
2010 is gedoopt. Deze doopverklarïng dateert van na het besluit van 2 april 2009 en op voorhand kan niet worden uitgesloten dat, in aanmerking genomen de positie van christenen in Irak zoals die onder meer volgt uit het door verweerder gevoerde beleid, een bekering af kan doen aan dat eerdere besluit. De voarzieningenrechter komt op dit punt dan ook toe aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. 8. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat wordt gevolgd dat verzoeker is gedoopt, maar niet dat hij zich in volle overtuiging tot het christendom heeft bekeerd. Verder heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat zijn familieleden in Irak op de hoogte zijn geraakt van zijn gestelde bekering of dat hij bij terugkeer anderszins zou hebben te vrezen vanwege die gestelde bekering. 9. Verzoeker heeft ten eerste gesteld dat hij het voornemen niet heeft ontvangen en dat hij nog tot 30 november 2010,24.00 uur, de gelegenheid had om een zienswijze in te dienen zodat dit in de weg stond aan het nemen van een besluit Hij zou evenmin in gelegenheid zijn geweest nog tijdig te reageren op het rapport van gehoor opvolgende aanvraag van verzoeker. De voorzien ingenrechter overweegt in dit verband dat het voor rekening van verzoeker komt dat het door het uitlopen van andere afspraken van zijn gemachtigde niet mogelijk was om vorenbedoeld rapport tijdig Ie bespreken, waarbij de voorzieningenrechter opmerkt dat nog immer geen kanttekeningen bij dit rapport zijn geplaatst. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat het voornemen op 26 november 2010 aan de gemachtigde is gefaxt, zo volgt uit een overgelegde faxbevestiging, en bij de balie van de Raad voor de Rechtsbijstand is afgegeven, zoals niet is betwist Gelet hierop is aannemelijk gemaakt dat het voornemen tijdig is bekendgemaakt. Verder is niet aannemelijk geworden dat namens verweerder is toegezegd dat verzoeker tot 30 november 2010, 24.00 uur, de gelegenheid had om een zienswijze in te dienen zodat het verweerder vrij stond een beschikking te nemen op de aanvraag, 10. Verder heeft verzoeker betoogd dat hij wel degelijk christen is geworden. Niet de kennis van het geloof is bepalend, maar de diepe innerlijke overtuiging. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich echter op het standpunt kunnen stellen dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in volle overtuiging is bekeerd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag kunnen leggen dat het relatief eenvoudig is om zich bij kerkgenootschap aan Ie melden en als bekeerling in te laten schrijven, ook als van een daadwerkelijke oprechte bekering geen sprake is, Verweerder heeft aan verzoeker kunnen tegenwerpen dat hij niet weet hoe de kerk heet waar hij is gedoopt en de datum van de doop niet meer weet. Verder heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat verzoeker weinig'kahverklaren over de verschillen tussen de islam en het christendom, niets weet over stromingen binnen het christendom of tot welke stroming hij zou behoren en beperkte kennis heeft van het christendom. Zo weet verzoeker niet hoe de feestdag 25 december wordt genoemd en kan hij niet zeggen wat met Kerst wordt gevierd. Verder kon verweerder tegenwerpen dat hij stelt een Bijbel in het Arabisch ts hebben ontvangen, maar niet kan verklaren over een Bijbelverhaal dat hem is bijgebleven. Ook heeft verweerder het niet overtuigend kunnen vinden dat verzoeker vanwege een verhuizing naar Den Haag en drukke werkzaamheden geen tijd meer zou hebben om naar een kerk te gaan. 11. Nu verweerder niet aannemelijk gemaakt heeft kunnen achten dat verzoeker naar overtuiging is bekeerd, behoeft de vraag of verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van die gestelde bekering bij terugkeer problemen zou krijgen, geen bespreking meer.
\ •'f-R-
31/12/2810 22;05 24/12 2010 12:01 FAI
+31475494714 -.U263592727
LEMMENSDEKAN ADVOC. rb arnhera vk
Registratienummers: AWB 1 0/41444 (verzoek) AWB 10/41442 (beroep^ 12. Derhalve is het beroep ongegrond. Gelet hierop dient het verzoek te worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissiog De voorzien ingenrechter: verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in tegenwoordigheid van C van Hout, griffier.
De griffier.
De voorzien ingenrech
De griffier is buiten staat te ondertekenen Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2010.
Rechtsmiddel: Tegen de uitspraak in beroep kunnen partijen binnen één week na de verzending van een afschrift van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113,2500 BC 'sGravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl)Tegen de uitspraak op het verzoek staat geen rechtsmiddel open.
VERZONDEN OP 2 4 DEC 2010
J
PAG. 07/67 $0004/0004
31/12/2010
22:85
+31475494714
LEMMEN&DEKAN ADVOC.
PAG.
01/87
LEMMEN & DE KAN IK D V O C A T E N
A
RAAD VAN STATE
MrG.J. Lemmen MwMrPJ.T. de Kan
INGEKOMEN
DEC 2010
Kloosterstraat 29 5093 CT Heyttiuysen
ZAAKNfl.
AAN: Correspondsnïieadres: BEHANDELD: DO: Postbus 3074 6093 ZH Heythuysen Tel: 0475 494402 Fax: 0475 4S47U
PAR:
RAAD VAN STATE
Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 16113 2500 BC Den Haag per faxbericht 070-3651380
INGEKOMEN KvK nr: 14111932
3 .1 DEC 2010
Inzake Dossiernr Uwref
AAN:
vz
RFHATJDELD:DO:
fiT"
PAR:
/Staat 010/069 Heyüiuysen, 31 december2010
ËdelGrootAchtbaar College, Namens appellant de heer geboren op van Iraakse nationaliteit, thans wonende te aan de tot indienen daarvan bepaaldelijk gevolmachtigd, wordt door zijn gemachtigde, door middel van het indienen van het onderhavige hoger beroepschrift, hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak van 24 december 2010, gewezen door de Rechtbank 's-Gravenhage, zitting houdende te Arnhem onder procedurenummer AWB 10 / 41442 (beroep). Appellant kiest woonplaats ten kantore van Lemmen & De Kan Advocaten, gevestigd te 6093 CT Heythuysen, gemeente LeudaJ aan de Kloosterstraat 29 aldaar (postbus 3074 6093 ZH Heythuysen), van wie mr. G.J. Lemmen, aldaar werkzaam als advocaat, bepaaldelijk wordt gevolmachtigd om het onderhavige hoger beroepschrift op te stellen, aan te vullen, te wijzigen, te ondertekenen en in te dienen, alsmede om, als gemachtigde alle proceshandelingen te verrichten, die hem in het kader van dit hoger beroep, dienstig, nuttig, gewenst, geraden, geboden en/of noodzakelijk voorkomen, die appellant, ware hij zelve aanwezig, zou verrichten en/of nalaten, zulks in de meest ruime zin, als ook naar eigen inzicht, alle handelingen al dan niet te verrichten in het belang van de onderhavige hoger beroepsprocedure, zulks in de meest ruime zin, waar dan ook en in iedere stand van de hoger beroepsprocedure, waaronder tevens wordt begrepen het woord te voeren, drt alles met het recht van substitutie. De volmacht strekt zich niet uit over een eventuele intrekking. In de aangevallen uitspraak wordt het beroep van appellant geadministreerd onder het bovenstaande procedurenummer ongegrond verklaard. Een kopie van de aangevallen uitspraak gelieve u bijgaand aan te treffen.
On» aansprakelijkheid wordt beperkt tot htf BMrag dat in voorkomend 9gvalàoQI * bewpaaartsprakctijWiektevwiskerlng wordt uitgekeerd Stichting S o h w Derdensetden - Mr. Usnmen AÖN-.AMRO 50.24.11.7S1
31/12/2010
22:05
Lemmen & De Kan
+31475494714
LEMMENSDEKAN ADVOC.
PAG.
02/87
Advocaten
Verweerder is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister voor Immiratie en Asiel, gevestigd te 's-Gravenhage Appellant kan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak en voert daartoe de volgende grieven aan.
Grief 1. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 10 van de aangevallen uitspraak, ten onrechte overwogen dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen, dat verzoeker, thans appellant niet aannemelijk heeft gemaakt, dat hij in volle overtuiging is bekeerd. De rechtbank heeft verzuimd aan te geven tot welk geloof appellant zich heeft bekeerd. Appellant doet derhalve beroep op een gebrek in de uitspraak. Grief 2. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 10 overwogen, dat verweerder aan de stelling, dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt, dat hij in volie overtuiging is bekeerd, ten grondslag heeft mogen leggen dat het relatief eenvoudig is om zich bij kerkgenootschap aan te melden en als bekeerling in te laten schrijven ook als van een werkelijke bekering geen sprake is. Appellant heeft zich bekeerd van het Mohammedanisme tot het Christendom. Hij heeft zich als zodanig gemanifesteerd in zijn omgeving op een wijze waarop het voor iedere derde duidelijk is, dat hij niet meer het Mohammedanisme aanhangt. ' ; Hij geldt derhalve voor de moslims als afvallige en kan door iedere moslim straffeloos worden gedood. Verweerder gebruikt de woorden in volle overtuiging echter verzuimt aan te geven welke maatstaf is aangelegd bij de beoordeling of appellant in volle overtuiging is bekeerd en op welke wijze zulks kan worden gemeten. Verweerder geeft niet aan in welke relatie de tegenwerping, dat appellant de naam van de kerk waar hij gedoopt is en de datum van zijn doop niet meer weet dient te worden beoordeeld. Appellant kan aantonen, dat hij gedoopt is, waar zulks gebeurd is en op welke datum is voor een aantal religies (w.o. de Christelijke religie) niet meer relevant. Appellant heeft overigens de plaats waar hij het sacrament van de doop heeft ontvangen waardoor hij is opgenomen in de geloofsgemeenschap aangeduid als In aan de andere kant van de Tunnel te Na de doopplechtigheid te is appellant uit deze stad vertrokken Appellant heeft in zijn verklaringen een aantal significante verschillen tussen de Islam en het Christendom benoemd. Het is overigens niet relevant voor zijn bekering als hij de verschillen met het oude geloof niet meer weet, en tot welke stroming in het Christendom hij behoort niet weet aan te geven. Hij is overtuigd over zijn geloof en is daardoor niet geïnteresseerd in mogelijk andere stromingen die zouden kunnen bestaan. Bij zijn godsdienstonderricht zijn de termen Ketterij en Oecumene nog niet behandeld. ,3 Appellant heeft onderricht gehad in het Oude Testarfferit en gedeeltelijk in het Nieuwe Testament Uit het Oude Testament weet hij aan te geven dat in de verschillende verhalen nogal wat doden vallen en dat er vooral strijd was met omgevende volkeren die andere religies aanhingen, waarbij echter steeds weer God de uiteindelijke oorzaak was van de overwinningen. Het Nieuwe Testament is veel moeilijk te onthouden. Appellant is uit overtuiging bekeerd. Hij heeft zich afgekeerd van de algemene gedachten die behoren bij het Mohammedanisme, de Djihad en de kilte die spreekt uit de Koran met al zijn doodsbedreigingen.
31/12/2010
22:05
Lemmen & De Kan
+31475494714
LEMMEN&DEKAN ADVOC.
PAG.
93/07
Advocaten
Hij is getroffen door de medemenselijkheid van het Christelijk geloof toen hij naar Nederland kwam. Hij werd door de Nederlanders menselijk benaderd en opgevangen. Hij werd onmiddellijk getroffen door het beginsel van de naastenliefde waarmee hij kennis maakte. Het was voor hem duidelijk, dat het Christendom herftyeel nader lag dan de Islam en is op grond daarvan naar bijeenkomsten gegaan, waar de beginselen van deze godsdienst werden uitgelegd.. Hij heeft echter vrij snel ontdekt, dat er naast het Christelijk geloof als religie nog een Christelijke Kerk bestaat als instituut, met allerleirituelenen overleveringen, die hem niet zo aanspreken. Hij was gewend rechtstreeks tot Allah te bidden en vond het zeer vreemd, dat binnen het nieuwe geloof slechts door middel van een tussenpersoon tot God gebeden moest worden.. Hij heeft zich daardoor minder gelegen laten liggen aan allerlei Christelijke feesten etc. Hij weet dat omstreeks 25 december overal ter wereld de vrede wordt aanbeden. Appellant begrijpt derhalve niet aan welke maatstaven hij zou moeten voldoen om naar de wensen van verweerder als tot volle bekering te kunnen worden beoordeeld. Kennis van allerlei bijbelverhalen en feitelijkheden behoren naar appellants overtuiging niet tot de maatstaven waarlangs iemands gelovigheid kan worden bemeten. Personen die zich zelf als de voormannen van de reügie presenteren blijken achter af de meest gruwelijke monsters te zijn en hun geloof te hebben misbruikt vooreigen geneugten(misbruik in de Katholieke kerk). In het licht van hun misdaden en wangedrag kan appellant zich naar volle overtuiging bekeerling voelen. Namens appellant wordt verzocht om dit hoger beroepschrift ontvankelijk en gegrond te verklaren, alsmede de aangevallen uitspraak te vernietigen onder in de plaatsstelling van een beslissing als Uw Raad zal vermenen te behoren.
Hoogachtend, G.J. Lemme