AANTEKENEN Broadcast Newco Two B.V. p/a Brinkhof advokaten, t.a.v. mevrouw mr. Q.J. Tjeenk Willink De Lairessestraat 111 - 115 1075 HH AMSTERDAM
Datum 20 januari 2005
Onderwerp Beslissing op bezwaar
Uw kenmerk
Ons kenmerk JuZa-000242-ibo
Contactpersoon Mevr. mr. I.M. Borninkhof
Doorkiesnummer (035) 7737 754
Geachte mevrouw Tjeenk Willink, Hierbij doe ik u onze beslissing op het bezwaar van Broadcast Newco Two B.V., tegen onze beschikking van 7 juli 2004, kenmerk JuZa-004592-tdk, toekomen. Het Commissariaat wijst u er op dat Broadcast Newco Two B.V. tegen bijgevoegd besluit op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep kan instellen bij de Arrondissementsrechtbank Amsterdam, postbus 75850, 1070 AW te Amsterdam. Dit beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend, COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA,
mr. Inge Brakman commissaris
Het Commissariaat voor de Media, gezien het besluit van 7 juli 2004, kenmerk JuZa-004592-tdk, waarbij het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) het Wob-verzoek van 1 juni 2004 van Broadcast Newco Two B.V. (hierna Broadcast Partners) gedeeltelijk heeft afgewezen, gezien het daartegen op 17 augustus 2004 ingediende bezwaarschrift van Broadcast Partners, zoals nader gemotiveerd bij brief van 2 september 2004, gelet op de artikelen 134 en 135 van de Mediawet, gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, overwegende 1.
Procedure
Bij brief van 1 juni 2004, ontvangen op 2 juni 2004, heeft Broadcast Partners verzocht om een afschrift van alle documenten die over de periode 1 jauari 1998 tot heden werden gewisseld tussen het Commissariaat en de Nederlandse Omroep Stichting, of die binnen het Commissariaat werden opgesteld met betrekking tot de financiële verhoudingen tussen de NOS en de Nozema. Bij brief van 11 juni 2004, kenmerk JuZa-003955-tdk, heeft het Commissariaat de ontvangst van het verzoek bevestigd. Bij brieven van 11 juni 2004, kenmerk JuZa-003952-tdk en juZa-003954-tdk heeft het Commissariaat aan de NOS en Nozema gevraagd om in samenspraak uiterlijk op 18 juni 2004 aan te geven of er rechtens relevante bezwaren bestaan tegen openbaarmaking van de gevraagde stukken. Aan de NOS zijn daarbij de stukken meegestuurd waarop het Wob-verzoek betrekking heeft. Bij brief van 16 juni 2004, ontvangen op dezelfde dag, heeft de heer mr. J.J. Feenstra namens de NOS, verzocht om een verlenging van de termijn om te reageren. Bij brief van 18 juni 2004, ontvangen op 22 juni 2004, heeft Nozema verzocht om toezending van de betreffende stukken, aangezien de NOS om hem moverende redenen geen inzage geeft in de door het Commissariaat aan de NOS toegezonden stukken. Pas dan kan een reactie gegeven worden. Bij brief van 21 juni 2004, kenmerk JuZa-004188-tdk, heeft het Commissariaat aan de gemachtigde van de NOS aangegeven, dat de termijn om te reageren wordt verlengd tot 30 juni 2004. Bij brief van 21 juni 2004, kenmerk JuZa-004190-tdk heeft het Commissariaat aan Broadcast Partners schriftelijk de telefonische afspraak bevestigd dat Broadcast Partners instemt met een verdaging van de beslistermijn tot 7 juli 2004. Bij brief van 28 juni 2004 heeft Publieke Omroep aan het Commissariaat laten weten dat de stukken waar Nozema om vraagt in zijn brief van 18 juni 2004, ook ten opzichte van Nozema vertrouwelijk dienen te blijven. JuZa-000242-ibo • blad 2
Bij brief van 29 juni 2004 heeft de heer mr. J.J. Feenstra , namens de NOS, aangegeven dat er voor een aantal van de gevraagde stukken rechtens relevante bezwaren bestaan tegen openbaarmaking. Bij besluit van 7 juli 2004, kenmerk JuZa-004592-tdk, heeft het Commissariaat een deel van de gevraagde stukken toegestuurd, te weten, de brief van 22 mei 2001 van de NOS aan het Commissariaat en de beslissing van 8 november 2001, gericht aan de NOS. Voor het overige is het Wob-verzoek afgewezen. Bij brief van 17 augustus 2004 heeft mevrouw mr. Q.J. Tjeenk Willink namens Broadcast Partners een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 20 augustus 2004, kenmerk JuZa 005496-ibo, heeft het Commissariaat de ontvangst van het bezwaar bevestigd en een termijn gegeven voor het indienen van de gronden van bezwaar tot 3 september 2004. De beslistermijn is opgeschort tot na ontvangst van de gronden. Bij brief van 2 september 2004, heeft mevrouw mr. Q.J. Tjeenk Willink namens Broadcast Partners de gronden van bezwaar ingediend. Bij brieven van 7 september 2004, heeft het Commissariaat Broadcast Partners (kenmerk JuZa005896-ivs), de NOS (kenmerk JuZa-005901-ivs) en Nozema (kenmerk JuZa-005903-ivs) uitgenodigd voor een hoorzitting op 23 september 2004. Bij brieven van 15 september 2004, met respectievelijke kenmerken JuZa-006011-ivs, JuZa006014-ivs en JuZa-006013-ivs, heeft het Commissariaat op verzoek van Broadcast Partners de hoorzitting verschoven naar 21 oktober 2004. De beslistermijn is opgeschort tot 21 oktober 2004. Bij brieven van 4 oktober 2004, met respectieve kenmerken JuZa-006498-ivs, JuZa-006502-ivs en JuZa-006505-ivs, heeft het Commissariaat op verzoek van de NOS, en met instemming van Broadcast Partners de hoorzitting wederom verschoven, ditmaal naar 28 oktober 2004. De beslistermijn is tevens opgeschort tot 28 oktober 2004. Bij brief van 5 oktober 2004, ontvangen op 6 oktober 2004 heeft de heer mr. P.M. Waszink namens de NOS informatie toegestuurd, welke brief tevens is verstuurd naar Broadcast Partners. Op 28 oktober 2004 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij Broadcast Partners, de NOS en Nozema aanwezig waren, al dan niet vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Op 13 december 2004, kenmerk JuZa-008011-ivs heeft het Commissariaat de beslistermijn verder verdaagd tot en met 13 januari 2005. 2.
Ontvankelijkheid
Aangezien de bestreden beslissing op 7 juli 2004 is verzonden en mevrouw Q.J. Tjeenk WIllink namens Broadcast Partners per fax van 17 augustus 2004 een bezwaarschrift daartegen heeft ingediend, is Broadcast Partners tijdig in bezwaar gekomen, zodat hij in zijn bezwaar kan worden ontvangen.
JuZa-000242-ibo • blad 3
3. Motivering 3.1 Bezwaar Broadcast Partners Voor wat betreft Nozema voert Broadcast Partners aan dat Nozema niet als belanghebbende dient te worden aangemerkt, aangezien de gevraagde documenten correspondentie betreft tussen het Commissariaat en de NOS. Ten aanzien van het Wob-verzoek zelf voert Broadcast Partners aan dat niet gemotiveerd is waarom door het Commissariaat slechts een deel van de gevraagde documenten als relevant is aangemerkt. De wel gevraagde, maar niet als relevant aangemerkte stukken zijn niet toegestuurd. Er is echter niet gemotiveerd, waarom zij niet voor openbaarmaking geschikt zouden zijn. Voor wat betreft de wel als relevant aangemerkte stukken, waarvan het verzoek tot toezendig is afgewezen, is onvoldoende gemotiveerd waarom de stukken niet voor openbaarmaking geschikt zouden zijn. Verder is evenmin gemotiveerd aangegeven, waarom niet een deel van een stuk zou kunnen worden toegezonden. Een en ander klemt temeer nu Broadcast Partners wel beschikt over de brief van 8 november 2001, waarin financiële informatie wordt gegeven die ziet op dezelfde informatie die in andere gevraagde stukken zou voorkomen. De bestreden beslissing is volgens Broadcast Partners dan ook onvoldoende gemotiveerd en voldoet niet aan de vereiste zorgvuldigheid. 3.2 Zienswijze NOS De NOS voert aan dat openbaarmaking van de gevraagde stukken niet mogelijk is omdat het voor een groot deel om bedrijfsvertrouwelijke gegevens gaat en omdat het een onevenredige benadeling van de NOS oplevert. Voor dat laatste argument verwijst de NOS naar twee gerechtelijke procedures tussen Broadcast Partners en de NOS. Met name de interne jaarrekening is vertrouwelijk toegestuurd en niet bedoeld voor openbaarmaking. 3.3 Zienswijze Nozema Nozema stelt belanghebbend te zijn voor zover er informatie openbaar wordt gemaakt die zijn relatie met de NOS betreft. Nozema wil inspraak hebben in het al dan niet verstrekken van de desbetreffende stukken. 3.4 Standpunt Commissariaat Voordat het Commissariaat ingaat op de naar voren gebrachte bezwaren en zienswijzen merkt hij het volgende op. De Wet openbaarheid van bestuur dient het belang van een goede en democratische bestuursvoering. Bij de beoordeling van verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur gaat het Commissariaat uit van het publieke belang van openbaarheid van overheidsinformatie. Bij de te verrichten belangenafweging worden het algemene belang bij openbaarmaking en de door de WOB beschermde belangen betrokken. Het eigen belang van een verzoeker, in casu Broadcast Partners, is niet relevant. De belangen van de NOS en van Nozema zijn wel relevant voor de afweging, nu het informatieverzoek bedrijfsgegevens over deze twee partijen betreft. Om die reden is het Commissariaat ook van oordeel dat Nozema belanghebbende is bij besluitvorming over het openbaar maken van informatie. Het feit dat de correspondentie niet gericht is aan Nozema doet daaraan niet af. JuZa-000242-ibo • blad 4
In het kader van het WOB- verzoek heeft het Commissariaat bij zijn besluit van 7 juli 2001 de volgende stukken als relevant aangemerkt: 1. brief van 22 mei 2001 van de NOS aan het Commissariaat, met als bijlage de jaarrekening 2000 van de NOS, alsmede de interne jaarrekening 2000 van de NOS, 2. brief 20 augustus 2001 van het Commissariaat aan de NOS, met als bijlage een vragenlijst te bespreken in een overleg met de NOS en een vertegenwoordiger van de externe accountant op 30 augustus 2001, 3. brief van 3 september 2001 van het Commissariaat aan de NOS, met als bijlage een verslag van de bespreking op 30 augustus 2001, 4. beslissing van 8 november 2001, gericht aan de NOS, 5. brief van 7 december 2001 van de NOS aan het Commissariaat, waarin de NOS enkele reacties geeft op het besluit van 8 november 2001, 6. brief van 10 januari 2001 van het Commissariaat aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna; het Ministerie) met betrekking tot Nozema, 7. brief van 4 april 2001 van het Ministerie aan het Commissariaat, waarin het Ministerie een reactie geeft op de brief van 10 januari 2001. Ten aanzien van de brief van 22 mei 2001 (stuk 1) merkt het Commissariaat op dat deze per abuis niet is meegestuurd bij de beschikking van 7 juli 2004. Een afschrift van deze brief is alsnog bijgevoegd. Het Commissariaat ziet geen aanleiding om Broadcast Partners (langer) afschriften te onthouden van de stukken genoemd onder 2 (exclusief de bijlage), 3 (exclusief de bijlage), 5 (ten dele), 6 en 7. Daartoe heeft het Commissariaat het navolgende overwogen. 3.4.1 Weigering interne jaarrekening (stuk genoemd onder 1.) Het stuk genoemd onder 1 is geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, onder c, van de WOB, voor zover het de interne jaarrekening betreft. Nu deze interne jaarrekening in vertrouwen is verstrekt aan het Commissariaat, en niet voor publicatie is bestemd, is het Commissariaat van oordeel dat deze bedrijfsvertrouwelijk is en in zijn geheel niet geschikt voor openbaarmaking. Openbaarmaking is dan ook terecht geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, onder c, van de WOB. Daar komt bij dat de interne jaarrekening speciaal is vervaardigd voor het Commissariaat ten behoeve van een adequate uitoefening van zijn toezichthoudende taak. Het belang van het Commissariaat bij een ongestoorde uitoefening van deze taak, zoals aangegeven in artikel 10, tweede lid, onder d, van de WOB, weegt daarom zwaarder dan het publieke belang bij openbaarmaking. Daarbij weegt mee dat in de, wel openbare, gewone jaarrekening dezelfde bedragen en onderwerpen aan de orde komen, maar alleen minder gedetailleerd en minder gespecificeerd. Een gedeeltelijke openbaarmaking van de interne jaarrekening is vanwege de aard van het stuk niet mogelijk. Bovendien is feitelijk de gewone jaarrekening reeds een gedeeltelijke openbaarmaking van de interne jaarrekening. 3.4.2 Weigering bijlage bij brief van 20 augustus 2001 (stuk genoemd onder 2.) Het stuk genoemd onder 2, de brief van 20 augustus 2001, zal alsnog worden overgelegd, nu daarop geen van de weigeringsgronden van artikel 10 of 11 van de WOB van toepassing zijn. De bijlage bij de brief is echter in zijn geheel niet geschikt voor openbaarmaking. Ten eerste bevat de bijlage bedrijfsvertrouwelijke gegevens (artikel 10, eerste lid, onder c, van de WOB). Ten tweede dient voor het adequaat uitoefenen van de toezichthoudende taak het proces van onderzoek vertrouwelijk te blijven. Het Commissariaat is voor de uitoefening van zijn financiële toezicht in grote mate afhankelijk van de medewerking van de omroepen. Deze zullen in de toekomst minder medewerking verlenen indien zij er rekening mee moeten houden dat de door hen gegeven JuZa-000242-ibo • blad 5
informatie voor het algemene publiek toegankelijk kan worden. Het schaadt daarmee een goede uitoefening van de toezichthoudende taak van het Commissariaat. Ook artikel 10, tweede lid, onder d, van de WOB, verzet zich daarom tegen openbaarmaking. Voor wat betreft de weigering op grond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de WOB, dienen de belangen van de NOS en Nozema te worden afgewogen tegen het publieke belang van openbaarheid. In dit geval kan openbaarmaking de contractuele (toekomstige) belangen van beide partijen benadelen. Ook om die reden is het verzoek terecht afgewezen. Vanwege de aard van de bijlage en de aard van het belang om ongestoord toezicht uit te kunnen oefenen is het niet mogelijk om een ‘geschoonde’ versie, die minder vergaand is, openbaar te maken. 3.4.3 Weigering bijlage bij brief van 3 september 2001 (stuk genoemd onder 3.) Het stuk genoemd onder 3, de brief van 3 september 2001, zal alsnog worden overgelegd, nu daarop geen van de weigeringsgronden van artikel 10 of 11 van de WOB van toepassing zijn. De bijlage bij de brief is echter in zijn geheel niet geschikt voor openbaarmaking. De motivering van deze weigering is geheel gelijk aan de motivering onder 3.4.2, zodat deze hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. 3.4.4 Weigering deel brief van 7 december 2001 (stuk genoemd onder 5.) De brief van 7 december 2001 is geweigerd met een beroep op het tweede lid, onder g, van artikel 10 van de WOB. Gelet op het feit dat het openbaarmaken van de informatie de positie van de NOS en Nozema onevenredig zou kunnen benadelen, zijn wij van oordeel dat terecht dat deel van de informatie geweigerd is. Echter, wij zijn van oordeel dat het mogelijk is om uit de brief van 7 december deze informatie te verwijderen, zodat het overige deel van de brief voor openbaarmaking geschikt is. Voor dat deel zal dan ook alsnog een afschrift worden verstrekt aan Broadcast Partners. 3.4.5 Openbaarmaking brieven van 10 januari 2001 en 4 april 2001(stukken genoemd onder 6 en 7.) De weigeringsgronden van artikel 10, eerste lid van de WOB ontbreken, nu geen sprake is van bedrijfsvertrouwelijke gegevens. Voor zover die er wel in zouden staan is het belang van deze gegevens door tijdsverloop verminderd. De NOS heeft weliswaar aangevoerd dat in de brieven gedetailleerd de relatie tussen de NOS en Nozema wordt behandeld, echter, deze bespreking is niet zodanig dat daaruit wetenswaardigheden kunnen worden gelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces. Van een onevenredige benadeling van de positie van de NOS of Nozema is dan ook geen sprake. Het Commissariaat zal dan ook deze gevraagde stukken toesturen. 3.4.6 Andere mogelijk relevante stukken Broadcast Partners leidt uit de formulering ‘als relevant aangemerkte stukken’ af dat er nog andere stukken zijn die betrekking hebben op de financiële relatie tussen de NOS en Nozema. Van die stukken heeft het Commissariaat blijkbaar impliciet beoordeeld dat deze niet voor openbaarmaking vatbaar zijn. Broadcast Partners voert aan dat het Commissariaat deze weigering tot openbaarmaking niet heeft gemotiveerd. Het Commissariaat beschikt echter niet over meer stukken dan die welke als relevant zijn aangemerkt. Voor zover een andere indruk zou zijn gewekt door de formulering ‘relevant’ verontschuldigt het Commissariaat zich voor de ontstane verwarring.
JuZa-000242-ibo • blad 6
4.
Besluit
Na afweging van de naar voren gebrachte bezwaren en zienswijzen en na afweging van de bij de besluitvorming betrokken belangen, besluit het College I de bezwaren van Broadcast Newco Two B.V. tegen zijn besluit van 7 juli 2004 gegrond te verklaren voor wat betreft de motivering en het bestreden besluit aan te vullen met de motivering zoals opgenomen in onderhavige beslissing op bezwaar onder 3.4; II de bezwaren van Broadcast Newco Two B.V. tegen zijn besluit van 7 juli 2004 gegrond te verklaren voor wat betreft de gevraagde stukken onder de nummers 2, 3 en 5, en deze alsnog gedeeltelijk toe te sturen; III de bezwaren van Broadcast Newco Two B.V. tegen zijn besluit van 7 juli 2004 gegrond te verklaren voor wat betreft de gevraagde stukken onder de nummers 6 en 7, en deze alsnog toe te sturen; IV het bestreden besluit voor het overige te handhaven met aanvulling van de motivering; V de stukken, genoemd onder deelbesluit II en III, een week na verzending van onderhavige beslissing op bezwaar aan Broadcast Newco Two B.V. toe te sturen.
Hilversum, 18 januari 2005
Commissariaat voor de Media
prof. dr. J.J. van Cuilenburg voorzitter
mr. I. Brakman commissaris
Het Commissariaat wijst erop dat een belanghebbende tegen dit besluit op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep kan instellen bij de rechtbank van het arrondissement waarbinnen zijn woonplaats zich bevindt. Dit beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Aantal bijlagen: 6 Cc. aan Publieke Omroep en aan Nozema
JuZa-000242-ibo • blad 7