UNIVERSITEIT GENT
! !! !! !! !
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
! Wie doet het met wie: de publieke kennis en attitude omtrent mediaconcentratie in Vlaanderen. Wetenschappelijke verhandeling
!
! ! 24980 aantal woorden: ! !
ARTHUR LE BOUDEC
!! !! !! !!
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT
! ! PROMOTOR: PROF. DR. STIJN JOYE ! COMMISSARIS: PROF. DR. TOM EVENS !! !!
! ! ! !
ACADEMIEJAAR 2013 – 2014
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! 2
3
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! 4
ABSTRACT
! Het medialandschap in Vlaanderen wordt de laatste jaren gekenmerkt door toenemende mediaconcentratie en volgt daarmee een algemene trend die zich vanaf de jaren ’80 en ’90 heeft doorgezet. Zo kwamen de televisiezenders VIER en VIJF, het weekblad Humo en het productiehuis Woestijnvis in 2011 in dezelfde ‘Vijver’ terecht, beslisten Corelio en Concentra dit jaar om de krachten te bundelen in Het Mediahuis en werd er zeer recent aangekondigd dat Telenet voor de helft eigenaar zal worden van De Vijver Media. Elk van deze ontwikkelingen werd uitvoerig belicht in de media en meestal op een behoorlijk negatieve wijze. Mediaconcentratie is dan ook een term met een overwegend negatieve connotatie die heel wat maatschappelijke bezorgdheid met zich mee brengt. We vroegen ons vervolgens af of de modale consument aandacht besteedt aan de concentratieontwikkelingen in het Vlaamse medialandschap en wat de attitude van de consument is ten aanzien van deze ontwikkelingen. De publieke kennis en attitude omtrent mediaconcentratie blijkt immers nog een hiaat te zijn in de literatuur inzake mediaconcentratie. Uit een online survey (n=200) blijkt dat de kennis van de modale consument omtrent het Vlaamse medialandschap ondanks de uitvoerige berichtgeving in de media laag is. Het mag dan ook niet verbazen dat het attitudegedeelte van het onderzoek uitwees dat de meerderheid van de respondenten niet bezorgd is over de concentratieontwikkelingen die zich de laatste jaren hebben voorgedaan in het Vlaamse medialandschap. Desondanks blijkt wel dat er bepaalde concentraties een invloed hebben op de attitude van de respondent. Zo toont ons onderzoek onder andere aan dat de respondent van mening is dat de televisiezender VIER wordt voorgetrokken in het weekblad Humo en dat met vtm hetzelfde gebeurt in het weekblad Dag Allemaal.
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! 5
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! 6
VOORWOORD
! Het schrijven van deze masterproef was een leerrijke, maar zeker geen gemakkelijke opgave. Gelukkig stond ik er niet alleen voor. In de eerste plaats wil ik promotor Prof. dr. Stijn Joye bedanken voor de begeleiding, de tips en de snelle en zeer bruikbare reacties. In de tweede plaats verdienen ook de respondenten die de vragenlijst hebben ingevuld een speciale vermelding. Tot slot bedank ik graag de bibliotheek van de vakgroep Communicatiewetenschappen voor het leveren van een productieve omgeving en Keith Jarrett voor het leveren van de dosis concentratie die noodzakelijk was voor het schrijven van deze masterproef.
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! 7
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! 8
INHOUDSTAFEL
! ! ABSTRACT
5
VOORWOORD
7
INHOUDSTAFEL
9
INLEIDING
15
LITERATUURSTUDIE
18
1. Het proces mediaconcentratie
18
1.1. Inleiding
18
1.2. Soorten concentratie
20
1.3. Drijvende krachten achter concentratie
21
2. Bezorgdheid
23
2.1. De maatschappelijke rol van media
23
2.2. Pluralisme en diversiteit
25
2.3. Gevolgen van mediaconcentratie
26
2.3.1. Financieel-economische gevolgen
26
2.3.2. Impact op de objectiviteit?
28
2.3.3. Impact op pluralisme en diversiteit?
29
2.4. Concentration knowledge bij de consument?
33
3. Wetgeving en beleid
35
3.1. Regelgeving op het Europese niveau
36
3.2. Regelgeving in de Verenigde Staten
36
3.3. Regelgeving in Vlaanderen
38
3.4. De VRM en de Belgische Mededingingsautoriteit
39
4. Mediaconcentratie in Vlaanderen
40
4.1. Recente ontwikkelingen
40
4.2. Reden tot bezorgdheid?
43
5. Conclusie
47
EMPIRISCH LUIK
50
1. Inleiding
50
2. Methode
51
2.1. Onderzoeksopzet
51
2.2. Procedure
52 9
2.2.1. Opstellen vragenlijst
52
2.2.2. Pretest
55
3. Resultaten
56
3.1. Demografische gegevens
56
3.2. Publieke kennis in verband met mediaconcentratie
58
3.2.1. Analyse van de publieke kennis omtrent mediaconcentratie in Vlaanderen
58
3.2.2. Totale kennisscore
68
3.2.3. Kennis en demografische gegevens
69
3.2.4. Bespreking
70
3.3. Publieke attitude ten aanzien van mediaconcentratie
72
3.2.1. Analyse van de publieke attitude ten aanzien van mediaconcentratie
72
3.3.2. Bespreking
78
3.3.3. Relatie tussen kennis en attitude?
80
CONCLUSIE EN DISCUSSIE
82
LITERATUURLIJST
86
BIJLAGE: Vragenlijst
98
10
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
! 11
LIJST VAN FIGUREN
! Figuur 1: variabele StudieNiveau
57
Figuur 2: welke categorie beschrijft het best uw beroep?
57
Figuur 3: In welke mediasector werd Het Mediahuis gevormd?
59
Figuur 4: Welke mediagroepen hebben hun krachten gebundeld in Het Mediahuis?
59
Figuur 5: Welke mediagroepen hebben hun krachten gebundeld in De Medialaan (vroeger de VMMa)?
62
Figuur 6: Welke aandeelhouders hebben hun krachten gebundeld in De Vijver Media?
63
Figuur 7: Door welke mediagroep werd SBS Belgium in 2011 overgenomen.
63
Figuur 8: Welke tijdschriften behoren tot welke mediagroep?
64
Figuur 9: Welke radiozenders behoren tot welke mediagroep?
65
Figuur 10a: Welke televisiezenders behoren tot welke mediagroep? Figuur 10b: Welke televisiezenders behoren tot welke mediagroep?
66
Figuur 11: aan welke mediagroep levert Woestijnvis exclusief televisieprogramma’s?
68
Figuur 12: Gemiddelde totale kennisscore
69
Figuur 13a: Uitslag
69
Figuur 13b: Uitslag (bis)
69
Figuur 14: kennis en studieniveau/geslacht
70
Figuur 15: stellingen in verband met media
73
Figuur 16a: stellingen in verband met mediaconcentratie
74
Figuur 16b: stellingen in verband met mediaconcentratie
74
Figuur 17: stelling - vindt u concentratie noodzakelijk?
75
Figuur 18a: beoordeel volgende media-ondernemingen
75
Figuur 18b: beoordeel volgende media-ondernemingen
76
Figuur 19: betrouwbaarheid van recensies van Met man en macht en Safety first in de weekbladen Humo, Knack, Dag Allemaal en Story.
77
Figuur 20: op welke wijze wordt de zender vtm/één/VIER belicht in het weekblad Humo/Dag Allemaal
78
Figuur 21: relatie tussen kennis en attitude
81
! ! 12
LIJST MET TABELLEN
! Tabel 1: correcte groeperingen: Het Mediahuis
60
Tabel 2: Correcte groeperingen: De Persgroep
60
Tabel 3: Foute groeperingen
61
Tabel 4: Uitslag
68
! ! ! ! !
!
13
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
!
! 14
INLEIDING
! “Uitermate sterke concentratie door 'Het Mediahuis'. Nood aan verhoogde waakzaamheid voor voldoende diversiteit”. Deze tweet stuurde de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) uit na de goedkeuring van de Belgische Mededingingsautoriteit aan Corelio en Concentra om hun krantentitels te bundelen in Het Mediahuis. Door deze samenwerking wordt Het Mediahuis de uitgever van De Standaard, Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen, De Gentenaar en Het Belang van Limburg en blijven er in Vlaanderen met De Persgroep en Het Mediahuis slechts twee krantengroepen over (VRM, 2013).
! Het medialandschap in Vlaanderen wordt de laatste jaren gekenmerkt door toenemende mediaconcentratie (VRM, 2013) en volgt daarmee een algemene trend die zich vanaf de jaren ’80 en ’90 heeft doorgezet (McQuail, 2000; Bagdikian, 2000). Zo nam Corelio in april 2011 samen met De Vijver en de Finse mediagroep Sanoma de Belgische SBS-zenders VT4 en Vijftv (nu VIER en VIJF) over. Deze drie mediagroepen bezaten elk één derde van de aandelen van De Vijver Media, die naast VIER en VIJF ook het weekblad Humo en Desert Fishes (de tussenholding van onder andere Woestijnvis) in haar portefeuille had (VRM, 2012). Het productiehuis Woestijnvis, het weekblad Humo en de zender VIER kwamen zo letterlijk in dezelfde ‘Vijver’ terecht, wat op zijn beurt vragen deed oprijzen betreffend de onafhankelijkheid van deze partijen en concentratie in het Vlaams medialandschap. De reacties waren dan ook niet eenzijdig positief: “Kan een recensent nog objectief programma's beoordelen van mensen naast wie hij in de lift staat?” “Als Berlusconi vertelt dat zijn media onafhankelijk blijven, geloven we daar niets van. Waarom zou het in Vlaanderen anders zijn?” (Hoefkens & Musschoot, 2010).
! De laatste maanden vonden er opnieuw belangrijke ontwikkelingen plaats bij De Vijver Media. Aangezien De Finse uitgever Sanoma beslist had om zijn activiteiten af te bouwen, werd er bij de Vijver Media gezocht naar een nieuwe partner. Los van deze aandelenherschikking zat De Vijver Media in slechte papieren en was het dringend op zoek naar vers kapitaal. Een naam die zeer nadrukkelijk genoemd werd was die van Telenet (Serrure, Sephiha & De Preter, 2013). Vanuit verschillende hoeken werd deze mogelijke samenwerking gezien als een stevige bedreiging. In die context heeft de minister voor media op 21 januari 2014 de algemene kamer van de Vlaamse Regulator voor de Media gevraagd om een nota op te stellen die aangeeft wat een eventuele participatie van Liberty Global in de televisie-omroepen VIER en VIJF als gevolg zou kunnen 15
hebben voor de concentraties binnen de mediasector in Vlaanderen. In dit rapport kwam de VRM tot conclusie dat mogelijke gevolgen divers en potentieel erg ingrijpend zouden kunnen zijn aangezien er zich zowel horizontale, verticale als crossmediale concentratieproblemen vormen (VRM, 2014). Toch is deze overname vandaag een feit. Na maanden van speculatie werd op 17 juni aangekondigd dat Telenet een belang neemt van 50 procent in De Vijver Media, het bedrijf boven productiehuis Woestijnvis en de tv-zenders VIER en VIJF. Telenet neemt dus niet alleen voor 26 miljoen euro de 33 procent van het Finse Sanoma in De Vijver over, maar het investeert ook extra kapitaal in het bedrijf. Hierdoor zien de andere aandeelhouders (Wouter Vandenhaute & Erik Watté en Corelio) hun belang dalen tot elk 25 procent. Humo komt door deze deal weer voor 100 procent in handen van Sanoma Belgium. Deze ontwikkeling hertekent het Vlaamse medialandschap in belangrijke mate. Telenet is immers een distributeur van televisiezenders, maar participeert nu ook rechtsreeks in een productiehuis en in twee tv-zenders. De overname moet wel nog de goedkeuring krijgen van de Europese concurrentieautoriteiten (bvb, 2014).
! Het mag duidelijk zijn dat mediaconcentratie meer dan ooit aanwezig is in ons medialandschap en dat het een overwegend negatieve connotatie kent. Het rapport mediaconcentratie 2013 van de VRM kende dan ook volgende conclusie: ”de afgelopen maanden werden heel wat (concentratie)bewegingen genoteerd binnen de Vlaamse mediasector. Deze hadden zowel betrekking op horizontale, verticale als crossmediale integratie. Dit maakt een verhoogde waakzaamheid door het beleid voor voldoende diversiteit in berichtgeving noodzakelijk.” (VRM, 2013)
! Concentratie is een fenomeen dat zich ook in andere economische sectoren voordoet. Toch is het belangrijk dat we een onderscheid maken tussen concentratie binnen de mediasector en binnen andere industrieën (De Brabander, 2007). In de mediasector treft men naast de economische bekommernissen immers ook een belangrijke politieke en een sociale dimensie aan. Concentratie kan in de mediasector dus verregaande gevolgen met zich mee brengen: het kan de waarden, ideeën en de politiek van een individu of een groep beïnvloeden. De media beschikken namelijk over de macht om een bepaalde visie, voorkeur of opinie te verspreiden (Baker, 2007, p. 6-7). De kritiek die wordt geuit ten aanzien van mediaconcentratie vloeit dan ook meestal voort uit zorgen omtrent een gebrek aan pluralisme en diversiteit. Proffitt (2007, p. 80) vat de problematiek als volgt samen: indien men stelt dat de media als vierde macht een vooraanstaande rol speelt binnen een 16
democratie, dan is de concentratie van informatieverspreiding in handen van slechts enkele ondernemingen alarmerend [eigen vertaling]. Mediaconcentratie brengt dus heel wat gevolgen met zich mee, zowel voor de mediasector zelf als voor de modale consument. In deze masterproef zullen wij ons focussen op deze laatste groep, de consument. Meer concreet zullen we trachten na te gaan of de consument kennis heeft van de concentraties in het Vlaamse landschap en wat zijn attitude is ten aanzien van deze situatie. De publieke kennis en attitude omtrent mediaconcentratie blijkt immers nog een hiaat te zijn in de literatuur inzake mediaconcentratie.
! In de literatuurstudie zullen we vooreerst dieper ingaan op het concentratieproces, de soorten concentratie en de drijvende krachten achter het concentratieproces. Vervolgens zullen we ons focussen op de bezorgdheid die voortvloeit uit het concentratieproces. Meer specifiek zullen we dieper ingaan op de rol van de media in onze maatschappij, de concepten pluralisme en diversiteit en de gevolgen van mediaconcentratie. Daarnaast zullen we in dit gedeelte ook aandacht besteden aan de concrete gevolgen van mediaconcentratie voor de consument en argumenteren waarom de consument gebaat is bij een zekere kennis over de bestaande concentraties in het Vlaamse medialandschap. In het derde gedeelte geven we kort een overzicht van de wetgeving en het beleid in de Verenigde Staten, Europa en België omtrent mediaconcentratie. Tot slot geven we een overzicht van de concentraties in het Vlaamse medialandschap. We besluiten de literatuurstudie met een bespreking van de vraag of de concentratiegraad in het Vlaamse medialandschap een reden tot bezorgdheid is.
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
! 17
LITERATUURSTUDIE
! 1. Het proces mediaconcentratie
! 1.1. Inleiding
! De media-industrie wordt reeds een geruime tijd gekenmerkt door concentratieontwikkelingen en de groei van geïntegreerde conglomeraten die hun activiteiten verspreiden over meerdere sectoren van de media-industrie. In de Verenigde Staten heeft deze tendens zich vanaf begin jaren 90 sterk doorgezet (Doyle, 2013, p. 34). Ter illustratie: Begin jaren 80 was het merendeel van de Amerikaanse media in handen van slechts 50 bedrijven (Bagdikian, 1983). Begin 2000 was dit aantal gedaald tot slechts vijf grote bedrijven (Bagdikian, 2000). Volgens Doyle (2013, p. 36) zijn globalisering en convergentie, twee trends die zich midden jaren 90 hebben doorgezet, belangrijke oorzaken van het concentratieproces die geleid hebben tot het ontstaan van geïntegreerde media conglomeraten zoals News Corporation, Time Warner/AOL, Pearson en Bertelsmann. De concentratietendens in de Verenigde Staten werd daarnaast mede in de hand gewerkt door het politieke klimaat van de jaren 90 en meer concreet het beleid van de Federal Communications Commission (FCC), een onafhankelijk Amerikaans overheidsorgaan dat de verantwoordelijkheid draagt voor alle regelgeving met betrekking tot telecommunicatie, waaronder internet en radio-, televisie-, kabel- en satellietcommunicatie. De FCC heeft de laatste jaren immers meerdere pogingen ondernomen om de restricties omtrent fusies te versoepelen, wat op zijn beurt geleid heeft tot een verhoogde graad van mediaconcentratie. Tegenstanders stellen dat deze tendens leidt tot een verminderde diversiteit van politieke expressie en een verzwakt publiek discours (Anderson & McLaren, 2012). Blethen (2004) gaat nog een stap verder en is er van overtuigd dat de versoepeling van de restricties omtrent fusies en overnames in de mediasector zal leiden tot crisis van de democratie. Het meest gekende voorbeeld in deze context is Silvio Berlusconi. Met zijn mediaimperium Mediaset heeft hij directe controle over het gros van de televisie-industrie in Italië. Bovendien had Berlusconi als regeringsleider ook invloed op de publieke kanalen. Berlusconi werd er dan ook meermaals van beschuldigd dat hij de Italiaanse media gebruikte om zijn eigen machtspositie te vrijwaren en te versterken. Zo werden er bijvoorbeeld heel wat journalisten ontslagen nadat ze zich kritisch hadden uitgelaten over Berlusconi (Anderson & McLaren, 2012; Barber, 2006).
! 18
Ook in Vlaanderen doet mediaconcentratie zich de laatste jaren op een manifeste wijze voor. Met de overname door De Vijver Media van de SBS-zenders VT4 en Vijftv (nu VIER en VIJF) kwamen het productiehuis Woestijnvis, het weekblad Humo en de zender VIER letterlijk in dezelfde ‘Vijver’ terecht (VRM, 2012). Op 17 juni 2014 werd vervolgens aangekondigd dat Telenet het aandeel van Sanoma overneemt en daarbij ook extra kapitaal investeert in De Vijver Media. Het is de eerste keer in België dat een distributeur en een zender en productiehuis op die manier samenwerken (De Morgen, 2014b). In de krantensector beslisten Corelio en Concentra dan weer om de krachten te bundelen in Het Mediahuis waardoor nieuwsmerken als De Standaard, Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg bij elkaar werden gebracht. Door deze samenwerking kent Vlaanderen slechts twee krantengroepen (VRM, 2013).
! Met concentratie wordt dus verwezen naar het proces waarbij steeds minder ondernemingen deel uitmaken van een bepaalde markt. Omgekeerd brengt dit met zich mee dat de gemiddelde onderneming steeds groter wordt (Mcquail & Siune, 1998). De definitie die Picard (1989, p. 33) geeft voor dit fenomeen sluit hier bij aan. Hij omschrijft concentratie als “the degree to which the largest companies control production, employment, or other indicators of size in an industry in a market”. Ook Biltereyst (2006, p. 213) geeft een soortgelijke definitie. Hij stelt dat concentratie de mate meet waarin bedrijven in een bepaalde markt de productie, distributie, werkgelegenheid en dergelijke meer controleren.
! Uit deze definitie blijkt dus duidelijk dat concentratie een fenomeen is dat zich niet enkel voordoet in de mediasector, maar tevens in andere takken van de economie. Toch is het enorm belangrijk dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen concentratie binnen de mediasector en binnen andere industrieën. In de mediasector treft men naast de economische bekommernissen immers ook een belangrijke politieke en een sociale dimensie aan. Mediabedrijven zijn namelijk niet alleen actief op de markt van goederen, maar ook op de markt van ideeën (De Brabander, 2007; Picard, 1988, p. 61-62). Mediaconcentratie kan dus niet enkel leiden tot nadelen op economisch vlak, maar ook op het vlak van de verscheidenheid van opinies en de toegang tot verschillende mediakanalen. Concentratie kan in de mediasector bijgevolg verregaande gevolgen met zich mee brengen: het kan de waarden, ideeën en de politiek van een individu of een groep beïnvloeden. De media beschikken immers over de macht om een bepaalde visie, voorkeur of opinie te verspreiden (Baker, 2007, p. 6-7).
! 19
1.2. Soorten concentratie
! In de context van concentratie is het belangrijk om te focussen op de verschillende manieren waarop bedrijven tot een samenwerking kunnen overgaan. We kunnen daarbij een onderscheid maken tussen fusie en integratie.
! We spreken van een fusie wanneer een onderneming in een andere opgaat. De Bens en Raeymaeckers (2007, p. 61-62) onderscheiden voor de dagbladsector drie mogelijke scenario’s. In het meest extreme scenario wordt een krantengroep opgekocht door een andere groep en wordt de titel van de gekochte groep onmiddellijk opgegeven. Ze geven hierbij het voorbeeld van La Gazette de Liège die als zelfstandige titel uit de markt verdween nadat ze werd overgenomen door La Libre Belgique in 1976. Dit is echter een uitzondering. In de meeste gevallen koopt een krantengroep een titel op en laat men deze als kopblad gedurende een aantal jaren verschijnen. Na enkele jaren wordt deze titel dan alsnog opgeheven. Als voorbeeld geven ze Het Volk dat in 1994 een kopblad werd van Het Nieuwsblad en in 2008 werd opgeheven. Het valt af te wachten of er titels van het nieuw gevormde Mediahuis slachtoffer zullen worden van deze politiek. Tot slot is het ook mogelijk dat een krantengroep eigenaar wordt van een bepaalde titel, maar dat deze opgekochte titel haar redactionele en ideologische autonomie blijft behouden. Als illustratie kunnen we verwijzen naar de periode waarin Humo deels in handen was van De Vijver Media, de holding achter Woestijnvis en de zenders VIER en VIJF. De redactie van Humo werd toen overgeplaatst naar Vilvoorde waar Woestijnvis actief is, maar er werd verzekerd dat de redacties van Woestijnvis en Humo volledig onafhankelijk van elkaar zouden blijven werken. Integratie verwijst volgens de Bens en Raeymaeckers (2007, p. 62) dan weer naar “vormen van bundeling van macht, participatie van de ene groep in de andere, zodat een controle in die groep wordt bereikt. Bij fusie staat eigendomsstructuur centraal en bij integratie machtsverhoudingen, namelijk in hoeverre een bepaalde groep gedeeltelijke controle verwerft over de activiteiten van een andere groep.”
! Naast het onderscheid tussen fusie en integratie kunnen we ook een onderscheid maken tussen drie vormen van concentratie: horizontale, verticale en diagonale concentratie (Doyle, 2013). Horizontale concentratie is een concentratie van ondernemingen die op hetzelfde niveau actief zijn. Met andere woorden, horizontale concentratie doet zich voor wanneer een mediabedrijf controle verwerft over een concurrent die zich binnen hetzelfde marktsegment bevindt (Doyle, 2013, pp. 40-45). De samenwerking tussen Concentra en Corelio die resulteerde in de vorming van Het 20
Mediahuis is een voorbeeld van horizontale concentratie. Verticale concentratie doet zich voor wanneer ondernemingen uit verschillende marktsegmenten overgaan tot een fusie (Doyle, 2013, pp. 48-50). Zo groepeert De Vijver Media binnenkort het productiehuis Woestijnvis, kabelmaatschappij Telenet en de zenders VIER en VIJF. Een volledig verticaal geïntegreerd bedrijf bezit bijvoorbeeld zijn eigen papiermolen, heeft zijn eigen journalisten, doet zijn eigen typesetting, heeft zelf drukpersen en doet ook de distributie naar de klanten toe (Doyle, 2013, pp. 45-48). Tot slot kan er ook sprake zijn van diagonale concentratie. Deze vorm van concentratie, die ook wel kruisparticipatie of cross-ownership wordt genoemd, is eigenlijk een specifieke vorm van horizontale concentratie en wordt sterk in de hand gewerkt door de toenemende convergentie tussen de verschillende mediasectoren. In deze situatie zal een bedrijf meer dan één medium binnen dezelfde bedrijfskolom controleren (Doyle, 2013, pp. 37-38). Hierbij zal een mediabedrijf bijvoorbeeld eigenaar zijn van een weekblad en een televisiestation. Deze vorm van concentratie biedt een enorm interessante strategie voor mediabedrijven om hun eigen programma’s en merchandising op de eigen media-outlets te promoten. Het laat een media-onderneming dus optimaal genieten van synergie-effecten (Chan-Olmsted & Chang, 2003). We zien dan ook dat de grote mediaspelers, zoals bijvoorbeeld De Medialaan in Vlaanderen, op verschillende domeinen (televisie, radio, tijdschriften, dagbladen) actief zijn.
! 1.3. Drijvende krachten achter concentratie
! Volgens Doyle (2013, p. 36) zijn globalisering en convergentie, twee trends die zich midden jaren 90 hebben doorgezet, belangrijke oorzaken van het concentratieproces. Als gevolg van globalisering zijn de traditionele grenzen van mediamarkten immers weggevallen waardoor er internationale concurrentie ontstond waarbij lokale media niet meer beschermd werden tegen buitenlandse spelers (Deuze, 2004). Daarnaast heeft ook het convergentieproces er toe bijgedragen dat de grenzen tussen de traditionele media werden afgebroken. Op die manier ontstonden er geïntegreerde media conglomeraten die actief waren op verschillende domeinen (Doyle, 2013, p. 36). Meer concreet gaf technologische convergentie aanleiding tot economische en structurele convergentie, wat op zijn beurt zorgde voor de groei van media-ondernemingen (McAllister & Proffitt, 2009). Dit wordt bevestigd door Jenkins (2004, p. 34) die zegt dat convergentie van de media meer is dan alleen een technologische verschuiving. Convergentie verandert de relatie tussen de bestaande technologieën, industrieën, markten, genres en doelgroepen. Mediaconcentratie is bijgevolg een bijproduct van convergentie (Noam, 2008). Globalisering en convergentie hebben op die manier de trend richting 21
concentratie en cross-media ownership kracht bij gezet met de groei van geïntegreerde conglomeraten (Time Warner/AOL, Pearson, Bertelsmann) die hun de activiteiten verspreiden over meerdere sectoren van de media-industrie (Doyle, 2013, p. 36).
! Volgens Mcquail en Siune (1998) was ook het politiek klimaat van de jaren 80, richting liberalisering en privatisering van de communicatiesector, een belangrijke drijfveer voor het concentratieproces. De politiek van de Europese Unie in de jaren 80 was gericht op het uitbreiden van de vrijhandelszone en het afbouwen van concurrentiebeperkingen. Deze politiek kende heel wat consequenties voor overheidsbedrijven maar ook voor mediabedrijven. Ook Murdock (1990, p. 13) ziet de afgezwakte regulering als de belangrijkste drijfveer voor de concentratiegolf. Hij stelt dat de beperkingen op het vlak van de concentratie van eigendom in de jaren 80 enorm zijn afgezwakt en dat de overheidsregulering stilaan geëvolueerd is naar een mechanisme die de belangen van de corporaties beschermt en promoot. Horwitz (2005, p. 181) en McChesney (1999, p. 20) sluiten zich hierbij aan en merken een sterke verzwakking van mediaregulering op die de mogelijkheden tot concentratievorming ondersteunen.
! Globalisering, convergentie en het politieke klimaat van de jaren 80 waren dus belangrijke krachten achter het concentratieproces. Voor media-ondernemingen waren fusies en overnames bovendien zeer interessant omwille van de de synergetische effecten die hiermee gepaard gaan (Doyle, 2013). Bagdikian (2000, p. xix) definieert synergie als “a combination of two or more forces that creates a result greater than the sum of the individual parts”. McAllister (2000, p. 109) stelt dat synergie een groot voordeel oplevert voor mediabedrijven in die zin dat alle onderdelen met elkaar kunnen interageren en zodoende elkaar kunnen versterken. Synergie zorgt echter ook voor heel wat bezorgdheid. Volgens Proffitt (2007, p. 69) zorgen mediaconcentratie en zijn synergetische effecten ervoor dat de public service gedachte en de notie van diversiteit volledig naar de achtergrond wordt verwezen. Evens (2013) voegt hieraan toe dat synergie-effecten eventueel op korte termijn een voordeel kunnen bieden, maar dat het geen langetermijn oplossing biedt voor de uitdagingen waarmee de schrijvende pers geconfronteerd wordt. De dalende cijfers van kranten die in grote mediagroepen geïntegreerd zijn, tonen dit aan.
! Toch kennen we met de oprichting van Het Mediahuis een enorm sterke concentratie in de Vlaamse dagbladsector. Doordat Corelio (uitgever van De Standaard en Het Nieuwsblad) en Concentra (uitgever van de regionale kranten Het Belang van Limburg en Gazet van Antwerpen) sinds oktober 22
2013 hun krachten bundelen in Het Mediahuis blijven er in Vlaanderen slechts twee krantenuitgevers over (VRM, 2013). Waarom voltrok deze evolutie zich? Een dagblad richt zich tot twee markten: de lezersmarkt en de adverteerdersmarkt. Hoe meer lezers men heeft, hoe aantrekkelijker men voor de adverteerders wordt. Dit wordt de oplage-reclamespiraaleffect genoemd. Daarnaast kennen de dagbladondernemingen een zeer rigide kostenstructuur omwille van de hoge first copy cost (de kostprijs voor de productie van één enkel exemplaar van een krant) die relatief groot zijn vergeleken met de reproductiekosten (De Bens & Raeymaeckers, 2007, p. 105; McQuail, 2005, p. 226). Een grote personderneming kent op dit vlak voordelen en dit zorgt ervoor dat kleine ondernemingen gedoemd zijn om te worden opgenomen in een grotere mediaonderneming (Doyle, 2002, pp. 13-14)
! ! 2. Bezorgdheid
! 2.1. De maatschappelijke rol van media
! Omtrent de maatschappelijke rol van media kunnen er twee traditionele pistes worden onderscheiden. Aan de ene kant situeren we de liberale strekking die stelt dat de pers haar maatschappelijke waakhondfunctie enkel maar kan vervullen binnen het vrije marktmodel. De pers wordt hier gezien als de vierde macht die een forum moet bieden ten aanzien van de burgers en een waakhond is van de democratie. Een noodzakelijke voorwaarde voor het vervullen van deze taak is persvrijheid en de volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de staat (De Bens & Raeymaekers, p. 64). Overheidsinmenging wordt binnen deze visie dus zo veel mogelijk vermeden (Van Gompel & Biltereyst, 1998). Concentratie wordt binnen dit model bovendien niet gezien als problematisch omdat men vertrouwt op de accountability en de deontologie van de journalisten en uitgevers die diversiteit en pluralisme in hun aanbod waarborgen (De Bens, 2002, p. 5).
! Tegenover deze visie staat de kritische theorie die haar oorsprong vond in het marxistische gedachtengoed. Binnen deze visie gelooft men niet in de werking van de vrije markt en stelt men dat de toegang tot de pers eenvoudiger is voor de economische elite en sterkere politieke partijen. De pers is op die manier afhankelijk van de politieke en economische elite, terwijl ze eigenlijk een instrument van controle zou moeten zijn ten opzichte van de politiek en de samenleving (De Bens & 23
Raeymaekers, p. 64). De politiek-economische denkpiste (onder meer Murdoch en Bagdikian) sluit aan bij deze marxistische visie. Zij zijn ervan overtuigd dat de onderworpenheid aan de vrije markt leidt tot een geconcentreerde pers die enkel maar de dominante opinie in de samenleving verkondigt, waardoor het pluralisme ondermijnd wordt. Deze theorie kent dus wel een rol toe aan de overheid in die zin dat ze actief moet meewerken aan de uitbouw van een pluralistische pers die uiting kan geven aan zoveel mogelijk opinies in de samenleving (De Bens, 2002, p. 5).
! Een aantal auteurs (onder meer Picard en Curran) nuanceren deze twee tegenpolen in een zogenaamde ’derde weg’. Deze derde weg kan worden gesitueerd tussen het radicaaldeterministisch deken van het kritisch marxistisch model en het blinde vertrouwen in de werking van de vrije markt. De vrije markt wordt hier namelijk niet als oorzaak voor een verschraling van de media gezien zoals bij de kritische theorieën. Toch erkent men dat de vrije markt ook negatieve neveneffecten met zich kan meebrengen en dat de pers niet aan zijn lot mag worden overgelaten. De derde weg hecht dan ook veel belang aan de zorgplicht van de overheid (anti-trustwetgevingen, ownershipwetgevingen, indirecte en directe subsidiesystemen,…) (De Bens, 2002, p. 5).
! Wanneer we dieper ingaan op de bezorgdheid en het debat over de wenselijkheid van concentratie is het belangrijk dat we een onderscheid maken tussen concentratie binnen de mediasector en binnen andere markten. Zoals reeds aangehaald treft men in de mediasector naast de economische bekommernissen namelijk ook een belangrijke politieke en een sociale dimensie aan. Concentratie kan in de mediasector dus verregaande gevolgen met zich mee brengen: het kan de waarden, ideeën en de politiek van een individu of een groep beïnvloeden. De media beschikken namelijk over de macht om een bepaalde visie, voorkeur of opinie te verspreiden (Baker, 2007, p. 6-7; Anderson & McLaren, 2013). In andere markten hanteert men voornamelijk economische en juridische criteria om te bepalen of de concentratiegraad wenselijk is. In de mediasector ligt dit anders. We hebben reeds aangegeven dat media een sterke invloed uitoefenen op onszelf en sociale en politieke omgeving waarbinnen we leven, waardoor het absoluut noodzakelijk is dat er een zekere diversiteit van opinies aan bod komt (De Brabander, 2007). De beperkingen die vanuit economische overwegingen worden opgelegd zijn hierbij niet voldoende om een pluriform medialandschap te garanderen (Bagdikian, 2000; Grisold, 1996).
! ! ! 24
2.2. Pluralisme en diversiteit
! Mediaconcentratie kent een overwegend negatieve connotatie. Wanneer men spreekt over de aanwezigheid van mediaconcentratie, gaat dit vaak hand in hand met bezorgdheid. Waar komt deze bezorgdheid nu vandaan? Deze vloeit vooral in vele gevallen voort uit een bekommernis over het teloorgaan van pluralisme en diversiteit. Vooraleer we overgaan tot het bespreken van de gevolgen van mediaconcentratie, geven we eerst kort duiding bij deze twee concepten.
! Doyle (2002, pp. 11-2) maakt een onderscheid tussen intern en extern pluralisme. Extern pluralisme verwijst naar de diversiteit van media-eigenaars, weerspiegeld door een veelheid aan onafhankelijke en autonome media. Intern pluralisme verwijst dan weer naar de diversiteit van inhoud. Daarom vereist het idee van pluralisme zowel een diversiteit van media-inhoud als een diversiteit aan mediaeigenaars. Pluralisme verwijst dus naar media waarin een veelheid aan opinies aan bod komt (Hallin & Mancini, 2004, p. 29). Het verdwijnen of fuseren van uitgesproken opiniedagbladen kan dus leiden tot een verschraling van het pluralisme. Pluralisme kan ook vanuit culturele hoek worden benaderd. Doyle (2002, p. 12) definieert cultureel pluralisme als het tot uitdrukking komen van een verscheidenheid aan culturen in de media die de diversiteit van de samenleving reflecteren. Mediapluralisme draait dus om de aanwezigheid van verschillende en onafhankelijke stemmen en van verschillende politieke opvattingen en representaties van cultuur binnen de media.
! Een tweede belangrijke concept in het debat omtrent mediaconcentratie is diversiteit. Van Cuilenburg (1999, p. 108) maakt hierbij een onderscheid tussen reflectieve en open diversiteit. Reflectieve diversiteit verwijst naar de media als spiegel van de samenleving waarbij de bestaande voordeuren van deze samenleving proportioneel gereflecteerd worden in de media. Open diversiteit verwijst naar een situatie waarbij de media alle opvattingen en stromingen in de samenleving een gelijke toegang verlenen. Tot slot bestaat er ook nog structurele diversiteit. Dit concept verwijst naar de grootte van het media-aanbod waaruit de consument kan kiezen. Wanneer concentratie leidt tot redactionele synergie, dan verkleint de structurele diversiteit (Demers, 2002). Wanneer de verschillende titels die deel uitmaken van Het Mediahuis artikels uitwisselen, dan zou dit de structurele diversiteit dus niet ten goede komen. In de volgende paragraaf (2.3.3.) zullen we dieper ingaan op de gevolgen van mediaconcentratie voor diversiteit en pluralisme.
! ! 25
2.3. Gevolgen van mediaconcentratie
! Mediaconcentratie kan vanuit verschillende invalshoeken worden benaderd. Over het algemeen kunnen we twee benaderingen onderscheiden. Vanuit economische hoek wordt voornamelijk nagegaan hoe de verhoudingen liggen tussen de verschillende spelers op de markt. Daarnaast onderscheiden we een democratische benadering die de nadruk legt op het belang van pluralisme, diversiteit en objectiviteit van de media-inhoud (VRM, 2013).
! 2.3.1. Financieel-economische gevolgen
! Het concentratieproces draagt over het algemeen een negatieve connotatie met zich mee. Desondanks zijn er ook auteurs die dit fenomeen vanuit een positieve invalshoek benaderen. Vanuit liberale hoek wordt mediaconcentratie gezien als een neveneffect van de vrije markt (Picard, 1998 geciteerd in De Bens & Raeymaeckers, 2007, p. 67). Binnen deze strekking kennen de voordelen die aan concentratie worden toegeschreven voornamelijk een financiële economische grondslag. Zo worden de kapitaalinjecties die worden gerealiseerd door overnames gezien als een mogelijkheid om de kwaliteit, redactionele bezetting en dergelijke te verbeteren. Bovendien zouden fusies tot een betere efficiëntie, een uitbreiding van geografische of productenmarkten leiden (Compaine, 2000, p. 564). Ook Trettenbein (1993 geciteerd in De Bens & Raeymaeckers, 2007, p. 65) focust zich op de financieel economische voordelen van het concentratieproces. Concentratie leidt volgens hem tot schaalvergroting en verlaging van de productiekosten, waardoor de first copy costs dalen en het aantal verkochte nummers stijgt en de concurrentiepositie wordt verstevigd, omdat men via concentratie in de oplage- reclame spiraal terechtkomt. Bovendien kunnen zwakke kranten of mediagroepen, die niet in een oligopolische markt kunnen overleven, via samenwerking of fusie alsnog een overlevingskans krijgen. Zo bood De Persgroep in 1989 een structurele oplossing aan De Morgen, dat toen op de rand van het faillissement stond. Daarnaast zou een fusie ook tot meer redactionele mogelijkheden leiden, door de aanwezigheid van meer middelen en knowhow. Ook Rattner (1998, p. 13) is deze mening toegedaan en stelt dat fusies zorgen voor het nodige kapitaal voor een media-onderneming om zijn activiteiten te optimaliseren. Grotere groepen hebben meer knowhow en middelen, waardoor ze kwalitatief hoogstaande producten kunnen afleveren en beter in staat zijn om zich aan te passen aan de veranderen omgeving. Een PEJ studie van 2003 nuanceert deze redenering. Deze studie toonde immers aan dat een sterke concentratie van eigendom van lokale televisie door een paar grote bedrijven de kwaliteit van het nieuws dat door de Amerikanen 26
ontvangen wordt zal doen afnemen. Een andere bevinding uit de PEJ studie toonde aan dat kleinere mediagroepen kwalitatief hoogstaander nieuws produceren dan televisiestation die deel uitmaken van een grotere media-onderneming (Rennhoff & Wilbu, 2013).
! Ook McChesney (2001), Bagdikian (2000) en Klinenberg (2005, p. 48) counteren de voordelen die worden aangehaald vanuit liberale hoek. Het concentratieproces wordt volgens hen sterk gedreven door het streven naar winst. Dit kan ertoe leiden dat commerciële motieven in sterke mate het beleidsproces binnen mediaorganisaties zullen bepalen. Zo zal men bijvoorbeeld werken met een kleine redactie, die bovendien cross-mediaal moet werken, wat de kwaliteit van de journalistiek absoluut niet bevordert. Sánchez-Tabernero en Carvajal (2002, p. 21-22) leggen de nadruk op het belang van de aanwezigheid van verschillende mediaspelers en concurrentie. Ze verwijzen hiervoor naar Adam Smith die stelde dat vrije concurrentie tussen bedrijven zorgt voor producten en diensten van hoge kwaliteit tegen een lagere prijs. In deze context werd door Fu (2003) aangetoond dat de concentratie van media-eigendom zorgt voor de reducties in directe concurrentie en hogere prijzen (Chandra and Collard-Wexler, 2009). Het concentratieproces zorgt er inderdaad voor dat mediabedrijven groeien, maar volgens Sánchez-Tabernero en Carvajal (2002, p. 84-87) is dat niet altijd wenselijk is. Zo zullen bedrijven die groeien minder gespecialiseerd en vervolgens ook minder efficiënt worden. Bovendien legt een groeiproces een enorme druk op de bestaande structuur. Zo merken de auteurs op dat bedrijven die groeien vaak logge, bureaucratische instanties worden en dat overnames, door de grote kostprijs, vaak financiële problemen met zich meebrengen door een toename van schulden. Zo kende De Vijver Media, de mediagroep die in 2011 de commerciële omroep SBS (VIER en VIJF) overnam heel wat financiële problemen waardoor er gezocht moest worden naar nieuwe partners (De Tijd, 2013). Lamers (2002) is het hier niet mee eens en gaat er vanuit dat een media-onderneming gedoemd is om te groeien aangezien ze met een pak vaste kosten zit. De enige weg daarvoor is diversificatie: niet alleen kranten uitgeven, maar ook tijdschriften, investeren in radio, televisie, internet, enzovoort.
! Ook Picard (1998 geciteerd in De Bens & Raeymaeckers, 2007, p. 67) is van mening dat het voor mediaorganisaties noodzakelijk is om te groeien aangezien het voor kleine ondernemingen onmogelijk is om te concurreren tegen grotere concurrenten. Indien ze dit wel doen, is men verplicht om wegens een gebrek aan middelen te besparen op inhoud, wat op zijn beurt negatief is voor de kwaliteit en diversiteit ervan. Op die manier speelt het concentratieproces in de kaart van kleine ondernemingen, omdat een fusie of een overname ervoor kan zorgen dat er een 27
kapitaalinjectie plaatsvindt, wat op zijn beurt positieve gevolgen heeft voor de redactionele inhoud. Bovendien leidt concentratie tot heel wat schaalvoordelen. Zo daalt de stukprijs omdat er grotere volumes worden geproduceerd. Ook de transactiekosten dalen wanneer er sprake is van verticale concentratie.
! Vanuit liberale hoek worden fusies en overnames dus voornamelijk gemotiveerd met economische argumenten. Volgens Evens (2013) is deze economische wenselijkheid echter twijfelachtig: ”Met synergiën kan je de huidige cijfers misschien tijdelijk opkrikken, maar het biedt geen langetermijnoplossing voor de uitdagingen waarmee de schrijvende pers geconfronteerd wordt. De tanende cijfers van kranten die zowel in binnen- als buitenland in grote groepen geïntegreerd zijn, tonen dit aan”.
! 2.3.2. Impact op de objectiviteit?
! Grote media-eigenaars zijn volgens Doyle (2002, p. 18) in staat om een sterke invloed uit te oefenen op de redactionele inhoud, zodat vooral de belangen van de eigen groep in een positief daglicht worden geplaatst. Zo hebben Curran en Seaton (1997, pp. 72-77) in hun onderzoek in GrootBretagne sterke aanwijzingen vastgesteld van redactioneel ingrijpen. Murdock (1990, p. 7) sluit zich aan bij Doyle en stelt dat media-eigenaren zich in de mogelijkheid bevinden om controle uit te oefenen op de the symbolic environment. Ook Ghiglione (2008, p. 72) is deze mening toegedaan en ziet Rupert Murdoch, de eigenaar van News Corp., als een ideaal voorbeeld om dit te illustreren. Er werd bijvoorbeeld aangetoond dat The New York Post en TV Guide, beiden onderdeel van Murdoch’s News Corp., de programma’s van Fox, ook onderdeel van News Corp., telkens in een opvallend positief daglicht plaatsen. We kunnen dit laatste voorbeeld ook extrapoleren naar Vlaanderen, waar productiehuis Woestijnvis tot voor kort een aandeel had in het televisie-blad Humo. Nog voor Humo en Woestijnvis deel uitmaakten van De Vijver Media werden beide merken al aan elkaar gelinkt. Toen ze beide deel uitmaakten van dezelfde mediaorganisatie konden er twijfels worden geuit wanneer Humo programma’s van Woestijnvis recenseerde of schermgezichten van VIER uitgebreid aan het woord liet. Alger (1998) sluit zich hierbij aan en wijst erop dat mediaeigenaars invloed kunnen uitoefenen op de redactionele inhoud, waardoor voornamelijk de belangen van de eigen groep aan bod komen.
! 28
Bagdikian (2000, p. 47) spreekt in deze context over zogenaamde sacred cows. Sacred cows zijn bepaalde ondernemingen of personen over wie men negatieve berichtgeving ten zeerste zal vermijden omwille van hun relaties met het mediabedrijf. Ook Gitlin (1998, p. 5-6) is ervan overtuigd dat journalisten minder kritisch zullen zijn voor bedrijven die verweven zitten in het web van het moederbedrijf. Bagdikian (2000; 2007, p. 80) wijst er verder op dat het gevaar van mediaconcentratie vooral ligt in het feit dat het gaat om een concentratie van economische, politieke en sociale macht. Op die manier komt men in situatie terecht waarbij een selecte groep van mediaondernemingen de controle heeft over datgene wat we lezen, zien en horen. Tracy (2008 p. 249) spreekt in deze context over de mogelijkheid tot agenda-setting van grote media corporations. De agendasettingtheorie houdt in dat de macht van de media ligt in de selectie van onderwerpen waarover ze berichten. De media bepaalt daarbij niet hoe we denken, maar wel waarover we denken. In die zin kan het dus een gevaar zijn wanneer er een sterke concentratie heerst in het medialandschap.
! 2.3.3. Impact op pluralisme en diversiteit?
! To serve the publics right to know, competition must exist in the marketplace of ideas (McManus, 1996).
! Academisch onderzoek over de impact van media-eigendom gaat terug tot Steiner (1952). Hij toonde aan dat gemeenschappelijke kijkersvoorkeuren ten aanzien van soorten programma kan resulteren in een situatie waarbij het enkel de meerderheid is die zal bepalen welke programma’s worden aangeboden, zonder daarbij gehoor te geven aan de voorkeur van de minderheid. Stel, er zijn twee televisiestations en twee programmatypes. Wanneer één van deze programmatypes de voorkeur geniet van twee derde van het publiek, dan zullen beide televisiestations dit programmatype uitzenden. Het aantrekken van de helft van het grotere publiek is immers winstgevender dan het aantrekken van het volledige kleinere publiek. Zo’n situatie zorgt voor homogenisering en vervlakking van het programma-aanbod.
! De kritiek die wordt geuit ten aanzien van mediaconcentratie vloeit meestal voort uit zorgen omtrent een gebrek aan pluralisme en diversiteit. Doyle (2002, p. 13) is over dit punt duidelijk: hij gaat uit van een negatieve correlatie tussen concentratie en pluralisme. Hoe sterker de mediaconcentratie, hoe minder pluralisme. Hoe hoger de mediaconcentratie, des te minder 29
aanbieders er zijn, wat op zijn beurt negatief is voor het pluralisme in het aanbod. Als gevolg van mediaconcentratie daalt de variëteit aan autonome en onafhankelijke mediaorganisaties aanzienlijk, waardoor de stem van bepaalde groepen niet meer aanwezig is in het media-aanbod.
! George (2007) deelt deze mening niet en toont aan dat zowel de differentiatie als de variatie van topics die aan bod komen in kranten toenemen als gevolg van mediaconcentratie. Wanneer producten enigszins onderling vervangbaar zijn, hebben ze de neiging om elementen over te nemen van elkaar. Een veelheid aan media-eigenaars en een sterke concurrentie kan dus zorgen voor sterk homogene content. De gezamenlijke productie van meerdere producten, als gevolg van bijvoorbeeld fusies en overnames, zorgt ervoor dat deze overname van content wordt geïnternaliseerd. Bijgevolg kan mediaconcentratie zorgen voor een toename in variëteit. Fusies en overnames, zoals bijvoorbeeld de oprichting van Het Mediahuis, leiden niet noodzakelijk tot een daling van de variëteit. Media-ondernemingen, die meerdere mediaproducten in hun portefeuille hebben, zijn volgens haar gemotiveerd om deze producten sterk van elkaar te laten variëren. Een toename van mediaconcentratie leidt op die wijze tot een grotere variëteit. Wanneer deze gedachtegang wordt gevolgd, dient men zich in het geval van Het Mediahuis geen zorgen te maken over vervlakking en homogeniteit van de content.
! Berry & Waldfogel (2001) sluiten zich voor een deel aan bij de gedachtegang van George. Mediaondernemingen die een hele reeks aan producten in hun portefeuille hebben zitten, willen vermijden dat de eigen producten met elkaar concurreren. Bijgevolg zal er men er proberen voor te zorgen dat de eigen producten zich onderscheiden van elkaar. Bovendien zorgen fusies en overnames voor kostreducties, waardoor er extra middelen vrijkomen om te investeren in nieuwe producten, wat op zijn beurt zorgt voor product-variëteit. Anderzijds houden Berry & Waldfogel (2001) ook rekening met de mogelijkheid dat een media-onderneming bepaalde producten uit de markt haalt of bij elkaar voegt om de onderlinge concurrentie tussen eigen producten te doen dalen. Het is dus goed mogelijk dat de kranten die deel uit maken van Het Mediahuis zich meer dan ooit van elkaar zullen onderscheiden. Anderzijds is het ook mogelijk dat men beslist om bepaalde kranten bij elkaar te voegen om zodoende de onderlinge concurrentie te verminderen.
! Maich (2006, p. 45) is ervan overtuigd dat concentratie absoluut noodzakelijk is om het voortbestaan van de media-industrie te verzekeren. Een medialandschap met een veelheid aan mediastemmen is voor hem immers een utopie. Bovendien zijn het volgens hem net de grote 30
mediaconglomeraten die ongeremd kritisch kunnen zijn. Kritiek ten aanzien van personen en bedrijven leidt immers vaak tot serieuze schadeclaims en het zijn enkel deze grote conglomeraten die zich tegen deze schadeclaims kunnen weren.
! Proffitt (2007, p. 80) vat de problematiek als volgt samen: indien men stelt dat de media als vierde macht een vooraanstaande rol speelt binnen een democratie, dan is de concentratie van informatieverspreiding in handen van slechts enkele ondernemingen alarmerend [eigen vertaling]. Hij is ervan overtuigd dat mediaconcentratie ervoor zorgt dat de public service gedachte en de notie van diversiteit ver op de achtergrond belandt en dat men zich voornamelijk zal focussen op het realiseren van synergie-effecten met als doel het optimaliseren van de winst (Proffitt, 2007, p. 65). Eén van de belangrijkste drijfveren achter het concentratieproces is immers het maken van winst, waardoor commerciële motieven de bovenhand krijgen op kwaliteit (Klinenberg, 2005, p. 48). Met het oog op winst- en publieksmaximalisatie gaat men het mediaproduct meer en meer afstemmen op de wil van het publiek, en dit met zo weinig mogelijk middelen (Meyer & Hinchman, 2002, p. 35). De trend richting tabloidisering duidt deze evolutie mooi aan (Baker, 2007, p. 36).
! Evens (2013) benadrukt de belangrijke rol die de media spelen in onze democratische samenleving. Media hebben immers de opdracht om toe te zien op de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. In die zin spreekt men dan ook van de media als ‘vierde macht’. Volgens hem heeft media als waakhond de taak om de verschillende meningen en visies in de samenleving een forum te geven. Ruotolo (1988, p. 118-119) deelt deze mening. Hij stelt dat homogenisering van de media een bedreiging vormt voor de functionering van de samenleving. De afwezigheid van pluralisme van informatie kan verregaande gevolgen hebben aangezien burgers voor een groot deel afhankelijk zijn van de media voor informatie over politieke en sociale omgeving. Ook Bagdikian (2000, p. 80) is gekant tegen het concentratieproces en benadrukt de rol van diversiteit en pluralisme. Hij is van mening dat burgers vrij moeten zijn om keuzes te maken tussen informatie en ideeën.
! Baker (2002, p. 36) vat het als volgt samen: men moet kijken naar het doel dat een mediaonderneming voor ogen heeft. Willen ze winst maken of willen ze investeren in kwaliteit? In het laatste geval kan een krant die over een monopoliepositie beschikt een gemeenschap beter dienen dan verschillende kranten die in een hevige concurrentiestrijd verwikkeld zijn. Stevige concurrentie kan er volgens hem immers toe leiden dat elke mediaspeler gelijkaardige content produceert. Ook Rogers (2009, p. 134) stelt dat er een middenweg moeten worden gezocht, aangezien zowel 31
concentratie als concurrentie negatieve gevolgen voor diversiteit en pluralisme kunnen voortbrengen. Bovendien is een hevige concurrentiestrijd en concurrentie ook ongewenst voor bedrijven die niet betrokken worden in de overname. Zo kan een fusie tussen bedrijven ervoor zorgen dat andere, kleinere bedrijven uit de markt worden geduwd.
! Enerzijds worden de media gezien als een waakhond van de democratie. Ze moeten met kritische ogen kijken naar de maatschappij en ze moeten de burgers voorzien van objectieve informatie. Anderzijds is het medialandschap sterk onderhevig aan een commerciële marktlogica waardoor de onafhankelijke werking van de media vaak gehinderd wordt (Doyle, 2009 & Picard, 2004). Deze dualiteit is één van de drijvende krachten achter het geconcentreerd medialandschap bestaande uit enkele grote conglomeraten in handen van enkele invloedrijke, kapitaalkrachtige spelers (Murdock, 2001). Zulke dominante mediabedrijven bepalen niet alleen de beeldvoering in de media, maar kunnen daarnaast de reeds bestaande representaties in de media in stand houden of versterken (Albarran, 2010). De vraag is of de media in zo’n situatie in staat zijn om zijn democratische waakhondfunctie te vervullen en of er sprake is van voldoende pluralisme in het media- aanbod.
! Naast het concentratieproces vormt ook de toegenomen commercialisering van de media een bedreiging voor pluralisme en diversiteit in het media-aanbod. Media-ondernemingen opereren in een ‘dual-product’-markt. Enerzijds produceren ze media-inhoud die ze verkopen aan een zo ruim mogelijk publiek, anderzijds kunnen ze dat publiek dan weer verkopen aan adverteerders, die zoveel mogelijk koopkrachtige individuen trachten te bereiken. Het merendeel van de media halen hun inkomsten uit reclame, maar de reclamekoek blijft niet groeien. Bijgevolg is het dus belangrijk om commercieel interessant te zijn voor de adverteerder. Een verregaande commercialisering leidt echter vaak tot een homogenisering van het aanbod en een verlies aan diversiteit (Picard, 1998, p. 26). Verschillende studies (Hagen, 1999; Heinrich, 1994, De Wurff & Van Cuilenburg, 2000) bevestigen dit en hebben aangetoond dat de komst van nieuwe commerciële televisiestations marktconformiteit in de hand werkt. In plaats van te mikken op diversiteit, zal men datgene aanbieden dat gewenst wordt door de meerderheid.
! Media-inhoud moet dus een zo groot mogelijk publiek bereiken. Dit gaat echter vaak gepaard met vervlakking en homogenisering van deze inhoud. De huidige marktstructuur zorgt er dus voor dat de mediagroepen gelijkaardige content voortbrengen (Stetka, 2012, pp. 438-439). Ook op de Vlaamse dagbladenmarkt zet deze tendens zich door. In de verschillende kranten vinden we vaak 32
grotendeels hetzelfde nieuws terug en worden artikels letterlijk van elkaar overgenomen. Het gevolg van deze situatie is dat kleinere, alternatieve groepen geen kans krijgen om hun visie via de massamedia te verspreiden, aangezien de marktstructuur dit niet toelaat (Doyle, 2013). Noam (2009) is dan ook bezorgd dat de concentratietendens zich steeds verder gaat zetten zodat men in een situatie gaat komen waarbij de media is dominated by a few relatively focused integrator firms that put together elements provided by numerous smaller specialist firms” (Noam, p. 6). Aan deze marktstructuur zijn dus heel wat gevaren verbonden. De media zijn in handen van een beperkt aantal eigenaars, wat op zijn beurt leidt tot een beknotting in de diversiteit van de berichtgeving. Media-eigenaars bevinden zich immers in de positie om een invloed uit te oefenen op de mediainhoud via de keuze van het management, het bepalen van de strategische richtlijnen die het bedrijf moet volgen, het nemen van beslissingen inzake investeringen, enzovoort (Hanitzsch & Mellado, 2011, p. 406-407). Daarnaast kan de verstrengeling met bepaalde partners, bijvoorbeeld een aandeelhouder of een grote adverteerder, bepalend zijn voor de content (De Brabander, 2007). Dergelijke praktijken zorgen er onder meer voor dat de media langer niet kunnen voorzien in hun taak om de burgers neutraal en onafhankelijk te informeren, wat gezien zou kunnen worden als een bedreiging voor de democratie (Proffitt, 2007, p. 80).
! De principes van publieke dienstverlening, diversiteit en pluralisme worden dus meer en meer gedomineerd door een economische logica. De commercialisering van de media vormt daarbij een bedreiging om zijn rol als vierde macht naar behoren uit te voeren. Volgens De Brabander (2007) kunnen ons zelf de vraag stellen of de media van vandaag nog kunnen doorgaan als vierde macht. De journalistieke deontologie met principes als vrije, objectieve, evenwichtige en waarheidsgetrouwe verslaggeving worden in de huidige marktstructuur niet zomaar overboord gegooid. Anderzijds zijn deze principes niet sterk genoeg om redacties te vrijwaren van de druk die media-eigenaars en adverteerders kunnen uitoefenen. Media zou onafhankelijk van overheids- en marktcontrole moeten kunnen werken om zijn democratische rol te kunnen uitoefenen (De Brabander, 2007).
! 2.4. Concentration knowledge bij de consument?
! Het concentratieproces zorgt er voor dat de diversiteit en het pluralisme aan meningen, visies, opinies en informatie die tot bij de consument komen sterk gelimiteerd zijn. De concentratie van eigendomsstructuren leiden er immers toe dat het publiek geconfronteerd wordt met informatie die 33
afkomstig is van slechts een beperkt aantal organisaties (Doyle, 2013). Op het eerste gezicht is dit voor de consument niet duidelijk. Informatie afkomstig van media-organisaties wordt namelijk via meerdere kanalen verspreid, waardoor het voor de modale consument lijkt alsof informatie nog steeds afkomstig is van een veelheid aan bronnen (Shah, 2009). De consument kan dus worden geïnformeerd over een welbepaald topic door twee verschillende kranten, een radiostation, een tijdschrift en een televisiezender, zonder dat men daarbij door heeft dat de informatie eigenlijk afkomstig is van één en dezelfde bron.
! Bovendien bestaat de mogelijkheid dat deze informatie niet volledig waarachtig en objectief is. Media-eigenaars en media-ondernemingen in het algemeen kunnen een sterke invloed uitoefenen op de redactionele inhoud in die zin dat vooral de belangen van de eigen groep sterk naar voren wordt geschoven (Doyle, 2002, p. 18). In deze context kunnen we verwezen we al naar enkele mediamerken van News Corp. (The New York Post, TV Guide en Fox) die elkaar in een opvallend positief daglicht plaatsen (Anderson & McLaren, 2012). Wanneer de consument geen weet heeft van de banden tussen bijvoorbeeld The New York Post, TV Guide en Fox is men er dus van overtuigd dat men objectief wordt geïnformeerd over de kwaliteit van bepaalde televisieprogramma’s, terwijl de recensies eigenlijk verre van objectief zijn. Er zijn ook nog andere voorbeelden. Zo gaf men bij de Washington Time in 2002 toe dat men vooral die topics belichtte die de conservatieve standpunten promoten (Ahrens, 2002). Puglisi en Snyder (2008) documenteerden dan weer dat Democratische kranten significant meer schandalen rapporteerden die draaiden rond Republikeinse politici, terwijl schandalen rond Democratische politici in deze kranten minder snel aan bod kwamen. Media-eigenaren zijn dus in de mogelijkheid om de publieke opinie te beïnvloeden door het selecteren en achterhouden van bepaalde informatie. Zelfs de zogenaamde rational consumers kunnen hier het slachtoffer van zijn aangezien het ook voor hen onmogelijk is om te weten hoeveel informatie de nieuwsorganisaties hebben en welke info wordt achtergehouden. Dit probleem zou voor een deel ongedaan kunnen worden gemaakt door de aanwezigheid van voldoende stemmen in het medialandschap, maar de concentratietendens maakt dit onmogelijk (Anderson & McLaren, 2012).
! Samengevat, de diversiteit en het pluralisme aan meningen, visies, opinies en informatie die tot bij de consument komen kunnen als gevolg van mediaconcentratie sterk gelimiteerd zijn en bovendien bestaat de mogelijkheid dat deze informatie niet waarachtig en objectief is (Doyle, 2013). Het grootste gevaar bestaat erin dat de modale consument hier geen weet van heeft, waardoor men hier 34
ook niet kritisch tegenover zal staan. In die zin kunnen we een koppeling maken met onderzoek omtrent reclame waarbij reeds veel onderzoek werd uitgevoerd omtrent de persuasion knowledge van de consument. De consument wordt dagelijks overstelpt door een gigantische hoeveelheid aan reclame en boodschappen van marketeers. Voor de consument is het dus belangrijk dat men weet hoe men met deze boodschappen moet omgaan en hoe men deze moet interpreteren. Men ontwikkelt hiervoor bepaalde tactieken en kennis zodat men alert is wanneer marketeers hen proberen te beïnvloeden. Volgens Friestad & Wright (1994, p. 3) stelt persuasion knowledge consumenten in staat “to recognize, analyze, interpret, evaluate, and remember persuasion attempts and to select and execute coping tactics believed to be effective and appropriate”. Wanneer we dit gegeven vervolgens terugkoppelen naar het domein van mediaconcentratie zouden we kunnen argumenteren dat de modale consument gebaat is bij de nodige concentration knowledge. Brabander (2007) stelt dan ook dat we niet enkel oog moeten hebben voor wat er in de media verschijnt, maar ook door wie het verspreid wordt. Bijgevolg is het van een belang dat de consument over de nodige kennis beschikt over wie welke informatie de wereld instuurt zodat deze informatie bijgevolg op een adequate wijze wordt geanalyseerd, geïnterpreteerd en geëvalueerd.
! ! 3. Wetgeving en beleid
! Het debat rond mediaconcentratie is de laatste jaren een belangrijk issue geworden voor beleidsmakers. Wereldwijd trachten media-ondernemingen verticaal, horizontaal of diagonaal te groeien om zodoende de efficiëntie en marktpositie te verbeteren. Deze tendens kan echter negatieve gevolgen met zich meebrengen ten aanzien van andere media-organisaties, de consument en de publieke opinie in het algemeen (Doyle, 2013, p. 178). Het debat omtrent de wenselijkheid van mediaconcentratie kunnen we bekijken vanuit twee modellen. In een zuiver marktgericht model staat rentabiliteit centraal en is men ervan overtuigd dat concentratie de concurrentiekracht kan doen toenemen. Overheidsinterventie is daarbij enkel nodig indien de concurrentie zorgt voor een verstoring van de markt waardoor de concurrentie wordt belemmerd. Aan de andere kant vinden we het publieke beleidsmodel. Hierbij staan de concepten diversiteit en pluralisme centraal. In dit model acht men overheidsinterventie wel noodzakelijk. Wanneer een te hoge graad van concentratie eerlijke concurrentie onmogelijk maakt, dient de overheid tussen te komen, maar ook wanneer een sterke concentratie vragen doet rijzen over de kwaliteit en de diversiteit van de inhoud. De overheid 35
zal in zijn beleid continu keuzes moeten maken tussen deze twee modellen (Doyle, 2013, pp. 166-169; De Bens, 2001, pp. 58-63).
! 3.1. Regelgeving op het Europese niveau
! Op het Europese niveau heeft de Europese Commissie een grote bevoegdheid inzake concentratie. Zo kan het los van Raad en parlement rechtstreeks optreden in dossiers over de wettelijkheid of wenselijkheid van fusies en in dossiers over steunmaatregelen. De Europese Commissie is hier niet enkel een uitvoerende en toezichthoudende, maar daarnaast ook een wetgevende instantie. De Europese Commissie wil voornamelijk vermijden dat er binnen de interne markt concurrentievervalsing optreedt als gevolg van een fusie, kartelvorming of staatssteun. Het beleid van de Commissie sluit zich grotendeels aan bij het marktgericht beleid. Het waken over de aanwezigheid van pluralisme en diversiteit laat ze over aan de nationale overheden. Dit wil zeggen dat de lidstaten van de Europese Unie intern maatregelen kunnen opleggen omtrent concentratie met het oog op het behouden van diversiteit (subsidiariteitsbeginsel). Sinds 21 september 1990 is de commissie bevoegd om uitspraken te doen over geplande fusies. Wanneer de Commissie een fusie verbiedt, dan dienen de lidstaten in kwestie zich hieraan te houden. Wanneer de Commissie een fusie toelaat, dan kunnen de lidstaten deze wel aanvechten met als argument het behoud van het pluralisme (subsidiariteitsbeginsel) (De Bens, 2002, pp. 45-48). In verschillende Europese landen heeft de overheid antitrustwetten voor de pers uitgewerkt. Deze moeten er in de eerste plaats voor zorgen dat concurrentie mogelijk blijft en dat fusies en overnames niet zorgen voor een verstoring van de markt. Naast deze antitrustwetten kennen vele Europese landen ook kruisparticipatiewetten waardoor dag- en weekbladuitgevers niet mogen participeren in audiovisuele media of vice versa. Met deze wetten wil men ingaan tegen al te grote machtsconcentraties van bepaalde mediagroepen. Daarnaast bestaan er ook andere vormen van defensieve maatregelen zoals bijvoorbeeld de verplichte beperking van het reclamevolume op televisiezenders (De Bens, 2002, pp. 45-48).
! 3.2. Regelgeving in de Verenigde Staten
! In de Verenigde Staten is de Federale communicatiecommissie (FCC) bevoegd voor de kwesties omtrent mediaconcentratie. De FFC is een onafhankelijk Amerikaans overheidsorgaan die de verantwoordelijkheid draagt voor alle regelgeving met betrekking tot telecommunicatie, waaronder internet en radio-, televisie-, kabel- en satellietcommunicatie (Rennhoff & Wilbur, 2012). 36
! De laatste twee decennia staat deregulering centraal in het mediabeleid van de Amerikaanse media. De aanzet hiertoe werd gegeven door de Telecommunications Act van 1996 die ervoor zorgde dat heel wat eigendomsbeperkingen werden opgeheven. Het doel van deze Act was het opwekken van concurrentie om zodoende de diversiteit van de concurrentie te verhogen. Het omgekeerde gebeurde echter, aangezien de versoepeling van de eigendomsregels ervoor gezorgd heeft dat de concentratie van media-eigendommen verhoogde en veel lokale, onafhankelijke en alternatieve media outlets geëlimineerd werden (Emery & Roberts, 2000; McKenzie, 2005). Meer concreet was het vanaf dan mogelijk om een onbeperkt aantal radiostations of televisiestations te bezitten, zolang men niet meer dan 35 percent van het totale publiek bereikte. Er golden wel sterke cross-owership regels. Zo was het niet toegestaan om een twee televisie-stations, een krant en een televisie-station of een televisie-station en een radio-station te bezitten in een lokale markt, al bestonden er ook op de regel enkele uitzonderingen. Indien een mediamerk zonder een fusie of overname niet zou kunnen blijven bestaan, of wanneer de fusie ervoor zorgt dat de hoeveelheid beschikbaar nieuws op de markt significant stijgt, werd een uitzondering op de regel toegestaan (Rennhoff & Wilbur, 2012).
! In 2007 werden de cross-ownership regels versoepeld waardoor het voor mediabedrijven toegestaan was om in twintig grote steden eigenaar te zijn van zowel radio- en televisiestations als van dagbladen. In 2008 werd dan weer toegestaan dat een mediabedrijf een krant en een omroepstation in dezelfde markt mag hebben, zolang het station niet in de top vier van de markt staat en dat er minstens acht onafhankelijke mediastemmen na de overname overblijven. Deze versoepeling zou volgens de FCC zowel de belangen van de media-ondernemingen (winst) en het volk (informatie) behartigen. Mediabedrijven kunnen dus nu in de grote steden zowel geschreven als audiovisuele media aanbieden op voorwaarde dat ze tenminste acht verschillende titels aanbieden. De huidige regelgeving liet dat theoretisch niet toe, al waren er veel uitzonderingen (Rennhoff & Wilbur, 2012). Consumentenorganisaties zagen deze versoepeling vooral als een cadeau voor de grote mediaconcerns. Er werd gevreesd dat mediaconglomeraten zoals Rupert Murdoch hun bereik nog verder zouden uitbreiden, wat de informatievoorziening op zijn beurt zou verzwakken (Levine, 2008, pp. 23-24).
! Dit jaar wenste de FCC opnieuw een versoepeling van de regels omtrent media-eigendom door te voeren, maar deze werd op 9 mei 2014 door de Amerikaanse rechtbank verworpen. De versoepeling wilde het mogelijk maken dat één mediabedrijf drie televisiestations, acht radiostations en alle 37
kranten in één lokale markt zou kunnen bezitten. De huidige regels verhinderen dat soort van mediaconcentratie. De rechters van het derde Hof van Beroep oordeelden echter dat de commissie “de numerieke bovengrens voor het eigenaarschap van lokale TV en radiozenders en crossownership onvoldoende heeft verantwoord” (Stapp, 2014).
! 3.3. Regelgeving in Vlaanderen
! In tegenstelling tot andere regio’s van de Europese Unie heeft Vlaanderen nooit een duidelijk beleid gekend omtrent pers- en mediaconcentratie (Doyle, 2013, p. 181). Zo kent Vlaanderen geen (cross)ownership reglementering, in de zin van concentratiebeperkingen zoals maximale eigendoms-, markt- of publieksaandelen die een natuurlijke of rechtspersoon mag bezitten in één of meerdere mediasectoren (Valcke, 2004). Net zoals in de VS en andere landen van Europa worden mediagroepen geconfronteerd met nieuwe technologische en economische veranderingen, en dienen ze op zoek te gaan naar mogelijkheden tot schaalvergroting en risicospreiding. Het gevolg is dat ook Vlaanderen stilaan lijkt af te stevenen op een bijzonder verregaande en verontrustende concentratiegraad. Daarom is het opmerkelijk dat Vlaanderen één van de weinige regio’s is in Europa zonder specifieke regels met betrekking tot mediaconcentratie (Van den Bulck, Evens en Donders, 2014).
! De situatie in Vlaanderen is op die manier vergelijkbaar met deze in Spanje. Ook in Spanje gelden er geen beperkingen met betrekking tot cross-media-ownership. Mediabedrijven mogen dus actief zijn in verschillende mediasectoren zo lang zij voldoen aan het algemene mededingingsrecht. Ook in de perssector zijn er geen specifieke regels omtrent press ownership aanwezig. Eigendomsrestricties in de televisiesector werden wel noodzakelijk geacht ter bescherming van pluralisme en diversiteit om misbruik van mediamacht te vermijden (Llorens, 2012). In Europa is deze situatie echter vrij uniek. Spanje kan daarom met Vlaanderen worden beschouwd als een uitzondering omdat het geen cross-media en press ownership regels kent, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Italië, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en de Verenigde Staten.
! Vlaanderen heeft met de De Vlaamse Regulator voor de Media wel een orgaan dat jaarlijks een rapport over mediaconcentratie maakt en waarin ze wijst op mogelijk verontrustende ontwikkelingen. Deze rapporten hebben echter nog niet tot actie geleid, mede door het ontbreken van een wettelijk kader (Van den Bulck, Evens en Donders, 2014). 38
3.4. De VRM en de Belgische Mededingingsautoriteit
! Naast de VRM heeft Vlaanderen met de Belgische Mededingingsautoriteit wel een orgaan dat toeziet op ongewenste concentraties, misbruik van machtsposities en kartelvorming. Daarnaast heeft de Vlaamse Regulator voor de Media in het mediadecreet dus de opdracht gekregen om concentraties in de audiovisuele en geschreven media in kaart te brengen (VRM, 2014b; Goossens, Bocken & Gilliams, 2013).
! De VRM is de onafhankelijke toezichthouder voor de Vlaamse audiovisuele media en werd in 2006, in navolging van een richtlijn van de Europese Unie, opgericht door de Vlaamse overheid. In het belang van Vlaamse kijkers en luisteraars ziet hij er op toe dat de mediaregelgeving zoals beschreven in het mediadecreet wordt nageleefd. De VRM komt tussen bij eventuele geschillen en behandelt klachten en meldingen omtrent mogelijke inbreuken op de regelgeving. Voorts waakt hij specifiek over de bescherming van minderjarigen en over onpartijdigheid op de Vlaamse radio en televisie. Tot slot beheert de VRM de toekenning van mediavergunningen aan Vlaamse audiovisuele media. Sinds 2008 brengt de VRM jaarlijks een rapport “Mediaconcentratie in Vlaanderen” uit. Aan de hand van cijfermateriaal worden de verhoudingen tussen deze spelers geïllustreerd en wordt een beeld van de verticale, horizontale en crossmediale integratie geschetst (VRM, 2014b).
! De voorgeschiedenis van de VRM-rapporten situeert zich bij enkele uitspraken die Bert De Graeve deed in zijn nieuwjaarsboodschap in 2002 als gedelegeerd bestuurder van de VRT. Daarin zei hij het volgende: ”Er doet zich slechts één mediaconcentratie voor in Vlaanderen. De Vlaamse Media Maatschappij (VMMa) wordt gezamenlijk beheerd door Roularta en De Persgroep, maar wordt eigenlijk bestuurd door de Persgroep. Er is slechts één groep die zich met een significante positie in alle mediasegmenten bevindt. Daardoor is er slechts één verhaal dat niet wordt verteld, maar zich in alle stilte realiseert, terwijl er luidkeels wordt geroepen en vooral geschreven dat de anderen de monopolisten zijn”. Sindsdien is het debat omtrent Mediaconcentratie meer en meer onder de aandacht gekomen bij politici en academici. Zo werd er in 2002 voor het eerst een rapport over Mediaconcentratie opgesteld door de Vlaamse Mediaraad, een adviescomité van de Vlaamse overheid. Op voorstel van minister Van Mechelen werd in 2006 uiteindelijk de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) opgericht. Dit nieuwe orgaan nam toen de taken over van het Vlaams Commissariaat voor de Media (VCM) (Timmerman, 2012). De VRM kan op basis van haar 39
resultaten niet overgaan tot actie, maar het kan wel aanbevelingen geven aan beleidsmakers (VRM, 2014b).
! Ten tweede moet ook de bevoegdheid van De Belgische Mededingingsautoriteit worden aangehaald. De autoriteit volgde in september 2013 de voormalige Raad voor de Mededinging op en is een onderdeel van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. De mededingingsautoriteit heeft als taak het bevorderen en het verzekeren van het bestaan van een daadwerkelijke mededinging in verschillende sectoren in België, waaronder de mediasector. Meer concreet onderzoekt en sanctioneert het de restrictieve mededingingspraktijken (kartels, overeenkomsten of misbruik van een dominante positie) en onderzoekt het de toelaatbaarheid van de concentraties die mogelijk een merkbare invloed zou kunnen hebben op de markt. Vooraleer men kan overgaan tot een fusie of overname dient men dus de goedkeuring te krijgen van De Belgische Mededingingsautoriteit (Belgische Mededingingsautoriteit, 2014). Het is wel belangrijk om te onderstrepen dat tot op heden de Belgische Mededingingsautoriteit in mediadossiers nooit een fusie geweigerd heeft. Wel werden in bepaalde gevallen bepaalde voorwaarden opgelegd. Zo keurde het op 25 oktober 2013 de plannen van Concentra en Corelio om samen Het Mediahuis te vormen definitief goed, hetzij met enkele voorwaarden. Elke titel moet over "een voldoende uitgebouwde redactie" beschikken, "met een eigen hoofdredactie, commentator, chef eindredactie, chef politiek of chef regio en een eindverantwoordelijke vormgeving en de uitgevers moeten er zich toe verbinden om alle krantentitels minstens 5 jaar te laten bestaan” (VRM, 2013).
! ! 4. Mediaconcentratie in Vlaanderen
! 4.1. Recente ontwikkelingen
! In de Beleidsbrief Media 2007 neemt toenmalig minister van Media Geert Bourgeois notie van de toenemende mediaconcentratie binnen de geschreven en audiovisuele media. In deze brief neemt men zich voor om in 2008 meer aandacht te besteden aan het monitoren en in kaart brengen van mediaconcentraties, wat uiteindelijk leidde tot het Rapport Mediaconcentratie dat de VRM sinds eind 2008 jaarlijks publiceert (Beleidsbrief, 2007, p. 54). Reeds in 2007 bestond er dus al grote bezorgdheid over een te hoge graad aan mediaconcentratie in Vlaanderen. Nochtans was het medialandschap in 2007 minder geconcentreerd dan vandaag het geval is. Zo was er met De 40
Persgroep slechts één mediagroep die zowel actief was in de print- en audiovisuele sector. De VMMa werd door de overname van 4fm wel de enige aanbieder van landelijke private radio in Vlaanderen en ook de perssector was sterk geconcentreerd. Met Concentra (Gazet van Antwerpen, Het Belang van Limburg), Corelio (De Standaard, Het Nieuwsblad en Het Volk) en De Persgroep (Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Tijd en Het Laatste Nieuws) bestonden er slechts drie krantenuitgevers. Een situatie waar toen reeds bezorgdheid over bestond. Het is dan ook opvallend dat de Vlaamse Mededingingsautoriteit de oprichting van Het Mediahuis heeft goedgekeurd, aangezien deze fusie ervoor zorgt dat de perssector nog meer geconcentreerd zal zijn dan voordien (VRM, 2008).
! In de periode van 2007 tot 2010 zet de concentratietrend zich geleidelijk aan door. Zo werd de krant Het Volk volledig geïntegreerd in Het Nieuwsblad en telde het Vlaamse krantenlandschap dus een dagblad minder. Bovendien was naast De Persgroep nu ook Concentra actief met zowel print als audiovisuele media door de komst van de digitale zender Acht (VRM, 2010).
! In de periode tussen 2010 en 2013 wordt het Vlaams medialandschap aanzienlijk herschikt, met grotere concentraties tot gevolg. Zo worden de SBS-zenders VT4 en Vijftv in april 2011 verkocht aan De Vijver Media, de holding die Corelio, Sanoma Belgium en Waterman & Waterman groepeert. Op die manier is ook Corelio actief op de televisiemarkt. Met de overname door De Vijver Media van de SBS-zenders VT4 en Vijftv (nu VIER en VIJF) kwamen het productiehuis Woestijnvis, het weekblad Humo en de zender VIER en VIJF letterlijk in dezelfde ‘Vijver’ terecht (VRM, 2012).
! Op 25 oktober 2013 keurde de Vlaamse Mededingsautoriteit de plannen van Concentra en Corelio om samen Het Mediahuis te vormen dus definitief goed, hetzij (zoals reeds vermeld) met enkele voorwaarden. Elke titel moet over een voldoende uitgebouwde redactie beschikken en de uitgevers moeten er zich toe verbinden om alle krantentitels minstens 5 jaar te laten bestaan (VRM, 2013). Slechts een maand later plande Het Mediahuis om 205 banen te schrappen, wat overeenkomst met 20 procent van het huidige personeelsbestand (Grommen, 2013). Uit een navraag bleek dan ook dat vier op de vijf werknemers van Concentra het oneens zijn met de plannen van het Mediahuis. Op 17 april 2014 werd uiteindelijk een sociaal akkoord bereikt en stemde het personeel in met het herstructureringsplan van de groep. Oorspronkelijk gingen er zo’n 205 voltijdse banen verdwijnen 41
maar dat aantal werd door spontane vertrekken en effectieve bijsturingen alsnog gereduceerd tot 138 (Pdd, 2014).
! Zeer recent deed er zich een voor België nieuwe vorm van concentratie voor. Op 17 juni werd immers aangekondigd dat Telenet een belang neemt van 50 % in De Vijver Media, het bedrijf boven productiehuis Woestijnvis en de tv-zenders VIER en VIJF. Het is de eerste keer in België dat een distributeur en een zender en productiehuis op die manier samenwerken (De Morgen, 2014b). Aangezien De Finse uitgever Sanoma beslist had om zijn activiteiten af te bouwen, werd er bij de Vijver Media gezocht naar een nieuwe partner. Los van deze aandelenherschikking zat De Vijver Media in slechte papieren en was het dringend op zoek naar vers kapitaal. Een naam die al snel werd genoemd was die van Telenet (Serrure, Sephiha & De Preter, 2013). Vanuit verschillende hoeken werd deze mogelijke samenwerking gezien als een stevige bedreiging. In die context heeft de minister voor media op 21 januari 2014 de algemene kamer van de Vlaamse Regulator voor de Media gevraagd om een nota op te stellen die aangeeft wat een eventuele participatie van Liberty Global in de televisie-omroepen VIER en VIJF als gevolg zou kunnen hebben voor de concentraties binnen de mediasector in Vlaanderen. In dit rapport kwam de VRM tot conclusie dat mogelijke gevolgen divers en potentieel erg ingrijpend zouden kunnen zijn aangezien er zich zowel zowel horizontale, verticale als crossmediale concentratieproblemen vormen (VRM, 2014). Toch is deze overname vandaag een feit. Na maanden van speculatie werd op 17 juni aangekondigd dat Telenet een belang neemt van 50 procent in De Vijver Media, het bedrijf boven productiehuis Woestijnvis en de tv-zenders VIER en VIJF. Telenet neemt dus niet alleen voor 26 miljoen euro de 33 procent van het Finse Sanoma in De Vijver over, maar het investeert ook extra kapitaal in het bedrijf. Hierdoor zien de andere aandeelhouders (Wouter Vandenhaute & Erik Watté en Corelio Media) hun belang verwateren tot elk 25 procent. Humo komt weer voor 100 % in handen van Sanoma Belgium. De deal hertekent het Vlaamse medialandschap in belangrijke mate. Telenet is immers een distributeur van televisiezenders, maar participeert nu ook rechtsreeks in een productiehuis en in twee tv-zenders. De overname moet wel nog de goedkeuring krijgen van de Europese concurrentieautoriteiten (Trends Knack, 2014)
! Zo zien we dus grosso modo twee mediagiganten opdoemen in het Vlaamse medialandschap: Aan de ene kant Het Mediahuis, De Vijver Media (VIER en Vijf) en Telenet, en aan de andere kant De Persgroep, Roularta en de Medialaan (Truyts, 2014).
! 42
4.2. Reden tot bezorgdheid?
! De vraag is nu of er reden is tot bezorgdheid. Volgens het rapport Mediaconcentratie van de VRM bestaat er een aanzienlijke concentratie in het Vlaamse medialandschap, maar is er geen enkele speler dominant in alle segmenten. Er is dus geen sprake van één dominante mediagroep die de Vlaamse mediasector domineert. Er is wel sprake van een stevige verstrengeling tussen de verschillende mediagroepen (VRM, 2013).
! De oprichting van de nieuwe krantengroep Het Mediahuis doet deze verstrengeling en de graad van mediaconcentratie enkel maar toenemen. Zeker in Limburg en Antwerpen wordt de situatie problematisch. Daar controleert Het Mediahuis het grootste gedeelte van de krantenmarkt. Vanuit verschillende hoeken ontstond dan ook ongerustheid over het voortbestaan van de titels en de onafhankelijkheid van de verschillende kranten binnen deze nieuwe media-onderneming. De bedrijfsleiding verzekert echter dat alle titels zullen blijven bestaan en dat de inhoudelijke verscheidenheid zal worden gewaarborgd (Pdd, 2014). Toch doet deze evolutie in onze dagbladsector heel wat vraagtekens rijzen bij het tegemoet komen van de media aan hun democratische waakhondfunctie en doet vrezen voor de garantie op voldoende pluralisme in het media- aanbod (Callewaert, 2013). De bezorgdheid leeft echter al langer dan vandaag. Zo had de VRM in 2011 in het rapport Mediaconcentratie erop gewezen dat men extra moet toezien op de concentratie in de krantensector. Toen al keek men verontrustend naar deze sector omdat er slechts drie uitgevers bestonden (VRM, 2011). Door de oprichting van het Mediahuis blijven ze maar met twee over: Het Mediahuis en De Persgroep. Ter illustratie: in 1950 telde Vlaanderen nog achttien verschillende krantentitels verdeeld over veertien persbedrijven (De Bens, 1997). Volgens Els De Bens zit er er een verdere verschraling van het krantenlandschap in Vlaanderen aan te komen, indien er maar twee krantenuitgevers overblijven. De vraag is hoever de redactionele synergie tussen de vier kranten van Het Mediahuis zich zal doorzetten. Het gevaar bestaat bijvoorbeeld dat het hoofdblok van deze kranten hetzelfde wordt en dat er enkel op het vlak van regionaal nieuws verschillen zullen zijn (Trends Knack, 2013).
! Men kan deze fusie zowel positief als negatief bekijken. Critici vrezen dat er op termijn titels gaan verdwijnen in Het Mediahuis. De Mededingingsautoriteit legde wel de verplichting op om het voortbestaan van deze titels voor op zijn minst vijf jaar te garanderen. Maar wat na deze vijf jaar? Aan de andere kant zijn er stemmen die stellen dat er zonder een fusie wellicht al op korte termijn 43
één of meer titels zouden sneuvelen. “In de dagbladmarkt is een krachtenbundeling noodzakelijk als we het diverse aanbod in Vlaanderen willen behouden”, aldus Vlaams Minister van Media Ingrid Lieten (Bvb, 2013). Toch kan de impact van zo’n fusie enorm zijn. Om te beginnen voor de redactionele inhoud van de kranten. Met vier kranten zijn er namelijk heel wat synergetische mogelijkheden. Zo is bestaat de kans dat de regionale redacteurs van De Standaard voor Antwerpen en Limburg niet meer worden ingezet. Men kan immers gebruik maken van de regionale berichtgeving van zusterkranten Gazet van Antwerpen en Belang van Limburg (Van den Bulck, 2013). Het uitwisselen van artikels tussen kranten die zich in dezelfde groep bevinden gebeurt al langer. Nu al delen Het Nieuwsblad en De Standaard (Corelio), de Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg (Roularta) en De Morgen en Het Laatste Nieuws (De Persgroep) heel wat artikels. Door de oprichting van Het Mediahuis kan men deze praktijk verder zetten en kunnen vier verschillende kranten artikels uitwisselen. Hetzelfde gebeurt al bij De Persgroep waar De Morgen het sportnieuws overneemt uit Het Laatste Nieuws en het financieel-economisch nieuws uit De Tijd. Buitenlandse berichtgeving wordt dan weer gekopieerd uit de Nederlandse Volkskrant (die ook in de portefeuille van de Persgroep zit). Zo stond er op 10 april 2013 in De Morgen tussen pagina 13 en pagina 24 geen enkel artikel van een journalist van De Morgen. Een situatie waarbij er een veelheid aan artikels over ontwerpen zoals politiek en economie, media en welzijn, cultuur en milieu wordt uitgewisseld is alarmerend. Bij zulke onderwerpen is de aanwezigheid van een veelzijdigheid aan visies, inzichten en stemmen absoluut noodzakelijk (Bvb, 2013; Callewaert, 2013).
! De oprichting van Het Mediahuis zou de titels economisch slagvaardiger moeten maken, maar of dit het geval is, is nog maar de vraag. Zowel in Antwerpen als in Limburg ontstaat namelijk het probleem dat Het Mediahuis met twee kranten op exact hetzelfde doelpubliek mikt. Deze situatie doet denken aan 1994 waarin Corelio, dat toen nog VUM heette, de krant Het Volk overnam van de christelijke arbeidersbeweging ACW. Ook toen werd een toekomst gegarandeerd voor het gedachtengoed dat uitgedrukt werd in deze krant. Sinds 2000 werden de redacties van Het Nieuwsblad en Het Volk samengevoegd en stonden ze onder leiding van dezelfde hoofdredacteur. In 2001 bleven er nog acht eigen pagina's over in Het Volk. Dat werden er elk jaar minder tot in mei 2008 de krant voor het laatst van de persen rolde. Behalve de kop bleef er van de krant toen al niks meer over. De titel Het Volk werd nog behouden als ondertitel van Het Nieuwsblad tot 2 maart 2009. Nadien verdween ook deze ondertitel (Callewaert, 2013; De Bens en Raeymaeckers, 2007, p. 61-62). 44
De bezorgdheid omtrent de oprichting van Het Mediahuis wordt sterk bepaald door de unieke kenmerken van de mediasector. Bij consumptiegoederen maakt men zich bij duopolies voornamelijk zorgen over economische factoren zoals prijszetting, toegang tot de markt voor nieuwe spelers en andere mogelijk marktverstorende elementen. In de mediasector treft men naast de economische bekommernissen ook een belangrijke politieke en een sociale dimensie aan (De Brabander, 2007; Picard, 1988, p. 61-62). De media worden immers gezien als een vierde macht en als een belangrijke steunpilaar voor de democratie. De media moeten een publiek forum bieden waarop een waaier aan meningen het debat met elkaar kunnen aangaan (Van den Bulck, 2013). Op die manier kan een toegenomen concentratie leiden tot een gebrek aan diversiteit en stemmen in het publiek forum. Verschraling, vervlakking en commercialisering loert om de hoek.
! Voor deze twee mediagroepen was dit niet de eerste samenwerking: Concentra en Corelio zijn tevens samen eigenaar van Vlaanderen Eén, de exploitatiemaatschappij van Radio Nostalgie. Corelio kent daarnaast ook nog samenwerkingen met andere mediagroepen. Zo nam het in april 2011 samen met De Vijver en de Finse mediagroep Sanoma de Belgische SBS-zenders VT4 en Vijftv (nu VIER en VIJF) over (VRM, 2013). Ook tussen andere mediagroepen bestaat een stevige verstrengeling. Zo hebben De Persgroep en Roularta elk een participatie van 50 % in De Medialaan. Tot slot werd er met Stievie een project gelanceerd waarbij zeer veel verschillende Vlaamse mediagroepen betrokken zijn. VMMa (en dus ook de Persgroep en Roularta), VRT en De Vijver Media werken hier samen aan een mobiel tv-distributieplatform (VRM, 2013).
! Naast de oprichting van Het Mediahuis vond er dit jaar nog een andere grootschalige ontwikkeling plaats in het Vlaamse medialandschap. Op 17 juni werd namelijk aangekondigd dat Telenet een belang neemt van 50 % in De Vijver Media, het bedrijf boven productiehuis Woestijnvis en de tvzenders VIER en VIJF. Deze deal hertekent het Vlaamse medialandschap in belangrijke mate. Telenet is immers een distributeur van televisiezenders, maar participeert nu ook rechtsreeks in een productiehuis en in twee televisie-zenders. Het is de eerste keer in België dat een distributeur en een zender en productiehuis op die manier samenwerken (De Morgen, 2014b). De overname moet wel nog de goedkeuring krijgen van de Europese concurrentieautoriteiten. De beslissing valt op dat niveau, wegens de schaalgrootte van Liberty Global, de moedermaatschappij van Telenet (Trends Knack, 2014).
! 45
Deze samenwerking zorgt opnieuw voor heel wat bezorgdheid. Al bij de eerste geruchten over een mogelijke deal vroeg de minister voor media aan de Vlaamse Regulator voor de Media om een nota op te stellen die aangeeft wat een eventuele participatie van Telenet in de televisie-omroepen VIER en VIJF als gevolg zou kunnen hebben voor de concentraties binnen de mediasector in Vlaanderen. In dit rapport kwam de VRM tot conclusie dat mogelijke gevolgen divers en potentieel erg ingrijpend zouden kunnen zijn aangezien er zich zowel zowel horizontale, verticale als crossmediale concentratieproblemen vormen. Het grootste gevaar volgens de VRM draait om de relatie tussen omroepen en distributeurs. Telenet is als distributeur verplicht bepaalde zenders aan te bieden, de zogenaamde must-carry-zenders en kan commercieel gezien niet zonder bepaalde andere zenders (must-have-zenders). Telenet zou zich harder kunnen opstellen in de onderhandelingen met zenders die concurreren met VIER en VIJF. Een nog groter gevaar bestaat erin dat Telenet beslist om de zenders VIER en VIJF exclusief voor zich te houden, om zo het aanbod van concurrenten zoals Belgacom minder aantrekkelijk te maken. Tot slot beschikken distributeurs over allerlei informatie omtrent kijkgedrag. Die informatie wordt normaal niet gedeeld met zenders. Als Telenet dat wel zou doen met VIER en VIJF, zou er voor hen een concurrentieel voordeel ontstaan (VRM, 2014).
! Zo vreest onder andere De Medialaan dat het benadeeld zal worden door Telenet. "Wat ons zorgen baart, is wat er zou kunnen gebeuren als een distributeur met een hyperdominante positie zijn eigen zenders bevoordeelt. Dat kan bij de rangorde op de elektronische programmagids zijn, bij video-ondemand, bij betaalplatformen”, aldus CEO Christian Van Thillo. "Telenet wordt rechter en partij in een markt waarin het als tv-distributeur voortaan niet alleen volledige controle heeft over welke kanalen en programma's de Vlaamse kijker te zien krijgt, maar nu ook als eigenaar van De Vijver Media de mogelijkheid verwerft om haar eigen televisiekanalen en -content te bevoordelen" (De Morgen, 2014b).
! Telenet probeert de ongerustheid te nuanceren door te beklemtonen dat de participatie in De Vijver Media niet zal leiden tot verandering in de overeenkomsten die zij beiden hebben met andere televisie-aanbieders. Bovendien ontkennen zei dat deze samenwerking zorgt voor meer concentratie en minder diversiteit in het medialandschap. Zij argumenteren immers dat deze deal ervoor zorgt dat een sterk mediabedrijf kan blijven bestaan. Desondanks oordeelt Vlaams mediaminister Ingrid Lieten dat er duidelijke afspraken moeten komen tussen Telenet en alle televisiezenders, zodat elke zender op dezelfde manier zal worden behandeld. Telenet heeft immers een een quasi-monopolie op 46
de kabel en krijgt door deze samenwerking enorm veel macht (De Morgen, 2014b). Van den Bulck, Evens en Donders (2014) waarschuwen er immers voor dat heel wat distributeurs in Europa extra inkomsten genereren door in te zetten op betaaltelevisie. De samenwerking tussen de zenders VIER en VIJF en Telenet zouden er dus voor kunnen zorgen dat er heel wat inhoud betalend zal worden. Op die manier is het dus mogelijk dat de Vlaamse mediagebruiker van de toenemende concentratie in de Vlaamse mediasector vooral de kosten, en niet de baten zal dragen.
! ! 5. Conclusie
! Het medialandschap in Vlaanderen wordt de laatste jaren gekenmerkt door toenemende mediaconcentratie (VRM, 2013) en volgt daarmee een algemene trend die zich vanaf de jaren ’80 en ’90 heeft doorgezet (McQuail, 2000; Bagdikian, 2000). Zo kwamen met de overname door De Vijver Media van de SBS-zenders VT4 en Vijftv (nu VIER en VIJF) het productiehuis Woestijnvis, het weekblad Humo en de zender VIER letterlijk in dezelfde ‘Vijver’ terecht (VRM, 2012). Vervolgens vond er een nieuwe ontwikkeling plaats bij De Vijver Media die zorgde voor een vorm van concentratie die in België tot nog toe ongezien was. Op 17 juni werd immers aangekondigd dat Telenet het aandeel van Sonoma overneemt en daarbij ook extra kapitaal investeert in De Vijver Media. Het is de eerste keer in België dat een distributeur en een zender en productiehuis op die manier samenwerken (De Morgen, 2014b). In de krantensector beslisten Corelio en Concentra dan weer om de krachten te bundelen in Het Mediahuis waardoor nieuwsmerken als De Standaard, Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg bij elkaar werden gebracht. Op die manier Vlaanderen met slechts twee krantengroepen een zeer geconcentreerde krantensector (VRM, 2013). Als gevolg van de ontwikkelingen van de laatste jaren zijn er bijgevolg twee mediagiganten opgedoemd in het Vlaamse medialandschap: Aan de ene kant Het Mediahuis, De Vijver Media (VIER en Vijf) en Telenet, en aan de andere kant De Persgroep, Roularta en de Medialaan (Truyts, 2014).
! Concentratie heeft zich sinds de jaren ’90 als gevolg van globalisering, convergentie en het politieke klimaat, waar deregulering en het commercialiseren van het omroeplandschap centraal stond, volop doorgezet in het medialandschap (Doyle, 2013, p. 36; Mcquail, 1998). Voor mediaondernemingen waren fusies en overnames immers zeer interessant omwille van de de synergetische effecten die hiermee gepaard gaan (Murdock,1990, p. 6; Doyle, 2013). Het is echter 47
belangrijk om op te merken dat de mediasector geen economische sector zoals een andere is. Verticale, horizontale en crossmediale concentratie van mediabedrijven brengt namelijk niet enkel consequenties met zich mee vanuit economisch opzicht, maar kan daarnaast ook consequenties met zich meebrengen die te maken hebben met een vermindering aan diversiteit en pluralisme (De Brabander, 2007). Wanneer men spreekt over de toenemende aanwezigheid van mediaconcentratie, gaat dit bijgevolg vaak gepaard met bezorgdheid. Het concentratieproces draagt dus over het algemeen een negatieve connotatie met zich mee. Desondanks kan het concentratieproces ook vanuit een positieve invalshoek worden benaderd. Zo worden er vanuit liberale hoek bepaalde voordelen aan concentratie toegeschreven. Deze voordelen kennen voornamelijk een financiële economische grondslag. Zo kan concentratie onder andere leiden tot schaalvergroting en verlaging van de productiekosten (Trettenbein (1993 geciteerd in De Bens & Raeymaeckers, 2007, p. 65). Bovendien kunnen zwakke kranten of mediagroepen via een samenwerking of fusie alsnog een overlevingskans krijgen. Andere auteurs zoals McChesney (2001), Bagdikian (2000) en Klinenberg (2005, p. 48) counteren de voordelen die worden aangehaald vanuit liberale hoek. Het concentratieproces wordt volgens hen sterk gedreven door het streven naar winst. Dit kan ertoe leiden dat commerciële motieven in sterke mate het beleidsproces binnen mediaorganisaties zullen bepalen. Ook Sánchez-Tabernero en Carvajal (2002, p. 21-22) leggen de nadruk op het belang van de aanwezigheid van verschillende mediaspelers en concurrentie.
! Naast de financieel-economische gevolgen werd er in de literatuurstudie ook gefocust op de mogelijke impact van concentratie op objectiviteit. Grote media-eigenaars zijn volgens Doyle (2002, p. 18) immers in staat om een sterke invloed uit te oefenen op de redactionele inhoud, zodat vooral de belangen van de eigen groep in een positief daglicht worden geplaatst. Murdock (1990, p. 7) sluit zich aan bij Doyle en stelt dat media-eigenaren zich in de mogelijkheid bevinden om controle uit te oefenen op de the symbolic environment. Bagdikian (2000, p. 47) spreekt in deze context over zogenaamde sacred cows. Sacred cows zijn bepaalde ondernemingen of personen over wie men negatieve berichtgeving ten zeerste zal vermijden omwille van hun relaties met het mediabedrijf. Ook Gitlin (1998, p. 5-6) is ervan overtuigd dat journalisten minder kritisch zullen zijn voor bedrijven die verweven zitten in het web van het moederbedrijf. Proffitt (2007, p. 80) vat het als volgt samen: indien men stelt dat de media als vierde macht een vooraanstaande rol speelt binnen een democratie, dan is de concentratie van informatieverspreiding in handen van slechts enkele ondernemingen alarmerend [eigen vertaling]. Het concentratieproces kan dus heel wat gevolgen met zich meebrengen, zowel financieel-economisch als op het vlak van objectiviteit, 48
pluralisme en diversiteit. Vooral dit laatste kan een bedreiging vormen voor de consument. De diversiteit en het pluralisme aan meningen, visies, opinies en informatie die tot bij de consument komen kunnen als gevolg van mediaconcentratie sterk gelimiteerd zijn en bovendien bestaat de mogelijkheid dat deze informatie niet waarachtig en objectief is (Doyle, 2013; Shah, 2009). Het grootste gevaar bestaat erin dat de modale consument hier geen weet van heeft, waardoor men hier ook niet kritisch tegenover zal staan. De consument kan dus worden geïnformeerd over een welbepaald topic door twee verschillende kranten, een radiostation, een tijdschrift en een televisiezender, zonder dat men daarbij door heeft dat de informatie eigenlijk afkomstig is van één en dezelfde bron. In die zin kunnen we een koppeling maken met onderzoek omtrent reclame waarbij reeds veel onderzoek werd uitgevoerd omtrent de persuasion knowledge van de consument. Volgens Friestad & Wright (1994, p. 3) stelt persuasion knowledge consumenten in staat “to recognize, analyze, interpret, evaluate, and remember persuasion attempts and to select and execute coping tactics believed to be effective and appropriate”. Wanneer we dit gegeven vervolgens terugkoppelen naar het domein van mediaconcentratie zouden we kunnen argumenteren dat de modale consument gebaat is met de nodige concentration knowledge. Brabander (2007) stelt dan ook dat we niet enkel oog moeten hebben voor wat er in de media verschijnt, maar ook door wie het verspreid wordt. Bijgevolg stellen we ons de vraag hoe het gesteld is met de concentration knowledge van de modale consument. Daarnaast zullen we ook trachten om meer inzicht te verwerven in de attitude van de consument ten aanzien van mediaconcentratie. In het volgende deel zullen we daarom aan de hand van een online survey trachten om een antwoord te bieden op de vraag hoe het gesteld is met de publieke kennis en attitude omtrent mediaconcentratie in Vlaanderen.
! ! ! ! ! !
! ! ! ! ! 49
EMPIRISCH LUIK
! 1. Inleiding
! Uit de literatuurstudie is gebleken dat er reeds enorm veel onderzoek werd verricht naar de aanwezigheid en de mate van concentratie in de mediasector en de gevolgen ervan voor deze sector en de consument. In deze masterproef leggen we de focus op deze laatste groep, de consument. De diversiteit en het pluralisme aan meningen, visies, opinies en informatie die tot bij de consument komen, kunnen als gevolg van het mediaconcentratie-proces sterk gelimiteerd zijn én bovendien bestaat de mogelijkheid dat deze meningen, visies, opinies en informatie niet waarachtig en objectief zijn (Doyle, 2013; Shah, 2009). Het grootste gevaar bestaat er echter in dat de modale consument hier geen weet van heeft, waardoor men hier ook niet kritisch tegenover zal staan. In deze context maakten we een koppeling met onderzoek inzake reclame waarbij reeds veel onderzoek werd uitgevoerd omtrent de persuasion knowledge van de consument. De consument wordt dagelijks overstelpt door een gigantische hoeveelheid aan reclame en boodschappen van marketeers. Voor de consument is het dus belangrijk dat men weet hoe men met deze boodschappen moet omgaan en hoe men deze moet interpreteren. Men ontwikkelt hiervoor bepaalde tactieken en kennis zodat men alert is wanneer marketeers hen proberen te beïnvloeden. Volgens Friestad & Wright (1994, p. 3) stelt persuasion knowledge consumenten in staat “to recognize, analyze, interpret, evaluate, and remember persuasion attempts and to select and execute coping tactics believed to be effective and appropriate”. Wanneer we dit terugkoppelen naar het domein van mediaconcentratie zouden we dus kunnen argumenteren dat de modale consument gebaat is met de nodige concentration knowledge. Brabander (2007) stelt dan ook dat we niet enkel oog moeten hebben voor wat er in de media verschijnt, maar ook door wie het verspreid wordt. Bijgevolg is het van een belang dat de consument over de nodige kennis beschikt over wie welke informatie de wereld instuurt zodat deze informatie bijgevolg op een adequate wijze wordt geanalyseerd, geïnterpreteerd en geëvalueerd.
! De laatste jaren wordt Vlaanderen namelijk gekenmerkt door een aantal overnames binnen de mediasector die de concentratiegraad aanzienlijk heeft doen toenemen. Zo nam de De Vijver Media de SBS-zenders VT4 en Vijftv (nu VIER en VIJF) over en kwamen het productiehuis Woestijnvis, het weekblad Humo en de zender VIER letterlijk in dezelfde ‘Vijver’ terecht (VRM, 2012). Op 17 juni van dit jaar werd vervolgens aangekondigd dat Telenet voor de helft eigenaar wordt van De 50
Vijver Media (Bvb, 2014). In de krantensector beslisten Corelio en Concentra dan weer om de krachten te bundelen in Het Mediahuis waardoor nieuwsmerken als De Standaard, Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg bij elkaar werden gebracht. Door deze samenwerking kent Vlaanderen met De Persgroep en Het Mediahuis slechts twee krantengroepen (VRM, 2013). Elk van deze ontwikkelingen werd bovendien uitvoerig belicht in de media en meestal op een behoorlijk negatieve wijze. Bij elk van deze overnames ontstond er vanuit verschillende hoeken immers heel wat kritiek en ongerustheid. Het topic mediaconcentratie kwam de laatste jaren dus meer dan ooit onder de aandacht. De vraag is echter of de modale consument aandacht besteedt aan deze informatie en of deze informatie wordt onthouden. Bijgevolg zullen we in deze masterproef trachten na te gaan in hoeverre de modale consument kennis heeft van de concentraties in de Vlaamse mediasector. Aanvullend zullen we ons ook focussen op de attitude die de modale consument heeft ten aanzien van het concentratieproces. Bij elke nieuwe overname in de mediasector ontstond er een namelijk een debat waarbij de politieke wereld, de academische wereld en mensen uit de mediasector aan het woord werden gelaten. De stem van de modale consument werd hierbij echter zelden geraadpleegd. Bijgevolg hebben we getracht om aan de hand van enkele stellingen en vragen te achterhalen wat de attitude van de consument is ten aanzien van het concentratieproces dat zich de voorbij jaren zeer sterk ontwikkelde in het Vlaamse medialandschap. Met behulp van een online survey beogen we dus een antwoord te bieden op de vraag hoe het gesteld is met de publieke kennis en attitude omtrent mediaconcentratie in Vlaanderen.
! ! 2. Methode
! 2.1. Onderzoeksopzet
! Het doel van de vragenlijst is dus om meer inzicht te verwerven in de publieke kennis en attitude omtrent mediaconcentratie. Om een antwoord te bieden op de onderzoeksvragen werd gebruikt gemaakt van een gestandaardiseerde online survey. De online survey werd via de webgebaseerde survey-software Qualtrics opgesteld en afgenomen. Elke respondent kon de vragenlijst slechts éénmaal invullen. Het gaat hier met andere woorden om een cross-sectioneel onderzoek. Een longitudinaal onderzoek waarbij de respondenten meermaals worden bevraagd is voor dit onderzoek niet relevant. 51
De keuze om onze data te verzamelen via een vragenlijst heeft zowel voor- als nadelen. Een eerste belangrijk voordeel is de grote bereikbaarheid. In ons onderzoek peilen we naar de kennis en attitude van de modale consument, een groot aantal onderzoekseenheden is bijgevolg aangewezen. Een vragenlijst biedt bovendien de kans om verschillende aspecten van het onderwerp te belichten (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, pp. 134-135). Hiertegenover staat dat deze methode ons niet in staat stelt het onderwerp in de diepte te onderzoeken (Billiet & Waege, 2009). Het zou dus interessant zijn om in de toekomst dieper in te gaan op het onderwerp en aan de hand van kwalitatieve methodes meer inzicht te verwerven in de kennis en attitudes van de modale consument omtrent mediaconcentratie.
! We hebben ervoor geopteerd om onze vragenlijst online te verspreiden. Online vragenlijsten hebben als voordeel dat de snelheid van respons hoog is en dat de kosten laag worden gehouden aangezien er geen drukkosten of verzendkosten gemaakt moeten worden (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, pp. 134-135). Bovendien wordt de kans op inputfouten grondig verkleind (Schaefer & Dillman, 1998, p. 379). Uiteraard zijn er ook beperkingen verbonden aan deze dataverzamelingsmethode. Een online survey heeft als nadeel dat mensen die geen toegang hebben tot het internet uitgesloten worden. Daarnaast bestaat het gevaar dat een bepaald gedeelte van de bevolking dat niet over voldoende computervaardigheden beschikten niet bereikt zullen worden (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p. 134 - 135; Wright, 2005). Om dit te voorkomen werden er ook enkele papieren exemplaren van de vragenlijst voorzien. Een andere mogelijke valkuil van online vragenlijsten is de non-respons. Heerwegh (2001, p. 8) toonde aan dat het risico op nonrespons via internet hoger is dan bij traditionele onderzoeken. Bovendien is er minder inzicht in de non-responsredenen. Tot slot biedt een online survey geen mogelijkheid om de respondenten te begeleiden (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, pp. 134 - 135).
! 2.2. Procedure
! 2.2.1. Opstellen vragenlijst
! Het is belangrijk om te melden dat de vragenlijst opgesteld en verspreid werd vooraleer het nieuws bekend werd gemaakt dat Telenet voor de helft eigenaar wordt van De Vijver Media. Vanaf het moment dat dit nieuws bekend werd gemaakt werd in de vragenlijst de instructie gegeven om bij het beantwoorden van de vragen geen rekening te houden met de ontwikkelingen die gaande zijn tussen 52
Telenet en De Vijver Media aangezien deze overeenkomst nog moet worden voorgelegd aan de Europese Mededingingsautoriteiten voor finale goedkeuring (bvb, 2014).
! De vragenlijst bestaat uit drie delen. In het eerste deel (Q1 - Q10) wordt gepeild naar het mediagebruik van de respondent. De respondent moet bij een reeks kranten, weekbladen, radiozenders en televisiezenders aangeven of hij of zij deze heel vaak, vaak, soms, zelden of nooit raadpleegt. Er wordt ook telkens gevraagd welke van de kranten, weekbladen, radiozenders en televisiezenders hun voorkeur wegdraagt. Bij deze vraag kon telkens maar één krant, weekblad, radiozender en televisiezender worden aangeduid.
! In het tweede deel (Q11 - Q22) wordt dieper ingegaan op de kennis van de respondent omtrent mediaconcentratie in het Vlaamse medialandschap. Er wordt duidelijk aangegeven dat het gaat om parate kennis, en dat het dus niet de bedoeling is dat men de juiste antwoorden opzoekt. Bij elke vraag wordt dan ook een weet ik niet-optie voorzien. Q11 somt een aantal kranten op (De Morgen, De Standaard, Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad, De Tijd, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg). Het is aan de respondent om de kranten die deel uitmaken van dezelfde mediaonderneming bij elkaar te plaatsen. De volgende twee vragen sluiten hierbij aan en gaan over Het Mediahuis. Zo wordt er gevraagd in welke mediasector (krantensector, tijdschriftensector, radiosector en televisiesector) Het Mediahuis actief is en welke twee mediagroepen hun krachten hebben gebundeld in deze nieuwe media-onderneming. Vervolgens komen er enkele vragen over De Medialaan en De Vijver Media aan bod. Opnieuw wordt er gevraagd welke mediaondernemingen aandeelhouder zijn van deze mediagroepen. Daarnaast wordt er ook gevraagd om alle mediamerken (televisiezenders, kranten, tijdschriften, radiozenders,…) op te noemen die volgens de respondent betrokken zijn bij deze mediagroepen. Bij de volgende vragen wordt aan de respondent gevraagd om een reeks kranten, weekbladen, radiozenders en televisiezenders (dezelfde als in het eerste deel) te plaatsen bij de juiste mediagroep. De laatste vraag van dit deel gaat over Woestijnvis. Meer concreet wordt er gevraagd aan de respondenten aan welke mediagroep het productiehuis Woestijnvis exclusief televisieprogramma’s levert. Op basis van deze kennisvragen kon achteraf per respondent een algemene kennisscore worden berekend.
! In het derde deel wordt er dieper ingegaan op de attitude van de respondent ten aanzien van mediaconcentratie en het Vlaamse medialandschap. In eerste instantie moeten de respondenten enkele stellingen beoordelen over de maatschappelijke rol van de media (Journalisten werken 53
onafhankelijk van hun oversten. Met andere woorden, media-eigenaars hebben geen sterke invloed op de redactionele inhoud. - Men kan erop vertrouwen dat de media objectief zijn. - Het doel van de media is om te informeren. - De media zijn in het algemeen waarheidsgetrouw.) en mediagroepen (Mediagroepen (De Vijver Media, Corelio, Concentra, Medialaan,…) moeten ten alle tijde onafhankelijk van elkaar werken. - Mediamerken (Humo, VIER, vtm, Dag Allemaal,…) moeten ten alle tijden onafhankelijk van elkaar werken, ook al maken ze deel uit van hetzelfde concern.). De volgende stellingen gaan over recensies van bepaalde programma’s (Met man en macht (Woestijnvis) en Safety First (Shelter/TV Bastards) in bepaalde weekbladen (Humo, Knack, Dag Allemaal en Story). De respondent moet daarbij telkens de betrouwbaarheid van deze recensies beoordelen. Q25 peilt naar de attitude van de respondent over Het Mediahuis. Hierbij moet hij of zij aangeven in hoeverre men bezorgd is over de oprichting van Het Mediahuis. Bij Q26 wordt er telkens een koppeling gemaakt tussen een zender (één, vtm en VIER) en een weekblad (Humo en Dag Allemaal). Het is aan de respondent om aan te geven hoe deze zenders in de respectievelijke weekbladen worden belicht. Bij de volgende stellingen worden er zeer concrete voorbeelden gegeven van mediaconcentratie in Vlaanderen (Een journalist van Humo die programma’s recenseert van Woestijnvis maakt deel uit van hetzelfde mediaconcern als een televisiemaker van Woestijnvis. In hoeverre bent u hierover bezorgd? - De Morgen, HLN en De Tijd wisselen artikels uit. Op 10 april 2013 stond er in De Morgen tussen pagina 13 en pagina 24 geen enkel artikel van een journalist van De Morgen. In hoeverre bent u hierover bezorgd?). De respondent moet andermaal aangeven in hoeverre hij of zij hier bezorgd over is. Ook de volgende stellingen gaan zeer specifiek over het concentratieproces in het Vlaamse medialandschap (Het stoort mij dat kranten artikels letterlijk van elkaar overnemen. - De oprichting van Het Mediahuis vormt een bedreiging voor de diversiteit in het media-aanbod. - Ons medialandschap volgt de laatste jaren de concentratietendens die zich vanaf de jaren ’90 heeft doorgezet. Vindt u concentratie noodzakelijk in het huidige medialandschap?). De respondent moet bij deze stellingen aangeven in hoeverre hij of zij hiermee akkoord gaat. Tot slot wordt er beschrijving gegeven van twee media-ondernemingen (Media-onderneming X is enkel actief in de televisiesector. Het heeft daarbij één televisiezender in haar portefeuille. Wat is uw attitude ten aanzien van deze media-onderneming? - Mediaonderneming Y is actief in meerdere sectoren. Zo heeft het een weekblad, een televisiezender en een radiozender in haar portefeuille. Wat is uw attitude ten aanzien van deze media-onderneming?). De respondent moet aangeven wat zijn of haar attitude is ten aanzien van deze media-ondernemingen. De survey wordt afgesloten met enkele socio-demografische vragen.
! 54
2.2.2. Pretest
! Nadat de vragenlijst werd opgesteld werd deze eerst verspreid onder een kleine groep respondenten om deze te pretesten. Aan deze respondenten werd gevraagd om een bijzondere aandacht te besteden aan eventuele spelfouten en onduidelijkheden in de vragen of antwoordcategorieën. Ook andere opmerkingen waren welkom. Binnen deze groep van respondenten zaten zowel mensen die in hun opleiding niet in contact gekomen waren met leerstof in verband met het opstellen van vragenlijsten en statistische analyses als mensen die hier wel ervaring mee hebben. Aan deze laatste groep werd gevraagd om hun aandacht te vestigen op eventuele valkuilen voor de statistische verwerking van de vragen later in het onderzoeksproces. Aan de hand van de pretest werden de laatste wijzingen doorgevoerd vooraleer de vragenlijst openbaar werd gemaakt.
! Zo werden de schalen in het eerste deel van de vragenlijst, die peilt naar het mediagebruik van respondenten, gewijzigd. In eerste instantie werd er gekozen voor volgende schaal: dagelijks meermaals per dag - wekelijks - meermaals per maand - maandelijks - meermaals per jaar - nooit. Om verschillende reden bleek deze schaal niet optimaal. Zo gaven verschillende pretesters aan dat het niet evident was om hun mediagebruik aan de hand van deze schaal te rapporteren. Bovendien kon deze schaal maar met moeite worden gebruikt bij Q3: Hoe vaak leest u de volgende weekbladen? Daarnaast zal men bij een dagblad sneller zeggen dat men deze dagelijks leest dan bij een weekblad, ook al heeft men het gevoel dat men deze allebei even ’vaak’ leest. Daarom werd geopteerd voor volgende schaal: heel vaak - vaak - soms - zelden - nooit.
! Een ander probleem deed zich voor in het tweede blok waarbij gepeild wordt naar de kennis van de respondenten omtrent mediaconcentratie in Vlaanderen. Bij Q15 en Q18 wordt gevraagd welke mediamerken bij respectievelijk De Medialaan en De Vijver Media horen. Het probleem was dat er hierover bij Q22 informatie werd gegeven.
! Q22: Aan welke mediagroep levert het productiehuis Woestijnvis exclusief televisieprogramma’s? • vrt (één, Canvas, OP12) • Medialaan (vtm, 2BE, Vitaya, JIM, VTM KZoom) • De Vijver Media (VIER, Vijf) • Roularta Media Group (Kanaal Z) • Concentra (Acht) 55
Daarom werd ervoor geopteerd om deze laatste vraag van het tweede blok (kennis) op een andere pagina te plaatsen. Bovendien werd er voor gezorgd dat de respondent niet terug kon gaan in de vragenlijst, waardoor de respondent zijn voorgaande antwoorden niet zou kunnen herzien met behulp van latere informatie verkregen uit de vragenlijst.
! In het derde deel waar er gepeild werd naar de attitude van de respondenten omtrent mediaconcentratie werd bij Q26 de optie ’weet ik niet’ toegevoegd. Bij de vraag wordt er gevraagd hoe een bepaalde televisiezender (één, vtm, VIER) volgens de respondent belicht wordt in een bepaald weekblad (Humo, Knack, Dag Allemaal). De opmerking hierbij was dat bepaalde pretesters nog nooit Dag Allemaal hadden gelezen en bijgevolg geen weet hadden van de manier waarop deze zenders hierin worden belicht. Om dit te verhelpen werd een optie ’weet ik niet’ toegevoegd bij deze vraag. Nadat deze opmerkingen verwerkt werden, werd de enquête verspreid en opengesteld.
! De link met de vragenlijst werd per e-mail en via Facebook doorgestuurd naar vrienden, familie en kennissen. Aan deze personen werd vervolgens gevraagd om de vragenlijst verder te verspreiden zodat via het sneeuwbaleffect een grotere verscheidenheid aan respondenten kon worden bereikt. Daarnaast werd ook gevraagd aan ouders en vrienden om de vragenlijst te verspreiden via allerlei kanalen. Tot slot werd er op bepaalde evenementen (verjaardagen, communies, samenkomsten,…) de mogelijkheid geboden om de vragenlijst in te vullen. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een of meerdere laptops die hier aanwezig waren. Er werd uitgelegd aan de respondenten dat we hun medewerking nodig hadden voor een onderzoek omtrent mediaconcentratie in Vlaanderen. Er werd meegegeven dat de survey uit drie delen bestaat en dat de anonimiteit van de respondent volledig gerespecteerd wordt.
! ! 3. Resultaten
! 3.1. Demografische gegevens
! De vragenlijst werd openbaar gemaakt op 7 mei 2014 en weer gesloten op 1 augustus 2014. Binnen deze periode zijn er 370 respondenten gestart met het invullen van de vragenlijst. Na een grondige analyse werden er 200 respondenten over gehouden. Er werd namelijk geopteerd om enkel de 56
respondenten te behouden die de volledige vragenlijst hadden ingevuld. Op die manier kunnen we spreken van een drop out van 54 %.
! De survey werd afgewerkt door 72 (36 %) mannen en door 128 vrouwen (64 %), met een gemiddelde leeftijd van 29,78 jaar. 115 van de respondenten omschreven zichzelf als student. Van deze 115 bevonden er zich 30 in het algemeen secundair onderwijs, 4 in het secundair technisch onderwijs, 20 in de hogeschool. 29 respondenten waren bezig aan hun bachelorjaar en 32 aan hun masterjaar. Er waren geen respondenten die aangaven een lagere school student of post-universitair te zijn. Het hoge aantal studenten kan worden verklaard doordat de online survey in de eerste plaats werd verspreid via de eigen Facebook en mailcontacten. Het lage aantal studenten uit het technisch onderwijs valt tevens op deze wijze te verklaren. Om ons toch de mogelijkheid te bieden om bij de analyse vergelijkingen te maken tussen verschillende studieniveaus werd er een nieuwe variabele varStudieNiveau aangemaakt waarbij het algemeen secundair en het secundair technisch onderwijs werden samengevoegd tot het middelbaar (figuur 1). De overige 85 respondenten gaven aan dat ze niet meer studeerden. Binnen deze groep waren 2 arbeiders, 36 bedienden, 20 ambtenaren, 18 zelfstandigen en 9 werklozen.
! ! ! ! ! ! ! ! Figuur 1: variabele StudieNiveau
! ! ! ! ! ! ! !
Figuur 2: welke categorie beschrijft het best uw beroep? 57
3.2. Publieke kennis in verband met mediaconcentratie
! 3.2.1. Analyse van de publieke kennis omtrent mediaconcentratie in Vlaanderen
! Het grootste deel van de vragenlijst peilde naar de kennis van de respondent omtrent mediaconcentratie in het Vlaamse medialandschap. Er werd duidelijk aangegeven dat het gaat om parate kennis, en dat het dus niet de bedoeling was dat men de juiste antwoorden ging opzoeken.
! In de literatuurstudie werd reeds aangehaald dat het Vlaamse medialandschap de laatste jaren meer dan ooit de concentratietendens volgt die zich sinds het begin van de jaren 90 wereldwijd heeft ontwikkeld. Bovendien kwam het onderwerp mediaconcentratie opvallend vaak aan bod in de media sinds de overname van De Vijver media van de SBS-zenders VT4 en Vijftv (nu VIER en VIJF) (VRM, 2012). Het productiehuis Woestijnvis, het weekblad Humo en de zender VIER kwamen door deze overname letterlijk in dezelfde ‘Vijver’ terecht, wat toen heel wat vragen deed oprijzen over de onafhankelijkheid van deze partijen en concentratie in het Vlaams medialandschap. Ook de oprichting van Het Mediahuis deed heel wat stof opwaaien aangezien Vlaanderen hierdoor slechts twee krantengroepen overhoudt en te maken heeft met een zeer geconcentreerde krantensector (VRM, 2013). Zeer recent kwam er opnieuw heel wat berichtgeving omtrent mediaconcentratie aan bod toen aangekondigd werd dat Telenet de helft van De Vijver Media koopt (De Morgen, 2014b). Het topic mediaconcentratie kwam de laatste jaren dus meer dan ooit onder de aandacht. De vraag is nu of de modale consument aandacht besteedt aan deze informatie en of deze informatie wordt onthouden.
! Vooreerst werd er gepeild naar de kennis die de respondent heeft over het recent gevormde Mediahuis en de Vlaamse krantensector in het algemeen. De oprichting van Het Mediahuis werd de laatste maanden uitvoerig besproken in de media. Er werd bijgevolg verwacht dat de meerderheid van de respondenten noties zou hebben over deze recent gevormde mediagroep. Uit de survey blijkt echter dat slechts 36,5 % van de respondenten weet dat Het Mediahuis een samenwerking is die zich voltrokken heeft in de krantensector (figuur 3). In tweede instantie werd er gevraagd welke mediagroepen deel uit maken van Het Mediahuis. 26 % van de respondenten wisten dat Corelio hier deel van uitmaakt en 20 % van de respondenten hadden weet van de aanwezigheid van Concentra in Het Mediahuis. Er waren echter maar 17,5 % van de respondenten die wisten dat zowel Corelio als Concentra hun krantentitels dit jaar gebundeld hebben in Het Mediahuis (figuur 4). 58
! ! ! ! ! ! Figuur 3: In welke mediasector werd Het Mediahuis gevormd?
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
Figuur 4: Welke mediagroepen hebben hun krachten gebundeld in Het Mediahuis?
!
Vervolgens werd er gevraagd om de kranten bij elkaar te plaatsen die volgens de respondent tot dezelfde mediagroep behoren. De resultaten tonen aan dat slechts 11,5 % van respondenten weten dat De Standaard, Het Nieuwsblad, Het Belang van Limburg en Gazet van Antwerpen behoren tot dezelfde mediagroep. Er zijn wel beduidend meer respondenten die Het Belang van Limburg en Gazet van Antwerpen (34,5 %) en De Standaard en Het Nieuwsblad (27 %) bij elkaar groeperen, wat niet onlogisch is aangezien deze kranten voor de oprichting van Het Mediahuis deel uitmaakten van dezelfde mediagroep, respectievelijk Concentra en Corelio (tabel 1). 59
Groepering
Respondenten
%
Het Belang van Limburg! Gazet van Antwerpen
69
34,5%
De Standaard ! Het Nieuwsblad
54
27%
De Standaard ! Het Nieuwsblad! Het Belang van Limburg Gazet van Antwerpen
23
11,5%
Tabel 1: correcte groeperingen: Het Mediahuis
!
De relaties tussen de kranten van Het Mediahuis blijken echter wel beter gekend te zijn dan deze van De Persgroep. Zo blijken maar 10 % van de respondenten te weten dat Het Laatste Nieuws, De Morgen en De Tijd deel uitmaken van dezelfde mediagroep. 24,5 % van de respondenten zijn op de hoogte van de relatie tussen De Morgen en Het Laatste Nieuws. De relatie tussen De Morgen en De Tijd is echter veel minder bekend. Slechts 14,5 van de respondenten plaatse deze twee kranten in dezelfde groep (tabel 2).
! !
Groepering
Respondenten
%
Het Laatste Nieuws De Morgen
49
24,5%
De Morgen! De Tijd
29
14,5%
Het Laatste Nieuws De Morgen De Tijd
20
10%
Tabel 2: Correcte groeperingen: De Persgroep
!
Bovendien werden er ook een groot aantal kranten foutief gegroepeerd. Zo werden Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad het vaakst in eenzelfde groep geplaatst, meer bepaald door 36,5 % van de respondenten. Ook de (kwaliteitskranten) De Standaard en De Morgen werden door 30,5 % van de respondenten bij elkaar gegroepeerd. 20 % van de respondenten dachten zelfs dat zowel De Standaard, De Morgen en De Tijd deel uitmaken van dezelfde groep.
! !
60
Foute groepering
Respondenten
%
De Standaard! De Tijd! De Morgen
40
20%
De Standaard ! De Morgen
61
30,5%
Het Laatste Nieuws ! Het Nieuwsblad
73
36,5%
Tabel 3: Foute groeperingen
!
Naast de kennis over het Het Mediahuis en de krantensector werd er ook nog dieper ingegaan op andere mediaconcerns en mediasectoren. Zo werd er zowel voor De Medialaan en De Vijver Media gevraagd welke aandeelhouders hun krachten hebben gebundeld in deze mediaconcerns. Voor De Medialaan wist 18 % dat De Persgroep één van de aandeelhouders is. 17,5 % van de respondenten wist dat Roularta deel uitmaakt van deze mediagroep. Slechts 11,5 % van de respondenten wist dat zowel De persgroep als Roularta de aandeelhouders zijn van De Medialaan (figuur 5). Voor De Vijver Media wist 40,5 % dat Wouter Vandenhoute en Erik Watté één van de aandeelhouders zijn. De andere twee aandeelhouders daarentegen zijn minder gekend. 10 % van de respondenten wist dat Corelio deel uitmaakt van deze mediagroep en 18,5 % wist dat Sanoma Belgium een aandeelhouder is van De Vijver Media. Slechts 6,5 % wisten dat Waterman&Waterman (Wouter Vandenhoute en Erik Watté), Corelio en Sanoma Belgium hun krachten gebundeld hebben in De Vijver Media1 (figuur 6). 46 % van de respondenten wisten dan weer wel dat het De Vijver Media was die in 2011 de SBS-zenders VT4 en Vijftv heeft overgenomen (figuur 7).
! ! ! ! ! ! ! ! ! 1
De vragenlijst werd opgesteld en verspreid vooraleer het nieuws bekend werd gemaakt dat Telenet voor de helft eigenaar zal worden van De Vijver Media. 61
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! Figuur 5: Welke mediagroepen hebben hun krachten gebundeld in De Medialaan (vroeger de VMMa)?
62
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! Figuur 6: Welke aandeelhouders hebben hun krachten gebundeld in De Vijver Media?
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! Figuur 7: Door welke mediagroep werd SBS Belgium in 2011 overgenomen.
! !
In het laatste gedeelte van het kennisgedeelte van de survey werd aan de respondenten gevraagd om Vlaamse tijdschriften, radiozenders en televisiezenders bij de juiste mediagroep te plaatsen. Uit de resultaten blijkt dat van de tijdschriften Humo het vaakst bij de correcte mediagroep werd geplaatst door respondenten. Meer bepaald wist 39 % van de respondenten dat Humo deel uitmaakt van De 63
Vijver Media. Na Humo werd Dag Allemaal het vaakst bij de correcte mediagroep geplaatst. 34 % van de respondenten plaatste Dag Allemaal bij De Persgroep. Story en Tv-Familie werden het minst aan de juiste mediagroep toegewezen, respectievelijk door slechts 20 en 20,5 % van de respondenten (figuur 8).
!
Figuur 8: Welke tijdschriften behoren tot welke mediagroep? (0 = De Vijver Media, 1 = De Persgroep, 2 = Sanoma, 3 = Roularta, 4 = Weet ik niet)
! ! ! !
64
Ook de radiozenders moesten door de respondenten bij de juiste mediagroep worden geplaatst. Wat meteen opvalt is de dat meeste respondenten weten dat Radio 1 (81 %) en Radio 2 (75,5 %) publieke radiozenders zijn. Even opvallend is dat bij MNM (49,5 %), Klara (55 %) en Studio Brussel (61,5 %) minder het geval is. Van de commerciële zenders is van Q-music (48,5 %) het best en van Nostalgie het minst goed geweten tot welke mediagroep (15 %) ze behoren (figuur 9).
Figuur 9: Welke radiozenders behoren tot welke mediagroep? (0 = Corelio + Concentra, 1 = De Vijver Media, 2 = Medialaan, 3 = vrt, 4 = Weet ik niet)
!! !
65
Tot slot werd aan de respondenten gevraagd om enkele televisiezenders bij de juiste mediagroep te plaatsen. Opnieuw zijn het de publieke zenders één (91 %) en Canvas (81,5 %) die het vaakst bij de juiste mediagroep werden geplaatst. Ook vtm wordt door de meeste respondenten (75 %) bij de bijhorende mediagroep, namelijk de Medialaan), geplaatst. Van JIM, 2BE en zeker anne is veel minder geweten ook zij tot deze mediagroep behoren. Net zoals bij vtm worden ook VIER en VIJF door het grootst aantal respondenten bij de juiste mediagroep geplaatst (figuur 10a en b).
!
Figuur 10a: Welke televisiezenders behoren tot welke mediagroep? (0 = vrt, 1 = Medialaan, 2 = De Vijver Media, 3 = Concentra, 4 = Sanoma, 5 = Roularta, 6 = weet ik niet)
!!
66
Figuur 10b: Welke televisiezenders behoren tot welke mediagroep? (0 = vrt, 1 = Medialaan, 2 = De Vijver Media, 3 = Concentra, 4 = Sanoma, 5 = Roularta, 6 = weet ik niet)
!
Het allerlaatste deel van het kennisgedeelte peilde in hoeverre men op de hoogte is van de relatie tussen Woestijnvis en De Vijver Media (VIER en VIJF). 73 % van de respondenten wist dat het productiehuis Woestijnvis op dit ogenblik exclusief programma’s levert aan De Vijver Media (figuur 11).
! ! ! ! ! ! ! ! 67
! ! ! ! ! ! ! Figuur 11: aan welke mediagroep levert Woestijnvis exclusief televisieprogramma’s?
!
3.2.2. Totale kennisscore
! Op basis van deze vragen werd vervolgens per respondent een totale kennisscore berekend (compute variable). Op het kennisgedeelte van de vragenlijst kon men maximaal 38 op 38 scoren. Respondenten die minder dan de helft van de vragen correct hebben beantwoord werden onderverdeeld in de groep onvoldoende. De respondenten die tussen de 50 en 59 % van de vragen correct hebben beantwoord werden in de groep voldoening geplaatst. Vanaf 60 tot 69 % kreeg men een onderscheiding. Indien men 70 tot 79 % correct had beantwoord werd in met in de groep grote onderscheiding geplaatst. Een score boven de 80 % leverde een grootste onderscheiding op (tabel 4).
! Aantal correcte antwoorden
%
Graad
21 - 38
80 - 100
Grootste onderscheiding
27 - 30
70 - 79
Grote onderscheding
23 - 26
60 - 69
Onderscheiding
19 - 22
50 - 59
Voldoening
0 - 19
0 - 49
Onvoldoende
Tabel 4: Uitslag
! !
Gemiddeld scoorde men ongeveer 14,73 op 38 (figuur 12). Bijgevolg haalden 113 respondenten of 66,5 % een onvoldoende, 16 % haalde een voldoening, 21 % van de respondenten haalde een onderscheiding, 4,5 % haalde een grote onderscheiding en 2,5% haalde een grootste onderscheiding (tabel 13).
!!
68
!
!! ! ! ! !
Figuur 12: Gemiddelde totale kennisscore
Figuur 13a: Uitslag
! ! ! !! !! !! !! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
Figuur 13b: Uitslag (bis)
! !
3.2.3. Kennis en demografische gegevens
! Tot slot werd nagegaan of er bepaalde groepen op basis van geslacht of studieniveau significant scoorden op het kennisgedeelte. De analyse wijst uit dat er geen significante verschillen zijn te 69
vinden in de uitslag tussen de verschillende studieniveaus. De analyse wijst wel uit dat de respondenten uit het middelbaar het minst goed scoorden. Masterstudenten scoorden op hun beurt dan weer het best, gevolgd door respondenten die geen student meer zijn. Zoals reeds aangehaald bestaat deze niet-student-groep uit 2 arbeiders, 36 bedienden, 20 ambtenaren, 18 zelfstandigen en 9 werklozen. Voor de groep niet-studenten is het moeilijk om conclusies te trekken aangezien niet elke groep voldoende vertegenwoordigt is. Ook op basis van geslacht werden er geen significante verschillen gevonden (figuur 14).
Figuur 14: kennis en studieniveau/geslacht
!!
3.2.4. Bespreking
! Vlaanderen wordt de laatste jaren gekenmerkt door een aantal overnames binnen de mediasector die de concentratiegraad aanzienlijk heeft doen toenemen. Elk van deze ontwikkelingen werd daarbij uitvoerig belicht in de media. Het topic mediaconcentratie kwam met andere woorden de laatste tijd meer dan ooit onder de aandacht. Bijgevolg zou men kunnen verwachten dat de modale consument op de hoogte is van deze ontwikkelingen en kennis heeft over het Vlaamse medialandschap. Het tegendeel bleek echter waar. Ondanks de uitvoerige berichtgeving over de recente oprichting van Het Mediahuis wist slechts 36,5 % van de respondenten dat Het Mediahuis een samenwerking is die zich voltrokken heeft in de krantensector. Ook de relaties tussen de verschillende Vlaamse dagbladen blijkt onbekend terrein te zijn. Zo wist slechts 11,5 % van de respondenten dat De Standaard, Het Nieuwsblad, Het Belang van Limburg en De Gazet van Antwerpen deel uitmaken 70
van dezelfde mediagroep (Het Mediahuis). Ook van de verschillende kranten van De Persgroep (Het Laatste Nieuws, De Morgen en De Tijd) wist slechts 10 % dat zij deel uitmaken van dezelfde mediagroep. Bovendien werden er door veel respondenten verkeerde relaties gelegd tussen kranten. Zo dacht 36,5 % dat Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad deel uitmaken van dezelfde krantengroep. Ook de (kwaliteitskranten) De Standaard en De Morgen werden door 30,5 % van de respondenten bij elkaar gegroepeerd. 20 % van de respondenten dachten zelfs dat zowel De Standaard, De Morgen en De Tijd deel uitmaken van dezelfde groep.
! Het kennisgedeelte peilde ook naar de kennis die de respondent heeft over de verschillende mediagroepen en de bijhorende mediamerken. Over het algemeen bleek dat De Vijver Media de mediagroep is waarover de respondenten het meeste kennis beschikken. Zo wist bijna de helft dat Wouter Vandenhaute en zijn zakenpartner Erik Watté via hun vennootschap W&W één van de aandeelhouders zijn van deze mediagroep en dat het deze mediagroep was die in 2011 de SBSzenders VT4 en Vijftv overnam. Bovendien was Humo het tijdschrift waarvan men het beste wist tot welke mediagroep ze behoort. Ook de relatie tussen vtm, Dag Allemaal en Q-music bleek voor veel respondenten niet onbekend te zijn. Toch moeten we concluderen dat de kennis in verband het Vlaamse medialandschap en mediaconcentratie in het bijzonder opvallend laag is, met een gemiddelde score van 14,73 op 38. Zo beantwoordde de meerderheid (66,5 %) van de respondenten meer dan de helft van de vragen foutief. Verder werd er geen verschil gevonden in score tussen man en vrouw. Het studieniveau bracht wel verschillen aan het licht, maar deze waren niet significant. Zo scoorden masterstudenten en afgestudeerden het best en scoorden studenten uit de hogeschool beter dan bachelor-studenten.
! In de literatuurstudie hebben we al gewezen op het belang van kennis inzake mediaconcentraties in Vlaanderen. Met de resultaten van het kennisgedeelte in het achterhoofd komen we hier andermaal op terug. Het concentratieproces kan tot gevolg hebben dat de diversiteit en het pluralisme aan meningen, visies, opinies en informatie die tot bij de consument komen sterk gelimiteerd is. Zo kan mediaconcentratie er voor zorgen dat het publiek geconfronteerd wordt met informatie die afkomstig is van slechts een beperkt aantal organisaties (Doyle, 2013). Het is dus mogelijk dat de consument geïnformeerd wordt over een welbepaald topic door twee verschillende kranten, een radiostation, een tijdschrift en een televisiezender, zonder dat men daarbij door heeft dat de informatie eigenlijk afkomstig is van één en dezelfde bron. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat deze informatie niet volledig waarachtig en objectief is (Shah, 2009). Media-eigenaars en media71
ondernemingen in het algemeen kunnen immers een sterke invloed uitoefenen op de redactionele inhoud in die zin dat vooral de belangen van de eigen groep sterk naar voren worden geschoven (Doyle, 2002, p. 18). Het grootste gevaar bestaat erin dat de modale consument hier geen weet van heeft, waardoor men hier ook niet kritisch tegenover zal staan. Deze gedachtegang hebben gekoppeld aan onderzoek omtrent reclame waarbij reeds veel onderzoek werd uitgevoerd omtrent de persuasion knowledge van de consument. Voor een consument is het leren interpreteren van en het omgaan met boodschappen van marketeers en reclame enorm belangrijk. Bijgevolg ontwikkelen consumenten naarmate ze ouder worden persoonlijke kennis over tactieken die zij dienen te gebruiken om zulke boodschappen adequaat te verwerken. Persuasion knowledge helpt hen om kritisch te zijn ten aanzien van marketeers die hen proberen te beïnvloeden (Friestad & Wright, 1994). Dit gegeven van persuasion knowledge kunnen we vervolgens terugkoppelen aan ons eigen onderzoek en onze eigen bevindingen. Uit de analyse blijkt namelijk dat de concentration knowledge van de modale consument opvallend laag is. Bijgevolg bestaat het gevaar dat het publiek alle informatie die hen wordt toegespeeld zonder enige kritische zin zal opnemen, ook al is die informatie niet volledig waarachtig en objectief. We zouden dus kunnen argumenteren dat de modale consument gebaat is bij de nodige concentration knowledge. Brabander (2007) stelt dan ook dat we niet enkel oog moeten hebben voor wat er in de media verschijnt, maar ook door wie het verspreid wordt. Bijgevolg kunnen we concluderen dat het lage kennisniveau van de modale consument omtrent mediaconcentratie in zekere zin zorgbarend is. Het is namelijk in het belang van de consument niet onbelangrijk het het over de nodige kennis beschikt over wie welke informatie de wereld instuurt zodat men deze informatie bijgevolg op een adequate wijze kan analyseren, interpreteren en evalueren.
! 3.3. Publieke attitude ten aanzien van mediaconcentratie
! 3.2.1. Analyse van de publieke attitude ten aanzien van mediaconcentratie
! In twee instantie wensen we in deze masterproef ook meer inzicht te verwerven in de publieke attitude ten aanzien van mediaconcentratie. We haalden reeds aan dat de recente ontwikkelingen in de Vlaamse mediasector gezorgd hebben voor een hoge concentratiegraad en dat elk van deze ontwikkelingen telkens uitvoerig aan bod kwam in de media. Bovendien ging dit in de meeste gevallen gepaard met heel wat ongerustheid. Zo werd er vanuit de politieke en academische hoek en vanuit de sector zelf met heel wat bezorgdheid gekeken naar de oprichting van Het Mediahuis en de 72
recente aankondiging dat Telenet voor de helft eigenaar wordt van De Vijver Media. Bijgevolg leek het ons interessant om na te gaan of de bezorgdheid omtrent mediaconcentratie in Vlaanderen ook bij de consument aanwezig is.
! Vooreerst werd de respondent geconfronteerd met enkele stellingen over de werking van media in het algemeen. Uit de resultaten blijkt dat de meerderheid van de respondenten hierover een zelfde standpunt in nam. Zo zijn slechts 17,5 % van de respondenten ervan overtuigd dat journalisten onafhankelijk van hun oversten werken en zijn er dus 64,5% van de respondenten van overtuigd dat media-eigenaars wel degelijk een sterke invloed hebben op de redactionele inhoud. 78,5 % van de respondenten zijn er bovendien van overtuigd dat media niet objectief zijn. Tot slot zijn 68 % van de respondenten van mening dat de media tot doel moeten hebben om te informeren. Slechts 17 % van de respondenten zijn deze mening niet toegedaan (figuur 15).
Figuur 15: stellingen in verband met media
! ! !! !! !! !! !! !! !! !! !! !! !! !! !!
!
De meningen zijn echter meer verdeeld wanneer de respondenten worden geconfronteerd met specifiekere stellingen over mediaconcentratie. Bovendien valt het meteen op dat de meerderheid van de respondenten aangeven niet bezorgd te zijn over bepaalde tendensen die het gevolg zijn van 73
het mediaconcentratie-proces. Zo geeft 65,5 % van de respondenten aan het hen geen zorgen baardt dat een journalist die programma’s recenseert van het productiehuis Woestijnvis deel uitmaakt van het zelfde mediaconcern als een televisiemaker van Woestijnvis. In lijn met deze resultaten geeft 58,5 % aan niet bezorgd te zijn over het feit dat de kranten die deel uitmaken van hetzelfde mediaconcern heel wat artikels uitwisselen met elkaar (figuur 16a en b).
! ! ! ! ! ! !! !! !! !! !! !
!
Figuur 16a: stellingen in verband met mediaconcentratie
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
Figuur 16b: stellingen in verband met mediaconcentratie
!
Wanneer er tot slot letterlijk wordt gevraagd of men concentratie noodzakelijk vindt in het huidige medialandschap heeft ongeveer de helft van de respondenten geen uitgesproken mening. De groep 74
respondenten die ervan overtuigd is dat mediaconcentratie noodzakelijk is, is wel in de minderheid ten aanzien van diegenen die hier niet mee akkoord gaan (figuur 17). We zien dan ook dat de attitude ten aanzien van een media-onderneming X die enkel actief is in de televisiesector significant positiever is dan media-onderneming Y die actief is in meerdere mediasectoren (figuur 18a en b).
!
Figuur 17: stelling - vindt u concentratie noodzakelijk?
! ! ! ! ! ! !!
!! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! Figuur 18a: beoordeel volgende media-ondernemingen
! !
75
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !! !! !! !! !! !! !! ! Figuur 18b: beoordeel volgende media-ondernemingen
!!
In tweede instantie probeerden we met een reeks stellingen en vragen inzicht te verwerven in de meer onderliggende attitude van de respondent ten aanzien van mediaconcentratie. Dit deel leverde enkele interessante resultaten op. Zo moesten de respondenten aangeven in hoeverre ze recensies van bepaalde programma’s (Met man en macht (Woestijnvis) en Safety First (Shelter/TV Bastards)) in bepaalde weekbladen (Humo, Knack, Dag Allemaal en Story) betrouwbaar vinden. Uit de analyse blijkt dat men een recensie van de Woestijnvis-serie Met man en macht in het weekblad Humo significant minder betrouwbaar vindt dan een recensie van de sitcom Safety First in hetzelfde
76
weekblad. Voor de andere weekbladen (Knack, Dag Allemaal en Story) werden de recensies van deze televisie-programma’s als even betrouwbaar gezien (figuur 19).
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
Figuur 19: betrouwbaarheid van recensies van met man en macht en safety first in de weekbladen Humo, Knack, Dag Allemaal en Story.
!!
In een volgende reeks van stellingen werd er telkens een koppeling gemaakt tussen een zender (één, vtm en VIER) en een weekblad (Humo en Dag Allemaal). De resultaten tonen een significant verschil aan tussen de wijze waarop de zenders VIER, vtm en één volgens de respondent worden belicht in het weekblad Humo. Zo wordt de zender VIER volgens de respondenten significant beter belicht dan de zender vtm in het weekblad Humo. Het omgekeerde resultaat wordt gevonden voor het weekblad Dag Allemaal. Hier is de respondent van mening dat de zender vtm significant beter wordt belicht dan de zender VIER en één (figuur 20).
! ! ! ! 77
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! Figuur 20: op welke wijze wordt de zender vtm/één/VIER belicht in het weekblad Humo/Dag Allemaal
!! !
3.3.2. Bespreking
! De laatste jaren vonden er in de mediasector heel wat overnames plaats die de concentratiegraad aanzienlijk heeft doen toenemen. Vanuit verschillende hoeken ontstond er hierover telkens heel wat kritiek en ongerustheid. Zeker de laatste maanden kwam het topic mediaconcentratie uitvoerig aanbod in de Vlaamse media met de oprichting van Het Mediahuis en de recente ontwikkelingen tussen Telenet en De Vijver Media. Telkens ontstond er hierover een debat waarbij de politieke wereld, de academische wereld en mensen uit de mediasector aan het woord werden gelaten. De stem van de modale consument werd hierbij zelden geraadpleegd. Bijgevolg hebben we getracht om aan de hand van enkele stellingen en vragen te achterhalen wat de attitude van de consument is ten aanzien van het concentratieproces dat zich de voorbij jaren zeer sterk ontwikkelde in het Vlaamse medialandschap.
! Vooreerst werd de respondent geconfronteerd met enkele stellingen over de werking van media in het algemeen. Uit de resultaten blijkt dat een grote meerderheid van de respondenten hierover een eensgezind standpunt innam. Zo zijn slechts 17,5 % van de respondenten ervan overtuigd dat journalisten onafhankelijk van hun oversten werken en zijn er dus 64,5% van de respondenten van overtuigd dat media-eigenaars wel degelijk een sterke invloed hebben op de redactionele inhoud. 78
78,5 % van de respondenten zijn er bovendien van overtuigd dat media niet objectief zijn. Tot slot zijn 68 % van de respondenten van mening dat de media tot doel moeten hebben om te informeren.
! Wanneer de respondenten worden geconfronteerd met specifieke stellingen omtrent mediaconcentratie blijkt er veel minder eensgezindheid te zijn. Bovendien valt het meteen op dat de meerderheid telkens aangeeft niet bezorgd te zijn over tendensen die het gevolg zijn van het mediaconcentratie-proces. De bezorgdheid die leeft in politieke en academische kringen en binnen de mediasector zelf wordt dus niet gedeeld door de consument. Ook wanneer letterlijk wordt gevraagd of men concentratie noodzakelijk vindt in het huidige medialandschap heeft ongeveer de helft van de respondenten geen uitgesproken mening. Van diegenen die wel een mening hebben is de groep respondenten die ervan overtuigd dat mediaconcentratie noodzakelijk is wel in de minderheid ten aanzien van diegenen die hier niet mee akkoord gaan.
! De meerderheid van de respondenten geeft dus aan niet bezorgd te zijn over tendensen die het gevolg zijn van het mediaconcentratie-proces of het mediaconcentratie-proces in het algemeen. Desondanks vinden we wel een significant verschil terug in de attitude ten aanzien van een kleine media-onderneming ten opzichte van een groot mediaconcern. Meer concreet is de attitude van de respondenten ten aanzien van een media-onderneming X die enkel actief is in de televisiesector significant positiever dan de attitude ten aanzien van media-onderneming Y die actief is meerdere mediasectoren.
! Met het tweede deel van het attitudegedeelte van de survey probeerden we inzicht te verwerven in de meer onderliggende attitude van de respondent ten aanzien van mediaconcentratie. Zo kregen de respondenten volgende stellingen voorgeschoteld: in het weekblad Humo krijgt de VIER-serie Met man en macht (Woestijnvis) een erg goede recensie. In hoeverre vindt u deze recensie betrouwbaar? In het weekblad Humo krijgt de vtm-sitcom Safety First(Shelter/TV Bastards) een erg goede recensie. In hoeverre vindt u deze recensie betrouwbaar? Hetzelfde werd gevraagd voor de weekbladen Dag Allemaal, Knack en Story? Uit de analyse blijkt dat er enkel bij het weekblad Humo significante verschillen werden gevonden tussen de beoordeling van de betrouwbaarheid van Met man en macht en Safety First. Zo blijkt dat de respondenten een recensie van de Woestijnvisserie Met man en macht in het weekblad Humo significant minder betrouwbaar vinden dan een recensie van de sitcom Safety First in hetzelfde weekblad. Dit resultaat sluit aan bij de bespreking van het kennisgedeelte waarin we aanhaalden dat de banden tussen Humo, VIER, VIJF en 79
Woestijnvis in tegenstellingen tot andere relaties van mediamerken gekend zijn bij de grote meerderheid van de respondenten. De resultaten tonen vervolgens ook een significant verschil aan tussen de wijze waarop de zenders VIER, vtm en één volgens de respondent worden belicht in het weekblad Humo. Zo wordt de zender VIER volgens de respondenten significant beter belicht dan de zender vtm in het weekblad Humo. Het omgekeerde resultaat wordt gevonden voor het weekblad Dag Allemaal. Hier is de respondent van mening dat de zender vtm significant beter wordt belicht dan de zender VIER en één. Merk op dat we in het kennisgedeelte aanhaalden dat uit de resultaten bleek dat de relatie tussen de mediamerken vtm, Dag Allemaal en Q-music bij een groot deel van de respondenten gekend zijn, dit in tegenstelling tot andere relaties tussen mediamerken zoals de kranten die deel uitmaken van Het Mediahuis.
! We kunnen dus concluderen dat de meerderheid van de respondenten niet bezorgd is over het concentratieproces dat zich de laatste jaren sterk ontwikkeld heeft in het Vlaamse medialandschap. De bezorgdheid inzake mediaconcentratie die sterk aanwezig is in politieke en academische kringen wordt dus niet gedeeld door de modale consument. Wanneer we echter kijken naar de onderliggende attitude van de respondent ten aanzien van mediaconcentratie blijkt wel dat men twijfels heeft heeft over de betrouwbaarheid van een recensie wanneer er een Woestijnvis-programma gerecenseerd wordt in het weekblad Humo. Daarnaast wees het onderzoek ook uit dat men de mening is toegedaan dat de televisiezender VIER wordt voorgetrokken in het weekblad Humo en dat met vtm hetzelfde gebeurt in het weekblad Dag Allemaal.
! 3.3.3. Relatie tussen kennis en attitude?
! In het eerste deel van de analyse hebben we ons gefocust op de concentration knowledge van de modale consument en hebben we elke respondent in een groep onderverdeeld (onvoldoende, voldoening, onderscheiding, grote onderscheiding en grootste onderscheiding) op basis van het kennisniveau inzake mediaconcentratie. In het tweede deel werd vervolgens gefocust op de attitude van de consument ten aanzien van mediaconcentratie aan de hand van enkele stellingen en vragen. Bijgevolg wensen we het empirisch luik af te sluiten door na te gaan of er significante verschillen te vinden zijn in de attitude ten aanzien van mediaconcentratie tussen de verschillende kennisniveaus. De analyse wijst echter uit dat er, op één stelling na, geen significante verschillen te vinden zijn tussen de verschillende kennisniveaus. Er werden enkel significante verschillen gevonden in de attitude ten aanzien van de werking van mediagroepen. Hierbij waren het de respondenten uit de 80
groep hoge en hoogste onderscheiding die in vergelijking met de respondenten uit de andere groepen sterk akkoord waren met de stelling dat mediagroepen ten allen tijde onafhankelijk van elkaar kunnen werken. Verder werden er geen significante verschillen gevonden. Het nagaan van de relatie tussen kennis en attitude viel echter niet binnen het kader van deze masterproef. Toekomstig onderzoek zou wel kunnen focussen op deze relatie door gebruik te maken van een attitudeschaal.
! Figuur 21: relatie tussen kennis en attitude 81
CONCLUSIE EN DISCUSSIE
! ! In de literatuurstudie werd aangehaald dat het Vlaamse medialandschap de laatste jaren meer dan ooit de concentratietendens volgt die zich sinds het begin van de jaren 90 wereldwijd heeft ontwikkeld. Bovendien kwam het onderwerp mediaconcentratie opvallend vaak aan bod in de Vlaamse media sinds de overname van De Vijver media van de SBS-zenders VT4 en Vijftv (nu VIER en VIJF) (VRM, 2012). Het productiehuis Woestijnvis, het weekblad Humo en de zender VIER kwamen door deze overname namelijk letterlijk in dezelfde ‘Vijver’ terecht, wat toen heel wat vragen deed oprijzen over de onafhankelijkheid van deze partijen en concentratie in het Vlaams medialandschap. Ook de oprichting van Het Mediahuis deed heel wat stof opwaaien aangezien Vlaanderen hierdoor slechts twee krantengroepen overhoudt en te maken heeft met een zeer geconcentreerde krantensector (VRM, 2013). Zeer recent kwam er opnieuw heel wat berichtgeving omtrent mediaconcentratie aan bod toen aangekondigd werd dat Telenet voor de helft eigenaar zal worden van De Vijver Media (De Morgen, 2014b). Het topic mediaconcentratie kwam de laatste jaren dus meer dan ooit onder de aandacht. Bijgevolg zou men kunnen verwachten dat de modale consument op de hoogte is van deze ontwikkelingen en kennis heeft over de concentraties binnen het Vlaamse medialandschap. Desondanks wijst ons onderzoek uit dat de modale consument hier opvallend weinig kennis over heeft. Zo wist slechts 36,5 % van de respondenten dat de recente oprichting van Het Mediahuis een samenwerking is die zich voltrokken heeft in de krantensector. Ook de relaties tussen de verschillende Vlaamse dagbladen bleek onbekend terrein te zijn. Slechts 11,5 % van de respondenten wist dat De Standaard, Het Nieuwsblad, Het Belang van Limburg en De Gazet van Antwerpen deel uitmaken van dezelfde mediagroep (Het Mediahuis) en ook van de Het Laatste Nieuws, De Morgen en De Tijd wist slechts 10 % dat zij deel uitmaken van eenzelfde onderneming (De Persgroep). Bovendien werden er door veel respondenten verkeerde relaties gelegd tussen kranten. Zo dacht 36,5 % dat Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad deel uitmaken van dezelfde krantengroep. Ook de (kwaliteitskranten) De Standaard en De Morgen werden door 30,5 % van de respondenten bij elkaar gegroepeerd. Het kennisgedeelte peilde ook naar de kennis die de respondent heeft over de verschillende mediagroepen en de bijhorende mediamerken. Over het algemeen bleek dat De Vijver Media de mediagroep is waarover de respondenten het meeste kennis beschikken. Zo wist bijna de helft dat Wouter Vandenhaute en zijn zakenpartner Erik Watté via hun vennootschap W&W één van de aandeelhouders zijn van deze mediagroep en dat het deze mediagroep was die in 2011 de SBS-zenders VT4 en Vijftv overnam. Bovendien was Humo het 82
tijdschrift waarvan men het beste wist tot welke mediagroep ze behoort. Ook de relatie tussen vtm, Dag Allemaal en Q-music bleek bij een kleine meerderheid gekend te zijn. Toch moeten we concluderen dat de kennis in verband het Vlaamse medialandschap en mediaconcentratie in het bijzonder opvallend laag is, met een gemiddelde score van 14,73 op 38. Zo beantwoordde de meerderheid (66,5 %) van de respondenten meer dan de helft van de vragen foutief. Verder werd er geen verschil gevonden in kennisniveau tussen man en vrouw. Het studieniveau bracht wel lichte verschillen aan het licht, maar deze waren niet significant. Zo scoorden masterstudenten en de groep met niet-studenten het best en scoorden studenten uit de hogeschool beter dan bachelor-studenten.
! Met de resultaten van het kennisgedeelte werd er andermaal ingegaan op het belang van de aanwezigheid van concentration knowledge bij de consument. Mediaconcentratie kan er immers voor zorgen dat het publiek geconfronteerd wordt met informatie die afkomstig is van slechts een beperkt aantal organisaties (Doyle, 2013). Het is dus mogelijk dat de consument geïnformeerd wordt over een welbepaald topic door twee verschillende kranten, een radiostation, een tijdschrift en een televisiezender, zonder dat men daarbij door heeft dat de informatie eigenlijk afkomstig is van één en dezelfde bron. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat deze informatie niet volledig waarachtig en objectief is (Shah, 2009). Media-eigenaars en media-ondernemingen in het algemeen kunnen immers een sterke invloed uitoefenen op de redactionele inhoud in die zin dat vooral de belangen van de eigen groep sterk naar voren worden geschoven (Doyle, 2002, p. 18). Het grootste gevaar bestaat er in dat de modale consument hier geen weet van heeft, waardoor men hier ook niet kritisch tegenover zal staan. Deze gedachtegang werd gekoppeld aan onderzoek inzake reclame waarbij reeds veel onderzoek werd uitgevoerd omtrent de persuasion knowledge van de consument. Voor een consument is het leren interpreteren van en het omgaan met boodschappen van marketeers en reclame enorm belangrijk. Bijgevolg ontwikkelen consumenten naarmate ze ouder worden persoonlijke kennis over tactieken die zij dienen te gebruiken om zulke boodschappen adequaat te verwerken. Persuasion knowledge helpt hen om kritisch te zijn ten aanzien van marketeers die hen proberen te beïnvloeden (Friestad & Wright, 1994). Dit gegeven van persuasion knowledge werd vervolgens teruggekoppeld aan ons eigen onderzoek en onze eigen bevindingen. Uit de analyse bleek namelijk dat de concentration knowledge van de modale consument opvallend laag is. Bijgevolg bestaat het gevaar dat het publiek alle informatie die hen wordt toegespeeld zonder enige kritische zin zal opnemen, ook al is die informatie niet volledig waarachtig en objectief. We zouden dus kunnen argumenteren dat de modale consument gebaat is met de nodige concentration knowledge. Brabander (2007) stelt dan ook dat we niet enkel oog moeten hebben voor wat er in de 83
media verschijnt, maar ook door wie het verspreid wordt. Bijgevolg is het van belang dat de consument over de nodige kennis beschikt over wie welke informatie de wereld instuurt zodat deze informatie bijgevolg op een adequate wijze kan worden geanalyseerd, geïnterpreteerd en geëvalueerd.
! Aanvullend hebben we ons ook gefocust op de attitude die de modale consument heeft ten aanzien van het concentratieproces. Vanuit politieke en academische hoek en vanuit de sector zelf werd er namelijk met heel wat bezorgdheid gekeken naar de oprichting van Het Mediahuis en de recente aankondiging dat Telenet voor de helft eigenaar wordt van De Vijver Media. Bijgevolg leek het ons interessant om na te gaan of de bezorgdheid omtrent mediaconcentratie in Vlaanderen ook bij de consument aanwezig is. Het attitudegedeelte van ons onderzoek wees echter uit dat meerderheid van de respondenten niet bezorgd is over de concentratie-ontwikkelingen die zich de laatste jaren hebben voorgedaan in het Vlaamse medialandschap. Aansluitend bij de resultaten uit het kennisgedeelte blijkt wel dat men twijfels heeft heeft over de betrouwbaarheid van een recensie wanneer er een Woestijnvis-programma gerecenseerd wordt in het weekblad Humo. Daarnaast wees het onderzoek ook uit dat men de mening is toegedaan dat de televisiezender VIER wordt voorgetrokken in het weekblad Humo en dat met vtm hetzelfde gebeurt in het weekblad Dag Allemaal.
! Tot slot werd het empirisch luik afgesloten door na te gaan of er significante verschillen te vinden zijn in de attitude ten aanzien van mediaconcentratie tussen de verschillende kennisniveaus. De analyse wees echter uit dat er, op één stelling na, geen significante verschillen te vinden zijn tussen de verschillende kennisniveaus. Het nagaan van de relatie tussen kennis en attitude viel echter niet binnen het kader van deze masterproef. Toekomstig onderzoek zou wel kunnen focussen op deze relatie door gebruik te maken van een attitudeschaal.
! Bij ons onderzoek kunnen uiteraard een aantal kanttekeningen gemaakt worden, waar uit zijn beurt aanbevelingen voor toekomstig onderzoek uit kunnen volgen. Een eerste beperking vloeit voort uit de keuze voor een online survey. Deze methode resulteert heeft er mede voor gezorgd dat er heel wat respondenten halverwege gestopt zijn met het beantwoorden van de vragen. Zo hebben er uiteindelijk slechts 200 van de 370 respondenten de survey volledig ingevuld. We moeten ons onderzoek dus bekijken als een exploratieve studie. Daarnaast is er sprake van een oververtegenwoordiging van vrouwen (64 %) en studenten (57,5 %). Een andere beperking is de 84
lengte van de vragenlijst. Zo hadden we achteraf gezien het gedeelte omtrent het mediagebruik kunnen weglaten. Dit gedeelte, dat als eerste aan bod kwam in de vragenlijst, heeft vele respondenten doen afhaken. Via Qualtrics was namelijk te zien dat de meerderheid van de 170 respondenten die de survey niet volledig hebben ingevuld gestopt zijn na dit gedeelte. We hadden dus beter enkel maar gefocust op de kennis en de attitude van de respondent, zoals uiteindelijk ook gebeurt is in de analyse. Daarnaast ontbrak het deze studie aan een attitudeschaal. De stellingen en vragen omtrent de attitude leverde ons zeker en vast enkele interessante inzichten, maar een attitudeschaal zou ons in staat hebben gesteld om de relatie tussen attitude en kennis in betere mate te onderzoeken. In die zin zou een aanvullend kwalitatief onderzoek ook extra inzichten kunnen leveren in de attitude van de consument inzake mediaconcentratie.
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
! ! ! 85
LITERATUURLIJST
! ! Albarran, A. B. (2004). Media economics. In D. H. Downing, D. McQuail, P. Shlesinger & E. Wartella (Eds.) (2004). The SAGE Handbook of Media Studies (pp. 291–307). London: SAGE.
! Albarran, A.B. (2010). The Media Economy. New York: Routledge.
! Ahrens, F. (2002, 23 mei). Moon Speech Raises Old Ghosts as the Times Turns 20. Washington Post, E01.
! Alger, D. (1998). Megamedia. How Giant Corporations Dominate Mass Media, Distort Competition, and Endangers Democracy. Lanham: Rowman & Littlefield Publishers.
! Andersen, R. (2000). Introduction. In R. Andersen & L. Strate (Eds.) (2000). Critical Studies in MediaCommercialism (pp. 1-21). Oxford: University Press.
! Anderson, S.P. & McLaren, J. (2012). Media mergers and media bias with rational consumers. Journal of the European Economic Association, 10, 831-859.
! Bagdikian, B.H. (1983). The Media Monopoly. Boston: Beacon Press.
! Bagdikian, B.H. (2000). The Media Monopoly (6 ed.). Boston: Beacon Press.
! Baker, E.C. (2002). Media, Markets and Democracy. Cambridge: Cambridge university press.
! Baker, C.E. (2007). Media Concentration and Democracy: Why Owernship Matters. New York, N.Y.: Cambridge University Press.
! Barber, T. (2006, 3 april). Berlusconi media empire fined over TV coverage. Financial Times, 2006.
! 86
Belgische Mededingingsautoriteit (2014). De werking en bevoegdheden van de
Belgische
Mededingingsautoriteit. Geraadpleegd op 15 april 2014 op het Wereldwijde Web: http:// economie.fgov.be/nl/ondernemingen/mededinging/
! Berelson, B. (1952). Content analysis in communication research. New York: The Free Press.
! Berry, S. & Waldfogel, J., 2001. Do mergers increase product variety? Evidence from radio broadcasting. Quarterly Journal of Economics, 116, 1009-1025.
! Billiet, J. en Waege, H. (2009). Een samenleving onderzocht: methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: De Boeck.
! Biltereyst, D. (2006). Internationale Communicatie. Gent: Academia Press.
! Blethen, A. (2004, 19 september). Stop the Media Mergers. Washington Post, B07.
! Bogart, L. (2000). Commercial Culture, the Media System and the Public Interest. New Brunswick & London: Transaction Publishers.
! Bourgeois, G. (2006). Beleidsbrief Media. Beleidsprioriteiten 2006-2007. Brussel: Vlaams Parlement.
! Bvb (2013, 27 mei). Lieten gematigd positief over Het Mediahuis. Geraadpleegd op 4 april 2014 op het Wereldwijde Web: http://www.standaard.be/cnt/dmf20130627_00638561.
! Bvb (2014, 17 juni). Telenet investeert fors in De Vijver Media. Geraadpleegd op 4 april 2014 op het Wereldwijde Web: http://www.standaard.be/cnt/dmf20140617_01143768.
! Callewaert, C. (2013). Krantenuitgevers in Vlaanderen: toen waren ze nog met twee. Geraadpleegd op 15 februari 2014 op het Wereldwijde Web: http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/06/26/ krantenuitgevers-in-vlaanderen-toen-waren-ze-nog-met-twee.
! 87
Chandra, A., Collard-Wexler, A., 2009. Mergers in two-sided markets: an application to the Canadian newspaper industry. Journal of Economics and Management Strategy, 18 (4), 1045–1070.
! Chan-Olmsted, SM. & Chang, B. (2003). Diversification Strategy of Global Media Conglomerates: Examining Its Patterns and Determinants. Journal of Media Economics, 16(4), 213-233.
! Compaine, B. (2000a). The Newspaper Industry. In B. Compaine & D. Gomery (Eds.) (2000). Who owns the Media? Competition and Concentration in the Mass Media industry (pp. 481-506). Hilsdale: Erlbaum.
! Council of Europe. (1994). 4ème Conférence Ministérielle européenne sur la politique des communications de masse. Prague, 7–8 décembre 1994. Les média dans une société démocratique. [4th European Ministerial Conference on Mass Media Policy. Prague, 1994, 7th–8th December: The media in a democratic society]. MCM (94) 5.
! Curran, J. & Seaton, J. (1997). Power without Responsibility: The Press and Broadcasting in Britain (5th ed.). London: Routledge.
! De Bens, E. (1997). De pers in Belgie: Het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen. Lannoo: Tielt.
! De Bens, E. (2000). Media Competition: Greater Diversity or Greater Convergence?. In J. Van Cuilenberg & R. Van der Wurff (Eds.) (2000). Media and Open Societies (pp. 158-179). Amsterdam: Spinhuis.
! De Bens, E. (2001). De pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers: gisteren, de
vandaag en morgen (2 ed.). Tielt: Lannoo.
! De Bens, E. (2002). Mediaconcentratie en pluralisme/Diversiteit: Een analyse van de mediasituatie in Vlaanderen. Geraadpleegd op 21 april 2014 op het Wereldwijde Web: http:// www2.vlaanderen.be/ned/sites/media/vlmediar/2002-005. pdf.
! 88
De Bens, E. & Raeymaeckers, K. (2007). De Pers in België. Leuven: LannooCampus.
! De Brabander, L. (2007). Media in gevaar. De neoliberale globalisering van onze informatiestromen. Gent: Vrede.
! Decorte, T. (2012). Methoden van onderzoek: ontwerp en dataverzameling. Gent: Academia Press.
! DellaVigna, S. & Kennedy, A. (2011). Does media concentration lead to biased coverage? Evidence from movie reviews. Unpublished manuscript.
! De Morgen (2014a, 13 februari). Vier op vijf werknemers oneens met plannen bij Mediahuis. Geraadpleegd op 4 april 2014 op het Wereldwijde Web: http://m.demorgen.be/dm/m/nl/16340/ Media/article/detail/1793206/2014/02/13/Vier-op-vijf-werknemers-oneens-met-plannen-bijMediahuis.dhtml?originatingNavigationItemId=982.
! De Morgen (2014b, 17 juni). Telenet-CEO: "Dankzij ons blijft sterk mediabedrijf bestaan”. Geraadpleegd op 18 juni 2014 op het Wereldwijde web: http://www.demorgen.be/dm/nl/996/ Economie/article/detail/1920179/2014/06/17/Telenet-CEO-Dankzij-ons-blijft-sterk-mediabedrijfbestaan.dhtml
! De Pelsmacker, P. & Van Kenhove, P. (2006). Marktonderzoek : Methoden en toepassingen. Amsterdam : Pearson education Benelux
! Deuze, M. (2010). Journalism and convergence culture. In S. Allan (Ed.) (2010). The Routledge companion to news and journalism (pp. 267-276). Abingdon: Routledge.
! Doyle, G. (2002). Media Ownership: The Economics and Politics of Convergence and Concentration in the UK and European Media. CA: Sage.
! Doyle, G. (2013). Understanding Media Economics. London: Sage.
! Dupagne, M., & Garrison, B. (2006). The meaning and influence of convergence: A qualitative case study of newsroom work at the Tampa News Center. Journalism Studies, 7(2), 237-253. 89
Evens, T. (2013, 20 september 2013). Mediaconcentratie is wel degelijk een gevaar voor pluralisme en diversiteit. Geraadpleegd op 20 oktober 2013 op het Wereldwijde Web: http://www.tijd.be/ opinie/analyse/Mediaconcentratie_is_wel_degelijk_een_gevaar_voor_pluralisme_en_diversiteit. 9401736-2336.art
! Federal Communications Commission (2010). Notice of Inquiry. Geraadpleegd op 8 mei 2014 op het Wereldwijde Web: http:// hraunfoss.fcc.gov/edocs_public/attachmatch/FCC-10-92A1.pdf.
! Flew, T. (2007). Understanding Global Media. Houndmills: Palgrave Macmillan.
! Friestad, M. & P. White (1994). The persuasion knowledge model: How people cope with persuasion attempts. Journal of Consumer Research, 21, 1-31.
! Fu, W.W., 2003. Multimarket contact of US newspaper chains: circulation competition and market coordination. Information Economics and Policy, 15 (4), 501–519.
! George, L., 2007. What’s fit to print: the effect of ownership concentration on product variety in daily newspaper markets. Information Economics and Policy, 19 (3-4), 285–303.
! George, Lisa M. (2007). What’s Fit to Print: The Effect of Ownership Concentration on Product Variety in Daily Newspaper Markets. Information Economics and Policy, 19(3-4), 285-303.
! Ghiglione, L. (2008). New Views on the Dangers of Media Concentrations. Journal of Mass Media Ethics, 23(1), 71-73.
! Gitlin, T. (1998). Not So Fast. In N. J. Woodhull & R. W. Snyder (Eds.) (1989). Media Mergers (pp. 3-8). London: Transaction Publishers.
! Goossens, L., Bocken, J. & Gilliams, H. (2013). De nieuwe Mededingingswet. Brussel: Eubelius.
! Grommen, S. (2013, 6 november). Mediahuis schrapt 205 banen. Geraadpleegd op 4 april 2014 op het Wereldwijde Web: http://www.hln.be/hln/nl/2021/Hoe-moet-ik-solliciteren/article/detail/ 1735834/2013/11/06/Mediahuis-schrapt-205-banen.dhtml. 90
Heerwegh, D. (2001). Survey-onderzoek middels het internet. Een exploratie van het terrein. Leuven: Departement Sociologie, Afdeling Dataverzameling en Analyse.
! Hagen, L.M. (1999). Informationsqualität van fernsehnachrichten. Empirische Konzepte und Aktuelle Problemfelder. In P. Ludes & H. Schanze (Eds.) (1999). Medienwissenschaften und Medienwertung. Opladen, S. 119-137.
! Hallin, D.C. & Mancini, P. (2004). Comparing Media Systems: Three Models of Media and Politics. Cambridge: Cambridge university press.
! Hamilton, J. (2004). All the news that’s fit to sell: how the market transforms information into news (4th ed.). Princeton, N.J.: Princeton University Press.
! Hanitzsch, T. & Mellado, C. (2011) What shapes the news around the world? How journalists in eighteen countries perceive influences on their work. International Journal of Press/Politics, 16(3): 404–426.
! Heinrich, J. (1994), Medienökonomie. Band 1: Mediensystem, Zeitung, Zeitschrift, Anzeigenblatt. Opladen.
! Herman, E. & Chomsky, N. (1988). Manufacturing Consent: The Political Economy of the Mass Media. New York: Pantheon Books.
! Herman, E. & McChesney, R. (1997). The Global Media. The News Missionaries of Global Captialism. London & Washington, WA: Cassell.
! Hoefkens, K. & Musschoot, D. (2010). Woestijnvis kocht Humo met belastinggeld. De Standaard. Geraadpleegd op het Wereldwijde Web op 13 april 2013: http://www.standaard.be/cnt/0H2QCTD4? postcode=8520.
! Horwitz, R.B. (2005). On Media Concentration and the Diversity Question. Information Society, 21(3), 181-205.
! 91
Kerr, P.A., & Moy, P. (2002). Newspaper coverage of fundamentalist Christians. Journalism & Mass Communication Quarterly, 79, 54-72.
! Klein, J.S. (2005). The Media Giants: Too Much Influence? Folio, 34(4), 23-24.
! Klinenberg, E. (2005). Convergence: News Production in a Digital Age. Annals of the American Academy of Political & Social Sciences, 597(1), 48-64.
! Knack (2013, 25 oktober). Toch nog ongerustheid over concentratie kranten in Het Mediahuis. Geraadpleegd op 4 april 2014 op het Wereldwijde Web: http://www.knack.be/nieuws/belgie/tochnog-ongerustheid-over-concentratie-kranten-in-het-mediahuis/article-normal-113216.html.
! Lamers, P. (2002). Halt aan mediaconcentratie? Geraadpleegd op 19 april 2013 op het Wereldwijde Web: http://www.standaard.be/cnt/DSS12012002_004.
! Levine, S. (2008, 14 januari). News in the Hands of too few? U.S. News & World Report, 23-25.
! Llorens, C. (2012). Spain’s Media Concentration Policy: A Patchwork Crucial to the Understanding of the Spanish Media System. International Journal of Communication, 4, 844-864.
! Maich, S. (2006). Why Big is Better in the World of Media. Maclean’s, 119(30), 45-45.
! McAllister, P. (2000). From Flick to Flack: The Media Increased Emphasis on Marketing by Media Entertainment Corporations. In R. Andersen & L. Strate (Eds.) (2000). Critical Studies in Media Commercialism (pp. 101-122). Oxford: University Press.
! McAllister, P. & Proffitt, J.M. (2009). Media ownership in a corporate age. In L. Wilkins & C.G. Christians (Eds.) (2009). The Handbook Of Media Ethics (pp. 328-339). New York: Routledge.
! McChesney, R.W. (1999). Rich Media, Poor Democracy: communication politics in dubious times. New York (N.Y.): New Press.
! 92
McChesney, R.W. (2001). Global Media, Neoliberalism and Imperialism. Monthly Review, 52(10), 1-19.
! McKnight, D. (2010) A change in the climate? The journalism of opinion at News Corporation, Journalism,11(6): 693–706.
! Mcquail, D & Siune, K (1998). Media policy: convergence, concentration, and commerce. London: Sage Publications.
! McQuail, D. (2000). Mass Communication Theory (6th edition). London: Sage.
! Meyer, T. & Hinchman, L. (2002). Media democracy. How the media colonize politics. Cambridge: Polity Press.
! Murdock, G. (2001). Political Economy of Mass Media. In International Encyclopedia of the Social and Behavioral Sciences. Geraadpleegd op 28 maart 2014 op het Wereldwijde Web: http:// dx.doi.org/10.1016/B0-08-043076-7/04345-X.
! Murdock, G. (1990). Redrawing the Map of the Communications Industries in the Era of Privatization. In M. Ferguson (Ed) (1990). Public communication. The new imperatives: future directions for media research (pp. 1-15). London: Sage.
! Noam, E. (2009). Media Ownership and Concentration in America. New York: Oxford University Press.
! Pavlik, J. (2000). The impact of technology on journalism. Journalism Studies, 1(2), 229-237.
! Pdd (2014, 17 april). Sociaal akkoord bij Mediahuis. De Standaard, 27.
! Pfau, M., Haigh, M., Gettle, M., Donnelly, M., Scott, G., Warr, D. & Wittenberg, E. (2004). Embedding Journalists in Military Combat Units: Impact on Newspaper Story Frames and Tone. Journalism & Mass Communication, 81, 74-88.
! 93
Picard, R.G. (1998). Media economics: concepts and issues. Newbury Park, CA: Sage.
! Picard, R.G. (2004). Commercialism and newspaper quality. Newspaper Research Journal, 25(1): 54-65.
! Proffitt, J.M. (2007). Challenges to Democratic Discourse: Media Concentration and the Marginalization of Dissent. Review of Education, Pedagogy & Cultural Studies, 29(1), 65-85.
! Puglisi, R. & James M. S. (2008). Media Coverage of Political Scandals. NBER, Working Paper 14598.
! Rennhoff, A. D. & Wilbur, K. C. (2012). Local media ownership and media quality. Information Economics and Policy, 24 (3-4), 231–242.
! Raeymaeckers, K. (2007). Gedrukte Media II. Leuven: Acco.
! Rattner, S. (1998). A Golden Age of Competition. In N. J. Woodhull & R. W. Snyder (Eds.) (1998). Media Mergers (pp. 9-14). London: Transaction Publishers
! Ruotolo, C. A. (1988). Monopoly and Socialization. In J.P. Winter, R.G. Picard (Eds.) (1988). Press concentration and monopoly: new perspectives on newspaper ownership and operation (pp. 117125). Norwood (N.J.): Ablex.
! Shah, A. (2009). Media Conglomerates, Merges, Concnetration of Ownership. Global Issues. Geraadpleegd op 24 maart 2014 op het Wereldwijde Web: http://www.globalissues.org/article/159/ media-conglomerates-mergers-concentration-of-ownership.
! Stapp, K. (2014). Hof van beroep spreekt zich uit tegen mediaconcentratie. Geraadpleegd op het Wereldwijde Web op 9 mei 2014: http://ipsnouvelles.be/news.php?idnews=4131.
! Serrure, B., Sephiha, M. & De Preter, W. (2013). De Vijver Media snakt naar vers geld. Geraadpleegd op 24 maart 2014 op het Wereldwijde Web: op http://www.tijd.be/nieuws/ ondernemingen_media/De_Vijver_Media_snakt_naar_vers_geld.9335597-3120.art 94
Sánchez-Tabernero, A. & Carvajal, M. (2002). Media Concentration in the European Market: New Trends and Challenges. Pamplona: University of Navarra. Department of media management.
! Smith, A. (2000). Global Ethic in the Age of Behemoths. In R. Andersen & L. Strate (Eds.) (2000). Critical Studies in Media Commercialism (pp. 71-83). Oxford: University Press.
! Schaefer, D. & Dillman, D. (1998). Development of a standard e-mail methodology. The Public Opinion Quarterly, 62(3), 378-397.
! Stetka, V. (2012). From multinationals to business tycoons: Media ownership and journalistic autonomy in Central and Eastern Europe. International Journal of Press/Politics, 17(4): 433–456.
! Steiner, P.O. (1952). Program patterns and preferences, and the workability of competition in radio broadcasting. The Quarterly Journal of Economics, 66 (2), 194–223.
! Timmerman, G. (27 maart 2012). Mediabaronnen: De Vlaamse Berlusconi bestaat niet. Geraadpleegd op 14 november 2013 op het Wereldwijde Web: https://www.apache.be/2012/03/27/ mediabaronnen-de-vlaamse-berlusconi-bestaat-niet/
! Tracy, J.F. (2008). Review: C. Edwin Baker, Media Concentration and Democracy: Why Ownership Matters. European Journal of Communication, 23(2), 249-253.
! Trends Knack (2014, 17 juni). Telenet wordt mede-eigenaar van VIER en VIJF. Geraadpleegd op 18 juni 2014 op het Wereldwijde Web: (http://trends.knack.be/economie/bedrijven/telenet-wordt-medeeigenaar-van-vier-en-vijf/article-normal-220107.html).
! Valcke, P. (2004). Digitale Diversiteit, Convergentie van Media-, Telecommunicatie- en Mededingingsrecht. Brussel: Larcier.
! Van Cuilenburg, J. (1999). On competition, access and diversity in media, old and new: Some remarks for communications policy in the information age. New Media & Society, 1(2), 183-207.
! 95
Van Gompel, D. & Biltereyst, D. (1998). Crisis en Bloei van de Vierde Macht. De Naoorlogse Ontwikkeling van de Vlaamse Dagbladpers. In J. Van den Bulck (ed.) (1998). De Pers en haar vrijheid. Brussel: Koning Boudewijnstichting.
! Van den Bulck, H. (2013, 28 juni). Schaalvergroting in de Vlaamse media. Geraadpleegd op 4 april 2014 op het Wereldwijde Web: http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/opinie/ 1.1664432.
! Van den Bulck, H., Evens, T. en Donders, K. (2014). Gezocht: Een sterke mediaregulator! Geraadpleegd op 4 april 2014 op het Wereldwijde Web: http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/ opinieblog/opinie/1.1841472.
! VRM (2012). Rapport Mediaconcentratie 2012. Geraadpleegd op 14 februari 2014 op het We r e l d w i j d e We b : h t t p : / / w w w. v r m r a p p o r t e n . b e / s i t e s / d e f a u l t / f i l e s / p d f v e r s i o n s / mediaconcentratie2012_-_pdf.pdf.
! VRM (2013). Rapport Mediaconcentratie 2013. Geraadpleegd op 14 februari 2014 op het We r e l d w i j d e We b : h t t p : / / w w w. v r m r a p p o r t e n . b e / s i t e s / d e f a u l t / f i l e s / p d f v e r s i o n s / mediaconcentratie2013_-_pdf.pdf.
! VRM (2014). Mogelijke gevolgen voor de concentraties binnen de Vlaamse mediasector van een eventuele participatie van Liberty Global in De Vijver Media. Geraadpleegd op 24 maart 2014 op het Wereldwijde Web: http://www.vlaamseregulatormedia.be/media/22868/nota%20vrm%20%20mogelijke%20gevolgen%20participatie%20liberty%20global%20in%20de%20vijver %20media.pdf
! VRM. (2014b). Over VRM. Geraadpleegd op het Wereldwijde Web op 15 april 2014: http:// www.vlaamseregulatormedia.be/nl/over-vrm.aspx.
! Wasko, J. (2004). The political economy of communications, in D.H. Downing, D. McQuail, P. Shlesinger and E. Wartella (Eds.) (2004). The SAGE Handbook of Media Studies (pp. 309–329). London: SAGE. 96
Wright, K.B. (2005). Internet-based populations: Advantages and disadvantages of online survey research, online questionnaire authoring software packages, and web survey services. Journal of Applied Communication Research, 30 (3), 195-209.
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
! 97
BIJLAGE: Vragenlijst
! Wie doet het met wie: de publieke kennis en attitude omtrent mediaconcentratie in Vlaanderen.
!
Q38 Beste, alvast enorm bedankt dat u de link geopend heeft. Het zou vervolgens enorm fijn zijn mocht u de volledige vragenlijst afhandelen. Dit zal zo'n 5 à 10 minuten van uw tijd in beslag nemen. De vragenlijst bestaat uit drie delen. In het eerste deel peilen we naar uw mediagebruik. Vervolgens gaan we dieper in op uw kennis omtrent mediaconcentratie. In het laatste deel focussen we op uw attitude inzake mediaconcentratie. De anonimiteit van de respondent wordt uiteraard volledig gerespecteerd.
! We starten de survey met enkele vragen omtrent uw mediagebruik. ! Q1 Hoe vaak leest u de volgende kranten? heel vaak (1)
vaak (2)
soms (3)
zelden (4)
nooit (5)
Het Laatste Nieuws (1) De Morgen (2) De Standaard (3) Het Belang van Limburg (4) Gazet van Antwerpen (5) Het Nieuwsblad (6) De Tijd (7) Andere: (8)
! !
98
Q2 Welke van de volgende kranten is uw favoriet? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
!
Het Laatste Nieuws (1) De Morgen (2) De Standaard (3) Het Belang van Limburg (4) Gazet van Antwerpen (5) Het Nieuwsblad (6) De Tijd (7) Andere: (8) ____________________
Q3 Hoe vaak bekijkt u de volgende online nieuwswebsites? heel vaak (1)
vaak (2)
soms (3)
zelden (4)
nooit (5)
hln.be (1) demorgen.be (2) standaard.be (3) hbvl.be (4) gva.be (5) nieuwsblad.be (6) tijd.be (7) Andere: (8)
! ! Q4 Welke van de volgende online nieuwswebsites is uw favoriet? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
!
hln.be (1) demorgen.be (2) standaard.be (3) hbvl.be (4) gva.be (5) nieuwsblad.be (6) tijd.be (7) Andere: (8) ____________________
Q5 Hoe vaak leest u de volgende weekbladen? heel vaak (1)
vaak (2)
soms (3)
zelden (4)
nooit (5)
Dag Allemaal (1) Humo (2) Knack (3)
99
TV Familie (4) Flair (5) Story (6) Libelle (7) Andere: (8)
! ! Q6 Welke van de volgende weekbladen is uw favoriet? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
!
Dag Allemaal (1) Humo (2) Knack (3) TV Familie (4) Flair (5) Story (6) Libelle (7) Andere: (8) ____________________
Q7 Hoe vaak luistert u naar de volgende radiozenders? heel vaak (1)
vaak (2)
soms (3)
zelden (4)
nooit (5)
MNM (1) Radio 1 (2) Radio 2 (3) Studio Brussel (4) Klara (5) Q-Music (6) Joe FM (7) Nostalgie (8) Andere: (9)
! !
100
Q8 Welke van de volgende radiozenders is uw favoriet? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
!
MNM (1) Radio 1 (2) Radio 2 (3) Studio Brussel (4) Klara (5) Q-Music (6) Joe FM (7) Nostalgie (8) Andere: (9) ____________________
Q9 Hoe vaak kijkt u naar de volgende televisiezenders? heel vaak (1)
vaak (2)
soms (3)
zelden (4)
nooit (5)
één (1) Canvas (2) vtm (3) VIER (4) VIJF (5) 2BE (6) JIM (7) Anne (8) LibelleTV (9) Njam! (10) Vitaya (11) Kanaal Z (12) Acht (13) Andere: (14)
! !
101
Q10 Welke van de volgende televisiezenders is uw favoriet? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
!
één (1) Canvas (2) vtm (3) VIER (4) VIJF (5) 2BE (6) JIM (7) Anne (8) LibelleTV (9) Njam! (10) Vitaya (11) Kanaal Z (12) Acht (13) Andere (14) ____________________
In het volgende deel volgen enkele kennisvragen in verband met mediaconcentratie. We peilen hier naar uw parate kennis. Het is dus niet de bedoeling dat u de juiste antwoorden opzoekt. Indien u het antwoord niet weet, gelieve dan gewoonweg ‘weet ik niet’ aan te duiden.
!
Q11 Vlaanderen kent met De Morgen, De Standaard, Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad, De Tijd, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg 7 krantentitels. Welke titels zijn volgens u met elkaar verbonden doordat zij deel uitmaken van hetzelfde mediaconcern? Plaats de kranten die volgens u bij elkaar horen in een groep. De krantentitels die volgens u geen relatie hebben met een andere krantentitel plaatst u in de map 'overige'. Groep
Groep
Overige
______ De Morgen (1)
______ De Morgen (1)
______ De Morgen (1)
______ De Standaard (2)
______ De Standaard (2)
______ De Standaard (2)
______ Het Laatste Nieuws (3)
______ Het Laatste Nieuws (3)
______ Het Laatste Nieuws (3)
______ Het Nieuwsblad (4)
______ Het Nieuwsblad (4)
______ Het Nieuwsblad (4)
______ De Tijd (5)
______ De Tijd (5)
______ De Tijd (5)
______ Gazet van Antwerpen (6)
______ Gazet van Antwerpen (6)
______ Gazet van Antwerpen (6)
______ Het Belang van Limburg (7)
______ Het Belang van Limburg (7)
______ Het Belang van Limburg (7)
! !
102
Q12 Met de oprichting van Het Mediahuis ontstond er een nieuwe samenwerking tussen enkele mediagroepen. In welke mediasector vond deze fusie plaats? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
!
Krantensector (1) Tijdschriftensector (2) Radiosector (3) Televisiesector (4) Weet ik niet (5)
Q13 Welke mediagroepen hebben hun krachten gebundeld in Het Mediahuis? ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
!
Corelio (1) Sanoma Media Belgium (2) Concentra (3) Roularta Media Belgium (4) De Persgroep (5) De Vijver Media (6) Weet ik niet (7)
Q14 De Medialaan (vroeger de VMMa) is in handen van enkele aandeelhouders. Duid deze aandeelhouders aan. ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
!
Corelio (1) Sanoma Media Belgium (2) Concentra (3) Wouter Vandenhoute en Erik Watté (Woestijnvis) (4) Roularta Media Group (5) De Persgroep (6) De Vijver Media (7) Weet ik niet (8)
Q15 Benoem alle mediamerken (televisiezenders, kranten, tijdschriften, radiozenders,…) die volgens u betrokken zijn bij het mediaconcern De Medialaan (vroeger de VMMa)?
!
Q16 Door welke mediagroep werd SBS Belgium (VT4 en Vijftv) in 2011 overgenomen? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
!
De Vijver Media (1) Roularta Media Group (2) Concentra (3) De Persgroep (4) Weet ik niet (5)
Q17 De Vijver Media is in handen van enkele aandeelhouders. Duid deze aan. ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
!
Corelio (1) Sanoma Media Belgium (2) Concentra (3) Wouter Vandenhaute en Erik Watté (Woestijnvis) (4) Roularta Media Group (5) De Persgroep (6) Weet ik niet (7)
103
Q18 Benoem alle mediamerken (televisiezenders, kranten, tijdschriften, radiozenders…) die volgens u betrokken zijn bij het mediaconcern De Vijver Media?
!
Q19 Welke tijdschriften behoren tot welke mediagroep? Plaats het tijdschrift bij de juiste mediagroep. De Vijver Media
De Persgroep
Sanoma Media Belgium
Roularta Media Belgium
Weet ik niet
______ Dag Allemaal (1)
______ Dag Allemaal (1)
______ Dag Allemaal (1)
______ Dag Allemaal (1)
______ Dag Allemaal (1)
______ Flair (2)
______ Flair (2)
______ Knack (3)
______ Knack (3)
______ Knack (3)
______ Knack (3)
______ Knack (3)
______ Libelle (4)
______ Libelle (4)
______ Libelle (4)
______ Libelle (4)
______ Libelle (4)
______ Story (5)
______ Story (5)
______ Story (5)
______ Story (5)
______ Story (5)
______ TV Familie (6)
______ TV Familie (6)
______ TV Familie (6)
______ TV Familie (6)
______ TV Familie (6)
______ Humo (7)
______ Humo (7)
______ Humo (7)
______ Humo (7)
______ Humo (7)
______ Flair (2) ______ Flair (2) ______ Flair (2)
! ! Q20 Welke radiozenders behoren tot welke mediagroep? Plaats de radiozender bij de juiste mediagroep. Concentra + Corelio
De Vijver Media
Medialaan
vrt
Weet ik niet
______ MNM (1)
______ MNM (1)
______ MNM (1)
______ MNM (1)
______ MNM (1)
______ Radio 1 (2)
______ Radio 1 (2)
______ Radio 1 (2)
______ Radio 1 ______ Radio 1 (2) (2)
______ Radio 2 (3)
______ Radio 2 (3)
______ Radio 2 (3)
______ Radio 2 ______ Radio 2 (3) (3)
______ Joe FM (4)
______ Joe FM (4)
______ Joe FM (4)
______ Joe FM (4)
______ Joe FM (4)
______ Klara (5)
______ Klara (5)
______ Klara (5)
______ Klara (5)
______ Klara (5)
______ Q-Music (6)
______ QMusic (6)
______ Q-Music (6)
______ QMusic (6)
______ QMusic (6)
______ Nostalgie (7)
______ Nostalgie (7)
______ Nostalgie (7)
______ Nostalgie (7)
______ Nostalgie (7)
______ Studio Brussel (8)
______ Studio Brussel (8)
______ Studio Brussel (8)
______ Studio Brussel (8)
______ Studio Brussel (8)
! 104
! Q21 Welke televisiezenders behoren tot welke mediagroep? Plaats de televisiezender bij de juiste mediagroep. vrt
Medialaan
De Vijver Media
Concentra
Sanoma Media Belgium
Roularta Media Belgium
Weet ik niet
______ één (1)
______ één (1)
______ één (1)
______ één (1)
______ één (1)
______ één (1)
______ één (1)
______ vtm (2)
______ vtm (2)
______ vtm (2)
______ vtm (2)
______ vtm (2)
______ vtm (2)
______ vtm (2)
______ Libelle TV (3)
______ Libelle TV (3)
______ Libelle TV (3)
______ Libelle TV (3)
______ Libelle TV (3)
______ Libelle TV (3)
______ Libelle TV (3)
______ Canvas (4)
______ Canvas (4)
______ Canvas (4)
______ ______ ______ Canvas (4) Canvas (4) Canvas (4)
______ Canvas (4)
______ JIM (5)
______ JIM (5)
______ JIM (5)
______ JIM (5)
______ JIM (5)
______ JIM (5)
______ JIM (5)
______ 2BE (6)
______ 2BE (6)
______ 2BE (6)
______ 2BE (6)
______ 2BE (6)
______ 2BE (6)
______ 2BE (6)
______ Njam! (7)
______ Njam! (7)
______ Njam! (7)
______ Njam! (7)
______ Njam! (7)
______ Njam! (7)
______ Njam! (7)
______ Vitaya (8)
______ Vitaya (8)
______ Vitaya (8)
______ Vitaya (8)
______ Vitaya (8)
______ Vitaya (8)
______ Vitaya (8)
______ VIER (9)
______ VIER (9)
______ VIER (9)
______ VIER (9)
______ VIER (9)
______ VIER (9)
______ VIER (9)
______ VIJF (10)
______ VIJF (10)
______ VIJF (10)
______ VIJF (10)
______ VIJF (10)
______ VIJF (10)
______ VIJF (10)
______ Acht (11)
______ Acht (11)
______ Acht (11)
______ Acht (11)
______ Acht (11)
______ Acht (11)
______ Acht (11)
______ Anne (12)
______ Anne (12)
______ Anne (12)
______ Anne (12)
______ Anne (12)
______ Anne (12)
______ Anne (12)
______ Kanaal Z (13)
______ Kanaal Z (13)
______ Kanaal Z (13)
______ Kanaal Z (13)
______ Kanaal Z (13)
______ Kanaal Z (13)
______ Kanaal Z (13)
! ! !
105
! Q22 Aan welke mediagroep levert het productiehuis Woestijnvis exclusief televisieprogramma's? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
!
vrt (één, Canvas, OP12) (1) Medialaan (vtm, 2BE, Vitaya, JIM, VTM KZoom) (2) De Vijver Media (VIER, Vijf) (3) Roularta Media Group (Kanaal Z) (4) Concentra (Acht) (5)
In het laatste deel peilen wij naar uw attitude inzake mediaconcentratie aan de hand van enkele stellingen.
!
Q23 Beoordeel volgende stellingen. volledig akkoord (1)
akkoord (2)
geen mening (3)
niet akkoord (4)
volledig niet akkoord (5)
Journalisten werken onafhankelijk van hun oversten. Met andere woorden, media-eigenaars hebben geen sterke invloed op de redactionele inhoud. (1) Men kan erop vertrouwen dat de media objectief zijn. (2) Het doel van de media is om te informeren. (3) De media zijn in het algemeen waarheidsgetrouw. (4)
106
Mediagroepen (De Vijver Media, Corelio, Concentra, Medialaan,…) moeten ten alle tijde onafhankelijk van elkaar werken. (5) Mediamerken (Humo en VIER; Dag Allemaal en vtm,...) moeten ten alle tijden onafhankelijk van elkaar werken, ook al maken ze deel uit van hetzelfde concern. (6)
! ! Q24 Beoordeel de volgende stellingen. zeer betrouwbaar (1)
betrouwbaar (2)
neutraal (3)
niet betrouwbaar (4)
helemaal niet betrouwbaar (5)
In het weekblad Humo krijgt de VIER-serie Met man en macht (Woestijnvis) een erg goede recensie. In hoeverre vindt u deze recensie betrouwbaar? (1)
107
In het weekblad Knack krijgt de VIER-serie Met man en macht (Woestijnvis) een erg goede recensie. In hoeverre vindt u deze recensie betrouwbaar? (2) In het weekblad Dag Allemaal krijgt de VIER-serie Met man en macht (Woestijnvis) een erg goede recensie. In hoeverre vindt u deze recensie betrouwbaar? (3)
108
In het weekblad Story krijgt de VIER-serie Met man en macht (Woestijnvis) een erg goede recensie. In hoeverre vindt u deze recensie betrouwbaar? (4) Duidt nu 'helemaal niet betrouwbaar' aan. (9) In het weekblad Humo krijgt de vtm-sitcom Safety First (Shelter/TV Bastards) een erg goede recensie. In hoeverre vindt u deze recensie betrouwbaar? (5)
109
In het weekblad Knack krijgt de vtm-sitcom Safety First (Shelter/TV Bastards) een erg goede recensie. In hoeverre vindt u deze recensie betrouwbaar? (6) In het weekblad Dag Allemaal krijgt de vtm-sitcom Safety First (Shelter/TV Bastards) een erg goede recensie. In hoeverre vindt u deze recensie betrouwbaar? (7)
110
In het weekblad Story krijgt de vtm-sitcom Safety First (Shelter/TV Bastards) een erg goede recensie. In hoeverre vindt u deze recensie betrouwbaar? (8)
! ! Q25 Corelio en Concentra beslisten in 2013 om de krachten te bundelen in Het Mediahuis. Door deze fusie worden De Standaard, Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg bij elkaar gebracht in één bedrijf. Met Het Mediahuis en De Persgroep (Het Laatste Nieuws, De Morgen en De Tijd) bestaan er twee krantenuitgevers in Vlaanderen. In hoeverre bent u hierover bezorgd? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
!
zeer bezorgd (1) bezorgd (2) geen mening (3) niet bezorgd (4) helemaal niet bezorgd (5)
Q26 Beoordeel. zeer positief (1)
positief (2)
neutraal (3)
negatief (4)
zeer negatief (5)
weet ik niet (6)
Op welke wijze wordt de zender vtm in het weekblad Humo belicht? (1)
111
Op welke wijze wordt de zender VIER in het weekblad Humo belicht? (2) Op welke wijze wordt de zender één in het weekblad Humo belicht? (3) Op welke wijze wordt de zender vtm belicht in het weekblad Dag Allemaal? (4) Op welke wijze wordt de zender VIER belicht in het weekblad Dag Allemaal? (5)
112
Op welke wijze wordt de zender één belicht in het weekblad Dag Allemaal? (6)
! ! Q27 Beoordeel. zeer bezorgd (1)
bezorgd (2)
neutraal (3)
niet bezorgd (4)
helemaal niet bezorgd (5)
Een journalist van Humo die programma’s recenseert van Woestijnvis maakt deel uit van hetzelfde mediaconcern als een televisiemaker van Woestijnvis. In hoeverre bent u hierover bezorgd? (1)
113
De Morgen, HLN en De Tijd wisselen artikels uit. Op 10 april 2013 stond er in De Morgen tussen pagina 13 en pagina 24 geen enkel artikel van een journalist van De Morgen. In hoeverre bent u hierover bezorgd? (2)
! ! Q28 Beoordeel. volledig akkoord (1)
akkoord (2)
geen mening (3)
niet volledig niet akkoord (4) akkoord (5)
Het stoort mij dat kranten artikels letterlijk van elkaar overnemen. (1) De oprichting van Het Mediahuis vormt een bedreiging voor de diversiteit in het media-aanbod. (2)
114
Ons medialandschap volgt de laatste jaren de concentratietendens die zich vanaf de jaren ’90 heeft doorgezet. Vindt u concentratie noodzakelijk in het huidige medialandschap? (3)
! ! Q29 Beoordeel. zeer positief (1)
positief (2)
neutraal (3)
negatief (4)
zeer negatief (5)
Mediaonderneming X is enkel actief in de televisiesector. Het heeft daarbij één televisiezender in haar portefeuille. Wat is uw attitude ten aanzien van deze mediaonderneming? (1)
115
Mediaondernemingen Y is actief in meerdere sectoren. Zo heeft het een weekblad, een televisiezender en een radiozender in haar portefeuille. Wat is uw attitude ten aanzien van deze mediaonderneming? (2)
! ! Q30 Wat is uw geslacht? ❍ man (1) ❍ vrouw (2)
! Q31 Wat is uw geboortejaar? ! Q39 Studeert u nog? ❍ Ja (1) ❍ Nee (2) If Ja Is Selected, Then Skip To Op welk studieniveau bevindt u zich?
!
Q32 Wat is het hoogste onderwijsniveau dat u met succes heeft voltooid? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
!
Lager onderwijs (1) Algemeen secundair onderwijs (2) Secundair technisch onderwijs (3) Hogeschool (4) Universiteit - Bachelor (5) Universiteit - Master (6) Post-universitair (7)
116
Q33 Op welk studieniveau bevindt u zich? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
!
Lager onderwijs (1) Algemeen secundair onderwijs (2) Secundair technisch onderwijs (3) Hogeschool (4) Universiteit - Bachelor (5) Universiteit - Master (6) Post-universitair (7) Niet van toepassing (8)
Q34 Welke van de volgende categorieën beschrijft het best uw beroep? ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
! ! ! ! ! !
arbeider (1) bediende (2) ambtenaar (3) zelfstandig (4) werkloos (5) student (6)
117