UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013
DE OPVATTINGEN OVER DE ROL EN ERVAREN MEERWAARDE VAN EEN PSYCHIATRISCH VERPLEEGKUNDIGE IN EEN WOON- EN ZORGCENTRUM IN VLAANDEREN
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in Verpleegkunde en Vroedkunde
Door Sofie Rombaut Promotor: Prof. Dr. Em. Maria Grypdonck
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013
DE OPVATTINGEN OVER DE ROL EN ERVAREN MEERWAARDE VAN EEN PSYCHIATRISCH VERPLEEGKUNDIGE IN EEN WOON- EN ZORGCENTRUM IN VLAANDEREN
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in Verpleegkunde en Vroedkunde
Door Sofie Rombaut Promotor: Prof. Dr. Em. Maria Grypdonck
Abstract Probleemstelling: Hoewel de psychiatrische problematiek bij bewoners in een woonen zorgcentrum (WZC) toeneemt, is er weinig psychiatrische kennis aanwezig bij personeelsleden in een WZC. Doel: Inzicht verwerven in de opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een psychiatrisch verpleegkundige (PV) in een WZC in Vlaanderen en in de factoren die deze opvattingen beïnvloeden. Methodologie: Er wordt gebruik gemaakt van exploratief, kwalitatief onderzoek. Vijftien individuele semi-gestructureerde interviews worden afgenomen bij beleidsfunctionarissen (al dan niet zelf PV) en PVs op de werkvloer in acht WZC verspreid over Vlaanderen. Resultaten: Wat de houding van de participanten betreft met betrekking tot de opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC, kunnen zeven posities onderscheiden worden, gaande van ‘Het maakt niet uit dat de verpleegkundige in het WZC een PV is.’ tot ‘De PV heeft een duidelijke meerwaarde in het WZC en kan taken opnemen die niet-PVs niet of moeilijk kunnen opnemen.’ Daarnaast kunnen vier taakgebieden van PVs in een WZC onderscheiden worden, namelijk een rol/meerwaarde in de directe zorg voor bewoners, ‘on the field’ ondersteuning, formeel onderricht en bijscholing en taken ten behoeve van het beleid. De vier geïdentificeerde beïnvloedende factoren zijn visie op WZC, opvattingen over de competenties van een PV, tolerantie voor diversiteit en de opdracht van het WZC t.a.v. de totale populatie zorgbehoevenden. Conclusie: Zeven posities, vier taakgebieden en vier beïnvloedende factoren kunnen onderscheiden worden in dit onderzoek.
Aantal woorden masterproef: 18 826 (exclusief bijlagen en bibliografie) I
Inhoudsopgave Abstract ..................................................................................................................................... I Inhoudsopgave ......................................................................................................................... II Woord vooraf ........................................................................................................................... V
1
Inleiding ............................................................................................................................. 1
2
Studie van de literatuur .................................................................................................... 4 2.1
Overzicht ...................................................................................................................... 4
2.2
Zoekstrategie ................................................................................................................ 4
2.3 Voorkomen, gevolgen en behandeling van bewoners met een psychiatrische problematiek in WZC ..................................................................................................... 7 2.3.1
Bevindingen uit eerdere onderzoeken .................................................................. 7
2.3.1.1 Voorkomen psychiatrische problematieken ...................................................... 7 2.3.1.2 Gevolgen ........................................................................................................... 8 2.3.1.3 Behandeling ...................................................................................................... 9 2.3.2 2.4
3
Conclusie ............................................................................................................ 10
Rollen en ervaren meerwaarde van PV ..................................................................... 12
2.4.1
Bevindingen uit eerdere onderzoeken ................................................................ 12
2.4.2
Conclusie ............................................................................................................ 14
Onderzoeksmethode ........................................................................................................ 15 3.1
Onderzoeksvragen ..................................................................................................... 15
3.2
Onderzoeksdesign ...................................................................................................... 15
3.3
Setting ........................................................................................................................ 16
3.4
Rekruteren van participanten ..................................................................................... 16
3.5
Datacollectie .............................................................................................................. 18
3.6
Data-analyse............................................................................................................... 19
3.7
Validiteit en betrouwbaarheid data ............................................................................ 19
3.7.1
Betrouwbaarheid ................................................................................................. 19
3.7.2
Validiteit ............................................................................................................. 19
3.7.3
Reflectie op rol studente-onderzoeker ................................................................ 20 II
3.8 4
Ethische beschouwingen ............................................................................................ 20
Resultaten ......................................................................................................................... 22 4.1 Opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC in Vlaanderen .................................................................................................................... 23 4.1.1
Continuüm .......................................................................................................... 23
4.1.2
Beschrijving opvattingen over rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC ............................................................................................................. 40
4.2
5
Beïnvloedende factoren ............................................................................................. 50
4.2.1
Visie op WZC ..................................................................................................... 50
4.2.2
Opvattingen over de competenties van een PV .................................................. 50
4.2.3
Tolerantie voor diversiteit .................................................................................. 51
4.2.4
Opdracht van het WZC t.a.v. totale populatie van zorgbehoevenden ................ 52
Conclusie, discussie, aanbevelingen voor de praktijk en verder onderzoek .............. 55 5.1
Belangrijkste bevindingen van het onderzoek ........................................................... 55
5.2
Methodologische sterkten en beperkingen ................................................................ 59
5.2.1
Datacollectie ....................................................................................................... 59
5.2.2
Data-analyse ....................................................................................................... 60
5.2.3
Resultaten ........................................................................................................... 61
5.3
Aanbevelingen voor de praktijk en verder onderzoek ............................................... 61
5.3.1
Aanbevelingen voor de praktijk ......................................................................... 61
5.3.1.1 Aanbevelingen voor de overheid .................................................................... 61 5.3.1.2 Aanbevelingen voor beleidsfunctionarissen in WZC ..................................... 62 5.3.1.3 Aanbevelingen voor het onderwijs ................................................................. 62 5.3.2
Aanbevelingen voor verder onderzoek ............................................................... 63
Literatuurlijst ......................................................................................................................... 64 Bijlagen .................................................................................................................................... 69 Bijlage 1: Informatiebrief aan de deelnemers........................................................................... 70 Bijlage 2: Toestemmingsformulier ........................................................................................... 72 Bijlage 3: Interviewgidsen – eerste versie ................................................................................ 73 Bijlage 4: Interviewgidsen – tweede versie .............................................................................. 76 Bijlage 5: Goedkeuring masterproef door de Commissie voor Medische Ethiek .................... 81 III
Bijlage 6: Codeboom ................................................................................................................ 84 Bijlage 7: Flowchart ................................................................................................................. 86
IV
Woord vooraf Ik heb de masterproef met onderwerp ‘De opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een psychiatrisch verpleegkundige in een WZC in Vlaanderen’ gekozen, omdat de onderwerpen ouderen en psychiatrie me aanspreken en omdat hierover weinig onderzoek en artikelen te vinden zijn. Ik wil hieraan een bijdrage leveren. De bewoners en het personeel in WZC, onderwijs en overheid kunnen van dit en verdere onderzoeken de vruchten plukken. Ik wil alle personen bedanken die me meegeholpen hebben met de realisatie van mijn masterproef. Vooreerst mijn oprechte dank aan mijn familie en mijn vriend bij het (onder)steunen van mijn opleiding Master in Verpleegkunde en Vroedkunde en het realiseren van mijn masterproef. Daarnaast wil ik ook zeker mijn promotor Prof. Dr. Em. Maria Grypdonck van de vakgroep Maatschappelijke Gezondheidskunde in Gent bedanken voor haar expertise, begeleiding en enthousiasme. De talrijke overlegmomenten hebben me steeds weer op weg geholpen om tot dit eindresultaat te komen.
Ook aan alle beleidsfunctionarissen en psychiatrisch verpleegkundigen uit de deelnemende woon- en zorgcentra een bijzonder woord dank. Zonder hen was het niet mogelijk om dit onderzoek uit te voeren. Ten slotte nog een dankwoord aan de universiteit Gent voor het verlenen van de opleiding Master in Verpleegkunde en Vroedkunde. Deze opleiding was voor mij een verrijking bovenop de bacheloropleiding verpleegkunde op vlak van wetenschappelijk onderzoek, kritisch nadenken en zelfontplooiing.
Sofie Rombaut Gent, juni 2013 V
1 Inleiding Het thema van deze masterproef is zeer actueel. In de toekomst zal Vlaanderen zowel ontgroenen als vergrijzen. Prognoses voor 2050 tonen aan dat het aantal 65-plussers met meer dan de helft toeneemt terwijl het aantal 019 en 20-59 jarigen zal dalen (Van Den Heuvel, 2010). Psychiatrische problematieken komen, door o.a. de transinstitutionalisatie1, bij meer dan 80% van de bewoners in WZC2 in Amerika, Australië en Europa voor (Colenda et al., 1998; Sherrell, Anderson, & Buckwalter, 1998; Espiritu et al., 2002; Craig & Pham, 2006; Collet, de Vugt, Verhey, & Schols, 2010). De WZC, zowel in Noord-Amerika als in Europa, worden door sommige onderzoekers beschreven als deel uitmakend van de geestelijke gezondheidszorg (Davis & Rees, 1998; Sherrell et al., 1998; Craig & Pham, 2006). Toch blijkt uit onderzoek dat in WZC niet systematisch geestelijke gezondheidszorg wordt aangeboden (Harding, 1998; Craig & Pham, 2006; Collet et al., 2010). Beperkte psychiatrische kennis van het personeel in WZC en beperkte toegang tot of gebruik van geestelijke gezondheidszorg in WZC kan resulteren in een slechte herkenning van psychische en/of psychiatrische problematieken, geen (geschikte) behandeling voor de bewoner en een grotere kans dat
1
Transinstitutionalisatie
Ernstig zieke psychiatrische patiënten die niet in staat zijn om de overgang te maken naar de gemeenschap, worden van een psychiatrisch ziekenhuis overgeplaatst naar een WZC als ze ouder worden. Dit fenomeen wordt door Lamberti en Tariot "transinstitutionalization." genoemd (Sherrell et al., 1998; Sherrell, Buckwalter, Bode, & Strozdas, 1999; Kennedy et al., 2000). 2
Woon- en zorgcentrum (= WZC = vroeger rusthuis)
‘Een woonzorgcentrum is een voorziening die bestaat uit een of meer gebouwen die functioneel een geheel vormen en waar, onder welke benaming ook, aan gebruikers van 65 jaar of ouder, die er permanent verblijven, in een thuisvervangend milieu huisvesting en ouderenzorg wordt aangeboden.’ (Belgisch Staatsblad, 2009). 1
de bewoner opgenomen wordt in een psychiatrische instelling (Kennedy, Covington, Evans, & Williams, 2000; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008). De erkenning van een behoefte aan psychiatrische zorg voor bewoners in de WZC komt in meerdere onderzoeken naar voor (Davis & Rees, 1998; Harding, 1998; Espiritu et al., 2002; Lommelen, 2013). Uit een overzicht van relevante literatuur (2006) blijkt dat reguliere psychiatrische inbreng in WZC voordelen biedt voor zowel bewoners als personeelsleden en een noodzakelijk onderdeel is in de ouderenzorg. Het aanstellen van een PV3 in een WZC is een mogelijkheid om psychiatrische zorg in WZC te voorzien
3
Psychiatrisch verpleegkundige (=PV)
De taken van de psychiatrisch verpleegkundige, volgens het werkstuk van de ‘werkgroep psychiatrische verpleegkunde Oost-Vlaanderen’, zijn vervat binnen vier grote pijlers, namelijk A. Patiëntenzorg, integrale zorg (holistisch) werken met de patiënt vanuit een totale benadering: psychisch, existentieel, sociaal, biologisch (dys)functioneren realiseren van een persoonlijke begeleiding werken met het therapeutische leefklimaat ethisch handelen B. Samenwerking/team (interdisciplinair/intradisciplinair) actief meewerken aan een positief samenwerkingsklimaat rapporteren van observatiegegevens mee verantwoordelijk zijn voor de uitbouw/opvolging van het individuele zorgtraject verbindingsdeskundige zijn in en met het team verbindingsdeskundige zijn voor de patiënt naar het team toe C. Beroepsbekwaamheid, professionele ontwikkeling en vorming (levenslang leren) D. Lid van een organisatie (beleidsdoelstellingen) deel aan het verwezenlijken van de beleidsdoelstellingen, afdelingsbeleid, organisatiebeleid, overheidsbeleid 2
(Pajarillo, Sers, Ryan, Headley, & Nalven, 1997; Harding, 1998; Kennedy et al., 2000; Depla et al., 2003; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008; Kirchen-Peters, 2008). Voor Vlaanderen is nog zeer weinig informatie beschikbaar over welke rol aan een PV in WZC toebedeeld wordt en welk belang men hieraan hecht. Inzicht verwerven in wat de opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC in Vlaanderen zijn en welke factoren deze opvattingen beïnvloeden, zijn doelstellingen van deze studie.
De masterproef is als volgt opgebouwd: Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de problematiek vanuit de literatuur geïntroduceerd. Eerst wordt een beschrijving van de zoekstrategie gegeven. Daarna wordt uitvoeriger stilgestaan bij de reeds gevoerde onderzoeken waarbij de aanwezigheid van een psychiatrische problematiek bij bewoners in WZC, de gevolgen daarvan en behandeling beschreven worden. Informatie over de rollen en ervaren meerwaarde van een PV komt eveneens aan bod. In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksmethode beschreven. In hoofdstuk 4 volgen de onderzoeksresultaten. Hoofdstuk 5 bevat de conclusie, discussie, aanbevelingen voor de praktijk en verder onderzoek.
(Werkgroep psychiatrische verpleegkunde Oost-Vlaanderen, 2007). 3
2 Studie van de literatuur 2.1 Overzicht Vooraleer ingegaan wordt op het thema van de studie, wordt aan de hand van de literatuur de context gesitueerd waarin de studie plaats heeft. Vooraf wordt de zoekstrategie beschreven. De bekomen literatuur is opgezocht via verschillende databanken en tijdschriften. Daarna wordt beschreven wat reeds bekend is over het voorkomen van psychiatrische problematieken bij bewoners in WZC, de gevolgen hiervan en behandeling. Uit de wetenschappelijke bronnen blijkt dat de laatste 18 jaar veel aandacht gaat naar het vaak voorkomen van psychiatrische problematieken, en vooral dementie, bij bewoners in WZC. Ten slotte komen de onderzoeksresultaten uit de wetenschappelijke literatuur over de rollen en ervaren meerwaarde van een PV aan bod. De beschikbare literatuur over het onderzoeksthema is schaars. Weinig onderzoek is verricht naar de rol en ervaren meerwaarde van een PV. Bijna geen onderzoek is uitgevoerd naar de opvattingen van personeelsleden in WZC over de rollen en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC. Geen onderzoek is uitgevoerd naar de opvattingen van PVs over dit thema. Deze studie kan dan ook slechts als een eerste benadering gezien worden. In wat volgt worden de drie onderdelen beschreven.
2.2 Zoekstrategie De databanken Cumulative Index to Nursing and Allied Health (CINAHL), Ebsco Host Nursing & Allied Health Collection: Comprehensive, Invert, Pubmed, The Cochrane Library en Web of Science werden voor deze studie van de literatuur geconsulteerd. Ook werden verschillende tijdschriften4 en het Trimbosinstituut geraadpleegd, de sneeuwbalmethode toegepast en artikelen opgezocht via handsearch.
4
Aging & Mental Health, Archives of Psychiatric Nursing, Geriatric Nursing, Journal of Advanced Nursing, Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, Journal of the American Psychiatric Nurses Association, Psychiatric Services, The Gerontologist, The Journal of Gerontopsychology and Geriatric Psychiatry 4
De zoekstrategieën waren: ‘nursing-home* AND psychiatric-nurse’ en bij het Trimbosinstituut en Invert ‘verpleeghuis en psychiatrisch verpleegkundige, woon- en zorgcentrum en psychiatrisch verpleegkundige, nursing-home* AND psychiatric-nurse’. Daarnaast werden ook de zoekstrategieën ‘advanced-psychiatric-practice-nurse AND nursing-home*’ en ‘advanced psychiatric practice nurse AND nursing-home*’ gebruikt. Artikelen werden geselecteerd op basis van vooraf gedetermineerde inclusie- en exclusiecriteria, dewelke in tabel 1 besproken worden.
Tabel 1: In- en exclusiecriteria artikelen Inclusiecriteria -
Exclusiecriteria
‘nursing-home’ (of synoniem:
-
zorg verleend aan personen in een
WZC/verpleeghuis/ ‘residential
niet WZC/verpleeghuis/’nursing
aged care home’) en ‘psychiatric-
home’/ ‘residential aged care home’
nurse’, ‘nursing-home’ en
-
kinderen en jongeren
‘advanced psychiatric practice
-
thuiszorg
nurse’ (APPN) -
alle soorten onderzoek
-
taal: Nederlands, Frans, Engels, Duits
-
artikelen gepubliceerd in de laatste 10 jaar of van 2002 t.e.m. 2012 of van januari 2002 t.e.m. juli 2012
De artikelen moesten informatie bevatten over psychiatrisch verpleegkundigen en/of APPN werkzaam in een WZC (of synoniem), case finding/incidentie van bewoners met een psychiatrische problematiek in WZC (of synoniem), medicatiegebruik en non-farmacologische behandeling in WZC (of synoniem) voor bewoners met een psychiatrische problematiek. Weinig informatie was beschikbaar over de rol en meerwaarde van een PV en/of APPN in een WZC, daarom werd beslist om het inclusiecriterium ‘laatste 10 jaar’ te verbreden naar ‘1995-2012’ of ‘januari 1995 – juli 2012’. 5
Indien geen (gratis) full text van een artikel aanwezig was in een bepaalde databank en het abstract van het artikel aan de inclusiecriteria voldeed, werd gezocht in andere databanken en naar de papieren versie in de universiteit Gent en België. Een aantal keer werd de auteur persoonlijk aangeschreven en één keer werd het artikel gekocht via de universiteitsbibliotheek Gent. In totaal werden zestien artikelen (via databanken en tijdschriften), één webdocument en één samenvatting van een onderzoeksrapport (via handsearch) geïncludeerd bij deze exploratieve literatuurstudie. Nul artikelen werden bekomen via de sneeuwbalmethode (bijlage 7). De artikelen zijn niet op basis van methodologische kwaliteit geselecteerd omdat het aantal artikelen rond het onderzoeksthema schaars was. De kwaliteit van de artikelen is gebruikt in het gewicht dat aan de bevindingen is toegekend.
Deze literatuur werd op twee manieren gebruikt, namelijk om de problematiek vanuit de literatuur en de nood aan dit onderzoek aan te tonen en om een vergelijking te maken tussen de resultaten van de studie van de literatuur en dit onderzoek in het onderdeel ‘belangrijkste bevindingen van het onderzoek’ van deze masterproef.
6
2.3 Voorkomen, gevolgen en behandeling van bewoners met een psychiatrische problematiek in WZC 2.3.1 Bevindingen uit eerdere onderzoeken In dit deel worden de resultaten vanuit de literatuur i.v.m. het voorkomen van psychiatrische problematieken bij bewoners in WZC, de gevolgen daarvan en behandeling beschreven. 2.3.1.1 Voorkomen psychiatrische problematieken Psychiatrische problematieken bij bewoners in een WZC komen zeer vaak voor. Meer dan 80% van de bewoners in WZC in Amerika, Australië en Europa hebben een psychiatrische problematiek en het percentage neemt toe (Colenda et al., 1998; Sherrell et al., 1998; Espiritu et al., 2002; Craig & Pham, 2006; Collet et al., 2010). In een recent onderzoek (2011) in België worden de meest voorkomende psychiatrische problematieken van bewoners binnen de Vlaamse WZC weergegeven. Bewoners met dementie komen in 96,7% van de instellingen voor, bewoners met depressie in 92,7%, bewoners met een verslavingsproblematiek in 69,1%, bewoners met Korsakov in 61,8% en bewoners met persoonlijkheidsstoornissen in 61%. Daarnaast komen, in meer dan de helft van de WZC, bewoners met een mentale retardatie (53,7%) en bewoners met angststoornissen (52%) voor (Pajarillo et al., 1997; Sherrell et al., 1998; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008; Collet et al., 2010; De Maesschalck, L., Heuten, K., & Lommelen, L., 2011). Deze percentages uit België zijn vergelijkbaar met percentages uit Europa, Amerika en Australië (Pajarillo et al., 1997; Sherrell et al., 1998; Craig & Pham, 2006; Antai-Otong, 2008; Kat et al., 2008; Collet et al., 2010). Bewoners met zowel een psychiatrische problematiek of ernstige gedragsproblemen als een somatische ziekte of dementie worden ‘Double Care Demanding patients (DCD patients)’ genoemd. 8.4 % van alle bewoners in Nederlandse verpleeghuizen5 (= WZC)
5
In de Nederlandse verpleeghuizen (WZC) zijn artsen werkzaam die een tweejarige
gespecialiseerde opleiding afgerond hebben in zowel geriatrische als psychiatrische geneeskunde. In Europa is deze opleiding en concept uniek (Schols et al., 2004 in Collet et al., 2010). Ouderenzorgfaciliteiten in Nederland zijn niet officieel verantwoordelijk 7
zijn zogenaamde ‘DCD patients’. Zij hebben zowel behoefte aan psychiatrische als somatische zorg (Held et al., 1984 & Inventor et al., 2005 in Collet et al., 2010). 2.3.1.2 Gevolgen Psychische en psychiatrische problematieken6 zorgen voor een stijging van het risico op verminderde zelfzorg en bemoeilijken de zorg, behandeling en genezing van andere medische aandoeningen bij deze bewoners. Deze problematieken leiden ook tot een vermindering van de kwaliteit van leven van deze bewoners en hun medebewoners in het WZC (Colenda et al., 1998; Craig & Pham, 2006; Murman et al., 2002 & Wancata et al., 2003 in Collet et al., 2010). De erkenning van een behoefte aan psychiatrische zorg voor bewoners in de WZC wordt door een aantal zorgverleners (functie onbekend) uit verschillende onderzoeken aangehaald (Davis & Rees, 1998; Harding, 1998; Espiritu et al., 2002; Lommelen, 2013). Uit meerdere onderzoeken blijkt dat personeelsleden in WZC vaak weinig psychiatrische kennis hebben en dat er een beperkte toegang is tot of gebruik van geestelijke gezondheidszorg (minder dan 20% bij DCD bewoners) (Kennedy et al., 2000; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008; Eriksen et al., 2006 & Evers et al., 2002 in Collet et al., 2010). Daarnaast komt in het onderzoek van FOD Volksgezondheid (2003), Devisch (2003) en Lannoo et al. (2007) ook naar voor dat zorgverleners in het WZC problemen ervaren in verband met de organisatie van aangepaste dagbesteding voor bewoners met een psychische of psychiatrische problematiek (FOD Volksgezondheid, 2003; Devisch, 2003 & Lannoo et al., 2007 in Lommelen, 2013). Gebrek aan psychiatrische kennis bij personeelsleden in WZC, beperkte toegang tot of gebruik van geestelijke gezondheidszorg en het ervaren van problemen met de voor het leveren van psychiatrische zorg en ontvangen hier dus geen financiering voor (Depla et al., 2003). 6
De termen psychische en psychiatrische problemen zijn sterk met elkaar verweven.
Psychische problemen zijn problemen die de psyche van de bewoner uit evenwicht brengen. Deze problemen kunnen iedereen overkomen, los van een psychiatrische problematiek. Psychiatrische problemen zijn problemen waarbij een psychiatrische diagnose gesteld werd (American Psychiatric Association, 2000; Anoniem, persoonlijke communicatie, Oktober 12, 2012). 8
organisatie van aangepaste dagbesteding voor bewoners met een psychische of psychiatrische problematiek in WZC, kunnen resulteren in een slechte herkenning van psychische en/of psychiatrische problematieken, geen (geschikte) behandeling voor de bewoner, daling van de kwaliteit van leven bij de bewoner en een grotere kans dat de bewoner opgenomen wordt in een psychiatrische instelling (Kennedy et al., 2000; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008; Eriksen et al., 2006 & Evers et al., 2002 in Collet et al., 2010). 2.3.1.3 Behandeling Door gebrek aan personeel in het WZC met een psychiatrische opleiding om de mentale gezondheidsproblemen bij de bewoner vast te stellen, te diagnosticeren en te behandelen, blijkt uit onderzoek van Molinari (2011) dat psychofarmaca de dominante behandeling blijft om psychische en psychiatrische problemen bij bewoners in het WZC op te lossen (Molinari, et al., 2011). Inconsistente klinische bevindingen over de werkzaamheid van atypische antipsychotica (SGA), die gebruikt worden bij de behandeling van agitatie, agressie en dementie gerelateerde psychose en de bijwerkingen van SGAs bij bewoners worden in meerdere onderzoeken aangehaald. SGAs moeten, door o.a. APPNs, oordeelkundig gebruikt worden en gebaseerd zijn op empirisch onderzoek en richtlijnen (Brodaty et al., 2005 & De Deyn et al., 2005 in Antai-Otong, 2008; Kales et al., 2011 in Molinari et al., 2011). De hoeveelheid studies over de werkzaamheid van non-farmacologische behandelingen, zoals bv. relaxatie- en aromatherapie, bij het omgaan met bewoners met psychische of psychiatrische problematieken neemt toe. Deze studies zijn vooral gefocust op bewoners met dementie (Allen-Burge et al., 1999 & Ayalon et al., 2006 & Beck et al., 2002 & Bharani & Snowden, 2005 & Cohen-Mansfield et al., 2007 & Livingston et al., 2005 & Ryu et al., 2005 & Spira & Edelstein, 2006 in Collet et al., 2010; Molinari, 2011). Draper et al. (1998) en Bartels et al. (2002) concluderen dat multidisciplinair overleg waarin zowel medische, psychiatrische, psychosociale en lichamelijke aspecten van de bewoner aan bod komen, van cruciaal belang is voor een adequate geestelijke gezondheidszorg in WZC (Craig & Pham, 2006; Collet et al., 2010). Uit het onderzoek van Lommelen (2013) blijkt dat tijdens vergaderingen en in het multidisciplinair team
9
wel voornamelijk psychologen en psychiatrisch verpleegkundigen door andere zorgverleners gemist worden (Lommelen, 2013). Naast multidisciplinaire overlegmomenten, het gebruik van psychofarmaca en nonfarmacologische behandelingen worden ook het aanstellen van een PV in een WZC, consultaties van psychiaters en een psychiatrisch team, liaison en andere samenwerkingsverbanden tussen ambulante en residentiële zorg in een aantal onderzoeken aangehaald als aanbevelingen voor behandeling van bewoners met psychische of psychiatrische problemen in WZC (Pajarillo et al., 1997; Harding, 1998; Kennedy et al., 2000; Depla et al., 2003; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008; Kirchen-Peters, 2008; Collet et al., 2010; Vandeurzen, 2010). Uit een overzicht van relevante literatuur (2006) blijkt dat reguliere psychiatrische input in WZC invloed kan hebben op de diagnose bij de bewoner, signalering van medicatiebijwerkingen, verminderde ziekenhuisopnames en betere tolerantie en kennis van het personeel t.a.v. (storend) gedrag en psychische en/of psychiatrische problemen van bewoners. Reguliere psychiatrische inbreng in WZC biedt dus voor zowel bewoners als personeelsleden voordelen en is, volgens verschillende auteurs, een noodzakelijk onderdeel in de ouderenzorg (Pajarillo et al., 1997; Harding, 1998; Kennedy et al., 2000; Depla et al., 2003; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008; Kirchen-Peters, 2008). Uit recent onderzoek van De Maesschalck et al. (2011) en Lommelen (2013) blijkt dat 83,8% van de WZC beroep doen op expertise van hulpverleners en/of organisaties van buitenaf in functie van de opvang van bewoners met een psychiatrische problematiek. 26,1% WZC doet beroep op het Expertisecentrum Dementie, 38, 6% op de huisarts van de bewoner en 39,9% WZC zoeken de expertise bij Psychiatrische Ziekenhuizen (De Maesschalck et al., 2011; Lommelen, 2013).
2.3.2 Conclusie Meer dan 80% van de bewoners in WZC in Amerika, Australië en Europa hebben een psychiatrische problematiek, waarbij dementie en depressie meest voorkomen (Colenda et al., 1998; Sherrell et al., 1998; Espiritu et al., 2002; Craig & Pham, 2006; Collet et al., 2010). Psychische en psychiatrische problematieken zorgen voor een stijging van het risico op verminderde zelfzorg bij de bewoners en leiden tot een vermindering van de kwaliteit van leven van deze bewoners en hun medebewoners in het WZC. Deze problematieken 10
bemoeilijken ook de zorg, behandeling en genezing van andere medische aandoeningen bij de bewoners (Colenda et al., 1998; Craig & Pham, 2006; Murman et al., 2002 & Wancata et al., 2003 in Collet et al., 2010). Beperkte psychiatrische kennis van het personeel in WZC, beperkte toegang tot of gebruik van geestelijke gezondheidszorg en het ervaren van problemen met de organisatie van aangepaste dagbesteding voor bewoners met een psychische of psychiatrische problematiek in WZC kunnen resulteren in een slechte herkenning van psychische en/of psychiatrische symptomen, geen (geschikte) behandeling voor de bewoner en een grotere kans dat de bewoner opgenomen wordt in een psychiatrische instelling (Kennedy et al., 2000; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008). De erkenning van een behoefte en nood aan psychiatrische inbreng in de WZC wordt door een aantal zorgverleners in verschillende onderzoeken aangehaald (Davis & Rees, 1998; Harding, 1998; Espiritu et al., 2002; Lommelen, 2013). Reguliere psychiatrische inbreng in WZC biedt voor zowel bewoners als personeelsleden voordelen en is, volgens verschillende auteurs, een noodzakelijk onderdeel in de ouderenzorg (Pajarillo et al., 1997; Harding, 1998; Kennedy et al., 2000; Depla et al., 2003; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008; Kirchen-Peters, 2008). Multidisciplinaire overlegmomenten waarin zowel medische, psychiatrische, psychosociale en lichamelijke aspecten van de bewoner aan bod komen, het gebruik van psychofarmaca en non-farmacologische behandelingen, het aanstellen van een PV in een WZC, consultaties van psychiaters en psychiatrisch team, liaison en andere samenwerkingsverbanden worden in een aantal onderzoeken aangehaald als aanbevelingen voor behandeling van bewoners met psychische of psychiatrische problemen in WZC (Harding, 1998; Kennedy et al., 2000; Depla et al., 2003; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008; Kirchen-Peters, 2008; Collet et al., 2010).
11
2.4 Rollen en ervaren meerwaarde van een PV In dit deel worden de resultaten vanuit de literatuur i.v.m. de rollen en ervaren meerwaarde van PVs in WZC beschreven.
2.4.1 Bevindingen uit eerdere onderzoeken Zoals hierboven reeds aangehaald, komen psychiatrische problematieken bij bewoners in het WZC zeer vaak voor, beschikken personeelsleden in WZC over weinig psychiatrische kennis en is er een beperkte toegang tot of gebruik van geestelijke gezondheidszorg in WZC (Davis & Rees, 1998; Sherrell et al., 1998; Sherrell et al., 1999; Craig & Pham, 2006). Reguliere psychiatrische inbreng in WZC biedt voordelen voor zowel bewoners met een psychische of psychiatrische problematiek als personeelsleden en is, volgens sommige auteurs, een noodzakelijk onderdeel in de ouderenzorg. Het aanstellen van een PV in een WZC is een mogelijkheid om psychiatrische zorg in WZC te voorzien (Pajarillo et al., 1997; Harding, 1998; Kennedy et al., 2000; Depla et al., 2003; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008; Kirchen-Peters, 2008). In de literatuur worden rollen, ervaren meerwaarde en verwachtingen t.a.v. PVs beschreven. Ten eerste kunnen PVs, net als andere zorgverleners, directe klinische zorg verlenen aan de bewoners (Sherrell et al., 1998). Ten tweede kunnen PVs, volgens sommige auteurs, de kwaliteit van leven van bewoners in WZC laten stijgen door het toepassen van interventies gebaseerd op hun psychiatrische kennis en expertise (Harding, 1998; Sherrell et al., 1998; Sherrell et al., 1999, Craig & Pham, 2006). De noodzaak dat de psychische of psychiatrische problematiek van de bewoner in het WZC gestabiliseerd dient te zijn, wordt in het onderzoek van Lommelen (2013) minder naar voor gebracht door personeelsleden als PVs in het WZC aanwezig zijn (Lommelen, 2013). Ten derde kunnen een PV en een ‘nurse practitioner’, gespecialiseerd in psychiatrie, een opleiding rond geestelijke gezondheidszorg aanbieden aan niet-PVs in het WZC. Deze opleiding helpt vaardigheden te ontwikkelen bij de beoordeling en klinische behandeling van bewoners met al dan niet psychische of psychiatrische problemen. De voldoening in het werken met bewoners met psychische en psychiatrische problematieken voor zorgverleners, zonder psychiatrische opleiding, in WZC kan via 12
deze opleiding ook verhoogd worden (Harding, 1998; Sherrell et al., 1998; Sherrell et al., 1999). Ten vierde kunnen PVs, meer bepaald APPNs werkzaam in een WZC, een rol hebben in het voorschrijven van medicatie en medicatiegebruik bij ouderen in de WZC. De APPN moet zorgvuldig en oordeelkundig omgaan met het voorschrijven van SGAs bij ouderen in WZC (Antai-Otong, 2008). Ten vijfde kunnen, volgens een aantal auteurs, PVs een rol en meerwaarde hebben in het opstellen van een beleid in het WZC waar zowel het psychische als fysieke aspect van de bewoner in de basiszorg opgenomen wordt en ingespeeld wordt op de individuele behoeften van de bewoner (Harding, 1998; Sherrell et al., 1998; Sherrell et al., 1999, Craig & Pham, 2006). Ten zesde wordt in één onderzoek van PVs verwacht dat zij gepaste instrumenten gebruiken om de psychische toestand van bewoners uit WZC te evalueren en dat zij evidence-based interventies selecteren en voorzien die de cognitieve en afunctionele toestand van de bewoner met een psychiatrische problematiek zal verbeteren of handhaven (Sherrell et al., 1999). In het onderzoek van Lommelen (2013) zien personeelsleden in WZC, waar reeds gespecialiseerd personeel (psycholoog, PV) aanwezig is, de grote meerwaarde van PVs en duiden ook aan dat die nood aan gespecialiseerd personeel in WZC ingevuld dient te worden (Lommelen, 2013). Ondanks de rollen, ervaren meerwaarde en verwachtingen van een PV, een ‘nurse practitioner’ en APPN in WZC, blijkt uit een onderzoek van Davis en Rees (1998) dat PVs moeilijk aan te werven zijn in WZC. In dit onderzoek komt naar voor dat het werk in de WZC door PVs over het algemeen gezien wordt als fysiek georiënteerd en onaantrekkelijk (Davis & Rees, 1998).
Meer onderzoek moet gevoerd worden waarbij niet alleen gefocust wordt op vermindering van gedragsproblematiek bij bewoners in WZC, maar ook op personeelssatisfactie, kwaliteit van leven van de bewoners en kosteneffectiviteit van het verstrekken van de reguliere geestelijke gezondheidszorg aan WZC (Craig & Pham, 2006; Collet et al., 2010).
13
2.4.2 Conclusie Verschillende WZC beschikken niet over personeelsleden met een psychiatrische opleiding. Uit een overzicht van relevante literatuur (2006) blijkt dat reguliere psychiatrische inbreng in WZC voordelen biedt voor zowel bewoners als personeelsleden en een noodzakelijk onderdeel is in de ouderenzorg (Harding, 1998; Kennedy et al., 2000; Depla et al., 2003; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008; Kirchen-Peters, 2008). Het aanstellen van een PV in een WZC is een mogelijkheid om psychiatrische zorg in WZC te verlenen (Pajarillo et al., 1997; Davis & Rees, 1998; Harding, 1998; Sherrell et al., 1998; Sherrell et al., 1999; Molinari et al., 2011). Rollen, ervaren meerwaarde en verwachtingen naar PVs, ‘nurse practitioners’ en APPNs worden in de literatuur aangehaald, gaande van het verlenen van directe zorg aan de bewoners in WZC, het geven van opleidingen over geestelijke gezondheidszorg tot een rol in het opstellen van een beleid in het WZC waarin aandacht is voor zowel het fysieke als psychische aspect van de bewoner. (Davis & Rees, 1998; Harding, 1998; Sherrell et al., 1998; Sherrell et al., 1999, Craig & Pham, 2006; Antai-Otong, 2008; Collet et al., 2010; Lommelen, 2013). Eveneens komt, in een onderzoek van Davis en Rees (1998), aan bod dat PVs in WZC moeilijk aan te werven zijn (Davis & Rees, 1998).
14
3 Onderzoeksmethode In dit onderdeel worden een aantal aspecten beschreven, namelijk de onderzoeksvragen, het onderzoeksdesign, de setting, het rekruteren van de participanten, de datacollectie en data-analyse. Daarna worden ook de validiteit en de betrouwbaarheid van de data, een reflectie op de rol van de studente-onderzoeker en tenslotte de ethische beschouwingen besproken.
3.1 Onderzoeksvragen Uit de studie van de literatuur blijkt dat psychiatrische problemen bij bewoners in WZC zeer vaak voorkomen. Desondanks is de kennis bij personeelsleden in deze instelling over psychische en/of psychiatrische problemen miniem. Een eerste stap om te onderzoeken wat de rollen van PVs in WZC zijn, is nagaan wat de opvattingen over de rollen en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC zijn. Bijna geen onderzoek is uitgevoerd naar de opvattingen van personeelsleden in WZC over de rollen en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC. Geen onderzoek is uitgevoerd naar de opvattingen van PVs over dit thema. Volgende onderzoeksvragen werden daarom in deze masterproef gesteld: ‘Wat zijn de opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC in Vlaanderen?’ en ‘Welke factoren beïnvloeden deze opvattingen?’
3.2 Onderzoeksdesign Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, is gekozen voor kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek dat gebruik maakt van interviews is een geschikte methode om de opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC in Vlaanderen van de participanten, PVs op de werkvloer en beleidsfunctionarissen (zowel PVs als niet-PVs), te leren kennen en te analyseren (Baarda, De Goede, & Teunissen, 2005; Verhaeghe, 2010). De interviews geven de participanten de kans om die opvattingen niet alleen te verwoorden maar ook toe te lichten. Het discours dat daardoor ontstaat, kan door de onderzoeker verder geanalyseerd worden.
15
Exploratief onderzoek werd gekozen binnen de kwalitatieve onderzoeksvormen, omdat over het te bestuderen onderwerp zeer weinig bekend is.
3.3 Setting Deze studie werd uitgevoerd in acht verschillende WZC verspreid over heel Vlaanderen, gaande van West-Vlaanderen tot Limburg en Vlaams Brabant. De keuze van de acht WZC gebeurde op basis van het tegemoetkomen aan de vooropgestelde inclusiecriteria voor deelname aan het onderzoek. Allereerst kwamen alleen WZC in Vlaanderen in aanmerking waar PV(s) werkzaam zijn, omdat de studie gaat over opvattingen en ervaringen van of met PV(s). Daarnaast waren vrijwillige deelname aan het onderzoek en het ondertekenen van het toestemmingsformulier voorwaarden om deel te nemen aan het onderzoek.
3.4 Rekruteren van participanten Via informatie op de website van Zorgnet Vlaanderen7 werden alle WZC (115 in november 2011) in Vlaanderen aangeschreven. Via de contactpersoon van het WZC (emailadres op de site van Zorgnet Vlaanderen) werd gevraagd of in het WZC een PV werkzaam was. 72 WZC hebben op de e-mail gereageerd en 24 WZC daarvan hebben één of meerdere PVs in dienst. Indien een persoon met deze functie aanwezig was in het WZC werd via e-mail gevraagd of een beleidsfunctionaris (al dan niet PV) en de PV bereid waren om deel te nemen aan dit onderzoek. Indien deze personen geïnteresseerd waren, werd het informatie- en toestemmingsformulier opgestuurd. Twintig personen (10 WZC) waren bereid om deel te nemen aan het onderzoek. Twaalf personen (PVs op 7
Zorgnet Vlaanderen is een netwerk van voorzieningen, een overlegplatform waar
informatie en ideeën worden uitgewisseld en een kennisdelende organisatie. Meer dan 500 voorzieningen zijn lid van Zorgnet Vlaanderen, namelijk algemene ziekenhuizen, WZC, serviceflats, dagverzorgingscentra (DVC), Initiatief Beschut Wonen (IBW), psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT), psychiatrische ziekenhuizen (PZ), Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGGZ), revalidatiecentra (Zorgnet Vlaanderen, s.d.).
16
de werkvloer en beleidsfunctionarissen met en zonder psychiatrische opleiding) gaven spontaan aan dat de studente-onderzoeker een interview mocht uitvoeren m.b.t dit onderzoeksthema in hun WZC. Deze personen zijn allemaal opgenomen in de studie. De acht andere personen gaven aan dat ze wel wouden participeren aan het onderzoek en eventueel, indien nodig, wilden deelnemen aan een interview. Drie van de acht personen zijn hieruit geselecteerd op basis van een specifiek kenmerk bv. samenwerking met een PZ. Het eerste WZC is gekozen op basis van het spontaan willen deelnemen aan een interview en de snelle reactie op de e-mail. Na tien interviews (vijf WZC) werd op zoek gegaan naar drie andere WZC die ook aan de inclusiecriteria, zoals in 3.3 beschreven, voldeden en die het best de ontbrekende informatie zouden kunnen invullen. Er werd ook gelet op regionale spreiding.
De bedoeling was niet een representatieve steekproef te trekken, maar die personen te interviewen die de meeste informatie zouden kunnen geven. Personen uit WZC die samenwerkten met CGGZ maar zelf geen PVs in dienst hadden, werden niet geïncludeerd in het onderzoek. Om pragmatische redenen (tijd beschikbaar voor een masterproef) werd de steekproef beperkt tot 15 participanten. Tussen februari 2012 en september 2012 werden de 15 interviews uitgevoerd. Een aantal algemene kenmerken van de deelnemers aan het onderzoek worden hieronder beschreven. Vier participanten zijn werkzaam in een OCMW WZC en elf in een niet-OCMW WZC, waar al dan niet kleinschalig wonen toegepast wordt. Acht PVs op de werkvloer en zeven beleidsfunctionarissen (zelf al dan niet PV) namen deel. Drie van de acht PVs op de werkvloer hebben zowel een algemene als psychiatrische opleiding in de verpleegkunde gevolgd. De meerderheid van de PVs op de werkvloer heeft eerst in een psychiatrisch ziekenhuis gewerkt en is daarna gaan werken in een WZC. De zeven beleidsfunctionarissen hebben diverse basisopleidingen in de verpleegkunde gevolgd, namelijk sociale verpleegkunde, algemene verpleegkunde en psychiatrische verpleegkunde. De minderheid van de beleidsfunctionarissen heeft een psychiatrische opleiding gevolgd. Slechts twee van de zeven beleidsfunctionarissen 17
waren direct na de opleiding verpleegkunde werkzaam in een WZC. De beleidsfunctionarissen oefenen verschillende functies uit, gaande van kwaliteitscoördinator, directeur wonen en zorg tot algemeen directeur in een WZC.
3.5 Datacollectie Individuele semi-gestructureerde interviews, uitgevoerd door de studente-onderzoeker, werden gebruikt als gegevensverzamelingsmethode in dit onderzoek. Deze methode werd gekozen om ervoor te zorgen dat, via een interviewgids, (bijna8) alle vooropgestelde onderwerpen aan bod kwamen, maar ook dat de respondent voldoende vrijheid had voor een eigen inbreng in het interview (Verhaeghe, 2010). Twee interviewgidsen werden opgesteld, één voor de beleidsfunctionaris en één voor de PV op de werkvloer, om zo aan te sluiten bij de belevingswereld van de respondent en zoveel mogelijk data te verzamelen (‘thick description’). De interviewgidsen (bijlage 3 en 4) vormden de leidraad doorheen de gesprekken, maar de volgorde van de thema’s en de formulering van de vragen varieerden van gesprek tot gesprek. De interviewgidsen werden aangepast en aangevuld naarmate het onderzoek vorderde. Na een aantal vragen van respondenten uit de eerste interviews werden de interviewgidsen systematisch op voorhand doorgestuurd. Gesprekstechnieken zoals het stellen van open vragen, doorvragen en vermijden van suggestieve vragen werden toegepast. De studente-onderzoeker ging, naast de interviewgidsen als leidraad, mee in het verhaal van de respondent en stelde zich zo neutraal mogelijk op. De vijftien interviews werden opgenomen via een dictafoon. De duurtijd van een interview varieerde van 40 minuten tot 1 u 30 minuten. In sommige interviews is, door gebrek aan tijd, niet doorgevraagd welk beeld de respondenten (PVs en niet-PVs) hebben van PVs. Het interview vond plaats, in een aparte door de respondent gekozen ruimte, in het WZC waar de respondent werkzaam was. Dit had als doel om de respondent op zijn of haar gemak te stellen en zo weinig mogelijk onderbroken te worden tijdens het gesprek.
8
Afhankelijk van de voorziene tijd die ingepland kon worden. 18
3.6 Data-analyse Vijftien semi-gestructureerde interviews werden op band opgenomen en getranscribeerd in Word 2007. Het uitvoeren van interviews en analyse werden afgewisseld, hoewel niet elk interview geanalyseerd was vooraleer het volgende interview plaatsvond. Na elk interview werd wel gekeken naar nieuwe elementen, elementen die afweken van de vorige interviews en hoe hierop ingespeeld moest worden in de volgende interviews. In het proces van data-analyse werd gebruik gemaakt van onderzoekerstriangulatie: de studente-onderzoeker en de promotor hebben alle interviews besproken, evenals de analyse ervan. In navolging van Sandelowski (2001) werden aantallen in de analyse weergegeven zonder dat daaruit kwantitatieve conclusies getrokken mochten worden (Sandelowski, 2001). Voor de analyse, codering van de data en het opstellen van een codeboom in deze masterproef werd gebruik gemaakt van het softwareprogramma NVIVO 9. Door het korte tijdsbestek van de masterproef en de kleine steekproef werd datasaturatie niet bereikt.
3.7 Validiteit en betrouwbaarheid data Om te oordelen of een onderzoek van goede kwaliteit is, zijn betrouwbaarheid en validiteit twee belangrijke begrippen.
3.7.1 Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid is verhoogd door gebruik te maken van geluidsopnames en NVIVO 9 en door het onderzoeksopzet helder weer te geven (Van Zwieten & Willems, 2004; Holloway & Wheeler, 2010).
3.7.2 Validiteit In deze studie werd de validiteit verhoogd door vooraf de respondent te informeren over het belang, doel en onderzoeksopzet. Ook werd de anonimiteit en privacy van de respondent meermaals gegarandeerd. Het interview werd op band opgenomen, 19
waardoor de informatie volledig en correct weergegeven werd en later ook kon teruggegrepen worden naar deze informatie. De respondent werd tijdens het interview geobserveerd. Verbale en non-verbale communicatie, zoals intonatie en houding van de respondent werden meegenomen in de analyses. Het coderen van de tekstfragmenten gebeurde dicht bij de tekst, dit om de subjectiviteit te minimaliseren. Zoals reeds eerder vermeld in het onderdeel data-analyse is gebruikgemaakt van onderzoekertriangulatie om een bredere inbreng bij de interpretatie van de data te verkrijgen.
3.7.3 Reflectie op rol studente-onderzoeker De studente-onderzoeker is zelf PV. Zij zal vanuit de opleiding misschien andere dingen gezien hebben, op andere dingen gelet hebben en op een andere manier ingespeeld hebben op de interactie die plaatsvond tijdens het gesprek dan niet-PVs. Belangrijk hierbij was om steeds kritisch te reflecteren over de eigen veronderstellingen (reflexiviteit) en daarover in overleg te gaan met de promotor om zo de validiteit en betrouwbaarheid van de onderzoeksgegevens en -resultaten zo hoog mogelijk te houden (Holloway & Wheeler, 2010).
3.8 Ethische beschouwingen Deze studie met Belgisch registratienummer B670201112594 werd op 30 december 2011 goedgekeurd door de Commissie voor Medische Ethiek, verbonden aan het Universitair Ziekenhuis Gent (bijlage 5). Een informatie- en toestemmingsformulier (bijlage 1 en 2) werden op voorhand doorgestuurd naar personen die in aanmerking kwamen voor het onderzoek (cfr. 3.3 en 3.4). In het informatieformulier werd het onderzoeksopzet beschreven en in het toestemmingsformulier werd toestemming gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek, waarbij het interview ook op dictafoon zou opgenomen worden om de transcriptie te vergemakkelijken. Zij kregen de mogelijkheid om via e-mail of telefonisch reeds vragen te stellen of bedenkingen te maken. Indien de respondent na het lezen van de formulieren nog steeds wou deelnemen, werd een afspraak gemaakt om een interview uit te voeren. Bij de start van het interview werden beide formulieren nogmaals overlopen met de studente-onderzoeker en de respondent en werd ruimte 20
gemaakt om nog eventuele vragen te stellen en te beantwoorden. Daarna werd het toestemmingsformulier in tweevoud ondertekend. Bij de transcriptie werden geen namen van respondenten gebruikt en na afloop van het onderzoek werden alle geluidsopnames verwijderd. Dit allemaal om de anonimiteit en privacy van de respondenten te garanderen.
21
4 Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van de analyse van dit onderzoek weergegeven. Een eerste deel handelt over de opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC in Vlaanderen. De analyse bracht aan het licht dat verschillende factoren deze opvattingen beïnvloeden. De beïnvloedende factoren, namelijk visie op WZC, opvattingen over de competenties van een PV, tolerantie voor diversiteit en de opdracht van het WZC t.a.v. de totale populatie zorgbehoevenden, komen in een tweede deel aan bod. In beide delen worden de gelijkenissen en verschillen tussen PVs op de werkvloer en beleidsfunctionarissen (PVs en niet-PVs) weergegeven. Tijdens het analyseren bleek het moeilijk om de termen rol en ervaren meerwaarde van PVs, te scheiden. Tussen deze twee termen zitten allerlei interacties. Een rol is formeel en volgende vragen kunnen hierbij gesteld worden, namelijk welke functie vervult de verpleegkundige, welke opdracht krijgt hij/zij en welke verwachtingen zijn er over wat hij/zij gaat doen. De meerwaarde verwijst naar een resultaat, naar iets dat de PV realiseert bovenop wat andere verpleegkundigen en zorgkundigen doen. Als een PV een bijzondere rol krijgt in het WZC, impliceert dit ook een veronderstelde meerwaarde van de PV. Een meerwaarde zien bij een PV daarentegen, impliceert niet noodzakelijk dat de PV een rol heeft in het WZC. De bevindingen worden geïllustreerd aan de hand van citaten. De afkortingen I (interviewer) en R (respondent) worden daarbij gebruikt. Bij elk citaat van de respondent wordt zijn/haar huidige functie beschreven en of hij/zij een psychiatrische opleiding gevolgd heeft. Namen van WZC worden niet vermeld om de anonimiteit van de respondenten te garanderen. In de tekst wordt verwezen naar genummerde citaten (vb. citaat 1 = C1) om de lezer toe te laten de bevinding en het citaat aan elkaar te koppelen. Zoals ook reeds in het onderdeel methodologie beschreven werd, worden, in navolging van Sandelowski, aantallen in de analyse weergegeven zonder dat daaruit kwantitatieve conclusies getrokken mogen worden. In de onderstaande tekst zijn zoveel mogelijk herhalingen vermeden, maar soms waren ze onvermijdelijk. De behandelde onderwerpen hangen immers samen.
22
4.1 Opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC in Vlaanderen In een eerste onderdeel worden zeven posities over opvattingen van de respondenten over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC in Vlaanderen beschreven. In een tweede onderdeel worden vier taakgebieden onderscheiden, waarin de rol en meerwaarde van PVs beschreven worden. Bij elk van deze taakgebieden komen alle posities aan bod.
4.1.1 Continuüm De opvattingen van de respondenten over de rol en ervaren meerwaarde van een PV variëren. Op grond van de data kunnen zeven posities onderscheiden worden, gaande van ‘Het maakt niet uit dat de verpleegkundige in het WZC een PV is. (positie 1)’ tot ‘De PV heeft een duidelijke meerwaarde in het WZC en kan taken opnemen die nietPVs niet of moeilijk kunnen opnemen. (positie 7)’ Daartussen kunnen vijf posities onderscheiden worden. Met de posities worden denkwijzen beschreven en geen personen. We beschouwen de verschillende posities als liggend op een continuüm. Bij positie 1 t.e.m. 5 worden PVs niet aangeworven omdat ze een diploma van psychiatrische verpleegkunde hebben (C1), maar omdat ze verpleegkundige zijn. Positie 1: ‘Het maakt niet uit dat de verpleegkundige in het WZC een PV is.’ Bij deze positie is de opvatting dat de psychiatrische opleiding van een verpleegkundige geen reden voor aanwerving is, geen reden om bijzondere verwachtingen te hebben a fortiori niet om deze persoon een bijzondere taak te geven (C1, 2). De PV levert geen meerwaarde in het WZC t.o.v. andere verpleegkundigen. Eén respondent neemt deze positie in, namelijk een beleidsfunctionaris die zelf algemeen verpleegkundige is. In dit WZC denkt de beleidsfunctionaris niet vanuit diploma’s. ‘De PV zal geëvalueerd worden naar functioneren.’ (C1, 2, 3). Ondanks dat de PV geen meerwaarde heeft in het WZC, vindt de beleidsfunctionaris wel dat de psychiatrische opleiding een goede opleiding is om te werken in een WZC.
23
Citaat 1 R:‘Moest er zich iemand aanmelden, een PV, dan zouden we die aannemen gewoon omdat dat een verpleegkundige is en dat die onder dezelfde noemer vallen naar regelgeving toe, (I: ja) zou die de kans krijgen, zou die geëvalueerd worden naar functioneren.’ (beleidsfunctionaris, niet-PV)
Citaat 2 R: ‘Goh de verwachtingen naar die psychiatrisch verpleegkundige is dezelfde, dat diploma is voor ons minder belangrijk. (I: ja) Het is vooral de ingesteldheid van die persoon in kwestie. …Ik zeg altijd: ‘Je moet oude mensen graag zien om te werken in een WZC. Dat is uiteindelijk het belangrijkste.’ (beleidsfunctionaris, niet-PV)
Citaat 3 R: ‘We gaan niet denken vanuit diploma’s. Je moet werken met de teams die je hebt en het potentieel van de mensen, maar dat diploma dat erachter zit dat is een start.’ (beleidsfunctionaris, niet-PV) Positie 2: ‘Een PV kan soms een meerwaarde hebben, maar een PV in een WZC hoeft niet. Het meeste wat PVs kunnen, kunnen algemeen verpleegkundigen ook.’ In een tweede positie is de opvatting dat de PVs geen bijzondere rol vervullen in het WZC (C 7). Een PV kan soms een meerwaarde hebben in het WZC, maar dat hoeft niet het geval te zijn (C 8). Een meerwaarde van een PV wordt beschreven, bv. zoeken naar oorzaken van gedrag van de bewoner, zoeken naar alternatieven voor fysieke en chemische fixatie. De PV geeft deze informatie door aan collega’s. Het meeste wat PVs kunnen, kunnen algemeen verpleegkundigen ook (C 4, 5, 6). Eén respondent neemt deze positie in, namelijk een PV op de werkvloer.
24
Citaat 4 R: ‘Als je een leidinggevend figuur bent, of dat nu psychiatrisch verpleegkundige is of ziekenhuis, dat maakt geen verschil.’ (PV op de werkvloer)
Citaat 5 R: ‘Voor het meedelen van (..) als er iets moet gebeuren, als er iemand naar het ziekenhuis moet of een overleg met de dokter, dat vertalen naar familieleden dat kan iedereen. Daarvoor moet je niet specifiek psychiatrisch verpleegkundige zijn.’ (PV op de werkvloer)
Citaat 6 I: ‘Dus de verpleegkundige moet wel op de hoogte zijn van zowel psychofarmaca als (direct speelt R hierop in)’ R: ‘Maar dan kom ik er bij: ‘Moet je daarom PV zijn?’ Neen.’ (PV op de werkvloer)
Citaat 7 I: ‘Heeft zij een andere taak dan andere verpleegkundigen?’ R: ‘Nee.’…’identiek hetzelfde’ (PV op de werkvloer)
Citaat 8 R: Het kan een meerwaarde zijn. Het hoeft niet. In een WZC, wat mij betreft, hoeft het niet. Het kan een meerwaarde zijn inderdaad als je mensen hebt. Je hebt altijd mensen met een psychiatrisch verleden, dat kan handig zijn.’ …’Een PV is welgekomen, maar geen noodzaak.’ (PV op de werkvloer)
25
Positie 3: ‘Een PV kan iets extra bieden aan bewoners, familie en het team, maar het blijft informeel. De mogelijke meerwaarde van een PV wordt niet vertaald in beleid. De PV heeft geen bijzondere rol in het WZC, maar is zeker welgekomen.’ In een derde positie is de opvatting dat de medewerkers van het WZC vaststellen dat ze in het WZC meer en meer geconfronteerd worden met de gevolgen van de reconversie van 19909 en ‘artikel 107’10. Er komen daardoor meer mensen met een psychiatrische problematiek naar het WZC. Vanuit dat standpunt zijn PVs zeker welgekomen. In het WZC zoekt men niet specifiek naar PVs, maar als PVs zich aanbieden dan worden zij sowieso aangenomen (C 9). De PVs hebben geen bijzondere rol in het WZC, evenmin als in de instellingen met personen met opvattingen uit positie 2. Eén van de respondenten neemt deze positie in, namelijk een beleidsfunctionaris die zelf algemeen verpleegkundige is. De PVs kunnen, volgens de respondent, tijdens de briefings hun psychiatrische kennis gebruiken, aangeven hoe ze een situatie zouden aanpakken en raad geven, maar dit gebeurt niet gestructureerd. Psychiatrische kennis kan wel in het
9
Reconversie 1990: Bij de reconversie van 1990 kregen de beleidsfunctionarissen van
acute psychiatrische ziekenhuizen de opdracht bedden te converteren naar woonvormen zoals het Initiatief Beschut Wonen (IBW) en het Psychiatrisch Verzorgingstehuis (PVT). Psychiatrische bedden voor chronische cliënten in de psychiatrische ziekenhuizen werden afgebouwd. Vanaf dat moment werd duidelijk geopteerd voor een tweesporenbeleid: ‘cure’ versus ‘care’ (Jassogne, 2007). Een tweede reeks van reconversie van psychiatrische bedden is begonnen in 2000. In 2003 werd aangespoord tot een derde reeks van reconversie van bedden via de publicatie van besluiten (MédicoSociales, s.d.). 10
Artikel 107: ‘Artikel 107’ wordt omschreven als ‘De Koning kan in specifieke
financieringswijzen voorzien om, op experimentele basis en beperkt in de tijd, een prospectieve en programmageoriënteerde financiering van zorgcircuits en netwerken mogelijk te maken.’ Zo kunnen personen en middelen in een bepaald werkingsgebied ingezet worden om het bestaande geestelijke gezondheidszorgaanbod voor personen met psychische problemen verder aan te passen aan hun zorgvragen en behoeften (Belgisch Staatsblad, 2008; Vlaanderen, s.d.). 26
WZC gebruikt worden. PVs werkzaam in het WZC zouden hun psychiatrische kennis moeten actualiseren om zo de bewoners met een psychiatrische problematiek op een kwalitatieve manier te verzorgen (C 10). De beleidsfunctionaris heeft een aantal ideeën over welke taken de PVs zouden kunnen vervullen bv. referentiepersoon psychiatrie. De respondent meent dat financiële middelen, aangepaste infrastructuur en opleidingen om om te gaan met bewoners met een psychiatrische problematiek ontbreken in het WZC.
Citaat 9 I: ‘Is er specifiek gekozen om psychiatrisch verpleegkundigen aan te nemen?’ R: ‘Neen, neen, eigenlijk niet (..) eigenlijk niet. We hebben geen (..) geen specifieke kandidaturen voor PVs. (I: ja) Maar binnen onze sector is dat zeker en vast welgekomen, omdat wij toch wel een aantal psychiatrische patiënten hebben.’ (beleidsfunctionaris, niet-PV)
Citaat 10 I: Welke rol speelt de PV in het WZC dan? R: Goh (…) eigenlijk geen aparte rol. (I: geen aparte rol) Neen, die zit mee in de equipe. (I: ja, ja) Euhm (…) die kan bv. wel op basis van haar ervaringen zeggen van ‘Ik zou het zus of zo doen.’ (I: mmm) Ik moet ook zeggen: de mensen die een psychiatrische opleiding gevolgd hebben, dat zijn ook mensen die hier al jaren werken.’ …En ik zeg nog, sommigen zijn hier al jaren (..) en dat is weg hé. (I: mmm) Die hebben zich misschien nog te weinig verdiept in de psychiatrische materie. (.) Die zijn hier bv. 10 jaar en ja (I: mmm) die actualiseren hun kennis en kunde ook niet meer é. (I: ja, ja) Misschien ook onze fout dat we er te weinig aandacht voor hebben en te weinig zeggen van ‘Tiens, we hebben 8 à 10 PV, laten we ze eens in een opleidingsbad steken.’ (beleidsfunctionaris, niet-PV)
27
Positie 4: ‘Hoewel de PV een meerwaarde heeft in het WZC, voelt de PV zich meer een verpleegkundige met optie psychiatrie dan een PV. Een specifiek takenpakket en verwachtingen voor PVs zijn opgesteld vanuit het beleid in het WZC.’ In deze positie is de opvatting dat een PV een meerwaarde heeft in het WZC. In het WZC hebben de beleidsfunctionarissen een specifieke visie en beleid rond PVs en bewoners met een psychiatrische problematiek uitgestippeld. De PV krijgt een specifiek takenpakket. Toch voelt deze PV zich meer een ‘verpleegkundige met optie psychiatrie’ dan een PV. De PV vindt het hoofddoel ‘mensen fysiek verzorgen’ (C 11, 14). Eén respondent neemt deze positie in, namelijk een PV op de werkvloer. De respondent haalt een aantal rollen en meerwaarde van een PV in het WZC aan zoals observatie, zoeken naar oorzaken van het gedrag van de bewoner, uitleg geven aan collega’s over psychofarmaca, een aanspreekpunt en referentiepersoon psychiatrie zijn (C14). Deze persoon heeft het gevoel dat ze haar psychiatrische kennis niet elke dag nodig heeft, dit in tegenstelling tot de PVs in het WZC werkzaam op de afdeling gerontopsychiatrie waar ze duidelijke taken krijgen en uitvoeren i.v.m. het werken met bewoners met een psychiatrische problematiek/psychische kwetsbaarheid (C 12). Op de afdeling waar de respondent werkzaam is, is de ervaring van de collega’s niet-PV ook belangrijk (C 12, 13). Het verhaal van de verpleegkundige op de werkvloer stemt niet altijd overeen met het verhaal van de beleidsfunctionaris van het WZC.
Citaat 11 R: ‘Ik kan het gebruiken hé, maar het is geen prioriteit.’ (PV op de werkvloer)
Citaat 12 I: ‘Heeft u het gevoel dat u via uw psychiatrische opleiding kan inspelen op de behoeften en noden van de personen die naar het dagverzorgingscentrum komen?’ R: ‘Goh, ik denk dat mijn diensthoofd dat ook goed kan. Ik denk niet, nee, nee. Ik denk misschien meer op de afdeling gerontopsychiatrie, dat wel omdat ze daar dagelijks met al de verschillende ziektebeelden rekening moeten houden. … Ik heb niet echt zuivere psychiatrische patiënten.’ (PV op de werkvloer)
28
Citaat 13 I: ‘Is de psychiatrische opleiding een meerwaarde om met personen met ‘moeilijk gedrag’ om te gaan? R: ‘Ik denk dat ze al zodanig veel ervaring hebben, dat ze al zodanig veel hebben uitgeprobeerd uit hun eigen denken dat ik niet echt nog iets meer kan. Ik kan het misschien met nog wat meer geduld doen of wat meer iets proberen maar eigenlijk hebben ze het allemaal al gedaan. Je kan niet blijven uitvinden hé.’ (PV op de werkvloer)
Citaat 14 R: ‘Ik denk wel dat de PV een meerwaarde heeft in het WZC. Vooral denk ik omdat mensen daar dan ook beroep op kunnen doen. … dat ze (=collega’s) in overleg kunnen treden. Ik vind dat heel belangrijk ‘in overleg treden’ met mensen. …En surtout hier omdat ze hier een aparte afdeling hebben gemaakt zeker. … Maar ook in alle WZC(.) zou dat inderdaad ja… Ik vind het inderdaad wel een meerwaarde, ja.’ (PV op de werkvloer) Positie 5: ‘Hoewel hij/zij hetzelfde takenpakket heeft als andere (hoofd)verpleegkundigen, probeert de PV een meerwaarde te creëren op de afdeling en/of in het hele WZC vanuit de psychiatrische opleiding. De psychiatrische opleiding wordt als een meerwaarde ervaren voor de eigen zorgverlening en door andere personeelsleden.’ Verschillen in WZC, waar respondenten met opvattingen uit deze positie werkzaam zijn, zijn waarneembaar. In een aantal WZC worden PVs niet bewust aangetrokken en zijn er ook niet veel PVs aanwezig. In een ander WZC deed de gelegenheid zich voor om een PV aan te werven. Zo heeft het WZC kunnen ontdekken welke meerwaarde een PV heeft. Specifieke vacatures voor PVs zijn er niet, wel wordt in de vacature vermeld dat PVs welkom zijn. Alle respondenten, die de opvattingen uit deze positie delen, hebben een beleidsfunctie (PV en niet-PV) of een functie als hoofdverpleegkundige (altijd PV). Eén respondent heeft de functie van hoofdverpleegkundige bekleed, maar werkt nu op de sociale dienst van het WZC. Hoewel alle PVs, die de opvattingen uit deze positie delen, dezelfde 29
taken uitvoeren als andere (hoofd)verpleegkundigen in het WZC, proberen de PVs een meerwaarde te creëren naar bewoners en/of familie en/of collega’s toe (C 20, 21, 32). Deze taken en meerwaarde kunnen door de PV gerealiseerd worden op zowel de afdeling als in het hele WZC. Ook worden verwachtingen naar PVs door de respondenten aangehaald (C 16, 17, 19, 21, 25, 26). Alle respondenten halen het bezitten en gebruiken van kennis van PVs als meerwaarde aan (C 18, 21, 25, 31). In meerdere interviews komen de opvang en de ondersteuning van familie aan bod (C 16, 28, 29, 31). Tevens worden door bijna alle respondenten het goed observeren, kijken naar andere dingen dan de fysieke aspecten van de bewoner en het aanreiken van andere denkkaders vermeld (C 19, 22). De nadruk wordt, meer dan in vorige posities, gelegd op de begeleiding van collega’s met als doel een verbetering van de kwaliteit van zorg voor de bewoner en de familie. Indien de meerwaarde van een PV door personen uit het beleid erkend wordt, krijgt de PV soms een specifieke taak toebedeeld op de afdeling of in heel het WZC bv. de overstap van PVT bewoners naar het WZC begeleiden en de medewerkers op de afdeling kennis bijbrengen hoe men met deze bewoners moet omgaan (C 22). Er is werk voor de PV in het WZC en de PV zou op elke afdeling een veronderstelde meerwaarde realiseren. Een aantal respondenten denken ook na over taken voor PVs in de toekomst. In de toekomst zou de PV nog extra taken kunnen krijgen indien een aparte afdeling voor bewoners met een psychiatrische problematiek zou opgericht worden. Voorbeelden hierbij zijn: de visie van de specifieke afdeling mee helpen bepalen en een tussenpersoon zijn tussen het team, huisarts en specialist (C 31). PVs kunnen geen therapeutische gesprekken met bewoners en/of familie voeren, omdat daar de tijd voor ontbreekt. Zoals reeds hoger vermeld, menen deze respondenten dat beleidsmatig en op vlak van infrastructuur in het WZC nog heel wat tekortkomingen zijn (C 24). Hierdoor kan de PV zich niet ten volle ontplooien. Meerdere respondenten halen aan dat de combinatie van verpleegkundigen met verschillende opties een verrijking is in de zorg voor bewoners in het WZC. Samenwerking en ervaring van verschillende medewerkers zijn ook belangrijk in het WZC (C 27, 30). Een andere respondent veronderstelt dat de PV een rol en meerwaarde realiseert in het WZC zowel naar collega’s als naar bewoners toe (C 32). Nuances tussen de respondenten in deze positie kunnen onderscheiden worden. 30
Citaat 15 I: ‘Zijn er nog zaken die u zegt: dat kan een echte meerwaarde zijn of dat vind ik interessant om hier te werken.’ R: ‘Goh, ik denk dat het een stukje, ik weet het niet, ik zie hier ook dat X (.) de warmte dat ge iemand geeft dat (…) (I: mmm) Ik weet niet of dat dat met onze opleiding te maken heeft, maar wij gaan toch eerder zo (…) ja (…) de mensen fysisch benaderen zo, een knuffel geven. (I: ja) Wij hebben ook gezien in onze opleiding dat dat wel van belang is. Zet u een keer neer bij de bewoner en luister naar zijn verhaal. Ja, dat is het vooral.’ (PV werkzaam op sociale dienst in het WZC)
Citaat 16 I: ‘Dus zowel de communicatie als de gesprekken met de familie is een meerwaarde van PVs volgens u?’ (R: ja, ja) (PV werkzaam op de sociale dienst in het WZC)
Citaat 17 I.v.m. bijscholingen rond dementie (gegeven door referentiepersoon dementie (PV)): R: ‘Maar wel is me dat ook gevraagd (..) omdat euh (..) als PV (…) van ‘Kan jij daar naar toegaan want dat is zowel een stukje dat er bij hoort. (I: dat er bij hoort.) Ja, ja.’ (PV werkzaam op de sociale dienst in het WZC)
Citaat 18 I.v.m. het niet altijd weten van medewerkers dat persoon PV is: R: ‘Ik heb haar moeten opleiden (…) en zij zei dat toch wel van ‘Je ziet dat toch duidelijk dat je geen algemene opleiding gehad hebt. (I: mmm) In die zin van ‘naar omgang toe.’’ (PV werkzaam op de sociale dienst in het WZC)
Citaat 19 R: ‘X (PV) en ik zitten in de werkgroep dementie. We zijn uiteindelijk wel wat de trekkers van die werkgroep. (I: mmm) Alle hoofdverpleegkundigen zitten daar in of adjunct- hoofdverpleegkundigen, maar die hebben ook weer een algemene opleiding. (I: ja) Wij twee zijn de enige en dat is toch wel een meerwaarde.’ (PV werkzaam op de sociale dienst in het WZC) 31
I: ‘Als PV dat je de werkgroep kan leiden?’ R: ‘ja, ja en intussen is die werkgroep dan ook aan het uitbreiden. We hebben ook briefings dementie en soms ondervind je echt wel dat je anders denkt dan weeral mensen die op dezelfde briefing aanwezig zijn (I: ja) maar direct een andere kijk hebben. (I: ja, ja) Soms is het wel eens goed dat wij er tussen zitten van ‘Heb je al een keer aan dat gedacht?’ (I: ja) ‘Ah daar hebben we nog niet aan gedacht.’’ (PV werkzaam op de sociale dienst in het WZC)
Citaat 20 I: ‘Naast het zitten in de werkgroep dementie, zijn er dan nog dingen die u specifiek uitvoerde?’ R: ‘Louter, neen. Ik denk dat we op gelijk niveau werkten euhm (..) Wij zetten evengoed de spuiten als mijn collega, medicatie plaatsen en geven. (I: ja)’ (PV werkzaam op de sociale dienst in het WZC)
Citaat 21 I: ‘Waarom is volgens u een PV in een WZC belangrijk of vindt u juist niet? R: ‘Wel, ook zo (..) Het is zo wat de antenne om aan te voelen van ‘Is dit nu louter bewoners met dementie, zit er een Korsakovproblematiek achter, zit er een depressieproblematiek achter? Hoe zijn de verhoudingen in het gezin geweest, want de voorgeschiedenis is ook wel heel belangrijk van in de mate waarop bewoners zijn opgenomen, vind ik. (I: mmm) (..) Het systeemdenken, de stamboom is ook wel belangrijk om te weten van ‘Zit er al een psychiatrische problematiek in de familie, is het familiaal, erfelijk, hoe komt het? Je voelt dat toch wel hoor. (I: mmm) Ook de manier waarop wij denken en omgaan met die bewoners is toch wel anders dan mensen die specifiek zorggericht opgeleid zijn.’ I: ‘Kan u daar een voorbeeld van geven?’ R: ‘Wij zijn meer communicatief opgeleid, wij praten en wij praten zoals dat moet zijn. (I: mmm) Wij kijken ook wel naar andere dingen, naar mimiek kijken om te kijken wat er aan de hand is.’ (PV op de werkvloer)
32
Citaat 22 I: ‘Kan u een voorbeeld geven van ‘Ik kijk anders.’?’ R: ‘Euhm (..) alleen al het feit dat de mensen overkomen van PVT naar mijn afdeling, omdat mensen weten van ‘Jij hebt een psychiatrische opleiding, je kent de problematiek van die jongens.’ (I:mmm) Die jongens hebben een heel laag IQ, te vergelijken met hele jonge jongens, die mensen. (I: mmm) Je kunt dat toch een beetje inschatten, die voeling.’ (PV op de werkvloer)
Citaat 23 I: ‘Dus ook zonder PV is het mogelijk? R: ‘Het is mogelijk, maar het is anders é. Je moet je beredderen met wat je hebt é. (I: mmm) Als je de middelen hebt, dan wend je die aan é. De middelen die je hebt é.’ (PV op de werkvloer)
Citaat 24 I: ‘Hoe ervaart u dat dat er mensen overkomen van psychiatrie naar dit WZC?’ R: ‘Wel goh, op zich (..) vind ik het heel jammer dat er weinig deskundigheid aanwezig is bij ons om die mensen te kunnen opvangen. (I: mmm) De mogelijkheden zijn er ook niet op vlak van infrastructuur, ook niet beleidsmatig is er nog niet voorzien dat er echt specifieke afdelingen voor psychiatrie zijn. Ze zitten nog door elkaar wat ook andere problematiek geeft.’ (PV op de werkvloer)
Citaat 25 I: Kan u dat wat meer verduidelijken wat u dan precies ziet als meerwaarde van een psychiatrisch verpleegkundige? R: Ik denk, euhm, de grote meerwaarde is de inschatting en de interpretatie van gedragsveranderingen en gedragsstoornissen. (I: ja) terwijl een ziekenhuisverpleegkundige, de meeste die hier werken zijn ziekenhuisverpleegkundigen, heel wat sterker zijn in verpleegkundige en medische technieken. (beleidsfunctionaris, niet-PV)
33
Citaat 26 I: ‘ja U zegt: ‘Omgaan met bewoners kunnen psychiatrisch verpleegkundigen wel een meerwaarde zijn.’ R: ‘Ik denk vooral wanneer er afwijkingen zijn in het gedrag, euhm (..) de psychische kant eigenlijk van de bewoner é. (I: ja, ja) Dat is niet altijd dementie, ook omgaan met depressie, gedragsveranderingen door een bepaalde pathologie of leeftijd. (I: ja, ja) Ik denk dat dat zij daar wel meer vorming rond gehad hebben dan ziekenhuisverpleegkundigen.’ (beleidsfunctionaris, niet-PV)
Citaat 27 I: ja Dus als ik een beetje kan samenvatten: een psychiatrisch verpleegkundige kan wel een meerwaarde zijn …// R: is een meerwaarde I: is een meerwaarde in een WZC, maar …// R: meer in teamverband dan als soloplayer I: dan solo …// R: maar ik denk dat er weinig soloplayers zijn in onze setting hé (beleidsfunctionaris, niet-PV)
Citaat 28 R: …Mensen komen allemaal samen in de living, families komen ook in de living (I: mmm) euh (..) Maar alle, ik heb toch wel de indruk dat die mensen (= hoofdverpleegkundigen) weten hoe ze dat moeten aanpakken (I: mmm) en is het dat het niet lukt, dan kunnen ze natuurlijk ook bij ons (PVs) altijd terecht hé. (I: mmm, ja, ja) (PV op sociale dienst)
Citaat 29 I: Daarnet haalde u ook de familie aan. Wat is uw rol specifiek naar familie toe? R: Goh, informeren, betrekken een stuk erbij. Families zijn heel verschillend. Sommigen hebben het er heel moeilijk mee dat ze hun vader of moeder hier moeten plaatsen. Dan hebben ze echt wel begeleiding nodig. Sommigen zijn content. (.) Ik denk: trachten waar
34
de nood ligt, bij te springen. (I: ja, ja) (PV op de werkvloer)
Citaat 30 R: Andere verpleegkundigen (= niet-PV) zijn hier ook nodig hé. Ik denk dat dat wel een goede samenwerking is (I: mmm) Als je de twee hebt, is het zeker een meerwaarde. (PV op de sociale dienst)
Citaat 31 I: Wat kan de rol zijn van PVs moest er zo’n nieuwe afdeling komen met enkel bewoners met een psychiatrische problematiek? R: De begeleiding hé (..) Zowel de bewonersbegeleiding dan als niet-PVs (waar je toch ook wel wat werk mee hebt), het medische dossier. Het medisch dossier opvolgen met de huisarts, want huisartsen zijn ook niet altijd de grote ‘knowhow’ over psychiatrische problematiek. Ze kan ook een tussenpersoon zijn ook hé tussen team, huisdokters, specialisten. (I: ja, ja) Euhm ook een visie mee helpen bepalen. Mee helpen uitstralen naar kwaliteitsvol beleid binnen een psychiatrische afdeling. (I: mmm) Ik denk dat zij toch heel wat werk zouden hebben hoor. (I: ja, ja) Ook naar de bewoners toe, de opvang, begeleiding, begeleiding van familie. (PV op de werkvloer)
Citaat 32 I: Mocht u nu samenvatten: De rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC. Is die er, ja of neen en wat kan die dan zijn? R: (.) Ik denk dat die er zeker wel is. Wat kan die dan zijn? (5) euhm Ik denk naar de collega’s toe: misschien wel iemand die advies kan geven over bepaalde zaken ‘omgaan met’, daar een stuk steun in kan zijn. Naar bewoners toe, denk ik op dat vlak toch wel een onderkenning van dergelijke (psychiatrische) problematiek, waar ze mee zitten. Misschien rapper opmerken, er gehoor van hebben. (PV op de werkvloer)
35
Positie 6: ‘PVs hebben een meerwaarde en kunnen iets extra bieden, zowel formeel als informeel. De mogelijke meerwaarde van een PV wordt vertaald in het beleid.’ De taken en de meerwaarde van PVs op de afdeling en in het hele WZC worden erkend door de beleidsfunctionaris, zoals in sommige instellingen met personen met opvattingen uit positie 5. Ook worden verwachtingen van de beleidsfunctionaris naar PVs toe aangehaald (C 33). Op dit punt is er een gelijkenis tussen de instellingen met personen met opvattingen uit positie 5 en positie 6. Toch zijn er ook een aantal verschillen, waardoor positie 6 een stap verder op het continuüm ligt dan positie 5. Bij positie 6 is de opvatting dat de beleidsfunctionaris in het WZC principieel geen psychiatrische patiënten weert (C 34). Het niet weren van deze personen wordt duidelijk aangehaald door de respondenten met opvattingen uit positie 6 en dit in tegenstelling tot respondenten met opvattingen uit positie 5 waar dit niet expliciet aan bod komt. De beleidsfunctionaris die zelf algemeen verpleegkundige is (opvattingen uit positie 6), wil personen met een psychiatrische problematiek zelfs aantrekken en hiervoor een beleid ontwikkelen. De twee respondenten11, die opvattingen uit positie 6 innemen, verwachten dat deze groep mensen met een psychiatrische problematiek zal toenemen in het WZC en men wil op deze evolutie inspelen. Structurele zaken zoals bv. een werkgroep geestelijke gezondheidszorg (GGZ) worden ingebouwd in het WZC waar de PV een veronderstelde meerwaarde kan realiseren (C 33). De PV, werkzaam in het WZC, kan zijn/haar specifieke deskundigheid inzetten op de afdeling en/of in het hele WZC. Het ontwikkelen van een beleid voor personen met een psychiatrische problematiek staat nog in haar kinderschoenen en dit in tegenstelling tot één respondent met opvattingen uit positie 7 waar reeds een specifiek beleid voor PVs en bewoners met een psychiatrische problematiek uitgestippeld is. In het WZC, waar de twee respondenten werkzaam zijn, zijn weinig PVs werkzaam en zou men graag meer PVs hebben. Specifieke vacatures voor PVs worden door de beleidsfunctionaris uitgeschreven.
11
Eén respondent is beleidsfunctionaris en algemeen verpleegkundige, de andere respondent is een PV op de werkvloer. 36
Citaat 33 I: mmm U zegt van psychiatrisch verpleegkundigen kunnen wel een meerwaarde zijn naar het ‘omgaan met’ die andere groep (R: mmm) met een psychiatrische problematiek. Zijn er nog verwachtingen of rollen die een psychiatrisch verpleegkundigen op dit moment al vervullen? R: (..) Vooral de zorg naar bewoners toe hé. Ook een kritische blik op de medicatie die die bewoners nemen van (I: ja) ‘Wat is echt niet goed om te combineren?’ Sommige huisartsen hebben ook niet zoveel zicht van: zij schrijven maar iets voor en geven nog iets bij en bij. Op een bepaald moment moet die medicatielijst een keer kritisch bekeken worden. (I: ja) Daar verwacht ik wel dat ze specifiek advies kunnen geven van: wat is goed, wat is niet goed, wat moet er herbekeken worden. I: ja, ja Krijgen zij daar specifiek tijd voor? R: Ja, zeker als men deelneemt in de werkgroep (.) Natuurlijk hebben ze tijd vrij om naar de vergadering te komen. Daarnaast mogen ze ook tijd vragen in de namiddag, dan staan ze in de voormiddag in de verzorging, in de namiddag krijgen ze dan tijd om dingen op te zoeken/om bepaalde dingen uit te pluizen. (I: ja) Ze moeten gewoon maar zeggen wat ze willen doen en dan wordt er 2 of 3 of 4 uur tijd voor voorzien. I: Ja, dus dat is ook wel iets wat ingebouwd is in de structuur? R: Ja dat kan zeker. (beleidsfunctionaris, niet-PV)
Citaat 34 R: Mensen kunnen niet meer terecht in psychiatrie, kunnen zeker niet meer terecht in een ziekenhuis. Dus ze komen automatisch hier terecht: of we dat nu willen of niet, of we dat kunnen of niet. Het is aan ons om ons aan te passen. Dat is onze visie. (I: ja) Het is gemakkelijk van de psychiatrie van ‘De PVTs gaan sluiten.’ maar waar moeten die mensen naartoe? (I: ja) Het is aan ons om te zeggen van ‘Eigenlijk zijn wij daar ook niet voor opgeleid en ook niet voor uitgerust, maar bon het is een maatschappelijke evolutie dus ofwel pas je je aan ofwel stuur je die mensen weer naar huis.’ (I: ja) Dus van daar onze keuze om daar zeker zoveel mogelijk op te proberen een antwoord op te bieden. (beleidsfunctionaris, niet-PV)
37
Positie 7: ‘De PV heeft een duidelijke meerwaarde en kan dingen die andere nietPVs niet of moeilijk kunnen.’ Deze respondenten zijn van mening dat de PV een duidelijke meerwaarde heeft op vlak van sociale vaardigheden naar bewoners, familie en personeelsleden toe. Ook een meerwaarde op vlak van omgaan met bewoners met gedrags-/psychiatrische/ dementieproblematiek en leidinggevende capaciteiten worden vermeld. PVs kunnen dingen die anderen (niet PVs) niet of moeilijk kunnen (C 31, 32, 35, 36, 37, 38, 39). Drie respondenten12 sluiten aan bij de opvattingen uit positie 7. Twee van de drie respondenten (A en B) bekleden een directiefunctie. Hun psychiatrische opleiding heeft een rol gespeeld in het schrijven van de visietekst voor de instelling en in het voeren van het beleid. Een aantal werkwijzen en structurele zaken worden in de visietekst verankerd bv. werken met de balkmetafoor13 en toekennen van het referentiegebied ‘psychische problemen’ aan PVs. De derde respondent (C) is een PV op de werkvloer. Deze verpleegkundige heeft een leidinggevende functie en neemt ook zeer veel taken als PV op. In één WZC (A) is een duidelijk beleid en visie uitgestippeld voor PVs en bewoners met een psychiatrische problematiek door de beleidsfunctionaris. In dat WZC worden PVs aangetrokken en bewust geplaatst op een afdeling voor gerontopsychiatrie (C12, 33, 34). In de andere WZC (B en C) wordt met kleinschalig wonen gewerkt waarbij belevingsgericht en bewonersgericht werken ook zeer centraal staat. De drie respondenten hebben specifieke verwachtingen naar PVs toe in het WZC.
12
Drie PVs
13
Balkmetafoor: Via de balkmetafoor wordt geprobeerd om aan bewoners/cliënten en
hun omgeving uitleg te geven over welke factoren mee aan de basis liggen van het ontstaan van hun problematiek. De behandeling en ondersteuning worden tegelijkertijd op een visueel attractieve en eenvoudige manier weergegeven (Anoniem, persoonlijke communicatie, Maart 12, 2012; Psychiatrisch Ziekenhuis Heilig Hart Ieper, s.d.) 38
Citaat 35 B: ‘We zijn wel wat meer dan de was en de plas doen.’ (beleidsfunctionaris, PV)
Citaat 36 B: ‘Dan zeg ik ‘Ok ik zal het gesprek voeren, maar ik moet feiten van u hebben, weten waar het over gaat heel concreet. Ik zal het gesprek voeren, maar je moet mee, gaat luisteren, ik wil nadien feedback van je horen ‘Hoe heb je dat ervaren, wat kan je meenemen voor de volgende keer?’ (I: mmm, ok.) B: Ja, ik vind heel belangrijk dat mensen op die manier een voorbeeldgedrag krijgen en zo kunnen leren. Dus ik verwacht van psychiatrisch verpleegkundigen echt een voorbeeldgedrag van tijd maken voor de bewoners, praten met mensen, communicatie in een team zelfs.’ (beleidsfunctionaris, PV)
Citaat 37 I: ‘Wat zijn uw verwachtingen specifiek naar psychiatrisch verpleegkundigen toe?’ B: ‘Goh, ik denk dat zij het verschil moeten maken naar bejegening toe, naar basisattitude toe. De niet-psychiatrisch verpleegkundigen, zorgkundigen (er zijn geen psychiatrische zorgkundigen uiteraard) niet-psychiatrische personeelsleden zijn vooral opgeleid, en de opleiding bestaat ook zo, het technische, het verpleegtechnische. Die doen dat allemaal heel goed en die opleiding is wel terdege denk ik. Maar wanneer het gaat om het ganse luik ‘wie is de persoon van de bejaarde, hoe kunnen wij signalen aflezen ook al zeggen ze die niet, hoe kunnen we omgaan met alle noden en behoeften die het zorgtechnische overstijgen. Daarvan ben ik wel overtuigd dat je een bijkomende opleiding nodig hebt omdat te zien. Dan denk ik dat je daar als psychiatrisch verpleegkundige wel toe opgeleid bent. (I: mmm) Gespreksvoering, naar bewoner gaan, naar familie gaan. Ik heb dat gezien ‘Wat is er met u aan de hand en die info meebrengen naar een overdracht, delen met de collega’s zodanig dat die op termijn ook die klik maken. (I: ja) is van onschatbare waarde denk ik. …’ (beleidsfunctionaris, PV)
Citaat 38 B: ‘Het is niet de bedoeling dat ze puur vanuit hun eigen functie gaan handelen, maar dat ze ook een toegevoegde meerwaarde hebben voor gans het WZC. Daartoe hebben 39
we toch wel wat structurele zaken ingebouwd om dat toe te laten.’ (beleidsfunctionaris, PV)
Citaat 39 B: ‘Maar ook een psychiatrisch verpleegkundige als diensthoofd te hebben is een heel groot voordeel. … Dus we gaan veel doelgerichter mensen bevragen en door dat te doen, ga je ze doen nadenken en hen bijsturen.’ (beleidsfunctionaris, PV)
4.1.2 Beschrijving opvattingen over rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC De opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in WZC in Vlaanderen die in deze studie naar voor kwamen en de variaties hierin, worden hieronder geschetst. De rol en ervaren meerwaarde van PVs worden onder één noemer geplaatst, zoals hoger beschreven. In eerste instantie komen alle opvattingen van zowel beleidsfunctionarissen (PVs en niet-PVs) als PVs op de werkvloer aan bod. Daarna wordt gespecifieerd wie, met welke functie, wat aangeeft. Indien de persoon en/of groep niet gespecifieerd wordt, worden de uitspraken en gedachtegang in de interviews bij beide groepen teruggevonden. Beïnvloedende factoren worden in 4.2 beschreven. Bij de bespreking zijn de rollen van PVs geordend, gaande van een rol in de directe zorg voor de bewoner tot een rol ten behoeve van het beleid in het WZC. We onderscheiden vier taakgebieden, waarin rollen en de meerwaarde van PVs beschreven worden. Een eerste taakgebied betreft de rol/meerwaarde in de directe zorg voor bewoners. Onder directe zorg kan zowel fysieke, psychische, sociaal als spirituele zorg geplaatst worden. Een tweede taakgebied is ‘on the field’ ondersteuning door PVs voor zorgkundigen en verpleegkundigen waarbij o.a. voorbeeldgedrag van de PV en teambespreking aan bod komen. Een derde taakgebied is formeel onderricht en bijscholing en het laatste taakgebied betreft het uitvoeren van taken ten behoeve van het beleid. Hoewel verschillende taakgebieden onderscheiden worden, vloeit de ene rol van het ene taakgebied soms over in het andere taakgebied. Een scherpe grens kan niet altijd 40
getrokken worden. Ook niet-PVs kunnen een aantal van deze rollen opnemen. Indien dit in de interviews is gezegd, wordt dit ook aangehaald. De verschillende rollen en meerwaarde uit het eerste taakgebied zijn bij de meeste respondenten in het interview ter sprake gekomen. De rollen en meerwaarde uit het vierde taakgebied kwamen bij de minste respondenten aan bod.
Taakgebied 1: rol/meerwaarde van een PV in de directe zorg voor bewoners De meerderheid van de PVs werkt mee in de zorg, heeft dezelfde taken als een algemeen verpleegkundige en vindt ook dat het niet anders kan gezien de krappe bestaffing in een WZC. Hoewel de PVs geen bijzondere rol vervullen, willen de meeste PVs meer bieden aan de bewoner. Bijna iedere respondent geeft aan dat PVs relevante kennis bezitten over psychiatrische ziektebeelden, gedragsveranderingen en gedragsstoornissen, het omgaan met personen en psychofarmaca. Ook melden zij dat PVs de psychiatrische kennis en vaardigheden dagelijks kunnen gebruiken in het WZC in de interactie met bewoners, familie en personeelsleden. In één WZC wordt door twee respondenten (niet-PV en PV) vermeld dat de PVs die werkzaam zijn in dat WZC hun psychiatrische kennis niet meer actualiseren en gebruiken. Als het gaat over bewoners met een dementieproblematiek, delen PVs veel met referentieverpleegkundigen dementie en personen werkzaam op een afdeling voor bewoners met dementie. Dit komt in bijna de helft van de interviews aan bod. Volgens de respondenten zijn de referentieverpleegkundige dementie en de PV quasi uitwisselbaar. Toch geeft één PV op de werkvloer aan dat in de opleiding psychiatrische verpleegkunde het thema dementie weinig aan bod kwam. De helft van de respondenten, vooral PVs op de werkvloer, haalt aan dat PVs meer bekwaam zijn in communicatie en relatie dan niet-PVs in het WZC en deze vaardigheden ook meenemen in hun zorgverlening naar bewoners toe. In één WZC wordt, vanuit de beleidsfunctionarissen (niet-PV), wel duidelijk aangegeven dat PVs voornamelijk de taak hebben om de fysieke zorgtaken uit te voeren. Naast het observeren en interpreteren van de lichamelijke conditie van de bewoner, kijken PVs ook naar zijn/haar belevingswereld, gedragsveranderingen/problemen en een 41
eventuele, al dan niet gediagnosticeerde, psychiatrische en/of dementieproblematiek. Dertien van de vijftien respondenten halen dit aan. Eén PV, adjuncthoofdverpleegkundige, vermeldt dat één van haar taken kan zijn om bovenstaande mee te gaan bewaken en te signaleren dat die nood er ook wel is om niet enkel naar het fysieke aspect van de bewoner te kijken. Niet-PVs van datzelfde WZC hebben wel oog voor het psychische, maar volgens hem/haar geven niet-PVs de bal vaak door aan bv. een PV of pastoraal werker. Rapportage van psychische symptomen en gedragingen van bewoners en oplossingen voor probleemsituaties, wordt door een aantal respondenten aangehaald. Eén respondent, een hoofdverpleegkundige met een psychiatrische opleiding, geeft aan dat hij of zij sneller (psychische, psychiatrische) symptomen opmerkt als de psychiatrische problematiek nog niet onderkend is. Iedere respondent haalt het omgaan met, benaderen van en bejegenen van bewoners met een dementie- en/of (al dan niet gediagnosticeerde) psychiatrische problematiek aan als één van de rollen van een PV. Ook bij de opvang en het omgaan met (‘moeilijke’) families wordt de rol van de PV door de helft van de respondenten aangehaald. Door meerdere respondenten wordt vermeld dat de PV kennis heeft over ‘omgaan met’ bovenstaande problematieken vanuit zijn/haar psychiatrische opleiding en/of ervaring in het psychiatrisch ziekenhuis. Hij/zij kan gedragsveranderingen en gedragsstoornissen beter inschatten en interpreteren dan niet-PVs. Dit wordt vermeld door een beleidsfunctionaris die algemeen verpleegkundige is. De PV probeert verder te kijken dan het gedrag van de bewoner, zoekt naar oorzaken van dit (afwijkend, ‘moeilijk’) gedrag. De PV probeert dit te plaatsen in het leven van de bewoner (voorgeschiedenis), haar eigen rol daarin te zien en speelt hierop in. Bovenstaande wordt door bijna de helft van de respondenten vermeld, het meest door de beleidsfunctionarissen (zowel PVs als niet-PVs). Een klein aantal respondenten, vooral PVs op de werkvloer maar ook beleidsfunctionarissen (PVs en niet-PVs), vermeldt dat PVs meer bekwaam zijn in de begeleiding van bewoners met een psychiatrische problematiek. Een zekere bescheidenheid bij PVs op de werkvloer is waar te nemen. Het niet durven of mogen uitkomen boven het maaiveld speelt hierbij waarschijnlijk ook een rol. Bij de ene respondent heeft de PV vooral een rol op communicatief vlak, terwijl bij 42
andere respondenten de nadruk ligt op het ‘omgaan met’ bewoners met diverse problematieken. Psychosociale zorg, ‘er zijn’, wordt door respondenten van vier WZC (kleinschalig wonen, WZC met en zonder beleid specifiek voor PV) aangehaald. Warmte geven aan de bewoner, aanwezig zijn en zorgen voor nabijheid komen aan bod. Een PV kan nabij zijn door in te spelen op zowel fysieke, psychische als sociale noden van de bewoner. Tijd wordt ingebouwd om te luisteren naar de bewoner en aanwezigheid te geven. Sommige PVs en ook niet-PVs met een affiniteit voor het psychische hebben oog voor bv. bewoners die alleen op hun kamer zitten en richten zich naar de belevingswereld van de bewoner. Een klein aantal respondenten, vooral PVs op de werkvloer, geven expliciet aan dat geen individuele therapie aan bewoners met een psychiatrische problematiek gegeven wordt omdat de omkadering dit niet toelaat. In een WZC worden, volgens de respondenten, bewoners niet therapeutisch behandeld. Op de afdeling gerontopsychiatrie in een deelnemend WZC is de PV de rode draad op de afdeling. De PVs en de zorgkundigen, met kennis en affiniteit voor het psychische, verlenen wel zorg op maat bij bewoners met een psychiatrische problematiek. Zij werken met bepaalde methodieken bv. de balkmetafoor en de boks-banttheorie14. Deze personen zorgen voor continuïteit van de zorg voor de bewoner. In een ander WZC kijkt de hoofdverpleegkundige met een psychiatrische opleiding ook naar tijdsbesteding voor bewoners met een psychiatrische, dementieproblematiek en/of gedragsstoornissen om zo kwaliteitsvolle zorg te bieden. 14
Boks-banttheorie: ‘boks-bant’ acroniem voor Betutteling, Overbezorgdheid, Kritiek
en Straf tegenover Bekrachtiging van normaliteit, Assertief communiceren, Negeren van het negatieve en Time-out. Zorgverleners worden aangemaand om de bewoner/cliënt niet te betuttelen, te overbeschermen, kritiek te spuien en te straffen. Aan zorgverleners wordt gevraagd om een leefklimaat te creëren in de instelling dat openstaat om op weg te gaan met de bewoner/cliënt, positief gedrag te bekrachtigen, assertief te communiceren met bewoner/cliënt, het negatieve gedrag te negeren en time-out te geven aan bewoner/cliënt indien nodig. (Anoniem, persoonlijke communicatie, Maart 12, 2012; Boere, 2003). 43
Ten slotte wordt door de meerderheid van de respondenten de link naar en samenwerking met een (afdeling van een) PZ en/of CGGZ aangehaald. Niet iedere PV speelt hierin een rol. Eén hoofdverpleegkundige met een psychiatrische opleiding meldt dat zij nog geen hinderpalen ondervonden heeft bij deze samenwerking, dit in tegenstelling tot andere collega’s. Indien een PV vrijgesteld zou kunnen worden in het WZC, dan zou hij/zij wel de rol krijgen om de link te vormen tussen het WZC en bv. een PZ. Dit melden beleidsfunctionarissen, zowel PVs als niet-PVs. Taakgebied 2: ‘on the field’ ondersteuning van verpleegkundigen en zorgkundigen De meerderheid van de respondenten geeft aan dat de PV zijn/haar kennis en vaardigheden (omgaan met, communicatievaardigheden, kennis over psychiatrische ziektebeelden, …) vanuit de opleiding psychiatrische verpleegkunde kan gebruiken en informeel overbrengen op een afdeling in het WZC. In één WZC komen collega’s op coachinggesprek bij de PV. De PV kan een voorbeeldfunctie hebben en een meerwaarde betekenen naar het benaderen en begeleiden van bewoners met dementie en/of psychiatrische en/of gedragsproblematiek, de familie en personeelsleden. De PV meldt dat hij/zij soms ook een gesprek met bv. familie van een niet-PV overneemt indien deze zich er niet vaardig voor voelt. De PV stelt voorbeeldgedrag op communicatief vlak en niet-PVs kunnen hieruit leren. Via een overdracht of teambespreking kan de PV zijn observaties en rapportage van het psychisch, sociale, spirituele aspect van de bewoner en ook het huishoudelijke aspect bij kleinschalig wonen overbrengen naar collega’s verpleegkundigen en zorgkundigen. De PV kan hierin voorbeeldgedrag stellen. Dit wordt door alle respondenten aangehaald. De PV kan tijdens een overdracht advies geven over bepaalde zaken rond bv. ‘hoe het best omgaan met een specifieke bewoner met een psychiatrische problematiek.’, handvaten aanreiken en collega’s hierin begeleiden. De PV kan daarbij een steun zijn voor het team en/of het hele WZC. Dit wordt door de meerderheid van de respondenten aangehaald. Naast het stellen van voorbeeldgedrag en advies geven over bepaalde zaken, kan de PV ook andere denkkaders aanreiken vanuit zijn/haar opleiding en eventuele ervaring in PZ. De personeelsleden (niet-PV) denken hierover na en de PV 44
kan hen bijsturen waar nodig. Dit wordt door zes respondenten15 vermeld. Het team kan op zoek gaan naar oorzaken van een bepaald gedrag van een bewoner. De PV kan het gedrag, dementie en/of psychiatrische problematiek duiden naar de medewerkers toe en er kan naar oplossingen gezocht worden. De meerderheid van de respondenten16 vermelden dat zorgkundigen en algemeen verpleegkundigen zeer goed zijn in het verlenen van de fysieke zorg, maar dat PVs het belevingsgerichte en de integrale zorg vaak moeten sturen en begeleiden. Indien de PV dit niet zou doen, zou de focus vooral op de fysieke zorg liggen. De competentie van de meeste zorgkundigen ligt niet op het psychische aspect van de bewoner. Een groot aantal respondenten met een psychiatrische opleiding zijn hoofdverpleegkundigen. Eén hoofdverpleegkundige met een psychiatrische opleiding geeft aan dat het coachen van mensen het belangrijkste is vanuit zijn/haar functie en dat hij/zij meer in staat is om een conflict tussen team en bewoner te begeleiden vanuit zijn/haar psychiatrische opleiding dan andere collega’s hoofdverpleegkundigen zonder deze opleiding. Eén hoofdverpleegkundige met een psychiatrische opleiding, vermeldt dat soms hinderpalen worden ondervonden bij het overbrengen van kennis over psychiatrische problematiek. Het overbrengen van kennis over psychiatrische en psychische problematieken wordt niet altijd aanvaard door zorgkundigen en/of algemeen verpleegkundigen. In zes WZC zijn PVs een formeel aanspreekpunt voor collega’s op de afdeling of woning. Dit wordt gemeld door hoofdzakelijk beleidsfunctionarissen (PVs en niet-PVs). In drie WZC17 wordt hierbij afdelingsoverschrijdend gewerkt. De PV realiseert een meerwaarde zowel op de eigen afdeling als in het hele WZC. Daar waar PVs niet afdelingsoverschrijdend werken, zou het een meerwaarde hebben als er in elk team een PV werkzaam is die de collega’s begeleiding en advies kan geven. Eén beleidsfunctionaris (niet-PV) vermeldt dat een PV, meer in teamverband dan als soloplayer, een meerwaarde heeft. 15
vier PVs op de werkvloer en twee beleidsfunctionarissen (PV)
16
zowel PV op de werkvloer als beleidsfunctionarissen (PV en niet-PV),
17
zowel WZC met kleinschalig wonen, WZC met en zonder specifiek beleid en visie
voor PV 45
De PV kan, net als een niet-PV, een rol spelen naar de huisarts toe. Een aantal keer wordt aangehaald dat de PV de psychiatrische problematiek extra kan aankaarten als de huisarts daar geen of weinig oog voor heeft. Ook op vlak van psychofarmaca volgt de helft van de respondenten18 dit nauwgezet op, geven ze advies en/of stellen ze eventueel een wijziging aan de huisarts voor om zo de beste dosis voor die bewoner te vinden. Een aantal respondenten, beleidsfunctionarissen (zowel PVs als niet-PVs), verwachten dit ook van de PVs. Een klein aantal PVs meldt dat hij/zij ook toelichting en achtergrond over psychofarmaca geeft aan collega’s zorgkundigen en soms ook verpleegkundigen op de afdeling. Dit gebeurt informeel en is geen specifieke bijscholing. Eén hoofdverpleegkundige met een psychiatrische opleiding haalt aan dat hij/zij mag ‘experimenteren’ met de dosis om zo de gewenste hoeveelheid medicatie voor de bewoner te achterhalen. Samen, met het team, kan gezocht worden naar alternatieven voor fysieke en chemische fixatie voor de bewoner. Dit wordt door twee respondenten op de werkvloer vermeld. In één WZC waar een specifiek beleid voor PVs en bewoners met een psychiatrische problematiek ontwikkeld is, is een subafdeling opgericht voor deze groep bewoners. Zoals hierboven reeds aangehaald, is de PV op deze afdeling de rode draad. Hij/zij heeft een voorbeeldfunctie en helpt collega’s zorgkundigen, die naast de PV staan, een stuk op weg. In dat WZC is ook een psychologe aanwezig. PVs kunnen in overleg treden met die persoon en bewoners doorverwijzen naar hem/haar om zo een optimale zorg te kunnen verlenen aan deze bewoner. In twee andere WZC kan ook de hulp ingeroepen worden van een psycholoog, verbonden aan het WZC, als het team voor een bepaalde bewoner geen oplossing voor het probleem vindt. De psycholoog werkt in deze WZC ondersteunend en volgt de situatie van de bewoner mee op.
Taakgebied 3: formeel onderricht en bijscholing Zoals hierboven aangegeven, vloeit de ene rol/meerwaarde van het ene taakgebied soms over in het andere taakgebied. Een duidelijk onderscheid kan niet altijd gemaakt worden. Bij groep 2 en 3 komt dit naar voor.
18
PVs op de werkvloer en eventueel reeds ervaring in een psychiatrisch ziekenhuis 46
PVs kunnen hun psychiatrische kennis formeel overbrengen (omgaan met, communicatievaardigheden, kennis psychiatrische ziektebeelden, …) naar collega’s zorgkundigen en verpleegkundigen, handvaten aanreiken en hen hierin begeleiden. Communicatievaardigheden en gesprekstechnieken kunnen aan het personeel aangeleerd worden. Dit komt in zeven interviews aan bod. Een klein aantal respondenten geeft aan dat ook hoofdverpleegkundigen, al dan niet PV, deze taak vervullen. Ook kan de PV ervoor zorgen dat hoofdzakelijk aandacht ligt op het psychische, belevingsgerichte en niet op fysieke zorg van de bewoner. De PV kan de collega’s erop wijzen dat naast het volledig wassen van de bewoner een goed gesprek hebben met de bewoner ook zeer belangrijk is. Hij/zij reikt andere denkkaders aan in bijscholingen, heeft een voorbeeldfunctie en andere personeelsleden kunnen hiervan leren. Een beleidsfunctionaris (PV) uit één WZC met een specifieke visie en beleid rond PVs en bewoners met een psychiatrische problematiek, heeft een opleiding gegeven over ‘omgaan met bewoners met een psychiatrische problematiek in WZC.’ voor meerdere WZC. Daar waar PZ en PVTs in de buurt van een WZC zijn, begeleidt een hoofdverpleegkundige met een psychiatrische opleiding de overstap van PVTbewoners naar het WZC en leert hij/zij het personeel ook om te gaan met deze bewoners. De samenwerking tussen WZC en PVT of CGGZ of PZ is vaak gebaseerd ten eerste op een vorige tewerkstelling van de PV in een PZ en nu in het WZC, ten tweede het zetelen van de PV in het WZC in een expertisegroep dementie, ten derde het aanwezig zijn van een PZ, PVT en CGGZ in de buurt van het WZC en ten vierde een structurele samenwerking tussen een PZ en een WZC. Een referentiepersoon dementie (PV) geeft vormingen over dementie in het WZC. In andere WZC kan dit gedaan worden door referentiepersonen dementie die een algemene verpleegkundige opleiding hebben. In één WZC hebben de PVs een referentiegebied ‘psychische problemen’ gekregen. Zij maken een (schriftelijke) leidraad op voor collega’s niet-PV met uitleg over het psychiatrisch ziektebeeld en hoe medewerkers goed kunnen omgaan met bewoners met dat psychiatrisch ziektebeeld. Door de schaarste van PVs in een WZC staan sommige respondenten, waar het thema 47
‘referentiepersoon psychiatrie’ aan bod is gebracht, weigerachtig t.a.v. het verplicht hebben van een referentieverpleegkundige psychiatrie (PV) in een WZC. Een referentiepersoon kan ook niet alle psychiatrische problemen van bewoners in heel het WZC oplossen, zoals reeds eerder aangehaald is. Volgens een hoofdverpleegkundige met een psychiatrische opleiding is de zorg op psychisch vlak de zorg van iedereen. De bewoner met psychische problemen heeft niet altijd een psychiatrische problematiek. Het onderscheid tussen beide termen werd op p. 8 uitgelegd. Eén leidinggevende zegt dat hij/zij literatuur leest rond bv. het psychische en dit meebrengt naar het team. Tijdens een overlegmoment wordt, samen met de medewerkers, deze literatuur besproken. Medewerkers kunnen ook literatuur aanreiken, die dan ook besproken wordt. Reflectie op de afdeling hierbij is ook een belangrijk onderdeel.
Taakgebied 4: Uitvoeren van taken ten behoeve van het beleid Richtlijnen of protocollen rond gedragsproblematiek of psychiatrische problematiek zijn in de meeste WZC niet ontwikkeld. Indien er een bewoner een bepaalde problematiek of kwetsbaarheid heeft, wordt in team een individuele aanpak besproken hoe men best met de bewoner kan en zal omgaan. De PV kan hier wel advies geven. Een checklist waarover een gesprek met een bewoner kan gaan, wordt door twee PVs van eenzelfde WZC ontworpen als basis voor collega’s niet-PV. Dit instrument wordt als ondersteuning voor personeelsleden aangereikt die het moeilijk hebben om een gesprek aan te knopen met een bewoner. De helft van de respondenten halen het thema referentiepersoon psychiatrie aan. Daar waar een specifiek beleid en visie opgesteld is voor PVs en bewoners met een psychiatrische problematiek, nemen reeds twee PVs deze functie op zich. Twee respondenten denken dat het in de toekomst noodzakelijk zal zijn om een persoon met dergelijke functie in het WZC te hebben. Deze persoon kan een psychiatrische opleiding gevolgd hebben. Eén respondent, werkzaam in een WZC waar voornamelijk bewoners met dementie verblijven, haalt aan dat de extra kennis van een referentiepersoon een meerwaarde zou hebben maar weinig realistisch in dat WZC. Een referentiepersoon dementie is in dat WZC belangrijker. In het WZC waar men wil inspelen op ‘artikel 107’, is nog geen referentiepersoon 48
psychiatrie aanwezig. Indien deze functie bekleed wordt, zou een mogelijke rol van deze persoon het trekken van de werkgroep geestelijke gezondheidszorg (GGZ) zijn. Eén respondent19 wil het verschil tussen een PVT en een WZC behouden. Deze persoon wil geen referentiepersoon psychiatrie in het WZC. Twee respondenten, waaronder deze laatste persoon en in taakgebied 3 reeds aangehaald, melden dat één PV niet voor heel de organisatie de problemen van bewoners met een psychiatrische problematiek kan oplossen. In één WZC is een werkgroep GGZ recent opgericht. De medewerkers in de werkgroep, o.a. PVs, gaan cijfermateriaal verzamelen over bv. het aantal bewoners met een psychiatrische problematiek. In de toekomst zullen in dit WZC bijscholingen rond de psychische en psychiatrische problematiek van de bewoner georganiseerd worden. Dit heeft als doel om de kennis bij de medewerkers in het WZC hierrond te verbeteren. In het WZC waar een specifiek beleid rond PVs en bewoners met een psychiatrische problematiek ontwikkeld is, worden PVs met een specifieke functie aangenomen en vervullen deze personen een specifieke functie. Een specifieke functieomschrijving voor PVs is er momenteel nog niet, maar dit zal in de toekomst wel aanwezig zijn. De beleidsfunctionarissen van dit WZC hebben een specifieke afdeling gerontopsychiatrie ontworpen voor bewoners met een psychiatrische kwetsbaarheid of problematiek. PVs worden bewust op deze afdeling geplaatst. De beleidsfunctionaris (PV) heeft deze afdeling, via een folder, voorgesteld aan verschillende diensten. In de andere zeven WZC is nog geen afdeling gerontopsychiatrie aanwezig en hebben de beleidsfunctionarissen ook geen specifieke functieomschrijving voor PVs. Studenten die de opleiding psychiatrische verpleegkunde volgen zijn welkom in het WZC. De beleidsfunctionaris uit één WZC gaat specifiek naar hogescholen met de vraag of deze studenten stage mogen doen in het derde jaar. Een beleidsfunctionaris uit een ander WZC wil de stap naar de school zeker zetten, met de bedoeling dat de studenten het personeel kennis bijbrengen. Beleidsfunctionarissen uit andere WZC zetten de stap niet naar scholen, ondanks dat men wel graag zou hebben dat studenten PV in dat WZC stage komen doen. Vooral beleidsfunctionarissen (vijf PVs, maar ook vier niet-PVs) halen informatie uit taakgebied 4 aan. 19
Beleidsfunctionaris (niet-PV) 49
4.2 Beïnvloedende factoren Verschillende factoren beïnvloeden de opvatting over de rol en meerwaarde van een PV in een WZC in Vlaanderen. Op grond van de data kunnen vier factoren onderscheiden worden, namelijk de visie op WZC, opvattingen over de competenties van een PV, tolerantie voor diversiteit en de opdracht van het WZC t.a.v. de totale populatie zorgbehoevenden. De verschillende factoren houden met elkaar verband.
4.2.1 Visie op WZC Een eerste beïnvloedende factor is de visie op WZC. De respondenten halen verschillende visies op het WZC aan. De visie waar de zorg voor het lichaam van de bewoner centraal staat versus de visie waar de zorg voor het wonen en kwaliteit van leven van de bewoner zeer belangrijk is, komen aan bod. Als er meer aandacht is voor de kwaliteit van leven van de bewoner, komt de psychische problematiek van de bewoner meer aan bod. ‘Moeilijk gedrag’ wordt niet enkel gezien als gedrag dat de omgeving (inclusief verpleegkundigen en zorgkundigen) stoort, maar ook de kwaliteit van leven van de bewoner aantast.
4.2.2 Opvattingen over de competenties van een PV Een tweede beïnvloedende factor is de opvatting over de competenties20 van een PV. Verschillende opvattingen over de competenties van een PV komen aan bod. Sommige respondenten zijn van mening dat PVs geen andere competenties hebben, die voor het WZC relevant zijn, dan algemeen verpleegkundigen. Sommigen kennen de inhoud van de opleiding psychiatrische verpleegkunde niet en hebben ook geen behoefte om op de hoogte te komen van de specifieke opleiding. Er is geen behoefte aan een verpleegkundige met een psychiatrische opleiding en dus geen behoefte aan kennis van de specifieke competenties die er ontwikkeld worden. Een meerderheid van de respondenten meent dat PVs competenties hebben om zowel om te gaan met bewoners 20
Competentie = een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en
attitudes. Het is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten (Encyclo MMXII) 50
met een psychiatrische problematiek als met bewoners met psychische moeilijkheden en bewoners met een niet-gediagnosticeerde psychiatrische problematiek. In het ene WZC wordt vermeld dat de PV de rust bij deze bewoners kan bewaren, terwijl in een ander WZC de PV meer kwaliteit van leven aan deze bewoners kan bieden. In een aantal interviews komt aan bod dat PVs beter kunnen communiceren en interageren met bewoners met diverse problematieken, familie en personeel. Uit de data blijkt dat PVs ook zoeken naar de oorzaak van het gedrag dat de bewoner, familie en personeel stelt.
4.2.3 Tolerantie voor diversiteit Om een meerwaarde te zien van het diploma van de PV, a fortiori PV een bijzondere functie te geven, is tolerantie voor diversiteit nodig. Sommige respondenten hebben het idee dat verpleegkundigen (met een verschillende specialisatie) verschillende competenties hebben en dat het loont om die verschillende competenties aan bod te laten komen. De verschillende competenties van de verpleegkundigen mogen uitdrukkelijk erkend worden. Andere respondenten, zowel beleidsfunctionarissen als PVs op de werkvloer, willen geen onderscheid maken tussen verpleegkundigen (met een verschillende specialisatie) die samenwerken. Als een beleidsfunctionaris de diversiteit tussen verpleegkundigen negeert en er geen beleid van wil maken, dan zal deze persoon ook geen beleid maken voor PVs. De eigen identiteit als PV speelt ook een rol. Sommige PVs hebben een psychiatrische opleiding gevolgd, maar zien zichzelf niet meer als PV. De kennis uit de psychiatrische opleiding wordt ondertussen in de fysieke zorg ingezet. Als de identiteit als PV vervaagd is, vervagen ook de grenzen tussen kennis en ervaring vanuit algemene verpleegkunde en psychiatrische verpleegkunde. Personen die een psychiatrische identiteit hebben, zeggen dat ze een eigen manier van kijken naar mensen hebben. Als de PV vanuit zijn/haar psychiatrische blik een andere manier van kijken heeft, dan wordt zijn/haar ervaring ook anders. De grens tussen algemene verpleegkunde en psychiatrische verpleegkunde is niet vervaagd, maar beide opleidingen worden wel geïntegreerd (figuur 1).
51
4.2.4 Opdracht van het WZC t.a.v. totale populatie van zorgbehoevenden Een vierde beïnvloedende factor is de opdracht van het WZC t.a.v. de totale populatie van zorgbehoevenden. Vanuit de data van deze studie kunnen vijf groepen bewoners in het WZC onderscheiden worden, namelijk bewoners met een somatische problematiek, bewoners met een dementieproblematiek, bewoners met psychische problemen, bewoners met een niet-gediagnosticeerde psychiatrische problematiek (zich uitend in ‘storend’ gedrag) en als laatste bewoners met een gediagnosticeerde psychiatrische problematiek. Uit de data blijkt dat alle respondenten een opdracht vervullen t.a.v. bewoners met een somatische problematiek en meestal ook bewoners met een dementieproblematiek21. De respondenten zijn in het algemeen van mening dat zowel zorgkundigen, algemeen
21
Hoewel dementie in Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders IV Text
Revision (DSM-IV-TR) ook als een psychiatrische problematiek beschouwd wordt, blijkt uit de data dat alle respondenten een onderscheid maken tussen bewoners met een dementieproblematiek en bewoners met een psychiatrische problematiek (American Psychiatric Association, 2000). 52
verpleegkundigen en PVs gepaste zorg kunnen verlenen aan deze twee doelgroepen 22. Heel wat beleidsfunctionarissen in de WZC investeren in opleidingen rond dementie voor personeelsleden met diverse opleidingen. Referentiepersonen dementie (bv. met een diploma ergotherapie of algemene verpleegkunde) zijn volgens een aantal respondenten voor de zorg van deze bewoners quasi uitwisselbaar met PVs. Bewoners met een somatische en/of dementieproblematiek kunnen ook psychische problemen of een niet-gediagnosticeerde psychiatrische problematiek hebben of ontwikkelen. Ten aanzien van de groep bewoners met een psychiatrische problematiek in het WZC, nemen de geïnterviewde beleidsfunctionarissen verschillende posities in (zie vetgedrukte woorden hieronder). De meerderheid van de beleidsfunctionarissen geven aan dat verpleegkundigen en zorgkundigen te weinig kennis hebben om deze personen op te vangen en hebben een beleid waarin ze deze bewoners niet opnemen en ze weren. Als bij een bewoner een psychiatrische problematiek vastgesteld wordt door bv. een huisarts, vinden de meeste niet-PVs dat deze bewoner niet meer tot hun (taak)gebied horen. Medewerkers hebben het moeilijk om om te gaan met deze bewoners. Opvallend is dat bij bewoners met dementie die gedragsproblemen vertonen minder snel een opname in een PZ overwogen wordt dan bij bewoners met een psychiatrische problematiek die gedragsproblemen vertonen. Een klein aantal beleidsfunctionarissen ziet het als de opdracht van het WZC om deze groep bewoners op te nemen. Deze personen melden dat het geen gemakkelijke opdracht zal zijn, omdat de middelen en omkadering niet optimaal zijn, maar dat ze hun best zullen doen om deze bewoners goede zorg te geven. Slechts in één WZC heeft een beleidsfunctionaris een specifiek beleid voor bewoners met een psychiatrische problematiek uitgestippeld. De beleidsfunctionarissen van het WZC hebben specifiek PVs aangeworven, beschikken over specifieke kennis en willen zich specialiseren in bewoners met een psychiatrische problematiek.
22
Een aantal respondenten (PV op de werkvloer, beleidsfunctionarissen (PV en niet-
PV)) geven aan dat algemeen verpleegkundigen heel wat sterker zijn in verpleegtechnische handelingen dan PVs. Zorgkundigen en algemeen verpleegkundigen zijn goed opgeleid om fysieke zorg te geven. 53
In dit resultatengedeelte kwamen de analyses van de data aan bod. Zeven posities, vier taakgebieden en vier beïnvloedende factoren werden uitgebreid beschreven. In het volgende hoofdstuk, de discussie en conclusie, worden de resultaten van de data op een hoger niveau bekeken. De resultaten uit deze studie worden vergeleken met de resultaten uit de studie van de literatuur.
54
5 Conclusie, discussie, aanbevelingen voor de praktijk en verder onderzoek Allereerst wordt in dit onderdeel aandacht geschonken aan de vergelijking tussen de resultaten van dit onderzoek, als antwoord op de onderzoeksvragen, enerzijds en de resultaten uit de studie van de literatuur anderzijds. Daarna worden de methodologische sterkten en beperkingen van het onderzoek beschreven. Tot slot worden aanbevelingen voor de praktijk en verder onderzoek toegelicht.
5.1
Belangrijkste bevindingen van het onderzoek
Dit kwalitatief onderzoek had als doel na te gaan wat de opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC in Vlaanderen zijn. De resultaten uit de 15 individuele semi-gestructureerde interviews worden vergeleken met de resultaten uit de studie van de literatuur. Uit de studie van de literatuur en uit dit onderzoek blijkt dat psychiatrische problemen bij bewoners in WZC zeer vaak voorkomen o.a. door de transinstitutionalisatie (Sherrell et al., 1998; Sherrell et al., 1999; Craig & Pham, 2006). In dit onderzoek komt naar voor dat beleidsfunctionarissen uit WZC drie verschillende posities t.a.v. personen met een psychiatrische problematiek kunnen innemen, namelijk ‘we weren ze af’, ‘ze komen naar het WZC nu of later’ en ‘we zoeken ze op’. Daar waar de beleidsfunctionaris personen met een psychiatrische problematiek opzoekt, is een specifiek beleid voor deze personen en PVs uitgestippeld. Ondanks de behoefte van bewoners aan somatische en psychiatrische zorg blijkt zowel uit de wetenschappelijke literatuur als uit de data van het onderzoek dat de kennis bij personeelsleden in WZC over psychiatrische problematieken miniem is, zorgverleners problemen ervaren i.v.m. de organisatie van aangepaste dagbesteding voor bewoners met een psychische en/of psychiatrische problematiek en geestelijke gezondheidszorg niet systematisch aangeboden wordt in WZC (Harding, 1998; FOD Volksgezondheid, 2003; Craig & Pham, 2006; Collet et al., 2010; Devisch, 2003; Lannoo et al., 2007 in Lommelen, 2013). 55
Uit een overzicht van relevante literatuur blijkt (2006) dat reguliere psychiatrische inbreng in WZC voordelen biedt voor zowel bewoners als personeelsleden en een noodzakelijk onderdeel is in de ouderenzorg. Liaison, consultaties van psychiaters en een psychiatrisch team en het aanstellen van een PV in een WZC zijn mogelijkheden om psychiatrische zorg in WZC te verlenen (Pajarillo et al., 1997; Harding, 1998; Kennedy et al., 2000; Depla et al., 2003; Craig & Pham, 2006; Kat et al., 2008; Kirchen-Peters, 2008). Uit recent onderzoek van Lommelen (2013) blijkt dat 83,8% van de WZC beroep doen op expertise van hulpverleners en/of organisaties van buitenaf in functie van de opvang van bewoners met een psychiatrische problematiek. WZC doen beroep op het Expertisecentrum Dementie, op de huisarts van de bewoner en PZ (De Maesschalck et al., 2011; Lommelen, 2013). In dit onderzoek halen de meeste respondenten, vooral PVs op de werkvloer, naast deze verschillende partners ook PVTs aan om een psychische of psychiatrische problematiek van bewoners te bespreken. Uit de interviews blijkt dat de samenwerking met de verschillende partners meestal goed verloopt. Meerdere PVs (hoofdverpleegkundigen), met een sterke psychiatrische identiteit, hebben wel het gevoel dat ze bij de meeste huisartsen zelf het psychische aspect van de bewoner en het gebruik van psychofarmaca moeten aankaarten. Bijna geen onderzoek is uitgevoerd naar de opvattingen van personeelsleden in WZC over de rollen en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC. Geen onderzoek is uitgevoerd naar de opvattingen van PVs over dit thema. Een eerste stap om te onderzoeken wat de rollen van PVs in WZC zijn, is nagaan wat de opvattingen over de rollen en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC (in Vlaanderen) zijn. In deze studie konden zeven posities onderscheiden worden in de opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC die de respondenten (beleidsfunctionarissen die al dan niet een psychiatrische opleiding gevolgd hebben, PVs op de werkvloer) innamen. De zeven posities liggen op een continuüm. Sommige respondenten, vooral beleidsfunctionarissen met een niet-psychiatrische opleiding en PVs met een zwakke psychiatrische identiteit (positie 1, 2), schatten de competenties die PVs gebruiken om om te gaan met bewoners met een psychiatrische problematiek niet (veel) hoger in dan algemeen verpleegkundigen. Het omgaan met bv. gedragsproblemen, vereist volgens deze respondenten geen specifieke competenties. Andere respondenten (meer aanleunend bij positie 5, 6, 7), zijn overtuigd van de 56
specifieke competenties die de PV tijdens zijn opleiding verworven heeft en geloven in de behoefte om aan bewoners met een psychiatrische problematiek specifieke zorg te verlenen. Deze respondenten hebben, meer dan de andere respondenten, oog voor de niet-somatische zorg van de bewoner. Naast de zeven posities, zijn in deze studie ook vier taakgebieden van PVs in een WZC onderscheiden waarin rollen en de meerwaarde van PVs beschreven worden. Een scherpe grens kan niet altijd getrokken worden tussen de verschillende taakgebieden. Een eerste taakgebied van PVs betreft de rol en meerwaarde van PVs in de directe zorg voor bewoners. De meeste PVs werken mee in de zorg, hebben dezelfde taken als een algemeen verpleegkundige en vinden ook dat het niet anders kan gezien de krappe bestaffing in het WZC. De meeste PVs vervullen geen bijzondere rol in het WZC, maar willen wel meer bieden aan bewoners zoals o.a. gebruiken van hun kennis over psychiatrische ziektebeelden, gedragsstoornissen en psychofarmaca bij bewoners, goed omgaan met en opvangen van familie en bewoners met een (al dan niet gediagnosticeerde) psychiatrische problematiek. PVs kunnen, volgens sommige auteurs, de kwaliteit van leven van bewoners in WZC laten stijgen door het toepassen van interventies gebaseerd op hun psychiatrische kennis en expertise (Harding, 1998; Sherrell et al., 1998; Sherrell et al., 1999, Craig & Pham, 2006). Een tweede taakgebied van PVs is ‘on the field’ ondersteuning van verpleegkundigen en zorgkundigen. PVs kunnen o.a. voorbeeldgedrag op communicatief vlak stellen naar andere medewerkers en andere denkkaders aanreiken tijdens briefings. In meerdere interviews komt aan bod dat zorgkundigen en algemeen verpleegkundigen zeer goed zijn in het verlenen van fysieke zorg, maar dat PVs het belevingsgerichte en de integrale zorg vaak moeten sturen en begeleiden. In een klein aantal interviews in deze studie komt aan bod dat elke zorgverlener in het WZC (zowel zorgkundige, algemeen/ sociaal/ psychiatrisch verpleegkundige, als ergotherapeut, arts e.a.) een meerwaarde kan betekenen in de zorg voor bewoners met een psychische of psychiatrische problematiek, rekening houdend met hun opleiding en ervaring in het WZC en in het omgaan met deze bewoners. Draper et al. (1998) en Bartels et al. (2002) concluderen dat multidisciplinair overleg waarin zowel medische, psychiatrische, psychosociale en lichamelijke aspecten van de bewoner aan bod komen, van cruciaal belang is voor een adequate geestelijke gezondheidszorg in WZC (Craig & Pham, 2006; Collet et al., 2010). Uit het onderzoek 57
van Lommelen (2013) blijkt dat in het multidisciplinair team en tijdens vergaderingen wel voornamelijk psychologen en psychiatrisch verpleegkundigen gemist worden (Lommelen, 2013). Een gebrek aan psychiatrisch verpleegkundigen in het team wordt in deze studie vooral aangegeven wanneer de respondenten aansluiten bij de opvattingen van positie 5, 6, 7. Een derde taakgebied van PVs betreft formeel onderricht en bijscholing. Zowel in de wetenschappelijke literatuur als in dit onderzoek komt aan bod dat PVs hun psychiatrische kennis en vaardigheden formeel kunnen overbrengen naar andere collega’s in de vorm van opleidingen (Harding, 1998; Sherrell et al., 1998; Sherrell et al., 1999). Niet in elk WZC is dit mogelijk. Een vierde taakgebied van PVs is het uitvoeren van taken ten behoeve van het beleid. Volgens een aantal auteurs kunnen PVs een rol en meerwaarde hebben in het opstellen van een beleid in het WZC waar zowel het psychische als fysieke aspect van de bewoner in de basiszorg opgenomen wordt en ingespeeld wordt op de individuele behoeften van de bewoner (Harding, 1998; Sherrell et al., 1998; Sherrell et al., 1999, Craig & Pham, 2006). Eén respondent, beleidsfunctionaris met een psychiatrische opleiding met opvattingen uit positie 7, heeft een volledig beleid uitgestippeld voor bewoner met een psychiatrische problematiek waarbij een aparte afdeling voor deze bewoners gecreëerd werd, PVs specifiek aangetrokken werden en duidelijke taken aan deze verpleegkundigen toegekend werd. Ook wordt in dit WZC gewerkt met referentiepersonen ‘psychische problemen’, een unicum bij de deelnemende WZC. In dit onderzoek namen geen APPNs en ‘nurse practitioners’ deel, waardoor ook niet alle opvattingen over rollen en meerwaarde van PVs en verwachtingen t.a.v. PVs, zoals in de literatuur beschreven, aan bod gekomen zijn. Wel zijn andere opvattingen over rollen van PVs, zoals hierboven beschreven, na analyse aan het licht gekomen. Ondanks de opvattingen over de rollen, ervaren meerwaarde van een PV, een ‘nurse practitioner’ en APPN in WZC, blijkt uit onderzoek van Davis & Rees (1998) en dit onderzoek dat PVs moeilijk aan te werven zijn in WZC. Uit dit onderzoek blijkt dat verschillende factoren de opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC in Vlaanderen beïnvloeden. Vier beïnvloedende factoren kunnen onderscheiden worden, namelijk de visie op WZC, opvattingen over de competenties van een PV, tolerantie voor diversiteit en de opdracht van het WZC 58
t.a.v. de totale populatie zorgbehoevenden. Deze beïnvloedende factoren komen niet aan bod in wetenschappelijke literatuur. Deze factoren zijn, naast de zeven posities, een aanvulling op de reeds bestaande literatuur.
5.2 Methodologische sterkten en beperkingen Een aantal methodologische bemerkingen kunnen in deze studie gemaakt worden. Kwalitatief, meer specifiek exploratief, onderzoek dat gebruikt maakt van interviews is een geschikte methode om de opvattingen over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC in Vlaanderen van de participanten, PVs op de werkvloer en beleidsfunctionarissen (zowel PVs als niet-PVs), te leren kennen en te analyseren. De interviews geven de participanten de kans om die opvattingen niet alleen te verwoorden maar ook toe te lichten. Het discours dat daardoor ontstaat kan door de onderzoeker verder geanalyseerd worden (Baarda, De Goede, & Teunissen, 2005; Verhaeghe, 2010).
5.2.1 Datacollectie 72 van de 115 aangeschreven WZC (november 2011) hebben op de e-mail gereageerd, waarin het onderzoek beschreven werd. De reden voor het al dan niet beantwoorden van de e-mail is niet duidelijk. Acht WZC zijn door de studente-onderzoeker, in samenspraak met de promotor, geselecteerd op basis van een aantal criteria (cfr. 3.3) om zo goed mogelijk de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. De bedoeling was niet een representatieve steekproef te trekken, maar die personen te interviewen die de meeste informatie zouden kunnen geven. Om de respondent toe te laten om de waarheid over het onderzoeksthema te vertellen, werd de anonimiteit van het WZC en respondent(e) verschillende malen verzekerd. Tijdens het interview stelde de studente-onderzoeker zich zo neutraal mogelijk op en er werd, naast de interviewgidsen als leidraad, ook meegegaan in het verhaal van de respondent, zodat de respondent zich gerespecteerd en op zijn of haar gemak voelde. Dit alles bevorderde de betrouwbaarheid van de data en de resultaten. Twee interviewgidsen werden opgesteld, één voor de beleidsfunctionaris en één voor de PV op de werkvloer, om zo aan te sluiten bij de belevingswereld van de respondent en zoveel mogelijk data te verzamelen (‘thick description’). Tijdens het uitvoeren van de 59
interviews, werden een aantal respondenten op ideeën gebracht over de mogelijke rol die de PV in het WZC zou kunnen vervullen. De interviewgidsen werden aangepast en aangevuld naarmate het onderzoek vorderde. Door gebrek aan tijd is in de interviews niet systematisch doorgevraagd welk beeld de participanten (PVs en niet-PVs) hebben van PVs. Indien wel systematisch doorgevraagd zou worden, kunnen misschien andere en meer gedetailleerde data over het onderzoeksthema geformuleerd worden. De 15 semi-gestructureerde interviews zijn op band opgenomen. Dit had als doel om elk gesprek volledig te transcriberen en zo de kwaliteit van de data te verhogen. Audiovisuele opnames hadden een extra meerwaarde kunnen betekenen om zo ook de systematische invloed die de interviewer had, na te gaan. Tijdens het interview werden wel aantekeningen gemaakt over o.a. de non-verbale communicatie van de respondent (bv. glas water drinken na een emotioneel moment). Deze aantekeningen werden meegenomen in de analyse van de data.
5.2.2 Data-analyse Het softwareprogramma NVIVO 9 werd gebruikt om ten eerste systematisch de grote hoeveelheid data te verwerken en ten tweede om de betrouwbaarheid van de analyse te vergroten (Van Zwieten & Willems, 2004). In dit onderzoek kan de term ‘constante comparatieve methode’ niet gebruikt worden. Het uitvoeren van interviews en analyse werden afgewisseld, hoewel niet elk interview geanalyseerd was vooraleer het volgende interview plaatsvond. Na elk interview werd wel gekeken naar nieuwe elementen, elementen die afweken van de vorige interviews en hoe hierop ingespeeld moest worden in de volgende interviews. In het proces van data-analyse werd gebruik gemaakt van onderzoekerstriangulatie: de studente-onderzoeker en de promotor hebben alle interviews besproken evenals de analyse ervan. Onderzoekerstriangulatie bij het coderen en interpreteren draagt bij aan de validiteit van de analyse. Naast het reflecteren over het persoonlijke perspectief van de studente-onderzoeker (cfr. 3.7.3), het regelmatig bekijken van het referentiekader dat op voorhand opgesteld werd, werd ook kritisch gereflecteerd over de eigen veronderstellingen (reflexiviteit). Deze veronderstellingen werden gecontroleerd,
60
bevestigd, gecorrigeerd en/of aangevuld door erover te praten met de promotor (Holloway & Wheeler, 2010). Na een aantal vragen van respondenten uit de eerste interviews werden de interviewgidsen systematisch op voorhand doorgestuurd. Belangrijk hierbij was ook om te reflecteren in hoeverre de gegeven antwoorden correspondeerden met de eigen gedachtegang van de respondent en niet van andere collega’s. Uit de interviews bleek dat de respondenten, ondanks dat er soms overleg was met collega’s, hun eigen ervaringen en opvattingen meedeelden. De opvattingen van de respondent over PVs sloten aan bij wat in de rest van het interview gezegd werd.
5.2.3 Resultaten Door het korte tijdsbestek van de masterproef en de kleine steekproef werd datasaturatie niet bereikt. Het onderzoek geeft geen indicatie over de mate waarin de zeven posities voorkomen in de WZC in Vlaanderen. Toch leverden de interviews rijke data op en is dit onderzoek een aanvulling op de reeds aanwezige literatuur over dit onderzoeksthema.
5.3 Aanbevelingen voor de praktijk en verder onderzoek In dit onderdeel worden aanbevelingen voor de praktijk en verder onderzoek geschetst.
5.3.1 Aanbevelingen voor de praktijk Op basis van deze studie en de studie van de literatuur kunnen een aantal aanbevelingen geformuleerd worden naar beleidsfunctionarissen van WZC, overheid en onderwijs toe.
5.3.1.1 Aanbevelingen voor de overheid Uit resultaten van deze studie en de studie van de literatuur blijkt dat bewoners met een psychiatrische problematiek vaak voorkomen in WZC, de zorgverleners in WZC weinig psychiatrische kennis hebben en geestelijke gezondheidszorg niet systematisch aangeboden wordt in WZC. Dit onderwerp zou daarom een object van ‘policy’ en door verder onderzoek geschraagd moeten worden. ‘Artikel 107’ moet hierbij ook verder geëvalueerd worden. 61
Het functieprofiel en de werking van ‘referentiepersoon dementie’ is reeds goed ingeburgerd in de WZC. Een klein aantal respondenten zijn ervan overtuigd dat ook een ‘referentiepersoon psychiatrie’, waar tot op heden geen wettelijk kader voor voorzien is, (in de toekomst) een noodzaak wordt in het WZC. Het opstellen van een functieprofiel ‘referentiepersoon psychiatrie’, een wettelijk kader hierrond en het eventueel voorzien van financiering voor de personen met deze functie voor de WZC zijn aanbevelingen naar de overheid toe.
5.3.1.2 Aanbevelingen voor beleidsfunctionarissen in WZC Uit de interviews blijkt dat beleidsfunctionarissen verschillende posities innemen t.a.v. bewoners met een psychiatrische problematiek en PVs. Als (beleidsfunctionaris in een) WZC is het belangrijk om een visie in te nemen rond bewoners met een psychiatrische problematiek en het beleid van het WZC daarop af te stemmen bv. aanpassen infrastructuur, voorzien van aangepaste dagbesteding voor bewoners met een psychiatrische problematiek, het aanstellen van PVs. Ondanks de rollen, ervaren meerwaarde van een PV, ‘nurse practitioner’ en APPN in WZC, blijkt uit een onderzoek van Davis & Rees (1998) en dit onderzoek dat PVs moeilijk aan te werven zijn in WZC. Een beleid moet gevoerd worden om PVs te werk te stellen en het werken van PVs in WZC aantrekkelijker te maken bv. niet enkel focus leggen op het lichamelijke aspect van de bewoner, opstellen van specifieke vacatures en taken voor PVs.
5.3.1.3 Aanbevelingen voor het onderwijs Uit dit onderzoek en het onderzoek van Cuyvers & De Clerk (2005) blijkt dat in de opleiding verpleegkunde meer aandacht besteed moet worden aan communicatieve vaardigheden, het holistische beeld van de bewoner en een korte kennismaking met verschillende psychiatrische problematieken. Zo is de zorgverlener beter opgeleid om o.a. om te gaan met patiënten, cliënten en bewoners met een somatische, psychische en/of psychiatrische problematiek. Zoals Lommelen (2013), volgt uit dit onderzoek dat stages laten doorgaan in het derde jaar verpleegkunde (optie psychiatrie) een meerwaarde zou kunnen hebben voor zowel studenten, bewoners als personeelsleden van het WZC. Dit komt ook in een aantal 62
interviews aan bod. Een personeelstekort en gebrek aan gespecialiseerd personeel met psychiatrische kennis in WZC is nog steeds aanwezig en heeft invloed op de kwaliteit van zorg die verleend wordt aan de bewoner. Via een stage in het WZC kan de student ervaren dat op deze plaats ook heel wat psychiatrische competenties gebruikt kunnen worden en dat de nood aan PVs in het WZC hoog is. Voor personeelsleden in het WZC heeft een stage van een student verpleegkunde (optie psychiatrie) als voordeel dat kennis van psychiatrische problematieken bij bewoners en relevante wetenschappelijke literatuur aangereikt kan worden. Voor bewoners heeft de stage van deze student als voordeel dat de student eventueel extra tijd kan maken om met de bewoner in gesprek te gaan waarbij zowel aandacht gegeven wordt aan de fysieke, psychische, sociale als spirituele aspecten van de bewoner.
5.3.2 Aanbevelingen voor verder onderzoek Om na te gaan of de opvattingen, bij zowel beleidsfunctionarissen als PVs op de werkvloer, over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC wijzigen bij de start van een tewerkstelling van een PV en x-aantal maanden nadien, zou het voeren van een longitudinaal onderzoek interessant zijn. Hierbij kan ook gekeken worden of in het beleid aanvullingen of aanpassingen t.a.v. rollen van PVs en het omgaan met bewoners met een psychische of psychiatrische problematiek doorgevoerd zijn. In dit onderzoek werd niet gepeild naar de opvatting van de bewoner over de rol en ervaren meerwaarde van een PV in een WZC. In vervolgonderzoek kan ook dit perspectief meegenomen worden om zo meer informatie over het onderwerp te bekomen en ook de kwaliteit van zorg, gegeven door zorgverlener en voor de bewoner te verbeteren.
63
Literatuurlijst American Psychiatric Association. (2000). American Psychiatric Association: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fourth Edition, Text Revision. Washington, DC. Antai-Otong, D. (2008). The Art of Prescribing Pharmacological Management of Psychosis in Alzheimer's Disease: Clinical Challenges Associated With SecondGeneration Antipsychotic Medications. Perspectives in Psychiatric Care , 44(2), 120123. Baarda, D.B., de Goede, M.P.M., & Teunissen, J. (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek: handleiding voor het opzetten en uitvoeren van een kwalitatief onderzoek. Groningen/ Houten: Wolters-Noordhof. Belgisch Staatsblad. (2008). Gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen – 10 juli 2008. Opgehaald 4 juli, 2012, van http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/loi_a1.pl?language=nl&la=N&table_name=wet &cn=2008071090&&caller=list&N&fromtab=wet&tri=dd+AS+RANK&rech=1&nume ro=1&sql=(text+contains+('')) Belgisch Staatsblad. (2009). Woonzorgdecreet artikel 37 - 13 maart 2009. Opgehaald 1 september, 2011, van http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/api2.pl?lg=nl&pd=2009-0514&numac=2009202091 Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Amsterdam, Nederland: Boom onderwijs. Boere, P. (2003). Mediaan. NVSPV, 69, 39-43. Colenda, C., Streim, J., Greene, J., Meyers, N., Beckwith, E., & Rabins, P. (1998). The impact of OBRA '87 on psychiatric services in nursing homes. Joint testimony of the American Psychiatric Association and the American Association for Geriatric Psychiatry. The American journal of geriatric psychiatry, 7(1), 12-17.
64
Collet, J., de Vugt, M. E., Verhey, F. R., & Schols, J. M. (2010). Efficacy of integrated interventions combining psychiatric care and nursing home care for nursing home residents: a review of the literature. International Journal of Geriatric Psychiatry, 25(1), 3-13. Craig, E., & Pham, H. (2006). Consultation–liaison psychiatry services to nursing homes. Australasian Psychiatry, 14(1), 46-48. Cuyvers, G., & De Clerk, L. (2005). Psychologische noden van de zorgvragende ouderen en hun zorgverleners. Opgehaald 15 maart, 2013, van http://onderzoek.khk.be/domein_Gerontologie/documents/Psychologischenoden.pdf Davis, P., & Rees, C. (1998). Mental health services in Perth nursing homes. Australian and New Zealand journal of public health, 22(2), 227-231. De Maesschalck, L., Heuten, K., & Lommelen, L. (2011). Ouderen met een psychiatrische problematiek. Provinciaal Domein Welzijn, 5(16), 53-57. Depla, M., Pols, J., de Lange, J., Smits, C., de Graaf, R., & Heeren, T. (2003). Integrating mental health care into residential homes for the elderly: an analysis of six Dutch programs for older people with severe and persistent mental illness. Journal of the American Geriatrics Society, 51(9), 1275 - 1279. den Boer, D.-J., Bouwman, H., Frissen, V., & Houben, M. (2005). Methodologie en Statistiek voor Communicatie-Onderzoek. Amsterdam: Kluwer. Encyclo MMXII. (s.d.). Competentie. Opgehaald 5 januari, 2013, van http://www.encyclo.nl/begrip/competentie Espiritu, D., Keller, S., Smith, H., Flavin, K., Yochim, B., Zimmer, N., et al. (2002). The prevalence of psychiatric disorders in long term care. The Gerontologist, 42(1), 255-256. FOD Volksgezondheid. (2003). Advies inzake de opname van ouderen in de geestelijke gezondheidszorg. Opgehaald 25 februari, 2013, van www.health.belgium.be/filestore/755244/2003%252009%252011%2520%2520NRZV%2520D%2520PSY%252022965
1%2520NL_755244_nl.pdf+&hl=nl&gl=be&pid=bl&srcid=ADGEEShsyri2kQ3F1g7KfWRvUD3Z8o_tWRXJw3hzGku94W7qkGRTckmPZiDF89_eUG7lYqf 3hQsN9bKSfn2Rs_W7YHJ9mptxrkHihPNpmXVBVSPyfVoLN5Bb9bw44UR0hR2AcDD57W&sig=AHIEtbRutHNxeI3xoBz2iaemSaVMuh Q2JQ Harding, S. (1998). Consultation-liaison psychiatric nursing in a nursing home. Australian Nursing Journal, 6(2), 41. Holloway, I., & Wheeler, S. (2010). Qualitative Research in Nursing and Healthcare. United Kingdom: Wiley-Blackwell. Jassogne, P. (2007). PVT: het onbekende, onderschatte broertje uit de geestelijke gezondheidszorg. Psychiatrie en Verpleging, 2, 92-103. Psychiatrisch Ziekenhuis Heilig Hart Ieper. (s.d.). Balkmetafoor. Opgehaald 1 november, 2012, van http://www.balkmetafoor.be/ Kat, M., Zuidema, S., van der Ploeg, T., Kalisvaart, K., van Gool, W., Eikelenboom, P., et al. (2008). Reasons for psychiatric consultation referrals in Dutch nursing home patients with dementia: a comparison with normative data on prevalence of neuropsychiatric symptoms. International journal of geriatric psychiatry, 23(10), 10141019. Kennedy, B., Covington, K., Evans, T., & Williams, C. (2000). Mental health consultation in a nursing home. Clinical Nurse Specialist, 14(6), 261-266. Kirchen-Peters, S. (2008). Gerontopsychiatric Consultation-Liaison Service--pioneers wait for imitators. Zeitschrift für Gerontologie und Geriatrie, 41(6), 467-474. Lommelen, L. (2013). De ‘onderschatte’ positie van de woonzorgcentra in de psychiatrische ouderenzorg. In SEL Kempen & Vonk 3 (Ed.), Congresboek: Een zotte uitdaging?! Psychiatrische ouderenzorg. Internationaal gescand (pp. 1-57). België: Grobbendonk.
66
Médico-Sociales, F.N. (s.d.). Geestelijke Gezondheidszorg historiek. Opgehaald 10 februari, 2012, van http://www.fnams.be/LOGINONE/levelone/ geest_gezondheidszorg/ gghiso.html Molinari, V., Chiriboga, D., Branch, L., Schinka, J., Schonfeld, L., Kos, L., et al. (2011). Reasons for psychiatric medication prescription for new nursing home residents. Aging & Mental Health, 15(7), 904-912. Pajarillo, E., Sers, A., Ryan, R., Headley, B., & Nalven, C. (1997). Consultation-liaison psychiatric nursing in long-term care. Journal of psychosocial nursing and mental health services, 35(8), 24-30. Sandelowski, M. (2001). Focus on Research Methods Real Qualitative Researchers Do Not Count: The Use of Numbers in Qualitative Research. Research in Nursing & Health, 24, 230-240.
Sherrell, K., Anderson, R., & Buckwalter, K. (1998). Invisible residents: The chronically mentally ill elderly in nursing homes. Archives of Psychiatric Nursing, 7(3), 131-139. Sherrell, K., Buckwalter, K., Bode, R., & Strozdas, L. (1999). Use of the cognitive abilities screening instrument to assess elderly persons with schizophrenia in long-term care settings. Issues in mental health nursing, 20(6), 541-558. Vandeurzen, J. (2010). Beleidsplan Geestelijke Gezondheidszorg Vlaanderen. Opgehaald 10 juli, 2012, van http://www.jovandeurzen.be/sites/jvandeurzen/files/Nota%20GGZ%20_2_.pdf Van Den Heuvel, B. (2010). De toekomst is witgrijs! Over ouder worden vandaag en morgen en de impact ervan op het ouderenzorgbeleid. Zorgzaam Extra, 18(31), 8 - 11. Van Zwieten, M., & Willems, D. (2004). Waardering van kwalitatief onderzoek. Huisarts en wetenschap, 47 (13), 631-635.
67
Verhaeghe, S. (2010). Algemene methodologie van wetenschappelijk onderzoek partim I: Kwalitatief onderzoek. Onuitgegeven cursus, Universiteit Gent, Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Vlaanderen. (s.d.). Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken. Opgehaald 4 juli, 2012, van http://www.psy107.be/SiteFiles/ Vlaanderen.pdf%20def.pdf Vlaamse Overheid. (s.d.). Woonzorgcentra (vroeger rusthuizen). Opgehaald 3 oktober, 2011, van http://www.vlaanderen.be/nl/gezin-welzijn-en gezondheid/gezondheidszorg/ouderenzorg/woonzorgcentra-vroeger-rusthuizen Werkgroep psychiatrische verpleegkunde Oost-Vlaanderen. (2007). Functieprofiel van de psychiatrisch verpleegkundige. Opgehaald 1 november, 2011, van http://nvkvv.axoni.be/file?fle=699&ssn=e339f29cc620b78b3f828f... Wold, K. (2002). Psychiatric nurse practitioners in long-term care: role, function, and relationship to social work practice. Journal of social work in long term care , 1(1), 53. Zorgnet Vlaanderen. (s.d.). Wat is Zorgnet? Opgehaald 1 oktober, 2011, van http://www.zorgnetvlaanderen.be/Pages/watiszorgnet.aspx
68
Bijlagen Bijlage 1: Informatiebrief aan de deelnemers Bijlage 2: Toestemmingsformulier Bijlage 3: Interviewgidsen – eerste versie Bijlage 4: Interviewgidsen – tweede versie Bijlage 5: Goedkeuring masterproef door de Commissie voor Medische Ethiek Bijlage 6: Codeboom Bijlage 7: Flowchart
.
‘
69
Bijlage 1: Informatieformulier over het onderzoek Informatieformulier over het onderzoek De rol en ervaren meerwaarde van een psychiatrisch verpleegkundigen in een woon –en zorgcentrum in Vlaanderen. Geachte, In het kader van de masterproef van Sofie Rombaut (afgestudeerd als psychiatrisch verpleegkundige), voeren wij een onderzoek uit naar de rol en de ervaren meerwaarde van de psychiatrisch verpleegkundigen in een woon –en zorgcentrum in Vlaanderen. Het onderzoek werd goedgekeurd door het Ethisch Comité van het UZ Gent. Dit onderzoek zal uitgevoerd worden in het academiejaar 2011-2012, onder leiding van Prof. dr. Grypdonck van de Universiteit Gent. Tot op heden is er weinig onderzoek uitgevoerd over dit thema en daarom zouden wij u willen vragen om deel te nemen aan dit onderzoek. U zou ons hierdoor kunnen helpen. Dit onderzoek is een explorerende studie, gebaseerd op individuele semigestructureerde interviews. Door middel van interviews met personen die ervaring hebben met de inzet van psychiatrische verpleegkundigen in een WZC willen we achterhalen hoe deze nu worden ingezet en wat de opvattingen en de ervaringen daarover zijn. We willen graag interviews houden met “bevoorrechte getuigen”: mensen die ons over de rol van psychiatrische verpleegkundigen in een woon –en zorgcentrum het beste kunnen informeren. Daarvoor willen we uw medewerking vragen. Het interview, dat bij voorkeur zal plaatsvinden op uw werk in een aparte ruimte, zal ongeveer een uur tijd in beslag nemen. Het interview zal opgenomen worden via een dictafoon, waarna het letterlijk getranscribeerd wordt. Daarbij worden de transcripts geanonimiseerd en geanalyseerd. De opnames worden daarna verwijderd.
In overeenstemming met de wet op de persoonlijke levenssfeer, wordt uw privacy gerespecteerd. In de masterproef zal de herkomst van de informatie niet naar individuen of instellingen terug te voeren zijn.
U bent volledig vrij aan het onderzoek deel te nemen of niet. Indien u niet wil deelnemen, heeft dat geen enkel nadelig gevolg voor u. 70
Zoals voor alle onderzoeken die studenten uitvoeren, is ook voor dit onderzoek een verzekering afgesloten mocht u, geheel onverwacht, schade oplopen door deelname aan het onderzoek. U kan toestemming geven om mee te werken aan dit onderzoek door het formulier voor geïnformeerde toestemming te ondertekenen. Aan uw deelname zijn uiteraard geen kosten verbonden. Er zal ook geen vergoeding gegeven worden. Indien u vragen heeft over dit onderzoek, mag u Prof. Dr. Grypdonck of Sofie Rombaut contacteren. We willen u alvast hartelijk bedanken. Als de masterproef klaar is, krijgt u (indien u dit wenst) hiervan een digitaal versie doorgestuurd. Met vriendelijke groeten,
Prof. Dr. Mieke Grypdonck
Sofie Rombaut
Prof.Dr.Mieke Grypdonck e-mailadres:
[email protected]
Sofie Rombaut Tel. 0485 40 11 95 e-mailadres:
[email protected]
71
Bijlage 2: Toestemmingsformulier TOESTEMMINGSFORMULIER Ik ben bereid aan het onderzoek deel te nemen onder de in de informatiebrief opgenomen voorwaarden. Ik bevestig dat ik informatie over het onderzoek (aard en doel) mondeling en schriftelijk ontvangen heb, de kans gehad heb om vragen te stellen en daarop een voor mij bevredigend antwoord heb gekregen. Ik behoud het recht om op elk moment de deelname aan het onderzoek stop te zetten, ook nadat ik voor akkoord getekend heb.
Ik heb een kopij gekregen van dit ondertekende en gedateerde toestemmingsformulier en van de informatiebrief.
Naam: Datum………………………………………………………………………………. Handtekening……………………………………………………………………….
Verklaring van de onderzoeker betreffende geïnformeerde toestemming van de deelnemer Ik heb de bijzonderheden van dit onderzoek, zoals beschreven in het informatieformulier, volledig uitgelegd aan de deelnemer en verbind er mij toe de in de informatiebrief opgenomen voorwaarden na te leven.
Naam:………………………………………………. Datum……………………………………………… Handtekening ………………………………………
72
Bijlage 3: Interviewgidsen – eerste versie Interviewgids – 20 december 2011
Ik ben Sofie Rombaut en volg op dit moment de Master in Verpleegkunde en Vroedkunde aan de universiteit Gent. Ik wil u alvast heel hartelijk bedanken dat ik u mag interviewen. Ik had u, voor dit interview, een aantal zaken verteld over het verloop van dit interview (informatie- en toestemmingsformulier) en zou deze nu nog even kort met u willen herhalen om te zien of dat u daar zeker mee akkoord gaat. Gaat u akkoord dat het interview op band opgenomen wordt? Dit interview zal volledig geanonimiseerd en achteraf als de verwerking is gebeurd, zal dit ook vernietigd worden. De naam van het WZC en andere namen zullen er zeker niet bij staan. Tijdens dit gesprek kan het zijn dat ik een aantal dingen opschrijf. Dit zijn dan gedachten of zaken die u vertelt waar ik even op wil terug komen, maar u hoeft hier zeker niet op te letten. Hebt u nog vragen i.v.m. dit interview of zaken die nog onduidelijk zijn?
Beleid -
Wat is uw rol in het WZC?
-
Waarom is ervoor gekozen om een of meerdere psychiatrisch verpleegkundigen aan te stellen in het WZC? Hoe komt het dat u psychiatrisch verpleegkundigen aangenomen hebt/hier psychiatrisch verpleegkundigen werkzaam zijn? (3)
-
Is er een functieomschrijving van de psychiatrisch verpleegkundigen in het WZC beschikbaar? Wat zijn uw verwachtingen t.a.v. psychiatrisch verpleegkundigen in het WZC?
-
Wat zijn terreinen waarop de psychiatrisch verpleegkundigen werkzaam zijn? Hebben de psychiatrisch verpleegkundigen een andere functie dan de andere verpleegkundigen in het WZC? (voor u, voor de afdeling)
-
Speelt de psychiatrisch verpleegkundige een rol in bijscholingen of niet?
-
Speelt de psychiatrisch verpleegkundige een rol in de omgang met moeilijk gedrag (bv. agressie)? 73
Zijn richtlijnen of protocollen aanwezig in het WZC om om te gaan met moeilijk gedrag? Heeft de psychiatrische verpleegkundige een rol gehad in de totstandkoming daarvan? Dragen psychiatrische verpleegkundigen bij tot een betere communicatie en bejegening van de bewoners? -
Worden psychiatrisch verpleegkundigen vooral ingezet in psychogeriatrie of op somatische afdelingen? Is er een verschil in het takenpakket van de psychiatrisch verpleegkundige op deze twee afdelingen?
-
Zou u andere instellingen aanraden om een psychiatrisch verpleegkundige in het WZC in dienst te nemen? Waarom? Zou dit een verplichting moeten worden?
Psychiatrisch verpleegkundige -
Waarom is, volgens u, de rol van een psychiatrisch verpleegkundige in een WZC belangrijk? Vind je het interessant als psychiatrisch verpleegkundige in een WZC te werken? (reeds gewerkt in psychiatrie?)
-
Op welke terreinen bent u, als psychiatrisch verpleegkundige, werkzaam in het WZC? (opsporen van een psychiatrische problematiek bij de bewoners, bijscholingen, medicatiebeleid, toedienen medicatie, preventie psychofarmacagebruik,…) Waar zet je je psychiatrische kennis in? Voor welke problemen wordt u ingezet in het WZC? (omgaan met moeilijk gedrag,…) Zijn richtlijnen of protocollen aanwezig in het WZC om om te gaan met moeilijk gedrag? Heeft u een rol gehad in de totstandkoming daarvan?
-
Vindt u dat voldoende bijscholingen op maat van niet psychiatrisch verpleegkundigen over psychiatrische ziekten georganiseerd worden? Krijgt u de kans om uw psychiatrische kennis over te dragen? (hinderpalen, bevorderende factoren)
-
Heeft u het gevoel dat u kan inspelen op de behoeften van de bewoners obv uw opleiding en verworven kennis rond bewoners met psychiatrische problemen? 74
-
Kunnen andere hulpverleners van het WZC terecht bij u met vragen i.v.m. bewoners met een psychiatrische problematiek? (psychofarmaca / psychiatrische problematieken / omgaan met moeilijk gedrag,…)
-
Over welke kennis zou de hulpverlener moeten beschikken wanneer men psychofarmaca toedient?
-
Hoe staat u tegenover het veelvuldig gebruik van psychofarmaca bij ouderen/bewoners?
-
Worden psychiatrische consultaties en liaison met het WZC georganiseerd? Welke rol speelt u hierin? Werkt u samen met andere hulpverleners (niet) werkzaam in het WZC? Zo ja, welke?
-
Worden multidisciplinaire besprekingen georganiseerd in het WZC? Welke rol heeft u hierin? Hoe ervaart u dit?
75
Bijlage 4: Interviewgidsen - tweede versie Interviewgids – telkens aangevuld met nieuwe gegevens en/of vraagstellingen gebaseerd op vorige interviews
Ik ben Sofie Rombaut en volg op dit moment de Master in Verpleegkunde en Vroedkunde aan de universiteit Gent. Ik wil u alvast heel hartelijk bedanken dat ik u mag interviewen. Ik had u, voor dit interview, een aantal zaken verteld over het verloop van dit interview (informatie- en toestemmingsformulier) en zou deze nu nog even kort met u willen herhalen om te zien of dat u daar zeker mee akkoord gaat. Gaat u akkoord dat het interview op band opgenomen wordt? Dit interview zal volledig geanonimiseerd en achteraf als de verwerking is gebeurd, zal dit ook vernietigd worden. De naam van het WZC en andere namen zullen er zeker niet bij staan. Tijdens dit gesprek kan het zijn dat ik een aantal dingen opschrijf. Dit zijn dan gedachten of zaken die u vertelt waar ik even op wil terug komen, maar u hoeft hier zeker niet op te letten. Hebt u nog vragen i.v.m. dit interview of zaken die nog onduidelijk zijn?
Beleid Vooraleer ik het met u over de psychiatrisch verpleegkundige(n) in dit huis wil hebben, zou ik u eerst iets willen vragen over uw opleiding, loopbaan. -Welke opleiding heeft u gevolgd (A1, A2)? -Kunt u me iets meer vertellen over uw loopbaan. -Wat is uw rol in het WZC? -Kunt u me iets meer vertellen over de visie en het beleid van dit WZC. Welke rol heeft u hier in gespeeld? Geen ga verder Rol Heeft uw opleiding en loopbaan de visie en beleid van het WZC beïnvloed? -Waarom is er voor gekozen om één of meerdere psychiatrisch verpleegkundigen aan te werven in het WZC? -Is er bewust gekozen voor PV? 76
Zo ja, zijn zij een meerwaarde voor het WZC? Zo neen, zijn zij een meerwaarde voor het WZC? -Wat zijn uw verwachtingen t.a.v. PV in het WZC? Geen ga verder Wel kunt u dit wat meer uitleggen -Wat is de rol van de PV in het WZC? -Wat zijn de terreinen waarop de PV werkzaam is? -Waar zou u de PV inzetten in het WZC: op een somatische afdeling of een afdeling voor dementie (of gerontopsychiatrie) of andere? Worden PV bewust geplaatst in het WZC? -Hoe staat u t.a.v. een referentiepersoon psychiatrie?
-Welke psychiatrische problematieken komen aan bod in het WZC? Geen Is er een specifiek opnamebeleid in het WZC rond psychiatrische problematiek? Bij een opsomming: -WAT IS ER NODIG OM GOEDE ZORG TE GEVEN? -Wat is het opnamebeleid rond psychiatrische problematiek? -Zijn er richtlijnen/protocollen aanwezig in het WZC rond het omgaan met bewoners met een psychiatrische problematiek? Heeft u een rol gehad in de totstandkoming daarvan? -Zijn er samenwerkingsverbanden tussen het WZC en andere partners i.f.v. psychiatrie, dementieproblematiek, psyche? Neen ga verder Ja Welke rol speelt u hier in? -Maakt u een onderscheid tussen bewoners met dementie en bewoners met een psychiatrische problematiek? Zo ja, waarom? Speelt de visie en/of het beleid hier in een rol? Zo neen, waarom? Speelt de visie en/of het beleid hier in een rol? -Welke kennis is nodig om met bewoners met dementie om te gaan? -Worden er structurele zaken ingebouwd in het WZC om de ‘psyche’, het psychische van de bewoner aan bod te laten komen bij medewerkers, bewoners? 77
-Heeft u reeds een invloed ondervonden van de reconversie van 1990 (artikel 107) in het WZC? -Zou u andere WZC aanraden om een PV in dienst te nemen? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom? Zou dit een verplichting moeten worden? ZOU U EEN ACTIEF BELEID VOEREN? -Zijn er stages voorzien voor studenten psychiatrische verpleegkunde? Zo ja, hoe staat u er tegenover? Zo neen, is dit wenselijk?
Psychiatrisch verpleegkundige Vooraleer ik het met u over de psychiatrisch verpleegkundige(n) in dit huis wil hebben, zou ik u eerst iets willen vragen over uw opleiding, loopbaan. -Welke opleiding heeft u gevolgd (A1, A2)? -Kunt u me iets meer vertellen over uw loopbaan. -Kunt u me iets meer vertellen over de visie van dit WZC. -Vindt u het interessant om als PV te werken in een WZC? Zo ja, waarom? Op welke terreinen bent u, als PV, werkzaam in het WZC? Wat zijn de verwachtingen vanuit het beleid naar u toe? Zo neen, waarom? Wat is de rol van verpleegkundige in het WZC? Wat zijn de taken die u uitvoert? -Waar bent u werkzaam in het WZC? Heeft u hierin mee mogen beslissen?Speelt het feit dat u PV bent bij die keuze een rol? -Heeft u het gevoel dat u zichzelf verder kan ontwikkelen als PV in het WZC? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom? Vindt u het belangrijk? Zo ja, wat belemmert het? 78
Krijgt u de kans om uw psychiatrische kennis te gebruiken? (hinderpalen, bevorderende factoren) Zijn er structurele zaken in het WZC ingebouwd om dit te vergemakkelijken? Speelt u een rol in bijscholingen naar andere medewerkers toe? Zo ja, kan u dat wat meer uitleggen. Zo neen, kan u dat wat meer uitleggen. -Welke psychiatrische problematieken komen aan bod in het WZC? Geen ga verder Bij een opsomming: -Wat is het opnamebeleid rond psychiatrische problematiek? -Zijn er richtlijnen/protocollen aanwezig in het WZC rond het omgaan met bewoners met een psychiatrische problematiek? Heeft u een rol gehad in de totstandkoming daarvan? -Zijn er samenwerkingsverbanden tussen het WZC en andere partners i.f.v. psychiatrie, dementieproblematiek, psyche? Neen ga verder Ja Welke rol speelt u hier in? -Is de (verpleegkundige) zorg anders tussen bewoners met dementie en bewoners met een psychiatrische problematiek? Zo ja, waarom? Speelt de visie en/of het beleid hier in een rol? Zo neen, waarom? Speelt de visie en/of het beleid hier in een rol? Is de problematiek anders? Zo ja, hoe wordt de zorg afgestemd op de problematiek? (NIET vraag met beleid) -Wat verstaat u onder ‘moeilijk’ gedrag? (ALLEEN ‘moeilijk’ gedrag zeggen als persoon dat zelf aanhaalt) Maakt u een onderscheid in gedragsproblematiek? Welke rol speelt u hier in? Zijn er richtlijnen/protocollen aanwezig in het WZC om om te gaan met gedragsproblemen? Zo ja Heeft u een rol gehad in de totstandkoming daarvan? 79
Helpen PV mensen om om te gaan met gedragingen die ze moeilijk kunnen interpreteren of niet weten welk antwoord ze erop moeten geven? Zo ja, waarover gaat dat dan?
Zo neenWordt gebruik gemaakt van trial and error bij bewoners met een psychiatrische problematiek? - Worden overlegmomenten georganiseerd? Zo ja, welke rol speelt u hier in? Zo neen, zou dit een meerwaarde kunnen zijn? Zo ja, welke rol zou u hier in kunnen spelen? - In de wetenschappelijke literatuur staat dat psychofarmaca veel gebruikt wordt WZC. Hoe is de situatie hier in het WZC? Hoe staat u t.a.v. psychofarmaca bij bewoners? Speelt u een rol, als PV, bij psychofarmacagebruik bij bewoners? (alternatieven) -Heeft u een rol bij euthanasievragen/fixatie bij bewoners?
80
Bijlage 5: Goedkeuring masterproef door de Commissie voor Medische Ethiek
81
82
83
Bijlage 6: Codeboom
andere Bewoner met dementie
meerwaarde
andere communicatie
taken en rol
kennis
psychosociale zorg verstoord gedrag en psychopathologie
andere Bewoner met een somatische problematiek
meerwaarde
andere communicatie
taken en rol
kennis
psychosociale zorg verstoord gedrag en psychopathologie
84
andere Bewoner met een psychiatrische problematiek
meerwaarde
andere communicatie
taken en rol
kennis
psychosociale zorg verstoord gedrag en psychopathologie
andere Bewoner waarbij problematiek niet specifiek aangehaald wordt
meerwaarde
andere communicatie
taken en rol
kennis
psychosociale zorg verstoord gedrag en psychopathologie
85
Bijlage 7: Flowchart zoekstrategie
86
Artikelen bekomen met de zoekfilters in de verschillende databanken en tijdschriften
Inclusiecriteria:
-
‘nursing-home (of synoniem: WZC / verpleeghuis / residential aged care home)
n = 1642
en psychiatric-nurse’, ‘nursing-home en advanced psychiatric practice nurse (APPN)’ -
alle soorten onderzoek
-
taal: Nederlands, Frans, Engels, Duits
-
artikelen gepubliceerd van 1995 t.e.m. 2012 of van januari 1995 t.e.m. juli 2012
Exclusiecriteria: -
zorg verleend aan personen in een niet WZC/verpleeghuis/nursing home/ residential aged care home
-
kinderen en jongeren
-
thuiszorg
Selectie artikelen op basis van titel en abstract n = 21 Artikelen weerhouden op basis van het lezen van de beschikbare full text n = 13 Artikelen zonder full text bekomen via aanschrijven auteurs n=2 Artikelen zonder full text bekomen via aankopen in universiteitsbibliotheek Gent n=1 Verwijderen van dubbele publicaties n =4 Selectie artikelen na het lezen van de full text n = 16 Artikelen gevonden via sneeuwbalmethode n=0 Artikelen gevonden via handsearch n=2 Geïncludeerde artikelen n = 18
87
Figuur 2: Flowchart zoekstrategie