UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013
EVALUATIE VAN DE IMPLEMENTATIEGRAAD VAN DE COCOONVACCINATIESTRATEGIE TEGEN KINKHOEST: IN WELKE MATE ZIJN OUDERS ANNO 2012 GEÏNFORMEERD EN GEVACCINEERD?
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde
Door Eveline Dhondt
Promotor: Isabel Leroux-Roels Copromotor: Geert Leroux-Roels
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013
EVALUATIE VAN DE IMPLEMENTATIEGRAAD VAN DE COCOONVACCINATIESTRATEGIE TEGEN KINKHOEST: IN WELKE MATE ZIJN OUDERS ANNO 2012 GEÏNFORMEERD EN GEVACCINEERD?
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde
Door Eveline Dhondt
Promotor: Isabel Leroux-Roels Copromotor: Geert Leroux-Roels
Abstract Reeds enkele jaren wordt een stijging van de incidentie van kinkhoest waargenomen. In 2012 werden in België 316 gevallen van kinkhoest gerapporteerd. Een dalende immuniteit na vaccinatie en na natuurlijke infectie, verhoogde waakzaamheid en verbeterde diagnosetechnieken spelen een rol. Jonge kinderen die nog niet of onvolledig gevaccineerd zijn vormen een kwetsbare groep voor ernstige complicaties. Vaccinatie tegen kinkhoest is onderdeel van het basisvaccinatieschema in België. Sinds 2009 beveelt de Hoge Gezondheidsraad cocoonvaccinatie aan ter bescherming van deze kwetsbare populatie. Dit omvat toediening van een herhalingsvaccin tegen kinkhoest aan de ouders, grootouders, crèchepersoneel en gezondheidswerkers die in contact komen met jonge kinderen om niet of onvolledig gevaccineerde kinderen te beschermen. Het doel van dit onderzoek was om na te gaan in welke mate deze cocoonvaccinatiestrategie geïmplementeerd is in de regio Gent, Oost-Vlaanderen. Door middel van een vragenlijst werden 2216 gezinnen uit de regio Gent bevraagd over de mate waarin ze geïnformeerd werden over de herhalingsvaccinatie, en in welke mate ze de herhalingsvaccinatie al dan niet ontvangen hadden. Er werd een responsgraad van 23,4% bekomen. 52,8% van de respondenten werd geïnformeerd over de herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest. De vaccinatiegraad van de moeders was 46,8%, die van de partners 46,7%. Het ziekenhuis waar men bevalt blijkt een significante voorspellende variabele te zijn voor zowel het geïnformeerd zijn over de herhalingsvaccinatie als voor het gevaccineerd zijn. Deze resultaten tonen aan dat de opvolging van de nationale aanbevelingen suboptimaal is en dat bijkomende inspanningen nodig zijn om de vaccinatiegraad van moeders en hun partner te verhogen.
Aantal woorden masterproef: 14582 (exclusief abstract, inhoudstafel, woord vooraf, tabellen, bijlagen en bibliografie)
i
Inhoudstafel ABSTRACT ...............................................................................................................................................I INHOUDSTAFEL ......................................................................................................................................II WOORD VOORAF ................................................................................................................................. IV 1
INLEIDING ..................................................................................................................................... 1
2
LITERATUURSTUDIE ...................................................................................................................... 3 2.1
WERKWIJZE LITERATUURSTUDIE ........................................................................................................ 3
2.2
KINKHOEST: PATHOLOGIE ................................................................................................................ 3
2.3
KINKHOEST EN VACCINATIE ............................................................................................................... 4
2.4
HUIDIGE AANBEVELINGEN .............................................................................................................. 11
3
PROBLEEM- EN DOELSTELLING.................................................................................................... 13
4
ONDERZOEKSMETHODE.............................................................................................................. 14
5
4.1
ONDERZOEKSDESIGN .................................................................................................................... 14
4.2
SELECTIE, KENMERKEN EN OMVANG VAN DE ONDERZOCHTE POPULATIE ..................................................... 14
4.3
GEHANTEERDE METHODE VOOR GEGEVENSVERZAMELING ...................................................................... 15
4.3.1
Meetinstrument............................................................................................................. 15
4.3.2
Ontwikkeling van de vragenlijst...................................................................................... 15
4.4
GEHANTEERDE METHODE VOOR GEGEVENSANALYSE ............................................................................. 16
4.5
ETHISCHE OVERWEGINGEN ............................................................................................................. 17
RESULTATEN ............................................................................................................................... 18 5.1
RESPONSGRAAD EN SAMENSTELLING VAN DE STEEKPROEF ...................................................................... 18
5.2
IN WELKE MATE ZIJN OUDERS GEÏNFORMEERD OVER DE COCOONVACCINATIESTRATEGIE? ............................... 21
5.2.1
Het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie tegen kinkhoest ............................. 21
5.2.2
Het ziekenhuis waar men beviel als voorspellende variabele voor het krijgen van
informatie over de cocoonvaccinatie............................................................................................ 25 5.2.3
Leeftijd, nationaliteit en scholingsgraad van de moeder als voorspellende variabele voor
het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie .................................................................... 26 5.2.4 5.3
6
Algemene kennis over de ziekte kinkhoest ...................................................................... 28
IN WELKE MATE ZIJN MOEDERS EN HUN PARTNER GEVACCINEERD? ........................................................... 30
5.3.1
Vaccinatie van de moeders ............................................................................................ 30
5.3.2
Vaccinatie van de partners ............................................................................................. 37
DISCUSSIE ................................................................................................................................... 42
ii
6.1
RESPONSGRAAD .......................................................................................................................... 42
6.2
SAMENSTELLING VAN DE ONDERZOEKSPOPULATIE ................................................................................ 43
6.3
INFORMATIE OVER DE COCOONVACCINATIESTRATEGIE ........................................................................... 44
6.4
VACCINATIEGRAAD VAN DE MOEDERS EN HUN PARTNER ........................................................................ 45
6.5
BELEID IN DE VIER GENTSE ZIEKENHUIZEN .......................................................................................... 47
6.5.1
Beleid in het AZ Sint-Lucas.............................................................................................. 47
6.5.2
Beleid in het UZ Gent ..................................................................................................... 48
6.5.3
Beleid in AZ Jan Palfijn ................................................................................................... 49
6.5.4
Beleid in AZ Maria Middelares........................................................................................ 49
6.6
BEPERKINGEN VAN DIT ONDERZOEK .................................................................................................. 54
7
AANBEVELINGEN EN TOEKOMSTPERSPECTIEVEN ....................................................................... 56
8
LITERATUURLIJST ........................................................................................................................ 59
9
BIJLAGEN .................................................................................................................................... 63 BIJLAGE 1: VRAGENLIJST........................................................................................................................... 1 BIJLAGE 2: INFORMATIE- EN TOESTEMMINGSFORMULIER .................................................................................. 1 BIJLAGE 3: INFORMATIEBRIEF VAN KIND & GEZIN ........................................................................................... 1 BIJLAGE 4: GOEDKEURING ETHISCH COMITÉ .................................................................................................. 1 BIJLAGE 5: VRAGEN GERICHT AAN DE VIER GENTSE ZIEKENHUIZEN ....................................................................... 1
10
LIJST VAN TABELLEN ................................................................................................................... 64
iii
Woord vooraf Het schrijven van een masterproef heeft een belangrijke plaats in het curriculum van de opleiding tot ‘Master of science in de Verpleegkunde en Vroedkunde’. Het is een omvangrijke opdracht die veel tijd en energie heeft gevraagd, maar waarvan ik tegelijkertijd heel veel heb geleerd, zowel als persoon als als vroedvrouw. Tijdens het maken van deze masterproef waren de steun en medewerking van anderen onmisbaar, vandaar dat ik een woord van dank wil richten tot enkele personen. Als eerste zijn er Dr. Isabel Leroux-Roels (klinisch bioloog – microbioloog; arts ziekenhuishygiënist UZ Gent) en prof. Dr. Geert Leroux-Roels (diensthoofd Centrum voor Vaccinologie UZ Gent). Zij gaven me de kans om samen met hen aan dit onderzoek te werken en namen de taak van promotor en copromotor op zich. Zij waren de grootste steun doorheen het ganse proces. Ik ben hen zeer dankbaar voor hun vele nuttige tips, het herhaaldelijk aandachtig nalezen en verbeteren van de teksten, het leggen van contacten met de ziekenhuizen en met Kind & Gezin, hun steeds snelle antwoord op mails, en zo veel meer. Ook Kind & Gezin heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan dit onderzoek. Naast Diederik Vancoppenolle (wetenschappelijk adviseur van Kind & Gezin) en Erwin Van Kershaver (hoofdarts en wetenschappelijk adviseur van Kind & Gezin) wens ik ook de medewerkers die hulp boden bij het klaarmaken van alle pakketjes voor verzending te bedanken. Vervolgens wens ik de medewerkers van Cevac (Centrum voor Vaccinologie UZ Gent) te bedanken voor hun medewerking bij het ontvangen van de teruggestuurde vragenlijsten. Ook Roos Colman, medewerker van de Cel Biostatistiek van de Universiteit Gent, verdient een woord van dank voor haar advies bij de statistische verwerking van de onderzoeksgegevens. Ik bedank alle ouders die de vragenlijst invulden en terugstuurden, alsook de vier Gentse ziekenhuizen die hun medewerking verleenden door hun beleid rond de cocoonvaccinatiestrategie met ons te delen. Tenslotte wens ik ook mijn ouders, zus en vriend te bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun en hulp bij de realisatie van deze masterproef en doorheen de ganse opleiding. iv
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
1 Inleiding ‘Kinkhoest is aan een opmars bezig in Vlaanderen’. Zo luidde het op negen januari 2013 in ‘Het Journaal’. Er werd vermeld dat in 2012 in België 361 gevallen van kinkhoest werden gerapporteerd, wat een verdubbeling tot verdrievoudiging was ten opzichte van voorgaande jaren (VRT, 2013). De media-aandacht voor de stijging van het aantal kinkhoestgevallen in België is zeer terecht. Er wordt sinds enkele jaren in verschillende landen een toename van het aantal gerapporteerde gevallen van kinkhoest vastgesteld. Deze toename wordt zowel in Europa als in het Amerikaanse en Australische continent vastgesteld. In België werden in 1997 20 kinkhoestgevallen bevestigd. In 2006 was dat cijfer al toegenomen tot 162 gevallen (Hoge Gezondheidsraad, 2009b). De nationale referentiecentra voor humane microbiologie in België bevestigden in 2011 243 gevallen van Bordetella pertussis infectie (Nationale referentiecentra voor humane microbiologie, 2011). Bordetella pertussis is de gramnegatieve bacterie die kinkhoest of pertussis veroorzaakt (Centers for Disease Control and Prevention, 2012). De leeftijdsdistributie voor de patiënten met de diagnose van kinkhoest of pertussis toont duidelijk aan dat kinderen onder de leeftijd van één jaar het meest kwetsbaar zijn, gevolgd door de groep tussen één en negen jaar. Binnen de groep kinderen die minder dan één jaar oud zijn komen de meeste gevallen in de eerste zes levensmaanden voor (Nationale referentiecentra voor humane microbiologie, 2011). De reden voor de toename is niet gekend. Waarschijnlijk is deze multifactorieel. Een dalende immuniteit bij volwassenen na vaccinatie of na het doormaken van een natuurlijke infectie, een stijgende alertheid voor kinkhoest en het ontstaan van nieuwe diagnosemogelijkheden spelen waarschijnlijk een rol. Er werd een duidelijke vermindering aangetoond van postvaccinale antilichamen vijf tot tien jaar na de laatste vaccinatie tegen kinkhoest. Ook een natuurlijke kinkhoestinfectie blijkt geen garantie te zijn voor levenslange immuniteit. Kinkhoest kan zeer ernstig tot dodelijk zijn bij kinderen onder de twee tot drie maanden. Deze groep is immers niet of onvolledig gevaccineerd en dus zeer vatbaar om de ziekte op te lopen. Adolescenten en volwassenen vormen eveneens een vatbare groep om de ziekte op te lopen, maar ook om de ziekte door te geven aan deze zeer kwetsbare groep zuigelingen (Hoge Gezondheidsraad, 2009b). De Hoge Gezondheidsraad raadt sinds 2009 aan om in België Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 1
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
jonge of toekomstige ouders, grootouders en naaste familiecontacten, verzorgend personeel van pediatrische diensten, kraamafdelingen, kinderdagverblijven en onthaalmoeders van jonge kinderen volgens het principe van cocoonvaccinatie één dosis difterie-tetanus-acellulair pertussis vaccin (dTpa) toe te dienen. Op deze manier probeert men de groep zuigelingen die nog niet of nog niet volledig gevaccineerd zijn te beschermen tegen kinkhoest (Hoge Gezondheidsraad, 2009b). Dit advies van de Hoge Gezondheidsraad is aanleiding geweest tot het starten van deze studie. Het doel van deze studie was immers om na te gaan in welke mate dit advies anno 2012 opgevolgd werd. We wilden te weten komen in welke mate jonge ouders hierover geïnformeerd waren en of ze het vaccin al dan niet kregen. We beperkten ons in deze studie tot jonge ouders wonende in de regio Gent, Oost-Vlaanderen. In wat volgt wordt eerst een verkennende studie van de bestaande literatuur weergegeven, gevolgd door de eigenlijke studie waarin eerst de methodologische aspecten worden besproken, gevolgd door een overzicht van de resultaten van deze studie. Dit werk wordt afgesloten met een discussie en een conclusie waarin enkele specifieke aanbevelingen voor de praktijk worden voorgesteld.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 2
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
2 Literatuurstudie 2.1 Werkwijze literatuurstudie Om deze literatuurstudie uit te voeren werd gebruik gemaakt van de databanken Pubmed
en
ScienceDirect.
Trefwoorden
als
‘pertussis’,
‘whooping
cough’,
‘vaccination’, ‘cocoonvaccination’, ‘vaccination strategies’ werden gebruikt. Omwille van het grote aantal resultaten werden enkel artikels vanaf 2004 geïncludeerd. Artikels in een taal anders dan het Nederlands, Engels of Frans werden geëxcludeerd, net als artikels waarvan geen fulltext beschikbaar was. De literatuurlijst van de geïncludeerde artikels werd ook doorzocht en leverde bijkomende interessante artikels op.
2.2 Kinkhoest: pathologie Kinkhoest of pertussis is een aandoening van de luchtwegen die veroorzaakt wordt door de gramnegatieve bacterie Bordetella pertussis. Het is een ziekte die enkel bij de mens voorkomt en overgedragen wordt via speeksel. Het wordt van persoon tot persoon doorgegeven door op een korte afstand van elkaar te hoesten of te niezen of door contact met respiratoire secreties op handen of voorwerpen. De incubatieperiode van kinkhoest is meestal minder dan tien dagen, maar kan variëren van één tot drie weken. De symptomen van kinkhoest zijn in het beginstadium eerder atypisch van aard: verkoudheid, lichte koorts, lichte hoest, algemene malaise. Dit wordt ook wel de catarrale fase genoemd (Centers for Disease Control and Prevention, 2012). Het is in deze catarrale fase dat de ziekte het meest besmettelijk is. De kans dat het in deze fase doorgegeven wordt aan huishoudcontacten is zo’n 90% (World Health Organization, 2010). Naarmate de ziekte evolueert ontstaan er meer typische en ernstiger symptomen en komt men in de paroxysmale fase. Deze fase duurt gemiddeld één tot zes weken maar kan ook tot tien weken aanhouden. Deze fase wordt gekenmerkt door ernstige hoestbuien, waarbij men tussen twee hoestbuien door een zogenaamd ‘whoop’ geluid maakt doordat men naar adem snakt (vandaar de Engelse benaming ‘whooping cough’). De hoestbuien gaan in 50% van de gevallen gepaard met overgeven en zweten en kunnen tot uitputting leiden. Bij jonge kinderen ziet men vaak periodes van apnoe tussen de hoestbuien. Na de paroxysmale fase treedt een langzaam herstel op met minder ernstige en minder frequente hoestbuien. Bij volwassenen en adolescenten zijn de symptomen van kinkhoest vaak minder ernstig dan bij jonge kinderen. Ze vertonen Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 3
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
minder frequent de typische fases van de ziekte. Enkel een minderheid van de volwassen patiënten vertoont het typische ‘whoop’ geluid zoals dat bij kinderen voorkomt. Desalniettemin wordt een gemiddelde afwezigheid van het werk van zeven dagen en een verstoorde slaap gedurende twee weken gerapporteerd bij volwassenen met kinkhoest. Door de meer atypische symptomen bij volwassenen en adolescenten wordt de diagnose van kinkhoest vaak zelfs niet gesteld maar spreekt men (onterecht) van acute bronchitis. (Centers for Disease Control and Prevention, 2012; Fortner, Kuller, Rhee, & Edwards, 2012). De diagnose van kinkhoest wordt gesteld op basis van klinische symptomen, aangevuld met laboratoriumdiagnostiek. De diagnostische technieken die worden gebruikt om kinkhoest vast te stellen zijn PCR en/of kweek van respiratoire monsters en serologie. Deze technieken zijn complementair. PCR en kweek van respiratoire monsters worden voornamelijk gebruikt voor de diagnose van kinkhoest bij jonge kinderen. Serologie wordt eerder toegepast om de diagnose te stellen bij oudere kinderen en volwassenen (Nationale referentiecentra voor humane microbiologie, 2011; Vincent, et al., 2011; McIntyre & Wood, 2009; Fortner, Kuller, Rhee, & Edwards, 2012).
2.3 Kinkhoest en vaccinatie Voordat er vaccinaties tegen kinkhoest beschikbaar waren was kinkhoest wereldwijd één van de meest voorkomende kinderziektes (World Health Organization, 2010). Nadat men in 1906 B. pertussis identificeerde als verwekker van kinkhoest kwam de ontwikkeling van een vaccin tegen kinkhoest op gang. In eerste instantie werden er volcellige (‘whole cell’) vaccins ontwikkeld. Een volcellig vaccin bevat geïnactiveerde B. pertussis bacteriën (Plotkin, Orenstein, & Offit, 2008). Tijdens de jaren ’50 en ’60 werden grootschalige vaccinatiecampagnes tegen kinkhoest gevoerd. Deze vaccinaties hebben toen gezorgd voor een belangrijke reductie van meer dan 90% van de incidentie en van de mortaliteit door kinkhoest in de geïndustrialiseerde landen (World Health Organization, 2010). Een belangrijk nadeel van volcellige vaccins was dat ze een hoge reactogeniciteit hadden, met name frequente nevenwerkingen zoals koorts. Doorheen de tijd kwam men steeds meer te weten over de componenten van B. pertussis en over de biologische rol van deze componenten. Deze kennis heeft ertoe geleid dat in de jaren ’80 en ’90 acellulaire vaccins tegen kinkhoest ontwikkeld werden. Het doel van deze nieuwe vaccins was om een zo hoog mogelijke effectiviteit tegen kinkhoest te bekomen, Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 4
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
met minder nevenwerkingen dan de volcellige vaccins. Acellulaire vaccins bevatten één tot vijf antigenen van B. pertussis. In vergelijking met volcellige vaccins veroorzaken de acellulaire vaccins minder frequent lokale en systemische nevenwerkingen. Naarmate het aantal acellulaire vaccins dat een kind krijgt stijgt, stijgt ook de kans dat er nevenwerkingen optreden. Deze nevenwerkingen blijven echter lager dan die bij kinderen die gevaccineerd werden met een volcellig vaccin. In Noord-Amerika en in Europa hebben de acellulaire vaccins de volcellige vaccins volledig vervangen in de strijd tegen kinkhoest (Plotkin, Orenstein, & Offit, 2008). Een vaccin tegen kinkhoest is steeds gecombineerd met tetanustoxoïd of met difterie- en tetanustoxoïd (Plotkin, Orenstein, & Offit, 2008). Afhankelijk van de leeftijd wordt een vaccin met een hogere of lagere concentratie aan difterie- en kinkhoesttoxoïd en andere kinkhoestantigenen toegediend. In de vaccins die toegediend worden tot de leeftijd van twaalf jaar zijn een hogere dosering difterie- en kinkhoesttoxoïd en een hogere dosering acellulaire kinkhoestantigenen aanwezig dan in de vaccins voor kinderen vanaf dertien jaar. De vaccins die toegediend worden aan kinderen tot twaalf jaar worden genoteerd als DTPa (difterie-, tetanus- en acellulair pertussisvaccin), de vaccins voor oudere kinderen, adolescenten en volwassenen als dTpa (Hoge Gezondheidsraad, 2009b). In België wordt het vaccin dat gebruikt wordt als herhalingsvaccin in het kader van de cocoonvaccinatiestrategie geproduceerd door de firma GlaxoSmithKline en wordt verdeeld onder de naam Boostrix® (GlaxoSmithKline, 2012). Eén van de millenniumdoelstellingen van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) is het
terugdringen
van
de
kindersterfte.
Het
opzetten
van
grootschalige
vaccinatiecampagnes, voornamelijk in ontwikkelingslanden, is daartoe een belangrijk gegeven. De WHO rapporteerde dat in 2011 83% van de kinderen wereldwijd op eenjarige leeftijd de DTPa vaccinaties toegediend kreeg. De vaccinatiegraad voor DTPa in Europa was in 2011 94%, in Amerika 92% , in Zuidwest Azië 75%, in het MiddenOosten 85%, in Afrika 71% en in de Westelijke Stille Oceaan regio 96% (WHO/Unicef, 2012). Niettegenstaande een goede vaccinatiegraad tegen kinkhoest in geïndustrialiseerde landen wordt terug een stijging in de incidentie van het aantal diagnoses van kinkhoest vastgesteld. Deze stijging wordt zowel in Europese landen als in Amerika en Australië vastgesteld (Hoge Gezondheidsraad, 2009b). Een studie uit 2011 heeft de serodiagnose Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 5
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
van kinkhoest in België tussen 1990 en 2009 in kaart gebracht. Deze studie heeft aangetoond dat niet enkel de incidentie, maar ook de leeftijdsverdeling van mensen die kinkhoest krijgen veranderd is sinds eind jaren ‘80. In 1990 was de gemiddelde leeftijd 9,9 jaar; in 1995 15,2 jaar; in 2001 20,6 jaar en 33,9 jaar in 2009. Er is dus een duidelijke verschuiving waarneembaar. Vanaf 2004 werd een meer bimodale verdeling gezien: een eerste piek bij de tien- tot twintigjarigen en een tweede piek bij de 35- tot 50-jarigen (Nationale referentiecentra voor humane microbiologie, 2011; Vincent, et al., 2011). Mogelijke verklaringen van deze leeftijdsverschuiving zijn een daling van de immuniteit bij de oudere populatie, zowel na vaccinatie als na natuurlijke infectie, een verhoogde waakzaamheid voor kinkhoest bij artsen, verbeterde diagnosetechnieken en eigenschappen van de vaccins (Nationale referentiecentra voor humane microbiologie, 2011; Vincent, et al., 2011; Zepp, et al., 2011). De daling van immuniteit werd reeds in verschillende studies aangetoond. In deze studies werd vastgesteld dat de immuniteit verworven door natuurlijke infectie afneemt na vier tot twintig jaar. De immuniteit verworven door vaccinatie daalt na vier tot twaalf jaar (Wendelboe, Van Rie, Salmaso, & Englund, 2005; Klein, Bartlett, Rowhani-Rahbar, Fireman, & Baxter, 2012). Hoewel een duidelijke verschuiving in leeftijd zichtbaar is, behoort nog steeds 40% van de gerapporteerde gevallen tot de groep van kinderen jonger dan één jaar (Vincent, et al., 2011; Nationale referentiecentra voor humane microbiologie, 2011).
De bescherming van de kinderen jonger dan één jaar krijgt veel aandacht in de literatuur. Het zijn immers voornamelijk die kinderen die nog niet gevaccineerd of onvolledig gevaccineerd zijn tegen kinkhoest die het meest kwetsbaar zijn om kinkhoest te krijgen. Naast een hogere vatbaarheid hebben deze jonge kinderen ernstiger symptomen dan oudere kinderen, adolescenten en volwassenen (McIntyre & Wood, 2009; Zepp, et al., 2011; Locht & Mielcarek, 2012). Adolescenten en volwassenen vertonen vaak niet de typische stadia en symptomen van kinkhoest (Fortner, Kuller, Rhee, & Edwards, 2012).
De combinatie van een dalende immuniteit en de onduidelijke symptomen van kinkhoest waardoor de diagnose vaak gemist wordt bij adolescenten en volwassenen
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 6
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
zorgt ervoor dat deze groep een belangrijke bron van besmetting vormt voor niet of onvolledig gevaccineerde jonge kinderen.
Als antwoord op de vaststelling dat de immuniteit voor kinkhoest zowel na vaccinatie als na een natuurlijke infectie niet levenslang is en het feit dat adolescenten en volwassenen een belangrijke besmettingsbron vormen voor jonge kinderen werden reeds verschillende vaccinatiestrategieën ontwikkeld en onderzocht. Het betreffen zowel directe als indirecte manieren om de zuigeling te beschermen. Onder indirecte manieren verstaat men het vaccineren van anderen, om zo de overdracht naar onbeschermde zuigelingen te verminderen door het verhogen van de immuniteit van de algemene bevolking. Enkele voorbeelden van indirecte bescherming zijn: boostervaccinaties voor lagere schoolkinderen, boostervaccinaties voor adolescenten en/of volwassenen, cocoonvaccinatiestrategieën of vaccinatie van hulpverleners die in contact komen met jonge kinderen. Directe bescherming van de zuigeling kan mogelijks bekomen worden door vroeger te starten met het vaccinatieschema of door zwangere vrouwen te vaccineren tijdens de zwangerschap zodat er overdracht is van antistoffen van moeder naar foetus (McIntyre & Wood, 2009).
In België is de universele vaccinatie tegen kinkhoest gestart in 1959 (Vincent, et al., 2011). Tot op heden is vaccinatie tegen kinkhoest nog steeds een belangrijk element in het basisvaccinatieschema van België. De vaccinatie tegen kinkhoest start in België op de leeftijd van acht weken. Er wordt een herhalingsdosis toegediend op de leeftijd van twaalf en zestien weken, daarna nogmaals wanneer het kind de leeftijd van vijftien maanden heeft bereikt. Deze vaccinaties zijn telkens een gecombineerd hexavalent vaccin tegen poliomyelitis, difterie, tetanus, kinkhoest, Haemophilus influenzae type b, en hepatitis B (IPV-DTPa-Hib-HBV). Er wordt nadruk gelegd op het belang van stipte toediening van deze vaccinaties. Gezien de ernst van kinkhoest voor zuigelingen is uitstellen van de vaccinatie af te raden. Ook voor prematuren dient de vaccinatie te starten op de leeftijd van acht weken (Hoge Gezondheidsraad, 2009; Hoge Gezondheidsraad, 2009b; Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, 2013). In het basisvaccinatieschema van België zijn reeds twee manieren van indirecte bescherming van jonge kinderen opgenomen. Zo krijgt elk kind tussen de vijf en zeven Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 7
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
jaar een herhalingsinenting. Deze herhalingsinenting is een gecombineerd tetravalent vaccin dat bescherming biedt tegen difterie, tetanus, kinkhoest en polio (DTPa-IPV). Bovendien krijgen alle leerlingen van het derde jaar van het secundair onderwijs sinds 2006 een herhalingsvaccinatie toegediend, het dTpa vaccin. Alle vaccins binnen het standaard vaccinatieschema voor kinderen worden gratis aangeboden. Enkel het vaccin tegen poliomyelitis is wettelijk verplicht (Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, 2013; Hoge Gezondheidsraad, 2009b; Hoge Gezondheidsraad, 2009).
Zoals in bovenstaande paragrafen reeds herhaaldelijk aangehaald is het voorkomen en de verspreiding van kinkhoest niet onder controle met het hierboven beschreven basisvaccinatieschema. Neonatale vaccinatie is een mogelijke manier van directe bescherming van de zuigeling tegen kinkhoest. Deze mogelijkheid om kinderen reeds bij de geboorte een vaccinatie tegen kinkhoest te geven werd al onderzocht in verschillende studies, maar leverde inconsistente resultaten op met betrekking tot de interactie met andere vaccins en de mate van immuniteit. Om deze redenen werd neonatale vaccinatie tot op heden nog nergens geïmplementeerd (Castagnini, Healy, Rench, Wootton, Munoz, & Baker, 2012; Bechini, Tiscione, Boccalini, Levi, & Bonanni, 2012). Een andere mogelijke strategie is de cocoonvaccinatiestrategie. Implementatie van de cocoonvaccinatiestrategie werd in 2005 door het ‘Global Pertussis Initiative’ aangeraden voor landen met voldoende financiële mogelijkheden. Het doel van cocoonvaccinatie is om kinderen jonger dan zes maanden te beschermen tegen kinkhoest door de mensen rondom hen te vaccineren (Wiley, Zuo, Macartney, & McIntyre, 2013). In een onderzoek van de Greeff et al. uit 2010 werd nagegaan wie de belangrijkste besmettingsbronnen voor kinkhoest waren bij kinderen jonger dan zes maanden. Resultaten van dit onderzoek toonden aan dat ouders, voornamelijk de moeder, en broers en zussen een belangrijke bron van besmetting waren. Voor een derde van alle gerapporteerde gevallen werd echter geen oorsprong binnen het gezin gevonden (de Greeff, et al., 2010). Wendelboe et al. (2007) rapporteerden dat leden van het gezin verantwoordelijk waren voor 76 tot 83% van de besmettingen van kinderen onder de zes maanden. Ouders waren voor 55% van de gevallen de besmettingsbron,
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 8
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
gevolgd door broers en zussen (16%), tantes/ooms (10%), vrienden/neven/nichten (10%), grootouders (6%) en onthaalmoeders (2%) (Wendelboe, et al., 2007). Deze onderzoeken tonen aan dat het vaccineren van de adolescenten en volwassenen die in nauw contact komen met zuigelingen beschermend werkt voor de zuigelingen (Wiley, Zuo, Macartney, & McIntyre, 2013; de Greeff, et al., 2010; Wendelboe, et al., 2007). Wendelboe et al. onderzochten in 2007 de rol van toevallig contact met iemand uit de wijdere omgeving als bron van besmetting voor kinderen jonger dan zes maanden. In deze studie stelde men vast dat ongeveer 34% van de besmettingen afkomstig was van iemand uit de wijde omgeving van de zuigeling. De overige 66% werd veroorzaakt door contact met ouders of dichte familie. Deze resultaten wijzen op een toch niet te verwaarlozen aandeel van besmettingen door mensen die niet in de onmiddellijke omgeving van de zuigeling wonen (Wendelboe, Hudgens, Poole, & Van Rie, 2007). Toch bevestigen deze studies het positief effect dat de cocoonvaccinatiestrategie kan hebben om jonge kinderen te beschermen tegen kinkhoest. Hoewel de ouders, voornamelijk de moeder, een vaak voorkomende bron van besmetting vormen, blijkt het vaccineren van de moeder alleen onvoldoende te zijn. De moeders zijn een makkelijk te bereiken populatie voor vaccinatie. Zij kunnen het vaccin krijgen tijdens het verblijf op de kraamafdeling onmiddellijk postpartum. Wanneer men echter enkel de moeders vaccineert, wordt er geen voldoende verschil gezien in kinkhoest bij kinderen onder de zes maanden. Dit pleit voor een integratie van verschillende vaccinatiestrategieën zoals boostervaccinatie voor adolescenten, en uitgebreide cocoonvaccinatie (Castagnini, Healy, Rench, Wootton, Munoz, & Baker, 2012; Bechini, Tiscione, Boccalini, Levi, & Bonanni, 2012). Hoewel de cocoonvaccinatiestrategie in veel landen aanbevolen wordt, heeft deze ook enkele beperkingen. Zo blijkt dat het toedienen van het vaccin onmiddellijk postpartum geen voldoende bescherming biedt voor de baby gedurende de eerste twee levensweken. De immuunrespons na vaccinatie is immers pas voldoende hoog twee weken na de toediening van het vaccin. (Halperin, et al., 2011). Naast deze beperking is gebleken dat implementatie van de cocoonvaccinatiestrategie niet eenvoudig is (Wiley, Zuo, Macartney, & McIntyre, 2013). Het is een strategie die geconfronteerd wordt met zowel financiële als logistieke barrières. Alle gezondheidswerkers dienen op de hoogte te zijn Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 9
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
van de geldende aanbevelingen en moeten de ouders die in aanmerking komen voldoende informeren. De moeders zijn een makkelijk te bereiken populatie. Dit is minder het geval voor de vaders, broers, zussen en bijvoorbeeld grootouders. Ook is het vaak moeilijk te achterhalen welke vaccinaties iemand al kreeg en op welke leeftijd deze vaccinaties toegediend werden (Healy, Rench, & Baker, 2011; Walter, Allred, Rowe-West, Chmielewski, Kretsinger, & Dolor, 2009; de La Rocque, et al., 2007). Enkele
onderzoeken
hebben
reeds
aangetoond
dat
de
vaccinatiegraad
bij
cocoonvaccinatie niet voldoende hoog was. Walter et al. (2009) rapporteerden een vaccinatiegraad van 51,2% van jonge ouders die de vaccinatie aangeboden kregen op de eerste consultatie bij de kinderarts. de La Rocque et al. hebben in een studie in 2007 vastgesteld dat de vaccinatiestatus van jonge ouders heel vaak moeilijk te achterhalen is en dat slechts een minderheid de cocoonvaccinatie tegen kinkhoest ontving. In een ziekenhuis waar een cocoonvaccinatieprogramma werd opgestart met het gebruik van staand orders en educatie van zowel personeel als patiënten werd bij pas bevallen vrouwen een vaccinatiegraad van 75% bereikt (Healy, Rench, & Baker, 2011). Leboucher et al. voerden in een Frans universitair ziekenhuis een onderzoek uit met als doel de vaccinatiegraad van jonge ouders twee maanden na de bevalling na te gaan. Ook in dit ziekenhuis werd een protocol opgemaakt waarin ouders na de bevalling geïnformeerd werden over het vaccin en waarin ouders een voorschrift voor het vaccin meekregen naar huis bij ontslag van de kraamafdeling. In deze studie werd bij moeders en vaders een vaccinatiegraad van respectievelijk 68,9% en 62,4% gerapporteerd. Meer dan 90% van deze vaccinaties werden door de huisarts toegediend (Leboucher, Sentilhes, Abbou, Henry, Grimprel, & Descamps, 2012).
Een laatste strategie om jonge kinderen tegen kinkhoest te beschermen is het vaccineren van de zwangere vrouw tijdens de zwangerschap. Maternele vaccinatie zou een antwoord kunnen bieden op de onvoldoende mate van bescherming van de zuigeling tijdens de eerste twee levensweken na cocoonvaccinatie (Halperin, et al., 2011; Healy, Rench, & Baker, 2011). Een onderzoek heeft aangetoond dat het moment waarop de moeder het vaccin kreeg een belangrijke impact heeft op de bescherming van de pasgeborene tegen kinkhoest. Moeders die het vaccin kregen voor de zwangerschap of in het begin van de zwangerschap bleken minder antistoffen door te geven aan de baby Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 10
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
dan moeders die het vaccin kregen tijdens het derde trimester van de zwangerschap. Oorzaak hiervoor was het feit dat hun antistoftiter lager was op het moment dat het placentair
transport
van
antigenen
optimaal
was,
namelijk
vanaf
de
34 e
zwangerschapsweek, dan bij moeders die op het einde van de zwangerschap gevaccineerd werden. Voor vaders, broers, zussen en grootouders zou de cocoonvaccinatiestrategie een goede aanvulling van maternele vaccinatie kunnen zijn (Healy, Rench, & Baker, 2013).
2.4 Huidige aanbevelingen In België is het advies van de Hoge Gezondheidsraad van kracht. Dit advies is geldig sinds 2009 en raadt aan om jonge ouders, grootouders, broers, zussen, onthaalouders en gezondheidswerkers die in contact komen met zuigelingen tegen kinkhoest te vaccineren volgens het principe van cocoonvaccinatie (Hoge Gezondheidsraad, 2009b). De Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (VVOG) heeft recent het advies uitgebracht om vrouwen reeds preconceptioneel te vaccineren tegen kinkhoest. Indien het vaccin niet tijdens een preconceptionele consultatie werd toegediend raadt de VVOG aan het tussen de 24e en 30e zwangerschapsweek toe te dienen. Indien het vaccin niet preconceptioneel of tijdens de zwangerschap werd toegediend, dan dient het vaccin zo vroeg mogelijk in de postpartumperiode alsnog toegediend te worden. Ook de VVOG vermeldt dat postnatale vaccinatie onvoldoende bescherming van de neonaat blijkt te bieden in de eerste kritieke periode. Naast de aanbeveling om de moeder preconceptioneel te vaccineren bevat het advies van de VVOG ook de aanbeveling om de vader en grootouders een herhalingsvaccin toe te dienen (Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 2013). Sinds oktober 2012 wordt in de Verenigde Staten aanbevolen om zwangere vrouwen te vaccineren tijdens elke zwangerschap, ongeacht de voorgeschiedenis van dTpa vaccinatie. Volgens deze aanbeveling gebeurt de vaccinatie idealiter tussen de 27e en de 36e zwangerschapsweek. Tijdens deze periode kan een maximale antilichaamrespons bij de moeder bekomen worden, alsook passief transport van antilichamen naar de baby. Een moeder die het vaccin niet tijdens de zwangerschap kreeg moet het zo snel mogelijk na de bevalling krijgen. Voor vaders, broers, zussen, grootouders en andere adolescenten en volwassenen die in nauw contact komen met de baby wordt de cocoonvaccinatiestrategie aanbevolen. De vaccinatie gebeurt het best ten laatste twee Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 11
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
weken voor het contact met de baby, zodat een optimale antilichaamrespons bekomen wordt (Advisory Committee on Immunization Practices, 2013; The American College of Obstetricians and Gynecologists, 2012). Ook in het Verenigd Koninkrijk worden vrouwen tegen kinkhoest gevaccineerd tijdens de zwangerschap. Dit advies is van kracht sinds 2012. Er wordt aangeraden om elke zwangere te vaccineren tussen de 28 e en 38e zwangerschapsweek, ongeacht vorige vaccinaties (Billingsley, 2012).
Op het moment dat dit onderzoek aangevat werd (augustus-september 2012) was nog geen sprake van kinkhoestvaccinatie tijdens de zwangerschap. Bijgevolg waren de adviezen van de Hoge Gezondheidsraad van 2009 het vertrekpunt van dit onderzoek. Ondertussen hebben we vernomen dat de Hoge Gezondheidsraad een nieuwe adviestekst aan het voorbereiden is waarin, naar analogie met de Britse en Amerikaanse adviezen, vaccinatie tijdens de zwangerschap als te verkiezen strategie zal aanbevolen worden (mondelinge informatie van Dr. Petra Schelstraete, kinderlongarts en infectioloog UZ Gent, BCFI, 2013). In de literatuur zijn quasi geen onderzoeken te vinden waarin nagegaan wordt in welke mate jonge ouders en mensen in de omgeving van jonge kinderen gevaccineerd worden tegen kinkhoest (WHO/Unicef, 2012). In dit onderzoek werd dan ook nagegaan in welke mate de cocoonvaccinatiestrategie gekend is en toegepast wordt in de regio Gent, Oost-Vlaanderen, vertrekkende vanuit het advies van de Hoge Gezondheidsraad van 2009.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 12
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
3 Probleem- en doelstelling In deze studie wilden we nagaan in welke mate de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest in de regio Gent anno 2012 werd toegepast. We wilden weten in welke mate jonge ouders hierover geïnformeerd werden en in welke mate ze ook effectief gevaccineerd werden.
De primaire onderzoeksvragen in dit onderzoek waren: 1. In
welke
mate
werden
jonge
ouders
geïnformeerd
over
de
cocoonvaccinatiestrategie? 2. In welke mate werden jonge ouders gevaccineerd?
Naast de primaire onderzoeksvragen waren er ook enkele secundaire onderzoeksvragen: 1. Is het ziekenhuis waarin men beviel een voorspellende variabele voor de mate waarin men geïnformeerd werd over de cocoonvaccinatiestrategie en voor de vaccinatiegraad van de moeders en hun partner? 2. Zijn de leeftijd, de nationaliteit en het hoogst behaalde diploma van de moeder voorspellende variabelen voor de mate waarin men geïnformeerd werd over de cocoonvaccinatiestrategie en voor de vaccinatiegraad van de moeders en hun partner? 3. Wat weten jonge ouders over de ziekte kinkhoest? 4. Welke hulpverleners informeerden ouders over de nood tot cocoonvaccinatie tegen kinkhoest?
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 13
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
4 Onderzoeksmethode 4.1 Onderzoeksdesign In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een beschrijvend, cross-sectioneel onderzoeksdesign. Het hoofddoel van dit onderzoek bestond erin om te evalueren in welke mate de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest in de regio Gent anno 2012 toegepast werd bij jonge ouders. De gegevens werden op slechts één meetmoment verzameld bij een steekproef uit de te onderzoeken populatie.
4.2 Selectie, kenmerken en omvang van de onderzochte populatie De cocoonvaccinatiestrategie richt zich op jonge of toekomstige ouders, grootouders, naaste familiecontacten, verzorgend personeel van pediatrische diensten,
de
kraamafdelingen en kinderdagverblijven, alsook onthaalmoeders van jonge kinderen (Hoge Gezondheidsraad, 2009b). Met het oog op de haalbaarheid van het uitvoeren van het onderzoek in het kader van deze masterproef werd geopteerd om enkel te focussen op de jonge ouders. Jonge ouders zijn immers diegenen die het nauwste contact hebben met de niet of onvolledig gevaccineerde zuigeling. Uit onderzoek is bovendien gebleken dat ouders de belangrijkste besmettingsbron zijn voor kinkhoest bij niet of onvolledig gevaccineerde zuigelingen (Wiley, Zuo, Macartney, & McIntyre, 2013; Wendelboe, et al., 2007). Naast de vaccinatiegraad wensten we ook na te gaan of er een verschil is afhankelijk van het ziekenhuis waarin de zwangerschap werd opgevolgd. Om deze reden werden enkel mensen geïncludeerd uit de regio Gent. Voor het bepalen van de populatie die in aanmerking kwam om deel te nemen aan het onderzoek konden we rekenen op de medewerking van Kind & Gezin. Kind & Gezin maakte een lijst aan van alle gezinnen die aan volgende inclusiecriteria beantwoordden: o Ouders van een kind geboren tussen 1 januari 2012 en 1 oktober 2012 o Wonend in Gent of één van zijn veertien deelgemeenten met volgende postcodes: 9000, 9030, 9031, 9032, 9040, 9041, 9042, 9050, 9051, 9052 o De opvolging van het kind door Kind & Gezin gebeurt in het Nederlands Er bleken 2216 gezinnen aan deze inclusiecriteria te beantwoorden. Al deze gezinnen kregen een vragenlijst toegestuurd via de post. Naast het bepalen van de te includeren populatie werden ook alle vragenlijsten via Kind & Gezin verstuurd, zonder dat de Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 14
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
onderzoekers in contact kwamen met de contactgegevens van de gezinnen. Op deze manier werd de confidentialiteit van de persoonsgegevens gerespecteerd.
4.3 Gehanteerde methode voor gegevensverzameling 4.3.1 Meetinstrument De gegevensverzameling verliep via een schriftelijke vragenlijst met gesloten vragen die verdeeld en teruggestuurd werd via de post. Er werd geopteerd voor een schriftelijke vragenlijst om verscheidene redenen. Als eerste laat de aard van het te bestuderen onderwerp toe een vragenlijst te hanteren. Het gaat immers om het krijgen van inzicht in een welbepaald onderwerp. Een schriftelijke vragenlijst kan eenvoudig verspreid worden in de onderzoekspopulatie en er is volledige anonimiteit bij het invullen. Ook sociaal wenselijke antwoorden worden vermeden door de afwezigheid van de onderzoeker bij het invullen van de vragenlijst. Een nadeel van schriftelijke vragenlijsten is een mogelijk lage responsgraad en een bias bij het invullen ervan (Polit & Beck, 2010). Het werken met gesloten vragen maakte de statistische analyse achteraf gemakkelijker. 4.3.2 Ontwikkeling van de vragenlijst In de literatuur werd slechts één vragenlijst teruggevonden die de vaccinatiegraad bij jonge ouders na de bevalling naging. Deze vragenlijst werd ontwikkeld en gebruikt in het onderzoek van Leboucher et al. (2012). Aangezien deze vragenlijst slechts gedeeltelijk met de doelen van dit onderzoek overeenkwam werd deze vragenlijst wel als inspiratiebron gebruikt, maar werd er door de onderzoekers een nieuwe vragenlijst opgesteld. De ontwikkelde vragenlijst bestond uit 23 gesloten vragen en was opgebouwd uit drie delen. Het eerste deel ging enkele algemene gegevens van de moeder na, het tweede deel peilde naar de kennis van de moeder over de ziekte kinkhoest en het laatste deel peilde naar de mate waarin de moeder geïnformeerd werd, en de mate waarin de moeder en de partner gevaccineerd werden tegen kinkhoest. In het eerste deel werden volgende algemene gegevens nagevraagd: de postcode van de woonplaats, de maand en het jaar van bevallen, de leeftijd van de moeder, de nationaliteit van de moeder, het hoogst behaalde diploma van de moeder en het ziekenhuis waarin men bevallen is. Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 15
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Het tweede deel ging na in welke mate men kennis had over de ziekte kinkhoest en waar men deze kennis over de ziekte opdeed. Dit deel werd afgesloten met vijf stellingen over kinkhoest die men als ‘juist’, ‘fout’ of ‘ik weet het niet’ kon beoordelen. De vragen in het derde deel gingen na in welke mate jonge ouders tijdens of na de laatste zwangerschap informatie kregen over het vaccin tegen kinkhoest, van wie ze deze informatie kregen, of ze het vaccin al dan niet kregen en wat de reden was van het niet ontvangen van het vaccin. Op het einde van de vragenlijst was nog ruimte voorzien voor deelnemers die opmerkingen of suggesties voor de onderzoekers wilden neerschrijven. Na het opmaken van de vragenlijst werd ze aan een tiental mensen voorgelegd die tot de doelgroep van het onderzoek behoorden. Op basis van opmerkingen van deze mensen werden nog aanpassingen gedaan. De finale versie van de vragenlijst kan in bijlage 1 geraadpleegd worden. Zoals reeds eerder vermeld werd de vragenlijst via de post verstuurd naar de doelgroep. Het pakket dat de ouders thuis ontvingen bestond uit een informatiebrief met informed consent (bijlage 2), een informatiebrief van Kind & Gezin (bijlage 3), een vragenlijst en een geadresseerde en gefrankeerde envelop voor de terugzending van de vragenlijst.
4.4 Gehanteerde methode voor gegevensanalyse De analyse van de gegevens is gebeurd met behulp van het statistisch softwarepakket SPSS, versie 21. Deze software wordt door de Universiteit Gent gratis ter beschikking gesteld voor studenten. De antwoorden van de teruggestuurde vragenlijsten werden manueel ingevoerd in de dataset. Vooraleer het analyseproces aan te vatten werd een medewerker van de cel ‘Biostatistiek’ van de Universiteit Gent geraadpleegd, dit omwille van hun grote expertise in het werken met het statistisch softwarepakket SPSS. In overleg met hen werden de te gebruiken testen en analysetechnieken vastgelegd. Voor het beantwoorden van de primaire en secundaire onderzoeksvragen werden proporties met 95% betrouwbaarheidsintervallen bepaald en werd gebruik gemaakt van logistische regressieanalyse. Aan de hand van logistische regressieanalyse kan een dichotome uitkomstvariabele gerelateerd worden aan één of meerdere voorspellende variabelen. De dichotome uitkomstvariabelen in dit onderzoek waren het al dan niet geïnformeerd zijn Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 16
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
en het al dan niet gevaccineerd zijn. Als voorspellende variabelen werden de leeftijd van de moeder, de nationaliteit van de moeder, het hoogst behaalde diploma van de moeder en het ziekenhuis waar men bevallen was onderzocht. Een p-waarde < 0.05 werd als statistisch significant beschouwd.
4.5 Ethische overwegingen Vooraleer deze studie aan te vatten werd een aanvraag tot goedkeuring van het onderzoeksproject ingediend bij het Ethisch Comité van het UZ Gent. Een eerste aanvraag werd goedgekeurd op 4 oktober 2012. Na het doorvoeren van enkele aanpassingen aan de vragenlijst en het informed consent formulier werd het positief advies voor de studie zoals ze werd uitgevoerd bekomen op 29 november 2012. Er werd bijzondere aandacht gevestigd op het bewaken van de anonimiteit van de deelnemers en de vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens. Door het versturen van de vragenlijsten via Kind & Gezin kwamen de onderzoekers niet in contact met de contactgegevens van de gezinnen. Bovendien werden de teruggestuurde vragenlijsten ontvangen en geopend door onafhankelijke personen die verder niet bij het onderzoek betrokken waren. Deze personen scheidden het informed consent formulier en de ingevulde vragenlijst van elkaar vooraleer deze aan de onderzoekers te bezorgen.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 17
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
5 Resultaten 5.1 Responsgraad en samenstelling van de steekproef Op 6 december 2012 werden 2216 vragenlijsten verstuurd naar jonge ouders die tussen 1 januari 2012 en 1 oktober 2012 een kind kregen. Alle gezinnen woonden bovendien in de regio Gent en werden bij Kind & Gezin opgevolgd in het Nederlands. In de informatiebrief werd gevraagd om de vragenlijst binnen de vier weken na ontvangst terug te sturen. Aangezien er na deze vier weken nog een groot aantal vragenlijsten bleven terugkomen werd deze termijn met nog eens vijf weken verlengd. Alle vragenlijsten ontvangen tussen 6 december 2012 en 7 februari 2013 werden geanalyseerd. Na 7 februari 2013 kwam er nog slechts een verwaarloosbaar aantal vragenlijsten bij. Deze vragenlijsten werden niet meegenomen in de analyse. In totaal werden 518 vragenlijsten opgenomen in de dataset en geanalyseerd. Dit kwam overeen met een responsgraad van 23,4%.
Door middel van de eerste vraag werd nagegaan of de respondent ooit al iets over kinkhoest gehoord had. Achttien van de 518 respondenten gaven aan dat het begrip kinkhoest hen niet bekend was. Voor deze respondenten stopte de vragenlijst na deze vraag. Deze achttien vragenlijsten werden bijgevolg verder buiten beschouwing gelaten. Naast de algemene variabelen hebben we geen verdere informatie over deze achttien vragenlijsten. In de analyse om een antwoord te vinden op de onderzoeksvragen werden dus uiteindelijk 500 vragenlijsten geïncludeerd. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de samenstelling van de onderzoekspopulatie. In de vragenlijst was de variabele ‘leeftijd’ in 4 categorieën opgedeeld: jonger dan 20, tussen 20 en 30, tussen 30 en 40 en ouder dan 40. Omdat in de categorieën ‘jonger dan 20’ en ‘ouder dan 40’ maar een klein aantal respondenten voorkwamen werden de twee eerste en de twee laatste categorieën samengevoegd. 44% van de respondenten bevond zich in de leeftijdsgroep van 30 jaar of jonger, 56% van de respondenten was 31 jaar of ouder.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 18
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
96,6% van de respondenten had de Belgische nationaliteit en slechts zeventien respondenten (3,4%) hadden een andere nationaliteit dan de Belgische. Bij de respondenten die niet de Belgische nationaliteit hadden kwamen de Nederlandse en de Bulgaarse nationaliteit het vaakst voor. 59% van de respondenten volgde een universitaire of een niet-universitaire opleiding van het lange type. 28,4% behaalde een diploma van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte type. 7,8% van de respondenten waren in het bezit van een diploma hoger middelbaar onderwijs en 4,8% behaalden een diploma lager onderwijs of lager middelbaar onderwijs. De categorieën lager onderwijs en lager middelbaar onderwijs werden in de analyse samengevoegd omwille de kleine aantallen in beide categorieën afzonderlijk. Ook voor wat betreft de vraag naar het ziekenhuis waarin men bevallen is werden twee categorieën samengevoegd omwille van kleine aantallen in beide categorieën afzonderlijk. De categorieën ‘ander ziekenhuis’ en ‘thuisbevalling’ werden tot één categorie herleid. Het grootste aantal van de respondenten (43%) is in het AZ SintLucas (AZ: algemeen ziekenhuis) bevallen, gevolgd door 24,4% in het AZ Maria Middelares, 16% in het AZ Jan Palfijn en 10,4% in het UZ Gent (UZ: universitair ziekenhuis). Slechts 6,2% van de respondenten antwoordde ‘ander ziekenhuis of thuisbevalling’.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 19
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Tabel 1: Overzicht van de samenstelling van de onderzoekspopulatie
Leeftijd 30 jaar of jonger 31 jaar of ouder Nationaliteit Belg Niet-Belg Hoogst behaalde diploma Lager onderwijs en lager middelbaar onderwijs Hoger middelbaar onderwijs Hoger niet-universitair onderwijs (korte type) Universitair onderwijs of hoger nietuniversitair onderwijs (lange type) Ziekenhuis waar de bevalling plaatsvond UZ Gent AZ Maria Middelares AZ Jan Palfijn AZ Sint-Lucas Ander ziekenhuis of thuisbevalling
Aantal
Percentage (%)
220 280
44 56
483 17
96,6 3,4
24
4,8
39 142
7,8 28,4
295
59
52 122 80 215 31
10,4 24,4 16 43 6,2
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 20
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
5.2 In
welke
mate
zijn
ouders
geïnformeerd
over
de
cocoonvaccinatiestrategie? Een eerste belangrijk luik in het onderzoek was de mate waarin moeders geïnformeerd werden over het belang van een herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest voor haar en haar partner in het kader van de cocoonvaccinatiestrategie. Informatie geven is de eerste belangrijke stap om de ouders te motiveren tot het ontvangen van het herhalingsvaccin. Ook op deze manier kunnen de ouders deze informatie doorgeven aan hun dichte familie en andere personen die dicht contact hebben met de baby (bv. babysit) zodat ook zij zich zouden laten vaccineren en de cocoonvaccinatiestrategie wijd geïmplementeerd raakt ter bescherming van jonge kinderen. In wat volgt wordt weergegeven hoeveel respondenten informatie rond de cocoonvaccinatiestrategie
kregen.
Ook wordt
aan de
hand
van
logistische
regressieanalyse nagegaan of het ziekenhuis waarin men bevalt, de leeftijd van de moeder, de nationaliteit van de moeder en het hoogst behaalde diploma van de moeder een voorspeller zijn van het al dan niet ontvangen van informatie. Het deel met betrekking tot informatie wordt afgesloten met de resultaten van de vraag rond de algemene kennis van de respondenten over de ziekte kinkhoest op zich, los van het belang van de cocoonvaccinatie. 5.2.1 Het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie tegen kinkhoest 264 van de 500 respondenten (52,8%) werden geïnformeerd over het belang van de cocoonvaccinatie tegen kinkhoest of met andere woorden, 236 van de 500 respondenten (47,2%) werden hierover dus niet geïnformeerd. Aan de respondenten die antwoordden dat ze geen informatie over de cocoonvaccinatie tegen kinkhoest ontvangen hadden, werd gevraagd of ze zelf op zoek gingen naar informatie erover. Van de 236 respondenten die niet spontaan geïnformeerd werden over de vaccinatie gingen 25 respondenten zelf op zoek naar informatie. Zestien van de 25 respondenten die geen informatie kregen op spontane wijze en zelf op zoek gingen, kwamen terecht bij een hulpverlener, hetzij de huisarts, de gynaecoloog, de kinderarts of de vroedvrouw. Dertien van de 25 respondenten raadpleegden ook het internet. Verder werden familie en vrienden (4 van de 25), brochures (2 van de 25) en boeken (2 van de 25) vermeld als informatiebronnen.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 21
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Aan de 264 respondenten die antwoordden dat ze wel informatie kregen over de cocoonvaccinatie tegen kinkhoest werd gevraagd wie of wat hun informatiebron was. De gynaecoloog (56,8%) en de vroedvrouw (31,8%) bleken de meest voorkomende bronnen van informatie te zijn. Ook de kinderarts (12,1%) en de huisarts (11,7%) werden vermeld als informatiebronnen. Ten slotte haalde 9,5% informatie uit een andere bron. Meer dan de helft van deze respondenten specificeerden deze andere bron als ‘Kind & Gezin’. Tabel 2 geeft een overzicht van de resultaten met betrekking tot het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie. De som van de aparte aantallen voor ‘Waar hebt u informatie gezocht?’ en voor ‘Wie gaf informatie?’ in tabel 2 is niet gelijk aan het totale aantal vermeld bij de vraag omdat respondenten informatie zochten en/of bekwamen uit meer dan één bron. Tabel 2: Overzicht van het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie tegen kinkhoest
Werd u geïnformeerd tijdens de zwangerschap? (n = 500) Ja Nee Hebt u zelf informatie gezocht? (n = 236) Ja Nee Waar hebt u informatie gezocht? (n = 25) Bij familie of vrienden Bij de gynaecoloog/huisarts/vroedvrouw/pediater Op internet In brochures In boeken Wie gaf informatie? (n = 264) De huisarts De gynaecoloog De kinderarts De vroedvrouw Een andere bron
Aantal
Percentage (%)
264 236
52,8 47,2
25 211
10,6 89,4
4 16 13 2 2
16 64 52 8 8
31 150 32 84 25
11,7 56,8 12,1 31,8 9,5
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 22
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Om eventuele verschillen in de informatieverstrekking tijdens de zwangerschap en tijdens het ziekenhuisverblijf te identificeren werd de mate waarin men informatie kreeg over de herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest ook voor elk ziekenhuis afzonderlijk in kaart gebracht.
Tabel 3 toont duidelijk aan dat de graad van informatieverstrekking over kinkhoest en vaccinatie in de verschillende Gentse ziekenhuizen sterk varieert. Tabel 3: Mate waarin ouders geïnformeerd werden, per ziekenhuis
UZ Gent (n = 52) AZ Maria Middelares (n = 122) AZ Jan Palfijn (n = 80) AZ Sint-Lucas (n = 215) Ander ziekenhuis of thuisbevalling (n = 31) Algemene informatiegraad (n = 500)
Geïnformeerd Percentage Aantal (%) 8 15,4 103 84,4 48 60,0 84 39,1 21 67,7 264 52,8
In zowel het AZ Maria Middelares als het AZ Sint-Lucas werd het vaakst informatie gegeven door de gynaecoloog (respectievelijk 57,9% en 44,0%). In het AZ Maria Middelares werd na de gynaecoloog het vaakst informatie gegeven door de vroedvrouw of verpleegkundige (25,0%). De pediater gaf aan 11,7% van de geïnformeerde moeders informatie, gevolgd door de huisarts (3,1%) en andere bronnen (2,3%). In het AZ SintLucas werd na de gynaecoloog het vaakst informatie verkregen via andere bronnen (17,0%) en via de vroedvrouw of verpleegkundige (16,0%). 15,0% van de geïnformeerde moeders werd geïnformeerd door de huisarts, gevolgd door de pediater die informatie gaf aan 8,0% van de geïnformeerde moeders. Net als in het UZ Gent werd in het AZ Jan Palfijn het vaakst informatie gegeven door de vroedvrouw of verpleegkundige (respectievelijk 55,6% en 40,7%). In het AZ Jan Palfijn werd de vroedvrouw of verpleegkundige gevolgd door de gynaecoloog, die aan 33,9% van de geïnformeerde moeders informatie gaf. In het UZ Gent werd niemand door de gynaecoloog geïnformeerd maar bleek de huisarts (22,2%) na de vroedvrouw of verpleegkundige het vaakst voor te komen als bron van informatie, gevolgd door de pediater en andere bronnen (beide 11,1%). In het AZ Jan Palfijn kwam de pediater op Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 23
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
de derde plaats voor (13,6%), na de vroedvrouw of verpleegkundige en de gynaecoloog. De huisarts verstrekte informatie aan 8,4% van de moeders en 3,4% kreeg informatie uit een andere bron. Tabel 4 geeft de resultaten uit bovenstaande paragraaf weer. De som van de aantallen bij de verschillende bronnen van informatie is niet gelijk aan het aantal moeders die geïnformeerd werden per ziekenhuis doordat sommige moeders informatie kregen uit meer dan één bron. Tabel 4: Bron van informatie over de cocoonvaccinatie, per ziekenhuis
Aantal (%) 2 (22,2) 0 1 (11,1) 5 (55,6)
AZ Maria Middelares (n = 128) Aantal (%) 4 (3,1) 74 (57,9) 15 (11,7) 32 (25,0)
AZ Jan Palfijn (n = 59) Aantal (%) 5 (8,4) 20 (33,9) 8 (13,6) 24 (40,7)
AZ SintLucas (n = 100) Aantal (%) 15 (15,0) 44 (44,0) 8 (8,0) 16 (16,0)
Ander ziekenhuis of thuis (n = 27) Aantal (%) 6 (22,2) 12 (44,4) 0 7 (25,9)
1
3
2
17
2
UZ Gent (n = 9) Huisarts Gynaecoloog Pediater Vroedvrouw of verpleegkundi ge Andere bron
(11,1)
(2,3)
(3,4)
(17,0)
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 24
(7,4)
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
5.2.2 Het ziekenhuis waar men beviel als voorspellende variabele voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie
We wilden te weten komen of het ziekenhuis waar men beviel een voorspellende variabele is om al dan niet geïnformeerd te worden over het belang van de cocoonvaccinatie. Met andere woorden, is de kans om geïnformeerd te worden over de vaccinatie groter in het ene dan wel in het andere ziekenhuis? Om deze vraag te beantwoorden werd gebruik gemaakt van logistische regressieanalyse. Omdat het initiatief om het voorliggend onderzoek uit te voeren vanuit het UZ Gent (UGent) kwam, namen we het UZ Gent als referentie. De resultaten van een logistische regressieanalyse wijzen er op dat het ziekenhuis waarin men beviel een belangrijke voorspellende variabele is om al dan niet geïnformeerd te zijn over de cocoonvaccinatie tegen kinkhoest. In vergelijking met het referentieziekenhuis UZ Gent hadden moeders die in het AZ Maria Middelares bevielen 29,8 keer meer kans om geïnformeerd te worden (OR: 29,8; 95% BI: 12,1-73,2); voor AZ Jan Palfijn was deze kans 8,3 keer groter (OR: 8,3; 95% BI: 3,4-19,8) en voor AZ Sint-Lucas 3,5 keer groter (OR: 3,5; 95% BI: 1,6-7,9). In de categorie ‘ander ziekenhuis of thuisbevalling’ was de kans om geïnformeerd te worden nog steeds 11,6 keer groter (OR: 11,6; 95% BI: 4,0-33,5) dan in het referentieziekenhuis.
Tabel 5: Logistische regressieanalyse met het ziekenhuis als voorspellende variabele voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie
Ziekenhuis UZ Gent (referentiecategorie) AZ Maria Middelares AZ Jan Palfijn AZ Sint-Lucas Ander ziekenhuis of thuisbevalling
Sign.
OR
95% BI Ondergrens Bovengrens
< 0.001 < 0.001 < 0.001 0.002
29,8 8,3 3,5
12,1 3,4 1,6
73,2 19,8 7,9
< 0.001
11,6
4,0
33,5
Sign.: significantieniveau, OR: odds ratio, BI: betrouwbaarheidsinterval
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 25
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
5.2.3 Leeftijd,
nationaliteit
en
scholingsgraad
van
de
moeder
als
voorspellende variabele voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie We hebben verder onderzocht of de leeftijd, de nationaliteit en het hoogst behaalde diploma van de moeder een voorspellende variabele kunnen zijn voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie. Naar analogie met het ziekenhuis waar men beviel werd ook hier voor elk van de variabelen een logistische regressieanalyse uitgevoerd. Zoals uit tabellen 6,7 en 8 mag blijken heeft geen van de hierboven vermelde variabelen een voorspellende waarde voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie (telkens p > 0.05).
Tabel 6: Logistische regressieanalyse met de leeftijd van de moeder als voorspellende variabele voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie
Leeftijd 30 jaar en jonger (referentiecategorie) 31 jaar en ouder
Sign.
OR
0.70
1,1
95% BI Ondergrens Bovengrens
0,8
1,5
Sign.: significantieniveau, OR: odds ratio, BI: betrouwbaarheidsinterval
Tabel 7: Logistisch regressieanalyse met de nationaliteit van de moeder als voorspellende variabele voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie
Nationaliteit Niet Belg (referentiecategorie) Belg
Sign.
OR
0.63
1,3
95% BI Ondergrens Bovengrens
0,5
Sign.: significantieniveau, OR: odds ratio, BI: betrouwbaarheidsinterval
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 26
3,3
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Tabel 8: Logistische regressieanalyse met het hoogst behaalde diploma van de moeder als voorspellende variabele voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie
Hoogst behaalde diploma Lager onderwijs en lager middelbaar onderwijs (referentiecategorie) Hoger middelbaar onderwijs Hoger niet universitair onderwijs (korte type) Universitair of hoger niet universitair onderwijs (lange type)
Sign.
OR
95% BI Ondergrens Bovengrens
0.09
0.94
1,0
0,4
3,0
0.08
2,2
0,9
5,4
0.13
2,0
0,8
4,6
Sign.: significantieniveau, OR: odds ratio, BI: betrouwbaarheidsinterval
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 27
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
5.2.4 Algemene kennis over de ziekte kinkhoest Een tweede luik van de vragenlijst peilde naar de algemene kennis van de respondenten over de ziekte kinkhoest. Hierbij trachtten we te weten te komen in welke mate mensen kennis hebben over de ziekte op zich, los van het belang van de herhalingsvaccinatie. In dit luik werden vijf stellingen beschreven. De respondent antwoordde met ‘juist’, ‘fout’ of ‘ik weet het niet’. Hier volgt een overzicht van de bevraagde stellingen: 1. Kinkhoest is een aandoening van de luchtwegen 2. Kinkhoest is een kinderziekte die zo goed als volledig uitgeroeid is 3. Kinkhoest kan bij jonge kinderen ernstige en pijnlijke symptomen en verwikkelingen veroorzaken 4. Als ik geen symptomen van kinkhoest vertoon bestaat er ook geen enkel risico dat ik de ziekte doorgeef aan mensen in mijn omgeving 5. Als je als kind gevaccineerd werd tegen kinkhoest kan je de ziekte nooit meer krijgen Tabel 9 toont dat de meerderheid van de respondenten elk van de stellingen correct beantwoordde. Stellingen 1 en 3 werden door het grootste aantal respondenten (respectievelijk 83,6% en 89,4%) correct ingeschat. Voor stellingen 2,4 en 5 waren de antwoorden minder eenduidig. De absolute aantallen en de bijhorende percentages kunnen in tabel 9 geraadpleegd worden. In de tabel is de cursief gedrukte antwoordoptie het correcte antwoord.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 28
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Tabel 9: Overzicht van de algemene kennis over kinkhoest
Stelling 1: Kinkhoest is een aandoening van de luchtwegen
Juist Fout Ik weet het niet
Aantal (n = 500) 418 7 75
Stelling 2: Kinkhoest is een kinderziekte die zo goed als volledig uitgeroeid is
Juist Fout Ik weet het niet
136 273 91
27,2 54,6 18,2
Stelling 3: Kinkhoest kan bij jonge kinderen ernstige en pijnlijke symptomen en verwikkelingen veroorzaken
Juist Fout Ik weet het niet
447 5 48
89,4 1 9,6
Stelling 4: Als ik geen symptomen van kinkhoest vertoon bestaat er ook geen enkel risico dat ik de ziekte doorgeef aan mensen in mijn omgeving
Juist Fout Ik weet het niet
18 333 149
3,6 66,6 29,8
Stelling 5: Als je als kind gevaccineerd werd tegen kinkhoest kan je de ziekte nooit meer krijgen
Juist Fout Ik weet het niet
79 265 156
15,8 53 31,2
Stelling
Antwoord
De cursief gedrukte antwoordoptie is het correcte antwoord
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 29
Percentage (%) 83,6 1,4 15
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
5.3 In welke mate zijn moeders en hun partner gevaccineerd? Naast de mate waarin moeders geïnformeerd werden over het belang van de cocoonvaccinatie voor haar en haar partner, was de mate waarin ouders het vaccin ook effectief toegediend kregen een belangrijk onderdeel van dit onderzoek. In wat volgt wordt de vaccinatiegraad van de moeders en van de partners afzonderlijk weergegeven. Er wordt nagegaan of het ziekenhuis waar de moeder beviel, haar leeftijd, nationaliteit en het hoogst behaalde diploma significante voorspellers zijn voor het al dan niet gevaccineerd zijn van de moeder. Wat betreft de vaccinatiegraad van de partners wordt nagegaan of het ziekenhuis waar de moeder beviel een significante voorspeller is voor het al dan niet gevaccineerd zijn van de partner. Voor zowel de moeders als de partners wordt een overzicht gegeven van de redenen die niet gevaccineerde respondenten aanhalen en wordt een overzicht gegeven van het aantal gevaccineerde respondenten per ziekenhuis. 5.3.1 Vaccinatie van de moeders 5.3.1.1 Vaccinatiegraad Uit de vragenlijst kon de algemene vaccinatiegraad van de moeders niet rechtstreeks berekend worden. Er diende een nieuwe variabele gecreëerd te worden. Deze variabele werd gegenereerd uit drie variabelen en omvat alle moeders die gevaccineerd werden op de kraamafdeling, alle moeders die tijdens de twee jaar voor de bevalling een vaccin kregen en alle moeders die een voorschrift meekregen naar huis en het vaccin door de huisarts lieten toedienen. Uit deze nieuwe variabele kon de vaccinatiegraad van de moeders wel bepaald worden. 165 moeders (33,0%) kregen het vaccin op de kraamafdeling, 46 moeders (9,2%) hadden het vaccin in de voorbije 2 jaar reeds gekregen, 22 moeders (4,4%) kregen een voorschrift mee naar huis en lieten het vaccin door de huisarts toedienen. 1 moeder (0,2%) kreeg een voorschrift mee van de kraamafdeling maar kreeg het vaccin toch niet toegediend omdat ze het in de voorbije 2 jaar reeds kreeg. In totaal werden dus 234 van de 500 moeders gevaccineerd wat overeenkomt met een vaccinatiegraad van 46,8% (95% BI: 42,0%-51,0%). In tabel 15 wordt een geïntegreerd overzicht gegeven van de vaccinatiegraad van de moeders en de partners. Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 30
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
5.3.1.2 Vaccinatiegraad per ziekenhuis Wanneer we kijken naar de vaccinatiegraad van de moeders, per ziekenhuis afzonderlijk, kunnen we vaststellen dat het AZ Maria Middelares procentueel het hoogst scoorde; 91% van de respondenten die in dit ziekenhuis bevallen zijn werd gevaccineerd. Het AZ Maria Middelares werd gevolgd door de ‘andere ziekenhuizen’ en thuisbevallingen, waar 61,3% van de respondenten het vaccin ontvangen hebben. Op de derde plaats stond het AZ Jan Palfijn, 53,8% van de respondenten die in dit ziekenhuis bevallen zijn werden gevaccineerd. Van de respondenten die in het AZ SintLucas bevallen zijn werd 26,5% gevaccineerd. Als laatste was er het UZ Gent, met 7,7% van de respondenten die het vaccin ontvingen. 5.3.1.3 Redenen waarom moeders niet gevaccineerd werden Aan de 335 respondenten die antwoordden dat ze de herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest niet toegediend kregen op de kraamafdeling werd gevraagd de reden hiervoor aan te geven. Tabel 10 geeft een overzicht van de belangrijkste redenen waarom dit niet is gebeurd. Meestal was dit te wijten aan het feit dat de herhalingsvaccinatie nooit werd aangeboden (251 respondenten of 74,9%). Slechts een minderheid van de respondenten (9 moeders of 2,7%) wensten niet gevaccineerd te worden en 46 moeders (13,7%) hadden het vaccin in de voorbije 2 jaar reeds gekregen. 29 respondenten (8,7%) kregen een voorschrift voor het vaccin mee naar huis om het door de huisarts te laten toedienen. Het vaccin werd door de huisarts toegediend aan 22 van deze 29 respondenten (75,9%). De 46 respondenten die op de kraamafdeling niet gevaccineerd werden omdat ze de vaccinatie in de voorbije twee jaar reeds kregen werden bij de gevaccineerden gerekend. Tabel 10 toont dat de meest voorkomende reden voor niet vaccinatie in elk van de Gentse ziekenhuizen, met uitzondering van AZ Maria Middelares, en voor de andere ziekenhuizen en thuisbevallingen was dat het vaccin nooit werd aangeboden, gevolgd door vaccinatie in de voorbije twee jaar en het meegeven van een voorschrift voor toediening door de huisarts. In het UZ Gent werd het vaccin aan 94,1% van de moeders niet aangeboden. In het AZ Sint-Lucas en in het AZ Jan Palfijn werd het vaccin aan respectievelijk 81,5% en 57,4% van de moeders niet aangeboden. In het AZ Maria Middelares was de meest voorkomende reden voor niet vaccinatie de toediening van het vaccin in de voorbije twee jaar (9 moeders of 42,9%), gevolgd het Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 31
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
door niet aanbieden van het vaccin (8 moeders of 38,1%). Aan drie moeders (14,3%) werd een voorschrift voor het vaccin meegegeven vanop de kraamafdeling. In alle Gentse ziekenhuizen en bij de andere ziekenhuizen en thuisbevallingen was er slechts een klein aantal respondenten dat niet wenste gevaccineerd te worden.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 32
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Tabel 10: Overzicht van de vaccinatiegraad van de moeders
Alle ziekenhuizen (n = 500)
n
%
n
%
n
%
Ander ziekenhuis of thuisbevalling (n = 31) n %
101 21
82,8 17,2
26 54
32,5 67,5
26 189
12,1 87,9
11 20
35,5 64,5
1
4,8
4
7,4
3
1,6
1
5
9
42,9
13
24,1
17
9
5
25
8
38,1
31
57,4
154
81,5
10
50
3
14,3
6
11,1
15
7,9
4
20
AZ Maria Middelares (n = 122)
UZ Gent (n = 52)
n % N % Werd u op de kraamafdeling gevaccineerd? 165 33 1 1,9 Ja 335 67 51 98,1 Nee Waarom werd u niet gevaccineerd op de kraamafdeling? 2,7 0 0 Ik wenste niet 9 gevaccineerd te worden 13,7 2 3,9 Ik ben in de voorbije 2 46 jaar al gevaccineerd 74,9 48 94,1 Men heeft het vaccin 251 nooit aangeboden 8,7 1 2 Ik kreeg een voorschrift 29 mee Ging u met het voorschrift naar de huisarts voor vaccinatie? 22 1 Ja 7 0 Nee Waarom werd u niet bij de huisarts gevaccineerd? 0 Ik wenste niet 4 gevaccineerd te worden 0 Ik ben in de voorbije 2 1 jaar al gevaccineerd 2 0 Andere reden 234/500 46,8 4/52 7,7 VACCINATIEGRAAD
AZ Jan Palfijn (n = 80)
AZ Sint-Lucas (n = 215)
1 2
3 3
14 1
3 1
0
2
1
1
0
1
0
0
2 111/122
0 43/80
0 57/215
0 19/31
91
53,8
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 33
26,5
61,3
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
5.3.1.4 Het ziekenhuis waar men beviel als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de moeders In bovenstaande paragrafen werd reeds een verschil in vaccinatiegraad van de moeders beschreven tussen de verschillende ziekenhuizen. Voor het beantwoorden van de vraag of het ziekenhuis waarin men beviel een voorspellende variabele is voor het al dan niet ontvangen van de vaccinatie werd logistische regressieanalyse gebruikt. Opnieuw werd het UZ Gent als referentieziekenhuis ingesteld. Deze logistische regressieanalyse toonde aan dat het ziekenhuis waarin men beviel een significante voorspellende variabele was voor het al dan niet gevaccineerd zijn van de moeder. Bevallen in het AZ Maria Middelares bleek de grootste kans te geven om het kinkhoestvaccin te krijgen. In dit ziekenhuis was de kans om gevaccineerd te worden 121,1 keer groter dan in het referentieziekenhuis UZ Gent (OR: 121,1; 95% BI: 36,7399,4). In het AZ Jan Palfijn was de kans 14,0 keer groter (OR: 14,0; 95% BI: 4,6-42,4) en in het AZ Sint-Lucas was de kans 4,3 keer groter in vergelijking met het UZ Gent (OR: 4,3; 95% BI: 1,5-12,6). In de andere ziekenhuizen en voor moeders die thuis bevielen was de kans om gevaccineerd te worden 19,0 keer groter dan in het UZ Gent (OR: 19,0; 95% BI: 5,4-66,3). De verschillen ten opzichte van het referentieziekenhuis UZ Gent waren allemaal statistisch significant (p < 0.05).
Tabel 11: Logistische regressieanalyse met het ziekenhuis waar men beviel als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de moeders
Ziekenhuis UZ Gent (referentiecategorie) AZ Maria Middelares AZ Jan Palfijn AZ Sint-Lucas Ander ziekenhuis of thuisbevalling
Sign.
OR
95% BI Ondergrens Bovengrens
< 0.001 < 0.001 < 0.001 0.007
121,1 14,0 4,3
36,7 4,6 1,5
399,4 42,6 12,6
< 0.001
19,0
5,4
66,3
Sign.: significantieniveau, OR: odds ratio, BI: betrouwbaarheidsinterval
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 34
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
5.3.1.5 De leeftijd, nationaliteit en scholingsgraad van de moeder als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de moeders
Wanneer we nagingen of de leeftijd, de nationaliteit en/of de scholingsgraad van de moeder voorspellende variabelen waren voor het al dan niet krijgen van de herhalingsvaccinatie bekwamen we niet significante resultaten. In de onderzochte steekproef van hoofdzakelijk hoogopgeleiden waren de leeftijd van de moeder, de nationaliteit van de moeder en het hoogst behaalde diploma van de moeder dus geen significante voorspellende variabelen voor het al dan niet krijgen van de herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest. Tabel 12: Logistische regressieanalyse met de leeftijd van de moeder als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de moeders
Leeftijd 30 jaar en jonger (referentiecategorie) 31 jaar en ouder
Sign.
OR
0.47
0,9
95% BI Ondergrens Bovengrens
0,6
1,3
Sign.: significantieniveau, OR: odds ratio, BI: betrouwbaarheidsinterval Tabel 13: Logistische regressieanalyse met de nationaliteit van de moeder als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de moeders
Nationaliteit Niet Belg (referentiecategorie) Belg
Sign.
OR
0.98
1,0
95% BI Ondergrens Bovengrens
0,4
Sign.: significantieniveau, OR: odds ratio, BI: betrouwbaarheidsinterval
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 35
2,6
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Tabel 14: Logistische regressieanalyse met het hoogst behaalde diploma van de moeder als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de moeders
Hoogst behaalde diploma Lager onderwijs en lager middelbaar onderwijs (referentiecategorie) Hoger middelbaar onderwijs Hoger niet universitair onderwijs (korte type) Universitair of hoger niet universitair onderwijs (lange type)
Sign.
OR
95% BI Ondergrens Bovengrens
0.26
0.34
1,7
0,6
5,0
0.06
2,4
1,0
6,2
0.09
2,2
0,9
5,5
Sign.: significantieniveau, OR: odds ratio, BI: betrouwbaarheidsinterval
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 36
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
5.3.2 Vaccinatie van de partners 5.3.2.1 Vaccinatiegraad De vaccinatiegraad van de partners was 46,7% (95% BI: 42,0%-51,0%). De vaccinatiegraad van de partners werd berekend op een andere noemer dan die van de moeders. Bij de partners werden zowel de vragenlijsten waarop men aanduidde nog nooit iets over kinkhoest gehoord te hebben (n = 18), als de respondenten zonder partner (n = 16) geëxcludeerd uit de analyse. Het totale aantal geïncludeerde vragenlijsten voor dit onderdeel van de onderzoeksvraag was 484. Tabel 15: Overzicht van de vaccinatiegraad van de moeders en hun partners
Vaccinatie van de moeder (n = 500) Gevaccineerd Niet gevaccineerd Vaccinatie van de partner (n = 484) Gevaccineerd Niet gevaccineerd
Aantal
Percentage (%)
234 266
46,8 53,2
226 258
46,7 53,3
5.3.2.2 Vaccinatiegraad per ziekenhuis De globale vaccinatiegraad van de partners, ongeacht het ziekenhuis waar de bevalling plaatsvond, bedroeg 46,7%. Wanneer de vaccinatiegraad bekeken werd per ziekenhuis konden verschillen in percentages tussen de ziekenhuizen worden waargenomen. In het AZ Maria Middelares was 87,5% van de partners gevaccineerd. In het AZ Jan Palfijn bedroeg de vaccinatiegraad bij de partners 47,9%. Van de respondenten die in een ander ziekenhuis of thuis bevielen, was 44,8% van de partners gevaccineerd, gevolgd door het AZ Sint-Lucas, waar de vaccinatiegraad van de partners 31,6% was. In het UZ Gent had 12,0% van de partners de herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest ontvangen. 5.3.2.3 Door wie werden de partners gevaccineerd? Aan alle respondenten wiens partner het vaccin toegediend kreeg werd ook nagevraagd door wie hun partner gevaccineerd werd. 11 van de 226 partners (4,9%) die het vaccin kregen werden op de kraamafdeling gevaccineerd. 126 partners (55,8%) kregen vanuit de kraamafdeling een voorschrift mee en lieten het vaccin toedienen door de huisarts. 83 partners (36,7%) stapten op eigen initiatief naar de huisarts met de vraag het vaccin te Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 37
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
krijgen. Ten slotte duidden 6 partners (2,7%) de optie ‘andere’ aan. Twee van hen kregen het vaccin via hun werkgever, aan twee van hen werd het toegediend door hun partner die arts of verpleegkundige was. De overige twee werden gevaccineerd via het Centrum voor Vaccinologie, verbonden aan het UZ Gent. Deze gegevens werden ook per ziekenhuis afzonderlijk in kaart gebracht. In het UZ Gent en het AZ Sint-Lucas werd het grootste deel (respectievelijk vier partners of 66,7% en 26 partners of 55,2%) van de gevaccineerde partners gevaccineerd door op eigen initiatief naar de huisarts te stappen met de vraag tot vaccinatie. Ongeveer een derde van de partners die gevaccineerd werden in deze ziekenhuizen (respectievelijk twee partners of 33,3% en 26 partners of 38,8%) kregen een voorschrift mee vanuit het ziekenhuis en gingen vervolgens naar de huisarts. In het AZ Maria Middelares en het AZ Jan Palfijn kregen respectievelijk 72 of 68,6% en 20 of 57,1% van de gevaccineerde partners een voorschrift mee vanuit het ziekenhuis. Een kleiner aantal gevaccineerde partners ging zelf naar de huisarts met de vraag het vaccin te krijgen (respectievelijk 26 partners of 24,8% en 10 partners of 28,6%), gevolgd door enkele partners die op de kraamafdeling werden gevaccineerd en partners die een andere mogelijkheid aangaven. Wat betreft de partners van moeders die in een ander ziekenhuis of thuis bevielen kreeg eenzelfde aantal partners (6 partners of 46,2%) een voorschrift mee voor toediening van het vaccin bij de huisarts als partners die op eigen initiatief naar de huisarts stapten met de vraag het vaccin te krijgen. Eén partner werd op de kraamafdeling gevaccineerd. Een gedetailleerd overzicht van deze resultaten kan in tabel 16 geraadpleegd worden.
5.3.2.4 Redenen waarom partners niet gevaccineerd werden Naar analogie met de moeders werd ook bij de partners die de cocoonvaccinatie tegen kinkhoest niet ontvangen hadden nagevraagd wat de reden hiertoe was. Bij 28 partners (10,9%) werd de vaccinatie niet toegediend omdat de partner het vaccin niet wilde krijgen. 11 partners (4,3%) hadden de cocoonvaccinatie reeds gekregen in de voorbije twee jaar. Aan 210 partners (81,3%) werd de cocoonvaccinatie nooit aangeboden, men vermeldde niet dat vaccinatie van de partner nuttig was. De overige negen partners (3,5%) haalden een andere reden aan. Voor zes van deze negen partners was vergetelheid de reden dat ze niet gevaccineerd werden. Bij twee partners werd het vaccin door de huisarts niet nodig geacht. Eén partner werd niet gevaccineerd doordat de documenten voor terugbetaling niet in orde raakten. Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 38
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Om na te gaan of er een verschil was tussen de verschillende ziekenhuizen met betrekking tot het beleid rond het vaccineren van de partners, werden de redenen waarom partners niet gevaccineerd werden ook per ziekenhuis afzonderlijk in kaart gebracht. Tabel 16 toont dat het niet aanbieden van het vaccin voor alle Gentse ziekenhuizen en voor de categorie ‘ander ziekenhuis of thuisbevalling’ de meest voorkomende reden voor niet vaccinatie van de partner was. In het UZ Gent werd het vaccin aan 42 partners (84% van de niet gevaccineerde partners) nooit aangeboden, gevolgd door het AZ SintLucas, andere ziekenhuizen en thuisbevallingen, AZ Jan Palfijn en AZ Maria Middelares, met respectievelijk 130 partners of 61,3%, 9 partners of 31%, 22 partners of 30,1% en 7 partners of 5,8%. Met uitzondering van het UZ Gent was het feit dat de partner niet wenste gevaccineerd te worden de tweede meest voorkomende reden voor niet vaccinatie van de partner. Een kleiner aantal partners werd niet gevaccineerd omwille van vaccinatie in de voorbije twee jaar of omwille van een andere reden.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 39
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Tabel 16: Overzicht van de vaccinatiegraad van de partners
Gevaccineerd
Op de kraamafdeling Voorschrift meegekregen, huisarts diende het vaccin toe Zelf naar huisarts gestapt met de vraag het vaccin te krijgen Andere
Niet gevaccineerd
Partner wenste het vaccin niet Reeds gevaccineerd in voorbije 2 jaar Vaccin werd niet aangeboden Andere reden
Alle ziekenhuizen
UZ Gent
AZ Maria Middelares
(n = 484)
(n = 50)
(n = 120)
AZ Jan Palfijn
AZ Sint-Lucas
(n = 73)
(n = 212)
Ander ziekenhuis of thuisbevalling (n = 29)
226
46,7%
6
12%
105
87,5%
35
47,9%
67
31,6%
13
44,8%
11 126
4,9% 55,8%
0 2
0% 33,3%
5 72
4,8% 68,6%
4 20
11,4% 57,1%
1 26
1,5% 38,8%
1 6
7,7% 46,2%
83
36,7
4
66,7%
26
24,8%
10
28,6%
37
55,2%
6
46,2%
6
2,7%
0
0%
2
1,9%
1
2,9%
3
4,5%
0
0%
258
53,3%
44
88%
15
12,5%
38
52,1%
145
68,4%
16
55,2%
28
10,9%
0
0%
4
3,3%
8
11%
10
4,7%
6
20,7%
11
4,3%
1
2%
1
0,8%
3
4,1%
5
2,4%
1
3,4%
210
81,3%
42
84%
7
5,8
22
30,1%
130
61,3%
9
31%
9
3,5%
1
2%
3
2,5%
5
6,8%
0
0%
0
0%
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 40
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
5.3.2.5 Het ziekenhuis waar men beviel als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de partners Voor deze analyse werden 484 respondenten geïncludeerd. Zoals bij de voorgaande analyses werden de respondenten die aangaven nog nooit iets over kinkhoest gehoord te hebben geëxcludeerd (n = 18). Daarnaast werden ook de respondenten zonder partner (n = 16) niet meegenomen in de analyse. Uit de logistische regressieanalyse bleek dat het ziekenhuis waar de vrouw beviel een significante invloed had op de kans dat de partner gevaccineerd werd tegen kinkhoest. In deze analyse was het referentieziekenhuis opnieuw het UZ Gent. Alle ziekenhuizen scoorden significant beter (p < 0.05) dan het referentieziekenhuis. AZ Maria Middelares bleek de grootste kans te bieden voor de partner om gevaccineerd te worden. In vergelijking met het UZ Gent was in het AZ Maria Middelares de kans om gevaccineerd te worden 51,3 keer groter (OR: 51,3; 95% BI: 18,7-141,0). Voor het AZ Jan Palfijn bekwamen we een kans die 6,8 keer hoger was dan in het UZ Gent (OR: 6,8; 95% BI: 2,6-17,8). Het AZ Sint-Lucas scoorde ook beter, met een 3,4 keer hogere kans (OR: 3,4; 95% BI: 1,4-8,3), net als voor de andere ziekenhuizen en thuisbevallingen, waar de kans 6,0 keer groter was dan in het UZ Gent (OR: 6,0; 95% BI: 1,9;18,3). Tabel 17: Logistische regressieanalyse met het ziekenhuis waar de moeder beviel als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de partners
Ziekenhuis UZ Gent (Referentiecategorie) AZ Maria Middelares AZ Jan Palfijn AZ Sint-Lucas Ander ziekenhuis of thuisbevalling
Sign.
OR
95% BI Ondergrens Bovengrens
< 0.001 < 0.001 < 0.001 0.008
51,3 6,8 3,4
18,7 2,6 1,4
141,0 17,8 8,3
0.002
6,0
1,9
18,3
Sign.: significantieniveau, OR: odds ratio, BI: betrouwbaarheidsinterval
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 41
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
6 Discussie De doelstelling van dit onderzoek bestond er in om na te gaan in welke mate jonge ouders
vandaag
in
de
regio
Gent
geïnformeerd
worden
over
kinkhoest,
kinkhoestvaccinatie en de cocoonvaccinatiestrategie, en om te leren in welke mate ze ook een herhalingsvaccin toegediend kregen. De aanleiding om het onderzoek uit te voeren was het advies dat de Hoge Gezondheidsraad in 2009 uitbracht en waarin aanbevolen wordt om “jonge of toekomstige ouders, grootouders en naaste familiecontacten, verzorgend personeel van pediatrische diensten, kraamafdelingen, kinderdagverblijven en onthaalmoeders van jonge kinderen volgens het principe van cocoonvaccinatie één dosis difterie-tetanus-acellulair pertussis vaccin (dTpa) toe te dienen”. Naast de mate waarin jonge ouders geïnformeerd en gevaccineerd werden, werd ook nagegaan of de leeftijd en de nationaliteit van de moeder, het hoogst behaalde diploma van de moeder en het ziekenhuis waarin zij beviel voorspellende variabelen waren voor het al dan niet krijgen van informatie en voor het al dan niet gevaccineerd worden.
6.1 Responsgraad In samenwerking met Kind & Gezin werden op 6 december 2012 2216 vragenlijsten verstuurd naar jonge gezinnen, die een kind kregen tussen 1 januari en 1 oktober 2012 en die in Gent of in één van zijn veertien deelgemeenten woonden. Een bijkomend criterium was dat de kinderen bij Kind & Gezin opgevolgd werden in het Nederlands. Omdat schriftelijke vragenlijsten dikwijls een lage responsgraad opleveren (Polit & Beck, 2010), hebben we hierop geanticipeerd door aan de vragenlijst een geadresseerde en gefrankeerde envelop toe te voegen. Hierdoor hoefden de deelnemers geen kosten te maken voor de terugzending. Ook werd in naam van de onderzoekers een brief met informatie over het onderzoek aan het enquêtedocument toegevoegd. Tenslotte wenste ook Kind & Gezin een informatiebrief toe te voegen. Kind & Gezin is een organisatie waarmee alle jonge ouders in contact komen. Het feit dat het onderzoek gesteund werd door Kind & Gezin en het feit dat het ging om een onderzoek over een onderwerp in het belang van jonge kinderen kan ouders gestimuleerd hebben om de vragenlijst in te vullen. Negen weken na de verzending van de vragenlijsten waren 518 documenten
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 42
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
ingevuld teruggestuurd. Dit levert ons een responsgraad van 23,4%. We zijn blij met deze responsgraad, maar het kan uiteraard beter. Misschien zijn vooral hoger opgeleiden geneigd te antwoorden, dit kan voor een bias in dit onderzoek gezorgd hebben. Leboucher et al. (2012) voerden in 2009 ook een onderzoek uit naar de vaccinatiegraad van moeders en vaders. In dit onderzoek werd de impact van een protocol onderzocht op de vaccinatiegraad van de moeders en de partners. In het protocol werd informatie gegeven tijdens het verblijf op de kraamafdeling en werd een voorschrift aan de ouders meegegeven. In dit onderzoek bekwam men gedurende twee studieperiodes een responsgraad van 67% en 76,3%. De hogere responsgraad in dit onderzoek kan verklaard worden door een verschillend studieopzet. Dit onderzoek had immers een meer persoonlijke aanpak, de ouders werden persoonlijk gevraagd deel te nemen op de kraamafdeling en werden na twee maanden telefonisch geïnterviewd.
6.2 Samenstelling van de onderzoekspopulatie In het eerste luik van de vragenlijst werden enkele algemene variabelen nagegaan. Van de moeders die onze vragenlijst hebben ingevuld was 44% 30 jaar of jonger en 56% 31 jaar of ouder. Het jaarverslag ‘Perinatale activiteiten in Vlaanderen 2012’ van het SPE (SPE: Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie) leert ons dat 50,5% van de bevallen vrouwen in 2012 jonger was dan 30 jaar, 49,4% was 30 jaar of ouder (Cammu, Martens, Van Mol, & Jacquemyn, 2013). We mogen dus stellen dat de populatie in dit onderzoek iets ouder was dan de doorsnee Vlaamse populatie van bevallen moeders. 96,6% van de respondenten had de Belgische nationaliteit. Het lage aantal andere nationaliteiten berust wellicht op het feit dat mensen die in een andere taal dan het Nederlands opgevolgd werden bij Kind & Gezin werden geëxcludeerd. Bovendien is het mogelijk dat mensen van een andere nationaliteit de Nederlandstalige vragenlijst niet voldoende begrepen en bijgevolg niet terugstuurden. Een belangrijke vaststelling was dat voornamelijk mensen met een hoger diploma de vragenlijst terugstuurden. 59% van de respondenten had een diploma universitair of hoger niet-universitair onderwijs (lange type) en 28,4% had een diploma van hoger niet-universitair onderwijs (korte type). Het feit dat voornamelijk hoger opgeleiden de vragenlijst beantwoord hebben verklaart wellicht ook de ietwat hogere gemiddelde leeftijd van deze populatie. Hoogopgeleiden stellen hun kinderwens immers vaker uit.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 43
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Van de personen die de vragenlijst hebben teruggestuurd waren er 43% bevallen in het AZ Sint-Lucas, 24,4% in AZ Maria Middelares, 16% in AZ Jan Palfijn, 10,4% in UZ Gent en 6,2% in een ander ziekenhuis of thuis.
6.3 Informatie over de cocoonvaccinatiestrategie Ons onderzoek leerde dat 52,8% van de respondenten werd geïnformeerd over de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest. Dit betekent dat ongeveer de helft van de respondenten geen informatie kreeg. Van de respondenten die niet spontaan geïnformeerd werden ging slechts een beperkt aantal zelf op zoek naar informatie. Zij gingen dan te rade bij de gynaecoloog, de vroedvrouw of de huisarts of zochten informatie via het internet. De respondenten die wel geïnformeerd werden kregen die voornamelijk van de gynaecoloog of de vroedvrouw. Ook de pediater, de huisarts en Kind & Gezin werden als informatiebrengers vermeld. Het ziekenhuis met het hoogste percentage geïnformeerde moeders was het AZ Maria Middelares. In dit ziekenhuis werd 84,4% van de moeders geïnformeerd. In het UZ Gent was dit slechts 15,4%, het laagste cijfer in de reeks. 71,8% van de geïnformeerde moeders die in het AZ Maria Middelares bevielen werden geïnformeerd door hun gynaecoloog. 31,1% werd er geïnformeerd door de vroedvrouw of verpleegkundige en 14,6% door de pediater. De logistische regressieanalyse heeft aangetoond dat het ziekenhuis waar men beviel een significante voorspellende variabele is voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatiestrategie. Bevallen in AZ Maria Middelares bleek een 29,8 keer grotere kans te bieden om geïnformeerd te worden in vergelijking met het UZ Gent. Ook bevallen in andere ziekenhuizen of thuis leverde nog steeds meer kans op informatie dan bevallen in het UZ Gent: met name 11,6 voor AZ Jan Palfijn, 8,3 voor AZ Sint-Lucas en 3,5 voor andere ziekenhuizen en thuisbevallingen. We moeten opmerken dat de 95% betrouwbaarheidsintervallen voor de odds ratio’s eerder ruim waren. Dit kan verklaard worden door de verschillen in aantal respondenten per ziekenhuis. De leeftijd, de nationaliteit en het hoogst behaalde diploma van de moeder bleken in deze onderzoekspopulatie van voornamelijk hoogopgeleiden geen voorspellende variabelen te zijn voor het al dan niet geïnformeerd zijn over de cocoonvaccinatiestrategie. Ondanks de ruime betrouwbaarheidsintervallen zijn de resultaten significant, wat betekent dat er wel degelijk een verschil is bij de Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 44
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
verschillende ziekenhuizen ten opzichte van het referentieziekenhuis UZ Gent. Naar aanleiding van deze opvallende verschillen tussen de ziekenhuizen werd het beleid rond de cocoonvaccinatiestrategie in de vier Gentse ziekenhuizen bevraagd. Dit wordt verder besproken in hoofdstuk 6.5. De leeftijd, de nationaliteit en het hoogst behaalde diploma van de moeder bleken in deze onderzoekspopulatie van voornamelijk hoogopgeleiden geen voorspellende variabelen
te
zijn
voor
het
al
dan
niet
geïnformeerd
zijn
over
de
cocoonvaccinatiestrategie. In het onderzoek van Leboucher et al. (2012) werd tijdens de twee periodes in het onderzoek aan respectievelijk 99% en 99,1% van de moeders informatie gegeven. De informatie werd voornamelijk door de pediaters gegeven in de eerste periode, en voornamelijk door de vroedvrouwen tijdens de tweede periode. De hogere percentages in dit onderzoek kunnen verklaard worden doordat er aan de hand van een protocol systematisch aan elke pas bevallen vrouw informatie werd gegeven, wat in ons onderzoek niet het geval was.
6.4 Vaccinatiegraad van de moeders en hun partner In dit onderzoek werd een vaccinatiegraad van 46,8% bij de moeders en 46,7% bij hun partners vastgesteld. Opnieuw bleek het AZ Maria Middelares het best te scoren: 91% van de moeders die in dit ziekenhuis bevielen werd gevaccineerd en 87,5% van de partners. Het UZ Gent scoorde ook hier het slechtst met een vaccinatiegraad van 7,7% bij de moeders en 12% bij de partners. Bij zowel de moeders als de partners die niet gevaccineerd werden was de belangrijkste reden dat het vaccin hen nooit werd aangeboden. Door middel van logistische regressieanalyse werd aangetoond dat het ziekenhuis waar men beviel een significante voorspellende variabele is voor het al dan niet gevaccineerd zijn van zowel de moeders als hun partner. Bevallen in het AZ Maria Middelares bleek een 121,1 keer grotere kans te bieden om gevaccineerd te zijn voor de moeders, en een 51,3 keer grotere kans voor de partner, in vergelijking met het referentieziekenhuis UZ Gent. Net zoals bij de logistische regressieanalyse met de informatiegraad als afhankelijke
variabele
moet
hier
vermeld
worden
dat
betrouwbaarheidsintervallen breed waren.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 45
de
95%
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
De leeftijd, de nationaliteit en het hoogst behaalde diploma van de moeder hadden opnieuw geen voorspellende waarde. Het is verrassend om vast te stellen dat zowel in het UZ Gent als in het AZ Sint-Lucas de vaccinatiegraad van de moeders lager lag dan die van hun partners. Beide ziekenhuizen scoren het laagst voor zowel de vaccinatiegraad van de moeders als de vaccinatiegraad van de partners. In beide ziekenhuizen ging meer dan de helft van de gevaccineerde partners op eigen initiatief naar de huisarts voor vaccinatie. Er werd niet meteen een verklaring gevonden voor deze observatie, maar mogelijk vernamen ouders na de bevalling en na het verlaten van het ziekenhuis toch via andere bronnen dat vaccinatie belangrijk is en namen ze zelf het initiatief om zich te laten vaccineren door de huisarts. Mocht deze hypothese kloppen dan zou men wel verwachten dat zowel de moeders als hun partners de huisarts bezoeken en zou men gelijkaardige vaccinatiecijfers bekomen. Bij het nakijken van de vragenlijsten waarbij de moeder niet gevaccineerd en de partner wel gevaccineerd werd, kon vastgesteld worden dat het voornamelijk ging om moeders aan wie het vaccin op de kraamafdeling niet aangeboden werd en om partners die op eigen initiatief naar de huisarts stapten om gevaccineerd te worden. Het is mogelijk dat het voor een pas bevallen moeder minder evident en moeilijker te organiseren is om naar de huisarts te gaan om het vaccin te krijgen dan voor haar partner. Een andere mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat er voor de moeders in de vragenlijst geen antwoordoptie ‘dat de moeder op eigen initiatief de huisarts raadpleegde’ was. Hierdoor werden misschien enkele moeders die op eigen vraag bij de huisarts gevaccineerd werden gemist. In de literatuur werden drie onderzoeken gevonden waar men de vaccinatiegraad van moeders en vaders onderzocht. Leboucher et al. (2012) vonden bij de moeders een vaccinatiegraad van 68,9% en bij de vaders een vaccinatiegraad van 62,4%. In dit onderzoek werd een protocol gehanteerd waarin onmiddellijk postpartum informatie gegeven werd aan de ouders en er werd een voorschrift meegegeven voor beide ouders. Een onderzoek van Walter et al. (2009) ging de vaccinatiegraad van jonge ouders na in een ziekenhuis waar het vaccin aangeboden werd tijdens de eerste consultatie bij de kinderarts gedurende de eerste levensmaand van de baby. Er werd een vaccinatiegraad van 51,2% gerapporteerd. Door Healy et al. (2011) werd een vaccinatiegraad van 91% gerapporteerd. In tegenstelling tot ons onderzoek dat zich richtte tot ouders die verschillende ziekenhuizen bezochten, vonden de onderzoeken die we in de literatuur Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 46
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
aantroffen telkens plaats in één centrum. De drie bovenvermelde onderzoeken hanteerden een protocol waarin systematisch informatie werd gegeven en waarin ofwel een voorschrift werd meegegeven ofwel de vaccinatie werd toegediend. Deze verschillen in studieopzet, en verschillende geïncludeerde populaties maken het moeilijk om de vaccinatiegraden echt met elkaar te vergelijken. Toch kunnen we stellen dat de vaccinatiegraad die in het AZ Maria Middelares bekomen werd (vaccinatiegraad van de moeders 91% en van de partners 87,5%) vergelijkbaar is met de vaccinatiegraad in het onderzoek van Healy et al. (2011) (vaccinatiegraad van de moeders 91%). In dit onderzoek werd een vergelijkbaar beleid gehanteerd als in het AZ Maria Middelares. Dit beleid wordt verder besproken in hoofdstuk 6.5.
6.5 Beleid in de vier Gentse ziekenhuizen Het ziekenhuis waar men beviel bleek de belangrijkste determinant te zijn in dit onderzoek, zowel voor het bekomen van informatie over de cocoonvaccinatie als voor het krijgen van het herhalingsvaccin. Het AZ Maria Middelares scoorde het best, zowel voor wat betreft de mate waarin men geïnformeerd werd als voor wat betreft de vaccinatiegraad van de moeders en hun partner. Van de vier onderzochte ziekenhuizen scoorde het UZ Gent duidelijk het laagst. Om deze duidelijke verschillen te kunnen verklaren werd een beperkte rondvraag gedaan in de verschillende ziekenhuizen. Door het stellen van enkele vragen (zie bijlage 5) aan betrokken artsen en/of vroedvrouwen werd gepoogd het beleid dat elk ziekenhuis hanteerde met betrekking tot de cocoonvaccinatiestrategie in beeld te brengen. De vier ziekenhuizen werden door Dr. I. Leroux-Roels (klinisch bioloog - microbioloog, arts ziekenhuishygiënist van het UZ Gent en promotor van deze masterproef) via e-mail of telefonisch gecontacteerd. Tabel 18 geeft een overzicht van het beleid in de vier ziekenhuizen. 6.5.1 Beleid in het AZ Sint-Lucas Momenteel wordt kinkhoestvaccinatie in het AZ Sint-Lucas besproken door de vroedvrouw tijdens het opnamegesprek bij de bevalling. Er wordt informatie gegeven en indien de moeder het wenst wordt het vaccin toegediend op de kraamafdeling. Er zijn ook enkele pediaters in het ziekenhuis die de cocoonvaccinatie bespreken met de ouders tijdens het verblijf in het ziekenhuis. De pediaters leveren, indien gewenst, ook een voorschrift af voor het vaccin. Deze aanpak is echter niet de algemene standaard en Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 47
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
varieert van arts tot arts. Na de zomer van 2013 wordt een project gestart waarin elke zwangere op 27 weken een overlegmoment krijgt aangeboden met de vroedvrouw. Tijdens deze consultatie bij de vroedvrouw zal onder andere informatie worden gegeven over het belang van de herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest in het kader van de cocoonvaccinatiestrategie. Verder wenst men tijdens dit bezoek het vaccin toe te dienen, dit laatste in overeenstemming met de nieuwe aanbevelingen die in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk gelden om reeds tijdens de zwangerschap te vaccineren (Advisory Committee on Immunization Practices, 2013; The American College of Obstetricians and Gynecologists, 2012; Billingsley, 2012). (Informatie verkregen via Dr. Anne-Marie Van den Abeele, klinisch bioloogmicrobioloog en arts ziekenhuishygiënist in het AZ Sint-Lucas) 6.5.2 Beleid in het UZ Gent In het UZ Gent was er in de periode dat dit onderzoek werd uitgevoerd geen ziekenhuisbreed beleid voor pertussispreventie door vaccinatie. Tijdens de prenatale consultaties werd de cocoonvaccinatie tegen kinkhoest door alle vroedvrouwen en door de meeste gynaecologen vermeld. Het is echter niet duidelijk of alle gynaecologen dit effectief ter sprake brachten. Er werd aanbevolen dat de vader/partner, de grootouders en eventuele andere familieleden zich reeds tijdens de zwangerschap lieten vaccineren. Aan de moeder werd aangeraden om na de bevalling naar de huisarts te gaan om het vaccin te krijgen. Er werd geen schriftelijke informatie meegegeven over de herhalingsvaccinatie tijdens de prenatale consultaties. Op de kraamafdeling werd noch mondelinge, noch schriftelijke informatie gegeven over de vaccinatie tegen kinkhoest. Er werden ook geen vaccinaties toegediend of voorschriften meegegeven voor de moeder en/of de partner. Sinds mei 2013 is het beleid enigszins gewijzigd. Deze wijziging heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het recente advies (januari 2013) van de Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (VVOG) om bij voorkeur preconceptioneel te vaccineren of tussen de 24e en 30e zwangerschapsweek indien de moeder niet preconceptioneel gevaccineerd werd (Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 2013). Indien vrouwen zich preconceptioneel aanbieden worden ze verwezen naar de eerste lijn om het vaccin te laten toedienen. Vrouwen die niet preconceptioneel gevaccineerd werden worden tijdens de consultaties bij de vroedvrouwen geïnformeerd. Niet elke zwangere Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 48
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
vrouw komt bij de vroedvrouw op consultatie. Het is onduidelijk of de gynaecologen ook systematisch deze informatie meegeven met de patiënt. Er is voorlopig geen geschreven informatie, er worden ook geen voorschriften meegegeven naar huis. (Informatie verkregen via Mevr. A. Huygevelt, adjunct-hoofdvroedvrouw van de kraamafdeling, Mevr. R. Goemaes, adjunct-hoofdvroedvrouw poli verloskunde in het UZ Gent) 6.5.3 Beleid in AZ Jan Palfijn In het AZ Jan Palfijn wordt tijdens één van de prenatale consultaties een informatiebrochure over kinkhoestvaccinatie meegegeven aan de ouders. Deze brochure werd opgesteld door de firma GlaxoSmithKline, producent van de Boostrix® herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest. Sinds juni 2012 wordt de vaccinatie in de postnatale periode ook ter sprake gebracht door de pediater. Na de bevalling krijgen de ouders van de pediater informatie over de ziekte en over het vaccin. Hierbij wordt een formulier aan de ouders overhandigd waarop zij kunnen aanduiden of ze het vaccin al dan niet wensen te ontvangen. Indien ze het vaccin willen krijgen wordt het binnen de 48 uur na de bevalling toegediend door de vroedvrouwen op de kraamafdeling. Op het formulier kan men ook aanduiden of de partner een voorschrift wenst te krijgen voor vaccinatie bij de huisarts. Occasioneel gebeurt het dat de partner het vaccin meebrengt om het door de pediater te laten toedienen tijdens de eerste consultatie twee weken na de geboorte van de baby. (Informatie verkregen via Dr. L. Ide, klinisch bioloog – microbioloog en arts ziekenhuishygiënist, Dr. Ph. Jeannin, pediater AZ Jan Palfijn, en Dr. C. Focquaert, arbeidsgeneesheer) 6.5.4 Beleid in AZ Maria Middelares In het AZ Maria Middelares kwam het Comité Ziekenhuishygiëne reeds enkele jaren geleden tot de vaststelling dat het aantal kinkhoestgevallen in het ziekenhuis toenam. Deze vaststelling vormde toen de aanleiding om een beleid rond vaccinatie tegen kinkhoest op te stellen. Gedurende de periode van dit onderzoek gaven de gynaecologen aan alle koppels informatie over het belang van de herhalingsvaccinatie tijdens de prenatale consultaties. Aan alle partners werd een aantal weken voor de bevalling een voorschrift meegegeven voor vaccinatie bij de huisarts. Na de bevalling werd elke Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 49
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
moeder systematisch gevaccineerd door de vroedvrouwen op de kraamafdeling, meestal op de tweede of derde dag postpartum. Aan alle ouders werd ook een informatiepakket meegegeven,
waaronder
de
folder
van
de
firma
GlaxoSmithKline
over
kinkhoestvaccinatie. Prenataal werden geen vaccinaties tegen kinkhoest toegediend. Tijdens de postpartumperiode werd elke baby twee maal onderzocht door de pediater. Tijdens het tweede onderzoek, vlak voor ontslag uit het ziekenhuis, werd door de pediater nog eens nagevraagd of de moeder een vaccin, en de partner een voorschrift voor het vaccin ontving. Indien de partner geen voorschrift ontving werd dit alsnog door de pediater afgeleverd. Deze systematische manier van werken verkleinde het risico dat vaccinatie van de partner over het hoofd gezien werd. In juni 2013 werd door de gynaecologen een omzendbrief verspreid waarin ze te kennen gaven dat zij vanaf september 2013 zullen overschakelen naar het prenataal vaccineren van de moeder. Deze omschakeling is er gekomen naar aanleiding van de aanbevelingen van de VVOG (Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 2013). Men wil elke moeder tijdens het derde trimester van de zwangerschap verwijzen naar de huisarts voor vaccinatie. Op deze manier kan de vaccinatie ook geregistreerd worden via Vaccinnet. (Informatie verkregen via Dr. S. Steyaert, klinisch bioloog - microbioloog en arts ziekenhuishygiënist, Dr. J. Leus, diensthoofd pediatrie, en Dr. Van Den Broecke, diensthoofd gynaecologie)
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 50
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Tabel 18: Beleid in de vier Gentse ziekenhuizen
UZ Gent
Preconceptioneel
Prenataal
AZ Maria Middelares
T.e.m. april 2013: geen systematisch beleid Sinds mei 2013: Verwijzing naar huisarts voor vaccinatie
Geen systematisch beleid
Geen systematisch beleid
Bespreking door gynaecoloog: niet systematisch Bespreking door vroedvrouw: systematisch Advies aan de partner: vaccinatie door de huisarts tijdens de zwangerschap Advies aan de moeder: vaccinatie door de huisarts na de bevalling Sinds mei 2013: prenatale vaccinatie van de moeders n.a.v. richtlijnen VVOG (Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 2013), doch verwijzing naar de eerste lijn voor toediening van het vaccin
Bespreking door de gynaecoloog en/of vroedvrouw: systematisch T.e.m. augustus 2013: partner krijgt een voorschrift en wordt naar huisarts verwezen voor vaccinatie Vanaf september 2013: prenatale vaccinatie van de moeders, n.a.v. richtlijnen VVOG (Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 2013), verwijzing naar de huisarts T.e.m. augustus 2013: Vaccinatie van de moeders op de kraamafdeling Vanaf september 2013: prenatale vaccinatie van moeder en partner bij huisarts
Informatiebrochure wordt meegegeven aan de ouders
Geen informatie of vaccinatie op de kraamafdeling
Postpartaal
AZ Jan Palfijn
T.e.m. mei 2012: geen systematisch beleid Beleid sinds juni 2012: Pediater informeert Vaccinatie van de moeders op de kraamafdeling Voorschrift voor de partners
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 51
AZ Sint-Lucas Momenteel: geen systematisch beleid Beleid dat zal gestart worden in het najaar van 2013: Informatie geven en vaccineren van de ouders tijdens consultatie met de vroedvrouw op 27 weken zwangerschapsduur Vaccinatie wordt besproken bij het opnamegesprek bij de bevalling door de vroedvrouw
Vaccinatie van de moeders op de kraamafdeling Voorschrift voor de partner meegegeven door pediater (niet systematisch)
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Dat het AZ Maria Middelares het best scoorde voor zowel het geven van informatie over de cocoonvaccinatie als voor het vaccineren van moeders en hun partner is te danken aan hun beleid waarbij elke moeder systematisch wordt gevaccineerd op de kraamafdeling en waarbij het ouderpaar systematisch wordt geïnformeerd. Het systematisch meegeven van een voorschrift voor de partner heeft ervoor gezorgd dat ook een groot deel van de partners het vaccin heeft ontvangen. Het AZ Jan Palfijn veranderde het beleid in juni 2012. Net als in het AZ Maria Middelares worden de moeders sinds juni 2012 op de kraamafdeling gevaccineerd en wordt aan de partners een voorschrift meegegeven. Het is dus mogelijk dat de vaccinatiegraad in het AZ Jan Palfijn hoger was geweest indien de gegevensverzameling volledig na juni 2012 had plaatsgevonden. Wanneer de vaccinatiegraad van de moeders bevallen tussen januari en mei 2012 en van de moeders bevallen tussen juni en oktober 2012 afzonderlijk in kaart werd gebracht, werd wel degelijk een verschil gezien. De vaccinatiegraad van de moeders die voor juni 2012 bevielen was 25% (9 van de 36 moeders) en de vaccinatiegraad van de moeders die tussen juni en oktober bevielen was 77,3% (34 van de 44 moeders). Ook bij de partners werd een verschil in vaccinatiegraad waargenomen tussen de twee periodes. Bij de partners van moeders die voor juni 2012 bevielen was 37,5% (12 van de 32 partners) gevaccineerd. Tussen juni en oktober werd een vaccinatiegraad van 56,1% (23 van de 41 partners) waargenomen. De beleidswijziging in het AZ Jan Palfijn heeft de vaccinatiegraad van zowel moeders als hun partner dus in positieve zin beïnvloed. In het UZ Gent werd er tijdens de periode van ons onderzoek geen systematische informatie gegeven tijdens de zwangerschap. In het beste geval werden moeders en hun partner naar de huisarts verwezen opdat deze het vaccin zou toedienen. Op de kraamafdeling werd er geen informatie gegeven en werden er ook geen vaccins toegediend aan de moeders, noch voorschriften meegegeven voor de moeders en de partners. Dit kan de lage informatiegraad en de lage vaccinatiegraad van de moeders en hun partners verklaren. Volgens onze informatiebronnen hanteert het AZ Sint-Lucas een beleid waarbij de cocoonvaccinatie besproken wordt bij opname op het verloskwartier, waarbij de moeders gevaccineerd worden op de kraamafdeling en waarbij aan de partners een voorschrift wordt meegegeven. Toch toonde ons onderzoek toch geen schitterende cijfers voor zowel informatiegraad als vaccinatiegraad. Dit suggereert dat Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 52
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
dit beleid voor verbetering vatbaar is. Dit is niet enkel voor het AZ Sint-Lucas het geval, maar voor alle ziekenhuizen en voor het UZ Gent bij uitstek. Een vaccinatiegraad van 100% zou het streefdoel moeten zijn in het voorkomen van kinkhoest bij jonge en bijgevolg kwetsbare kinderen. Tegelijk stelt zich de vraag of een vaccinatiegraad van 100% realistisch en haalbaar is. Het gaat immers niet enkel over vaccinatie van de ouders, maar ook broers, zussen, grootouders, ooms, tantes, onthaalouders en anderen die in contact komen met de baby vormen een bron van besmetting. Dit is, in combinatie met de wetenschappelijke inzichten dat vaccinatie van de moeder tijdens de zwangerschap tot betere bescherming van de pasgeborene kan leiden (Halperin, et al., 2011; Healy, Rench, & Baker, 2013), één van de redenen dat de internationale richtlijnen recent aangepast werden, hetgeen verder besproken wordt in hoofdstuk 7.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 53
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
6.6 Beperkingen van dit onderzoek Bij het lezen van dit onderzoek en het interpreteren van de resultaten is het belangrijk dat men zich bewust is van enkele beperkingen van deze studie.
In de eerste plaats is er de onevenwichtige samenstelling van de onderzoekspopulatie en het feit dat meer dan de helft van de respondenten minstens beschikte over een diploma van hoger niet universitair onderwijs (korte type). Het is erg waarschijnlijk dat dit voor een bias in de resultaten heeft gezorgd. Hoger opgeleide mensen zijn meer geneigd om ook zelf informatie op te zoeken wanneer deze niet spontaan werd verstrekt en vervolgens om zelf het vaccin te vragen aan hun arts. Mogelijks heeft dit een invloed gehad op de informatie- en vaccinatiegraad van zowel de moeders als de partners. We zien evenwel dat een hogere scholingsgraad niet compenseert voor een falend beleid of gebrek aan beleid in sommige ziekenhuizen. Verder was ook de verdeling van het aantal respondenten over de verschillende ziekenhuizen niet evenredig. Het AZ Sint-Lucas was veel sterker vertegenwoordigd dan de andere Gentse ziekenhuizen. Deze sterkere vertegenwoordiging van het AZ SintLucas is te verklaren door het feit dat dit de grootste materniteit is van Gent en de tweede grootste materniteit van Vlaanderen (vzw AZ Sint-Lucas en Volkskliniek, 2011). Over de categorie ‘ander ziekenhuis of thuisbevalling’ kunnen we in feite geen uitspraken doen, omwille van de grote diversiteit binnen deze categorie. Een bevalling is een heel intens moment in het leven, waarbij in een korte tijd heel veel emoties optreden en nieuwe ervaringen worden opgedaan. Mogelijks is er een rapporteringsbias doordat ouders niet goed meer weten of ze het vaccin al dan niet gekregen hebben. Voor veel respondenten waren reeds enkele maanden verstreken tussen het moment van de bevalling en het moment van de bevraging, hetgeen de accuraatheid van de informatie negatief kan hebben beïnvloed. Om praktische en organisatorische redenen werden enkel jonge ouders uit de regio Gent geïncludeerd in dit onderzoek. Dit kan een invloed hebben op de externe validiteit van dit onderzoek. De Gentse populatie kan een aantal eigenschappen hebben waardoor de onderzoeksresultaten mogelijks niet representatief zijn voor Vlaanderen of België. De cocoonvaccinatiestrategie richt zich niet enkel tot ouders, maar ook tot grootouders, gezondheidswerkers,… In dit onderzoek werden enkel jonge ouders bevraagd omwille Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 54
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
van de haalbaarheid van het onderzoek in het voorziene, vrij korte tijdsbestek. Ouders zijn uiteraard de personen die het dichtste contact hebben met jonge kinderen, maar onderzoek naar de kennis en vaccinatiegraad van gezondheidswerkers, grootouders, onthaalmoeders en andere dichte contacten van jonge kinderen kan zeker ook bijdragen tot een beter zicht op de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie en finaal tot een betere bescherming van jonge kinderen tegen kinkhoest.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 55
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
7 Aanbevelingen en toekomstperspectieven Het is duidelijk dat ondanks de systematische vaccinatie van de zuigeling en het jonge kind die sinds decennia wordt toegepast, kinkhoest nog steeds een belangrijk gezondheidsprobleem blijft in de Westerse landen. Dit onderzoek en de bestaande literatuurgegevens
tonen
aan
dat
de
cocoonvaccinatiestrategie
verschillende
tekortkomingen heeft en dat de vaccinatiegraad bij moeders en partners onvoldoende hoog is (Wiley, Zuo, Macartney, & McIntyre, 2013; Halperin, et al., 2011; Healy, Rench, & Baker, 2011; Walter, Allred, Rowe-West, Chmielewski, Kretsinger, & Dolor, 2009; de La Rocque, et al., 2007; Leboucher, Sentilhes, Abbou, Henry, Grimprel, & Descamps, 2012). Ons onderzoek toonde aan dat het beleid dat wordt gevoerd door het AZ Maria Middelares leidt tot de hoogste vaccinatiegraad, zowel voor de moeders als voor de partners. De drie andere Gentse ziekenhuizen doen het lang zo goed niet. Het beleid van het AZ Maria Middelares bestaat erin om alle moeders op de kraamafdeling systematisch te vaccineren en aan de partners systematisch een voorschrift mee te geven voor vaccinatie door de huisarts. Deze aanpak kan een toonbeeld en inspiratiebron zijn voor de ziekenhuizen die een lagere vaccinatiegraad bekomen. De wereld is continu in verandering. Dit is ook te merken aan de evolutie van richtlijnen en aanbevelingen. Sinds de start van dit onderzoek zijn er nieuwe richtlijnen uitgevaardigd. Sinds oktober 2012 beveelt men zowel in de Verenigde Staten als in het Verenigd Koninkrijk aan om moeders tijdens het derde trimester van de zwangerschap te vaccineren (Advisory Committee on Immunization Practices, 2013; The American College of Obstetricians and Gynecologists, 2012). Dit is een reactie op de vaststelling dat vaccinatie van de moeder de baby onvoldoende beschermt tijdens de eerste twee levensweken waarin het kind uiterst kwetsbaar is. In 2013 werden door de VVOG ook nieuwe richtlijnen uitgebracht (Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 2013). Deze richtlijnen verschillen van de richtlijnen in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. In de richtlijnen van de VVOG wordt immers de voorkeur gegeven aan preconceptioneel vaccineren, gevolgd door vaccinatie tijdens de zwangerschap. In het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten wordt de voorkeur gegeven aan vaccinatie tijdens de zwangerschap. Er zijn nieuwe richtlijnen van de Hoge Gezondheidsraad in voorbereiding. In deze richtlijnen wordt vaccinatie van de moeder Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 56
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
tijdens de 24e en 32e zwangerschapsweek als voorkeursstrategie naar voor geschoven, gezien dit tot een betere bescherming van het kind leidt. Voor de partner en andere contacten wordt de cocoonvaccinatie aanbevolen, het liefst enkele weken voor de bevalling. Dit alles naar analogie met de richtlijnen in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk (mondelinge informatie van Dr. Petra Schelstraete, kinderlongarts en –infectioloog UZ Gent en lid van de werkgroep vaccinaties van de Hoge Gezondheidsraad). Men heeft aangetoond dat het niet volstaat om enkel de moeder te vaccineren (Castagnini, Healy, Rench, Wootton, Munoz, & Baker, 2012). De vaccinatie van de partner, de grootouders en andere contacten kan verder via de cocoonvaccinatiestrategie gebeuren. Aan elke volwassene wordt aanbevolen om elke tien jaar een herhalingsvaccinatie te krijgen. Indien men in contact zal komen met een pasgeborene wordt aangeraden zich vroeger opnieuw te laten vaccineren. Idealiter wordt een volwassene die in contact zal komen met een pasgeborene ten laatste enkele weken voor de bevalling gevaccineerd zodat zich een voldoende hoge immuunrespons kan ontwikkelen (Advisory Committee on Immunization Practices, 2013; The American College of Obstetricians and Gynecologists, 2012). Voor de vaccinatie van de moeders is de prenatale consultatie het meest geschikte moment. Het is of het wordt dus de taak en de verantwoordelijkheid van de gynaecoloog om er voor te zorgen dat iedere zwangere vrouw tijdens het derde trimester het boostervaccin ontvangt. De vaccinatie van de partner, de grootouders en andere dichte contacten kan gebeuren in samenwerking met de huisarts. Indien de informatie en de voorschriften systematisch aan elke zwangere vrouw worden meegegeven wordt de kans dat iemand niet geïnformeerd en/of gevaccineerd wordt minimaal. Een hulpmiddel voor de opvolging van de vaccinatiestatus van de moeders en hun omgeving is ‘Vaccinnet’. Vaccinnet is een vaccinatiedatabase die artsen kunnen raadplegen om na te gaan welke vaccinaties een patiënt al dan niet heeft gekregen. Op deze manier zouden de verschillende artsen die betrokken zijn bij de gezondheid van de pasgeborene, zijn/haar ouders en zijn/haar omgeving, de mogelijkheid hebben om de vaccinatiestatus van elke belangrijke contactpersoon na te gaan. Tenslotte zijn een degelijke kennis over de problematiek van kinkhoest en kinkhoestvaccinatie door alle hulpverleners en een up-to-date beleid van cruciaal belang. Enkel indien elke hulpverlener op de hoogte is van de meest recente Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 57
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
aanbevelingen en indien er een goede samenwerking en communicatie is tussen de verschillende disciplines en de betrokken zorgverstrekkers kan er sprake zijn van een wel doordacht en optimaal beleid in de strijd tegen kinkhoest bij jonge kinderen.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 58
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
8 Literatuurlijst Advisory Committee on Immunization Practices. (2013). Updated recommendations for use of tetanus toxoid, reduces diphteria toxoid, and acellular pertussis vaccine (Tdap) in pregnant women (2012). Morbidity and Mortality Weekly Report CDC (62), 131-134. BCFI. (2013). Toenemende incidentie van kinkhoest: moet de vaccinatiestrategie worden herzien? Folia Pharmaceutica (40), 12-13. Bechini, A., Tiscione, E., Boccalini, S., Levi, M., & Bonanni, P. (2012). Acellular pertussis vaccine use in risk groups (adolescents, pregnant women, newborns and health care workers): a review of evidences and recommendations. Vaccine (30), 5179-5190. Billingsley, M. (2012). Pregnant women in UK are offered whooping cough vaccine to protect newborns. British Medical Journal (345), 1-1. Cammu, H., Martens, E., Van Mol, C., & Jacquemyn, Y. (2013). Perinatale activiteiten in Vlaanderen 2012. Brussel: Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie. Castagnini, L. A., Healy, M. C., Rench, M. A., Wootton, S., Munoz, F., & Baker, C. (2012). Impact of maternal postpartum tetanus and diphteria toxoids and accellular pertussis immunization on infant pertussis infection. Clinical Infectious Diseases (54), 78-84. Centers for Disease Control and Prevention. (2012, mei 7). Pertussis (Whooping cough) About pertussis. Opgeroepen op maart 7, 2013, van Centers for Disease Control and Prevention: http://www.cdc.gov/pertussis/about/index.html de Greeff, S., Mooi, F., Westerhof, A., Verbakel, J., Peeters, M., Heuvelman, C., et al. (2010). Pertussis disease burden in the household: how to protect young infants. Clinical Infectious Diseases (50), 1339-1345. de La Rocque, F., Grimprel, E., Gaudelus, J., Lécuyer, A., Wollner, C., Leroux, M.-C., et al. (2007). Enquête sur le statut vaccinal des parents de jeunes nourrissons. Archives de pédiatrie (14), 1472-1476. Fortner, K., Kuller, J., Rhee, E., & Edwards, K. (2012). Influenza and tetanus, diphtheria, and acellular pertussis vaccinations during pregnancy. Obstetrical and Gynecological Survey (67), 251-257.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 59
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
GlaxoSmithKline. (2012, februari 1). Productoverzicht Boostrix. Opgeroepen op augustus
5,
2013,
van
Gezondheid.gsk.be:
http://publiek.gsk.be/nosproduits/boostrix.html Halperin, B., Morris, A., MacKinnon-Cameron, D., Mutch, J., Langley, J., McNeil, S., et al. (2011). Kinetics of the antibody response to tetanus-diphteria-acellular pertussis vaccine in women of childbearing age and postpartum women. Clinical Infectious Diseases (53), 885-892. Healy, M. C., Rench, M. A., & Baker, C. J. (2011). Implementation of cocooning against pertussis in a high-risk population. Clinical Infectious Diseases (52), 157-162. Healy, M. C., Rench, M. A., & Baker, C. J. (2013). Importance of timing of maternal combined tetanus, diphteria and acellular pertussis (Tdap) immunization and protection of young infants. Clinical Infectious Diseases (56), 539-544. Hoge Gezondheidsraad. (2009). Vaccinatiegids Nr. 8532. Brussel. Hoge Gezondheidsraad. (2009b). Vaccinatiegids Nr. 8586. Brussel. Klein, N. P., Bartlett, J., Rowhani-Rahbar, A., Fireman, B., & Baxter, R. (2012). Waning protection after fifth dose of acellular pertussis vaccine in children. The New England Journal of Medicine (367), 1012-1018. Leboucher, B., Sentilhes, L., Abbou, F., Henry, E., Grimprel, E., & Descamps, P. (2012). Impact of postpartum information about pertussis booster to parents in a university maternity hospital. Vaccine , 1-10. Locht, C., & Mielcarek, N. (2012). New pertussis vaccination approaches: en route to protect newborns? FEMS Immunology & Medical Microbiology , 1-13. McIntyre, P., & Wood, N. (2009). Pertussis in early pregnancy: disease burden and preventive strategies. Current Opinion in Infectious Diseases (22), 215-223. Nationale referentiecentra voor humane microbiologie. (2011). Bordetella pertussis 2011. Brussel: Nationale referentiecentra voor humane microbiologie. Plotkin, S., Orenstein, W., & Offit, P. (2008). Vaccines. China: Saunders Elsevier. Polit, D., & Beck, C. (2010). Essentials of Nursing Research - Appraising Evidence for Nursing Practice. China: Wolters Kluwer Health / Lippincott Williams & Wilkins.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 60
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
The American College of Obstetricians and Gynecologists. (2012). Update on immunization and pregnancy: tetanus, diphteria and pertussis vaccination. Obstetrics & Gynecology (119), 690-691. Vincent, M., Rodeghiero, C., Eylenbosch, R., Mans, Y., Swalus-Steenhouwer, J., Piérard, D., et al. (2011). Pertussis serodiagnosis in Belgium from 1990 to 2009. Clinical and Vaccine Immunology (18), 588-594. Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. (2013, april 24). Het basisvaccinatieschema Vlaanderen 2013. Opgeroepen op mei 10, 2013, van Vlaams Agentschap Zorg en
Gezondheid:
http://www.zorg-en-
gezondheid.be/basisvaccinatieschema/#schema Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie. (2013, 1 16). Nieuwe aanbevelingen kinkhoest vaccinatie bij zwangeren. Opgeroepen op mei 20, 2013,
van
Vlaamse
Vereniging
voor
Obstetrie
en
Gynaecologie:
http://www.vvog.be/artikel?id=31206837,c=288,sectie=browse VRT. (2013, januari 9). Kinkhoest is aan opmars bezig in Vlaanderen. Opgeroepen op januari
9,
2013,
van
De
Redactie:
http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.1520748 vzw AZ Sint-Lucas en Volkskliniek. (2011). Jaarverslag 2011. Gent: John Buyckx en Dirk Maes. Walter, E. B., Allred, N., Rowe-West, B., Chmielewski, K., Kretsinger, K., & Dolor, R. J. (2009). Cocooning infants: Tdap immunization for new parents in the pediatric office. Academic Pediatrics (9), 344-347. Wendelboe, A. M., Hudgens, M. G., Poole, C., & Van Rie, A. (2007). Estimating the role of casual contact from the community in transmission of Bordetella pertussis to young infants. Emerging Themes in Epidemiology (4), 1-7. Wendelboe, A. M., Van Rie, A., Salmaso, S., & Englund, J. A. (2005). Duration of immunity against pertussis after natural infection or vaccination. The Pediatric Infectious Disease Journal (24), 58-61. Wendelboe, A., Njamkepo, E., Bourillon, A., Floret, D., Gaudelus, J., Gerber, M., et al. (2007). Transmission of Bordetella pertussis to young infants. The Pediatric Infectious Disease Journal (26), 293-299. WHO/Unicef. (2012). Immunization summary. Genève/New York: WHO/Unicef. Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 61
Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Wiley, K., Zuo, Y., Macartney, K., & McIntyre, P. (2013). Sources of pertussis infection in young infants: A review of key evidence informing targeting of the cocoon strategy. Vaccine (31), 618-625. World Health Organization. (2010, oktober 1). Pertussis vaccines: WHO position paper. Weekly epidemiological record (40), pp. 385-500. Zepp, F., Heininger, U., Mertsola, E., Guiso, N., Roord, J., E Tozzi, A., et al. (2011). Rationale for pertussis booster vaccination throughout life in Europe. The Lancet Infectious Diseases (11), 557-570.
Eveline Dhondt Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent 62
9 Bijlagen Bijlage 1: Vragenlijst Bijlage 2: Informatiebrief met informed consent Bijlage 3: Informatiebrief van Kind & Gezin Bijlage 4: Goedkeuring ethisch comité Bijlage 5: Vragen gericht aan de vier Gentse ziekenhuizen
63
Bijlage 1: Vragenlijst
Beste jonge ouder
Vooreerst hartelijk dank voor uw bereidheid om mee te werken aan dit onderzoek. Hieronder vindt u de vragenlijst. Het invullen van deze lijst vraagt 5 tot 10 minuten van uw tijd. Gelieve geen informatie op te zoeken (op internet of in boeken) om deze vragen te beantwoorden. Wij wensen immers een waarheidsgetrouw beeld te bekomen van uw kennis over “cocoonvaccinatie tegen kinkhoest”. Mocht u vragen hebben over deze vragenlijst dan kan u ons steeds contacteren via onderstaande contactgegevens.
Met oprechte dank bij voorbaat voor uw medewerking,
Dhondt Eveline Vroedvrouw, student Master of science in de verpleegkunde en vroedkunde, Universiteit Gent
[email protected]
Dit onderzoek wordt gevoerd in samenwerking met Dr. Isabel Leroux-Roels en Prof. Dr. Geert Leroux-Roels, Centrum voor Vaccinologie, Universiteit Gent/Universitair Ziekenhuis Gent
1
Algemene gegevens 1. Wat is de postcode van uw woonplaats? …………………………………………… 2. Wanneer bent u bevallen? (Maand en jaar van bevallen volstaan) …………………………………………. 3. Wat is uw leeftijd? o 20 jaar of jonger o Tussen de 21 en 30 jaar o Tussen de 31 en 40 jaar o 41 jaar of ouder 4. Welke nationaliteit hebt u? o Belg o Niet-Belg: welke nationaliteit? …………………………………………….. 5. Wat is uw hoogst behaalde diploma o Lager onderwijs o Lager middelbaar onderwijs o Hoger middelbaar onderwijs o Hoger niet-universitair onderwijs (korte type) o Universitair onderwijs of hoger niet-universitair onderwijs (lange type) 6. In welk ziekenhuis bent u bevallen o UZ Gent o AZ Maria Middelares Gent o AZ Jan Palfijn Gent o AZ Sint-Lucas Gent o Ander ziekenhuis: ………………………………………………………… o Niet van toepassing (thuisbevalling) Kennis over kinkhoest 7. Hebt u ooit al over kinkhoest gehoord? o Ja, ik heb al over kinkhoest gehoord (Ga verder met vraag 8) o Nee, ik heb nog nooit iets over kinkhoest gehoord (Ga verder met vraag 24) 8. Op welke wijze kreeg u informatie over kinkhoest o Ik ken iemand die ooit kinkhoest doormaakte o Ik weet gewoon dat het bestaat o Via de media (Vul ook vraag 9 in) o Via familie of vrienden
2
o o
Een gezondheidszorgwerker informeerde mij hierover (Vul ook vraag 10 in) Andere bron van informatie (vermeld deze): …………………………………………………….
9. Indien u bij vraag 8 antwoordoptie ‘Via de media’ aankruiste, gelieve hieronder aan te duiden welke media: o Internet o TV o Tijdschrift/magazine o Krant o Andere, specifieer: ………………………………………….. 10. Indien u bij vraag 8 antwoordoptie ‘Een gezondheidswerker informeerde mij hierover’ aankruiste, gelieve hieronder aan te duiden welke gezondheidswerker: o Huisarts o Gynaecoloog / verloskundige o Vroedvrouw / verpleegkundige o Kinderarts o Andere, specifieer: ………………………………………….. 11. Duid aan wat u denkt over volgende stellingen (juist, fout of ik weet het niet)
Stelling A B C
D
E
Juist
Kinkhoest is een aandoening van de luchtwegen Kinkhoest is een kinderziekte die zo goed als volledig uitgeroeid is. Kinkhoest kan bij jonge kinderen ernstige en pijnlijke symptomen en verwikkelingen veroorzaken. Als ik geen symptomen van kinkhoest vertoon bestaat er ook geen enkel risico dat ik de ziekte doorgeef aan mensen in mijn omgeving. Als je als kind gevaccineerd werd tegen kinkhoest kan je de ziekte nooit meer krijgen.
3
Fout
Ik weet het niet
Vaccinatiegraad kinkhoest 12. Werd u tijdens de zwangerschap of na de bevalling geïnformeerd over het belang van een herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest? o Ja (Ga verder met vraag 15) o Nee (Vul ook vraag 13 in) 13. Bent u zelf naar informatie over de herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest op zoek gegaan? o Ja (Vul ook vraag 14 in) o Nee (Ga verder met vraag 17) 14. Indien u zelf informatie hebt opgezocht, waar zocht u deze informatie? o Bij familie of vrienden o Ik vroeg om informatie aan de huisarts/gynaecoloog/vroedvrouw/kinderarts o Op internet o In tijdschriften/magazines o In de krant o In boeken o In brochures Ga na deze vraag verder met vraag 16 15. Door wie werd u geïnformeerd over deze herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest? o Huisarts o Gynaecoloog/verloskundige o Kinderarts o Vroedvrouw of verpleegkundige o Andere (specifieer): …………………………….. 16. Kreeg u ook geschreven informatie over de herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest, bijvoorbeeld een folder? o Ja o Nee 17. Kreeg u tijdens het verblijf op de materniteit/de kraamafdeling de herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest toegediend? o Ja (Ga verder met vraag 21) o Nee (Ga verder met vraag 18)
4
18. Waarom werd u niet gevaccineerd op de kraamafdeling? o Ik wenste niet gevaccineerd te worden o Ik heb in de laatste twee jaar het vaccin reeds gekregen o De herhalingsvaccinatie werd mij niet aangeboden o Men heeft mij niet gevaccineerd maar ik kreeg wel een voorschrift voor het vaccin mee naar huis. (Vul ook vraag 19 in) o Andere reden: ………………………………………. 19. Enkel indien u bij vraag 18 antwoordoptie ‘Men heeft mij niet gevaccineerd maar ik kreeg wel een voorschrift voor het vaccin mee naar huis’ aankruiste: Ging u met dit voorschrift naar de apotheek en liet u de herhalingsvaccinatie toedienen? o Ja (Ga verder met vraag 21) o Nee (Vul ook vraag 20 in) 20. Waarom werd het vaccin niet toegediend? o Ik wenste niet gevaccineerd te worden o Ik heb in de laatste twee jaar het vaccin reeds gekregen o Men heeft het mij nooit aangeboden o Andere reden: ……………………………………… 21. Kreeg uw partner de herhalingsvaccinatie tegen kinkhoest toegediend? o Ja (Ga verder naar vraag 22) o Nee (Ga verder naar vraag 23) o Niet van toepassing (Ga verder naar vraag 24) 22. Door wie werd uw partner gevaccineerd? o Door de gezondheidswerkers van de kraamafdeling (vroedvrouw, gynaecoloog) o We kregen een voorschrift mee vanuit de kraamafdeling en de huisarts heeft het vaccin toegediend. o Mijn partner stapte zelf naar de huisarts met de vraag om het vaccin te krijgen o Andere (specifieer): ………………………………………. 23. Waarom werd uw partner niet gevaccineerd? o Mijn partner wenste niet gevaccineerd te worden o Mijn partner heeft in de laatste twee jaar het vaccin reeds gekregen o Men heeft het vaccin nooit aangeboden o Niemand deelde ons mee dat vaccinatie van de partner nuttig is o Andere reden: ………………………………………
5
24. U hebt alle vragen beantwoord. Bedankt daarvoor. Hieronder kunt u indien u wenst nog opmerkingen of suggesties voor de onderzoekers neerschrijven.
Dit is het einde van de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking aan dit onderzoek! Gelieve deze ingevulde vragenlijst samen met het toestemmingsformulier naar ons terug te sturen via bijgevoegde gefrankeerde envelop. Wij verzekeren u dat uw gegevens in alle anonimiteit verwerkt zullen worden.
Dhondt Eveline Vroedvrouw, student ‘Master of science in de verpleegkunde en vroedkunde’, Universiteit Gent
[email protected]
Dit onderzoek wordt gevoerd in samenwerking met Dr. Isabel Leroux-Roels en Prof. Dr. Geert Leroux-Roels, Centrum voor Vaccinologie, Universiteit Gent/Universitair Ziekenhuis Gent Voor
meer
informatie,
kan
u
Dr.
Isabel
Leroux-Roels
contacteren
[email protected] Adres: UZ Gent (Blok A, 1e verdieping), De Pintelaan 185, 9000 Gent. Tel: 09/332.33.28
6
via
Bijlage 2: Informatie- en toestemmingsformulier Informatieformulier over het onderzoek in het kader van de masterproef van Dhondt Eveline, opleiding tot master in de verpleegkunde en vroedkunde
Titel van het onderzoek: Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Beste jonge ouder In het kader van de masterproef in de opleiding tot master in de verpleegkunde en vroedkunde van Eveline Dhondt, vroedvrouw, onder leiding van Dr. Isabel Leroux-Roels en Prof. Dr. G. Leroux-Roels (UZ Gent), zouden wij graag uw medewerking vragen. Sinds 2009 adviseert de Hoge Gezondheidsraad om volwassenen die in contact komen met niet gevaccineerde of onvolledig gevaccineerde zuigelingen in te enten tegen kinkhoest. Volwassenen die hiervoor in aanmerking komen zijn: jonge of toekomstige ouders, grootouders en naaste familiecontacten, verzorgend personeel van pediatrische diensten, de kraamafdelingen en kinderdagverblijven en onthaalouders van jonge kinderen. Het doel van dit onderzoek is na te gaan in welke mate jonge ouders tijdens de zwangerschap en/of na de bevalling geïnformeerd worden over de “cocoonvaccinatiestrategie” tegen kinkhoest. Daarnaast wensen we ook in kaart te brengen hoeveel ouders effectief gevaccineerd werden. U begrijpt dat u, als jonge ouder, de uitgelezen persoon bent om ons daarover informatie te verstrekken. Wij hopen deze informatie te bekomen door u een korte vragenlijst te laten invullen. Het invullen van deze vragenlijst neemt een 5 à 10-tal minuten van uw tijd in beslag. Na het invullen van de vragenlijst bezorgt u die terug aan de onderzoeker die uw gegevens volledig anoniem en in alle vertrouwelijkheid zal behandelen. Het is belangrijk dat u de vragenlijst invult zonder informatie op te zoeken, zodat onze resultaten een getrouwe weergave zijn van de realiteit. Deelname aan dit onderzoek gebeurt volledig vrijwillig en brengt voor u geen financiële voordelen, kosten of risico’s met zich mee. Wij verzekeren u dat uw identiteit in geen geval bekend wordt gemaakt aan derden; vertrouwelijkheid is verzekerd. U krijgt de mogelijkheid om vragen te stellen die wij naar behoren zullen beantwoorden. Contactgegevens vindt u hieronder. Na het invullen van het toestemmingsformulier en de vragenlijst bezorgt u die terug aan de onderzoeker via bijgesloten gefrankeerde envelop. Het toestemmingsformulier en de vragenlijst zullen bij aankomst in ons centrum van elkaar gescheiden worden door een persoon onafhankelijk van het onderzoek. Uw gegevens worden door de onderzoeker volledig anoniem en in alle vertrouwelijkheid behandeld. Met oprechte dank bij voorbaat voor uw medewerking! Eveline Dhondt Dr. Isabel Leroux-Roels Prof. Dr. Geert LerouxRoels Student Ziekenhuishygiëne, UZ Gent Centrum voor Vaccinologie, UGent Voor meer informatie, kan u Dr. Isabel Leroux-Roels contacteren via
[email protected] Adres: UZ Gent (Blok A, 1e verdieping), De Pintelaan 185, 9000 Gent. Tel: 09/332.33.28
1
Toestemmingsformulier deelnemer
Titel van het onderzoek: Evaluatie van de implementatiegraad van de cocoonvaccinatiestrategie tegen kinkhoest: In welke mate zijn jonge ouders anno 2012 geïnformeerd en gevaccineerd?
Toestemmingsverklaring tot medewerking aan het onderzoek in het kader van de masterproef van Dhondt Eveline, opleiding tot master of science in de verpleegkunde en vroedkunde, Universiteit Gent. Ik verklaar dat ik bijgevoegd informatieformulier heb gelezen en begrepen. Ik heb de mogelijkheid gekregen om bijkomende vragen te stellen en die werden voldoende en duidelijk beantwoord. Ik weet dat mijn gegevens geheel anoniem zullen behandeld worden. Ik neem geheel vrijwillig deel aan dit onderzoek en weet dat het geen financiële voordelen, kosten of risico’s met zich meebrengt. Mijn gegevens mogen in dit onderzoek op anonieme wijze verwerkt worden. Ik weet dat ik mij op elk moment kan terugtrekken uit dit onderzoek. Ik geef geheel vrijwillig toestemming om deel te nemen aan dit onderzoek.
Naam
Datum
Handtekening
Gelieve deze pagina samen met de ingevulde vragenlijst naar ons terug te sturen via bijgevoegde gefrankeerde envelop.
2
Bijlage 3: Informatiebrief van Kind & Gezin
1
Bijlage 4: Goedkeuring ethisch comité
1
Bijlage 5: Vragen gericht aan de vier Gentse ziekenhuizen 1.
Is er een ziekenhuisbreed beleid over richtlijn over pertussispreventie d.m.v. vaccinatie? Zo ja, wie is de eigenaar/auteur van deze richtlijn?
2.
Hebben instanties zoals Comité Ziekenhuishygiëne of arbeidsgeneeskunde een rol gespeeld in het tot stand komen van dit beleid?
3.
Is er een vaccinatiebeleid bij personeel? Zo ja, welke personeelsleden (van welke afdelingen) worden gevaccineerd?
4.
Prenatale consultatie: is er een informatie- en vaccinatiebeleid op de prenatale consultatie? a.
Hoe wordt de informatie gegeven (schriftelijk en/of mondeling)?
b.
Wordt er tijdens de prenatale consultaties gevaccineerd? Zo ja, wie
(vader en/of moeder)? c. 5.
Wordt dit door alle gynaecologen (en vroedvrouwen) gevolgd?
Postpartum: is er een informatie- en vaccinatiebeleid postpartum? a. Hoe wordt de informatie gegeven (schriftelijk en/of mondeling)? b. Wordt de moeder postpartum gevaccineerd? Wie dient het vaccin toe? c. Wat is het beleid t.a.v. de vader (partner)? d. Wordt dit beleid door alle gynaecologen (en vroedvrouwen) gevolgd?
1
10 Lijst van tabellen Tabel 1: Overzicht van de samenstelling van de onderzoekspopulatie ......................... 20 Tabel 2: Overzicht van het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie tegen kinkhoest .................................................................................................................... 22 Tabel 3: Mate waarin ouders geïnformeerd werden, per ziekenhuis ............................. 23 Tabel 4: Bron van informatie over de cocoonvaccinatie, per ziekenhuis ...................... 24 Tabel 5: Logistische regressieanalyse met het ziekenhuis als voorspellende variabele voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie ........................................... 25 Tabel 6: Logistische regressieanalyse met de leeftijd van de moeder als voorspellende variabele voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie ............................ 26 Tabel 7: Logistisch regressieanalyse met de nationaliteit van de moeder als voorspellende variabele voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie ...... 26 Tabel 8: Logistische regressieanalyse met het hoogst behaalde diploma van de moeder als voorspellende variabele voor het krijgen van informatie over de cocoonvaccinatie 27 Tabel 9: Overzicht van de algemene kennis over kinkhoest ......................................... 29 Tabel 10: Overzicht van de vaccinatiegraad van de moeders ....................................... 33 Tabel 11: Logistische regressieanalyse met het ziekenhuis waar men beviel als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de moeders ................................ 34 Tabel 12: Logistische regressieanalyse met de leeftijd van de moeder als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de moeders ...................................................... 35 Tabel 13: Logistische regressieanalyse met de nationaliteit van de moeder als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de moeders ................................ 35 Tabel 14: Logistische regressieanalyse met het hoogst behaalde diploma van de moeder als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de moeders ........................... 36 Tabel 15: Overzicht van de vaccinatiegraad van de moeders en hun partners............... 37 Tabel 16: Overzicht van de vaccinatiegraad van de partners ........................................ 40 Tabel 17: Logistische regressieanalyse met het ziekenhuis waar de moeder beviel als voorspellende variabele voor de vaccinatiegraad van de partners................................. 41 Tabel 18: Beleid in de vier Gentse ziekenhuizen ......................................................... 51
64