Tweede Kamer der Staten-Generaal Leden van de Vaste Kamercommissie van VWS T.a.v. de heer drs. A.J. Teunissen Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
LHV-bureau Utrecht Domus Medica Mercatorlaan 1200 Postbus 20056 3502 LB Utrecht (030) 28 23 723
[email protected] www.lhv.nl
Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Betreft
7 november 2014 2014/528318/EK/MN Reactie LHV/InEen t.b.v. begrotingsbehandeling VWS
Geachte Leden,
In de week van 18 november spreekt u met de minister van VWS over de VWS begroting 2015. Als huisartsenorganisaties willen wij onze zorgen over de afgesproken ambities in het hoofdlijnenakkoord eerste lijn onder uw aandacht brengen. Wellicht kunt u deze informatie betrekken in uw voorbereiding van het begrotingsdebat.
Tegengestelde beweging aan ambities Bestuurlijk Akkoord eerste lijn 2014-2017 Op 16 juli 2013 hebben de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), InEen (destijds nog LOK/VHN/LVG), Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en het ministerie van VWS een Bestuurlijk Akkoord eerste lijn 2014-2017 gesloten waarin partijen gezamenlijk een aantal ambities hebben afgesproken waaronder: 1. de kosten van de gezondheidszorg binnen de perken houden; 2. meer zorg uit het ziekenhuis (tweede lijn) in de huisartsenpraktijk (eerste lijn) laten plaatsvinden. Het volgende citaat staat hierover in het Bestuurlijk Akkoord eerste lijn 2014-2017 eerste lijn: de gezamenlijke inspanning waar alle partijen elkaar in zullen ondersteunen is …. te sturen op verplaatsing van tweedelijns zorg naar de eerste lijn en het voorkomen dat mensen onnodig doorverwezen worden naar duurdere vormen van zorg. Dit vergt een gezamenlijke aanpak van huisartsen, eerstelijns zorgorganisaties en verzekeraars. Expliciet zijn afspraken gemaakt om substitutie de komende tijd een forse impuls te geven en om extra inspanningen door huisartsen beter te kunnen belonen. Hiervoor moest er een nieuw systeem voor bekostiging van huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg komen. Dit nieuwe systeem biedt diverse mogelijkheden voor verzekeraars en aanbieders om (financiële) afspraken te maken over het verplaatsen van zorg van de tweede naar de eerste lijn en het voorkomen van onnodige doorverwijzingen. Nu de contracten van zorgverzekeraars bij huisartsen, zorggroepen en gezondheidscentra op de mat vallen, zien we echter bij verschillende zorgverzekeraars een tegenstelde beweging. Wij hebben hierdoor grote twijfels of de beweging naar meer zorg in de eerste lijn wel gaat plaatsvinden.
Waarom hebben wij grote twijfels? Wat is er aan de hand? Twee zaken vallen op in de koers die zorgverzekeraars op dit moment varen: 1.
Zorgverzekeraars kopen eerder minder dan meer huisartsenzorg in. Via het Meldpunt Contractering, het telefonisch spreekuur voor huisartsen en bijeenkomsten in het land ontvangen de LHV en InEen signalen van huisartsen, zorggroepen en gezondheidscentra dat zorgverzekeraars op dit moment veel minder zorg inkopen dan je zou verwachten als je de beweging naar substitutie wilt maken. Terwijl alle ondertekende partijen van het Bestuurlijk Akkoord eerste lijn 2014-2017, ook de zorgverzekeraars, hebben afgesproken dat de eerste lijn ruim baan moet krijgen en in ieder geval met 2,5% mag groeien.
2.
Zorgverzekeraars stimuleren huisartsen, zorggroepen en gezondheidscentra onvoldoende tot substitutie. Een belangrijk doel van de nieuwe huisartsenbekostiging is dat eerstelijns partijen meer kunnen investeren in nieuwe zorgvormen en dat er meer werk wordt gemaakt van substitutie van zorg. Uiteindelijk bedoeld om de zorgverlening te verbeteren en deze dichter bij de patiënt te brengen. Substitutie van zorg betreft echter ook het waar mogelijk voorkomen dat mensen in de tweede lijn terecht komen of verplaatsing van zorg uit andere domeinen (zoals de GGZ of ouderenzorg). Dit feit alleen impliceert dat er goede ideeën of voorstellen in de eerste lijn kunnen bestaan die bijdragen aan substitutie of zorgvernieuwing zonder dat daar tweedelijnszorgaanbieders bij betrokken zijn. Bij de inkoop van bestaande ketenzorgprogramma’s merken we dat zorgverzekeraars huisartsen, zorggroepen en gezondheidscentra niet belonen voor de inspanning die is geleverd inzake substitutie van zorg. Vijf voorbeelden om dit te illustreren:
Voorbeeld 1: plaatsen van een spiraaltje In 2015 verandert de manier waarop je als huisarts wordt betaald voor het plaatsen van een spiraaltje. Uit het hele land krijgen wij signalen dat huisartsen willen stoppen met het plaatsen van spiraaltjes omdat het niet langer kostendekkend is. Hiermee duwen zorgverzekeraars zorg terug naar het ziekenhuis.
Voorbeeld 2: pilot ouderenzorg in Amsterdam In Amsterdam loopt een goed initiatief op het terrein van ouderenzorg binnen de huisartsenpraktijk. De zorgverzekeraar financiert de praktijkondersteuner ouderzorg die veel werk uit handen neemt van de huisarts. Waar een wijkverpleegkundige of een medewerker van de thuiszorg een reden voor huisbezoek moet hebben (om iemand te verplegen of te verzorgen) kan een praktijkondersteuner zonder reden uitrukken. Dat is handig bij mensen waarover de huisarts zich zonder duidelijke aanwijzingen zorgen maakt. Een praktijkondersteuner doet alles, ‘het hele pakket’ - van het doorlezen van de bijsluiter, tot de bloeddruk opnemen. En van het checken van het alarmsysteem tot het bestellen van zalf. Achmea stopt vanaf 2015 met de financiering van deze goedlopende pilot voor nieuwe huisartsenpraktijken. Dit betekent dat als nieuwe huisartsenpraktijken een praktijkondersteuner ouderenzorg in dienst willen nemen, ze de kosten zelf moeten dragen.
2/5
Voorbeeld 3: meekijkconsult In de nieuwe bekostiging zit het ‘meekijkconsult’, waarbij een specialist laagdrempelig mee kan kijken met een huisarts om zo onnodige verwijzing te voorkomen. Dat wordt zo nodeloos ingewikkeld gemaakt dat het huisartsen niet stimuleert om dit in te voeren. Nog los van het feit dat de kosten van de specialist op het bordje van de huisartsen komen in plaats van op het bordje van de tweedelijnszorg (waar je kosten aan het besparen bent).
Voorbeeld 4: zorgaanbieder is geen zorginkoper Helaas moeten wij vaststellen dat er zorgverzekeraars zijn die aanvullende voorwaarden stellen, verantwoordelijkheden bij de zorgaanbieders neerleggen en substitutie alleen een kans geven als er in gezamenlijkheid door eerstelijnsaanbieders en tweedelijnsaanbieders voorstellen bij de verzekeraar worden ingediend. Dit is niet alleen jammer, maar ook tegennatuurlijk omdat de inkooprol zo bij de zorgaanbieders wordt gelegd.
Voorbeeld 5: initiatieven voor samenwerking in de wijk afgewezen Voorstellen om de wijkverpleegkundige zorg bij de inkoop af te stemmen met de huisartsenzorg en multidisciplinaire samenwerking, worden door zorgverzekeraars afgewezen. Een gemiste kans om de eerste lijn te versterken en zorg in de buurt een impuls te geven.
3/5
Niettemin zijn er ook goede voorbeelden waar zorgverzekeraars substitutie van zorg naar de eerste lijn stimuleren. Uit onderstaande voorbeelden blijkt dat zorgverzekeraars veel mogelijkheden hebben om substitutie te stimuleren mits zij huisartsen met de juiste randvoorwaarden faciliteren. Twee voorbeelden om dit te illustreren:
Voorbeeld 1: anderhalvelijnscentra in Friesland De Friesland Zorgverzekeraar en de LHV Huisartsenkring Friesland / Dokterszorg Friesland werken samen aan substitutie. Voor de uitvoering van substitutie wordt onder meer projectmatig gewerkt aan de oprichting van anderhalvelijnscentra. Het streven is om in Friesland 6 van deze centra te openen in 2015-2016. De anderhalvelijnscentra bieden zorg dichtbij de patiënt. Activiteiten die in de centra kunnen plaatsvinden, zijn: diagnostiek die niet in iedere huisartsenpraktijk (doelmatig) aan te bieden is, maar die niet per se in de tweede lijn aangeboden hoeft te worden; spreekuren van specialisten; chirurgische behandelingen die onder aanvullende of bijzondere huisartsenzorg vallen ten behoeve van substitutie van zorg van ziekenhuis naar de eerste lijn; inzet van gespecialiseerde verpleegkundigen die nu nog veelal in het ziekenhuis werken; beschikbaarheid van huisartsenbedden voor observatie of behandeling van patiënten, zodat deze patiënten niet in het ziekenhuis opgenomen hoeven te worden; ouderenzorg. Het feit dat in Friesland één grote zorgverzekeraar is en er sprake is van een duidelijk begrensd zorggebied, is wellicht een reden waardoor het maken van afspraken tussen eerste lijn, tweede lijn en zorgverzekeraar mogelijk eenvoudiger is dan in andere gebieden. Desalniettemin is het een voorbeeld dat navolging verdient.
Voorbeeld 2: stadspoli Maastricht De 'stadspoli’ is een gezamenlijk initiatief van de lokale huisartsenorganisatie (ZIO) en het Maastricht Universitair Medisch Centrum dat ondersteund wordt door zorgverzekeraar VGZ. Het is een nieuwe zorgvorm, waarbij de patiënt de specialist kan bezoeken in een poli buiten de muren van het ziekenhuis. De huisarts verwijst eerst naar deze ‘buitenpoli’, tenzij het duidelijk is dat een patiënt meteen naar het ziekenhuis moet. Het is geen “verplaatste ziekenhuiszorg” maar een soort meekijkconsult waarbij de kennis van de specialist vooral wordt ingezet om te bepalen of de patiënt echt naar het ziekenhuis moet of dat de huisarts met een advies van specialist zelf verder kan met zijn behandeling. Op dit moment kent de stadspoli de volgende specialismen: dermatologie, neurologie, reumatologie, oogheelkunde, interne geneeskunde en orthopedie. De voordelen: besparing van zorgkosten (duur ziekenhuisonderzoek blijkt vaak niet nodig), de patiënt kan er terecht zonder dat het ten koste gaat van zijn eigen risico en hij kan er direct terecht (geen wachttijden).
4/5
Hoe zou het wel moeten? 1. Zorgverzekeraars moeten ruimhartiger huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg inkopen. In het Bestuurlijk Akkoord eerste lijn 2014-2017 is afgesproken dat er vol wordt ingezet op de eerste lijn. Maak het voor huisartsen mogelijk om de nodige investeringen te kunnen doen bijvoorbeeld een spreekkamer bij bouwen en extra praktijkondersteuning aan te nemen. Zodat huisartsen die extra zorg ook kunnen gaan leveren. Nu de zorgverzekeraars de hand op de knip houden betekent dit dat in de nabije toekomst de ambities uit het Bestuurlijk Akkoord eerste lijn 2014-2017 niet waar gemaakt gaan worden. 2. Zorgverzekeraars moeten zorgaanbieders stimuleren tot substitutie van zorg. De rolverdeling tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders moet duidelijk zijn en blijven. Verzekeraars zijn verantwoordelijk voor de inkoop en contractering van zorg en daarmee ook voor het maken van afspraken met de tweede lijn. Niet de zorgaanbieder. Dat zou de omgekeerde wereld zijn.
Tot slot benadrukken wij dat het belangrijk is dat huisartsen, zorggroepen en gezondheidscentra ook het gevoel krijgen dat ze samen met de zorgverzekeraars de uitdaging aangaan om zorg uit de tweede lijn over te nemen. Dat gevoel heerst nu absoluut niet. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Margriet Niehof, adviseur public affairs bij de LHV. Zij is bereikbaar op telefoonnummer 06 46273945 of per email
[email protected]. U kunt ook contact opnemen met Marnix de Romph, directeur bij InEen. Hij is bereikbaar op telefoonnummer 06 11374692 of per mail
[email protected]. Met vriendelijke groet,
Namens InEen
M.J.W. Bontje Voorzitter
Namens LHV
Mevrouw E. Kalsbeek Voorzitter
5/5