PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL .
^
Regnr. f %\<2&\L \ ^ 7 ^
Luttenbergstraat 2 Postbus 10078
Dat. ontv.:
8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overljssel.nl
[email protected] RABO Zwolle 39 73 41 121
Provinciale Staten van Overijssei
Inlichtingen bij dhr. B. Zinger telefoon 038 499 82 13
[email protected]
Aangepast Statenvoorstel Perspectiefnota 2013
'.
Datum 23.07.2012 Kenmerk
2012/0182828 Pagina
Toezending aan Provinciale Staten met oogmerk: [X] ter informatie [ ] anders, en wel:
1
Bijlagen I. Aangepast Statenvoorstel Perspectiefnota 2013 (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis) In de vergadering van 11 juli 2012 is de Perspectiefnota 2013 vastgesteld. In de brief van 26 juni 2012 met als onderwerp 'erratum Perspectiefnota 2013' (kenmerk 2012/016414) is toegezegd om na de PS-vergadering een aangepast Statenvoorstel aan u te verzenden. In de bijlage is het aangepaste Statenvoorstel Perspectiefnota 2013 opgenomen, waarin de technische reparatie is verwerkt.
Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
&^Sß{^^<^^-^
secretaris,
iccD Vo ClnII3DCI j
Statenvoorstel nr. PS/2012/275 (2e versie) Perspectiefnota 2013
Datum
GS-kenmerk
Inlichtingen bij
29 mei 2012
2012/0144730
dhr. B. Zinger, telefoon 038 499 82 13 e-mail
[email protected]
Aan Provinciale Staten Onderwerp Perspectiefnota 2013; 18e wijziging van de Kerntakenbegroting 2012. Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS (bijgevoegd) II. Overzicht budgettaire gevolgen van de 18e wijziging van de Kerntakenbegroting 2012 (bijgevoegd) III. Meerjarenramingen reserves, voorzieningen en doeluitkeringen 2012 – 2016 (bijgevoegd)
Inleiding en probleemstelling Samen met de Overijsselse samenleving en de partijen in de Staten, is in 2011 gestart met de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord 'de Kracht van Overijssel’. Een majeure investeringsimpuls met daarbij de opdracht om vanuit een andere, compactere provincie te focussen op kerntaken. Tegelijkertijd zien wij enkele externe ontwikkelingen die van (negatieve) invloed kunnen zijn op de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord. De wereldwijde economie verkeert al langere tijd in zwaar weer. Ook op Nederland en daarbinnen Overijssel heeft dit zijn uitwerking. Waar de decemberraming 2011 van het Centraal Plan Bureau (CPB) voor het eerst sprak van een recessie in Nederland, wordt in de maartraming 2012 aangegeven dat deze recessie voortduurt tot de tweede helft van dit jaar. Voor 2012 wordt een krimp verwacht van 0,75% bbp. In de jaren daarna volgt naar verwachting licht herstel. In het Stabiliteitsprogramma geeft het demissionaire kabinet tegelijk aan dat desalniettemin de vooruitzichten onzeker zijn en er sprake blijft van stijgende risico’s. In deze Perspectiefnota geven wij aan hoe wij het komende jaar een vervolg geven aan de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord: focus op opgaven en focus op kerntaken. We zijn goed op koers, waarbij we inspelen op een veranderende omgeving en realiteit. Niet alleen in ons beleid en investeringen, maar ook in de ontwikkeling van de ambtelijke organisatie. Tegelijk krijgen de eerste bezuinigingen in 2012 concreet vorm. Daarnaast is gestart met de reorganisatie van de ambtelijke organisatie, die gepaard gaat met bezuinigingen op personeel. Gegeven het economische tij en de schaarste die dreigt, moeten we de broekriem aanhalen. Door de val van het kabinet is het mogelijk dat een aantal onderwerpen dat in deze Perspectiefnota is opgenomen, controversieel wordt verklaard. Ook zal het Stabiliteitsprogramma effect hebben op de provinciale Begroting en die van onze medeoverheden. Dit kan gevolgen hebben voor co-financieringsafspraken: van ons richting het Rijk, maar ook van gemeenten bij gezamenlijke (provinciale) opgaven. Wij lopen de risico’s bij de verschillende lopende projecten na, zodat we hier tijdig op kunnen inspelen. Ten tijde van het opstellen van deze Perspectiefnota zijn nog niet alle gevolgen bekend van de Rijksbezuinigingen. De doorrekening van het CPB is nog niet beschikbaar en de juni-circulaire volgt spoedig. Voor zover op dit moment mogelijk is, zijn de (mogelijke) gevolgen benoemd. De gevolgen kunnen verstrekkend zijn, zie bijvoorbeeld hierna over Wet Houdbare
overheidsfinanciën (HOF) of Schatkistbankieren. In de Kerntakenbegroting 2013 wordt de laatste stand opgenomen, waardoor de Begroting in 2013 actueel is. Voor de volledigheid melden wij u dat wij dit jaar geen separate Perspectiefnota hebben opgesteld. Alle informatie en voorstellen vindt u terug in dit Statenvoorstel. U kunt dit Statenvoorstel dus beschouwen als de Perspectiefnota 2013.
1. Inleiding Perspectiefnota 1.1. Uitvoering Hoofdlijnenakkoord Focus op opgaven Het Hoofdlijnenakkoord 'de Kracht van Overijssel' is in de steigers gezet. 68 (63 + 5 later toegevoegde) opgaven zijn gedefinieerd. Het geheel omvat een agenda die getuigt van ambitie. De investeringsimpuls krijgt nu verder vorm via de investeringsbesluiten die reeds aan Provinciale Staten zijn voorgelegd of nog worden voorgelegd. De gebruikte methodiek van investeringsbesluiten, waarin planvorming en realisatie samenkomen, sluit aan bij de wenselijkheid naar versnelling en versterking van de realisatiekracht. Overigens moet hierbij wel bedacht worden dat de verschillende opgaven zich op dit moment nog in verschillende fases bevinden. Waar ‘Ruimte voor de Vecht’ een vervolg is op de eerste fase en deze nu uitvoeringsgereed is, bevindt de gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente zich nog in de verkenningsfase. In hoofdstuk 2 van deze perspectiefnota wordt per kerntaak de voortgang van het Hoofdlijnenakkoord besproken. Tevens is per kerntaak een tabel gegeven met daarin de gegevens per relevante opgave. Hoewel veel opgaven goed in de steigers staan, het projectmatig werken binnen de provincie verder toeneemt en de noodzakelijke investeringsbesluiten worden voorbereid dan wel genomen, zien we risico’s in de uitvoering. Niet alleen de reguliere risico’s die de uitvoering van grote projecten met zich meebrengt, maar meer in het bijzonder risico’s die samenhangen met het huidige economische tij. Het absorptievermogen van de Overijsselse samenleving kent zijn grenzen en de cofinanciering van medeoverheden staat onder druk. Ook zij hebben te maken met de gevolgen van Rijksbezuinigingen, waar hun financiële uitgangspositie in sommige gevallen al minder rooskleurig was dan die van de provincie. Deze risico’s worden nu veelal benoemd en beheerst binnen de opgaven en zullen in de komende jaren kunnen resulteren in een temporisering van de beoogde prestaties. Focus op kerntaken Het is van belang te beseffen dat het leveren van deze investeringsprestaties naast de reguliere prestaties moet plaatsvinden. Reguliere prestaties zijn niet expliciet verbonden aan de 68 opgaven. Ze hebben betrekking op uiteenlopende beheertaken waarvoor de provincie verantwoordelijk is, en / of zijn verbonden aan opgaven uit de periode voor het Hoofdlijnenakkoord. Focus op kerntaken voert hierbij de boventoon en de eerste bezuinigingen krijgen concreet vorm. Dit betekent niets anders dan dat de activiteiten die de provincie Overijssel uitvoert, zich moeten (gaan) beperken tot de taken die wij als het domein van de provincie zien. In het Hoofdlijnenakkoord zijn de kerntaken voor de provincie gedefinieerd: Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, waaronder waterbeheer. Milieu en Energie. Inrichting landelijk gebied. Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer. Regionale economie. Culturele infrastructuur en monumentenzorg. Kwaliteit openbaar bestuur. Gebiedsontwikkelingen. Door alle kerntaken loopt een rode draad die wordt gevormd door de begrippen duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit. Op basis hiervan werkt onze provincie aan de kwalitatieve groei van Overijssel. Hoewel onderdeel en criterium binnen de geformuleerde kerntaken liggen, ligt de uitvoering van taken op sociaal gebied nadrukkelijk bij anderen. De taak van de provincie op sociaal gebied concentreert zich op het periodiek signaleren en agenderen van vraagstukken en tekortkomingen. De focus op kerntaken weerklinkt niet alleen in ons beleid, maar komt ook tot uitdrukking in de ontwikkeling ervan, gecombineerd met bezuinigingen in personeel van de organisatie (zie paragraaf 1.6).
2
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Geen ruimte voor nieuwe investeringsinitiatieven Reeds bij de besluitvorming over de eerste tranche investeringsbesluiten voor de Kracht van Overijssel (KvO) in december 2011, hebben wij aangegeven dat er, behoudens de reeds benoemde p.m.-posten, geen ruimte is voor nieuwe investeringsinitiatieven. In deze Perspectiefnota bestendigen we deze lijn: naar ons oordeel is er buiten de p.m.-posten geen ruimte voor nieuwe investeringsinitiatieven. Integendeel, eventuele meevallers bij investeringen moeten worden benut om het weerstandsvermogen te versterken om de mogelijke risico’s in de uitvoering af te kunnen dekken. Bovendien vraagt de investeringsimpuls KvO niet alleen het uiterste van de (krimpende) provinciale organisatie, maar bereikt deze ook het absorptievermogen van onze partners die met grote (bezuinigings)opgaven worden geconfronteerd. Waarbij zoals gezegd de financiële uitgangspositie van onze partners soms al minder rooskleurig was. We zetten daarom het accent op het afronden van reeds gestarte initiatieven in plaats van nieuw te starten initiatieven. Daarenboven worden wij geconfronteerd met grote onzekerheden. Niet alleen vanwege grote Rijksbezuinigingen, schatkistbankieren en de wijze waarop die hun vertaling krijgen richting provinciale begroting, maar ook op het terrein van het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur en PAS. Deze onzekerheden kunnen pas in de periode 2015-2016 worden weggenomen. Investeren betekent ook exploiteren, onderhouden en beheren Samenhangend met het ambitieuze investeringsprogramma Kracht van Overijssel, moet worden nagedacht over de gevolgen hiervan voor de exploitatie, het beheer en het (vervangings)onderhoud. Bijdragen aan investeringen of activiteiten van derden hebben in beginsel geen beheer of exploitatie component die drukt op de provinciale begroting. Voor investeringen, in bijvoorbeeld weginfrastructuur, openbaar vervoer en natuur, geldt echter dat ook de exploitatie-, beheer- en onderhoudslasten (grotendeels) bij de provincie terechtkomen. Omdat dit gaat om lasten met een meerjarig terugkerend karakter, zijn dit structurele lasten die op deze wijze in de begroting moeten worden verwerkt. Dit is nu al het geval en bij nieuwe investeringen wordt deze component ook direct meegenomen en in beeld gebracht ten behoeve van uw besluitvorming. Er zijn echter drie belangrijke ontwikkelingen die van grote betekenis kunnen zijn voor de ontwikkeling van de omvang van deze lasten: Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur. Ontwikkeling BDU mobiliteit. Vervangingsonderhoud / investeringen weg- en waterinfrastructuur.
1.2 Inspelen op onze omgeving: ontwikkelingen in beleid Onze omgeving verandert. Hier spelen we actief op in met de implementatie van het Hoofdlijnenakkoord en in het samenspel met andere overheden. Het vervolg op het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur, Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de mogelijke afschaffing van de Wgr-plus, brengen veranderingen voor 2013 met zich mee, in ontwikkeling van beleid en financieel. Tegelijk zijn zoals gezegd de (financiële) vooruitzichten onzeker en dreigt schaarste. Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur Medio februari 2012 hebben alle provincies aangegeven mee te zullen werken aan de uitvoering van de afspraken in het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur, ook de provincies die niet met het Onderhandelingsakkoord hebben ingestemd. Dat betekent dat provincies aan de slag kunnen. Ook in IPO-verband zal de komende twee jaar (tot uiterlijk 31 december 2013) worden gewerkt aan de uitwerking en implementatie van de afspraken. Het gaat daarbij om: 1. De afrekening van de ILG-bestuursovereenkomsten 2007-2013. 2. De verdeling van de uit het Onderhandelingsakkoord voortkomende opgaven en middelen over de provincies. 3. De herijking en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur en daarmee samenhangende internationale verplichtingen. 4. De decentralisatie van het natuurbeleid in wetgeving en uitvoering. Ten aanzien van punt 1 zullen de juridische verplichtingen volgens PEIL 1/1/2011 in euro’s worden afgerekend. De resterende ILG-middelen worden ingezet ten behoeve van het beheer tot 2014. Voor de indicatieve verdeling van het budget inrichting landelijk gebied uit de Kracht van Overijssel, hebben wij een voorstel gedaan voor inzet van middelen om de te verwachten tekorten tot 2014 in te vullen. Vanaf 2014 wordt voor het beheer jaarlijks landelijk € 105 miljoen aan het Provinciefonds toegevoegd. De afspraak is dat provincies bijdragen aan het
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
3
beheer en nog een stevige efficiencyslag voeren ten aanzien van de uitvoering. De provinciale bijdrage per provincie is daardoor nog niet scherp. Op basis van eerste, tentatieve berekeningen en onder voorbehoud van de uitkomsten herijking EHS, het advies van de externe IPO-commissie, de verdeling van bovengenoemde € 105 miljoen en de wijze en aard van het beheer, schatten wij vooralsnog het volgende in: naarmate de uitvoering van het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur vordert, moet er op dit moment gerekend worden met additionele inzet van autonome provinciale middelen van € 9 miljoen in 2014, oplopend tot € 15 miljoen in 2018. Dit is een zeer substantiële last die nog met vele onzekerheden is omgeven. Solide begrotingsbeleid vraagt naar ons oordeel desalniettemin dat deze nu wel moet worden verwerkt in het meerjarig budgettair perspectief. Deze ruimte is er overigens ook, omdat vanaf 2014 de autonome co-financieringsmiddelen ten behoeve van het ILG-II vrijvallen. Wij stellen u voor op basis van huidige kennis en inzichten voorlopig een structurele reeks voor beheer en onderhoud herijkte EHS in het budgettair perspectief op te nemen van € 9 miljoen in 2014, oplopend naar € 15 miljoen in 2018 en verder. Het voorstel is opgenomen in paragraaf 3.5 Beleidsintensiveringen. In vervolg op het Onderhandelingsakkoord is voor de verdeling van de ontwikkelopgave en de Rijksmiddelen over de provincies de externe commissie Ontwikkelopgave Natuur ingesteld. Deze zal op 1 september 2012 een zwaarwegend (in principe bindend) advies uitbrengen. De verdeling wordt op 11 oktober 2012 op basis van het advies van de externe commissie vastgesteld door het IPO-bestuur. De verdeling van de ontwikkelopgave en middelen is een belangrijke, bepalende factor voor de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur. Het is op dit moment nog geheel onduidelijk op welke wijze de in het Lenteakkoord voorgenomen terugdraaiing van een bezuiniging van € 200 miljoen op natuur vertaald gaat worden. Provincies hechten vanuit het risico van een financieel tekort groot belang aan de in het Onderhandelingsakkoord afgesproken evaluatie in 2016. Eerder nog, bij het uitbrengen van het advies van de externe commissie op 1 september 2012, zal meer zicht ontstaan welke autonome provinciale middelen nodig zijn om de in het Onderhandelingsakkoord afgesproken doelen te halen. Conform het Onderhandelingsakkoord moet de herijkte EHS uiterlijk 1 juli 2013 planologisch zijn vastgelegd en in 2021 zijn gerealiseerd. Inmiddels zijn wij gestart met de herijking van de EHS. Wij streven ernaar de herijkte EHS uiterlijk voorjaar 2013, vast te leggen bij de actualisering van de Omgevingsvisie. Daarbij verwerken wij de resultaten van de evaluatie van het reconstructiebeleid, waaronder de beleidsopties voor Landbouwontwikkelingsgebieden. We houden daarbij vooralsnog vast aan realisatie van de EHS in 2018. Echter deze opgave wordt mede bepaald door de PAS- en Kaderrichtlijn Water opgaven (KRW). Voor de PAS-opgave nemen we tijd tot 2022 (10 jaar na invoering PAS) of zo veel eerder als mogelijk. Naar het zich laat aanzien leidt een snellere realisatie tot aanzienlijk hogere kosten voor de provincie, omdat dan minder kan worden geoptimaliseerd in het verwervings- en inrichtingsproces. Dit is daarnaast natuurlijk in hoge mate afhankelijk van de uitkomsten van punt 2, de verdeling van de ontwikkelopgave en middelen over de provincies. Beleid: aanpassingen en efficiencytaakstellingen Vooruitlopend op de verdeling van de ontwikkelopgave en middelen hebben wij u een indicatieve verdeling voorgelegd van het budget inrichting landelijk gebied uit de Kracht van Overijssel (PS/2012/437). Deze indicatieve verdeling is uitgangspunt voor deze Perspectiefnota en hiermee geven wij invulling aan het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur (herijking EHS, beheer Groen Blauwe Diensten, Natura 2000/PAS, grond-voor-grond etc.). Daarnaast is ook het verbeteren van de verkaveling één van de onderwerpen waarvoor wij investeringsmiddelen willen inzetten. Wij zullen het resultaat van een verkenning van het toekomstige landbouwstructuurbeleid hierbij betrekken. Wij verwachten u eind 2012 een meer definitieve verdeling van het voor Inrichting Landelijk Gebied beschikbare budget uit de Kracht van Overijssel voor te kunnen leggen. Dan zal er meer helderheid bestaan over de wijze van uitvoeren van het Onderhandelingsakkoord Decentralisatie natuur en de verdeling van middelen voor de ontwikkelopgave natuur. Natura 2000 en PAS Medio april hebben wij u met een feitenbrief (kenmerk 2012/0109941) geïnformeerd over de voortgang van het N2000/PAS-dossier. In de feitenbrief hebben wij u aangekondigd in de Perspectiefnota 2013 te bezien hoe wij met de geschetste financiële onzekerheden rond de uitvoering van de Natura 2000/PAS kunnen omgaan.
4
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Van meet af aan delen provincies het standpunt dat de vanuit het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur beschikbaar gestelde middelen onvoldoende zijn om de internationale verplichtingen te realiseren. Na verdeling van de middelen tussen provincies moet blijken wat de onder het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur liggende gronden opleveren. Daarnaast zijn Rijk en provincies nog in onderhandeling over de PAS en de daarmee samenhangende afronding van de beheerplannen van de Natura 2000-gebieden. De rek en ruimte in de regelgeving lijkt door demissionaire Staatssecretaris Bleker te zijn gezocht en benut met de recente review naar de mogelijkheden. Binnen deze context houden wij vast aan onze eis van een haalbare PAS. We realiseren ons tegelijkertijd dat diverse projecten vanuit de Kracht van Overijssel het risico lopen niet te kunnen worden uitgevoerd als er onvoldoende middelen voor de PAS beschikbaar komen (zie hierna). Zoals in de recente feitenbrief aan uw Staten is gemeld, worden momenteel de totale kosten van het PAS-deel van Natura 2000 geschat op circa € 260 miljoen. Deze kosten bepalen in hoge en overheersende mate de kosten van de herijking EHS. Op basis van de bij het Hoofdlijnenakkoord gealloceerde middelen voor PAS/Natura in de investering inrichting landelijk gebied (zie PS/2012/437 indicatieve verdeling budget inrichting landelijk gebied), de gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente, de bestuurlijke en juridische verplichtingen en de eerste tentatieve inschatting van het Overijsselse deel van de grond-voor-grondopbrengst, resteert een financiële opgave die nu wordt geschat op circa € 150 miljoen tot € 160 miljoen1. De omvang van deze opgave kan op basis van het advies van de externe commissie en de huidige parallel aan het traject van herijking uitgevoerde verfijningsslag in de maatregelpakketten voor natura 2000 nader worden bepaald, maar zal ook afhangen van de uiteindelijke wijze waarop de PAS wordt vastgesteld. Pas na de evaluatie van het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur in 2016, kan definitief worden vastgesteld hoe groot deze financiële last is en welk deel daarvan daadwerkelijk door het Rijk gedragen wordt. Omdat de PAS vraagt om zekerstelling van de gehele realisatie, zal tot dat moment de provincie de financiële zekerheid hiervoor moeten afdekken. Wij stellen uw Staten voor langs drie wegen dekking te zoeken: De resterende structurele ILG-II middelen in te zetten voor de PAS. Dit levert een reeks van € 15 miljoen in 2014 aflopend naar € 7 miljoen in 2018 en verder. In totaal levert dit voor de periode 2014 tot en met 2022 circa € 71 miljoen op. (Het voorstel is opgenomen in paragraaf 3.5 Beleidsintensiveringen). Vanuit de ADR vooralsnog circa € 69 miljoen beschikbaar te stellen (Het voorstel is opgenomen in paragraaf 3.5 Beleidsintensiveringen). Hiermee resteert een dekkingstekort van circa 10 miljoen tot € 20 miljoen[2] (€ 160 miljoen -/- 71 miljoen -/- 69 miljoen). Gezien de onzekerheden en looptijd van de PAS-opgave (2013-2022) is een dergelijk tekort in dit stadium aanvaardbaar. In uiterlijk de Perspectiefnota 2014, of zoveel eerder als mogelijk, zullen wij hiervoor de dekking aangeven. Daarbij zijn de uitkomsten van het Lenteakkoord, de externe IPOcommissie en de uiteindelijk implementatie van de PAS van groot belang. Dit biedt de ruimte om PAS-maatregelen vanaf 2013 tot uitvoering te brengen en tegelijkertijd in 2016 definitief de benodigde dekking te bepalen en daarin (in tussentijd) te voorzien. Afschaffing Wgr-plus Op 29 februari 2012 hebben de ministers van Infrastructuur en Milieu en Binnenlandse Zaken de betrokken provincies en stadsregio’s geïnformeerd over het kabinetsvoorstel tot afschaffing van de Wgr-plus per 1 januari 2013. Vooral op het terrein van mobiliteit hebben de Wgr-plus regio’s gelijke taken als de provincies (met uitzondering van het wegbeheerderschap). In totaal gaat het om zeven van de acht Wgr-plus regio’s , waaronder in Oost-Nederland Regio Twente en Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Alleen Parkstad Limburg ontvangt geen BDUmiddelen.
1
Met het oog op de onderhandelingspositie van de provincie in relatie tot de verdeling van grond-voor-grond middelen wordt hier de nadere opbouw van dit bedrag niet getoond. 2
Voor de goede orde merken wij hier nog op dat de middelen voor het door u bepleite provinciale stimuleringsbeleid voor de emissiebeperking van de veehouderij inmiddels zijn besteed. In het kader van de Perspectiefnota 2014 zullen wij bezien hoe de middelen die zijn geraamd voor ná 2013 (€ 8,5 miljoen) kunnen worden ingezet, waarbij wij denken aan koppeling aan de PAS-maatregelen.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
5
Op het moment van het demissionair worden van het kabinet Rutte, lag hiervoor een wetsvoorstel ter advisering voor aan de Raad van State. Bij het schrijven van deze Perspectiefnota is de inschatting dat de betreffende beleidsnota controversieel verklaard zal worden. Gevolg is dat het wetsvoorstel niet door de huidige Tweede en Eerste Kamer wordt behandeld. Het vervolgtraject is afhankelijk van het resultaat van de Tweede Kamerverkiezingen in 2012. Wanneer de wetgeving na verkiezingen wel in behandeling wordt genomen en wordt vastgesteld, worden taken en bevoegdheden overgenomen van de Regio Twente. Het gaat daarbij om de verantwoordelijkheid voor het regionaal mobiliteitsbeleid, de verantwoordelijkheid voor het regionaal openbaar vervoer in Twente en de taak van verdeling van het huidige Twentse deel van de Brede Doeluitkering. Daarnaast wordt het toezicht op de huisvesting van statushouders binnen Twente overgedragen. Aan de uitvoering van deze taken is op dit moment bij Regio Twente circa 12 à 15 fte vast personeel gekoppeld. Daarnaast is sprake van structurele BDU-inkomsten van circa € 42 miljoen per jaar en is er een opgebouwde BDU-reservering (circa € 123 miljoen). Aansluitend hierop was voorzien in een aanpassing van de BDU. De huidige doeluitkering zou worden afgeschaft. De gecombineerde BDU zal als decentralisatie-uitkering opgaan in het Provinciefonds. Hiermee wordt het vaststellen van de jaarlijkse bestedingen (bijvoorbeeld voor exploitatie openbaar vervoer) een verantwoordelijkheid van Provinciale Staten. Ook de rechtmatigheidstoetsing van het Rijk (bij zowel het voorlopige als het definitieve bestedingsplan) vervalt. In voorbereiding op het eerder aangekondigde wetsvoorstel waren Regio Twente en provincie Overijssel in gesprek om te komen tot een warme overdracht van taken, bevoegdheden en personeel. Dit gesprek zal weer worden opgepakt op het moment dat het Rijk de voorbereiding op besluitvorming hervat.
1.3 Financiële ontwikkelingen De wereldwijde economie verkeert sinds 2007 in zwaar weer. Het begon met de instorting van de huizenmarkt in de Verenigde Staten, eind 2007. Gebeurtenissen volgden elkaar snel op. Sinds december 2011 verkeert Nederland in een recessie die voortduurt tot de tweede helft van 2012. Daarna wordt een licht herstel verwacht. Deze economische ontwikkelingen hebben gevolgen voor de overheidsfinanciën en nopen tot stevige afspraken binnen Europa. Mogelijk volgen nieuwe Rijksbezuinigingen, die doorwerken richting provincies. Vorig jaar is al een korting op het provinciefonds doorgevoerd, wat voor ons aanleiding was tot flinke bezuinigingen. Ook de wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet HOF) en het aangekondigde schatkistbankieren hebben vergaande consequenties voor provincies en andere overheden. De gevolgen van deze ontwikkelingen voor Overijssel zijn op dit moment nog grotendeels ongewis. Er kunnen consequenties zijn voor zowel de structurele begroting, als het investeringsprogramma: de broekriem moet aan. Zodra hier meer duidelijkheid over is, zullen wij uw Staten informeren met daarbij voorstellen voor hoe wij om willen gaan met de gevolgen. Dit kan overigens niet los worden gezien van de ontwikkeling in de Algemene Dekkingsreserve en het weerstandsvermogen (zie hierna). Gelet op de mogelijk vergaande consequenties, kan een extra overleg met de Staten noodzakelijk blijken om te komen tot een meerjarig structureel sluitende begroting door enerzijds extra bezuinigingen en anderzijds aanpassingen in de investeringsimpuls KvO. Mogelijke Rijksbezuinigingen en verplicht schatkistbankieren In het tijdsbestek van het opstellen van de Perspectiefnota hebben wij nog geen duidelijkheid over de concrete Rijksbezuinigingen. De gevolgen van de eerdere korting op het Provinciefonds leidden al tot bezuinigingen, die in 2012 concreet vorm krijgen. In deze Perspectiefnota kunnen wij daarom nog geen concrete voorstellen voorleggen om deze te verwerken. De gevolgen van deze bezuinigingen zullen naar verwachting op zijn vroegst in de meicirculaire (publicatie juni) worden aangekondigd. Met een significante verlaging van het Provinciefonds conform het principe trap op, trap af, zal in ieder geval rekening moeten worden gehouden. Indien de inkomsten uit het Provinciefonds dalen, heeft dit consequenties voor onze structurele begroting. Nieuwe (structurele) bezuinigingen doemen op. Dit is des te nijpender daar de mogelijkheden voor co-financiering door partners, of mogelijkheden van slimme publiekprivate samenwerkingsverbanden sterk worden beperkt onder deze economische omstandigheden. Dit kan ertoe leiden dat onze ambities zullen moeten worden bijgesteld. In het Stabiliteitsprogramma is het verplicht schatkistbankieren opgenomen. Ons college ziet dit als een grote aantasting van de provinciale autonomie. Op zichzelf vinden wij het niet vreemd dat er kritisch wordt gekeken naar de situatie waarbij het Rijk middelen moet lenen, deze vervolgens overdraagt aan bestuursorganen en (andere) uitvoerende partijen en - als deze middelen niet onmiddellijk tot besteding komen - vervolgens door betreffende partijen de
6
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
op dat moment overtollige financiële middelen ten behoeve van een financieel rendement aan de geldmarkt beschikbaar stellen. Echter schatkistbankieren lijkt zich te richten op alle financiële middelen, ook die niet door overdrachten van het Rijk verkregen zijn. Daarnaast richt schatkistbankieren zich niet op alle partijen die (onder andere) door overdrachten van Rijksmiddelen in stand worden gehouden maar uitsluitend op medeoverheden. Terwijl deze medeoverheden juist onder de wet Fido (financiering decentrale overheden) al aan strenge voorwaarden verbonden zijn. Mocht deze maatregel wordt doorgevoerd, dan zal het rendement op de financiële middelen afnemen met naar huidige inschatting 1% tot 1,5%. Dit betekent dat bij de huidige stand van de financiële middelen het rendement van circa 3% naar 1,5% daalt, een daling dus van circa € 15 miljoen per jaar. Dit zal een negatief effect hebben op het incidenteel budgettair perspectief, maar mogelijk ook op de structurele begroting. In het Hoofdlijnenakkoord Kracht van Overijssel is afgesproken dat wij de eerdere korting op het Provinciefonds van circa € 30 miljoen per jaar deels dekken vanuit de opbrengst van een beklemde reserve. De beoogde opbrengst is € 12,6 miljoen per jaar. Met een mogelijk verminderde renteopbrengst op deze beklemde reserve, staan wij op dat moment voor een nieuwe keuze: de beklemde reserve verhogen om de begrote opbrengst te realiseren gepaard met minder ruimte voor investeringen, of extra bezuinigen op de structurele begroting. Een combinatie van deze twee is ook mogelijk. Daarnaast zal schatkistbankieren ook een effect hebben op het incidentele budgettaire perspectief: dit kan de investeringsruimte voor KvO en/of ADR verkleinen. Als de huidige portefeuille voortijdig moet worden geliquideerd om geforceerd te worden omgezet naar schatkistbankieren, kan dit ten slotte leiden tot (extra) verliezen / kosten die de opbrengst verlagen. Dit hangt af het overgangsregime dat aan de wet wordt gekoppeld. Echter om verplicht schatkistbankieren op te kunnen leggen is een wetswijziging noodzakelijk. Een wetswijziging die naar verwachting niet voor 1/1/2013 van kracht zal worden. Daarnaast zijn aan de wetswijziging diverse (EU-)juridische consequenties verbonden zodat daadwerkelijke effectuering van de wet op korte termijn niet door ons wordt verwacht. Als wij meer duidelijkheid hebben over de invoering van het verplicht schatkistbankieren, wordt u hierover geïnformeerd en ontvangt u tevens een procesvoorstel hoe wij willen omgaan met de daadwerkelijk gevolgen voor de begroting. Gevolgen Wet HOF De huidige situatie in Europa laat zien dat door het ontbreken van begrotingsdiscipline in een aantal landen in de eurozone, serieuze risico’s voor de economische groei en de financiële stabiliteit zijn opgetreden voor alle Europese lidstaten. Een van de belangrijke elementen om in de toekomst dergelijke situaties te voorkomen, is strengere maatregelen treffen tegen landen die het Stabiliteitspact en Groeipact (SGP) niet of onvoldoende naleven en het begrotingsdiscipline steviger te verankeren op nationaal niveau. Met het oog daarop heeft de Europese Raad in maart 2011 afgesproken om de vereisten uit het SGP te verankeren in nationale wetgeving. In de huidige Nederlandse situatie ontbreekt op dit moment nationale wetgeving over de Europese en nationale begrotingsregels. Met de Wet Houdbare Overheidsfinanciën gaat Nederland in deze lacune voorzien en worden de recente Europese afspraken ten aanzien van begrotingsdiscipline verankerd in de nationale regelgeving. Ook de belangrijkste uitgangspunten en randvoorwaarden van het Nederlandse budgettaire beleid – zoals de begrotingsregels – zijn onderdeel van het wetsvoorstel. Omdat ook gemeenten, provincies en waterschappen bijdragen aan het begrotingstekort van de collectieve sector, bepaalt het wetvoorstel dat niet alleen het Rijk maar ook de decentrale overheden zich moeten houden aan de doelstellingen uit het aangescherpte Stabiliteitspact en Groeipact. De wet HOF gebiedt decentrale overheden om een gelijkwaardige inspanning te leveren aan de EU-normen door het treffen van adequate maatregelen. In de wet HOF wordt het budgettaire beleid van provincies, gemeenten en waterschappen genormeerd. Dat gebeurt door aan het begin van elke kabinetsperiode normen op te leggen voor het maximum aandeel in het EMU-tekort, het aandeel in het terugbrengen van het totale EMU-tekort tot de middellangetermijndoelstelling én het maximum aandeel in de EMU-schuld van 60% bbp. Hoewel Overijssel een sluitende structurele begroting kent op basis van het batenlastenstelsel, hebben wij toch een EMU-tekort. Dit komt met name door de reserve die is gevormd bij de verkoop van de Essent-aandelen. De dekking uit de reserve wordt in de EMUregels niet aan de inkomstenkant meegerekend, maar de bestedingen hieruit tellen wel mee aan de uitgavenkant. Hierdoor ontstaat een hoog (negatief) EMU-saldo. Om aan de EMU-norm te voldoen, zullen wij onder deze wet moeten gaan sturen op de investeringen (versnellen, uitstellen of afstellen) en de uitgaven (verlagen of verhogen). Daarnaast is ook de wijze van investeren en de manier waarop dat wordt georganiseerd van invloed op het EMU-saldo.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
7
Subsidies belasten het EMU-saldo op een andere wijze dan bijvoorbeeld participaties en revolverende fondsen. Al eerder heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel. De Wet HOF is ter consultatie voorgelegd aan de decentrale overheden. Dat gebeurt via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW). Eind mei is in gezamenlijkheid met het VNG en de UvW een bestuurlijke reactie aan de minister verstuurd. De reactie van de Raad van State op het wetsvoorstel was bij het schrijven van dit stuk nog niet bekend. Ook is op dit moment nog niet duidelijk of de wet HOF nog door het huidige kabinet aan de kamer zal worden aangeboden. Zeer waarschijnlijk zal dit worden overgelaten aan het nieuwe kabinet. De gevolgen van de EMU-normering zijn naar verwachting groot voor de Kerntakenbegroting 2013. Bij daadwerkelijke inwerkingtreding van de wet zoals nu is voorgesteld, ligt een heroverweging van het investeringsprogramma KvO voor de hand. Ook kan dit gevolgen hebben voor de projecten die wij samen met de gemeenten en het Rijk via co-financiering uitvoeren. Als wij meer duidelijkheid hebben over de Wet HOF en mogelijke mitigerende maatregelen, dan wordt u hierover geïnformeerd en ontvangt u tevens een procesvoorstel over hoe wij willen omgaan met de daadwerkelijke gevolgen van deze wet.
1.4 Huidige stand van de ADR De meerjarige ruimte in de Algemene Dekkingsreserve (ADR) zal richting het einde van deze coalitieperiode zeer beperkt zijn (zie tabel op bladzijde 9). Gezien deze beperkte ruimte in de ADR en de verwachte financiële ontwikkelingen, in combinatie met de ontwikkeling van het weerstandsvermogen, wordt in deze Perspectiefnota zeer terughoudend omgegaan met nieuwe beleidsvoorstellen- en intensiveringen. Ook vangen wij autonome ontwikkelingen zo veel mogelijk op binnen de huidige Kerntakenbegroting. In de stand van de ADR zijn alle onderwerpen uit het Investeringsprogramma verwerkt, inclusief de eerder aangekondigde p.m.-posten. Wij stellen voor al deze p.m.-posten nu toe te voegen aan de Investeringsimpuls en de budgetten toe te voegen aan de reserve Kracht van Overijssel. De eventueel vrijvallende middelen worden toegevoegd aan de Algemene Dekkingsreserve ter versterking van het weerstandsvermogen (zie hierna). Het voorstel tot het toevoegen van de p.m.-posten en de overige claims aan de Investeringsimpuls is opgenomen in paragraaf 3.5 (Beleidsintensiveringen).
8
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
BUDGETTAIR PERSPECTIEF - STAND VAN DE ADR (Bedragen * € 1.000)
Stand Algemene Dekkingsreserve
1. Vrije ruimte ADR per eind 2015 conform Kerntakenbegroting 2012
145.357
2. Besluitvorming nog niet opgenomen in begroting 2a. Door PS vastgesteld: - Jaarstukken 2010 - Uitwerking Energiefonds Overijssel - Najaarsnota 2011, bestaande uit: - Opcenten MRB | volumeontwikkeling - Voorziening grondexploitatie RBT - Vermogensbeheer - Vrijval investeringsprogramma's DIA en IIO - Overige posten Najaarsnota 2011 - Investeren met Gemeenten; aanvullingen na 3e ronde - Investeringsimpuls Nederlands Symfonie Orkest / Orkest van het Oosten (dec. 2011) - Investeren met gemeenten; 2009-2011 - Derde diverse postenwijziging 2011, bestaande uit: - Brutering rentebaten langlopende geldleningen - Financiën Ruimte voor Ruimte - Interim-dividenden PBE en CBL - Wegvallen dividend PBE 2012 - Overige posten 3e DPW 2011 - Mutatie vrije ruimte 2013 - 2015 3 e DPW 2011 - Subsidie Sociaal Flankerend Beleid steunfuncties 2e helft 2012 - Vrijval reserve sanering Asbest - Wonen - Pact van Twickel [KvO] - Transitie en transformatie Jeugdzorg [KvO] - Jaarrekening 2011 (waaronder EHS € 22,3 miljoen en 1000 jongerenplan € 0,75 miljoen) - Vervolg onderzoek randen arbeidsmarkt en regionale bureau's toerisme [KvO] - 1000 jongerenplan [KvO] Subtotaal 2a.
25.185 -47.500 1.500 -1.402 -2.700 4.163 -910 -4.127 -5.000 -2.590 2.126 3.207 174.757 -2.666 -893 -8.564 -900 5.000 -3.500 -3.750 -13.100 -25.646 -10.000 -4.000 78.690
2b. Begrotingswijziging door GS aan PS voorgelegd / nog te leggen: - Bestuurlijke verplichtingen Landinrichting (PS besluit 26/10/11) - Mutatie vrije ruimte ADR (zie budgettair perspectief vd Perspectiefnota 2013) Subtotaal 2b.
-20.000 1.187
2c. p.m.-posten opgenomen in Hoofdlijnenakkoord - Spoor nachttrein - Spoor Zwolle-Enschede (Erratum bij Kerntakenbegroting 2012) - Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente Subtotaal 2c.
-3.000 -40.000 -9.000
2d. Nagekomen p.m.-posten - Breedband - Cultuurparticipatie - Orkest van het Oosten (€ 5 miljoen reeds toegekend) Subtotaal 2d.
-33.120 -2.200 -5.000
2e. Overige claims op de ADR - ADT - Risico reservering algemeen - Risico reservering grond - Voorlopige reservering voor PAS Subtotaal 2e.
-2.700 -30.000 p.m. -69.000
-18.813
-52.000
-40.320
-101.700 11.214
3. Vrije ruimte ADR per eind 2015
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
9
1.5 Weerstandsvermogen De investeringsimpuls doet een stevig beroep op ons eigen vermogen. Gecombineerd met de risico’s die dergelijke investeringen met zich meebrengen, alsook de onzekere financiële ontwikkelingen (zie paragraaf 1.3), dwingen ons tot een nadere blik op ons weerstandsvermogen. Het weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin de provincie Overijssel in staat is om financiële tegenvallers op te vangen. Het weerstandsvermogen wordt berekend door de benodigde weerstandscapaciteit (de risico’s) af te zetten tegen de beschikbare weerstandscapaciteit (de middelen). De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald door de omvang en impact van de risico’s. Onder beschikbare weerstandscapaciteit verstaan wij die middelen en mogelijkheden waarover de provincie beschikt om risico’s te kunnen dekken. De hoogte van de beschikbare weerstandscapaciteit wordt bepaald door de reserves van de provincie, zoals de saldireserve en diverse bestemmingsreserves. In het ‘beleid rondom risicomanagement (juni 2009)’ is de norm voor weerstandsvermogen vastgesteld op 1, wat staat voor ‘voldoende’ weerstandsvermogen. Dat wil zeggen dat de omvang van de financiële risico’s gelijk is aan de aangehouden reserves. Wanneer het weerstandsvermogen onder deze norm komt, is aanzuivering van de reservepositie vereist. Eens per vier jaar dient volgens BBV vaststelling van deze norm plaats te vinden. In 2013 is vaststelling wederom aan de orde. Landelijk wordt voor het weerstandsvermogen de volgende tabel gehanteerd: Norm Weerstandsvermogen > 2,0
Weerstandsvermogen (>1) Uitstekend
1,4 < x < 2,0 1,0 < x < 1,4 0,8 < x < 1,0 0,6 < x < 0,8 x < 0,6
Ruim voldoende Voldoende Matig Onvoldoende Ruim onvoldoende
In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het weerstandsvermogen over de afgelopen jaren in kaart gebracht. Jaarverslag
Weerstandsvermogen (norm: >1)
2011
17
2010
35
2009
63
Uit deze tabel blijkt dat het weerstandsvermogen de afgelopen drie jaar kleiner is geworden, door de inzet van de ADR voor de Kracht van Overijssel. De komende jaren zet deze trend zich hoogstwaarschijnlijk nog sterker door. De benodigde weerstandscapaciteit zal sterk groter worden door de risico’s die de investeringsopgaven uit de Kracht van Overijssel met zich meebrengen. De beschikbare weerstandscapaciteit zal daarentegen fors kleiner worden door de gedane investeringen. De vrije ruimte in de ADR zal dalen. Gegeven de geplande investeringen met bijbehorende risico’s behoort een daling tot onder de 1 (huidige norm weerstandsvermogen) binnen deze coalitieperiode tot de mogelijkheden, indien niet tijdig preventieve maatregelen worden getroffen. De benodigde weerstandscapaciteit is op dit moment € 66 miljoen. Dit bedrag is opgebouwd uit risico’s die voortkomen uit het reguliere proces en uit de opgaven uit de Kracht van Overijssel. De benodigde weerstandscapaciteit zal verder stijgen door het vaststellen van de overige opgaven uit de KvO. Ook zal aanscherping van het beeld dat de organisatie heeft op de uitvoeringsfase van projecten invloed hebben op de benodigde weerstandscapaciteit. De omvang van de risico’s kunnen namelijk beter bepaald worden naarmate de realisatiefase dichterbij komt. Gedurende de realisatiefase worden risico’s verminderd of komen ze tot uiting. Op dit moment bevinden een groot aantal opgaven zich in de plannings- en voorbereidingsfase.
10
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Bij de vaststelling van de norm van 1 is destijds uitgegaan van regulier structureel beleid. Incidenteel hebben we echter de komende jaren te maken met meer risicovolle activiteiten met een grotere financiële omvang dan voorheen. Dit in ogenschouw nemende geeft de norm van 1 weinig tot geen ruimte tussen het moment dat de norm overschreden wordt en het moment dat risico’s daadwerkelijk niet meer afgedekt kunnen worden (met de daarvoor beschikbare risicoreservering). Dit achten wij onwenselijk. Er is meer ruimte nodig om te anticiperen op grootschalige risico’s. Wij stellen ook voor om gedurende de looptijd van KvO het weerstandsvermogen te verhogen naar 1,6. Wanneer het weerstandsvermogen gedurende deze looptijd onder de 1,6 komt, volgt een voorstel tot aanzuivering van de saldireserve (risicoreserve). Het weerstandsvermogen blijft daardoor boven de 1,6. Risico’s veranderen in de tijd. Het weerstandsvermogen is daardoor dynamisch. Effecten van veranderende risico’s worden meegenomen in het weerstandsvermogen en geactualiseerd in de paragraaf weerstandsvermogen van de Planning & Controldocumenten. Tot nu toe werden de risico’s afgedekt door de vrije ruimte in de ADR, de saldireserve en diverse bestemmingsreserves. Dit was toereikend voor het opvangen van de risico’s. Dit gaat echter veranderen. De vrije ruimte in de ADR wordt namelijk fors kleiner. Om in de toekomst de risico’s ruim voldoende te kunnen afdekken is het noodzakelijk een bedrag af te zonderen. Daarvoor kan naast de bestemmingsreserves de saldireserve gebruikt worden. Deze bevat op dit moment € 7 miljoen. In de volgende tabel wordt het beeld gegeven wat het aanhouden van een weerstandsvermogen van 1,6 betekent voor de saldireserve. Voor het Energiefonds wordt een specifieke risicoreservering aangehouden, daarom wordt het Energiefonds afzonderlijk in het overzicht opgenomen. Tabel 1: Aanvulling saldi reserve door verhogen weerstandsvermogen Benodigde weerstandscapaciteit (* € 1 miljoen)
Weerstands -vermogen
Reeds afgedekt (* € 1 miljoen)
Aanvulling saldireserve (* 1 € miljoen)
1,6
Weerstands-capaciteit die beschikbaar dient te zijn (=benodigde weerstandscapaciteit * weerstandsvermogen) (* € 1 miljoen) 56
Algemeen
35
26
30
Energiefonds
31
1,6
50
50
Nihil
Totaal
66
106
76
30
Uitgaande van een weerstandsvermogen norm van 1,6 dient een weerstandscapaciteit beschikbaar te zijn van € 106 miljoen. Hiervan is reeds € 76 miljoen afgedekt in de saldireserve (€ 7 miljoen), diverse bestemmingsreserves (€ 3 miljoen), risico reserveringen die binnen de projecten worden aangehouden (€ 16 miljoen) en binnen de reserve Energiefonds (circa € 50 miljoen). Om een beschikbare weerstandscapaciteit te bereiken van € 106 miljoen zal de saldireserve aangevuld moeten worden met € 30 miljoen. Voorgesteld wordt om € 30 miljoen over te hevelen van de ADR naar de saldireserve, zodat de saldireserve € 37 miljoen zal bedragen. Het voorstel is opgenomen onder 3.5 Beleidsintensiveringen. Gezien de eerder geschetste ontwikkelingen zal het bedrag dat nodig is voor de weerstandscapaciteit de komende tijd toenemen. Bij de behandeling van de Kerntakenbegroting 2013 wordt een beeld gegeven van de benodigde stand van de saldireserve voor de komende jaren. Vooralsnog stellen wij voor om ter versterking van het weerstandsvermogen alle vrijvallende incidentele middelen ten gunste te laten komen van de Algemene Dekkingsreserve en deze middelen afhankelijk van de benodigde stand van de saldireserve voor de komende jaren bij de Kerntakenbegroting 2013 toe te voegen aan de saldireserve.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
11
Voorstel: 1. Gedurende de looptijd van het investeringsprogramma Kracht van Overijssel een weerstandsvermogen aan te houden van 1,6. 2. Op basis van de huidige inzichten een benodigde weerstandscapaciteit van € 106 miljoen aan te houden via: a. € 3 miljoen diverse bestemmingsreserves. b. € 16 miljoen risicoreserveringen binnen projecten. c. € 50 miljoen risicoreservering in Energiefonds. d. € 7 miljoen Saldireserve. e. € 30 miljoen van de ADR over te hevelen naar de Saldireserve (Zie ook 3.5 Beleidsintensiveringen). 3. Alle vrijvallende incidentele middelen ten gunste te laten komen van de Algemene Dekkingsreserve in eerste instantie ter versterking van het weerstandsvermogen en daarna voor de financiering van de PAS en het beheer en onderhoud van de provinciale infrastructuur.
1.6 Organisatieontwikkeling Doorontwikkeling organisatie In de Perspectiefnota 2012 is aangegeven dat de Directie een veranderplan opstelt om de provinciale organisatie in te richten naar de ambities van het College, zoals verwoord in het Hoofdlijnenakkoord 2011 - 2015. Hierbij wordt, conform de opgave uit de Kerntakenbegroting 2012, invulling gegeven aan de opdracht om de formatie te verkleinen van 831 fte naar 738 fte (exclusief 15 fte van incidenteel naar structureel ten laste van OV-bureau, Europaloket en NB-wet, in totaal 753 fte3) aan het eind van deze Statenperiode (exclusief toevoegingen als gevolg van verder decentralisaties en overdracht mobiliteitstaken regio Twente). In de Kerntakenbegroting 2012 hebben wij aangegeven welke veranderstrategie we nastreven; het realiseren van de opgaven vanuit het Hoofdlijnenakkoord en tegelijkertijd het incrementeel veranderen van de organisatie. Onze veranderopgave vindt zijn weerslag in de volgende doelen: Het versterken van de focus op de kerntaken. Het verbeteren van het opgavengericht werken. Het bevorderen van collectief bestuurlijk-ambtelijk leiderschap. Het verbeteren van de inhoudelijke, strategische sturing. Het verkleinen van de omvang van de ambtelijke organisatie. Het verbeteren van de match tussen opgaven en personeel. Het bevorderen van het gewenste gedrag van bestuur en medewerkers. Het optimaliseren van de bedrijfsvoering. Om bovengenoemde veranderdoelen te realiseren zijn inmiddels de nodige stappen gezet. Zo is de nieuwe Hoofdstructuur operationeel, is er een nieuw besturings- en managementconcept vastgesteld, zijn de nieuwe hoofden eenheid en adjunct hoofden eenheid benoemd, heeft de Directie een voorgenomen reorganisatiebesluit genomen en is er een bedrijfsplan voor de organisatie vastgesteld. In dit bedrijfsplan is beschreven hoe de realisatie van de opgaven uit het Hoofdlijnenakkoord is geborgd, op welke wijze de verkleining van de ambtelijke organisatie wordt gerealiseerd en hoe tegelijkertijd een kwaliteitsimpuls aan de organisatie kan worden gegeven. Het bedrijfsplan kent een scope van tien jaar zodat de ambtelijke organisatie ook voor de langere termijn voldoende robuust is. Uiterlijk 1 november zijn de personele consequenties van het bedrijfsplan bekend en zal er gestart worden met de implementatie van het bedrijfsplan.
3
12
Cijfers conform Kerntakenbegroting 2012, p. 292.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Kansen voor Partnerschap De provincie Overijssel zoekt nadrukkelijk mogelijkheden tot samenwerking met andere overheden. Dit om de realisatie van onze ambities zo effectief en efficiënt mogelijk te bewerkstelligen. Kansen voor partnerschap vormt hiervan een voorbeeld. Dit is een samenwerkingsvorm met de gemeenten Zwolle en Kampen rondom bedrijfsvoering. Personeelsadministratie en salarisadministratie, ICT en inkoop worden samengevoegd in een Shared Service Centrum (SCC). Begin 2012 is door de drie partners de intentie uitgesproken om per 1 januari 2013 met het SCC van start te gaan.
2. Kerntaken Per kerntaak wordt aangegeven welke specifiekere externe ontwikkelingen, naast de ontwikkeling die in de voorgaande paragraaf reeds zijn benoemd, invloed hebben op het werken aan de betreffende kerntaak. Daarnaast geven wij inzicht in wat we komend jaar willen bereiken op de betreffende kerntaak.
2.1 Duurzame waterbeheer
ruimtelijke
ontwikkeling
en
inrichting,
waaronder
Ruimtelijke ontwikkeling vraagt om een samenhangende afweging van opgaven op het (boven)regionale niveau. De provincie is verantwoordelijk voor deze afweging en voor een integrale aanpak van de ruimtelijke ontwikkeling in de regio. De provincie legt de koppelingen tussen fysieke, sociaaleconomische en sociaal-culturele activiteiten. De ruimtelijke ontwikkeling is in kerntaak 1 nauw verbonden met het waterbeheer en het beheer van de ondergrond.
Externe ontwikkelingen De invulling van provinciale taken in de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer is mede afhankelijk van een aantal externe ontwikkelingen. Het Rijk heeft met de vaststelling van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zich grotendeels teruggetrokken uit de ruimtelijke ordening. Het aantal nationale belangen is teruggebracht naar dertien en deze belangen worden in principe alleen nog sectoraal behartigd. Het zal aan de provincies zijn om van hun rol als gebiedsregisseur en gebiedsontwikkelaar sectoroverstijgend te blijven denken. Bij onze provincie komt dit onder meer tot uiting in de actualisering van de Omgevingsvisie, de uitwerking van de Gebiedsagenda en de gebiedsontwikkelingen. Het Rijk werkt aan een nieuwe Omgevingswet waarin toetsingskaders voor ontwikkelingen in het fysieke domein worden geïntegreerd. Dit moet niet alleen procedurele winst opleveren, maar ook meer afwegingsruimte op lokaal en regionaal niveau. Overijssel beschikt met de Omgevingsvisie over een geïntegreerd beleidskader. De nieuwe Omgevingswet moet voor de provincie het instrumentarium opleveren om invulling te kunnen geven aan haar rol als gebiedsregisseur. Bij de vormgeving van de Omgevingswet vraagt de doorwerking van het Bestuursakkoord Water (april 2011) om afgestemde besluitvorming in IPO-verband. Vertrekpunt van het IPO is het kunnen realiseren van provinciale doelen via een programmatische aanpak. Onze inzet is dat de Omgevingswet en onze provinciale kaderstelling van omgevingsactiviteiten (ruimte, water en ondergrond) op elkaar aan blijven sluiten. Het Deltaprogramma bestudeert op nationale schaal de gevolgen van de klimaatverandering op te veel water (waterveiligheid) en te weinig water (droogte). De dynamiek en methodeontwikkeling van het Deltaprogramma zijn op onderdelen mede tempobepalend voor de uitvoering van het programma gebiedsontwikkeling IJssel-Vechtdelta. Vanuit dit programma leveren we inbreng in het Deltaprogramma en bijbehorende deltabeslissingen die in 2015 worden genomen door de Tweede Kamer (zie verder bij kerntaak 9). De toename van het aantal aanvragen voor boringen naar schalie- en steenkoolgas loopt vooruit op een nog door ons op te stellen beleidskader in de Omgevingsvisie en om een inbreng in de Rijksstructuurvisie diepe ondergrond. Onze inzet is om de wettelijke mogelijkheid te versterken tot provinciale advisering over activiteiten in de diepe ondergrond (bijvoorbeeld via een koppeling van Omgevingswet en Mijnbouwwet).
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
13
Voortgang realisatie Hoofdlijnenakkoord Kerntaak 1, Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, waaronder waterbeheer, kent de volgende opgaven uit het Hoofdlijnenakkoord: Nummer
Omschrijving
GS lid
PS planning
1
Wonen - starterleningen
Bakker
21-12-2011
R
2
Leefbaarheid, stadsrandzones, groene omgeving
Boerman
16-05-2012
R
3
Ruimtelijke kwaliteit
Boerman
Samen met 2
R
4
Woonomgeving
Bakker
21-12-2011
R
5
Uiterwaarden Olst
Boerman
N.v.t.
R
6
Actualisatie Omgevingsvisie
Boerman
3e kwartaal 2012
7
Invulling waterkwaliteit en -kwantiteit
Boerman
N.n.b.
N.v.t.
8
Samenwerking uitvoeringskracht waterschappen
Boerman
N.n.b.
N.v.t.
12
Project Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON)
Boerman
21-12-2011
R
60
Netwerksteden inclusief spoorzone Zwolle
GS
10-10-2012
P
Opgave 1 en 4: Wonen – starterleningen en woonomgeving Het programma Wonen wordt voortgezet in 2013. In 2013 zetten we vooral in op het verbeteren van de regionale samenwerking. Wij hebben de gemeenten gestimuleerd om de starterleningen voor de komende bestuursperiode opnieuw in te dienen. Door de stagnatie op de woningbouwmarkt worden de woningbouwafspraken neerwaarts bijgesteld. Hierdoor voorzien wij een verschuiving in de inzet van de stedelijke vernieuwingsgelden die nu gekoppeld zijn aan de gerealiseerde woningen binnenstedelijk. De middelen die voor stedelijke vernieuwing bestemd zijn, blijven wij inzetten voor stedelijke vernieuwing. De subsidieregeling wordt reeds in 2012 aangepast, om beter te kunnen inspelen op de veranderende woningmarkt. Opgaven 2 en 3: Stadsrandzones en de groene omgeving met Kwaliteit In het Hoofdlijnenakkoord is de investeringsimpuls Leefbaarheid, stadsrandzones en groene omgeving opgenomen. Daarnaast is de opgave Ruimtelijke Kwaliteit benoemd. In het investeringsbesluit van 16 mei 2012 zijn beide opgaven geïntegreerd. Conform dit besluit werken we aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit en investeren we in 2013 met name in stadsrandzones, de groenblauwe hoofdstructuur en energielandschappen. Opgave 5: Uiterwaarden Olst Het project vormt onderdeel van de Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG-programma) van het Rijk. Het op basis van de m.e.r. uit te werken planalternatief omvat een minder ingrijpende (kleiner van omvang) herinrichting van het plangebied dan oorspronkelijk gepland. De investering vanuit de provincie Overijssel in recreatie en ruimtelijke kwaliteit neemt door de minder ingrijpende herinrichting af van € 6,7 miljoen naar € 2,2 miljoen. De vrijkomende middelen worden overgeheveld naar de Algemene Dekkingsreserve. Het voorstel voor de vrijval is opgenomen in paragraaf 3.4 Actualisering bestaand beleid. Voor het overige wordt het project conform eerdere besluitvorming uitgevoerd. Opgave 6: Actualisatie Omgevingsvisie In 2009 hebben uw Staten de Omgevingsvisie vastgesteld. provinciale beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel structuurvisie op grond van de Wro. In het Hoofdlijnenakkoord aantal onderwerpen opgenomen die aanleiding geeft tot Omgevingsvisie.
Deze visie is het centrale en heeft ook de status van Kracht van Overijssel is een een actualisering van de
Vervolgens zijn op 8 november 2011 de kaders opgesteld voor de actualisering / verduidelijking van de Omgevingsvisie en verordening. Deze aanpak is erop gericht om de Omgevingsvisie en verordening om het zo te zeggen “Hoofdlijnenakkoord-proof” te maken. De actualisering is daarom beperkt tot de volgende onderwerpen: 1. Herijking EHS. 2. Wegencategorisering. 3. Windenergie (rol provincie). 4. Agrarische bouwpercelen / LOG’s. 5. Kantorenbeleid. 6. Lokaal gewortelde bedrijvigheid.
14
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Fase
P
7. 8.
Geluidscontour gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. Aanpassing verordening op basis van eerder uitgevoerde evaluatie.
Het betreft voor de meeste onderwerpen kleine aanpassingen en verduidelijkingen. De herijking van de EHS en de begrenzing van LOG’s zijn onderwerpen met een diepgaander karakter. Hiervoor hebben wij dan ook aparte trajecten opgestart. De werkzaamheden voor de aanpassingen worden in 2012 uitgevoerd. Vooralsnog willen wij de actualisering in december 2012 aan u aanbieden. Vanwege de voortgang van de herijking EHS kan het echter nodig zijn de planning aan te passen. In 2013 starten we het proces voor de evaluatie / Midterm Review en de brede herziening van de Omgevingsvisie. Hierbij gebruiken we de uitgevoerde planm.e.r. uit 2009 als nulmeting. Deze eerste brede herziening van de Omgevingsvisie is eind 2014 afgerond. Door de herijking EHS zullen de provinciale ambities voor delen van de Groen-Blauwe Hoofdstructuur met private middelen, nieuwe verdienmodellen en nieuwe vormen van samenwerking gerealiseerd gaan worden. Deze nieuwe uitvoeringsstrategie zal vanaf 2013 verder vorm krijgen. Opgave 7: Invulling waterkwaliteit en -kwantiteit In 2012 en 2013 worden de voorbereidingen getroffen voor de Stroomgebiedbeheerplannen Kaderrichtlijn water (KRW) en de Overstromingsrisicobeheerplannen (ROR) die in 2015 op stroomgebiedsniveau (i.c. Rijn-Oost) gereed moeten zijn. Het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur en de herijking van de EHS zet financiële druk op de uitvoering van maatregelen door de waterschappen. Verder wordt realisatie van KRW-maatregelen bemoeilijkt wanneer gronden niet langer een EHS-functie hebben. De geactualiseerde doelstellingen en maatregelen voor de KRW worden in 2014 geïntegreerd in de ontwerp Omgevingsvisie naar aanleiding van de brede herziening van de Omgevingsvisie. Opgave 12: Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON) In het Hoofdlijnenakkoord is onder de oude benaming Klimaat en Droogte geld beschikbaar gesteld voor dit project. In december 2011 heeft u middels een investeringsbesluit ingestemd met de richting en uitvoering. In 2013 wordt conform besluit gewerkt aan de inbreng in het deelprogramma Zoetwater (van het Deltaprogramma), de selectie van kansrijke strategieën en maatregelen, de inpassing in het huidige waterbeheer en intensivering van de benodigde communicatie en het overleg met regionale bestuurders over de te maken keuzes. Opgave 60: Netwerksteden inclusief spoorzone Zwolle Binnen deze opgave ontwikkelen wij voor elke netwerkstad (en provincie) een gezamenlijke toekomstbestendige ontwikkelagenda, een provinciaal afwegingskader en een uitvoeringsprogramma 2013-2015 met een doorkijk naar de langere termijn. Hier wordt duidelijk wat gezamenlijke projecten en programma’s van provincie en netwerkstad zijn, wie welke rol daarin heeft en wat de bijdrage (instrumenten, geld) van de provincie en/of de netwerkstad in kwestie is. Op basis van het eindresultaat van de strategische verkenning 'Schaalsprong in de IJsselVechtdelta' is in Zwolle Kampen Netwerkstad-verband (ZKN) gewerkt aan een uitvoeringsprogramma (werkprogramma Sterke Steden ZKN 2012-2015). Dit werkprogramma met ZKN en provinciale bijdragen voor besluitvorming worden nog in 2012 voorgelegd aan uw Staten. In het uitvoeringsprogramma wordt onder andere voorgesteld welke bijdrage (instrumenten, investeringsimpuls netwerksteden) de provincie en de netwerkstad leveren aan welke projecten. Hieraan wordt in 2013 uitvoering gegeven. De integrale gebiedsontwikkeling Spoorzone Zwolle krijgt in dit uitvoeringsprogramma Zwolle Kampen Netwerkstad een prominente plek. Gedeputeerde Staten en de burgemeester en wethouders van Zwolle hebben afgesproken om gezamenlijk te werken aan een integrale visie waarin de ruimtelijk-economische ontwikkeling van dit gebied centraal staat. Deze visie wordt vertaald in een uitvoeringsprogramma voor 2013. Voor de Spoorzone Zwolle wordt aan uw Staten een separaat investeringsbesluit voorgelegd. De uitvoeringsprogramma’s van de Netwerkstad Twente en Stedendriehoek-Deventer, beide onderdeel van het programma De kracht van de netwerksteden, worden in het voorjaar van 2013 voorgelegd aan de Staten. In deze programma’s wordt voorgesteld welke bijdragen (inzet instrumenten en investeringsimpuls netwerksteden) wij als provincie aan de projecten in de netwerksteden leveren.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
15
2.2. Milieu en Energie Bij de uitvoering van deze kerntaak hebben wij te maken met externe ontwikkelingen in wetgeving, zoals de m.e.r. in de Omgevingswet en vergunningverlening en handhaving in de natuurwetten. De uitvoering van de kerntaak op het gebied van energie, bodem en het programma Gezond en Veilig Leefmilieu verloopt volgens planning.
Externe ontwikkelingen m.e.r.-regelgeving in de Omgevingswet In de nieuwe Omgevingswet wordt de m.e.r.-regelgeving opgenomen. Tegelijk wil de landelijke commissie voor de milieueffectrapportage via proefprojecten de m.e.r. meer inzetten als procesinstrument in plaats van toetsinstrument. Binnen Overijssel doen we aan deze vernieuwing mee met de inzet van het instrument m.e.r. en maken we gebruik van nieuwe systematieken (zoals de ervaring bij de digitale kansenkaart bij de A1-zone) teneinde het proces aanzienlijk te versnellen. Belangrijke resultaten van deze vernieuwing die van belang zijn voor Overijssel zijn: het proces van m.e.r. versnellen, integrale beoordeling van kwaliteiten en toegevoegde waarde zichtbaar maken. Vergunningverlening en nieuwe regelgeving Voor de uitvoering van de wettelijk verplichte taak van vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) gaan wij voor 2013 voorlopig uit van de aantallen die in 2011 zijn verwerkt: 440 vergunningaanvragen en 120 verklaringen van geen bedenkingen. Totaal waren er 560 aanvragen waarvan 440 tot een beschikking hebben geleid. Eind 2012 verwachten wij PAS. Onder de PAS zal de toetsing van de agrarische vergunningaanvragen worden aangepast. Mede met het oog op het in werking treden van de nieuwe Wet Natuur in 2013, zullen wij een nieuwe inschatting maken van de benodigde inzet voor de vergunningverlening en behandeling van bezwaarschriften. De stikstofgerelateerde activiteiten (zoals agrarische bedrijven) blijven onverminderd vergunningplichtig. Hetzelfde geldt voor de Flora en Faunawet en de Boswet. Wij zullen eerst een analyse maken van de gevolgen van de decentralisatie, om een goede inschatting te kunnen maken van de benodigde inzet voor de nieuwe bevoegdheden en het beleid dat hiervoor ingezet moet worden. Tot die tijd gaan wij ervan uit dat de inzet uit bestaande middelen kan worden gedekt. Handhaving Op basis van het nalevingbeleid leunt het toezicht en de handhaving binnen deze provincie op drie sporen. Het eerste spoor is het opleveren van alle beschikkingen die worden afgegeven. Het tweede spoor is het periodiek controleren van alle vergunde locaties. Het derde spoor is het zoeken naar illegaliteiten c.q. onvergunde locaties. In het kader van de Nb-wet betreft dit een doelgroep van ongeveer 12.000 agrariërs in Overijssel. Per jaar worden ongeveer 440 vergunningen aangevraagd en door de provincie verleend. Tot nog toe werd het werk dat hieruit voortkomt in het kader van handhaving bekostigd vanuit bestaande (incidentele) middelen. In lijn met de hiervoor beschreven werkwijze bij vergunningverlening maken wij eerst een analyse van de gevolgen van de decentralisatie en nieuwe regelgeving om een goede inschatting te kunnen maken van de benodigde inzet vanuit de nieuwe bevoegdheden, het beleid dat hiervoor ingezet moet worden en de behandeling van mogelijke bezwaarschriften. Tot die tijd gaan wij ervan uit dat de benodigde inzet uit bestaande middelen kan worden gedekt. Energie De doelstelling om in 2020 20% hernieuwbare energie te hebben, krijgt toenemende steun uit de markt. De prijzen voor fossiele energie blijven stijgen. De omzet in duurzame energie stijgt met dubbele cijfers en zowel consumenten als bedrijven hebben een toenemende belangstelling. Tegelijkertijd hebben nieuwe projecten voor hernieuwbare energie het moeilijk, omdat het investeringsklimaat in Nederland als weinig stabiel wordt gezien. Met name de fiscale behandeling van groene energie is daarbij een knelpunt.
16
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Voortgang realisatie Hoofdlijnenakkoord Kerntaak 2, Milieu en Energie, kent de volgende opgaven uit het Hoofdlijnenakkoord: Nummer
Omschrijving
GS lid
PS planning
9 10 11 13
Sanering – bodem en asbest Gezond en Veilig Leefmilieu Programma duurzame leefomgeving Doorgaan verbeteren luchtkwaliteit
Bakker Bakker Bakker Bakker
21-12-2011 04-04-2012 04-04-2012 04-04-2012
R R R R
14
2e tranche uitvoeringsprojecten provinciale wegen
Bakker
04-04-2012
R
42 43
Energiefonds Energiepact
Rietkerk Rietkerk
21-09-2011 N.v.t.
R R
geluid
langs
Opgave 9: Sanering - bodem en asbest Het projectplan van de investeringsprestatie Sanering asbest en bodem heeft u in december 2011 vastgesteld inclusief de financiering van € 13 miljoen. Op dit moment worden de werkzaamheden voorbereid voor de sanerings- en onderzoeksopgaven voor de met asbest verontreinigde bodemlocaties. De aanpak van de spoedlocaties is gestart in 2009 en loopt conform planning door. Hiervoor zal een deel van de € 13 miljoen zowel voor de sanering van de met asbest verontreinigde locaties als voor de spoedlocaties worden ingezet. Opgave 10, 11, 13 en 14: Gezond en Veilig Leefmilieu In het Hoofdlijnenakkoord is voor Gezond en Veilig Leefmilieu een bedrag van € 8 miljoen en voor Duurzame Ontwikkeling een bedrag van € 2 miljoen opgenomen. Voor uitvoering van de twee ontwikkelingen is een gezamenlijk programmaplan opgesteld. De uitvoeringsstrategie en activiteiten zijn in april 2012 vastgesteld door uw Staten, waarbij een totaal budget van € 10 miljoen beschikbaar is gesteld. In 2013 zal de uitvoering conform het besluit van uw Staten worden doorgezet. Opgave 42 en 43: Energie De doelstelling om in 2020 20% hernieuwbare energie te hebben, krijgt toenemende steun uit de markt. De prijzen voor fossiele energie blijven stijgen. De omzet in duurzame energie stijgt met dubbele cijfers en zowel consumenten als bedrijven hebben een toenemende belangstelling. Tegelijkertijd hebben nieuwe projecten voor hernieuwbare energie het moeilijk, omdat het investeringsklimaat in Nederland als weinig stabiel wordt gezien. Met name de fiscale behandeling van groene energie is daarbij een knelpunt. Met het Energiefonds Overijssel, dat naar verwachting in de tweede helft van 2012 operationeel zal zijn, willen wij voor projecten in Overijssel een gunstiger investeringsklimaat bereiken. Projecten voor bio-energie hebben daarnaast echter te kampen met stijgende prijzen voor biomassa en regelgeving (t.a.v. co-substraten en digistaat) die achterloopt bij de ontwikkelingen. De realisatie van zonne-, bodem- en windenergie verloopt volgens planning of beter. Voor energiebesparing bij bedrijven en woningeigenaren zijn nieuwe uitvoeringsmaatregelen vormgegeven, waarvan het effect in de loop van het jaar duidelijk zal worden. Lokale initiatieven van bedrijven en inwoners zijn in opkomst, bijvoorbeeld energiecoöperaties in Nieuwleusen, Hellendoorn en Hoonhorst. Wij hebben bij de landelijke wetgever gevraagd regelgeving zodanig aan te passen, dat deze stimulerend is voor dergelijke initiatieven (motie Van der Werf). In 2013 wordt de uitvoering conform het eerdere besluit doorgezet.
2.3 Inrichting landelijk gebied Externe ontwikkelingen die van invloed zijn op het uitvoeren van de kerntaak inrichting landelijk gebied zijn het gemeenschappelijk landbouwbeleid, ontwikkelingen in gelijkberechtiging van particulieren en terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties.
Externe ontwikkelingen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid In het najaar van 2011 heeft de Europese Commissie haar voorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) inclusief het Plattelandsontwikkelingsbeleid (POP) voor de periode 2014—2020 gepresenteerd. De voorstellen voor het markt- en prijsbeleid, de eerste pijler van het GLB, behelzen een wijziging van het stelsel van directe betalingen
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
17
Fase
(inkomenssubsidies) aan agrariërs en de afschaffing van het melkquotum in 2015. De voorstellen voorzien in een (op termijn) afbouw van generieke inkomensubsidies en een omvorming naar doelgerichte betalingen. In de voorstellen krijgen de agrariërs voortaan een basissubsidie per hectare, aangevuld met een subsidie voor vergroeningsmaatregelen. Verder voorzien de voorstellen erin dat het totale budget voor de directe betalingen voor Nederland met 8% verlaagd wordt. 30% hiervan dient te worden aangewend voor vergroeningsmaatregelen. De voorstellen hebben grote gevolgen voor de landbouw en het landelijk gebied. In totaal ontvangt de Overijsselse landbouw jaarlijks een bedrag van circa. € 113 miljoen aan directe betalingen (2007 - 2008), oftewel gemiddeld € 495 per ha per jaar bij een Nederlandse gemiddelde van € 425 per ha per jaar. Het aandeel van de directe betalingen in de agrarische inkomens in Overijssel is hoog: in 2007-2008 van gemiddeld 30% in de melkveehouderij tot 50% - 100% in de akkerbouw en de kalverhouderij. Met deze voorstellen van de Europese Commissie (EC) zullen de directe betalingen aan agrariërs in Overijssel gemiddeld met 20 tot 35% afnemen. Dit leidt waarschijnlijk tot versnelling van het aantal bedrijfsbeëindigingen, verdere schaalvergroting van de blijvende bedrijven en intensivering van de productie. Deze laatste ontwikkeling krijgt ook een impuls door het voorstel van de EC het melkquotum in 2015 af te schaffen. Hierdoor zou de melkproductie in Overijssel kunnen uitbreiden. In de komende periode zullen wij de ontwikkelingen omtrent het GLB nauwgezet blijven volgen om te bepalen of, en zo ja op welke wijze wij op het gewijzigde GLB dienen in te spelen. De voorstellen voor het POP, de tweede pijler van het GLB, zijn veel minder ingrijpend en sluiten inhoudelijk aan op het huidige POP. In IPO-verband bereiden wij met de andere provincies en het Rijk de komende periode het POP-3 voor de periode 2014-2020 voor. Naar verwachting vindt de besluitvorming over de voorstellen van de EC voor het GLB (inclusief POP) eind 2012-voorjaar 2013 plaats, waarna de uitvoering in 2014 aanvangt. Gelijkberechtiging De Verenging Gelijkberechtiging Grondbezitters (VGG) heeft in 2009 met succes een staatssteunklacht ingediend. Er is beroep gedaan bij de Europese Commissie voor gelijkberechtiging van particulieren en terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties (TBO’s) bij doorlevering van gronden en subsidieverlening voor realisatie van de EHS. De essentie was dat TBO’s de gronden voor realisatie van de EHS met 100% subsidie verkregen (gratis), terwijl particulieren de waardedaling van deze grond gesubsidieerd krijgen (landbouwgrondprijs minus de natuurgrondprijs). Als reactie hierop is door het Rijk, in overleg met de provincies, een nieuwe subsidieregeling ontwikkeld, waarbij gelijkberechtiging van TBO’s en particulieren een belangrijk uitgangspunt is. Deze modelregeling is medio 2011 door de Europese Commissie goedgekeurd. De klacht van de VGG loopt nog bij de Europese Commissie. Het gevolg is dat particulieren gelijk behandeld moeten worden als terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties (TBO’s). TBO’s krijgen gronden voor realisatie van de EHS met 100% financiering, terwijl particulieren alleen de waardedaling van deze grond gesubsidieerd kregen (landbouwgrondprijs minus de natuurgrondprijs). Dit heeft ertoe geleid dat wij eind vorig jaar onze subsidieregeling grondverwerving realisatie nieuwe natuur hebben ingetrokken (zie PS-brief 2011/0211729 dd 15-11-2011). Na de herijking van de EHS zullen wij een nieuwe subsidieregeling voor grondaankopen EHS vaststellen. In de nieuwe regeling worden particulieren en TBO’s gelijkgesteld. Omgevingswet Evenals bij de twee voorgaande kerntaken, is de Omgevingswet ook van belang bij de kerntaak Inrichting Landelijk Gebied. Bepalingen in alle wetten die gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving worden gebundeld in de Omgevingswet. Dit betreft in elk geval de Wet Natuurbescherming, de Reconstructiewet en de Wet Ammoniak en Veehouderij. Uitgangspunten zijn integraal en doelgericht, decentraal, tenzij en aansluiten bij Europa. De planning is dat de wet in 2014 in werking zal treden. De wet heeft gevolgen voor de wijze van uitvoering van de prestaties inrichting landelijk gebied. Zodra hier meer duidelijkheid over is, zullen wij uw Staten informeren. Nieuwe natuurwet Op basis van een evaluatie van de werking van de drie groene wetten, (Natuurbeschermingswet, Flora- en Faunawet en Boswet) heeft het kabinet besloten de wetten te herzien en te integreren in één Natuurwet, de wet Natuurbescherming (die op termijn opgenomen zal worden in de nieuwe Omgevingswet). Naast het samenvoegen van de drie groene wetten, regelt de wet ook de verdeling van bevoegdheden zoals overeengekomen in het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur. In de planning wordt uitgegaan van
18
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
inwerkingtreding van de wet op 1 januari 2013. Naar verwachting gaat het wetvoorstel deze zomer ter instemming naar de Tweede en de Eerste Kamer. In het wetsvoorstel staan nog een aantal bestuurlijke bespreekpunten over de juiste implementatie van het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur en de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de wet. De provincies blijven zich inzetten in IPO-verband om de bespreekpunten op te lossen. Voor de nieuwe wet Natuurbescherming in Overijssel in werking kan treden zullen wij naast het opstellen van beleidskaders ook een aangepast instrumentarium opstellen en onze handhavingstrategie op de nakoming van de groene wetten herzien. Wij komen hier bij u op terug. De nog vast te stellen nieuwe wet Natuur is tevens de basis voor de in het Onderhandelingsakkoord opgenomen nog te decentraliseren taken. Daarbij moet op basis van de Financiële verhoudingswet worden getoetst of er voldoende Rijksmiddelen worden overgeheveld om de taken te kunnen uitvoeren of dat er aanvullende maatregelen nodig zijn. De diverse bij de uitvoering van het natuurbeleid betrokken uitvoeringsorganisaties worden (deels) overgeheveld naar de provincies. Het tijdstip waarop varieert. De Dienst Landelijk Gebied komt per 1 januari 2015 over naar de provincies, de delen van de Dienst Regelingen en de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit de komende jaren. Als gevolg van deze decentralisatie (en het vervroegd afrekenen van de ILG-bestuursovereenkomsten, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011) zijn frictiekosten voorzien. Zodra de uitwerking en financiële consequenties beschikbaar zijn, zullen uw Staten nader worden geïnformeerd. Nieuwe WILG De Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) wordt aangepast. De nieuwe wet is grotendeels een uitwerking van het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur. Het wetsvoorstel betreft de volgende wijzigingen: het schrappen van de programmeringsystematiek van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), de afrekening van de ILGbestuursovereenkomsten en een kleine aanpassing van het landinrichtingsinstrumentarium. In de planning wordt uitgegaan van inwerkingtreding van de wet op 1 januari 2013. Het is van groot belang dat de afspraken uit het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur goed in de WILG komen. De provincies zullen zich in IPO-verband hiervoor inzetten. Prestatieafspraken Naar aanleiding van het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur en het Coalitieakkoord hebben wij besloten de meerjarige prestatieafspraken met Landschap Overijssel te beëindigen. In het traject van de verdeling en invulling van het KvO-budget wordt bezien of het noodzakelijk is om prestaties uit de beëindigde prestatieafspraken op enige manier te laten continueren.
Voortgang realisatie Hoofdlijnenakkoord Kerntaak 3, inrichting landelijk gebied, kent de volgende opgaven uit het Hoofdlijnenakkoord: Nummer
Omschrijving
GS lid
15A 15B 16 17A 17B 17C 18 19
Investeringen natuur en landschap (best verpl. pMJP) Frictiekosten decentralisatie natuurbeleid Investeringen landbouw (herverkaveling) Beheer natuur Nationaal Landschap IJsseldelta Nationaal Landschap Noordoost-Twente Groen Blauwe diensten Natura 2000 / PAS (incl. herijking EHS)
Maij Maij Maij Maij Rietkerk Bakker Maij Maij
PS planning 20-10-2011 21-12-2011 19-09-2012 19-09-2012 19-09-2012 19-09-2012 19-09-2012 19-09-2012
Voor de voortgang van de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord wordt kortheidshalve verwezen naar de inleiding van deze Perspectiefnota, waar uitgebreid is stilgestaan bij het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
19
Fase R R P P P P P P
2.4 Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer Externe ontwikkelingen Realisatie van de provinciale ambities op het terrein van regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer is onderhevig aan een aantal externe ontwikkelingen. De afschaffing van de Wgr-plus is reeds toegelicht in de inleiding van de Perspectiefnota. Druk op de exploitatie van het openbaar vervoer Voor de exploitatie van het regionaal openbaar vervoer ontvangt de provincie Overijssel Rijksmiddelen via de BDU. Hierop wordt door het Rijk bezuinigd. In de periode tussen 2010 en 2015 loopt dit op tot een korting van circa 10% (€ 3 à € 4 miljoen per jaar). Daarnaast is de incidentele eenmalige dekking van eerdere Rijksbezuinigingen en dienstregelinguitbreidingen van € 4 miljoen per jaar per 1-1-2012 komen te vervallen. In totaal zal hierdoor in 2015 het beschikbare budget in € 7 a € 8 miljoen lager zijn. Hierdoor komt de exploitatie van het OV onder druk en is heroverweging van de vigerende OV-tactiek uit 2008 noodzakelijk. Dit zullen wij in het voorjaar van 2013 aan u voorleggen. Landsdelige samenwerking Gezamenlijk met de provincies Flevoland en Gelderland wordt gewerkt aan verdere ontwikkeling van het OV-uitvoeringscluster Oost-Nederland. Sinds 2012 wordt het beheer van de OV-concessies hierin gezamenlijk opgepakt. Ook een intensivering van de samenwerking tussen het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid in Overijssel (ROVO) en Gelderland (ROVG) wordt in 2012 verkend. De verwachting is dat deze tendens zich uitbreidt op andere deeldossiers, zoals Beter Benutten en OV-beleid. Voortgang realisatie Hoofdlijnenakkoord Kerntaak 4, Regionale bereikbaarheid en openbaar vervoer, kent de volgende opgaven uit het Hoofdlijnenakkoord: Nummer
Omschrijving
GS lid
PS planning
Fase
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
A1 N18 N34 N35 N50 en N23/N307 N348 2e fase Spoor Deventer Wierden - Ureninkoop Spoor Nachttrein Spoor Hengelo Bentheim Spoor Zwolle – Enschede Spoor – Vechtdallijnen Spoor Zwolle – Kampen Beheer en onderhoud - Vervangingsinvesteringen Water – Multimodale overslag Ketenmobiliteit - Investeringen in kansrijke relaties OV en fiets N340 N48 N377 Aansluitingen A1 / A28
Kok Kok Kok Kok Kok Kok Kok Kok Kok Kok Kok Kok Kok Kok
10-10-2012 21-12-2011 4e kwartaal 2012 N.n.b. 11-07-2012 pectievelijk 2e kwartaal 2013 4e kwartaal 2012 3e 3e kwartaal 2012 3e kwartaal 2012 4e kwartaal 2012 4e kwartaal 2012 N.v.t. 21-12-2011 14-11-2012
P P P P P P P P P V V
Kok
3e kwartaal 2012
Kok Kok
12-07-2012 N.v.t.
34 35 36
Prioriteiten in Hoofdlijnenakkoord Voor versterking van de regionale bereikbaarheid en het regionaal openbaar vervoer wordt in het Hoofdlijnenakkoord ingezet op vijf hoofdthema’s: 1. Het verbeteren van de bereikbaarheid en doorstroming op de hoofdwegenstructuur. Dit betreft zowel wegen in Rijksbeheer (A1, N18, N35, N50 Kampen – Kampen-Zuid) als provinciaal beheer (N340 / N377 / N48, N34, N348 en N307). 2. Het versterken van het openbaar vervoer door versterking van de kwaliteit op een aantal spoorverbindingen: de Vechtdallijnen, de Kamperlijn, spoor Zwolle-Enschede, spoor Enschede-Schiphol en spoor Hengelo-Bentheim. 3. Het stimuleren van het goederenvervoer over water, inclusief multimodale overslag. 4. Het verbeteren van de bereikbaarheid van deur tot deur, door inzet op ketenmobiliteit. 5. Het handhaven van de kwaliteit van de provinciale infrastructuur door verhoging van het structurele budget voor beheer en onderhoud en investeringen in gefaseerde vervanging van verouderde wegen en kunstwerken (rehabilitatie).
20
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
V R P P/R P V
Deze investeringsopgaven komen samen in het investeringsbesluit Mobiliteit, vastgesteld door uw Staten op 21 december 2011. De diverse projecten worden gefaseerd uitgevoerd en kennen elk een individueel besluitvorming- en realisatietraject. Dit betekent voor 2013 het volgende. Regionale bereikbaarheid: opwaarderen hoofdwegenstructuur In 2012 worden met het Rijk definitieve afspraken gemaakt over opwaardering van de A1 tussen Apeldoorn en Azelo. Uitwerking van de voorkeursvariant zal in 2013 / 2014 door het Rijk plaatsvinden. Voor de N50 Kampen – Kampen Zuid is ook de planuitwerking in 2013 voorzien. De N35 kent verschillende tracédelen: voor het traject Zwolle-Wijthmen worden door Rijkswaterstaat in 2013 voorbereidingen getroffen voor realisatie van de opwaardering. Voor het N35-wegvak ter hoogte van Raalte loopt in 2013 een MIRT-onderzoek. Voor het traject Wierden – Nijverdal zijn de inzichten uit de verkenning die wordt afgerond in 2012 bepalend voor de werkzaamheden in 2013. Wat betreft de provinciale hoofdinfrastructuur nemen Provinciale Staten in 2012 definitieve besluiten over opwaardering van de N34 en N340 / N377 / N48. Bij een positief besluit zal in 2013 de realisatie van ombouw worden voorbereid. Regionaal openbaar vervoer Op het gebied van regionaal openbaar vervoer ligt er in 2013 een belangrijke opgave in het beheren van de diverse bus-, trein- en regiotaxiconcessies. Dit wordt uitgevoerd door het OVuitvoeringscluster, waarin wordt samengewerkt met de provincies Gelderland en Flevoland. Bij afschaffing van de Wgr-plus regio’s per 1 januari 2013 zullen hierin ook de OV-concessies van Twente worden ondergebracht. In de periode 2012 - 2013 wordt de vigerende OV-tactiek heroverwogen in samenhang met de BDU-ontwikkeling en de spoorambities uit het Hoofdlijnenakkoord. Stimuleren goederenvervoer over water In 2013 wordt gestart met realisatie van het uitvoeringsprogramma Goederenvervoer over water dat in 2012 wordt opgeleverd aan Provinciale Staten. Het uitvoeringsprogramma is de vertaling van een beleidsvisie / afwegingskader waarin zowel de provinciale rol als kansen voor goederenvervoer over water (in relatie tot provinciaal belang en beschikbare middelen) zijn uitgewerkt. Ketenmobiliteit In 2013 wordt ook gestart met uitvoering van het programma Ketenmobiliteit. Vaststelling van het investeringsbesluit is voorzien in de tweede helft van 2012. De uitvoering zal doorlopen t/m 2015. Met het programma ketenmobiliteit wordt een alternatief geboden voor de auto op congestiegevoelige trajecten in het stedelijke gebied. In het programma is aandacht voor versterking van de fiets, mobiliteitsmanagement (waaronder het Nieuwe werken), verkeersmanagement en de overstap van / naar het openbaar vervoer. Andere overheden en bedrijfsleven zijn belangrijke partners om invulling te geven aan uitvoering van het programma. Verkeersveiligheid Op het terrein van verkeersveiligheid liggen de accenten bij gedragsbeïnvloeding (waarbij de mogelijkheden voor samenwerking tussen ROVO en ROVG worden verkend) en meer intensieve samenwerking met gemeenten, politie en Openbaar Ministerie bij programmering en uitvoering van integrale projecten (infrastructuur en gedrag). Hieraan wordt in 2013 invulling gegeven door realisatie van gezamenlijk met partners, binnen de Brede Aanpak Verkeersonveiligheid Overijssel, gedefinieerde projecten. Daarnaast ondersteunt het ROVO realisatie van gedragsbeïnvloedende projecten bij gemeenten. Afhankelijk van de uitkomst van de verkenning naar kansen voor samenwerking tussen ROVO en ROVG (2012), wordt dit in 2013 wellicht gefaciliteerd vanuit een ROV Oost-Nederland. Beheer en Onderhoud Een groot deel van de provinciale wegen in Overijssel is aangelegd in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw. De ‘ouderdom’ van de provinciale wegen en kunstwerken, de toegenomen verkeersdrukte en meer en zwaarder transport maken het dat goed beheer en onderhoud van deze infrastructuur steeds belangrijker wordt en meer inzet vraagt. Hoewel de wegen er nu voor het oog veelal nog prima bij liggen zullen deze de komende decennia voor een groot deel gerehabiliteerd moeten worden. Vooruitlopend daarop ontstaan de komende jaren al hogere kosten voor beheer en onderhoud. Voor vervanging van kunstwerken wordt binnen enkele decennia een piek verwacht. Het gaat dan om grote bedragen.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
21
De rehabilitatie van infrastructuur heeft zich tot nu toe nog maar beperkt voorgedaan. Noch het Rijk, noch andere provincies en gemeenten hebben hiertoe tot op heden voorzieningen voor getroffen. De komende decennia zal rehabilitatie van infrastructuur echter (landsbreed, niet alleen in Overijssel) een zodanige omvang aannemen, dat deze om expliciete aandacht en programmering vraagt. Aangezien de levensduur van infrastructuur in de praktijk (afhankelijk van onder meer gebruik en ligging) enigszins uiteenloopt ten opzichte van de gemiddelde levensduur voor het betreffende type, verdient het aanbeveling om elke vijf jaar de staat van de infrastructuur te inventariseren en daarop een meerjarige programmering te baseren. Voor de periode 2011-2015 heeft deze inventarisatie inmiddels plaatsgevonden. Op basis hiervan zijn in het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 extra financiële middelen voor het beheer en onderhoud van de infrastructuur beschikbaar gesteld. Eind 2011 is voor de commissie Regionale Bereikbaarheid en Regionaal Openbaar Vervoer een presentatie gegeven over beheer, onderhoud en vervanging van de provinciale infrastructuur. Naar aanleiding daarvan heeft de portefeuillehouder gevraagd om de vervangingsinvesteringen na 2015 inzichtelijk te maken. Ook hebben meerdere Statenfracties aangegeven om tijdig inzicht te willen hebben in de kosten van toekomstig beheer, onderhoud en vervangingen van de provinciale infrastructuur. Dit in relatie tot de keuze voor de aanleg van nieuwe infrastructuur versus de reservering voor toekomstige onderhoudsbudgetten. Naar aanleiding van deze vraag zijn wij aan het onderzoeken en inventariseren, welke kosten er na deze coalitieperiode verwacht kunnen worden, om de infrastructuur aan de gestelde eisen en normen te kunnen laten voldoen. Het resultaat van het onderzoek (inclusief aandacht voor grote infraprojecten) zal in het najaar van 2012 aan uw Staten worden voorgelegd. Het resultaat van deze discussie wordt verwerkt in de Perspectiefnota 2014.
2.5 Regionale economie Externe ontwikkelingen Regionaal economisch beleid en topsectoren Het kabinet heeft het regionaal economisch beleid gedecentraliseerd naar de provincies en richt zich Rijksbreed uitsluitend nog op een tiental landelijke topsectoren. Een belangrijk onderdeel van het topsectorenbeleid wordt gevormd door de Human Capital agenda. Centraal in deze agenda staat de vraag hoe het groeiend tekort aan bèta-techniek-personeel bestreden kan worden. De provincies zijn verantwoordelijk voor het tot stand brengen en ondersteunen van innovatieve samenwerkingsverbanden tussen ondernemers, kennisinstellingen en overheden (de Gouden Driehoek), het bedrijventerreinenbeleid, het regionale vestigingsklimaat en de fysieke inpassing van bedrijven en kennisinstellingen. Overijssel heeft daarmee de regie over het regionaal economische beleid gekregen. Europa Het Hoofdlijnenakkoord veronderstelt dat meer gebruik gemaakt moet worden van de mogelijkheden die Europa biedt. In dat licht maakt de provincie Overijssel reeds programmatisch verbinding tussen enerzijds Europese en anderzijds nationale en provinciale beleidsagenda’s. De voorbereiding op de nieuwe Europese programma’s (looptijd 2014 - 2020) is inmiddels in volle gang. Leidend hierin is de aansluiting van de thema's rondom de EU 2020Agenda van de Europese Commissie enerzijds en het Hoofdlijnenakkoord anderzijds. Economie, innovatie en energie zullen daarom de belangrijke onderwerpen zijn. Het College bevestigt in deze haar positie als (mede)beheerder door het beschikbaar stellen van provinciale co-financiering (geoormerkte en reguliere middelen). Gezien het Europese beleidsproces is het op dit moment nog niet duidelijk wat de omvang is van de nieuwe structuurfondsen en welke omvang van provinciale co-financiering wenselijk is.
Voortgang realisatie Hoofdlijnenakkoord Kerntaak 5, Regionale economie, kent de volgende opgaven uit het Hoofdlijnenakkoord: Nummer
Omschrijving
GS lid
PS planning
37 38 39 40 41 64 65
Leegstand kantoren en bedrijventerreinen Innovatie, onderwijs, stimulering economie Toerisme en recreatie Onderzoek randen arbeidsmarkt Doorzetten herstructurering bedrijventerreinen Breedband Regionale Bureaus voor Toerisme
Rietkerk Rietkerk Rietkerk Rietkerk Rietkerk Rietkerk Rietkerk
3e kwartaal 2012 04-04-2012 04-04-2012 04-04-2012 04-04-2012 3e kwartaal 2012 04-04-2012
22
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Fase V
R R
R R P R
Het 'Uitvoeringskader Kerntaak Regionale Economie' is in april 2012 onderwerp van besluitvorming van uw Staten geweest. Overijssel pakt deze opgave met kracht op. Onze ambitie is een vitale en zichzelf vernieuwende economie met een hoogwaardig vestigings- en ondernemingsklimaat. Wij willen bijdragen aan het versterken van de (internationale) concurrentiepositie van het Overijsselse bedrijfsleven, inclusief de vrijetijdssector. Het versterken van sterke sectoren draagt naar onze overtuiging bij aan ontwikkel- en trekkracht voor andere sectoren. De vraag vanuit het bedrijfsleven en de kennisinstellingen naar onze inzet staat hierin centraal. Wij gaan niet zelf bepalen wat goed is voor bedrijven en kennisinstellingen. Ons hoofddoel is het verhogen van de toegevoegde waarde van bedrijven en instellingen voor onze economie, door integraal beleid vorm te geven, innovatieve samenwerkingsverbanden tussen overheden en bedrijfsleven te bevorderen en ondernemerschap te stimuleren. Concreet moet dit resulteren in groei van een zichzelf vernieuwende Overijsselse economie (bruto regionaal product) die jaarlijks boven het landelijke gemiddelde ligt. Dit is een zware opgave omdat ondanks bovengemiddeld economische prestaties van Overijssel, economische groei en werkgelegenheid al jaren achter blijven bij het landelijke gemiddelde. De rest van Nederland groeit economisch gezien nog steeds harder. De verwachtingen naar de toekomst toe rechtvaardigen echter betere economische prestaties: Oost-Nederland komt in onderzoeken naar voren als belofte voor de toekomst. Het is aan de ondernemers en kennisinstellingen in onze provincie om de benodigde economische groei te realiseren. Op het terrein van Human Capital is de belangrijkste uitdaging om de kloof tussen vraag en aanbod te verkleinen. Er is sprake van zowel een kwalitatieve en kwantitatieve mismatch op de arbeidsmarkt in Overijssel, vooral in de technische sector en in de zorgsector. Een tweede uitdaging betreft de krimp in de beroepsbevolking als gevolg van de vergrijzing en ontgroening. Deze ontwikkeling vraagt om extra inspanningen om de arbeidsparticipatie te verhogen onder groepen die op dit moment niet of beperkt deelnemen aan het arbeidsproces (vrouwen, ouderen, jongeren zonder startkwalificatie, allochtone jongeren, e.a.). Wij gaan uit van eigen kracht en kiezen voor een combinatie van toonaangevende gebiedsgerichte projecten, versterking van vestigings- en ondernemingsklimaat en specifiek bedrijvenbeleid voor enkele specifieke economische sectoren. De bedrijven zijn aan zet voor de strategievorming en kennisinstellingen voor de onderzoeksprogrammering. De provincie jaagt het proces van roadmapping (het ontwikkelen van een innovatiestrategie) en open innovatie aan en ondersteunt projecten en programma’s via subsidies en innovatiefondsen. Door te investeren in de versnelde aanleg van een snel breedbandnetwerk in het buitengebied en op bedrijventerreinen en het ondersteunen van breedbandtoepassingen wordt een impuls gegeven aan de digitale bereikbaarheid, de regionale economische ontwikkeling en een vitaal platteland. Hiervoor is een aanvullende p.m.-post opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord. Bij de vrijetijdseconomie is het versterken en vermarkten van de Overijsselse A-merken een speerpunt. Versterking en professionalisering van de Regionale Bureaus voor Toerisme is een tweede speerpunt. Wij zetten in op de versterking van het vestigings- en ondernemingsklimaat door de leegstand van kantoren te beteugelen en door te blijven investeren in de herstructurering van bedrijventerreinen en gebiedsontwikkelingen met een belangrijk economisch component. Dit doen wij omdat de leegstand van kantoren in Overijssel in 2010 gemiddeld 13,5% bedroeg. In het najaar van 2012 leggen wij het Actieplan Kantoren aan uw Staten voor, waarbij wij conform uw motie o.a. aandacht zullen besteden aan herbestemming van leegstaande panden. Hieraan voorafgaand gaan we met u in gesprek over de contouren van het Actieplan Kantoren. Bij bovenstaande activiteiten wordt uitvoering gegeven aan de door uw Staten aanvaardde moties en amendementen in het kader van de Kerntakenbegroting 2012 en kerntaak regionale economie. Hiertoe wordt bij de Kerntakenbegroting 2013 het kerntaakplan “Uitvoeringskader Regionale Economie” inclusief de doelboomstructuur zo mogelijk aangepast.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
23
2.6 Culturele infrastructuur en monumentenzorg Externe ontwikkelingen De provincie werkt met vierjarenperioden voor cultuurbeleid. Deze lopen analoog aan de vierjarenperioden die het Rijk voor zijn cultuurbeleid hanteert. Het huidige cultuurbeleid dat verwoord staat in de nota 'Samen & Overijssel' loopt per 31 december 2012 af. Deze (voorgaande) beleidsperiode, gevoegd bij het Hoofdlijnenakkoord, geeft een solide basis op basis waarvan wij de komende jaren verder bouwen om Overijssel te profileren. Het beleid voor de komende periode krijgt vorm via ‘de Kracht van cultuur’ (zie hierna). RTV Oost Overeenkomstig de uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord moet RTV Oost 10% gekort worden. Het gaat hierbij om een structurele korting van circa € 1 miljoen per jaar. Overijssel is niet de enige provincie met een dergelijk voornemen. De provincie Noord-Brabant heeft hierover reeds een rechtszaak verloren. De rechter bepaalde onder andere dat de motivering van de provincie onvoldoende was. Hierdoor is het voor de provincie Overijssel onzeker of wij deze korting kunnen doorvoeren. Vanzelfsprekend zullen alle inspanningen zich wel daarop richten. Voortgang uitvoering Hoofdlijnenakkoord Kerntaak 6, Culturele infrastructuur en monumentenzorg, kent de volgende opgaven uit het Hoofdlijnenakkoord: Nummer 44 45 46 66 67 68
Omschrijving
GS lid
PS planning
Cultuur Culturele infrastructuur Erfgoed Historisch Centrum Overijssel Cultuurparticipatie Orkest van Oosten
Maij Maij Maij Maij Maij Maij
11-07-2012 Samen met 44 Samen met 44 N.v.t. 3e kwartaal 2012 21-12-2011
Het beleid voor de periode 2013-2016 onder de titel 'De Kracht van Cultuur' is heden onderwerp van besluitvorming van uw Staten. Onze ambitie voor het Overijssels cultuurbeleid 2013 – 2016 luidt als volgt: Behoud en ontwikkeling van de culturele identiteit van Overijssel. Deze vullen wij in via twee samenhangende hoofddoelen: 1. Behoud en duurzame ontwikkeling van het culturele erfgoed om zo de identiteit en eigenheid van Overijssel zichtbaar en beleefbaar te maken. Daarvoor richten we ons op de reanimatie van erfgoed in brede zin, op monumenten, streektaal, streekgeschiedenis en regionale bouwkunst. Dit draagt bij aan de sociale cohesie en kwaliteit van Overijssel. We leggen daarbij de verbinding van cultuur en cultuurhistorie met ruimte en ruimtelijke kwaliteit en met vrijetijdseconomie en nieuwe economische dragers. 2. Stimuleren van de culturele identiteit door creatief talent een kansrijke en inspirerende omgeving te bieden voor cultureel ondernemerschap. Hiermee stimuleren en behouden we creatieve talenten als innovators en als ambassadeurs van de toekomst voor Overijssel. Daardoor moet een innovatief en stimulerend klimaat ontstaan voor zowel de culturele als de economische sector, en moet talentontwikkeling gestimuleerd worden. Investeren in creativiteit en in het creatieve talent in de provincie is daarvoor essentieel, samen met een heldere keuze voor een topstructuur die past bij onze provincie. De basis hoort bij gemeenten, de brede top bij het Rijk. 3. Blijven inspannen voor cultuureducatie en cultuurparticipatie. Daarbij willen wij in samenwerking met gemeenten en scholen cultuureducatie- en cultuurparticipatieprogramma’s ontwikkelen, zodat alle inwoners van Overijssel kennis kunnen maken met cultuur en cultuur kunnen beleven in brede zin. De samenhang tussen de drie doelen is groot, zoals ook aangetoond wordt door recent onderzoek. Niet alleen in de steden in Overijssel zien wij belangrijke mogelijkheden voor de culturele en economische ontwikkeling, maar ook in het landelijke gebied in combinatie met een rijke natuur en fraaie landgoederen.
24
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Fase P P P P P R
Voor de uitvoering van de motie de Bree cs. is een budget benodigd van € 1,2 miljoen per jaar voor de periode 2013-2016, zodat wij de onderwerpen cultuureducatie en cultuurparticipatie kunnen blijven uitvoeren. De budgettaire consequenties worden verwerkt in de Kerntakenbegroting 2013. Vanuit de culturele sectoren zullen organisaties en instellingen bijdragen aan de realisatie van die doelstellingen. Belangrijk uitgangspunt in ons beleidskader is dat een effectief en vitale culturele infrastructuur bestaat uit een sterk netwerk, met een aantal instellingen dat daarin een cruciale rol vervult. Zij zijn aanjagers van ontwikkeling en dragen hun kennis over aan anderen in het culturele netwerk. De inzet van intermediaire lagen willen wij daarbij tot het uiterste minimum beperken. Bij de Kerntakenbegroting 2013 wordt het kerntaakplan inclusief de doelboomstructuur zo mogelijk aangepast overeenkomstig 'De Kracht van Cultuur'.
2.7 Kwaliteit openbaar bestuur De provincie heeft als kerntaak om toe te zien op de kwaliteit van het bestuur in Overijssel. Het gaat hierbij om de uitvoering van de wettelijke (toezichts)taken van de provincie en van de Commissaris van de Koningin, maar eveneens om de realisatie van maatschappelijke opgaven die van provinciaal belang zijn. Bij het oppakken van deze opgaven is samenwerking met onze medeoverheden namelijk veelal noodzakelijk.
Externe ontwikkelingen Visie bestuur en bestuurlijke inrichting De economische crisis en de daaruit voortkomende bezuinigingen nopen de overheden om zich te herbezinnen en te focussen op hun kerntaken. Dit geldt ook voor de provincie. In de kabinetsvisie Bestuur en bestuurlijke inrichting (Visie Donner) van oktober 2011 is de wens om te komen tot een compacte overheid nader uitgewerkt op basis van het adagium ‘je gaat erover of niet’, zoals verwoord in het Regeerakkoord. Hiernaast wordt in deze visie de afschaffing van de Wgr-plus voorzien, waarvoor voorbereidingen inmiddels worden getroffen (zie ook de algemene inleiding van deze Perspectiefnota). Naast de financiële noodzaak zijn er andere ontwikkelingen gaande, die vragen om een herbezinning op de rol en positie van de overheid in de samenleving. Denk bijvoorbeeld aan de technologische ontwikkelingen (open data) die de toegang tot informatie vergemakkelijken, de groeiende assertiviteit van burgers en de veranderende verwachtingen van burgers omtrent de rol van de overheid. Burgers willen meer betrokken zijn bij besluiten over hun leefomgeving. Dit vraagt om meer en betere burgerbetrokkenheid. De opkomst van burgerinitiatieven en bedrijfsinitiatieven maken duidelijk dat de overheid in bepaalde gevallen slechts een afgeleide rol speelt. Wij zullen hier invulling aan geven bij de uitwerking van de opgaven uit het investeringsprogramma en hebben tevens middelen hiertoe gereserveerd in de Investeringsimpuls. Zo krijgt het denken over de toekomst van het Overijsselse bestuur een plek in het Programma Overijssels bestuur 20xx. Compacte overheid In het licht van de uitdagingen om te komen tot een compacte, efficiënte en effectieve (dienstverlenende) overheid, is het van belang om in samenwerking slagkracht te ontwikkelen. Ook buiten de eigen provinciale organisatie worden door gemeenten en waterschappen in Overijssel hier inmiddels volop op geanticipeerd door onderlinge samenwerkingsverbanden aan te gaan. Voor de provinciale kerntaak kwaliteit openbaar bestuur heeft de provincie een procesverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het openbaar bestuur op lokaal niveau. Samenwerkingsmogelijkheden worden gestimuleerd om de kwaliteit van het Overijssels bestuur te vergroten. De waterschappen Regge & Dinkel, Velt & Vecht en Rijn & IJssel hebben een visie op het waterschap anno 2020 geformuleerd. De waterschappen Velt & Vecht en Regge & Dinkel hebben – mede op basis van deze visie - het voornemen om per 1 januari 2014 een bestuurlijke fusie aan te gaan. De besluitvorming hierover door Provinciale Staten van de provincies Drenthe, Gelderland en Overijssel is voorzien in de eerste helft van 2013.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
25
Interbestuurlijk toezicht De provincie heeft een taak waar het gaat om interbestuurlijk toezicht, waaronder financieel toezicht op gemeentefinanciën en waterschapsfinanciën. Met de Wet Revitalisering Generiek Toezicht, die op 1 juli 2012 in werking treedt, geldt als uitgangspunt dat toezicht generiek van aard is. Wij oefenen het interbestuurlijk toezicht reeds uit conform de komende wetgeving Revitalisering generiek toezicht, waarbij vertrouwen in medeoverheden als basis is gesteld om toezichtslasten te verminderen. Een ontwikkeling die met betrekking tot het toezicht wordt geconstateerd, is de groeiende problematiek bij gemeenten met betrekking tot de grondexploitatie. De hiermee gepaard gaande risico’s kunnen direct of indirect van invloed zijn op een aantal provinciale ambities. Zo kan de gemeentelijke cofinanciering in projecten met een provinciaal belang in het gedrang komen. Dit is van betekenis voor de provincie als toezichthoudende partij maar ook als samenwerkingspartner (verticaal – horizontaal). Voorts zijn er met betrekking tot de gemeente- en provinciewet wijzigingsvoorstellen in voorbereiding in het kader van modernisering financieel toezicht. Deze voorstellen zijn erop gericht de toezichtslasten te beperken door de mogelijkheid van preventief toezicht in de loop van het jaar te beëindigen. Ook vervalt de mogelijkheid tot het instellen van preventief toezicht op grond van een tekort op de Jaarrekening. Het belang van een sluitend meerjarige perspectief wordt niet wettelijk geregeld, maar neergelegd in een nadere duiding van de wettelijke bepalingen. De invulling van ons toezicht wordt hierop aangepast en gecommuniceerd met de gemeenten.
Voortgang realisatie Hoofdlijnenakkoord Kerntaak 7, Kwaliteit openbaar bestuur, kent de volgende opgaven uit het Hoofdlijnenakkoord: Nummer 47 48 49
Omschrijving
GS lid
PS planning
Fase
Versterken kwaliteit OB / Overijssels bestuur 20XX Trendbureau Communicatie en burgerparticipatie
Bijleveld Bijleveld
N.n.b. N.v.t. N.n.b.
V N.v.t.
Opgave 47: Overijssels bestuur 20XX In het licht van de ontwikkelingen met betrekking tot de relatie overheid-samenleving is dit programma opgezet als een open planproces gericht op beeld- en oordeelvorming. Het doel van het programma is een gesprek voeren over de toekomstige rolverdeling tussen overheid en samenleving in brede zin (met medeoverheden, Overijsselse burgers, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en het bedrijfsleven). Wij moeten ons meer bewust zijn van onze toekomstige positie en rol in de Overijsselse samenleving en ons in gezamenlijkheid hierop voorbereiden. Het programma Overijssels Bestuur 20XX wil hiervoor een beweging organiseren en reuring veroorzaken. Dit alles ten behoeve van het vergroten van de kracht van de samenleving en een duurzame kwaliteit van het openbaar bestuur in en voor Overijssel. Opgave 48: Trendbureau Overijssel Met betrekking tot toekomstbestendige beleidskeuzes zijn de werkzaamheden van Trendbureau Overijssel van belang. Welke trendverkenningen in 2013 worden uitgevoerd moet in 2012 nog worden bepaald. In 2013 gaat het Trendbureau door op de ingeslagen weg, waarbij de aandacht vooral ligt bij het gebruik van de toekomstverkenningen - meer dan het maken ervan. Bovendien wil de Programmaraad in 2013 de aandacht verleggen naar het bedrijfsleven. Het Trendbureau is inmiddels 'ingeburgerd' bij de overheid, maar nog niet bij Overijsselse bedrijven. Opgave 49: Communicatie en burgerbetrokkenheid Het streven naar meer en betere betrokkenheid van burgers is vertaald in het programma Burgerbetrokkenheid. Er is daarbij gekozen om burgerbetrokkenheid vooral vorm te geven in de 68 opgaven van de provincie die onderdeel zijn van het investeringsprogramma. Het uitgangspunt is dat inwoners van Overijssel in een vroeg stadium betrokken worden, zodat hun inbreng maximaal betekenis kan krijgen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van en voortgebouwd op de ervaringen en kennis die wij eerder met burgerbetrokkenheid hebben opgedaan. Gezien de onderlinge raakvlakken is de verbinding tussen de programma’s Burgerbetrokkenheid en Overijssels Bestuur 20XX voorzien. In 2013 bezien we per project uit het investeringsprogramma de specifieke bandbreedte in participatiemogelijkheden. Bij nieuwe projecten wordt aan de voorkant bezien of en hoe participatiestrategieën en het verwachtingsmanagement moeten worden ingebouwd.
26
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
P
Regionale uitvoeringsdiensten Per 2013 zullen de beide regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) voor het omgevingsrecht in Overijssel operationeel worden. Door de vorming van de RUD's wordt de kwetsbaarheid van de taakuitvoering, door gemeenten en provincie, verminderd en wordt de kwaliteit verhoogd. Hiermee wordt invulling gegeven aan het provinciale belang ten aanzien van de RUD’s, zoals verwoord in het Hoofdlijnenakkoord.
2.8 Sociale infrastructuur, jeugdzorg en overige niet-kerntaken In deze paragraaf zijn de ‘niet kerntaken’, sociale infrastructuur en jeugdzorg, opgenomen. Tevens wordt ingegaan op onderwerpen met betrekking tot bedrijfsvoering. Kerntaak 8, Sociale infrastructuur, jeugdzorg en overige niet-kerntaken, kent de volgende opgaven uit het Hoofdlijnenakkoord: Nummer
Omschrijving
GS lid
PS planning
50 51A 51B 51C 52 53 54 55 56
Sociale kwaliteit (Transitie) Jeugdzorg Eigen Kracht Conferenties 1000 jongerenplan Steunfuncties en provinciale ondersteuning Advies OS 2028 Vereenvoudiging P&C (zie Perspectiefnota) Optimale inrichting provinciale financiën e-dienstverlening
Boerman Boerman Boerman Boerman Boerman Boerman Kok Kok Bijleveld
4e kwartaal 2012 04-04-2012 04-04-2012 13-06-2012 Zie 50 Zie 50 14-09-2011 2013 N.v.t.
2.8.1. Sociale infrastructuur Er vindt een reparatie plaats inzake sociale infrastructuur Om de afspraken conform het Hoofdlijnenakkoord uit te kunnen voeren, dient het budget structureel met € 0,8 miljoen verhoogd te worden, zodat jaarlijks voor sociale infrastructuur een budget beschikbaar is van € 3,5 miljoen. Zie verder paragraaf 3.3. Opgave 50: Sociale kwaliteit Het investeringsbesluit sociale kwaliteit, waarmee vorm en inhoud wordt gegeven aan de sociale kwaliteit binnen de kerntaken ligt in het 4e kwartaal 2012 ter besluitvorming voor in uw Staten. Opgave 52: Steunfuncties Voor de periode 2013 tot en met 2016 zal er op basis van de aanbevelingen van het onderzoek 'lokale behoeften steunfunctiewerk' en in samenwerking met de Overijsselse gemeenten een uitvoeringsplan worden opgesteld waarin de prestaties voor deze periode zijn beschreven. Het uitvoeringsplan zal in het eerste kwartaal van 2013 aan Provinciale Staten worden aangeboden. Om de continuïteit in de ondersteuning van gemeenten, in afwachting van het uitvoeringsplan, te kunnen blijven waarborgen, zijn de huidige organisaties met steunfunctietaken gevraagd om voor het jaar 2013 een offerte uit te brengen voor steunfunctietaken op het terrein van de negen prestatievelden in de WMO en in het bijzonder op de zes thema's uit het onderzoeksrapport. Voor de periode 2014 t/m 2016 zal op basis van het uitvoeringsplan opnieuw worden bezien hoe en waar de prestaties het beste kunnen worden belegd.
2.8.2. Jeugdzorg (opgave 51A, B en C) In het Hoofdlijnenakkoord is aangekondigd dat alle taken op het gebied van de jeugdzorg worden overgeheveld naar de gemeenten per 1 januari 2015. Daarna gaat de provincie er niet meer over en is het de verantwoordelijkheid van de gemeenten om de jeugdzorg inhoudelijk en kwalitatief vorm te geven. In 2013 en 2014 vindt doorontwikkeling plaats opdat de provincie de jeugdzorg met een zo groot mogelijke kwaliteit overdraagt. De doorontwikkeling betreft onder andere de Eigen Kracht Conferenties en het 1.000 jongerenplan. Voor beide onderdelen zijn investeringsbesluiten aan uw Staten voorgelegd. In 2013 geldt het nieuwe Beleidskader Jeugdzorg met het daaraan gekoppelde Uitvoeringsplan 2013.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
27
Fase P
R R R P P R N.v.t. P
Het investeringsbesluit Transitie en Transformatie Jeugdzorg geeft de kaders aan voor de ondersteuning van gemeenten in het zich voorbereiden op overname en voor experimenteerruimte en pilots. Met dit programmaplan wordt het risico van discontinuïteit van zorg tot 1 januari 2015 en in de overgang naar de gemeentelijke verantwoordelijkheid verminderd, net zoals de risico’s van de provincie op frictiekosten en kosten als gevolg van uitstel van het moment van decentralisatie.
2.8.3. Bedrijfsvoering De belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van bedrijfsvoering, te weten de doorontwikkeling van de organisatie en kansen voor partnerschap, zijn opgenomen in de inleiding. Hieronder volgen specifieke ontwikkelingen voor juridische zaken, facilitaire dienstverlening en financiën. Juridische zaken Er is sprake van een stijgende complexiteit van wetgeving en juridisering van de maatschappij. Dit blijkt uit een toename van juridisch complexe beleidsvraagstukken (Natura 2000, staatssteun, publiek-private samenwerking (PPS)) en de toenemende bereidheid van burgers en bedrijven om te procederen tegen de overheid. De komende periode neemt – als gevolg van Rijksbezuinigingen en de overdracht van taken aan de provincie – het aantal juridische procedures en schadeclaims naar verwachting verder toe. Evenals bij vergunningverlening en handhaving zullen wij eerst een analyse maken van de gevolgen van deze overdracht en verwachte stijging. Tot die tijd gaan wij ervan uit dat inzet uit bestaande middelen kan worden gedekt. Facilitaire dienstverlening Begin 2012 is de verbouwing van de derde etage vleugel en zesde etage van het Provinciehuis binnen planning en budget afgerond. Er zijn conform het flexibele huisvestingsconcept 50 werkplekken gerealiseerd. Tevens is een extra vergader- en ontmoetgebied opgeleverd. De verwachting is dat het aantal vergaderingen op externe locaties en de hieraan verbonden kosten fors zullen dalen. Het Provinciehuis wordt met ingang van 2012 bovendien schaalbaar en flexibel gebruikt door het buiten gebruik stellen van bepaalde werkgebieden wanneer de bezetting dat mogelijk maakt.
2.8.4. Financiën (opgave 54 en 55) De Planning & Controlcyclus wordt opnieuw ingericht. Het doel is het vergroten van de transparantie en de stuurbaarheid. Gezien het investeringsprogramma krijgt de planning en verantwoording bij projecten en programma’s ook in 2013 bijzondere aandacht. De komende periode zal de aandacht gericht zijn op de monitorings- en verantwoordingsinformatie.
2.9 Gebiedsontwikkelingen In de Omgevingsvisie is als centrale ambitie geformuleerd om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren, met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken. Binnen deze context willen we ruimte bieden aan ontwikkelingen die bijdragen aan behoud en versterking van de kernkwaliteiten. Om die doelen te bereiken, hebben we als provincie een aantal instrumenten ter beschikking. Een ervan is gebiedsontwikkeling. Dit vergt een hechte, vitale coalitie van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties gericht op integrale gebiedsontwikkeling. In deze coalitie dragen partners naar eigen vermogen en (draag)kracht op verschillende wijzen bij, bijvoorbeeld in de vorm van investeringen, nieuwe bedrijfsconcepten, draagvlak, maar ook door de inzet van wettelijke bevoegdheden. Naast tal van bestuurlijke en maatschappelijke partners zien wij ook inwoners van Overijssel als deelnemers aan vitale coalities.
Externe ontwikkelingen Realisatie van de provinciale ambities ten aanzien van gebiedsontwikkelingen zijn onderhevig aan een aantal externe ontwikkelingen die hiervoor reeds zijn geduid in de inleiding en onder kerntaak 1. Het betreft verminderde overheidsfinanciën en de verandering van de omgevingswet.
28
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Voortgang realisatie Hoofdlijnenakkoord Kerntaak 9, gebiedsontwikkelingen, kent de volgende opgaven uit het Hoofdlijnenakkoord: Nummer 57 58 59 61 62 63
Omschrijving
GS lid
PS planning
Innovatiedriehoek Luchthaven Twente e.o. Ruimte voor de Vecht Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente Deltaprogramma - Gebiedsontwikkeling IJssel-vechtdelta Landgoed Twickel Gebiedsontwikkeling IJsseldelta Zuid
Rietkerk Kok Boerman Bakker Boerman Maij Rietkerk
11-07-2012 n.v.t. 21-12-2011 11-07-2012 04-04-2012 04-04-2012 Zie toelichting
Opgave 57: Innovatiedriehoek In april 2012 is het investeringsbesluit voor het regionaal economische beleid van de provincie Overijssel besproken in uw Staten. In dit voorstel wordt aangekondigd dat de provincie Overijssel vooral zal investeren in een beperkt aantal Overijsselse topsectoren. Eén van deze topsectoren is de sector High Tech Systemen en Materialen, met een sterke concentratie in en rond de Innovatiedriehoek. De Innovatiedriehoek wordt gevormd door Kennispark Twente, Hart van Zuid en de gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente en omgeving. Met het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheden in Twente zijn onder de naam Innovatiesprong Twente afspraken gemaakt over de inhoud en de aansturing van de innovatieagenda voor de komende jaren. Dit alles met het doel Twente te positioneren als toptechnologische regio. Het programma Innovatiedriehoek heeft tot doel deze agenda ruimtelijk te faciliteren. Met de betrokken overheden zijn afspraken gemaakt over de invulling van het investeringsprogramma. Het investeringsbesluit wordt nog voor de zomer ter beoordeling aan Provinciale Staten voorgelegd, waarna duidelijk wordt wat in 2013 zal worden gerealiseerd. Opgave 58: Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. Uw Staten heeft op 7 maart 2012 ingestemd met het nieuwe Ontwikkelingsplan (inclusief de grondexploitatie) voor de Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. De basis voor de ontwikkelingsstrategie wordt gevormd door de marktvraag in Twente (waar veel woning- en vastgoedmarkten verzadigd zijn), de bestuurlijke kaders, de kwaliteiten van de locaties en het aanwezige vastgoed. Daarbij spelen diverse aspecten een rol zoals de essentiële koppelingen tussen infrastructuur en fysiekruimtelijke ontwikkelingen, de financiering, de fasering, de verschillende mogelijkheden van samenwerking en de rolverdeling tussen ADT en potentiële marktpartijen. Het resultaat moet leiden tot een vergroting van de kansen in het behalen van de doelstellingen en effecten die voor het project zijn geformuleerd; en tot een verbetering van het financieel resultaat. De ontwikkelingsstrategie is door ADT vertaald in een ontwikkelingsplan. Dit plan richt zich vooral op de pijlers Wonen en Werken. Bij de realisatie van de ontwikkelingsstrategie, blijft ADT ook de aankomende jaren nauw samenwerken met de andere twee projecten binnen de Innovatiedriehoek (Kennispark en Hart van Zuid). De plannen met betrekking tot de Luchthaven e.o., EHS, leisure, Troned en infrastructuur zijn onveranderd. De uitvoering van dit alles wordt voortvarend opgepakt door de ADTprojectorganisatie. Op 4 april is in uw Staten een voorstel voor de vaststelling van de aanbestedingsstukken voor de exploitatie van de luchthaven aan de orde geweest. Daarna loopt de biedingenfase. Uiterlijk januari 2013 moet de biedingsfase zijn gestart om in 2014 te kunnen vliegen. Op 20 juni 2012 lag in uw Staten het informatiedocument voor de ontwikkelcompetitie Leisure Noord voor. Eveneens is op 24 mei 2012 het Jaarverslag 2011 aan uw Staten ter vaststelling aangeboden. Hierin is het besluit van uw Staten van 7 maart 2012 verwerkt, waarbij dekking is aangewezen voor het verlies op de grondexploitatie 2012 en het afboeken van de historische plankosten. Opgave 59: Ruimte voor de Vecht Op 21 december 2011 heeft Provinciale Staten ingestemd met het investeringsbesluit Ruimte voor de Vecht, waaronder de Regionale Voorkeursvariant. De Regionale Voorkeursvariant bestaat uit een set van projecten waarmee de partners uit het programma Ruimte voor de Vecht in de komende jaren aan de slag willen. Deze projecten zijn de eerste stap in realisatie van de gezamenlijke ambitie, te weten: De Vecht als veilige, beleefbare, herstelde
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
29
Fase P
N.v.t. R P P/R R P
halfnatuurlijke laaglandrivier in een Vechtdal waar het prettig wonen, werken en vertoeven is. Na het vaststellen van het investeringsbesluit zijn de partners snel verder gegaan met het ontwikkelen van een definitief ontwerp op basis van de voorontwerpen uit de Regionale voorkeursvariant. De bestuurlijke besluitvorming over de eerste projecten van waterschap Groot Salland (Vilsteren en Vechterweerd) heeft al plaatsgevonden. En de subsidie voor deze projecten is verstrekt. Ondertussen wordt ook hard verder gewerkt aan de realisatie van sluizen bij drie stuwen in het Vechtdal, bovenstrooms van Ommen. De eerste sluis is in aanbouw, voor de andere twee worden nu samen met gebiedspartners en ondernemers voorontwerpen ontwikkeld voor de bouw van de sluizen. De verwachting is dat we volgend jaar kunnen starten met de bouw van deze sluizen. Rond de zomer van 2012 wordt een procesbrief naar de Staten gestuurd waarin de uitkomst van nadere besluitvorming over de Regionale voorkeursvariant wordt gegeven. Tegelijkertijd zal deze brief een overzicht geven met nader uitgewerkte voorstellen over projecten / activiteiten / acties op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, sociale kwaliteit & identiteitsontwikkeling, beheerstrategie en vrijetijdseconomie. Opgave 61: Noordoost-Twente In Noordoost-Twente doet zich een stapeling van problematiek voor, met daarbij in het bijzonder de Natura 2000/PAS, demografie, landbouw, wonen en werken, die belemmerend is voor de sociaaleconomische ontwikkeling van het gebied. Dit vraagt enerzijds een daadkrachtig opereren van de verschillende overheden, anderzijds het zoeken naar slimme en creatieve oplossingen, zodat werk met werk kan worden gemaakt. Gezien het gemeentegrensoverschrijdende karakter van de thema's die spelen, en de impulsen die we zien met betrekking tot de sociaaleconomische ontwikkeling voor een grotere regio dan de individuele gemeente, hebben wij het initiatief genomen tot het opzetten van een gebiedsontwikkeling. Eind 2011 heeft dat geleid tot een uitgesproken commitment bij de bestuurlijke partners van de gemeenten Dinkelland, Tubbergen, Oldenzaal en Losser en het waterschap Regge en Dinkel. In dat kader is onder meer geconcludeerd, dat de gebiedsontwikkeling zich moet uitstrekken tot al die onderdelen die betrekking hebben op het hele ruimtelijk-fysieke domein. Dat betekent dat onderwerpen zoals wonen, werken, landbouw, natuur, mobiliteit, landschap etc. aan de orde komen. Conform het plan van aanpak is gewerkt aan een Kansenkaart met daarin een aanzet voor de contouren van een gebiedsvisie en het daarbij behorend uitvoeringsstrategie, dat in juni 2012 aan Provinciale Staten ter vaststelling is aangeboden. Na vaststelling hiervan kan de voorbereiding van het uitvoeringsprogramma starten. De genoemde Kansenkaart vormde ook het vertrekpunt voor het participatietraject waarbij de bewoners en gebruikers in het gebied hun ideeën over de gebiedsontwikkeling kenbaar konden maken. Die ideeën vormden op zichzelf de input voor het beleid van de samenwerkende overheden. Najaar 2012 zal het uitvoeringsprogramma aan u worden voorgelegd. Dit uitvoeringsprogramma dat hard zal zijn voor de periode 2012-2015 en een doorkijk biedt voor de periode erna, zal zicht bieden op de wijze waarop aan de ambities uitvoering kan worden gegeven. Om een vliegwiel op gang te brengen is een extra financiële impuls nodig, met name op die onderdelen die redelijkerwijs het private belang te boven gaan en/of waar ‘zoet’ en ‘zuur’ onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zonder zo'n impuls mist de gebiedsontwikkeling slagkracht. Daarbij gaan we ervan uit dat ook de andere partners na vermogen een bijdrage leveren. Het eerder genoemde Statenvoorstel biedt daar - ook als het gaat om de noodzakelijke beschikbaarheid van additionele middelen - zicht op. Voor de goede orde wordt er nog op gewezen, dat in de Kracht van Overijssel geformuleerde ambities met betrekking tot de Nationale landschappen voor wat betreft Noordoost-Twente integraal onderdeel uitmaken van de gebiedsontwikkeling. Opgave 62: IJssel-Vechtdelta De IJssel-Vechtdelta is een belangrijk en kwetsbaar gebied waar diverse opgaven van het Deltaprogramma samenkomen. Hierbij gaat het om een verandering van het IJsselmeerpeil, hogere rivierafvoeren en een mogelijke aanpassing van de veiligheidsnormen. Deze te nemen Deltabeslissingen hebben een grote invloed op de ruimtelijke ordening van de IJsselVechtdelta. Om hierop pro-actief in te spelen is in het Hoofdlijnenakkoord opgenomen dat er een programma gebiedsontwikkeling IJssel-Vechtdelta wordt opgestart waaraan een investeringsbudget van € 14,4 miljoen is gekoppeld. Hiervoor worden twee investeringsbesluiten voorgelegd aan Provinciale Staten.
30
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
In april 2012 is een eerste investeringsbesluit voorgelegd aan Provinciale Staten. Dit besluit betreft de vaststelling van de essenties van dit programma inclusief een investeringsbesluit van € 1,7 miljoen voor het organiseren van het regioproces tot en met 2015, inclusief bijbehorende producten voor de drie programmalijnen van het programma: 1. 2. 3.
Het leveren van inbreng in het Deltaprogramma en bijbehorende deltabeslissingen die in 2015 worden genomen door de Tweede Kamer; Hiervoor scherp te krijgen waar de IJssel-Vechtdelta voor staat door het opstellen van een langetermijnperspectief; Dit perspectief concreet te maken in deze coalitieperiode door het uitvoeren van een investeringsprogramma met projecten.
Het tweede beoogde investeringsbesluit bestaat uit een voorstel voor een toetsingskader voor projecten uit het investeringsprogramma die ter vaststelling aan Provinciale Staten worden voorgelegd, gekoppeld aan een investeringsbesluit van maximaal € 12,7 miljoen. Opgave 63: Gebiedsprogramma Pact van Twickel De periode 2013 – 2015 is de periode van de realisatie van het tweede uitvoeringsprogramma van het Pact van Twickel. Het eerste uitvoeringsprogramma uit 2010 is gereed op de langlopende onderdelen na: de toeristische grensroute langs de stadsrand van Borne en Hengelo (oplevering 2014) en de integrale inrichting in het gebied Beckum (oplevering eveneens 2014). In het kader van het tweede uitvoeringsprogramma volgen aanvullende stadsrandprojecten in Hengelo (onder andere het gebied van het gezondheidspark), wordt het deelgebied Oele aangepakt (water, landbouw, landschap en vrijetijdseconomie), wordt het perspectief voor de landbouw verbeterd en de N346-zone heringericht (milieu, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit). Daarmee worden ook de provinciale doelen op het gebied van cultuurhistorie, ruimtelijke en sociale kwaliteit gediend. In april 2012 is voor het gebiedsprogramma Pact van Twickel een bedrag van € 3,75 miljoen overgeheveld naar de bestemmingsreserve “uitvoering Kracht van Overijssel”. Wij leggen nog een nader voorstel aan u voor alvorens te besluiten tot daadwerkelijke realisatie. Gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid Op 21 november 2011 meldde de Staatssecretaris I&M per brief aan de Tweede Kamer te verwachten dat medio 2012 het Realisatiebesluit (SNIP 3 besluit) genomen kon worden over het te realiseren maatregelenpakket voor de afvoer van hoogwaterpieken in de benedenloop van IJssel. De provincie Overijssel is verzocht de noodzakelijke planstudie af te ronden voor de Bypass Kampen als aanvullende maatregel op de Zomerbedverlaging. In het verleden heeft de staatssecretaris toegezegd de Tweede Kamer te betrekken bij de besluitvorming. De voor het SNIP 3 besluit uit te werken planstudie is medio mei 2012 door de provincie Overijssel opgeleverd voor de advisering door Rijkswaterstaat voor de besluitvorming door de staatssecretaris. Daarnaast worden de ontwerpbestemmingsplannen, projectplannen Waterwet en ontwerp hoofdvergunningen voorbereid. Het is nog onzeker of het SNIP 3 besluit daadwerkelijk medio 2012 wordt genomen. De verdere voortgang van het project wordt bepaald door dit besluit. Pas als het SNIP 3 besluit genomen is, kunnen deze stukken ter inzage worden gelegd. Gepland is een ter inzage legging begin oktober. Vervolgens kan dan in november gestart worden met de marktbenadering. Dat wordt een aanbesteding die tot aan gunning ongeveer zes maanden tijd vergt. Parallel aan de besluitvorming en voorbereiding van de planologische procedures en vergunningprocedures, worden het inkoopplan en de documenten voor de marktbenadering opgesteld.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
31
3. Budgettair perspectief 2012 – 2016 bedragen x € 1.000,-1
Budgettair perspectief
ADR
Vrije ruimte ADR conform Kerntakenbegroting 2012
145.357
2012
Saldi meerjarenramingen conform Kerntakenbegroting 2012 Actualisering begroting Recente besluitvorming Autonome ontwikkelingen Overige mutaties Actualisering bestaand beleid Beleidsintensiveringen Beschikbare budgettaire ruimte Mutatie vrije ruimte ADR Nieuw budgettair perspectief
2013
2014
2015
Totaal 2012 - 2016
2016
-
-
-
-
67.806
67.806
78.690 -214.020
-19 -9.919 1.663 4.952 -
-470 3.549 -3.290 -298 -
-114 5.690 19.003 52 -22.000
-114 4.820 19.630 52 -22.000
-2.666 4.825 20.949 52 -22.000
-3.383 8.965 57.955 4.810 -66.000
10.027
-3.323
-509
2.631
2.388
68.966
70.153
1.187
3.323
509
-2.631
-2.388
-
-1.187
11.214
-
-
-
-
68.966
68.966
-
-
-
-
p.m.
Beschikbaar voor nieuw beleid: Bestuursperiode 2015-2019
p.m.
bedragen x € 1.000,--
Structureel budgettair perspectief
2012
2013
2014
2015
Totaal 2012 - 2016
2016
Structurele saldi meerjarenramingen
-3.511
1.316
3.250
5.290
5.290
11.635
Actualisering begroting Recente besluitvorming Autonome ontwikkelingen Overige mutaties Actualisering bestaand beleid Beleidsintensiveringen
-2.073 -3.263 1.331 52 -
-1.913 -1.476 -1.490 52 -
-3.791 665 21.624 52 -22.000
-5.300 -205 22.076 52 -22.000
-6.367 -200 23.225 52 -22.000
-19.444 -4.479 66.766 260 -66.000
-7.464
-3.511
-200
-87
-
-11.262
Nieuw structureel saldo Beschikbaar voor nieuw beleid: Bestuursperiode 2015-2019
p.m.
p.m.
bedragen x € 1.000,--
Incidenteel budgettair perspectief
ADR
Vrije ruimte ADR conform Begroting 2012
145.357
Incidentele saldi meerjarenramingen Actualisering begroting Recente besluitvorming Autonome ontwikkelingen Overige mutaties Actualisering bestaand beleid Beleidsintensiveringen Nieuw incidenteel saldo exclusief ADR Mutatie vrije ruimte ADR Nieuw incidenteel saldo 1
2012
2013
2014
2015
Totaal 2012 - 2016
2016
3.511
-1.316
-3.250
-5.290
62.516
56.171
78.690 -214.020
2.054 -6.656 332 4.900 -
1.443 5.025 -1.800 -350 -
3.677 5.025 -2.621 -
5.186 5.025 -2.446 -
3.701 5.025 -2.276 -
16.061 13.444 -8.811 4.550 -
10.027
4.141
3.002
2.831
2.475
68.966
81.415
1.187
3.323
509
-2.631
-2.388
-
-1.187
11.214
7.464
3.511
200
87
68.966
80.228
Algemene dekkingsreserve
Toelichting In het budgettair perspectief zijn reeds alle voorstellen verwerkt, die in de Perspectiefnota 2013 zijn opgenomen.
32
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Voor deze collegeperiode (2012-2015) is de budgettaire ruimte zeer beperkt. Als alle voorstellen zijn verwerkt in de meerjarenbegroting, bedraagt de budgettaire vrije ruimte circa € 1,2 miljoen. Deze ruimte wordt in deze collegeperiode toegevoegd aan de ADR. De stand van de ADR zal per eind 2015 afnemen naar circa € 11,2 miljoen. In paragraaf 1.4 is uitgebreide informatie opgenomen over de stand van de ADR. Gezien de zeer beperkte ruimte in de ADR en de verwachte financiële ontwikkelingen in combinatie met de ontwikkeling van het weerstandsvermogen, wordt in deze Perspectiefnota zeer terughoudend omgegaan met nieuwe beleidsvoorstellen- en intensiveringen. In 2016, de nieuwe collegeperiode, is het structurele saldo nihil, doordat wij een nog te realiseren taakstelling hebben opgenomen van € 0,6 miljoen. Daarnaast verwachten wij door het trap-op-trap-af-principe nog een structurele rijksbezuiniging. Wij zullen bij de Kerntakenbegroting 2013 inzicht geven in de wijze waarop wij deze effecten zullen gaan oplossen. In het structureel budgettair perspectief is vanaf 2016 geen financiële ruimte van € 11,2 miljoen per jaar voor nieuw beleid in de bestuursperiode 2015-2019. Het ontbreken van de financiële ruimte voor nieuw beleid wordt onder andere veroorzaakt door de gehanteerde rente-omslag-systematiek. Dit is een interne verrekeningsmethode, waarbij de over het eigen vermogen berekende bespaarde rentebate als last wordt toegerekend aan de vaste activa. De rentelasten worden hierbij beschouwd als structureel en de bespaarde rente over het eigen vermogen (baat) als incidenteel. Bij de Kerntakenbegroting 2013 komen wij met een voorstel om de beschikbare ruimte van circa € 11,2 miljoen voor nieuw beleid in 2016 te herstellen. In het Hoofdlijnenakkoord is de toezegging opgenomen, dat de komende bestuursperiode zal worden bekeken of de in het akkoord afgesproken MRB-verhoging van 0,9% per jaar bij gelegenheid kan worden teruggebracht naar 0%. Vanaf 1 januari 2014 komen ‘zeer energiezuinige’ auto’s in aanmerking voor de heffing van Motorrijtuigenbelasting. Hierdoor wordt vanaf 2014 circa € 3 miljoen meer aan Motorrijtuigenbelasting ontvangen. Wij stellen voor om voor de jaren 2014 en 2015 de opcentenverhoging terug te draaien door de opcentenverhoging voor die jaren te verlagen van 0,9% naar 0%. In 2016 is in het nieuwe budgettair perspectief een ruimte aanwezig van circa € 69 miljoen. Deze ruimte ontstaat voor een groot deel door de opbrengsten van de obligatieportefeuille. De ruimte is gebaseerd op de huidige meerjarenbegroting, waarin nog maar voor een zeer beperkt deel de KvO-uitgaven zijn opgenomen. De obligatieportefeuille zal de komende jaren afnemen, omdat de KvO-opgaven tot uitvoering komen. Ook zal door een nog defensievere inrichting van de portefeuille druk op de rendementen kunnen ontstaan. Hierdoor zal naar verwachting de opbrengst van de obligatieportefeuille de komende jaren afnemen en zal het budgettair perspectief ook lager uitvallen. De Wet inrichting Landelijke gebied wordt aangepast (zie paragraaf 2.3). Daarmee komen de gereserveerde budgetten voor ILG-II vrij. De provincie heeft echter de komende jaren nog forse structurele financiële verplichtingen op het gebied van beheer en onderhoud van de herijkte EHS en de financiering van de PAS. Wij stellen voor de gereserveerde middelen voor ILG-II vanaf 2014 te reserveren voor structureel beheer en onderhoud van de herijkte EHS en voor de financiering van de PAS. De toelichting voor beheer en onderhoud van de herijkte EHS is opgenomen in paragraaf 1.2 onder “Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur” en voor de PAS in paragraaf 1.2 onder “Natura 2000 – PAS”.
3.1 Recente besluitvorming bedragen x € 1.000
ADR Recente besluitvorming Totaal structurele recente besluitvorming Totaal incidentele recente besluitvorming Totaal
2012
2013
2014
2015
2016
78.690
-2.073 2.054
-1.913 1.443
-3.791 3.677
-5.300 5.186
-6.367 3.701
78.690
-19
-470
-114
-114
-2.666
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
33
Recente structurele besluitvorming bedragen x € 1.000
2012 Recente structurele besluitvorming 2011 Energiefonds Overijssel Najaarsnota 2011 Financiering aanschaf trammaterieel Zwolle - Kampen Derde diverse-postenwijziging 2011 Recente structurele besluitvorming 2012 Amendement Engbers c.s. | Zichtbaar Sociaal flankerend beleid
2013
-131 -1.042
2014
2015
2016
-1.500 -258 -52 -103
-3.000 -301 -384 -106
-4.500 -315 -375 -110
-6.000
-1.913
-3.791
-5.300
-6.367
-367
-900
Totaal
-2.073
Recente incidentele besluitvorming bedragen x € 1.000
ADR Recente incidentele besluitvorming 2010 Jaarrekening 2010 Recente incidentele besluitvorming 2011 Energiefonds Overijssel Najaarsnota 2011 Investeren met gemeenten, aanvullingen na 3e ronde Financiering aanschaf trammaterieel Zwolle - Kampen Investeren met gemeenten (IMG), 2009 - 2011 Investeringsimpuls Nederlands Symfonie Orkest [KvO] Derde diverse-postenwijziging 2011 Onderhandelingsakkoord Decentralisatieakkoord Natuur Recente incidentele besluitvorming 2012 Amendement Engbers c.s. | Zichtbaar Sociaal flankerend beleid Uitvoering Hoofdlijnenakkoord - Investeringen: tranche december 2011 [KvO] Programma Wonen [KvO] Pact van Twickel [KvO] Transitie en transformatie Jeugdzorg [KvO] Jaarrekening 2011 Vervolg onderzoek randen arbeidsmarkt en Regionale bureaus voor toerisme [KvO] 1000 jongerenplan [KvO]
2012
2013
2014
2015
2016
25.185 -47.500 651 -4.127 -2.590 -5.000 167.967
131
1.500 -114
3.000 187
4.500 201
6.000
52
384
375
367
103 -98
106
110
-2.666
1.443
3.677
5.186
3.701
1.042 -19
-900
900
5.000 -3.500 -3.750 -13.100 -25.646 -10.000 -4.000
Totaal
78.690
2.054
In de bovenstaande overzichten is besluitvorming opgenomen, die recent door uw Staten zijn genomen en die een effect hebben op de algemene middelen, maar nog niet in een eerder budgettair perspectief zijn meegenomen.
3.2 Autonome ontwikkelingen bedragen x € 1.000
ADR Autonome ontwikkelingen Totaal structurele autonome ontwikkelingen Totaal incidentele autonome ontwikkelingen Totaal
2012
2013
2014
2015
2016
-
-3.263 -6.656
-1.476 5.025
665 5.025
-205 5.025
-200 5.025
-
-9.919
3.549
5.690
4.820
4.825
Structurele autonome ontwikkelingen bedragen x € 1.000
2012 Structurele autonome ontwikkelingen Uitkering provinciefonds | Meicirculaire Opcenten MRB | volumeontwikkeling Opcenten MRB | afschaffen vrijstelling energiezuinige auto's Opcenten MRB | terugdraaien indexering tarief HCO (Historisch Centrum Overijssel) Salarisontwikkelingen 2012 Verwachte stijging pensioenpremies 2013 Actualisering rente achtergestelde lening Vitens Actualisering rente achtergestelde lening Enexis Actualisering voorziening APPA
p.m. p.m.
-551 -877 -55 -1.780 p.m. Totaal
34
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
-3.263
2013
2014
2015
2016
p.m. p.m.
p.m. p.m.
p.m. p.m.
p.m. p.m.
-551 -877 p.m. -48
3.000 -880 -551 -862 p.m. -42
3.000 -1.760 -551 -858 p.m. -36
3.000 -1.760 -551 -858 p.m. -31
-1.476
665
-205
-200
Uitkering provinciefonds | Meicirculaire Elk jaar ontvangen wij van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken eind mei / begin juni de Meicirculaire. Deze circulaire leidt onvermijdelijk tot aanpassingen in de te verwachten ontvangsten uit het Provinciefonds. Deze aanpassingen worden in de Kerntakenbegroting 2013 meegenomen. Opcenten MRB l volumeontwikkeling De volumeontwikkeling vormt op dit moment geen aanleiding om de prognose opcenten MRB bij te stellen. Eventuele effecten voorvloeiend uit de nog te ontvangen tellijsten zullen in de Kerntakenbegroting 2013 worden meegenomen. Opcenten MRB | afschaffen vrijstelling De Eerste en Tweede Kamer hebben de wet ‘uitwerking autobrief’ aangenomen. Deze wet is per 1 januari 2012 in werking getreden. In de wet is opgenomen dat de ‘zeer energiezuinige’ auto’s vanaf 1 januari 2014 in aanmerking komen voor de heffing van motorrijtuigenbelasting. Hierdoor wordt vanaf 2014 circa € 3 miljoen per jaar meer aan motorrijtuigenbelasting ontvangen. De Tweede en Eerste Kamer hebben ook de wet Overige Fiscale Maatregelen 2012 vastgesteld. Daarin is de ingangsdatum van de opcenten MRB vervroegd van 1 april naar 1 januari. Dit leidt in 2012 tot een extra bate van circa € 200.000. Dit wordt echter verevend met de lagere bate door de stijging van de energiezuinige auto’s in 2012. Opcenten MRB | terugdraaien indexering tarief (voorstel 4) Vanaf 1 januari 2014 komen ‘zeer energiezuinige’ auto’s in aanmerking komen voor de heffing van Motorrijtuigenbelasting, waardoor vanaf 2014 circa € 3 miljoen meer aan Motorrijtuigenbelasting wordt ontvangen. De hogere opbrengsten van de Motorrijtuigenbelasting maken het mogelijk om de opcentenverhoging terug te draaien. Wij stellen derhalve voor om voor de jaren 2014 en 2015 de opcentenverhoging te verlagen van 0,9% naar 0%. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de toezegging in het Hoofdlijnenakkoord. Historisch Centrum Overijssel (HCO) (voorstel 5) Tijdens de vergadering van het IPO-Bestuur op 2 februari 2012 is ingestemd met de verdeling van de bijdrage van € 5 miljoen aan de Regionale Historische Centra (RHC’s) en het Nationaal Archief. Het bedrag van € 5 miljoen komt overeen met de door het Rijk met ingang van 1 januari 2012 opgelegde bezuiniging op de RHC’s. Motivering om dit bedrag bij de provincies te claimen is het gegeven dat de RHC’s voor de provincies archieftaken verrichten, waarvoor tot nu toe de provincies geen financiële bijdrage aan de RHC’s leverden. Met terugwerkende kracht naar 1 januari 2012 is dit nu wel het geval. Het provinciale RHC, zijnde het HCO te Zwolle, beheert de provinciale archieven: ruim 15% van het HCO wordt in beslag genomen door provinciaal archief, overeenkomend met 2.138 strekkende meters. Het provinciaal archief bij het HCO heeft overigens betrekking op de provincie als geheel; van de gehele provinciale organisatie worden stukken gearchiveerd en bewaard. Voor de provincie Overijssel gaat het om een structureel bedrag van € 550.711 per jaar. In het Statenvoorstel van de Kerntakenbegroting 2012 is voor HCO een incidentele claim opgenomen van € 2 miljoen. Aangezien de bijdrage voor HCO structureel is, kan de incidentele claim op de ADR vervallen en wordt de € 0,6 miljoen structureel opgenomen in de meerjarenbegroting. Salarisontwikkelingen 2012 In de sociale lasten is per 1 januari 2012 rekening gehouden met de verandering van het percentage inkomensafhankelijke bijdrage in de zorgverzekeringswet. Dit percentage is in 2012 bepaald op 7,1% en wordt over maximaal € 50.064 geheven (2011: 7,75% over maximaal € 33.427). Daarnaast is het werkgeversdeel in de pensioenpremie gestegen met 1,54% per 1 april 2012. Het effect van deze stijgingen is verwerkt in de normsalarissen. Verwachte stijging pensioenpremies 2013 De stijging in de salariskosten vanaf 2013 is gebaseerd op de doorwerking van de stijging van de loonkosten in 2012 naar 2013 en volgende jaren. Daarnaast is het resultaat van de CAOonderhandelingen, waarbij dan automatisch ook de afgeleide salariscomponenten meestijgen (vakantiegeld, eindejaarsuitkering, pensioenpremies, bijdrage zorgverzekeringswet en dergelijke), nog te onzeker. Vandaar dat deze post als p.m. in het budgettair perspectief is opgenomen.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
35
Actualisering rente achtergestelde lening Vitens In 2006 zijn de preferente aandelen van Vitens N.V. omgezet in een achtergestelde lening, die in 15 jaar wordt afgelost. Voor Overijssel betrof dit een bedrag van oorspronkelijk € 24,4 miljoen. Het rentepercentage op deze lening is variabel en wordt bepaald door het vijfjarige gemiddelde van het percentage op tienjarige Nederlandse Staatsleningen, vermeerderd met 1%. Dit percentage wordt jaarlijks herzien. De jaarlijkse herziening bedraagt 0,35%, wat veroorzaakt wordt door de aanhoudend lage rente op de tienjarige Nederlandse Staatsleningen. Dit leidt tot een meerjarig structureel lagere rentebaat van € 55.000 in 2012, aflopend naar € 31.000 in 2016. Actualisering rente achtergestelde lening Enexis In januari heeft Enexis gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de eerste tranche van de bruglening van € 84,2 miljoen vervroegd te kunnen aflossen. Deze aflossing leidt tot een eenmalig lagere rentebaat van € 1,8 miljoen in 2012. De vervroegde aflossing wordt kortlopend weggezet en is onderdeel van onze liquiditeitsplanning. Hierdoor wordt niet verwacht dat er een éénmalig incidenteel hogere rentebaat zal ontstaan. Actualisering voorziening APPA De voorziening voor pensioenen voor gedeputeerden is nog niet geactualiseerd. De nieuwe gedeputeerden zijn hier ultimo 2011 niet in verwerkt. De accountant heeft geadviseerd de voorziening in 2012 te actualiseren. De verhoging van de storting in de voorziening APPA is op dit moment nog niet te bepalen. Loyalis voert de actuariële berekeningen voor alle leden van Gedeputeerde Staten uit. Wij verwachten deze berekeningen in de tweede helft van dit jaar te ontvangen. Voorstel: 4. Voor de jaren 2014 en 2015 de MRB-verhoging van 0,9% verlagen naar 0%, waardoor de baten in 2014 met € 0,88 miljoen afnemen en vanaf 2015 structureel met € 1,76 miljoen per jaar. 5. De bijdrage voor HCO structureel te verwerken in de begroting (jaarlijks € 551.000) en de incidentele claim op de ADR van € 2 miljoen te laten vervallen.
Incidentele autonome ontwikkelingen bedragen x € 1.000
ADR
2012
Incidentele autonome ontwikkelingen Actualisering rente uitzettingen Dividend Vitens NV 2011 Dividend Attero Holding N.V. 2011 Dividend Enexis Holding N.V. 2011 Dividend SPV's 2011 Dividend N.V. Bank Nederlandse Gemeenten 2011 Bestuur Juridisch advies grondzaken en gebiedsontwikkelingen Totaal
-15.119 p.m. 131 7.456 1.235 -49 -40 -270 -
-6.656
2013
2014
2015
2016
5.075
5.075
5.075
5.075
-50
-50
-50
-50
5.025
5.025
5.025
5.025
Actualisering rente uitzettingen (voorstel 6) Als gevolg van de Europese schuldencrisis nam de druk op de financiële markten in 2011 toe. Dit had invloed op de kredietwaardigheid van landen en financiële instellingen, waarvan de provincie Overijssel obligaties in haar portefeuille heeft. Om te zorgen dat de kredietwaardigheid van onze portefeuille op een hoog niveau blijft, hebben wij aanscherpingen in de beleggingsrichtlijnen voor het vermogensbeheer aangebracht. Zo dienen herbeleggingen uitsluitend plaats te vinden in Nederlandse staatsobligaties of AAA obligaties van Nederlandse financiële instellingen. Maximaal 12% van de portefeuille per vermogensbeheerder mag obligaties met een creditrating lager dan AA minus bevatten. Na deze aanscherping hebben de vermogensbeheerders de portefeuilles aangepast om binnen het aan hen gegeven mandaat te kunnen blijven opereren. Dit heeft gevolgen gehad voor de resultaten op de portefeuille en leidt tot een incidenteel negatief verkoopresultaat van € 20,2 miljoen in 2012. Daarnaast verwachten wij op onze portefeuille in 2012 een rentebaat van € 51 miljoen, terwijl de raming nu uitgaat van € 45,9 miljoen. Dit betekent een eenmalige incidenteel hogere rentebaat in 2012 van € 5,1 miljoen. Per saldo is dit een daling van € 15,1 miljoen.
36
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Dividend Vitens N.V. Dividenden zijn onzeker, de uiteindelijke uitkering zal daarom in nagenoeg alle gevallen afwijken van de raming. Het resultaat van Vitens over 2011 is op het moment van schrijven nog niet bekend, maar wel op het moment van behandeling van deze Perspectiefnota. Daarom is deze post als p.m. post opgenomen en wordt deze verwerkt in de Kerntakenbegroting 2013. Dividend Attero Holding N.V. 2011 (voorstel 7) Het boekjaar 2011 heeft voor Attero Holding N.V. geleid tot een winst van € 25,5 miljoen (tegenover € 25,7 miljoen in 2010). Conform de dividendvoorwaarden, wordt over 2011 € 8,2 miljoen dividend uitgekeerd, waarvan € 1,5 miljoen aan Overijssel. De raming voor 2012 bedraagt € 1,4 miljoen, daarom wordt voorgesteld om de raming in 2012 éénmalig incidenteel met € 0,1 miljoen te verhogen. Dividend Enexis Holding N.V. 2011 (voorstel 8) Enexis heeft over 2011 een resultaat gerealiseerd van € 229 miljoen, wat substantieel hoger was dan dat over 2010 (€ 193 miljoen). Enexis voldoet ruim aan de vermogenseisen van het Rijk. Daarom gaat Enexis (in tegenstelling tot andere grote netwerkbedrijven) circa € 80 miljoen kostenstijgingen niet doorberekenen aan klanten. In lijn hiermee leiden het resultaat en de bestemming daarvan voor Overijssel tot een dividenduitkering in 2012 van € 21,5 miljoen, terwijl in de begroting een raming van € 14 miljoen is opgenomen. Voorgesteld wordt de raming in 2012 éénmalig en incidenteel te verhogen met € 7,5 miljoen. Enexis heeft daarnaast gemeld dat het ernaar streeft de dividenduitkeringen in de komende jaren te laten fluctueren tussen de € 90 miljoen en € 135 miljoen. Voor Overijssel zou dat een jaarlijkse uitkering tussen de € 16,8 miljoen en € 25,25 miljoen betekenen. Voor 2013 en verder is nu jaarlijks een geraamd dividend van € 11,8 miljoen opgenomen. Voorgesteld wordt de raming aan te passen aan deze nieuwe schatting en de onderkant van de bandbreedte als jaarlijks dividend op te nemen in de ramingen. Dit betekent vanaf 2013 een meerjarig incidentele stijging van € 5,1 miljoen. Dividend Special Purpose Vehicles (SPV’s) (voorstel 9) In de begroting zijn voor de diverse vennootschappen ter afwikkeling van de verkoop van Essent aan RWE geen dividendramingen opgenomen. De resultaten over 2011 van diverse vennootschappen leiden echter tot een dividend van circa € 1,2 miljoen. Dit betekent een éénmalige incidentele meevaller. Het overgrote deel betreft het rendement dat behaald is op het resterende bedrag in de reguliere ESCROW. Dividend N.V. Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) (voorstel 10) In 2012 kunnen wij rekenen op € 101.000 dividend (87.750 aandelen x € 1,15). In de Kerntakenbegroting is € 150.000 opgenomen, wat resulteert in een tegenvaller van € 49.000 aan incidentele baten in 2012. Gelet op de ontwikkelingen op de financiële markten en de wijze waarop BNG in het dividendbeleid daarmee omgaat, wordt voorgesteld om in de ramingen vanaf 2013 de meerjarige incidentele baten met € 50.000,- te verlagen. Bestuur (voorstel 11) In 2012 maken meer oud-Statenleden gebruik van de wachtgeldregeling dan geraamd (nu zes oud-Statenleden in plaats van één of twee). Hierdoor is een incidentele verhoging van € 40.000 noodzakelijk. Juridisch advies grondzaken en gebiedsontwikkelingen (voorstel 12) Door onvoorziene actualiteiten rondom grondzaken en gebiedsontwikkelingen dienen wij extra extern advies in te winnen. Daarvoor is in 2012 een budget benodigd van € 270.000,--. Voorbeeld hiervan is het Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur. In dit akkoord wordt voor de financiering gebruik gemaakt van het grond-voor-grond principe, waarbij investeringen worden gedekt door het ruilen of verzilveren van grond. Vanwege de vele onzekerheden rondom het grond-voor-grond principe en de urgentie hiervan, dienen wij hier extra inzet op te plegen. Voorstel: 6. De ramingen van de rente op uitzettingen actualiseren, wat per saldo in 2012 resulteert in een incidenteel lagere rentebaat van € 15,1 miljoen. 7. De raming van het dividend van Attero in 2012 incidenteel met € 0,1 miljoen verhogen.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
37
8. De ramingen van het dividend van Enexis incidenteel verhogen, in 2012 met € 7,5 miljoen en vanaf 2013 jaarlijks met € 5,1 miljoen. 9. De ramingen van de dividenden van de SPV’s in 2012 incidenteel met € 1,2 miljoen verhogen. 10. De ramingen van het dividend van BNG incidenteel verlagen, in 2012 met € 49.000 en vanaf 2013 jaarlijks met € 50.000. 11. Een incidentele verhoging van € 40.000 doorvoeren voor wachtgeld van oud-Statenleden. 12. Voor extra juridisch advies rondom grondzaken en gebiedsontwikkelingen in 2012 incidenteel € 270.000 opnemen.
3.3 Overige mutaties bedragen x € 1.000
ADR
2012
2013
2014
2015
2016
Overige mutaties Totaal structurele overige mutaties Totaal incidentele overige mutaties Totaal
-
1.331 332
-1.490 -1.800
21.624 -2.621
22.076 -2.446
23.225 -2.276
-
1.663
-3.290
19.003
19.630
20.949
Structurele overige mutaties bedragen x € 1.000
2012 Structurele overige mutaties Toevoegen jaarschijf 2016 Doorwerking jaarrekening 2011 Indexering lasten & baten exclusief salarisontwikkelingen Rente doeluitkeringen / instandhoudingsbijdragen voorzieningen Rente-omslag Reparatie Hoofdlijnenakkoord, inzake sociaal Vrijval reservering incidentele budgetten ILG-II Nog te realiseren taakstellingen Totaal
2013
2014
2015
1.172 1.389
207 -2.440
705 -2.193
705 -1.668
-58
-115 1.658 -800
87 1.853 -800 21.972
194 1.673 -800 21.972
309 1.674 -800 21.972 599
1.331
-1.490
21.624
22.076
23.225
Toevoegen jaarschijf 2016 (voorstel 13) Het toevoegen van de jaarschijf 2016 levert per saldo een positief effect op van € 1,4 miljoen. Dit betreft voornamelijk lagere structurele afschrijvingslasten van € 1,2 miljoen en diverse incidentele posten voor een totaal van € 0,2 miljoen. In de jaarschijf 2016 is vanwege het ontbreken van financiële ruimte de € 11,2 miljoen voor nieuw beleid in de bestuursperiode 2015-2019 niet meegenomen. In de Kerntakenbegroting 2013 komen wij met een voorstel hoe deze ruimte weer hersteld kan worden. Zie ook de toelichting op het budgettair perspectief (pagina 33). Doorwerking Jaarrekening 2011 (voorstel 14) Bij het Jaarverslag 2011 zijn investeringskredieten vrijgevallen, doorgeschoven naar 2012 of naar voren gehaald. Omdat de afschrijving start in het jaar na gebruikname, betekent dit een vrijval van afschrijvingslasten in 2012 tot en met 2015 van achtereenvolgens € 1,4 miljoen, € 0,2 miljoen, € 0,7 miljoen en € 0,7 miljoen. Indexering lasten & baten, exclusief salarisontwikkelingen (voorstel 15) Voor de indexering van de baten en lasten, exclusief de salarisontwikkelingen, is uitgegaan van de meest recente prognoses van het CPB. Dat zijn de prognoses opgenomen in het Centraal Economisch Plan, dat is gepubliceerd in maart 2012. De verwachte prijsstijging in deze prognose bedraagt 2% voor 2012. Rente doeluitkeringen / instandhoudingsbijdragen voorzieningen (voorstel 16). De gebruikelijke afwijkingen tussen de standen van de doeluitkeringen en voorzieningen zoals die gebruikt zijn bij het opstellen van de Kerntakenbegroting 2012, de standen bij het Jaarverslag 2011 en de actualisering van de stortingen en onttrekkingen zorgen voor onvermijdelijke afwijkingen in de toe te voegen rente en instandhoudingsbijdragen. De negatieve effecten voor het budgettair perspectief bedragen in 2012 en 2013 € 0,1 miljoen. De periode 2014 – 2016 laat positieve effecten zien van achtereenvolgens € 0,1 miljoen, € 0,2 miljoen en € 0,3 miljoen.
38
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
2016
-1.701
Rente-omslag (voorstel 17) De rente-omslag wordt gebruikt om rentelasten toe te rekenen aan de activa in de diverse Kerntaken. In eerdere overzichten ontbrak deze post, omdat het effect op het totaal perspectief nihil is. Vanaf de Kerntakenbegroting 2012 is eerst inzichtelijk gemaakt dat de rente-omslag bestaat uit structurele rentelasten en incidentele rentebaten. Voor het bepalen van deze rentelasten en -baten wordt een gemiddelde gehanteerd van de verwachte rente op 10-jaars Nederlandse Staatsleningen per 1 januari gedurende 5 jaar (2013 bevat de periode 2009 – 2013) en komt voor de Kerntakenbegroting 2013 uit op 3,65%. In de meerjarenramingen van de Begroting 2012 is een percentage van 3,95% gehanteerd, waardoor de structurele rentelasten en incidentele rentebaten dalen met achtereenvolgens € 1,7 miljoen, € 1,9 miljoen en twee keer € 1,7 miljoen. Reparatie Hoofdlijnenakkoord, inzake Sociaal (voorstel 18) In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat na de bezuinigingen structureel € 3,5 miljoen beschikbaar is voor sociale infrastructuur. Na de technische verwerking van de bezuinigingen is structureel € 2,7 miljoen beschikbaar in de huidige meerjarenbegroting. Om de afspraken conform het Hoofdlijnenakkoord uit te kunnen voeren, dient het budget structureel met € 0,8 miljoen verhoogd te worden, zodat jaarlijks voor sociale infrastructuur een budget beschikbaar is van € 3,5 miljoen. Vrijval reservering incidentele budgetten ILG-II (voorstel 19) De Wet inrichting Landelijke gebied wordt aangepast (zie paragraaf 2.3). Daarmee vallen vanaf 2014 de gereserveerde budgetten voor ILG-II vrij van circa € 22 miljoen per jaar. De provincie heeft echter de komende jaren nog forse structurele financiële verplichtingen op het gebied van beheer en onderhoud van de herijkte EHS en voor de PAS. Wij stellen voor om de gereserveerde middelen voor ILG-II vanaf 2014 te reserveren voor het structurele beheer en onderhoud van de herijkte EHS (voorstel 30) en voor de financiering van de PAS (voorstel 31). Nog te realiseren taakstelling (voorstel 20) De meerjarenbegroting dient structureel in evenwicht te zijn. In 2016 is er in het structureel budgettair perspectief een tekort van circa € 0,6 miljoen. Daarnaast verwachten wij door het trap-op-trap-af-principe nog een structurele rijksbezuiniging. Wij zullen bij de Kerntakenbegroting 2013 inzicht geven in de wijze waarop wij deze effecten zullen gaan oplossen. Voorstel: 13. Toevoegen van de jaarschijf 2016, waarbij structurele mutaties leiden tot een positief effect van € 1,2 miljoen en de ruimte voor nieuw beleid voor de bestuursperiode 2015-2019 van € 11,2 miljoen bij de Kerntakenbegroting 2013 dient te worden hersteld. 14. Verwerken van de doorwerking Jaarrekening 2011, waarbij door mutaties in de investeringskredieten in de periode 2012 tot en met 2015 de afschrijvingslasten met achtereenvolgens € 1,4 miljoen, € 0,2 miljoen, € 0,7 miljoen en € 0,7 miljoen lager uitvallen. 15. Indexeren van de baten en lasten (exclusief salarisontwikkelingen) met een percentage van 2%, wat leidt tot hogere lasten in de periode 2013 tot en met 2016 van achtereenvolgens € 2,4 miljoen, € 2,2 miljoen, € 1,7 miljoen en € 1,7 miljoen. 16. Verwerken van de rente doeluitkeringen en instandhoudingsbijdragen, met negatieve effecten in 2012 en 2013 van € 0,1 miljoen en positieve effecten in de periode 2014 tot en met 2016 van achtereenvolgens € 0,1 miljoen, € 0,2 miljoen en € 0,3 miljoen. 17. Verwerken van de structurele effecten van de rente-omslag, waardoor de structurele rentelasten dalen met achtereenvolgens € 1,7 miljoen, € 1,9 miljoen en twee keer € 1,7 miljoen. 18. Technische reparatie met betrekking tot het onderwerp sociale infrastructuur, waarbij het structurele budget vanaf 2013 wordt verhoogd met € 0,8 miljoen. 19. Vrijval van de structurele reservering voor ILG-II ten bedrage van circa € 22 miljoen per jaar vanaf 2014. 20. In 2016 wordt in het structureel budgettair perspectief een nog te realiseren taakstelling van circa € 600.000 opgenomen.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
39
Incidentele overige mutaties bedragen x € 1.000
ADR
2012
Incidentele overige mutaties Toevoegen jaarschijf 2016 Rente reserves Rente-omslag Actualisering Reserve Startersleningen Correctie indexering IJsseldelta-Zuid 2012-2013 Afwikkeling oude investeringsprogramma's Totaal
-
2013
2014
2015
-215 31 365 151
-300 -1.658 28 273 -143
-791 -1.853 23
-797 -1.673 24
259 -861 -1.674 -
332
-1.800
-2.621
-2.446
-2.276
Toevoegen jaarschijf 2016 (voorstel 21) Zie tekst onder structurele overige mutaties (bladzijde 38). Rente reserves (voorstel 22) De gebruikelijke afwijkingen tussen de standen van de reserves zoals die gebruikt zijn bij het opstellen van de Begroting 2012, de standen bij het Jaarverslag 2011 en de actualisering van de stortingen en onttrekkingen, zorgen voor onvermijdelijke afwijkingen in de toe te voegen rente. De negatieve effecten voor het budgettair perspectief bedragen in de periode 2012 – 2016 achtereenvolgens € 0,2 miljoen, € 0,3 miljoen, € 0,8 miljoen, € 0,8 miljoen en € 0,9 miljoen. Rente-omslag (voorstel 23) Zie tekst onder structurele overige mutaties. Actualisering Reserve Startersleningen (voorstel 24) Als uitwerking van de motie Morskate uit 2006 om voorstellen te doen om de positie van de Overijsselse starter te kunnen versterken, zijn in het Coalitieakkoord 2007-2011 financiële middelen vrijgemaakt. Samen met gemeenten is het Startersfonds ingesteld ter stimulering van de starters op de woningmarkt. Met het investeringsprogramma Kracht van Overijssel is de doorstart voor deze regeling gerealiseerd. In totaal wordt er € 28 miljoen beschikbaar gesteld voor startersleningen. Ter dekking van de jaarlijkse kosten van de verstrekte leningen heeft Provinciale Staten bij besluit PS/2007/837 een reserve Startersleningen ingesteld. De kosten worden geraamd op € 6,4 miljoen. De beheerskosten en administratiekosten en het saldo van de rentekosten van de verstrekte startersleningen worden jaarlijks in mindering gebracht op deze bestemmingsreserve. De kosten van het Startersfonds 2008-2011 zijn op grond van actuele cijfers herberekend en de kosten voor het fonds 2012-2015 zijn berekend. Dit brengt een wijziging van de raming van de jaarlijkse onttrekking aan de reserve met zich mee. Voorgesteld wordt om de jaarlijkse lasten voor de prestatie ‘uitvoering Startersleningen’ te verhogen en de ramingen van de onttrekkingen aan de reserve Startersleningen daarop aan te passen Correctie indexering IIsseldelta 2012 – 2013 (voorstel 25) Bij de actualisering van de reserves is gebleken dat de lasten samenhangend met de IJsseldelta bij de Kerntakenbegroting 2012 zijn geïndexeerd, terwijl lasten samenhangend met reserves daar niet voor in aanmerking komen. Voorgesteld wordt om deze omissie te herstellen en een bedrag van € 0,4 miljoen in 2012 en een bedrag van € 0,3 miljoen in 2013 te laten vrijvallen. Afwikkeling oude investeringsprogramma’s (voorstel 26) Met de Perspectiefnota 2012 is besloten om per 31 december 2011 de reserves Dynamische Investeringsagenda (DIA) en Investeren in Overijssel (IIO) op te heffen. Bij de afwikkeling van de reserve DIA en de reserve IIO is gebleken dat na de Jaarrekening 2011 nog enkele bedragen uit de oude investeringsagenda’s resteren.
Voorstel: 21. Toevoegen van de jaarschijf 2016, waarbij incidentele mutaties leiden tot een positief effect van circa € 0,2 miljoen. 22. Actualiseren van de rente van de reserves met negatieve effecten in de periode 2012 – 2016 van achtereenvolgens € 0,2 miljoen, € 0,3 miljoen, € 0,8 miljoen, € 0,8 miljoen en € 0,9 miljoen.
40
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
2016
23. Verwerken van de incidentele effecten van de rente-omslag, waardoor de incidentele rentebaten dalen met achtereenvolgens € 1,7 miljoen, € 1,9 miljoen en twee keer € 1,7 miljoen. 24. Verhogen van de jaarlijkse lasten voor de prestatie ‘uitvoering Startersleningen’ en de ramingen van de onttrekkingen aan de reserve Startersleningen daarop aanpassen. 25. Corrigeren van de indexatie van IJsseldelta, waardoor in 2012 een bedrag van € 0,4 miljoen en in 2013 een bedrag van € 0,3 miljoen zal vrijvallen. 26. Afwikkelen van de oude investeringsprogramma’s DIA en IIO, waarna de reserves DIA en IIO financieel gezien definitief kunnen worden opgeheven.
3.4 Actualisering bestaand beleid bedragen x € 1.000
ADR
2012
2013
2014
2015
2016
Actualisering bestaand beleid Totaal actualisering structureel bestaand beleid Totaal actualisering incidenteel bestaand beleid Totaal
-
52 4.900
52 -350
52 -
52 -
52 -
-
4.952
-298
52
52
52
Actualisering structureel bestaand beleid bedragen x € 1.000
2012 Actualisering structureel bestaand beleid Uitvoering motie Smits c.s.; bezuinigingen griffie
Totaal
2013
2014
2015
2016
52
52
52
52
52
52
52
52
52
52
Uitvoering motie Smits c.s.; bezuinigingen griffie (voorstel 27) Op 13 juli 2011 hebben Provinciale Staten de motie Smits c.s. aangenomen. In de motie wordt de voorzitter van het presidium verzocht een voorstel voor te bereiden over ombuiging van de middelen gemoeid met de ondersteuning van Provinciale Staten. De verschillende bezuinigingsmogelijkheden zijn door de griffie in een notitie opgenomen en diverse keren in het presidium besproken. Op 7 maart 2012 heeft het presidium over de voorstellen een beslissing genomen. Ten aanzien van de programmabudgetten van Provinciale Staten, is een kostenbesparing te realiseren door kritischer naar Statenconferenties, werkbezoeken, expertmeetings en dergelijke te kijken. Een bezuiniging op het programmabudget is volgens het presidium realiseerbaar, door meer samenwerking te zoeken met Gedeputeerde Staten binnen de beeldvormende en oriënterende fase (bijvoorbeeld het samen organiseren van werkbezoeken, expertmeetings, informatiesessies). Daarnaast is door af te zien van werkbezoeken aan het buitenland (Brussel valt hier niet onder) ook een besparing haalbaar. Werkbezoeken worden in principe uitsluitend afgelegd indien het onderwerp onderdeel is van de strategische agenda van de Staten. Op grond van bovenstaande kan het programmabudget voor werkbezoeken, expertmeetings etc. vanaf 2012 structureel met € 20.000 worden verlaagd. Door het Presidium is een keuze gemaakt met betrekking tot de communicatie voor Provinciale Staten. De griffie zal geen communicatieadviestaken meer vervullen voor de Staten (dit staat los van de wettelijke informatievoorzieningstaak van de griffie). Communicatie speelt echter wel een grote rol bij het optimaal gebruik van de strategische agenda van Provinciale Staten. Op dit terrein is winst te boeken door kennis vanuit het ambtelijk apparaat in te zetten daar waar er duidelijke raakvlakken zijn op de inhoud. Door samenwerking te zoeken met de ambtelijke organisatie, op bepaalde tijdstippen zelf op projectmatige basis deskundigheid in te huren (bij voorkeur uit de ambtelijke organisatie) én door de fractieondersteuning in te zetten kan de taakstelling in de formatie worden gerealiseerd door de halve formatieplaats communicatieadviseur te schrappen. Het personeelsbudget kan vanaf 2012 structureel met € 32.000 worden verlaagd.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
41
Voorstel: 27. Doorvoeren van bezuinigingen op de griffie conform de motie Smits c.s. door vanaf 2012 structureel het programmabudget voor werkbezoeken, expertmeetings etc. te verlagen met € 20.000 en het schrappen van de halve formatieplaats communicatieadviseur, waardoor het personeelsbudget structureel met € 32.000 wordt verlaagd.
Actualisering incidenteel bestaand beleid bedragen x € 1.000
ADR
2012
Actualisering incidenteel bestaand beleid Interimoplossing natuurbeheer rietsnijders Vrijval Uiterwaarden Olst Totaal
-
2013
350 4.550
-350
4.900
-350
2014
2015
-
2016
-
Interim-oplossing natuurbeheer rietsnijders (voorstel 28) Op dinsdag 6 december 2011 hebben de provincie Overijssel, de gemeente Steenwijkerland en het Ministerie van Economische zaken Landbouw en Innovatie op bestuurlijk niveau een interim oplossing gevonden voor de financiering van het natuurbeheer voor de jaren 2012 en 2013 door rietsnijders die pachten van Staatsbosbeheer in de Weerribben. Door de staatssecretaris van Economische zaken Landbouw en Innovatie is eenmalig een bedrag van € 1,1 miljoen toegezegd voor de continuering van de Riet-impuls. Het is van belang dat het nadrukkelijk gaat om een tussenoplossing totdat het nieuwe beleid in 2014 wordt ingezet. Naast de toezegging van het Rijk heeft het College van Gedeputeerde Staten besloten (2011/0321166) om voor de periode 2012-2013 in totaal € 1 miljoen beschikbaar te stellen voor het rietbeheer in de Weerribben door pachters van Staatsbosbeheer. De gemeente Steenwijkerland draagt € 100.000 bij. Het bedrag à € 1 miljoen dat door de provincie wordt gefinancierd, wordt als volgt gedekt: € 200.000 via de reeds vastgestelde resultaatbestemming bij het Jaarverslag 2011. € 500.000 uit het budget Ruimtelijke Kwaliteit. € 200.000 uit het budget Energie. € 100.000 via een nog voor te leggen investeringsbesluit. Het bedrag à € 350.000, zoals gepresenteerd in bovenstaand budgettair perspectief, is het cumulatieve bedrag dat wordt doorgeschoven van de Kerntakenbegroting 2012 naar de Kerntakenbegroting 2013 als dekking voor de interim oplossing natuurbeheer rietsnijders. Vrijval Uiterwaarden Olst (voorstel 29) Recent is het NURG-project van het Rijk van opzet gewijzigd. Oorspronkelijk was het project gericht op waterveiligheid, natuur en ruimtelijke kwaliteit. Nu ligt de prioriteit bij het realiseren van de waterveiligheidsdoelstelling, uiterlijk eind 2015. Er is daarmee sprake van een soberdere uitvoering door het Rijk, waarbij aanzienlijk minder herinrichting gaat plaatsvinden, en waarbij het halen van de waterveiligheidsdoelstelling prioriteit heeft. Dit vormt de aanleiding om de eerder geplande inzet van provinciale middelen te heroverwegen. Dat geldt ook voor de rol van de provincie ná de start van de uitvoering. Deze heroverweging vormt nadrukkelijk onderdeel van het projectplan. In het Coalitieakkoord 2007-2011 is € 10 miljoen gereserveerd voor dit project. Deze middelen zijn in 2007 en 2009 vanuit de Dynamische Investeringsagenda aan de begroting toegevoegd en worden, voor zover die gelden nu nog beschikbaar zijn, toegevoegd aan het investeringsprogramma Kracht van Overijssel. Van het oorspronkelijk beschikbare bedrag van € 10 miljoen is inmiddels € 2,65 miljoen besteed en is al in een eerder stadium € 0,6 miljoen vrijgevallen naar de Algemene Dekkingsreserve. Op grond van de voorgestelde heroverweging van de inzet van provinciale middelen is vanaf 2012 nog circa € 2,2 miljoen nodig om de bijgestelde doelen te kunnen halen. Het resterende deel van € 4,55 miljoen kan terugvloeien naar de Algemene Dekkingsreserve. Voorstel: 28. Voor de Interim oplossing natuurbeheer rietsnijders wordt voorgesteld de lasten in 2012 te verlagen met € 350.000 en in 2013 te verhogen met € 350.000. 29. Voor het project Uiterwaarden Olst wordt voorgesteld € 4,55 miljoen te laten vrijvallen en toe te voegen aan de Algemene Dekkingsreserve.
42
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
-
3.5 Beleidsintensiveringen bedragen x € 1.000
ADR
2012
2013
2014
2015
2016
Beleidsintensiveringen Totaal structurele beleidsintensiveringen Totaal incidentele beleidsintensiveringen Totaal
-214.020
-
-
-22.000 -
-22.000 -
-22.000 -
-214.020
-
-
-22.000
-22.000
-22.000
2014
2015
Structurele beleidsintensiveringen bedragen x € 1.000
2012 Structurele beleidsintensiveringen Beheerkosten herijkte EHS Maatregelen Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) Totaal
2013
2016
9.00013.000-
10.50011.500-
12.00010.000-
22.000-
22.000-
22.000-
Beheerkosten herijkte EHS (voorstel 30) Voor beheer en onderhoud van de herijkte EHS is in paragraaf 2.1 onder “Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur” een uitgebreide toelichting opgenomen. Op basis van de huidige inzichten, die nog met vele onzekerheden is omgeven, dienen wij voor beheer en onderhoud van de herijkte EHS rekening te houden met een additionele inzet van autonome provinciale middelen van € 9 miljoen in 2014 oplopend tot € 15 miljoen in 2018 en verder. Dit is een zeer substantiële last die nog met vele onzekerheden is omgeven. Solide begrotingsbeleid vraagt desalniettemin dat deze nu wel moet worden verwerkt in het meerjarig budgettair perspectief. Door de structurele vrijval van de ILG-II- middelen vanaf 2014 van circa € 22 miljoen per jaar, is deze ruimte in het budgettair perspectief aanwezig. Wij stellen u voor om op basis van huidige kennis en inzichten voorlopig een structurele reeks voor beheer en onderhoud herijkte EHS in het budgettair perspectief op te nemen van € 9 miljoen in 2014, oplopend naar € 15 miljoen in 2018 en verder. Maatregelen Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) (voorstel 31) De totale kosten van de PAS worden geschat op circa € 260 miljoen. In hoofdstuk 2.1 is onder “Natura 2000 – PAS” een uitgebreide toelichting opgenomen. Voor de financiering van de PAS resteert er nog een financiële opgave, die nu wordt geschat op circa € 150 miljoen tot € 160 miljoen. Voorgesteld wordt om de resterende structurele vrijgevallen middelen van ILG-II te reserveren voor de PAS-maatregelen, door deze middelen (€ 13 miljoen in 2014, aflopend naar € 7 miljoen in 2018 en verder) voor de periode 2014 tot en met 2022 jaarlijks toe te voegen aan de bestemmingsreserve PAS. Dit levert voor de periode 2014 tot en met 2022 een bedrag op van € 71 miljoen. Vanwege de meerjarige periode (2014-2022) stellen wij voor om deze jaarlijkse toevoeging, in afwijking van de uitgangspunten inzake incidentele lasten en baten vastgelegd in de Kerntakenbegroting 2012 (paragraaf 4.4.2), als structureel aan te merken. Voorstel: 30. De vrijvallende middelen ILG (structureel 22 miljoen vanaf 2014) benutten voor beheer en onderhoud herijkte EHS en dit vertalen naar het opnemen van een structurele reeks in het budgettaire perspectief van € 9 miljoen in 2014, oplopend naar € 15 miljoen in 2018 en verder. 31. De resterende structurele middelen van ILG-II reserveren voor de PAS-maatregelen, door deze middelen (€ 13 miljoen in 2014, aflopend naar € 7 miljoen in 2018 en verder) voor de periode 2014 tot en met 2022 (totaal € 71 miljoen) jaarlijks toe te voegen aan de bestemmingsreserve PAS en vanwege de meerjarige periode (2014-2022) deze jaarlijkse toevoeging, in afwijking van de uitgangspunten inzake incidentele lasten en baten vastgelegd in de Kerntakenbegroting 2012 (paragraaf 4.4.2), als structureel aanmerken.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
43
Incidentele beleidsintensiveringen bedragen x € 1.000
ADR Incidentele beleidsintensiveringen Bestuurlijke verplichtingen Landinrichting (PS/2011/699, punt 4, 26.10.2011) P.M.-posten opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord Spoor; nachttrein Spoor; Zwolle - Enschede (erratum bij Begroting 2012) Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente Nagekomen p.m.-posten Breedband Historisch Centrum Overijssel (zie autonome ontw.) Cultuurparticipatie Nederlands Symfonie Orkest (het orkest van het oosten) Overige claims op de ADR ADT; restant claim Risicoreservering; algemeen Risicoreservering; grond (vooral EHS) Maatregelen Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) Totaal
2012
2013
2014
2015
2016
-20.000
-
-52.000 -3.000 -40.000 -9.000 -40.320 -33.120 -2.200 -5.000 -101.700 -2.700 -30.000 p.m. -69.000 -214.020
-
-
-
-
Bestuurlijke verplichtingen Landinrichting (voorstel 32) Uw Staten hebben aangegeven veel belang te hechten aan het (afronden van) projecten voor de verbetering van de landbouwstructuur, het handhaven van de integraliteit van projecten, het versoberen van de uitvoering en het voorkomen van kapitaalvernietiging. Op 20 oktober 2011 hebben uw Staten daarom besloten om voor een aantal projecten met een landbouwopgave, aangevuld met een aantal projecten met een landbouwstructuurverbeteringsopgave een bedrag van € 20 miljoen uit de Algemene Dekkingsreserve beschikbaar te stellen (PS/2011/699). P.m.-posten opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord Spoor nachttrein (voorstel 33) De NS hebben in 2009 en 2010 een proef gehouden met een nachttrein Enschede-Schiphol in de vakantieperiode. Deze proef is geëvalueerd en is door NS niet verlengd. In het project ‘spoor nachttrein’ wordt onderzocht of de proef een vervolg kan krijgen en uitgebreid kan worden met een nachttrein Zwolle-Schiphol. De middelen zijn bedoeld voor een eventueel noodzakelijke exploitatiebijdrage. Spoor Zwolle – Enschede (voorstel 33) Het doel van dit project is het verbeteren van de bereikbaarheid tussen Zwolle / Kampen en de Twentse steden. In eerste instantie willen wij punctualiteit, capaciteit en toegankelijkheid verbeteren. Op termijn willen wij ook de reistijd verkorten door het inzetten van sneltreinen en eventueel door (gedeeltelijke) spoorverdubbeling en elektrificatie. De middelen zijn bedoeld voor (co)financiering van de infrastructurele maatregelen. Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente (voorstel 33) In Noordoost-Twente is sprake van een stapeling van thematiek (mobiliteit, economie, herijking EHS, Natura 2000/PAS, landbouw, recreatie en toerisme, demografie). Gezien de stapeling van thema’s, die ook veelal de gemeentegrenzen overstijgen, is in het Hoofdlijnenakkoord besloten om de problematiek in Noordoost-Twente in de vorm van een gebiedsontwikkeling op te pakken. Doel hiervan is om de sociaaleconomische ontwikkeling van het gebied een impuls te geven. (Zie ook onder paragraaf 2.9.). De ambities ten aanzien van het Nationaal landschap zoals uitgesproken in het Hoofdlijnenakkoord zullen voor wat betreft Noordoost-Twente integraal deel uitmaken van de Gebiedsvisie en het daarbij behorende uitvoeringsprogramma. Derhalve wordt in dit kader nu volstaan met een verwijzing naar dat Statenvoorstel (zie Statenvoorstel nr. PS/2012/443). Aanvullende p.m.-posten Breedband (voorstel 33) Investeren via leningen, garantstellingen en subsidies in de versnelde aanleg van snel breedbandnetwerk in het buitengebied en op bedrijventerreinen waar zonder overheidsondersteuning geen breedband beschikbaar komt. Ondersteuning van gemeenten en coöperaties met kennis en capaciteit voor breedbandprojecten en vraagbundeling. Ondersteunen van initiatieven voor de toepassing van breedband in enkele sectoren met
44
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
-
provinciaal belang. Het bedrag van circa € 33 miljoen heeft betrekking op subsidies en een risico-reservering. Daarnaast wordt voorgesteld om leningen beschikbaar te stellen voor Breedband. Cultuurparticipatie (voorstel 33) Binnen de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit kunnen culturele instellingen, op voorspraak van de provincie Overijssel, aanvragen indienen bij het landelijke Fonds voor Cultuurparticipatie. Deze aanvragen komen tot stand onder regie van de provincie Overijssel. Met onze matchingsbijdrage bepaalt Overijssel welke plannen in behandeling worden genomen door het Fonds voor Cultuurparticipatie. Met de regeling beoogt men onder andere de volgende doelstellingen: Werken met een doorgaande leerlijn voor cultuureducatie. Onderwijs stimuleren om bekwaamheden op het gebied van cultuureducatie te verdiepen. Culturele instellingen rol geven in cultuureducatie en cultuurparticipatie van de jeugd en in het bijzonder dat zij komen tot een op de kerndoelen afgestemd aanbod voor scholen. Voor het landelijke programma is een totaalbedrag beschikbaar van € 10 miljoen per jaar. Voor Overijssel is naar schatting een bedrag beschikbaar van € 550.000 per jaar. De provincie zal evenwel gevraagd worden eenzelfde bedrag per jaar te matchen, gedurende de periode 2013 - 2016. Met het matchingsbedrag bedient de provincie 21 gemeenten in Overijssel. De vier grote steden, Deventer, Zwolle, Enschede en Hengelo ontvangen zelf een uitnodiging van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Orkest van het Oosten (voorstel 33) Provinciale Staten hebben eind 2011 besloten om het Nederlands Symfonie Orkest (NSO) / het Orkest van het Oosten (OvO) als eerste fase in de beeindiging van de subsidierelatie een investeringsimpuls van € 5 miljoen te verlenen voor een nieuwe koers op basis van een nieuw financieringsmodel. Hiermee kan het orkest zich goed voorbereiden op een toekomst met minder overheidssubsidie en meer geld uit de markt. Wanneer de provincie een financieel kader heeft ontwikkeld voor de afkoop van structurele subsidies, kan het NSO / OvO alsnog een aanvraag doen tot afkoop van de structurele subsidie. Indien aan de voorwaarden voldaan wordt, kan de benodigde dekking gevonden worden in het restantbedrag van de p.m.-post (maximaal € 3 tot € 5 miljoen, zie Statenvoorstel PS/2011/866). Overige claims op de ADR (voorstel 33, 34 en 35) ADT (voorstel 33) Op het moment dat de claim op de ADR voor ons aandeel in de afboeking van de plankosten en het tekort in de grondexploitatie moest worden opgegeven, waren de exacte bedragen nog niet bekend. Er is toen uitgegaan van een verwacht bedrag van € 14,5 miljoen. In werkelijkheid bleek dit € 11,8 miljoen te zijn. In de besloten Commissie van 15 februari 2012 bent u vertrouwelijk geïnformeerd over de realisatiestrategie. Ten behoeve van de mogelijke uitkomst hiervan, wordt voorgesteld om het restant van de claim op de ADR ten bedrage van € 2,7 miljoen beschikbaar te houden voor ADT. Risicoreservering algemeen (voorstel 34) Ten aanzien van het weerstandsvermogen is voorgesteld om gedurende de uitvoeringsperiode van de Kracht van Overijssel tijdelijk een weerstandsvermogen aan te houden van 1,6. In de inleiding is een toelichting opgenomen. Als een weerstandsvermogen van 1,6 wordt gehanteerd, dient de beschikbare weerstandscapaciteit met € 30 miljoen toe nemen. Voorgesteld wordt om de € 30 miljoen over te hevelen van de Algemene Dekkingsreserve naar de saldireserve. De saldireserve is de algemene risicoreserve. Risicoreservering grond Op grond van de met het Rijk gesloten bestuurovereenkomst Investeringsbudget Landelijk Gebied heeft DLG (i.c. Bureau Beheer landbouwgronden) in opdracht van de provincie (ruil)gronden en gebouwen verworven ten behoeve van de realisatie van de EHS. Per ultimo 2012 had het BBL een grondvoorraad van circa € 110 miljoen. Het waarderingsrisico op deze voorraad grond en gebouwen ligt bij de provincie. In het Jaarverslag 2011 is, in afstemming met de accountant, een inschatting gemaakt van het risico en een voorziening getroffen van circa € 5,9 miljoen. Hierbij is een aanname gedaan met betrekking tot de afrekening van het ILG verwervingsbudget met het Rijk over de periode 2007 tot en met 2010. Vooralsnog is hiermee het risico afgedekt. Per ultimo 2012 zal opnieuw, mede op basis van de uitkomsten van de afrekening ILG, worden bezien of de in 2011 getroffen voorziening voldoende is.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
45
Maatregelen Programmatische Aanpak Stikstof (PAS, voorstel 35) De totale kosten van de PAS worden geschat op circa € 260 miljoen. In hoofdstuk 2.1 is onder “Natura 2000 – PAS” een uitgebreide toelichting opgenomen. Voor de financiering van de PAS resteert er nog een financiële opgave, die nu wordt geschat op circa € 150 miljoen tot € 160 miljoen. Vanuit de vrijvallende ILG II-middelen is voorgesteld om voor de periode 2014 tot en met 2022 circa € 71 miljoen beschikbaar te stellen. Wij stellen voor om vanuit de ADR € 69 miljoen beschikbaar te stellen voor de PAS en toe te voegen aan de bestemmingsreserve PAS. Hiermee resteert een dekkingstekort van circa 10 miljoen tot € 20 miljoen (€ 160 miljoen -/71 miljoen -/- 69 miljoen). Gezien de onzekerheden en looptijd van de PAS-opgave (20132022) is een dergelijk tekort in dit stadium aanvaardbaar.
Voorstel: 32. Vanuit de ADR € 20 miljoen toevoegen aan de reserve Kracht van Overijssel inzake de bestuurlijke verplichtingen Landinrichting. 33. De p.m.-posten en overige claims invoegen bij de investeringsimpuls Krachtvan Overijssel: a. vanuit de ADR € 52 miljoen toevoegen aan de reserve Kracht van Overijssel inzake de p.m.-posten die zijn opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord; b.
vanuit de ADR € 40,32 miljoen toevoegen aan de reserve Kracht van Overijssel inzake de aanvullende p.m.-posten;
c.
vanuit de ADR € 2,7 miljoen toevoegen aan de reserve Kracht van Overijssel inzake overige claims op de ADR. 34. Vanuit de ADR € 30 miljoen toevoegen aan de saldireserve ter versterking van het weerstandsvermogen. 35. Vanuit de ADR € 69 miljoen toevoegen aan de bestemmingsreserve PAS.
3.6 Budgettair neutraal bedragen x € 1.000
2012
2013
2014
2015
2016
Budgettair neutraal Actualisering lasten BDU Onttrekking BDU Fietsbudget overhevelen naar ketenmobiliteit Fiets DIA Actualisering doeluitkering Garantielening grondaankopen EHS Onttrekking doeluitkering EHS Actualisering lasten Doeluitkering Jeugdzorg Onttrekking Doeluitkering Jeugdzorg Actualisering Voorziening Bodemsanering Actualisering baten Bodemsanering Actualisering Voorziening besteding grondwaterheffing Actualisering baten grondwaterheffing Actualisering storting Doeluitkering Gooiermars
46
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
6.034 -6.034 -100 100
-2.327 2.327 -390 390
-2.269 2.269
249 -249
249 -249
-60 60 -7.267 7.267 1.854 -1.854 -49 49
-9.090 9.090 1.692 -1.692 -24 24
-7.267 7.267 1.495 -1.495 -30 30
109.500 -109.500 -534 534 -33 33
109.500 -109.500 -853 853 -35 35
Actualisering lasten BDU (voorstel 36) De Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer (BDU) wordt gevoed met de jaarlijkse Rijksbijdrage voor de BDU. Voor 2012 ontvangen wij een Rijksbijdrage van € 37,4 miljoen. De lasten van BDU-projecten, die diverse beleidsdoelen dienen, worden jaarlijks ten laste van de doeluitkering gebracht. De lasten vloeien voort uit het BDU-bestedingsplan dat jaarlijks door het College van Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld. In het verlengde daarvan dienen de begrote bedragen voor de onttrekkingen aan de doeluitkering en de geraamde lasten op de verschillende producten te worden aangepast. Over de periode 2012-2016 zijn de budgetten herzien. Actualisering doeluitkering Garantielening grondaankopen EHS (voorstel 36) Op 14 februari 2008 is tussen het IPO en het Ministerie van Economische zaken Landbouw en Innovatie de kaderovereenkomst financiering grondaankopen EHS ondertekend. Hierin is vastgelegd dat het Rijk voor alle provincies voor de aankoop van EHS-grond een leenfaciliteit van ruim € 41 miljoen beschikbaar stelt bij het Groenfonds. Voor Overijssel bedraagt deze doeluitkering € 7,3 miljoen. In 2011 is ruim hiervan € 7 miljoen tot besteding gekomen. Als gevolg van een subsidievaststelling en nieuw afgegeven beschikkingen voor de aankoop van nieuwe natuur zijn in 2012 de lasten € 60.000 hoger. De lasten en de daaraan gerelateerde onttrekking aan de doeluitkering dienen te worden bijgeraamd. Verdere bestedingen ten laste van deze doeluitkering worden betrokken bij de uitwerking van het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur. Actualisering lasten Doeluitkering Jeugdzorg (voorstel 36) Van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is bericht ontvangen over de hoogte van de voorlopige doeluitkeringen bureau jeugdzorg en zorgaanbod 2012, voor een totaalbedrag van € 115,8 miljoen. De voorlopige doeluitkering justitiële taken voor 2012 bedraagt € 33,7 miljoen en is bestemd voor de subsidiëring van de justitiële taken van Bureau jeugdzorg Overijssel (€ 20,1 miljoen) en het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (€ 13,6 miljoen). De voorlopige doeluitkering zorgaanbod voor 2012 bedraagt € 82,1 miljoen en is bestemd voor de subsidiëring van het zorgaanbod in Overijssel, overige taken Bureau jeugdzorg Overijssel en het landelijke aanbod pleegzorg van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering. In de Kerntakenbegroting 2012 is een bedrag opgenomen van € 109,5 miljoen. Wij stellen voor om de baten en daarmee samenhangende lasten in overeenstemming te brengen met de door het Rijk voorlopig vastgestelde doeluitkering van € 115,8 miljoen. Daarnaast stellen wij u voor om de meerjarenramingen te actualiseren voor de verwachte besteding op de doeluitkering tot aan het moment waarop de overdracht naar de gemeenten van de verantwoordelijkheden rondom de jeugdhulpverlening in 2015 een feit is en de ramingen vanaf 2015 tot nihil af te ramen. Voorgesteld wordt om de programmalasten en -baten in de jaren 2012 – 2014 structureel te verhogen met achtereenvolgens € 7,3 miljoen, € 9,1 miljoen en € 7,3 miljoen. Voorts stellen wij u voor de ramingen vanaf 2015 terug te ramen tot nihil. Actualisering Voorziening bodemsanering (voorstel 36) Het programma bodemsanering 2005-2009 heeft een langere doorlooptijd dan 2009. Het programma heeft zoals het zich nu laat aanzien een doorlooptijd tot eind 2016. Met deze wijziging willen wij de nog te verwachten uitgaven en inkomsten voor dit programma actualiseren in de Kerntakenbegroting 2012 en verder. Voor de periode 2011 - 2014 is een jaarlijkse Rijksbijdrage opgenomen van € 2 miljoen voor asbestwegen. Dit bedrag is als opbrengst via het provinciefonds opgenomen in de begroting en wordt jaarlijks gestort in de voorziening bodemsanering. In 2011 heeft de provincie de totale bijdrage voor asbestwegen van € 8 miljoen in een keer ontvangen. Dat betekent dat de jaarlijkse Rijksbijdrage en de storting in de voorziening bodemsanering voor de jaren 2012 t/m 2014 verlaagd moet worden met € 2 miljoen. Daarnaast kan voor de periode 2012 t/m 2016 een verwachte Rijksbijdrage bedrijventerreinen en bijdrage van derden voor het Gijmink van € 2,346 miljoen opgenomen worden. Dit bedrag zal ook gestort worden in de voorziening bodemsanering. Per saldo resteert een verlaging van de baten en stortingen van € 3,7 miljoen. De uitgaven voor de projecten worden conform BBV-voorschriften rechtstreeks ten laste van de voorziening gebracht.
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
47
Actualisering Voorziening besteding grondwaterheffing (voorstel 36) De voorziening grondwaterbeheer is ingesteld bij de Perspectiefnota 2012 met als doel om fluctuaties tussen de inkomsten en de uitgaven te verevenen. De voorziening wordt gevoed door de grondwaterheffing, de geraamde inkomsten voor 2012 bedragen € 1,0 miljoen. Na aftrek van personeelsgebonden kosten, kapitaallasten van het grondwatermeetnet en de bijdrage aan het pMJP wordt het restant gestort in de voorziening. De onttrekkingen zijn uitgaven in het kader van de Waterwet. De ramingen zijn geactualiseerd. Op grond van deze geactualiseerde ramingen dienen eveneens de stortingen over de jaren 2013 en 2016 te worden aangepast met circa € 30.000 per jaar. Actualisering doeluitkering Gooiermars (voorstel 36) Naar aanleiding van het subsidieverzoek betreffende de inzet van Koopmansgelden ten behoeve van de gebiedsontwikkeling Gooiermars heeft het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een subsidie toegekend van maximaal € 1,3 miljoen. Begin 2011 zijn de beschikbare middelen tot besteding gekomen. In de Begroting hebben wij rekening gehouden met een storting van de Rijksbijdrage in twee gelijke tranches voor de jaren 2011 en 2012. In 2011 is echter al een groter bedrag ontvangen. In 2012 resteert een te ontvangen bedrag van € 260.000. De toevoeging aan de doeluitkering wordt daarom verlaagd tot dit bedrag. Dit betreft een balansmutatie, welke terug te vinden is in het overzicht van de reserves, voorzieningen en doeluitkeringen. DIA Faciliteiten voor Fiets naar KvO Ketenmobiliteit (voorstel 37) Het budget voor het project Faciliteiten voor Fietsen is tot en met 2011 als DIA-project uitgevoerd. Door noodzakelijke bezuinigingen bij gemeenten is een aantal projecten niet uitgevoerd in 2011. Hierdoor is circa € 0,5 miljoen niet besteed in 2011. Bij het Jaarverslag 2011 is voorgesteld dit niet-bestede deel van het budget over te hevelen naar 2012. Bij de Najaarsnota 2011 is voor een aantal specifieke fietsprojecten ook besloten om budget over te hevelen naar 2012 en 2013. Vanaf 2012 zijn de activiteiten voor uitvoering van het project Fiets ondergebracht bij de investeringsprestatie Ketenmobiliteit. Wij stellen u voor in het verlengde daarvan eveneens de budgetten die begroot zijn voor Faciliteiten voor Fietsen over te hevelen naar de investeringsprestatie Ketenmobiliteit. Voorstel: 36. In te
stemmen met de budgettair neutrale actualisering van: Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer (BDU) Doeluitkering Garantielening grondaankopen EHS Actualisering lasten Doeluitkering Jeugdzorg Voorziening bodemsanering Voorziening besteding grondwaterheffing Doeluitkering Gooiermars
37. Overhevelen van de budgetten van het DIA-project Faciliteiten voor Fiets naar de investeringsprestatie Ketenmobiliteit.
3.7 Instellen van reserves en voorzieningen Instellen van een Algemene Reserve Grondzaken (ARG) (voorstel 38) Door het instellen van een aparte reserve voor gronden worden de risico’s van gronden gescheiden van de financiële huishouding voor de overige provinciale taken. In de ARG worden de risico’s die gerelateerd zijn aan grondbezit afgedekt. De ARG maakt het mogelijk om éénduidig risico’s te beheersen die gepaard gaan met het provinciale grondbezit. De volgende risico´s zijn daarin het meest bepalend: - Risico waardeontwikkeling t.o.v. inbrengwaarde (positief als negatief). - Risico tijdelijke exploitatie (Verliesgevende tijdelijke exploitatie leidt tot verliezen in de Voorraadrekening Gronden). - Risico tijd (langer tijdelijk exploiteren en beheer).
48
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
Instellen van een Voorziening grondbezit (voorstel 38) Conform de BBV dient een voorziening getroffen te worden als de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde. In tegenstelling tot de algemene risico’s die worden afgedekt door de ARG betreft het hier de afdekking van tekorten die concreet optreden. Deze voorziening wordt gevoed uit de Algemene Reserve Grondzaken en de hoogte wordt jaarlijks bepaald ten behoeve van het Jaarverslag. Instellen van een bestemmingsreserve voor de PAS (voorstel 39) De totale kosten van de PAS worden geschat op circa € 260 miljoen. In hoofdstuk 2.1 is onder “Natura 2000 – PAS” een uitgebreide toelichting opgenomen. Voor de financiering van de PAS resteert er nog een financiële opgave, die nu wordt geschat op circa € 150 miljoen tot € 160 miljoen. In deze perspectiefnota wordt voorgesteld om de financiële opgave van circa € 150 miljoen tot € 160 miljoen te dekken uit de een gedeelte van de vrijvallende middelen van ILGII (€ 71 miljoen) en een gedeelte uit de ADR (€ 69 miljoen). Voorgesteld wordt om hiervoor een bestemmingsreserve in te stellen en de bovengenoemde bedragen te storten in deze bestemmingsreserve. De onttrekkingen vinden plaats aan de hand van de realisatie van de PAS-maatregelen. Bij de Kerntakenbegroting 2013 zullen bij deze reserve behorende spelregels ter besluitvorming aan u worden voorgelegd. Voorstel: 38. Instellen van een Algemene reserve grondzaken (ARG) en een Voorziening grondbezit. 39. Instellen van een Bestemmingsreserve Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
Voorstel Gelet op het voorgaande stellen wij u voor het besluit te nemen, als in concept in bijlage I verwoord. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
secretaris,
Statenvoorstel nr. PS/2012/275
49
Bijlage I
Ontwerpbesluit nr. PS/2012/275 Provinciale Staten van Overijssel, Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 29.05.2012 – kenmerk 2012/0144730
Besluiten:
1.
De Perspectiefnota 2013 vast te stellen, inclusief de daarin benoemde voorstellen.
2.
de 18e wijziging van de Kerntakenbegroting 2012, overeenkomstig bijlage II bij Statenvoorstel nr. PS/2012/275 vast te stellen.
3.
Het budgettair perspectief 2012 – 2016 vast te stellen.
4.
Voor de jaren 2014 en 2015 de opcentenverhoging van de Motorrijtuigenbelasting van 0,9% te verlagen naar 0%.
5.
Gedurende de looptijd van het investeringsprogramma Kracht van Overijssel een weerstandsvermogen aan te houden van 1,6.
6.
De p.m.-posten, de aanvullende p.m.-posten en de overige claims op de ADR aan de reserve Kracht van Overijssel en het investeringsprogramma Kracht van Overijssel toe te voegen.
7.
De volgende reserves en voorziening in te stellen: - Algemene Reserve Grondzaken (ARG). - Bestemmingsreserve PAS. - Voorziening grondbezit.
Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
50
Statenvoorstel nr. PS/2012/275