Programmarekening 2011
Inhoudsopgave Programmarekening 2011 Inleiding ........................................................................................................................... 7
Deel 1 Politieke Verantwoording .................................................................................. 9 Inleiding ......................................................................................................................... 11 1.
Bestuur.................................................................................................................... 13
2.
Economie en werk .................................................................................................. 15
3.
Cultuur en evenementen......................................................................................... 17
4.
Energie en klimaat .................................................................................................. 19
5.
Leefbaarheid, voorzieningen en zorg ...................................................................... 21
6.
Mobiliteit, infrastructuur en grijs milieu .................................................................... 25
7.
Ruimte en landschap .............................................................................................. 29
8.
Financiën ................................................................................................................ 33
Rekening in één oogopslag ........................................................................................... 35
Deel 2 Beschrijving en middeleninzet per programma ............................................ 37 Inleiding ......................................................................................................................... 39 0.
1.
2.
3.
4.
Middelenbeleid en -beheer...................................................................................... 41 0.1
Financieel beleid 2011
41
0.2
Rekeningresultaat 2011
42
Leven en wonen in Groningen ................................................................................ 49 1.1
Wonen en leefbaarheid
50
1.2
Lasten/baten analyse Leven en wonen in Groningen
57
Ondernemend Groningen ....................................................................................... 61 2.1
Bedrijvigheid
62
2.2
Landbouw
65
2.3
Recreatie en toerisme
67
2.4
Lasten/baten en analyse Ondernemend Groningen
68
Bereikbaar Groningen ............................................................................................. 73 3.1
Mobiliteit en infrastructuur
74
3.2
Lasten/baten en analyse Bereikbaar Groningen
78
Karakteristiek Groningen......................................................................................... 83 4.1
Natuur en landschap
84
4.2
Programma Landelijk Gebied (PLG)
86
4.3
Lasten/baten en analyse Karakteristiek Groningen
89
Inhoudsopgave Programmarekening 2011
3
5.
6.
7.
8.
9.
Schoon/Veilig Groningen ........................................................................................ 93 5.1
Water
94
5.2
Milieu
97
5.3
Risicobeleid/Veiligheid
101
5.4
Lasten/baten en analyse Schoon/Veilig Groningen
103
Energiek Groningen .............................................................................................. 107 6.1
Energie en Klimaat
108
6.2
Lasten/baten en analyse Energiek Groningen
113
Gebiedsgericht...................................................................................................... 115 7.1
POP/Gebiedsgericht
116
7.2
Lasten/baten en analyse Gebiedsgericht
119
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur ................................................................... 121 8.1
Sociaal beleid
122
8.2
Jeugd
125
8.3
Cultuur en media
127
8.4
Lasten/baten en analyse Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
129
Bestuur.................................................................................................................. 133 9.1
Provinciale Staten
134
9.2
Overige bestuursorganen
136
9.3
Bestuurlijke samenwerking
137
9.4
Communicatie
140
9.5
Lasten/baten en analyse Bestuur
143
10. Bedrijfsvoering ...................................................................................................... 147 10.1
Lasten/baten en analyse Bedrijfsvoering
148
11. Algemene middelen .............................................................................................. 151 11.1
Overzicht algemene dekkingsmiddelen
152
11.2
Onvoorziene uitgaven
155
11.3
Lasten/baten en analyse Algemene middelen
156
Recapitulatie van lasten en baten per programma ...................................................... 165 Overzicht Begroting 2011 met wijzigingen................................................................... 167
Deel 3 Paragrafen ...................................................................................................... 169 1.
4
Weerstandsvermogen ........................................................................................... 171 1.1.
Inleiding
171
1.2.
Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit
172
1.3.
Beleidslijn
173
1.4.
Risicoprofiel
175
1.5.
Toelichting risico's en beheersmaatregelen
177
Inhoudsopgave Programmarekening 2011
2.
3.
4.
5.
Financiering .......................................................................................................... 185 2.1.
Algemeen
185
2.2.
Ontwikkeling rentetarieven
185
2.3.
Financieringsbeleid 2011
187
2.4.
Uitzettingen
187
Bedrijfsvoering ...................................................................................................... 193 3.1.
Personeel & Organisatie
193
3.2.
Informatievoorziening & Technologie
197
3.3.
Facilitaire dienstverlening
198
3.4.
Financiën & Control
198
3.5.
Wat mag het kosten?
202
Lokale heffingen.................................................................................................... 203 4.1.
Inleiding
203
4.2.
Beleid ten aanzien van lokale heffingen
203
4.3.
Lokale lastendruk
203
4.4.
Overige heffingen
205
Onderhoud kapitaalgoederen................................................................................ 207 5.1.
Onderhoud kapitaalgoederen wegen en kanalen.
207
5.2.
Huisvesting
207
5.3.
ICT
208
6.
Grondbeleid .......................................................................................................... 209
7.
Verbonden partijen................................................................................................ 211 7.1.
Leven en Wonen in Groningen
211
7.2.
Ondernemend Groningen
213
7.3.
Bereikbaar Groningen
217
7.4.
Schoon/Veilig Groningen
218
7.5.
Welzijn, sociaal beleid, jeugdzorg, cultuur
218
7.6.
Bestuur
219
Deel 4 Balans en toelichting ..................................................................................... 223 1.
Balans ................................................................................................................... 225 1.1
Financiering
228
1.2
Toelichting op de balans
229
2.
Reservepositie ...................................................................................................... 243
3.
Provinciefonds ...................................................................................................... 251
4.
Provinciaal Belastinggebied .................................................................................. 253
5.
Rapportage reserve Provinciale Meefinanciering.................................................. 255
6.
Overzicht van het nieuw beleid 2011 .................................................................... 260 Inhoudsopgave Programmarekening 2011
5
Deel 5 Bijlagen ........................................................................................................... 265 Bijlage Ingediende moties in 2011............................................................................... 267 Bijlage Single Information Single Audit ........................................................................ 274 Bijlage Overzicht inhuur personeel .............................................................................. 277 Bijlage Inventarisatie acties en maatregelen in het kader van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties over het boekjaar 2011.......................... 279 Bijlage Verantwoording MJP Wet bodembescherming 2010-2014.............................. 281 Bijlage Financieel toezicht gemeentebegrotingen 2012 .............................................. 283 Controleverklaring ....................................................................................................... 287 Vaststelling Provinciale Staten .................................................................................... 289 Relaties tussen programma’s, thema’s en productgroepen......................................... 291
6
Inhoudsopgave Programmarekening 2011
Inleiding Voor u ligt de programmarekening 2011. Deze is opgesteld volgens comptabiliteitsvoorschriften, vervat in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten van 17 januari 2003, hierna aan te duiden als BBV. Het BBV bevat de regels voor de opzet en de inrichting van de begroting en de jaarstukken voor gemeenten en provincies. Deze voorschriften hangen voor een belangrijk deel samen met de invoering van het duale systeem in maart 2003. De scheiding in posities en bevoegdheden tussen Provinciale Staten en het College van Gedeputeerde Staten heeft gevolgen voor de inrichting en invulling van de jaarstukken. Een logische uitkomst is dat er twee rekeningsdocumenten zijn. Het eerste is de rekening voor de Staten die de kaderstellende functie - de allocatie en de autorisatie van de gelden - en de controlerende taak van de Staten ondersteunt. Het tweede is een document voor het College dat de bestuursbevoegdheden - de uitvoerende functie - ondersteunt. De Staten en het College krijgen op die manier elk hun eigen document. Het eerste document wordt getypeerd als de Programmarekening, het tweede als de Productenrekening. In onderstaande tabel is ter verduidelijking de relatie tussen de begroting 2011 en de jaarstukken 2011 weergegeven. BEGROTING 2011 Programmabegroting
JAARSTUKKEN 2011 Programmarekening
Inleiding
Inleiding
deel 1. Begroting 2011 in één oogopslag
deel 1. Politieke verantwoording
deel 2. Programmaplan 2011-2014 deel 2. Programmaverantwoording 2011 deel 3. Paragrafen deel 3. Paragrafen deel 4. Financiële begroting 2011 deel 4. Balans en toelichting a. Financieel beleid 2011-2014 op hoofdlijnen b. Overzicht baten en lasten (programmabegroting) c. Meerjarenramingen 2011-2014 per programma deel 5. Bijlagen - Aanvaarde moties - Overzicht single information single audit - Overzicht inhuur personeel - Inventarisatie acties en maatregelen in het kader van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties over het boekjaar 2011 Productenbegroting
Productenrekening
Productenbegroting per productgroep
Productenrekening per productgroep + analyse verschillen en bijlagen
Bijlagen De onderdelen van de programmarekening zoals opgenomen in voorgaande tabel worden hierna verder toegelicht. Deel 1 Politieke Verantwoording Dit betreft de politieke verantwoording over de hoofdlijnen van het beleid, zoals wij die in ons Collegeprogramma 2011-2015 hebben geformuleerd en hebben vertaald in de Programmabegroting 2011, de Voorjaarsnota 2011 en nadien opgetreden ontwikkelingen.
Inleiding
7
Deel 2 Programmaverantwoording In de programmaverantwoording worden per thema de in de begroting 2011 vastgestelde onderwerpen inhoudelijk verantwoord. Daarnaast zijn eventueel onderwerpen toegevoegd uit de Integrale Bijstelling 2010, de Voorjaarsnota 2011 en de Integrale Bijstelling 2011 in verband met actualiteit. Tevens worden per programma, per thema en per productgroep de geraamde lasten en baten vergeleken met de realisatie. Deel 3 Paragrafen In de paragrafen worden de onderwerpen behandeld die van belang zijn voor het inzicht in de financiële positie van de provincie, conform de voorschriften van het BBV. Deel 3 bevat onder andere beleidslijnen met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten, alsmede de lokale heffingen. Deel 4 Balans en Toelichting In dit deel is de balans met de toelichting op de balans opgenomen. Tevens worden hier de reservepositie, het verloop van het Provinciefonds en het provinciale belastinggebied besproken. Verder zijn opgenomen: een rapportage Reserve Provinciale Meefinanciering en een overzicht van het nieuwe beleid over 2011. Deel 5 Bijlagen Stand van zaken moties 2011 Tijdens uw vergadering van 25 mei 2005, bij de behandeling van de Programmaverantwoording 2004, is afgesproken dat in de toekomst bij de Programmaverantwoording gerapporteerd wordt over de uitvoering van aanvaarde moties. Als onderdeel van de bijlagen wordt hierover gerapporteerd. Bijlage Single Information Single Audit Middels de bijlage SiSa opgenomen in de Programmarekening 2011 leggen wij verantwoording af richting het Rijk over 10 ontvangen specifieke uitkeringen. Overzicht inhuur personeel Tijdens de Dag van de Verantwoording 2009 is afgesproken dat voortaan in de Programmarekening een overzicht wordt verstrekt met inhuur van personeel. Als onderdeel van de bijlagen wordt hierover gerapporteerd. Inventarisatie acties en maatregelen in het kader van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties over het boekjaar 2011 In de commissievergadering Bestuur en Financiën van 9 september 2009 is afgesproken dat wij u voortaan jaarlijks in het kader van de jaarrekening informeren over de door ons uitgevoerde inventarisatie over de acties en maatregelen in het kader van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties (RPS). Verantwoording Meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2010-2014 Met betrekking tot de Verantwoording Meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2010-2014 over het jaar 2011 hebben wij u tot dusverre jaarlijks separaat geïnformeerd. In het kader van de terugdringing van het aantal tussentijdse rapportages hebben wij nu deze informatie in Deel 5 van de Programmarekening opgenomen. Financieel toezicht gemeentebegrotingen 2012 Met betrekking tot het door ons uitgeoefende financiële toezicht op de gemeentebegrotingen hebben wij u tot dusverre jaarlijks separaat geïnformeerd. In het kader van de terugdringing van het aantal tussentijdse rapportages hebben wij nu deze informatie in Deel 5 van de Programmarekening opgenomen.
8
Inleiding
Deel 1 Programmarekening 2011 Politieke Verantwoording
Inleiding Op 2 maart 2011 vonden de Provinciale Statenverkiezingen plaats. Op 13 april 2011 zijn we van start gegaan met een nieuw college, bestaand uit PvdA, VVD, D66 en Groen Links. In ons collegeprogramma Energiek en Scherp aan de wind hebben wij de kern van onze ambities en doelstellingen beschreven. Bij de uitwerking en realisatie van deze ambities vinden we actieve participatie van inwoners, maatschappelijke organisaties, gemeenten belangrijk. In het afgelopen jaar hebben wij te maken gehad met een neergaande economische conjunctuur. Er was sprake van afnemende bestedingen. De economische crisis heeft impact op Europese en landelijke ontwikkelingen, maar ook in onze provincie zijn de effecten goed merkbaar. We zijn in de afgelopen jaren geconfronteerd met forse bezuinigingen. We hebben scherpe keuzes moeten maken. Dat heeft geleid tot bezuinigen op bijvoorbeeld welzijn en gebiedsgericht beleid. Door de verkoop van de aandelen Essent aan RWE hebben we echter ook de mogelijkheid om te investeren, bijvoorbeeld in bereikbaarheid, werkgelegenheid en economische structuurversterking. Met deze politieke verantwoording 2011 beschrijven wij op hoofdlijnen de resultaten die het afgelopen jaar zijn bereikt. Ook geven we de stand van zaken van werkzaamheden die nog niet zijn afgerond en schetsen we ontwikkelingen waar we mee te maken hebben gehad. Deze politieke verantwoording volgt de indeling van het collegeprogramma Energiek en Scherp aan de wind.
Politieke verantwoording 2011
11
12
Politieke verantwoording 2011
1.
Bestuur
Bestuursakkoord In het afgelopen jaar hebben het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) onderhandeld over een bestuursakkoord voor de periode 2011-2015. In het bestuursakkoord zijn afspraken neergelegd en wordt het kader geschetst voor een uitwerking van decentralisaties op de volgende deelterreinen: 1. Werken naar vermogen 2. Begeleiding AWBZ 3. Jeugdzorg 4. Ruimte, natuur en economie 5. Water In dit bestuursakkoord zijn verschillende afspraken vastgelegd, die leiden tot een versterking van de positie van de provincies op met name het ruimtelijk-economische domein. In de onderhandelingen over de uitwerking van het bestuursakkoord hebben wij ons het afgelopen jaar ingezet voor een aanvaardbaar deelakkoord natuur, betere condities voor een zorgvuldige overgang van de jeugdzorg naar de gemeenten en het toekennen van de status van Energyport aan Noord-Nederland met daaraan gekoppeld rijksinzet. Communicatie Het afgelopen jaar is veel communicatieve aandacht besteed aan de provinciale Statenverkiezingen. Het doel was om een hoger aantal kiezers naar de stembus te krijgen dan bij de laatste verkiezingen. Dit is gelukt met een opkomstpercentage van 58,2% (7,2% meer stemmers dan in 2007). De opkomstbevorderende campagne ‘Stem voor Groningen’ was gericht op thema's die de burger aanspreken en aansluiten op het gevoel van Groningen. Het gevoel van Groningen liep als rode draad door de communicatie, gekoppeld aan een vijftal provinciale thema's. Deze vijf thema's waren: energie, leefbaarheid, jeugdzorg, mobiliteit en landschap. Belangrijk onderdeel van de campagne waren de op vijf verschillende locaties in de provincie gehouden open locatiedagen. Aansluitend op de open locatie werd in het zelfde gebied over het thema van die dag door RTV Noord een verkiezingsdebat georganiseerd. Deze werd live uitgezonden op RTV Noord. Het gevoel van Groningen werd uitgedragen door het Groninger verkiezingslied en videoclip van Pé Daalemmer en Rooie Rinus. Na de installatie van het nieuwe college is verder gewerkt aan de ambitie om een communicatief beleid te realiseren met oog en oor voor wat er speelt in de samenleving, in samenspraak met belanghebbenden. Met als resultaat: draagvlak voor en betrokkenheid bij het provinciaal beleid. Wij ambiëren een open, communicatieve en slagvaardige bestuursstijl. Dit betekent dat we de mensen opzoeken, de dialoog aangaan en open zijn over de keuzes die voorliggen. Sterk lokaal bestuur In de afgelopen periode hebben wij met de Groninger gemeenten gesproken over de mogelijke financiële consequenties van de decentralisaties. Daarnaast hebben wij het proces met gemeenten voortgezet,om te komen tot één regionale uitvoeringsdienst (RUD). Samen met de gemeenten in de Eemsdelta, hebben wij de samenwerking in het gebied ten behoeve van de gebiedsopgaven een impuls gegeven. Dit moet uitmonden in een intergemeentelijke structuurvisie. Onder meer in het licht van de decentralisaties, allerlei bezuinigingen die op ons afkomen en de grote gebiedsopgaven waar wij voor staan, is nadrukkelijk de discussie met de gemeenten opgestart. Hiermee willen we komen tot een wezenlijke versterking van de bestuurskracht en samenwerking tussen gemeenten. Dit proces wordt in het vervolg van deze collegeperiode verder geïntensiveerd. Wij vinden het belangrijk om hierin samen op te trekken met de Groninger gemeenten en de VGG. Ook zullen wij burgers, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven in onze provincie bij de gesprekken daarover betrekken. Financiële positie gemeenten In december 2011 zijn 22 van de 23 Groninger gemeenten onder het repressieve begrotingstoezicht geplaatst. Uit de instelling van preventief toezicht voor slechts één gemeente mag niet worden afgeleid dat de -meerjarige- financiële positie van de overige gemeenten als gezond kan worden
Politieke verantwoording 2011
13
aangemerkt. Door de nodige, soms forse, bezuinigingsmaatregelen konden de gemeenten voor het jaar 2012 nog met sluitende begrotingen werken. Gemeenten zullen de komende jaren met verder teruglopende inkomsten van het Rijk worden geconfronteerd. Ook de inkomsten vanuit grondexploitaties zullen de komende jaren onder druk komen te staan. Aandachtspunten blijven de komende jaren de bezuinigingen op de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) (waardoor de gemeentelijke bijdragen noodgedwongen stijgen) en de (verwachte) hoge uitgaven voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet werk en bijstand (Wwb) waardoor de financiële positie van gemeenten verder onder druk kan komen te staan. Voor de gemeente Loppersum, als artikel 12-gemeente, is in 2011 een beschikking van de beheerders van het Gemeentefonds ontvangen. De aanvragen voor aanvullende uitkeringen op grond van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet door de gemeente Loppersum tot en met 2013, zijn door de beheerders van het Gemeentefonds gehonoreerd. Daarmee is de artikel 12 procedure van de gemeente Loppersum afgerond. SNN Het voorzitterschap van SNN is per 1 juli 2011 door de provincie Groningen overgedragen aan Drenthe. Wij hebben in samen met de colleges van GS van Drenthe en Fryslân gewerkt aan de startnotitie Ruimtelijk-Economische visie. De ruimtelijk-economische visie zal ingaan op enkele kernthema's die bij de ontwikkeling van Noord-Nederland van grote betekenis zijn. In statenmoties van Drenthe en Groningen zijn de volgende thema's aangereikt: duurzaamheid, energie, cultuur, werkgelegenheid, economie, infrastructuur, innovatie, demografische ontwikkelingen, decentralisatie van taken, interregionale samenwerking, positionering van rijksdiensten en lobbyactiviteiten. De visie beschrijft de ruimtelijke-economische ontwikkeling van Noord-Nederland voor de periode tot 2030 en wordt besproken met de drie provinciale staten. In juni heeft Noord-Nederland zich gezamenlijk gepresenteerd in Brussel. Aan de Europese beslissers is getoond wat er in Noord-Nederland is bereikt met Europees geld en wat de economische kracht en potentie is van het Noorden.
14
Politieke verantwoording 2011
2.
Economie en werk
Economisch Actieprogramma Groningen (EAG) 2012- 2015 In 2011 is gewerkt aan het opstellen van het Economisch Actieprogramma Groningen (EAG) 20122015. Hierin is actief meegedacht door vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, kennisinstellingen, clusterorganisaties en intermediairs. In het EAG wordt beschreven hoe wij de economische ambities omzetten in concrete initiatieven en projecten. De beleidsprioriteiten zijn Energie, Life Sciences/ Healthy Ageing, Biobased Economy/Agribusiness en het stuwende Midden- en Kleinbedrijf. Daarnaast worden in het EAG flankerend beleid beschreven op onder meer het gebied van het vestigingsklimaat, regiopromotie, acquisitie en bedrijventerreinen, de sectoren Landbouw en Toerisme en lobbyactiviteiten richten Den Haag en Brussel. Het EAG is een actieprogramma dat we gaan uitvoeren in samenwerking met partners zoals gemeenten, bedrijfsleven, intermediaire en clusterorganisaties en Duitse partijen. Speerpuntenbeleid en MKB Er is een concrete invulling gegeven aan het innovatie- en speerpuntenbeleid zoals dat verwoord is in het programma Koers Noord en OP EFRO. Aangezien in onze provincie 80 % van de bedrijven in de speerpuntsectoren tot het MKB behoort, levert het speerpunten beleid een belangrijke bijdrage aan het stimuleren van het MKB. In 2011 zijn ruim 40 projecten doorgeleid naar de verschillende subsidieprogramma’s. Arbeidsmarkt Voor het verbeteren van de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt hebben we de activiteiten in het Seaports Xperience center (SXC) voortgezet. In 2011 ontving het SXC 5000 bezoekers. De Taskforce Technologie Techniek Onderwijs Arbeidsmarkt (TTOA) is opgegaan in het SXC. De acties in de sector techniek zijn vooral gericht op bouw, chemie, energie, maritiem, transport en logistiek. Onder andere door stageplekken, onderzoeksopdrachten en BBL-plekken te creëren. Voor het vergroten van de arbeidsparticipatie zijn wij inhoudelijke betrokken bij het actieplan Jeugdwerkloosheid van de kerngemeenten Veendam, Groningen en Delfzijl. Verder zijn wij betrokken bij het Opleidingsbedrijf Metaal (OBM+) en bij het Brancheservicepunt Bouw. Toerisme en recreatie Ons beleid is erop gericht ruimte te bieden voor het toeristisch bedrijfsleven en het voeren van toeristische promotie en marketing. In het afgelopen jaar hebben we ingezet op een krachtige culturele profilering en het realiseren van routestructuren voor wandelaars, fietsers en watersporters. Zo hebben we de stichting Wandelen in Groningen financieel ondersteund en hebben we de Subsidieregeling Toerisme Natuurlijk Groningen (STINAG) uitgevoerd. We hebben ook subsidies toegekend aan de productontwikkeling door VVV Eemsdelta en het project ‘Voortvarend Zoutkamp’. Voor de toeristische promotie en marketing van de provincie Groningen is een nieuw meerjarig contract (tot en met 2015) afgesloten met Marketing Groningen. Duurzame landbouw Wij willen de komende jaren toewerken naar een verdere verduurzaming van de Groningse landbouw. De ambitie is helder: koploper worden in de verduurzaming van de landbouw. Bij de invulling daarvan betrekken wij nadrukkelijk de sector, natuur- en landschapsorganisaties en de omgeving. Om te komen tot een integrale visie op de duurzame toekomst van de landbouw in Groningen, die en tot innovatie leidt en goed aansluit bij de praktijk, hebben we eind 2011 besloten een dialoog over de Landbouw te starten. Hierin komen onderwerpen aan de orde als schaal, de relatie boer-burger, dierenwelzijn etc. De dialoog brengt hiermee een basis voor het nieuwe, duurzamere landbouwbeleid. Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) Vanwege de substantiële rol van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) in de ‘vroege fase financiering’ van bedrijven heeft het Rijk besloten aandeelhouder in de ROM's te blijven. De NOM is hier één van. Het Rijk heeft wel besloten om de jaarlijkse subsidiebijdrage in de exploitatie van de NOM in vier jaar tijd af te bouwen tot nihil. In 2011 zijn met het Rijk, de directie van de NOM en de overige provinciale aandeelhouders (de provincie Drenthe en Fryslân) diverse gesprekken gevoerd en afspraken gemaakt om te komen tot een nieuw werkbaar financieringsmodel. In 2012 zal hierover definitieve besluitvorming plaatsvinden, dit geldt ook voor de rol die de NOM krijgt in het ondersteunen van starters.
Politieke verantwoording 2011
15
Groningen Airport Eelde Het afgelopen jaar heeft vooral in het teken gestaan van de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot de baanverlenging. Begin 2012 heeft de Raad uitspraak gedaan met als resultaat dat Groningen Airport Eelde aan de slag kan gaan met de baanverlenging. Groningen Seaports Groningen Seaports sloot het boekjaar 2011 af met een klein positief resultaat van 250.000 euro. Voor het eerst in de geschiedenis van de havens is er meer dan 8 miljoen ton aan goederen overgeslagen, wat een toename is van circa 5 procent ten opzichte van 2010. De werkgroep verzelfstandiging heeft informatie verzameld: er zijn aanvullende financiële onderzoeksvragen met betrekking tot de externe financiering gesteld aan Bank Nederlandse Gemeenten. De uitkomsten worden meegenomen in het verzelfstandigingdocument.
16
Politieke verantwoording 2011
3.
Cultuur en evenementen
Cultuurnota In 2011 hebben we verder uitvoering gegeven aan de huidige cultuurnota Stroomversnelling II 20092012. Daarin zijn drie programma’s opgenomen die betrekking hebben op cultuurbereik en cultuurparticipatie, het erfgoedbeleid in ‘Het Verhaal van Groningen’ en de Dynamiek in de Kunsten. Veel uitvoerende instellingen hebben in 2011 mede invulling gegeven aan ons beleid. Ook steuninstellingen hebben daarin ondersteunend werk verricht. Vanuit incidentele budgetten zijn projecten gefinancierd in het kader van cultuureducatie, amateurkunst, archeologie, (integrale) presentaties van Het Verhaal van Groningen en professionele kunsten. Met het oog op de periode 2013-2016 hebben we in 2011 het beleid opgezet dat geresulteerd heeft in de concept cultuurnota 2013-2016. Hierin zijn drie doelstellingen verder uitgewerkt en hebben we aangegeven welke instrumenten we in gaan zetten om deze doelstellingen mede te behalen. In het provinciaal cultuurbeleid 2013-2016 vormt ‘Het Verhaal van Groningen’ de rode draad. Cultuurparticipatie, erfgoed en de rol van de kunsten ten aanzien van de PR en het vestigingsklimaat staan centraal. Eind 2011 is de concept cultuurnota (inclusief de inspraaknota) ter vaststelling voorgelegd aan Provinciale Staten. Evenementen Het subsidiëren van evenementen draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat en het aantrekken van meer bezoekers naar onze provincie. Eind 2010 hebben we de budgetten Middenevenementen en Grote Evenementen samengevoegd in een nieuwe subsidieregeling met de naam Budget Evenementen. Dit heeft de vorm van een programma dat loopt van 2011 t/m 2014. Naast het aanbod van terugkerende evenementen was er het afgelopen jaar ruimte voor nieuwe initiatieven. De grootste evenementen die hebben plaatsgevonden waren Hoofdstad van de Smaak en Roze Zaterdag, beiden met activiteiten in zowel stad als provincie. Hoofdstad van de Smaak Groningen was 2011 Hoofdstad van de Smaak. Stad en provincie hebben een jaar lang smaakvolle voeding en smaakbewust eten onder de aandacht gebracht van een breed publiek. De festiviteiten beleefden begin oktober 2011 een hoogtepunt tijdens de Week van de Smaak. De rode draad van alle activiteiten is 'gezond en eerlijk voedsel, met een pure smaak, met de nadruk op regioproducten'. Wij hebben 100.000 euro bijgedragen aan dit evenement. Gezien het succes om productie en consumptie van regioproducten op deze manier te stimuleren, hebben we besloten in 2012 een vervolg te geven aan het project onder de vlag ‘Regio van de Smaak’.Ook is besloten om de Ommelander markten voort te zetten.
Politieke verantwoording 2011
17
18
Politieke verantwoording 2011
4.
Energie en klimaat
Energie In ons collegeprogramma hebben wij er voor gekozen om stevig in te zetten op het thema Energie. Om focus, samenhang en richting aan te brengen hebben we in Energy Valley verband in 2011 het position paper ‘De kracht van Nederland’ opgesteld. Hierin zijn de energieonderwerpen benoemd waarin het Noorden (inter)nationaal onderscheidend is, of op basis van aanwezige kwaliteiten kan worden. ‘Het noordelijk energievizier’ bestaat uit de vier inhoudelijke onderwerpen Power production & Balancing, Groen Gas, Off shore wind, Biobased energy en Smart grids, rondom het centrale thema Onderwijs en onderzoek. Het thema Onderwijs en onderzoek krijgt verder invulling via de Energy Academy Europe/Energy College en (internationaal) de Hansa Energy Corridor. Deze focus sluit goed aan bij het topsectorenbeleid, dat door de minister van EL&I in februari 2011 gepresenteerd is. NoordNederland heeft zich daarbij nadrukkelijk gemanifesteerd. Green Deal In oktober 2011 is de Green Deal Noord-Nederland gesloten tussen Noord-Nederland (vier provincies, zes gemeenten, Stichting Energy Valley en SER Noord-Nederland) en het Rijk. De Green Deal is opgebouwd rond de onderwerpen uit het noordelijk energievizier en omvat een financiële impuls van € 14,1 miljoen voor onder meer de Energy Academy Europe, Hansa Energy Corridor en het Handelsplatform Groen Gas. Daarnaast biedt het een stevig kader voor de samenwerking met het Rijk en ruimte voor een aantal belangrijke experimenten (met name op het gebied van alternatieve financieringsmodellen). Energy Valley De derde fase van de Stichting Energy Valley is op 31 december 2011 afgesloten. Energy Valley speelt een belangrijke rol in het energiedossier van Noord-Nederland, met name ook in de publiekprivate samenwerking. Daarom willen wij het graag voortzetten. Wij hebben samen met andere overheden invulling gegeven aan de randvoorwaarden voor de voortzetting van Energy Valley. De vierde fase van Energy Valley is op 1 januari 2012 van start gegaan. Energy Valley richt zich in haar uitvoeringsprogramma vooral op de onderwerpen uit het noordelijk energievizier. Programma Energie 2012-2015 In december hebben wij het Programma Energie 2012-2015 vastgesteld. Dit programma is ook opgebouwd volgens de indeling van het noordelijk energievizier, en geeft de kaders aan voor onze inzet op dit dossier voor de komende jaren. Een aantal onderwerpen, zoals Energy Academy Europe, Off Shore Wind, Groen Gas en Lokale duurzame energiebedrijven, is voor ons daarbij van groot belang. Energiebesparing gebouwde omgeving Wij hebben in 2011 via het 100 000 woningenplan veel aandacht gegeven aan energiebesparinginitiatieven in de gebouwde omgeving. Wij hebben hierin zowel bouwconsortia, woningbouwcorporaties als particulieren ondersteund. Onder andere is het plaatsen van zonnepanelen gestimuleerd en hebben we energiebesparing met dit plan bevorderd. Een aantal van deze ondersteuningsprojecten loopt nog door na 2011 en zal deel gaan uitmaken van het Woningenplan 2. Dat geldt ook voor het project Helpende Hand, waarin we gemeenten ondersteunen met het realiseren van hun opgave in de gebouwde omgeving. Duurzame mobiliteit In het kader van het 100.000 voertuigenplan hebben we ons gericht op wagenparkeigenaren (vraagkant), realiseren van pompstations voor aardgas (aanbodkant) en fiscale regelgeving. Ondanks onze lobby is er nog geen gelijk (fiscaal) speelveld gerealiseerd voor biobrandstoffen ten opzichte van de fossiele brandstoffen. Dat heeft een heel sterk remmend effect op het realiseren van onze ambitie op het gebied van duurzame mobiliteit. Biobased Economy Onze inzet op dit dossier heeft zich ondermeer succesvol gericht op aanpassing van de Subsidie regeling Duurzame Energie (SDE). Groen gas hubs, waarvan er twee in de provincie Groningen komen, kunnen nu een aanvraag indienen voor de SDE+ regeling. Daarnaast is de samenwerking met Duitsland gezocht in het Interreg project ‘Groen Gas’. Ook binnen de Green Deal Noord-Nederland
Politieke verantwoording 2011
19
neemt Groen Gas/Biobased Economy een stevige positie in, onder meer via het Handelsplatform Groen Gas. Windenergie Wij hebben de ambitie om voor 2015 750 megawatt aan windenergie op land te realiseren. Daarvoor zijn drie gebieden aangewezen in het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Nu draait er in onze provincie al 356 megawatt. In 2011 is vergunning verleend voor de realisatie van 12 MW in de Eemshaven en 60 MW in Delfzijl (locatie schermdijk). Wij leveren daarmee een forse bijdrage aan de realisatie van de landelijke doelstelling op het gebied van windenergie op land (6000 MW). Landelijk is de provincie Groningen, na Flevoland, de grootste producent van windenergie. Vanwege de industriële uitstraling en de impact van windparken hebben we ervoor gekozen om deze windparken te concentreren in drie gebieden. Deze gebieden liggen op en nabij de grote bedrijventerreinen van de Eemshaven, Delfzijl en langs de N33 bij Veendam/Menterwolde. Ten aanzien van het windpark langs de N33 is het Rijk bevoegd. Wij hebben bij het Rijk een zienswijze ingediend op de startnotitie MER voor dit windpark. Daarin hebben we er bij het Rijk op aangedrongen dat er varianten binnen het windpark worden onderzocht die aan de zorgen van de gemeenten en omwonenden tegemoet komen. Om bijvoorbeeld de eventuele geluidshinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken, vinden wij het gewenst dat ook varianten worden onderzocht waarin wordt uitgegaan van een gereduceerd aantal windturbines (al dan niet in combinatie met, zo nodig, een andere opstellingen in een grid). Met de gemeenten Eemsmond en Delfzijl en Groningen Seaports is intensief overleg gevoerd over de inpassing van windturbines in de Eemshaven en de locaties Oosterhorn en Delfzijl Zuid. Hierbij wordt de vraag betrokken of de ontwikkeling van windenergie in deze gebieden is te combineren met repowering en sanering van solitaire windturbines. Landelijke ontwikkelingen windenergie Het Rijk is bezig met de voorbereiding van een Rijksstructuurvisie Wind op Land. Deze visie moet dienen als ruimtelijk toetsingskader voor de Rijkscoördininatieregeling (RCR) voor projecten van meer dan 100 MW in het kader van de Elektriciteitswet. Een aantal bedrijven heeft bij het Rijk aanvragen ingediend voor de realisatie van meer grootschalige windparken. Het gaat hier om windparken van meer dan 100 MW. Bij windparken van deze omvang is het Rijk bevoegd om inpassingsplannen op te stellen en de vergunningverlening te coördineren. Eind 2011 werd bekend initiatiefnemers bij het Rijk melding hebben gedaan van het voornemen tot de ontwikkeling van grootschalige windparken. Het is erg schadelijk voor de natuur, het landschap en economische waarden als wonen, recreatie en toerisme wanneer windturbines als hagelslag over de provincie worden uitgestrooid. In IPO-verband wordt onder meer krachtig gestreefd naar provinciale regie bij de inpassing van windparken. Water In 2011 zijn we, met het oog op klimaatverandering, bodemdaling en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, samen met de provincies Drenthe en Fryslân, de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's en Wetterskip Fryslân gestart met de gezamenlijke studie Droge Voeten 2050. Die studie, die medio 2014 gereed zal zijn, is gericht op toekomstige maatregelen tegen wateroverlast vanuit de boezemsystemen van de beide waterschappen. De maatregelen moeten zorgen voor voldoende bescherming tegen wateroverlast tot 2050. De waterschappen voeren ze voor 2025 uit. Wij hebben onze inzet primair gericht op het vergroten van de waterveiligheid in de provincie Groningen. Hieraan hebben we invulling gegeven door middel van ons toezicht op de versterking van de regionale waterkeringen, de inspecties van de regionale waterkeringen en de invoering van het toetsinstrumentarium voor de regionale waterkeringen. In 2011 hebben we 90% van de realisatie van alle bergingsgebieden kunnen afronden. Een aantal van deze bergingsgebieden is tijdens de wateroverlast van januari 2012 ingezet. Naast de borging van kwantiteit van water, berging in tijden van overvloed en vasthouden van water in tijden van droogte, zijn we ook bezig geweest met de kwaliteit van ons water. Door de uitvoering van het Deltaprogramma proberen we deze twee te combineren en de aanvoer van zoet water zoveel mogelijk te garanderen. Ook zijn we in 2011 gestart met de tweede fase van het regionale droogteonderzoek, onderdeel van het Deltaprogramma Zoetwater. Daarnaast willen de kwantiteit en kwaliteit van water combineren met de bescherming van natuur en landschap. In het project Marconi wordt een ruimtelijke visie ontwikkeld die gericht moet zijn op een aantrekkelijker woon- en leefmilieu voor Delfzijl, die gerelateerd is aan het maritieme karakter van Delfzijl. De bescherming tegen hoog water moet integraal onderdeel uitmaken van deze ruimtelijke visie. De toepassing van multifunctionele keringen is hierbij uitdrukkelijk in beeld.
20
Politieke verantwoording 2011
5.
Leefbaarheid, voorzieningen en zorg
Demografische ontwikkeling en voorzieningen De bevolking in krimpregio's daalt conform de prognoses. Lieten de cijfers in de Eemsdelta in 2009 en in 2010 een licht verminderde krimp zien, in 2011 is er weer sprake van een stijging. In OostGroningen is de krimp nu weer waarneembaar. Wij werken in de aanpak van negatieve gevolgen van de krimp nauw samen met de twee andere topkrimpprovincies Zeeland en Limburg. Samen hebben we onder meer via de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor knellende regelgeving en gepleit voor meer Rijksbetrokkenheid bij de krimpopgave. Dit heeft er onder meer toe geleid dat we nu samen met het Rijk werken aan een convenant over deze betrokkenheid. Belangrijkste onderdeel van het provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling zijn de Woon- en LeefbaarheidsPlannen (WLP). De Gemeente De Marne heeft als eerste gemeente het Woon- en Leefbaarheidsplan opgesteld. Ook is de uitvoering van het plan inmiddels gestart. De regio OostGroningen heeft in 2011 een Woon- en LeefbaarheidsBasisplan gepresenteerd. Deze visie vormt de basis voor het WLP dat nu in ontwikkeling is. Ook de regio Eemsdelta zit in de voorbereidingsfase. In de WLP's maken de gemeenten belangrijke keuzes op het gebied van voorzieningen en de woningvoorraad. Het is voor het eerst in Nederland dat gemeenten op deze schaal de woningvoorraad en de voorzieningen op elkaar afstemmen. Voorloper van het WLP Eemsdelta is het Pact Eemsdelta, een herstructureringsplan voor wonen en voorzieningen in de Eemsdelta. Wij hebben samen met en het Rijk een maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) laten uitvoeren naar het Pact door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB). De analyse nut en noodzaak van het Pact: belangrijkste conclusie is dat alleen met een gerichte aanpak van sloop, selectieve nieuwbouw en concentratie van voorzieningen de regio Eemsdelta leefbaar blijft. Wel adviseert het EIB een meer terughoudend nieuwbouw- en sloopprogramma te realiseren dan het Pact voorstelt. Dit vanwege de kosten die horen bij de versnelling van de krimp in de Eemsdelta op de langere termijn. In 2011 is de eerste tender van de Subsidie Reserve Leefbaarheid Krimpgebieden van start gegaan. De subsidie is opgericht om de leefbaarheid te verbeteren in de Groninger krimpgebieden, op het gebied van wonen, onderwijs, zorg, cultuur, gezondheid, sociaal-economische vitalisering, kwetsbare groepen en voorzieningen. Van 2011 tot 2020 is jaarlijks 3 miljoen beschikbaar voor het voorbereiden en uitvoeren van acties, maatregelen, projecten en experimenten. In totaal zijn er in 2011 voor 25 experimenten subsidie toegekend. Basisonderwijs Wij hebben samen met het Rijk een kwaliteitsakkoord Basisonderwijs gesloten waarin voor 2010 en 2011 is 4,5 ton geïnvesteerd in de kwaliteit van het basisonderwijs. Het Rijk (het ministerie van OCW) heeft 2 ton bijgedragen. Dit heeft echter niet tot het gewenste resultaat geleid. Wij hebben opdracht gegeven voor een onderzoek naar de oorzaken hiervan. In het onderzoek wordt de vraag meegenomen waarom in onze provincie de kwaliteit achterblijft ten opzichte van Drenthe en Fryslân. Hiermee geven we uitvoering aan een motie uit PS. Goed basisonderwijs betekent ook niet wachten tot de lokalen leeg zijn, maar vanuit de kracht van de scholen en andere betrokken organisaties inspelen op de krimp. In Noord-Groningen werken we samen met gemeenten, schoolbesturen, peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en het ministerie van OCW in het experiment geïntegreerde kindvoorziening. Hiermee willen we onderzoeken hoe de kinderopvang en het onderwijs in Noord-Groningen in de toekomst van goede kwaliteit, betaalbaar en bereikbaar kan blijven, ook bij een dalend aantal 0-12-jarigen. Het experiment wordt begin 2012 afgerond. Het project SpraakMakend, dat bedoeld is om taalachterstand bij 0-4-jarigen te voorkomen, is in 2011 afgerond. Het doel van het programma was peuters van nul tot vier jaar met een taalachterstand te bereiken, te screenen en te volgen in hun taalontwikkeling. Kinderen en ouders konden zowel via het consultatiebureau, kinderdagverblijf en de peuterspeelzaal hulp en begeleiding krijgen. Bijvoorbeeld door het kind naast de gebruikelijke twee dagdelen nog een derde en waar nodig een vierde dagdeel naar de peuterspeelzaal te laten gaan. Ook is extra geïnvesteerd in professionele begeleiding en goede taal- en leesprogramma's voor kleine kinderen. De pilot is afgerond, de borging zal nu in de bestaande werkmethoden plaatsvinden.
Politieke verantwoording 2011
21
Het project Duurzaam Leren in de Veenkoloniën is in 2011 afgerond. Het project is gestart in het schooljaar 2008-2009. Met deze pilot is een stap gezet om de kwaliteit van het basisonderwijs in de Veenkoloniën duurzaam te verhogen. Binnen het project staan leren en kennisdeling binnen de regio centraal op drie niveaus: tussen de schoolbesturen, tussen de scholen en tussen de leerkrachten. Er namen 119 basisscholen deel aan het project (11 schoolbesturen). Dit betekent dat zij zijn gestart met het vormen van Professionele Leer Gemeenschappen voor schoolleiders. Dit heeft ertoe geleid dat het aantal van 11 zwakke scholen bij de start, gedaald is naar 1 in 2011. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de borging van de resultaten van de pilot, zij borgen de activiteiten in het kader van Duurzaam Leren in hun reguliere bedrijfsvoering. Afgesproken is dat zij tijdig aangeven als zij hierbij in de knel komen. Wonen Vanuit het Actieplan Bevolkingsdaling zijn er drie experimenten gestart, die bedoeld zijn om te onderzoeken hoe kwaliteit van koopwoningen in het goedkope segment verbeterd kan worden. Woningeigenaren kunnen tegen een lage rente geld lenen om hun woning op te knappen. Twee experimenten zijn gestart in Veendam en één in Winschoten. Het derde experiment, Ganzedijk, is afgerond en in opdracht van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) geëvalueerd. Hoofdconclusie is dat de aanpak van provincie Groningen, de gemeente Oldambt en woningcorporatie Acantus in het project Ganzedijk succesvol was. Belangrijkste reden van dit succes is het feit dat de overheden nauw hebben samengewerkt met de inwoners van het dorp. Een belangrijke kanttekening is dat de kosten hoog waren, waardoor deze aanpak beperkt inzetbaar is voor andere krimpgebieden. Participatie, welzijn en volksgezondheid De provincie geeft subsidie aan CMO Groningen voor de steunfuncties voor mantelzorg, minderheden, begeleid wonen, polarisatie en radicalisatie, steunpunt Europa en jeugd. Ook het afgelopen jaar hebben wij ons ingezet om vrijwilligers gemotiveerd te houden door de uitreiking van de provinciale vrijwilligersprijzen en de het financieren van de organisatie van de vierde Groninger Beursvloer. Gebiedsprogramma’s Voor het gebiedsgericht werken zijn er in 8 regio's gebiedsprogramma's 2011/2012 volop in uitvoering. In totaal voeren 22 gemeenten 71 projecten uit, op het gebied van jeugd, participatie, welzijn, en zorg. In de krimpregio's is aandacht voor de krimpproblematiek. Begin 2011 is de rapportage van de quick scan gepresenteerd, onderzoek gebaseerd op een enquête onder de gemeenten. Daaruit bleek dat er onder de gemeenten groot draagvlak is voor het gebiedsgericht werken. Onder meer doordat het de kwaliteit van het welzijnswerk verbetert en het de intergemeentelijke samenwerking verbetert. Afbouw sociaal beleid De provincie moet bezuinigen op het sociaal beleid. Het gebiedsgericht werken wordt afgebouwd en instellingen en gemeenten ontvangen vanaf 2013 minder of geen subsidie. Dit proces vraagt om grote zorgvuldigheid. De voortgang en de knelpunten in het overgangsproces worden nauwkeurig gemonitord via een quick scan onder gemeenten en instellingen. Een eerste rapportage over gemeenten en instellingen verscheen eind 2010. Provinciale Staten hebben deze in 2011 voor kennisgeving aangenomen. De tweede quick scan onder de instellingen vond in 2011 plaats, een tweede over de consequenties van de bezuinigingen voor de gemeenten volgt in 2012. Vergunninghouders De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de huisvesting van vergunninghouders. Dit is geregeld in de Huisvestingswet. Twee maal per jaar brengt het Rijk een nieuwe taakstelling voor de gemeenten naar buiten. Gemeenten krijgen een half jaar de tijd om deze taakstelling te realiseren. Wij zijn toezichthouder op de realisatie van de taakstelling. Lange tijd is het de meeste gemeenten in de provincie Groningen gelukt om de taakstelling te realiseren. De laatste paar jaar gaat dat echter moeizamer. Op 1 juli 2011 is geconstateerd dat acht gemeenten in onze provincie een structurele achterstand hebben. In deze periode heeft de rijksinspectie hier bij de provincie aandacht voor gevraagd. Naar aanleiding van deze situatie hebben wij met deze acht gemeenten bestuurlijk overleg gevoerd. Met de gemeenten is afgesproken dat de gemeenten uiterlijk 1 januari de achterstand zal zijn ingelopen.
22
Politieke verantwoording 2011
Zorg De Ommelander Ziekenhuis Groep (OZG) en het Refaja Ziekenhuis hebben het afgelopen jaar het plan van aanpak ziekenhuiszorg Oost-Groningen gepresenteerd. Centraal thema was 'Dichtbij als het moet, ver weg als het kan'. Onderdeel van het plan was ook de samenwerking met de eerstelijns zorg, verzorgings- en verpleegtehuizen en met ouderenzorg. In de loop van het jaar heeft het Refaja Ziekenhuis er voor gekozen in ieder geval voorlopig af te zien van samenwerking met de OZG. Naar aanleiding daarvan hebben wij de betrokken partijen bij elkaar gevraagd voor een bestuurlijk overleg. Daarin zijn afspraken gemaakt, onder andere dat de OZG en Menzis een plan van aanpak gaan maken met als doel goede zorg te kunnen continueren. Wij hebben hierin geen wettelijke taak, maar zien het wel als een maatschappelijk en gemeenteoverschrijdend belang dat de ziekenhuiszorg in onze provincie bereikbaar blijft voor iedereen. In de Provinciale Omgevingsverordening is vastgelegd dat ziekenhuizen alleen in centrumstedelijke plaatsen mogen worden gevestigd. (concentratie van voorzieningen). Transitie en Transformatie Jeugdzorg De komende jaren vindt een forse transformatie plaats binnen het jeugdzorgstelsel. Verantwoordelijkheden van het Rijk, provincie, zorgkantoren worden gedecentraliseerd naar de gemeenten. Gemeenten zijn in 2016 verantwoordelijk voor de financiering en inkoop van alle vormen van jeugdzorg: de provinciale jeugdzorg, de zorg voor licht verstandelijk gehandicapten en de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen. Wij vinden het van belang om de bestaande provinciale jeugdzorg “warm” over te dragen vanuit een maatschappelijk perspectief. Ook hier staat het uitgangspunt ‘het belang van het kind staat centraal’ dat in ons Bestuursakkoord Jeugd en onze Intentieverklaring staat voorop. In 2011 is in samenspraak met het Platform Jeugd in de provincie Groningen en de VGG een groep van bestuurders samengesteld die een startnotitie gaat maken. In deze notitie staan de stappen die gemaakt moeten worden om de overgang van de Jeugdzorg in relatie tot een nieuwe toekomstvisie beschrijft. Nieuw beleidskader Jeugd 2013-2016 Het huidige Beleidskader Jeugd loopt af in 2012. Daarom is in 2011 gestart met het proces om tot een nieuw beleidskader te komen. Belangrijke beleidsonderdelen zijn: Het kwalitatief uitvoeren van onze wettelijke taak op de jeugdzorg tot uiterlijk 2016. Geïndiceerde jeugdigen staan niet langer dan 9 weken op de wachtlijst. Continueren samenwerking met de Groninger gemeenten met enerzijds de doorontwikkeling van de taken uit het huidige Bestuursakkoord Jeugd (Zorg voor Jeugd Groningen, CJG's, Samen Slimmer werken in de keten) en anderzijds het opstellen en uitvoeren van een nieuw Bestuursakkoord Jeugd. Hierbij streven wij er naar in afstemming met de verschillende beleidsverantwoordelijken en financiers van jeugdzorg (zoals gemeenten en zorgkantoor) een sluitende jeugd(zorg)keten te realiseren. Via een warme overdracht wordt onze wettelijke taak gedecentraliseerd richting de gemeenten, vanuit de intentie om te komen tot één financieringsstroom. Met onze constructieve samenwerking met de Groninger gemeenten, BJZ en de provinciaal gefinancierde zorgaanbieders, willen wij dit proces faciliteren zodat de integraliteit en spreiding van (provinciaal en bovenlokale) voorzieningen gewaarborgd worden. De afgelopen jaren hebben wij veel aandacht geschonken aan het wegwerken van de wachtlijsten in de jeugdzorg. Met een extra financiële injectie van € 1,5 miljoen in 2009 kon Bureau Jeugdzorg haar productie verhogen. Het resultaat was positief: eind 2009 waren er geen wachtlijsten meer. In 2011 heeft Bureau Jeugdzorg voor de Toegang, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en de Jeugdbescherming en de Jeugdreclassering binnen de gestelde termijnen gewerkt. Ook de jeugdzorgaanbieders hebben hun productie de afgelopen jaren verhoogd en er voor gezorgd dat in Groningen geen jongeren langer wachten dan 9 weken op zorg. Sport We hebben het afgelopen jaar ingezet op sport in relatie tot de volgende thema's/projecten: krimp, mensen met een beperking, talentontwikkeling, ouderen, evenementen, het Olympisch Plan en het kennis- en dienstencentrum. Voor een aantal onderdelen hebben wij het Huis voor de Sport ingeschakeld. De meeste nadruk is echter komen te liggen op de realisatie van het kennis- en dienstencentrum en de nadere uitwerking voor het een Olympisch Plan in Groningen/ Noord-
Politieke verantwoording 2011
23
Nederland. Bij beide bovengenoemde processen zijn relatief veel partners met verschillende belangen betrokken. Dat heeft ertoe geleid dat de uitwerking van de sportnota meer tijd vraagt en nog niet is gerealiseerd in 2011. Bij het thema krimp/leefbaarheid is er nadrukkelijk gewezen op het onderdeel sport en voorzieningen in relatie tot krimp en de mogelijkheden daarvoor die bijvoorbeeld de woon- en leefbaarheidsplannen bieden. Daartoe ondersteunen wij inmiddels een pilot in de gemeente Delfzijl, waarbij op basis van de verwachte ontwikkelingen, samen met burgers bekeken wordt wat er in de toekomst nodig is en wat niet.
24
Politieke verantwoording 2011
6.
Mobiliteit, infrastructuur en grijs milieu
Openbaar vervoer In ons collegeprogramma hebben we als ambitie voor het openbaar vervoer gesteld, dat we alle vormen van vervoer zo goed mogelijk op elkaar willen laten aansluiten. Daarnaast moet het vervoer betaalbaar en van goede kwaliteit zijn. In 2011 hebben we hierin een aantal doelen bereikt en hebben we deels een aantal in gang gezet. Allereerst rijdt er sinds mei 2011 na ruim vijftig jaar weer een trein tussen Groningen en Veendam. Een lang gekoesterde wens met een groot succes als resultaat. De doelstelling van 1650 reizigers per dag in 2020 is al in september 2011 gerealiseerd. Met het revitaliseren van deze spoorlijn is dus tegemoet gekomen aan een grote behoefte. Op dit moment zit de aanvullende planstudie reactivering Veendam-Stadskanaal in de fase van beoordelen van de uitkomsten en inzichtelijk maken wat dit betekent voor de business case. Er vinden gesprekken plaats met het ministerie van Infrastructuur en Milieu en ProRail over de mogelijkheden om het tracé onderdeel te laten uitmaken van de hoofdspoorweginfrastructuur en daarmee van de beheersconcessie. De verwachting is dat we eind 2012 voldoende informatie hebben om een besluit te kunnen nemen over het vervolg. Voor wat betreft de spoorlijn Groningen-Heerenveen zijn we binnen het Breed Bestuurlijk Overleg (hieraan nemen de provincies Groningen en Fryslân en de aanliggende gemeenten deel) in gesprek over de voorbereiding van een eventuele aanbesteding. Om zeker te weten dat de lijn te realiseren is binnen het budget van 577 miljoen euro is in 2011 een projectorganisatie opgezet die ons helpt bij het onderzoeken van de kosten en baten van deze spoorlijn. We zijn voortvarend aan de slag gegaan, maar op basis van de informatie die het projectbureau ons aanlevert, ontstaan er logischerwijs meer vragen. In 2012 verwachten wij een definitief besluit te kunnen nemen over deze spoorlijn. Een gedeeltelijke verdubbeling van het spoor tussen Groningen en Leeuwarden is inmiddels in een vergevorderd stadium. Met het verdubbelen van het spoor op delen van het traject kunnen de gewenste vier treinen per uur gaan rijden. OV bureau In het najaar van 2011 werden we geconfronteerd met forse tekorten bij het OV-Bureau. Deze tekorten waren deels incidenteel en hadden deels een structurele doorwerking. Hoewel we een trend zagen van groeiende reizigersaantallen bleek dat de inkomsten achterbleven. Het ontstane tekort werd veroorzaakt door stijgende dieselprijzen, de OV-index en hogere kosten bij het vraagafhankelijk vervoer. Een bijkomende oorzaak ligt in het organisatiemodel van het OV-Bureau. De betrokken overheden, de provincies Groningen en Drenthe en de gemeente Groningen, zijn opbrengstverantwoordelijk voor het busvervoer in de regio. Dit is jarenlang goed gegaan omdat de inkomsten stegen, in 2011 kregen we echter te maken met de andere kant van de medaille namelijk een teruggang in opbrengsten. Volle treinen Verder kregen we na de zomervakantie te maken met overvolle treinen vanuit diverse plaatsen in de provincie naar de stad. Deels had dit te maken met een reguliere reizigerspiek die na de herfstvakantie weer daalt. Dit komt doordat bijvoorbeeld studenten een kamer vinden in de stad. Toch hebben we moeten constateren dat de vervoerder Arriva de norm van het aantal toegestane reizigers heeft overtreden. We zijn dan ook met Arriva in overleg gegaan om een aantal korte termijn maatregelen te nemen en een aantal langere termijnmaatregelen af te spreken. Doel is om een dergelijke situatie in 2012 te voorkomen. Wegen N33 Onze focus ligt primair op een verdere verdubbeling van de N33. In februari 2011 heeft het ontwerptracébesluit voor de verdubbeling van Assen-Zuidbroek ter inzage gelegen. Het ontwerp-tracébesluit ging uit van een botonde; twee rotondes achter elkaar bij Zuidbroek. Met onze inzet en aanvullende bijdrage wordt hier nu een klaverblad gerealiseerd. Naar verwachting ligt het tracébesluit in de zomer van 2012 ter visie. In augustus is gestart met de aanbestedingsprocedure.
Politieke verantwoording 2011
25
N366 Ook met de realisatie van het eindbeeld N366 boeken we voortgang. De kruising van Boekerenweg is geopend en van twee kruisingen (Nulweg en Avebe) zijn realisatiebesluiten genomen. Verder zijn twee belangrijke ontsluitingswegen naar de stad, de N360 en de N361, in een heroriëntatie beland. N360 Voor de planstudie N360 is het alternatief aan de zuidzijde van het Eemskanaal (alternatief G) ontwikkeld en vastgesteld. Daarnaast is, gelet op de huidige beschikbare middelen, besloten de alternatieven die niet binnen het budget vallen niet verder te onderzoeken. De nadruk van het vervolg van de planstudie komt te liggen op doeltreffende en plaatsgebonden oplossingen. We gaan nu verder om een effectenanalyse uit te voeren van verschillende alternatieven. N361 Voor de N361 geldt dat we het besluit voor de aanleg van een nieuw tracé Mensingeweer-Ranum, inclusief rondweg Mensingeweer hebben genomen. Dit geldt ook voor de aanleg van het fietspad tussen Mensingeweer en Baflo. Er wordt gewerkt aan een plan voor het verbeteren van de verkeersveiligheid op de rest van de N361 en een Fietsroute Plus Winsum-Groningen. Zuidelijke ringweg Voor de aanpak van de Zuidelijke Ringweg hebben we in 2011 belangrijke vooruitgang geboekt. In de zomer van 2011 hebben bouwkundigen van de provincie, de gemeente Groningen en Rijkswaterstaat een nieuw plan gemaakt waarin een betere oplossing van de verkeersproblematiek nagenoeg binnen budget is ontworpen. Het ontwerp kent weliswaar nog een aantal lastige punten maar in grote lijnen is het een goede basis om op voort te borduren. Fietspaden De provincie wil het fietsen aantrekkelijk maken. Wanneer de Groningers de auto wat vaker laten staan en de fiets pakken, levert dat een bijdrage aan het bereikbaar en leefbaar houden van onze provincie. Vooral op ritten tot vijftien kilometer is veel winst te behalen, zeker met de opkomst van de elektrische fiets. Het belangrijkste speerpunt binnen het fietsbeleid is de realisatie van Fietsroutes Plus. Een Fietsroute Plus is een comfortabel en veilig fietspad, met extra aandacht voor een goede doorstroming, beschutting en een aantrekkelijke route. Het afgelopen jaar is de eerste Fietsroute Plus - tussen Groningen en Zuidhorn - voor het grootste gedeelte afgerond. Daarnaast wordt de start van de uitvoering van de tweede Fietsroute Plus - tussen Groningen en Bedum - voorbereid. Naast Fietsroutes Plus is er in ons fietsbeleid ook aandacht voor de aanpak van de verkeersonveiligheid, het faciliteren van ketenmobiliteit en promotie en communicatie. Zo is de capaciteit van fietsenstallingen bij treinstations in de periode 2009-2011 fors uitgebreid als gevolg van het rijksprogramma 'Ruimte voor de Fiets' en het RSP-programma 'Facelift Noordelijke Stations'. Vaarwegen In 2011 hebben we een langslepende kwestie kunnen sluiten, namelijk de overdracht van de vaarweg Lemmer-Delfzijl aan het Rijk. Dit is een langlopende onderhandeling geweest met voor ons uiteindelijk een zeer bevredigend resultaat. We hebben afspraken gemaakt over het beheer en onderhoud van zowel de hoofdkanalen als de zijkanalen. De kosten van dit werk worden gedragen door het Rijk en uitgevoerd door de medewerkers van beide provincies. Zo hebben we de werkgelegenheid kunnen behouden en aan de wens van het Rijk kunnen voldoen. Een belangrijk bijkomend voordeel is er voor de Groninger scheepvaart, want we kunnen nu snel aan de slag met het uitbaggeren van het Winschoterdiep. De voorbereiding hebben we dan ook direct in gang gezet en we verwachten dit in 2012 te kunnen starten. Ook is in 2011 gewerkt aan de totstandkoming van de nota beheer provinciale vaarwegen 2011-2020. De nota bevat de visie op de provinciale vaarwegen en de bijbehorende streefbeelden voor de periode 2011-2020. Communicatie Infrastructuurprojecten Infrastructuurprojecten komen tot stand in nauw overleg met de omgeving. Om de meningen over onze plannen te peilen, organiseren we geregeld inloopbijeenkomsten. Deze worden over het algemeen goed bezocht. De laatste tijd is het de gewoonte om bewoners zelf hun informatie tot zich te laten nemen door middel van informatie op panelen en kaarten. Tijdens een informatiebijeenkomst zijn medewerkers van de provincie aanwezig die een op een de vragen van de bezoekers kunnen
26
Politieke verantwoording 2011
beantwoorden. De ervaringen met de deze aanpak zijn positief. Bezoekers van een informatiebijeenkomst voelen zich gehoord en serieus genomen. In 2011 zijn voor ongeveer vijftien projecten inloopbijeenkomsten georganiseerd. Voorts hebben we afgelopen jaar een interactieve RSP-kaart ontwikkeld. Hierin zijn in één oogopslag alle projecten die voortvloeien uit het Regiospecifiek Pakket zichtbaar. Milieubeleid, -vergunningen- toezicht en -handhaving In 2011 zijn op het gebied van vergunningverlening diverse grotere projecten succesvol afgerond waarbij onze projectmatige aanpak gecombineerd met goed overleg met belanghebbenden een belangrijke rol heeft gespeeld. Concrete voorbeelden zijn het aanpassen van de vergunningen Geluidproject Delfzijl, bouw van de bio-energiecentrale van Eneco te Delfzijl, Vopak in de Eemshaven, Stikstofbufferproject van de Gasunie te Zuidbroek en Heiligerlee en de beroepszaak met betrekking tot de RWE-vergunning. Vanuit het project Vernieuwing Toezicht, met onder andere als doel de toezichtslast te verminderen, is samen met Akzo een pilot systeemgericht toezicht uitgevoerd. Hier zijn goede resultaten behaald en deze pilot krijgt dan ook een vervolg in het reguliere toezicht. Verder hebben we ook stappen gemaakt in de samenwerking met andere handhavingspartners zoals de inhuur van gemeenten en waterschappen voor Wabo-taken. Ook hebben we stappen gezet in de vorming van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD). In december is hiertoe een intentieverklaring ondertekend door nagenoeg alle Groninger gemeenten en de provincie. We grijpen deze ontwikkeling aan om de VTH-taken binnen de provinciegrenzen efficiënter en kwalitatief beter in te zetten. Deze kwaliteitsverbetering willen we ook doorzetten naar de werkprocessen binnen de provinciale organisatie (het provinciaal milieudomein). Daarbij is de ontwikkeling van een integraal milieubeleidskader een belangrijke opgave, onder andere ten behoeve van de invulling van de opdrachtgeverrol naar de RUD.
Politieke verantwoording 2011
27
28
Politieke verantwoording 2011
7.
Ruimte en landschap
Meerstad De kredietcrisis en de hieruit voortvloeiende economische achteruitgang hebben vanaf 2008 geleid tot een sterk dalende afzet van woningen. Met de gemeente Groningen als leadpartner hebben we samen met de andere bij het project betrokken private en publieke partijen gewerkt aan een stedenbouwkundige en financiële herijking van het project Meerstad, om zo adequaat te kunnen reageren op de verslechterde situatie op de woningmarkt. Deze herijking is in december 2011 gepresenteerd. Het financiële en organisatorische raamwerk van het project Meerstad is aangepast. Dit betekent dat de gemeente Groningen als enig aandeelhouder in de GEM Meerstad de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van Meerstad op zich neemt. De gemeente Slochteren richt zich op haar grondgebied op de realisatie van de publieke voorzieningen en het beheer van de openbare ruimte. Wij zullen de EHS-opgave buiten het exploitatiegebied nader vormgeven. De oorspronkelijke samenwerkings- en bestuursovereenkomsten worden ontbonden en er zullen nieuwe samenwerkingsovereenkomsten worden gesloten tussen partijen. Wij dragen ruim 6 miljoen euro bij aan de herijking van de grondexploitatie van Meerstad. Herziening Provinciale omgevingsverordening In 2009 is met het Provinciaal Omgevingsplan (POP) de Provinciale omgevingsverordening (POV) vastgesteld. Sindsdien is de POV op enkele onderdelen herzien. In 2011 is een pakket technische wijzigingen aan Provinciale Staten voorgelegd. Naar aanleiding van een motie van PS zijn de uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij sterk beperkt. In februari is in de POV de bepaling opgenomen dat ziekenhuizen in beginsel uitsluitend in centrumstedelijke plaatsen mogen worden gebouwd. Begin 2011 hebben wij de POV samen met gemeenten en stedenbouwkundige bureaus inhoudelijk geëvalueerd, met het doel om de borging van de provinciale ruimtelijke belangen op een bestuurs- en regelluwere wijze te regelen. De resultaten daarvan worden betrokken bij de, inmiddels in voorbereiding zijnde, herziening van de Omgevingsverordening. Deze herziening is tevens is vereist in verband met wijzigingen in nationale wet- en regelgeving. Voorafgaand aan het in procedure brengen van een ontwerpherziening voeren wij hierover overleg met Groninger gemeenten, stedenbouwkundige bureaus, de LTO en natuur- en milieuorganisaties. Intensieve veehouderij Naar aanleiding van een door provinciale staten aangenomen motie is begin 2011 de Omgevingsverordening op het gebied van de Intensieve veehouderij (IV) herzien. Met de nieuwe regels wordt aantasting van het landschap, de woonomgeving, en toerisme en recreatie door intensieve veehouderij verdergaand voorkomen. De kern van deze nieuwe regels is dat, rekening houdend met de overige functies in het landelijk gebied, geen uitbreidingsruimte wordt geboden, 2 respectievelijk een beperking van de uitbreidingsruimte tot 5.000 of 7.500 m . Dit onderscheid is zichtbaar gemaakt op een kaart met witte, gele en groene gebieden. De kleur van het gebied bepaalt in hoeverre intensieve veehouderijen mogen uitbreiden. Overheveling bouwblok-op-maat-methode tot 2 ha Wij hechten aan een goede samenwerking met de Groninger gemeenten. Wij willen gemeenten niet te veel voor de voeten lopen en verkennen waar de mogelijkheden liggen om provinciale taken over te hevelen naar gemeenten. Een van de bevoegdheden die wij overhevelen naar gemeenten is de maatwerkbenadering voor agrarische schaalvergroting tot 2 ha. We vergroten daarmee de bovengrens van gemeentelijke verantwoordelijkheid van 1,5 naar 2 ha. Daartoe zijn de eerste gesprekken met Libau en de gemeenten gestart. De overheveling van deze bevoegdheid wordt meegenomen in de herziening van de Provinciale Omgevingsverordening. Schaalvergroting van meer dan 2 ha. blijft een provinciale verantwoordelijkheid. Dergelijke uitbreidingen hebben een dusdanige invloed op het landschap dat, naast een gemeentelijke afweging, een afweging op provinciaal niveau van belang is. Wij willen met de Groninger gemeenten eenduidige afspraken maken over de maatwerkbenadering. Hiervoor worden bestuursovereenkomsten voorbereid. Buizenzone De stichting Buizenzone Eemsdelta, opgericht door Groningen Seaports en de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM), onderzoekt de mogelijkheden om een buizenzone aan te leggen tussen de Eemshaven en Delfzijl. De buizenzone is bedoeld om tussen beide bedrijventerreinen energie, gassen en vloeistoffen te kunnen uitwisselen. In het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013
Politieke verantwoording 2011
29
en de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 staan hiervoor drie mogelijke tracés opgenomen. Het Milieueffectrapport (MER) en het Landbouweffectrapport (LER) van de Buizenzone Eemsdelta hebben dit najaar ter inzage gelegen voor inspraak. Voor bewoners in de Eemsdelta zijn informatiebijeenkomsten georganiseerd die goed zijn bezocht. In de rapporten is een drietal tracés onderzocht; het gaat hier om twee tracés over land, het zogeheten Leermenstracé en het Holwierdetracé, en een tracé dat door zee loopt; het Eems-Dollardtracé. Wij maken nu nog geen keuze voor een van de tracés. Wij vinden het van belang om eerst de mening van de omgeving horen. Uit inspraakreacties op deze rapporten kwam meerdere malen de suggestie naar voren om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een tracé langs de N33. Deze suggestie hebben wij overgenomen. Gasopslag in Pieterburen Het Franse bedrijf EDF heeft voor gasopslag in een zoutkoepel bij Pieterburen een opsporingsvergunning gekregen van het ministerie van EL&I. Met een proefboring kan het bedrijf de kwaliteit van het zout bepalen om daarna een besluit te nemen over de winning van zout. Door de winning van het zout zullen cavernes ontstaan waarin aardgas kan worden opgeslagen. Naar aanleiding van de aanvraag en in bezwaar tegen de opsporingsvergunning hebben wij bij het ministerie van EL&I kenbaar gemaakt dat wij ons afvragen of er binnen onze provincie, dan wel elders alternatieve locaties zijn waar de ondergrondse opslag en de bovengrondse inpassing van de installaties tot een duurzamere oplossing leiden. Minder schadelijk voor natuur, landschap en economische waarden als recreatie en toerisme. Mocht er geen volwaardig alternatief worden aanvaard dan streven wij ernaar om in overleg met EDF de bovengrondse technische installaties op een plek te realiseren die minder schadelijk is voor natuur, landschap en economische waarden. Het open en ongeschonden landschap bij Pieterburen is een belangrijke waarde die behouden moet worden. Een bovengrondse installatie doet daar afbreuk aan. Bedrijventerreinen Er is een restrictief beleid gevoerd voor aanleg van nieuwe en uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen. Aanleg en uitbreiding zijn alleen mogelijk binnen het Provinciaal Omgevingsplan (POP) opgenomen zoekgebieden en met toepassing van de SER-ladder. In 2011 zijn geen nieuwe bestemmingsplannen voor nieuwe ontwikkelingen gestart. Het accent ligt op revitalisering van bestaande bedrijfsterreinen. Voor uitvoering van dit beleid is financiering beschikbaar. 4,6 miljoen euro gedecentraliseerde rijksmiddelen en 4,6 miljoen euro provinciale cofinanciering. Er is een eerste projectaanvraag met een gevraagde subsidie van 350.000 euro binnengekomen. Natuurakkoord In 2011 werd duidelijk dat het Rijk de bezuinigingen op het natuurbeleid door ging zetten. Gebiedsontwikkelingen hebben daardoor het afgelopen jaar vrijwel geheel stilgelegen. Wij hebben samen met andere provincies via het IPO stevig onderhandeld met het Rijk. In september 2011 kwam het tot een Natuurakkoord, echter met veel ruimte voor interpretatie, onder andere over de levering van rijksgronden en het agrarisch natuurbeheer buiten de ecologische hoofdstructuur. Provinciale Staten hebben aangegeven niet akkoord te gaan met de resultaten en verder te onderhandelen. Ook de provincies Drenthe, Fryslân, Flevoland en Noord-Brabant stonden op dit standpunt. De gesprekken zijn in IPO-verband hervat met als inzet: duidelijkheid over de condities waaronder de provincies de verantwoordelijkheid voor de natuur van het Rijk over gaan nemen. Voor de zomer hebben de Manifestpartijen in het landelijk gebied het ‘Groenmanifest’ aangeboden. Hierin stellen zij de robuuste verbindingen te schrappen, maar blijft een robuuste ecologische structuur overeind die ecologisch goed kan functioneren met voldoende biodiversiteit. De Manifestpartijen hebben ons gevraagd het Groenmanifest te omarmen én financieel een stap te zetten, nu de decentralisatie dichtbij komt. Wij hebben echter eerst de resultaten van de onderhandelingen afgewacht, voordat wij hierover een standpunt innamen. Natuurbeschermingswet RWE/Essent Afgelopen zomer heeft de Raad van State de vergunningaanvraag op de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) van RWE/ Essent vernietigd. De passende beoordeling van mogelijk nadelige gevolgen voor de nabijgelegen natuurgebieden beoordeelt zij als onvolledig. Het gaat om de Nb-wet vergunningen die in 2008 verleend zijn door het ministerie van Landbouw en Gedeputeerde Staten van Groningen en Fryslân. Deze uitspraak kreeg veel aandacht van landelijke media. De bouw van de centrale gaat door op basis van een gedoogvergunning die loopt tot 23 juni 2012. RWE/Essent heeft een half jaar
30
Politieke verantwoording 2011
de tijd om een nieuwe aanvraag in te dienen. Het concern is hiervoor het regulier vooroverleg met de provincie als bevoegd gezag gestart. Economie & Ecologie Wij willen een duidelijkere balans tussen economische en ecologische ontwikkeling. De dialoog met en tussen bedrijfsleven en natuur- en milieuorganisaties in de Eemsdeltaregio is vervolgd. De methode Strategisch Omgevingsmanagement kost tijd, maar stapsgewijs zijn partijen dichter bij elkaar gekomen. Het vertrouwen onderling is gegroeid. Deelnemende partijen hebben het gevoel dat er wederzijds respect en gehoor is, voor zowel economische als ecologische belangen. Een belangrijk doel is het vergunningproces te vereenvoudigen. Verschillende partijen denken bijvoorbeeld mee over lopende procedures zoals MER Oosterhorn. Ook bestaande bedrijven zitten hierbij aan tafel. Bij de vergunningen van VOPAK en Eemsmond Energie zijn in de lijn van Economie & Ecologie resultaten geboekt. De vergunning voor Vopak is in 2011 verleend. Dit bedrijf betrok in een vroegtijdig stadium overheid en natuur- en milieuorganisaties om duidelijke afspraken te maken over natuurmaatregelen. Streven is om in het voorjaar van 2012 concrete afspraken te maken over structurele samenwerking. Ganzenpilot De populaties ganzen in de provincie Groningen veroorzaken substantiële schade op landbouwpercelen. Op dit moment worden de ganzen met vlaggen, schriklinten, knalapparaten al zoveel mogelijk verjaagd. Wanneer dat niet helpt mogen ganzen afgeschoten worden. Bij de voorjaarsnota 2011 is een motie aangenomen waarin het College van GS werd verzocht om methoden te onderzoeken om schade door populaties ganzen op landbouwpercelen te voorkomen. Voor dit project is 150.000 euro beschikbaar gesteld. De provincie selecteert proefgebieden voor alternatieve manieren om ganzenschade zoveel mogelijk te voorkomen. Waddenfonds In 2011 is het Waddenfonds gedecentraliseerd naar de drie betrokken provincies. In september is dat officieel overgedragen. In overleg tussen het Rijk en de provincies Noord-Holland, Fryslân en Groningen is gekozen voor een effectievere en efficiëntere bestuurlijke organisatie voor de Waddenzee. Wij hebben samen met de andere provincies gekozen voor een programma-aanpak en het tendersysteem losgelaten. Gebiedsopgaven Regio Groningen Assen Binnen de Regio Groningen Assen (RGA) hebben we samen met twaalf gemeenten en de provincie Drenthe een regionaal woningbouwprogramma vastgesteld op basis van woningbehoeftenramingen. Nu het economisch tij is gekeerd, stagneert de woningbouw en moeten de ambities worden bijgesteld. De regio wil met het beperken van het programma en het versterken op kwaliteit (nieuwe) financiële risico's voorkomen, de aanwezige woningvraag zo goed mogelijk bedienen en de regionale markt stimuleren. Landelijk onderzoek van Deloitte becijferde dat landelijk de tekorten kunnen oplopen tot € 2,9 miljard. Van een aanvankelijke jaarproductie van 2900 woningen, bereidt de regio zich momenteel voor op een markscenario van 1000-1500 woningen per jaar. Dit betekent een forse bijstelling van gemeentelijke woningbouwplannen en herijking van diverse grondexploitaties. In het afgelopen jaar is gewerkt aan deze voorbereiding van een herijkt woningbouwprogramma, waarmee de vrijwillige regionale samenwerking ook in moeilijke tijden daadkracht toont. Eemsdelta De Eemsdelta kent complexe en dynamische opgaven, onder meer economische ontwikkeling nabij het Werelderfgoed Waddenzee en de demografische ontwikkeling die grote gevolgen herbergt voor de regio. Dat vraagt om een samenhangende aanpak. Provincie en gemeenten voor de Eemsdelta een ontwikkelopgave geformuleerd en besloten dit samen op te pakken. In het daartoe gesloten bestuursakkoord Eemsdelta is hier in de vorige collegeperiode een start mee gemaakt. Op 31 mei 2011 heeft een bestuurlijke conferentie plaats gevonden waarin de colleges van de provincie en de Eemsdeltagemeenten met elkaar hebben geconfereerd over de projecten, stand van zaken en verwachtingen ten aanzien van de ontwikkelingen en ten aanzien van elkaar. In feite heeft dat een soort reset van het bestuursakkoord opgeleverd. Tijdens de bestuurlijke conferentie is de wil tot samenwerking herbevestigd, inclusief afspraken over de bestuurlijke vormgeving. Partijen hebben ingestemd met inhoudelijke ambities op het gebied van onder andere de intergemeentelijke ontwikkelingsvisie, woon- en leefbaarheidplan en het maken van een verdeling van baten en lasten.
Politieke verantwoording 2011
31
Gemeenten, provincie en maatschappelijke organisaties werken intensief samen in stuur- en werkgroepen op de beleidsterreinen economie, ecologie, wonen/leefbaarheid, ruimtelijke ordening en bestuur. In 2012 worden de resultaten gepresenteerd aan raden en staten. Blauwestad Het aantal bezoekers aan Blauwestad stijgt en dat is goed voor de lokale en regionale economie. Het gebied is geliefd bij recreanten, een verdere toename van toerisme is te verwachten. Provincie en gemeente Oldambt investeren dan ook 3 miljoen euro voor een kwaliteitsimpuls. In het nieuwe Havenkwartier komt een bruisend centrum: 130 ligplaatsen, aanlegsteigers, camperplaatsen, een restaurant én uitkijktoren, een havenkantoor en een nieuw verkoopcentrum het kloppend hart van Blauwestad. Bij het Oldambtmeer is begonnen met de aanleg van een nieuwe vaarweg: de Blauwe Passage. De route loopt vanaf het meer langs Midwolda naar het Nieuwe Kanaal. Met de nieuwe waterweg krijgen Blauwestad en de dorpen rondom het Oldambtmeer, via het Termunterzijldiep, een verbinding met de zee en andere vaarroutes in Nederland. Gebiedsvisie Lauwersmeer Voor het hele Lauwersmeergebied is samen met de provincie Fryslân en de omliggende gemeenten visie Koers voor het Lauwersmeer bepaald. Vooruitlopend op de nieuwe werkwijze van het Waddenfonds is afgesproken een programmatische aanpak te kiezen; zo maken we goede kans op subsidie uit het fonds. Daarnaast is afzonderlijk voor Lauwersoog een uitvoeringsprogramma in verder gevorderd stadium van voorbereiding, samen met de gemeente De Marne. Provincie en gemeente willen al in 2012 een beroep doen op het Waddenfonds. Met stakeholders loopt overleg over precieze invulling. Het gaat zowel om particulierinitiatief als om overheidsinvesteringen. Gedacht wordt aan de volgende projecten: aanpassing visserijhaven in relatie met verduurzaming visserij; uitbreiding van functies visafslag; vestiging van een hotel; ideeën (van een gerenommeerde partij) voor een kunstpaviljoen; informatiecentrum Werelderfgoed/Nationaal Park Lauwersmeer; versterking recreatieve verbinding tussen de meerzijde en de haven. Structuurvisie voor de ondergrond In het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 (POP) en de Bodemvisie zijn de eerste beleidsvoornemens van de provincie voor de ondergrond vastgelegd. De op te stellen structuurvisie voor de ondergrond sluit hierop aan en zal een verdere uitwerking van deze voornemens bevatten. In de structuurvisie zullen ook de overige gewenste activiteiten en ontwikkelingen in de ondergrond opgenomen worden. Het traject om te komen tot de structuurvisie bestaat uit verschillende processtappen. De eerste stap is het formuleren van de provinciale ambities en randvoorwaarden voor het gebruik van de ondergrond. Het resultaat van deze eerste stap is weergegeven in de Strategische Agenda. In 2011 hebben wij ingezet op het vormen van de Strategische Agenda. Deze is tot stand gekomen in samenwerking met verschillende relevante partijen die betrokken zijn bij activiteiten in de ondergrond. Bodemdaling In oktober 2011 zijn er tijdens een bewonersavond in Loppersum twee onderzoeken gepresenteerd waarin is gekeken naar de mogelijke schade aan gebouwen die kan ontstaan door aardbevingen en naar de relatie tussen bodemdaling en schade aan gebouwen. Aanleiding voor deze onderzoeken was een aantal aardbevingen in de omgeving van Loppersum waardoor er onrust ontstond bij omwonenden. De onderzoeken hebben veel informatie opgeleverd maar nieuwe vragen opgeroepen. De verwachting is dat de aardbevingen nog een lange tijd blijven optreden. Daarom is het van belang om inwoners zo goed mogelijk van informatie te voorzien over de aardbevingen en de afhandeling van eventuele schade. Hiervoor zijn een aantal vervolgstappen overeengekomen met de Nederlandse Aardoliemaatschappij. Bij omwonenden van NedMag is tevens onrust ontstaan over de oorzaken van bodemdaling. Ook hiernaar hebben wij een onderzoek gestart in samenwerking met NedMag, het waterschap Hunze en Aa’s en de gemeenten Veendam en Vlagtwedde.
32
Politieke verantwoording 2011
8.
Financiën
In het collegeakkoord dat na de verkiezingen is afgesloten, zijn de financiële kaders voor de periode 2011-2015 geformuleerd. Vertrekpunt daarin vormt het bezuinigingskader dat in 2010 door provinciale staten is vastgesteld. In het collegeakkoord is nieuw beleid en enkele beleidsintensiveringen opgenomen, waarvoor middelen zijn vrijgemaakt. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota zijn bestedingsvoorstellen aangenomen. Dit samen met de doorwerking van een aantal rijksbezuinigingen leidde ertoe dat er vrijwel geen vrije begrotingsruimte voor de komende jaren resteert. Afwikkeling verkoop Essent Mede als gevolg van de verkoop van het productie- en leveringsbedrijf (PLB) van Essent aan RWE in 2009, beschikt de provincie Groningen over een stevige liquiditeitspositie. De betreffende middelen zetten wij onder meer in voor het uitvoeren van het Regiospecifiek Pakket. Medio 2011 is overeenstemming bereikt over een oplossing van het eerder ontstane geschil betreffende de medeverkoop aan RWE van het voormalige belang van Essent in het zuidelijke elektriciteitsproductiebedrijf EPZ, dat onder meer de kerncentrale Borssele exploiteert. Hierdoor is de levering van dat belang aan RWE alsnog mogelijk geworden en is de corresponderende inhouding op de koopsom voor het PLB Essent alsnog vrijgevallen ten gunste van haar voormalige aandeelhouders waaronder de provincie Groningen. Daarbij is een bedrag van ca. 52 miljoen euro uitgekeerd aan de provincie Groningen. Bij de verkoop van Essent is een escrowfund van 800 miljoen euro gevormd, ter dekking van nagekomen claims. In 2011 is een eerste tranche, na verrekening van claims, vrijgevallen van 358 miljoen euro, waarvan ruim 6% (ruim 21 miljoen euro) ten goede kwam aan de provincie Groningen. Herverdeling Provinciefonds In het voorjaar van 2011 heeft de Ministerraad op voorstel van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een besluit genomen over een nieuwe verdeling van de uitkeringen uit het Provinciefonds ingaande 2012. Onderdelen van het nieuwe verdeelmodel zijn afzonderlijke uitgavenijkpunten voor beheer- en ontwikkeltaken, een nieuwe maatstaf voor inkomsten uit vermogen, een actualisatie van het rekentarief Motorrijtuigenbelasting (MRB) en de afschaffing van de bestuurlijke correctie van het huidige verdeelmodel. We kunnen concluderen dat het nieuwe verdeelmodel - in vergelijking met het tot en met 2011 van toepassing zijnde verdeelmodel - onze provincie vanaf 2012 een structureel voordeel van circa 1,07 miljoen euro per jaar oplevert. Dit structurele voordeel hebben wij verwerkt in de meerjarenramingen, die wij u afgelopen najaar in het kader van de Programmabegroting 2012 hebben gepresenteerd. Landsbanki Wij hebben eind 2011 3,4 miljoen euro terugontvangen van Landsbanki in IJsland. In 2009 kregen wij al de 20 miljoen euro die waren uitgezet bij de Kaupthing Bank teruggestort. Daarmee is nu 23,4 miljoen euro van de in totaal 30 miljoen euro die de provincie, ook namens verbonden partijen, in 2007 bij twee IJslandse banken had uitgezet, terugbetaald. Wij hebben de verwachting dat ook het resterende bedrag van ruim 6 miljoen euro grotendeels zal worden terugbetaald Organisatie Overdracht muskusrattenbestrijding Op grond van de wijziging van de Waterwet en de Waterschapswet hebben wij de taak van de muskus- en beverrattenbestrijding formeel per 1 juli 2011 overgedragen aan de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest. Met de waterschappen is uitvoerig overleg gevoerd om de overdracht van de werkzaamheden en de overgang van de van medewerkers zorgvuldig te laten plaatsvinden. Daarbij is tevens in gezamenlijk overleg met de bonden een sociaal plan vastgesteld. In totaal zijn 31 medewerk(st)ers overgegaan naar de waterschappen. Mobiliteit en strategisch personeelsbeleid In 2011 is gestart met het traject inzetbaarheid in het kader van de formatiereductie die gerealiseerd moet zijn voor 2015. De werkwijze is erop gericht om medewerkers die boventallig (dreigen te) worden op basis van talenten en ontwikkelingswensen breder inzetbaar te maken en van werk naar werk te begeleiden op de interne dan wel externe arbeidsmarkt. Daarvoor is een aantal maatregelen genomen en hulpmiddelen ingezet waaronder het instellen van een regiegroep vacatures en een aangepast
Politieke verantwoording 2011
33
werving- en selectiebeleid. Er is een categorie-indeling ingesteld, waarbij medewerkers die boventallig zijn of dreigen te worden in mobilteitscategorieen zijn ingedeeld en daardoor voorrang hebben bij sollicitatieprocedures. Alle medewerkers maken een Persoonlijk Inzetbaarheidsplan en kunnen ondersteuning krijgen in de vorm van loopbaanbegeleiding en/of sollicitatie- en netwerkbegeleiding of coaching en daar waar nodig kunnen ze cursussen of trainingen volgen. Diversiteitsbeleid Conform het collegeprogramma is in 2011 een eerste aanzet gedaan met betrekking tot Diversiteitsbeleid. Binnen de afdeling P&O is een projectleider aangesteld voor een aantal uren per week die specifieke aandacht aan dit onderwerp besteedt. Doel is mensen vanuit een achterstandspositie op de arbeidsmarkt, zoals bijvoorbeeld gehandicapten een kans te bieden binnen de organisatie. CAO De inzet om een CAO te realiseren is in 2011 niet gelukt. Bonden en werkgevers kwamen (nog) niet tot een overeenkomst.
34
Politieke verantwoording 2011
Rekening in één oogopslag De rekening over 2011 is afgesloten met een voordelig saldo voor bestemming van het resultaat van € 177.430.686. Per saldo werd over 2011 een bedrag van € 157.822.307 toegevoegd aan de reserves. Het resultaat na bestemming komt daarmee uit op € 19.608.378. De overboeking van kredieten, voor zover niet meegenomen in de Integrale Bijstelling van de begroting 2011, naar 2012 komen uit op € 8.375.914. Het resultaat na overboeking bedraagt € 11.232.464. In de voordracht bij de rekening 2011 is de bestemming van het resultaat opgenomen. In onderstaande tabel is het rekeningresultaat weergegeven. Tabel rekeningresultaat 2011
gerealiseerd bedrag 2010
Omschrijving Baten Lasten
geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
368.529.750 353.698.308
394.480.568 405.830.632
534.480.162 357.049.476
Resultaat voor bestemming
14.831.442
-11.350.064
177.430.686
Mutatie reserves
-2.776.268
11.350.065
-157.822.307
Resultaat na bestemming
12.055.174
1
19.608.378
Overboeking kredieten 2011-2012
8.375.914
Resultaat na overboekingen
11.232.464
In onderstaande tabel is per programma een specificatie opgenomen van de verschillen tussen raming en realisatie. (bedragen x € 1.000)
Tabel programmarealisatie Programm a
Beg roting lasten baten
raming-/realisatie
R ealisatie lasten baten
overboeking
m utaties reserves
netto saldo
1
Leven en wonen in Groningen
11.376
340
20.704
9.865
196
271
-518
-592
2
Ondernemend Groningen
43.997
39.276
40.883
91.886
55.724
129
70.449
126.044
3
Bereikbaar Groningen
125.016
81.493
114.371
147.584
76.737
2.957
67.827
141.607
4
Karakteristiek Groningen
47.025
28.702
25.321
14.650
7.651
15.596
23.248
5
Schoon/veilig Groningen
26.672
3.078
22.415
13.124
14.303
308
13.174
27.169
6
Energiek Groningen
9.248
7.417
370
2.201
968
-2.174
-940
7
Gebiedsgericht beleid
5.913
158
3.238
14.842
17.359
1.880
0
15.479
8
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
78.355
42.253
73.946
41.612
3.767
1.401
-1.390
977
9
Bes tuur
15.457
46
14.300
45
1.156
244
-60
852
10 Bedrijfsvoering 11 Algemene middelen Mutaties reserves Totaal
2.712
2.178
477
2.833
2.891
177
-305
2.409
40.059
196.957
33.976
197.669
6.795
42
-4.779
1.975
405.831
394.481
357.049
534.480
188.781
8.376
55.840
67.190
254.373
96.550
-169.172
461.671
461.671
611.422
631.030
19.608
8.376
157.822
338.227
-157.822
-326.995
0
11.232
De uitgaven over 2011 werden bij de Integrale Bijstelling geraamd op een bedrag € 405.831.000. De geraamde stortingen in de reserves werden geraamd op € 55.840.000. De geraamde totale lasten bedroegen na de Integrale Bijstelling € 461.671.000. De werkelijke uitgaven bedroegen € 357.049.000, het werkelijke bedrag dat aan de reserves werd gedoteerd bedroeg € 254.373.000. De werkelijke lasten over 2011 bedroegen in totaal € 611.422.000. De geraamde baten over 2011 werden bij de Integrale Bijstelling bedroegen € 394.481.000. De geraamde onttrekkingen bedroegen € 67.190.000. De totale raming bedroeg € 461.671.000. De werkelijke baten bedroegen € 534.480.000, de werkelijke onttrekkingen aan de reserves € 95.550.000. Totaal bedroegen de baten over 2011 € 631.030.000
Rekening in één oogopslag
35
Het resultaat na overboeking bedraagt € 11.232.464. Bij het afsluiten van het boekjaar zijn een drietal voorzieningen vrijgevallen. Dit betreft de voorziening Landsbanki ad € 5.231.618, de voorziening WAO eigen risico ad € 1.700.000 en de voorziening Frictiekosten ad € 500.000. Zonder vrijval van deze voorzieningen zou het rekeningresultaat na overboeking € 3.800.846 bedragen. In deel 2 van de Programmarekening worden de afwijkingen per programma nader toegelicht. De balans, die de financiële positie ultimo 2011 weergeeft is hieronder opgenomen.
BALANS PER 31 DECEMBER 2011 met vergelijkende cijfers per 31 december 2010 ACTIVA Materiële vaste activa Financiële vaste activa
Vlottende activa
2011 92,45 595,93
2010
PASSIVA
688,38
88,65 Reserves inclusief resultaat 620,53 Voorzieningen Langlopende geldleningen en waarborgsommen 709,18
821,89
562,25 Vlottende passiva
1.510,27
1.271,43
SPECIFICATIE RESERVES
Algemene reserve Bruto rekeningresultaat Bestemmingsreserves
solvabiliteit
In deel 4 van de Programmarekening wordt de balans nader toegelicht.
36
Rekening in één oogopslag
2011
2010
994,93 36,89
817,50 34,36
0,05 1.031,87
0,15 852,01
478,40
419,42
1.510,27
1.271,43
ULTIMO
2011 48,18 19,61 927,14
2010 58,77 12,06 746,67
994,93
817,50
65,88%
64,30%
Deel 2 Programmarekening 2011 Beschrijving en middeleninzet per programma
Inleiding In dit deel van de Programmarekening 2011 wordt bij elk programma en de daarbinnen te onderscheiden thema’s een beschrijving gegeven van het gevoerde beleid. Daarbij zullen drie vragen als leidraad dienen: Wat hebben wij bereikt?, Wat hebben we daarvoor gedaan? en Wat heeft het gekost? Dit deel van de programmarekening is als volgt opgebouwd. Allereerst volgt hierna een overzicht van het middelenbeleid en –beheer. Daarna worden in de hoofdstukken 1 tot en met 10 de verschillende programma’s verantwoord. Dit geschiedt in de eerste plaats inhoudelijk. Telkens zal daarbij een onderscheid worden gemaakt tussen voorgenomen beleid en uitgevoerde acties. Aan het slot van elk hoofdstuk staan de financiële consequenties van het uitgevoerde beleid. In hoofdstuk 11 worden de algemene middelen toegelicht. Deel 2 wordt besloten met een recapitulatie van de lasten en baten per programma en een overzicht van de rekening 2011. Tevens is een overzicht van de begroting 2011 en alle begrotingswijzigingen opgenomen.
Inleiding
39
40
Inleiding
0.
Middelenbeleid en -beheer
Dit hoofdstuk is opgebouwd uit de volgende onderdelen: 0.1. Financieel beleid 2011; 0.2. Rekeningresultaat 2011.
0.1
Financieel beleid 2011
Het begrotingsjaar 2011 startte met een flexibel budget van circa € 8,44 miljoen. Dit was exclusief de middelen die beschikbaar zijn voor onvoorziene uitgaven (circa € 0,67 miljoen). In het najaar van 2010 verslechterde het begrotingsbeeld 2011 ten opzichte van de ramingen in de oorspronkelijke begroting 2011. Zo bleek bij de Integrale Bijstelling 2010 dat de omvang van het flexibel budget 2011, vooral vanwege de hogere kapitaallasten, met ongeveer circa € 2,32 miljoen afnam tot circa € 6,12 miljoen. Met het oog op de voorziene nadelige gevolgen van het regeerakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen is op dat moment geen verdere invulling aan de begrotingsruimte gegeven. In de Voorjaarsnota 2011 nam de omvang van het flexibel budget toe met circa € 2,69 miljoen tot € 8,81 miljoen door met name lagere kapitaallasten. In het kader van de voorstellen nieuw beleid 2011-2015 op basis van het collegeprogramma 2011-2015 en de door uw Staten bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2011 aangenomen moties en amendementen is de begrotingsruimte 2011 afgenomen met € 3,15 miljoen tot een bedrag van € 5,66 miljoen. In de Integrale Bijstelling 2011 bleek dat de financiële gevolgen van de externe ontwikkelingen en de sinds de Voorjaarsnota 2011 door ons genomen besluiten er per saldo toe leiden dat de beschikbare begrotingsruimte 2011 met € 3,47 miljoen afnam tot circa € 2,19 miljoen. Deze afname was de resultante van enigszins tegenvallende externe ontwikkelingen (€ 0,63 miljoen), een aantal aanvullende bestedingsvoorstellen (- € 3,31 miljoen) en het verlagen van de post voor onvoorziene uitgaven met circa € 0,47 miljoen. Op de post voor werkelijk onvoorziene uitgaven 2011 resteerde na de Integrale Bijstelling 2011 een bedrag van circa € 0,20 miljoen. In de Integrale Bijstelling 2011 hebben wij voorgesteld de ruimte 2011 van € 2,19 miljoen niet meer in te vullen en door te schuiven naar het begrotingsjaar 2012 om de begrotingsruimte in dat jaar weer redelijk op peil te brengen. Bij de Jaarrekening 2011 blijkt nu dat het voordelig rekeningsaldo 2011 uitkomt op circa € 19,61 miljoen. Daarbij is al rekening gehouden met de bij de Integrale Bijstelling 2011 gegeven bestemming aan de toen geconstateerde begrotingsruimte 2011. Wordt rekening gehouden met de overboeking van kredieten van 2011 naar 2012 (€ 8,38 miljoen) dan resteert er nog een bedrag van ongeveer € 11,23 miljoen.
Middelenbeleid en -beheer
41
0.2
Rekeningresultaat 2011
De rekening over 2011 is afgesloten met een voordelig saldo voor bestemming van het resultaat van € 177.430.686. Per saldo werd over 2011 een bedrag van € 157.822.307 toegevoegd aan de reserves. Het resultaat na bestemming komt daarmee uit op € 19.608.378. De overboeking van kredieten, voor zover niet meegenomen in de Integrale Bijstelling van de begroting 2011, naar 2012 komen uit op € 8.375.914. Het resultaat na overboeking bedraagt € 11.232.464. In de voordracht bij de rekening 2011 is de bestemming van het resultaat opgenomen. In onderstaande tabel is het rekeningresultaat weergegeven. Tabel rekeningresultaat 2011 Omschrijving Baten Lasten
gerealiseerd bedrag 2010
geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
verschil ramingrealisatie
368.529.750 353.698.308
394.480.568 405.830.632
534.480.162 357.049.476
139.999.594 48.781.155
Resultaat voor bestemming
14.831.442
-11.350.064
177.430.686
188.780.749
Mutatie reserves
-2.776.268
11.350.065
-157.822.307
169.172.372
Resultaat na bestemming
12.055.174
1
19.608.378
19.608.378
Overboeking kredieten 2011-2012
8.375.914
Resultaat na overboekingen
11.232.464
Wat opvalt is dat het resultaat voor bestemming ten opzichte van de raming fors is toegenomen (€ 188.780.749). Een groot deel van het positieve saldo is toegevoegd aan reserves. Ten opzichte van de raming is € 169.172.372 extra aan reserves toegevoegd. In de analyse bij het onderdeel algemene dekkingsmiddelen worden per reserve de afwijkingen nader toegelicht. De grootste afwijkingen worden hierna kort toegelicht. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen afwijkingen Op basis van het met het Rijk afgesloten convenant is onder andere de afkoop van beheer, onderhoud en vervangingsinvesteringen Winschoterdiep/Rensel geregeld. Zie ook voordracht 37/2011. De eind 2011 ontvangen middelen zijn aan reserves toegevoegd. In 2011 zijn middelen ontvangen als gevolg van de verkoop van ons aandeel in het bedrijf Publiek Belang Elektriciteitsproductie BV (PBE) en de vrijval van Cross Border Lease/Escrows. De ontvangen middelen zijn ter dekking van de uitvoering van MIT-projecten toegevoegd aan de reserve ESFI. Een aantal specifieke uitkeringen van het Rijk zijn in 2011 decentralisatieuitkeringen geworden en zijn daardoor onderdeel van het Provinciefonds. Het niet bestede deel van de middelen wordt niet meer als schuld aan het Rijk opgenomen, maar wordt of overgeboekt naar 2012 of toegevoegd aan bestaande bestemmingsreserves, Daarnaast zijn in 2010 ontvangen middelen alsnog toegevoegd aan reserves. De mutaties hebben betrekking op onder andere middelen voor Krimp, convenant bedrijventerreinen, ISV-3 en bodemsanering. Voor de uitvoering van diverse projecten en het verstrekken van subsidies worden onder andere middelen beschikbaar gesteld vanuit de reserves provinciale meefinanciering en RSP. Daarnaast is de reserve PLG als egalisatiereserve gekoppeld aan de middelen voor de uitvoering van het meerjaren programma PLG. Eind 2011 zijn de geraamde middelen niet aangewend en daardoor niet onttrokken dan wel toegevoegd aan de betreffende reserves. Op deze manier blijven de middelen beschikbaar voor 2012 en volgende jaren. In 2011 zijn een tweetal risico’s die zijn opgenomen in de risicoparagraaf manifest geworden. Dit betreft het risico als gevolg de herijking van het plan Meerstad ad.€ 6.207.757 (voordracht 45/2011) en het risico met betrekking de eindafrekening programma EPD 1997-1999 ad. € 680.347. De kosten zijn ten laste van de algemene reserve gebracht.
42
Middelenbeleid en -beheer
75.000.000
49.756.021
34.658.239
10.907.429
-/- 6.888.104
Voor de uitvoering van investeringprojecten met betrekking tot wegen en waterwegen zijn middelen vastgelegd binnen de reserve ESFI. Dit heeft onder andere betrekking op MIT-projecten. Ter dekking van de kosten is een bedrag aan de reserve onttrokken. Daarnaast is de bijdrage voor de voorbereidingskosten fase 3 van de Regiotram gedekt vanuit de reserve ESFI (MIT). Het project TerZake is als gevolg van een hernieuwde aanbestedingsprocedure vertraagd. Dit heeft tot gevolg dat grote uitgaven als gevolg van de implementatie van het nieuwe zaaksysteem doorschuiven naar 2012. De voor 2011 opgenomen middelen zijn daardoor grotendeels niet besteed en toegevoegd aan de reserve AKP. Overige afwijkingen met betrekking tot reserves Totaal afwijkingen in verband met mutaties reserves Een deel van de middelen die niet zijn besteed zijn opgenomen als voorstel tot overboeking naar 2012. De posten zijn verwerkt in de bij de Programmarekening behorende voorstel tot wijziging van de begroting 2012. Een bedrag van € 60.000 blijft in eerste instantie in de algemene reserve gereserveerd voor revitalisering bedrijfsterreinen omdat nog niet duidelijk is wanneer de kosten gemaakt gaan worden. Eind 2011 is een eerste tranche van de vordering op Landsbanki ad. € 1,6 miljoen ontvangen. Op basis van ontwikkelingen omtrent Landsbanki heeft onze accountant aangegeven dat de voorziening die in 2009 is getroffen deels moet vrijvallen. Eind 2011 is de claim definitief vastgesteld op circa € 10,8 miljoen. Besloten is om het provinciale deel van de oorspronkelijke deposito ad. € 10 miljoen vrij te laten vallen. Resteert een voorziening van circa € 0,4 miljoen voor het opvangen van eventuele valutarisico’s en overige kosten die gemoeid zijn met de liquidatie van Landsbanki. Op basis van de onderbouwing en de toelichting op de voorziening WAO eigen risico is geconcludeerd dat het geen voorziening maar een reserve is. De onderbouwing van de omvang van de eventuele reserve moet nader worden uitgewerkt. In afwachting daarvan valt de voorziening vrij ten gunste van het resultaat en wordt het eerst gelabeld en via de bestemming van het resultaat toegevoegd aan de algemene reserve. Na verwerking van de Integrale Bijstelling 2011 resteert een saldo onverdeelde apparaatskosten van € 1.499.647. Van deze middelen dient een deel ter dekking van gerealiseerde apparaatskosten. Dit heeft met name betrekking op kosten in verband met de overdracht van muskusrattenbestrijding naar de waterschappen. Een deel van de middelen is niet aangewend in 2011. Zo valt het rest bedrag als gevolg van de invoering van normatief begroten ad. € 604.924 vrij. Daarnaast zijn de middelen voor de afkoop van risico’s in verband met de eerder genoemde overdracht ad. € 500.000 nog niet besteed. De afronding van de formele overdracht wordt in het voorjaar van 2012 verwacht. Via bestemming van het resultaat worden deze middelen doorgeschoven. Als gevolg van de afwikkeling van verplichtingen en subsidies uit voorgaande jaren en de aanpassing van de voorziening dubieuze debiteuren is een bedrag van € 821.819.vrijgevallen. In de voordracht 44/2011 met betrekking tot de uitvoering van nieuw beleid 20122015 wordt voorgesteld om de formatie uit te breiden. Op basis hiervan is voorgesteld om de voorziening frictiekosten met € 500.000 te verlagen. In plaats van in de Voorjaarsnota 2012 vallen de middelen nu bij de Rekening 2011 vrij. Overige afwijkingen Totaal overige afwijkingen Totaal afwijking resultaat voor bestemming
5.242.258
2.294.683
-/- 1.798.154 169.172.372 8.375.914
5.231.618
1.700.000
1.104.924
821.819 500.000
1.874.103 19.608.378 188.780.749
Bij de diverse programma’s worden op thema niveau de afwijkingen tussen de raming en realisatie nader toegelicht. De afwijkingen op de apparaatskosten worden niet op thema niveau, maar als totaal geanalyseerd. Dit geldt ook voor de toegerekende kapitaallasten. In het vervolg wordt hier nader op in gegaan.
Middelenbeleid en -beheer
43
Apparaatskosten In onderstaand overzicht worden de aan de programma’s toegerekende apparaatskosten weergegeven. Tabel toerekening apparaatskosten aan programma’s programma Leven en Wonen in Groningen Ondernemend Groningen Bereikbaar Groningen Karakteristiek Groningen Schoon en veilig Groningen Energiek Groningen Gebiedsgericht Welzijn, sociaal beleid, jeugd en cultuur Bestuur Bedrijfsvoering
raming 3.752.224 4.951.050 21.621.702 5.165.927 16.675.802 2.580.653 2.968.141 4.879.901 10.421.024 2.521.785
realisatie 3.999.861 4.193.099 21.999.124 5.010.334 16.563.841 2.977.865 2.184.127 4.224.598 9.597.270 2.674.936
saldo -247.637 757.952 -377.422 155.593 111.961 -397.212 784.015 655.303 823.754 -153.151
Totaal programma's
75.538.210
73.425.053
2.113.157
In het vervolg van dit onderdeel worden de apparaatskosten nader toegelicht. Hierbij wordt naast de toegerekende apparaatskosten ook ingegaan op de mutaties in de reserves en overige posten die een verband hebben met de apparaatskosten zoals baten en stelposten. Tabel apparaatskosten omschrijving Personele kosten (AKP) - stafaf delingen - beleidsafdelingen - wegen en k analen - ov erige werkverbanden/projecten - ov erige Totaal personele kosten
raming
realisatie
restant
17.910.257 22.975.946 15.752.673 1.492.115 2.416.576 60.547.567
17.601.761 23.401.816 17.071.744 1.486.431 2.354.164 61.915.914
308.496 -425.870 -1.319.071 5.685 62.412 -1.368.347
5.690.671 2.262.804
389.336 450.861 -115.102 738.026 41.897 2.679.866 95.207 12.510 348 208.995 4.501.945
Materiële kosten - huisvestingskosten - services - Nad Nuis - automatiseringskosten - informatievoorziening - personeelsbeheer - financiën - juridisch- en risicomanagement - diverse bedrijfsvoeringskosten - rollend en varend materieel etc. Totaal materiële kosten
4.293.163 218.624 4.886.484 181.426 125.246 58.421 1.870.669 19.587.508
5.301.335 1.811.942 115.102 3.555.137 176.727 2.206.618 86.219 112.736 58.073 1.661.674 15.085.563
Totaal apparaatskosten
80.135.075
77.001.477
3.133.597
Apparaatskosten toegerekend aan - programma's - investeringswerken wegen en kanalen Totaal toegerekend
75.538.210 4.596.865 80.135.075
73.425.053 3.576.424 77.001.477
2.113.157 1.020.440 3.133.597
44
Middelenbeleid en -beheer
omschrijving Apparaatskosten programma's
raming 75.538.210
realisatie 73.425.053
restant 2.113.157
-1.221.424 -199.120
-256.139 12.425 119.391 -124.323
Mutaties reserves (AKP) - reserv e AKP - reserv e RSP - reserv e beheer wegen en kanalen Totaal mutaties reserves (AKP)
-1.420.544
-965.285 -211.545 -119.391 -1.296.221
Mutaties reserve (materieel) - reserv e AKP - reserv e automatisering - reserv e huisv esting en inrichting - reserv e beheer wegen en kanalen Totaal mutaties reserves (materieel)
-2.158.696 0 -557.300 0 -2.715.996
120.950 779.923 -224.714 -335.736 340.423
-2.279.646 -779.923 -332.586 335.736 -3.056.419
Overige posten (AKP) - onverdeelde apparaatskosten Totaal overige posten (AKP)
1.070.282 1.070.282
0
1.070.282 1.070.282
Overige posten (materieel) - bijdragen Nad Nuis - onverdeelde apparaatskosten Totaal overige posten (materieel) Baten AKP -baten concernniv eau Totaal baten AKP Resultaat na verrekening reserves, overige posten en baten Overgeboekt naar 2012 Resultaat na overboeking
0 429.365 429.365
-115.102 -115.102
115.102 429.365 544.467
-2.723.738 -2.723.738
-3.579.729 -3.579.729
855.991 855.991
70.177.579
68.774.424
1.403.154 176.860 1.226.294
Van de totale apparaatskosten wordt € 73.425.053 toegerekend aan programma’s. Ten opzichte van de raming is dat € 2.113.157 lager. Na verrekening van de mutaties op de diverse reserves, overige posten en baten AKP resteert een voordeel van € 1.403.154. Voorgesteld wordt om hiervan een bedrag van € 176.860 over te boeken naar 2012. Het resultaat na overboeking is € 1.226.294. Het voordeel bestaat voor het grootste deel uit de geraamde middelen voor de afkoopsom risico’s overdracht muskusrattenbestrijding naar de waterschappen ad. € 500.000 en de reservering normatief begroten ad. € 604.924. Verwacht wordt dat de formele overdracht van de muskusrattenbestrijding naar de waterschappen in het voorjaar van 2012 kan worden afgerond. In de concept overeenkomst inzake de overdracht van de muskusrattenbestrijding is opgenomen dat de provincie ter afwikkeling van de overdracht € 500.000 aan beide de waterschappen zal betalen. In afwachting van de definitieve ondertekening zijn de daarvoor in 2011 gereserveerde middelen teruggevloeid in het rekeningresultaat 2011 en zullen deze middelen via de bestemming van het rekeningresultaat 2011 opnieuw beschikbaar moeten worden gesteld. Ten opzichte van voorgaande jaren is bij de Voorjaarsnota 2011 een andere systematiek toegepast voor de begroting van de AKP. In voorgaande jaren werd begroot op basis van de feitelijke salarissen van de medewerkers, inclusief alle vaste vergoedingen, toelagen, etc. en daarbij werd rekening gehouden met eventuele premiekortingen op basis van leeftijd. Vanaf nu wordt door middel van normatief begroten de AKP berekend. Uitgangspunt voor de berekeningen is de toegestane formatie. Op de stelpost onverdeelde apparaatskosten is in 2011 als gevolg van de invoering van normatief begroten een rest bedrag staan gebleven van € 604.924. Uiteindelijk is gebleken dat deze middelen niet benodigd zijn en vallen nu vrij ten gunste van het rekeningresultaat 2011.
Middelenbeleid en -beheer
45
Bij de personele apparaatskosten valt met name de overschrijding bij Wegen en Kanalen op. Deze overschrijding kan grotendeels worden verklaard door inhuur voor vervanging van ziekte, het opzetten van een beheerorganisatie en voor het realiseren van extra productie, het nadeel bedraagt hiervoor circa € 718.000. Daarnaast is op het onderdeel muskusrattenbestrijding een overschrijding van € 614.000 ontstaan. Deze overschrijding wordt gedekt door een bijdrage van de waterschappen en uit de opgenomen middelen bij de onverdeelde apparaatskosten voor de overdracht van muskusrattenbestrijding naar waterschappen). Eind 2011 is er € 4.501.945 overgebleven van materiële kosten. Hiervan heeft € 2,679.866 betrekking op materiële kosten personeelsbeheer. De implementatie van het systeem dat zaakgericht werken mogelijk maakt is vertraagd. Doordat de aanbesteding voor de aanschaf van een zaaksysteem (project Ter Zake) in april 2011 is ingetrokken en er een nieuwe procedure moest worden gestart loopt het project minimaal 8 maanden vertraging op. Dit heeft tot gevolg dat de grotere uitgaven (€ 2.294.683) doorschuiven naar 2012. Het voordeel bij services is deels te verklaren door de resterende middelen voor de vervanging van het wagenpark. In 2011 is één GS auto vervangen en in 2012 zullen er waarschijnlijk 2 GS auto’s worden vervangen. De resterende middelen € 166.000 worden overgeboekt naar 2012. Dit is reeds bij de Integrale bijstelling 2011 gemeld. Aan inkoopbesparing kan ongeveer € 210.000 als voordeel worden aangewezen. De aanwending van de overige middelen is afhankelijk van de vraag van de klanten. Dit heeft tot gevolg gehad dat een deel van de budgetten niet is benut en vrijvallen ten gunste van het rekeningresultaat. Voor huisvesting en automatisering worden meerjarenplannen opgesteld. Deze plannen worden periodiek geactualiseerd en zijn continue aan verandering onderhevig. De overschotten en tekorten worden verrekend met de betreffende reserves huisvesting en inrichting en automatisering. Toegerekende kapitaallasten De toegerekende kapitaallasten zijn ten opzichte van de raming € 111.950 lager. De rentecomponent van de kapitaallasten is € 162.901 lager, terwijl de afschrijvingscomponent € 50.951 hoger is. De hoger afschrijving wordt verklaard doordat bij de herberekening van de kapitaallasten bij de Integrale Bijstelling 2011 de investering transferium Haren niet is meegenomen. Als gevolg van een iets hogere rentepercentage en een lagere basis voor de renteberekening van de vlottende activa gefinancierd met langlopende middelen (financieringsoverschot) komt de rente ten opzichte van de raming lager uit. De lagere kapitaallasten leiden tot een lagere toerekening aan de apparaatskosten en programma’s. Zie ook onderstaande tabel. Tabel toegerekende kapitaallasten omschrijving
raming
realisatie
saldo
Rente Afschrijvingen
34.458.980 4.547.847
34.296.079 4.598.798
162.901 -50.951
Totaal kapitaallasten
39.006.827
38.894.877
111.950
3.133.201
3.124.898
8.303
Programma's Leven en wonen in Groningen Ondernemend Groningen Bereikbaar Groningen Schoon/veilig Groningen Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur Algemene middelen
215.200 7.234.830 5.498.876 211.250 39.090 22.674.380
214.118 7.198.485 5.546.747 211.253 38.895 22.560.481
1.082 36.345 -47.871 -3 195 113.899
Totaal programma's
35.873.626
35.769.979
103.647
Totaal toegerekend
39.006.827
38.894.877
111.950
Toegerekend aan: Apparaatskosten
46
Middelenbeleid en -beheer
Vergelijking rekeningsaldo 2011 en 2010 Ter vergelijking met 2010 is onderstaande tabel weergegeven, waarin over de jaren 2011 en 2010 het saldo van de raming minus realisatie, de overboeking van kredieten naar het volgend jaar, de mutaties in de reserves alsmede het saldo (nettoresultaat) per programma is opgenomen. Tabel vergelijking rekeningsaldo 2010 en 2011 Programma raming-/realisatie
bedragen x € 1.000)
2010 Realisatie over mutaties boeking reserves
2011 saldo
Raming
Realisatie
raming-/realisatie
overboeking
mutaties netto saldo r eserves
1
Leven en wonen in Groningen
1.265
187
151
1.229
11.035
10. 840
196
271
-518
-592
2
Ondernemend Groningen
2.696
240
-5.507
-3.051
4.721
-51. 003
55.724
129
70.449
126.044
3
Bereikbaar G roningen
3.137
1.322
2.957
67.827
141.607
4
Karakteristiek Groningen
4.795
15.596
23.248
5
Schoon/veilig Groningen
2.454
27.169
6
Energiek Groningen
7
Gebiedsgericht beleid
8
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
9
Bestuur
120
10 Bedrijfsvoering
-3.632
-1.817
43.523
-33. 214
76.737
-6.507
-1.712
18.323
10. 671
7.651
1.828
610
1.236
23.594
9. 292
14.303
308
13.174
2.050
1.229
-1.737
-916
9.248
7. 047
968
-2.174
-940
1.566
1.226
0
340
5.755
-11. 604
2.201 17.359
1.880
0
15.479
763
854
1.058
967
36.102
32. 335
3.767
1.401
-1.390
977
355
160
0
195
15.411
14. 255
1.156
244
-60
852
182
773
711
534
-2. 356
2.891
177
-305
2.409
5.344
650
2.301
6.995
-156.897
-163. 693
6.795
42
-4.779
1.975
7.878
-12.490 12.490
4.177 0
11.350 -11.350
-177. 431 157. 822
188.781 -169.172
8.376
Mut aties reserves
24.545 -12.490
157.822 -157.822
338.227 -326.995
Totaal
12.055
7.878
0
4.177
0
-19. 608
19.608
8.376
0
11.232
11 Algemene middelen
Middelenbeleid en -beheer
47
48
Middelenbeleid en -beheer
1.
Leven en wonen in Groningen
Dit programma bestaat uit het thema Wonen en leefbaarheid. Het programma Leven en wonen in Groningen richt zich op het creëren van een ruim en gevarieerd aanbod aan woningen en woonmilieus dat voldoet aan de woonbehoefte van de (potentiële) inwoners, rekening houdend met de achterblijvende ontwikkeling van de woningbehoefte als gevolg van een stagnerende groei van de bevolking in bepaalde regio's. Ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid in zowel de steden als de dorpen zijn hierbij van groot belang. Onder dit programma vallen ook de ruimtelijke ordening en ontwikkeling. Het gaat hierbij om het ontwikkelen en uitvoeren van het provinciale beleid voor de fysieke omgeving, inbreng van dit beleid in het rijks- en SNN-beleid en zorg dragen voor doorwerking in de gemeentelijke plannen. Actief bijdragen aan de realisering van ruimtelijke projecten van regionale betekenis op basis van een geïntegreerde gebiedsgerichte aanpak en in samenwerking met gemeenten, marktpartijen en de bewoners van het gebied. Aandeel in de totale rekening 2011: 3,39%. Voor de uitvoering van dit programma zijn de onderstaande middelen uitgegeven: Recapitulatie lasten en baten per thema (bedragen x € 1.000) Omschrijving
rekening 2010
1. Leven en wonen in Groningen a. Wonen en leefbaarheid - lasten - baten saldo van lasten en baten Saldo Leven en wonen in Groningen
raming 2011*
rekening 2011
10.078 5.057 5.022
11.376 340 11.035
20.704 9.865 10.840
5.022
11.035
10.840
* raming 2011 is na de laatste wijziging Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat de politieke verantwoording voor het beleid. Het thema van het programma Leven en wonen in Groningen zal daarbij inhoudelijk worden beschreven. Telkens zal een onderscheid worden gemaakt tussen gepland beleid en uitgevoerde acties. Aan het eind van het hoofdstuk wordt een gedetailleerd overzicht gepresenteerd van de financiële consequenties van het beleid.
Leven en wonen in Groningen
49
1.1
Wonen en leefbaarheid
Beleid en beleidsontwikkeling De provincie is verantwoordelijk voor een goede provinciale ruimtelijke ordening en houdt bij de ontwikkeling en uitvoering van het beleid rekening met de hoofddoelstelling en de drie centrale uitgangspunten van het provinciale omgevingsbeleid (POP). De hoofddoelstelling van ons provinciale omgevingsbeleid is: Duurzame ontwikkeling, voldoende werkgelegenheid en een voor mens en natuur leefbaar Groningen met behoud en versterking van de kwaliteiten van de fysieke omgeving, waarbij toekomstige generaties voldoende mogelijkheden houden om zich te ontplooien. De drie centrale uitgangspunten zijn: 1. Werken aan een duurzame leefomgeving 2. Eigen karakter handhaven en versterken 3. Sterke steden en vitaal platteland Uit onderzoek blijkt dat er sprake is van een flinke daling in de woningbehoefte ten opzichte van eerdere prognoses. De woningbehoefteontwikkeling is regionaal van karakter. De regio Groningen-Assen groeit minder hard dan verwacht. De geringere vraag naar woningen en de vergrijzing en ontgroening hebben vooral in de Eemsdelta, Oost-Groningen en De Marne invloed op het voorzieningenniveau en de leefbaarheid. Wij willen in verband hiermee beleid en instrumenten ontwikkelen (transformatie van de woningvoorraad, nieuwbouw, concentratie in stedelijke centra en stedelijke ontwikkeling). Ruimtelijke kwaliteit Het versterken van het eigen karakter van onze provincie is een centraal uitgangspunt van ons omgevingsbeleid. We willen de kernkarakteristieken, in samenwerking met gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden beschermen, beheren en waar mogelijk versterken. Dit betekent dat vanaf het begin alle ruimtelijke ontwikkelingen als een integrale ontwerpopgave gestuurd en begeleid moeten worden. Het gaat daarbij om ontwikkelingen samenhangend met groei of krimp, de provinciale gebiedsopgaven, woningbouw, windturbineparken, bedrijventerreinen, infrastructuur, landbouwactiviteiten en natuurontwikkeling. Wij willen onze doelen bereiken door middel van onderlinge uitwisseling van deskundigheid, advisering, ontwerp en soms ook door (co)financiering van provinciaal relevante voorbeeldprojecten en ontwerpvisies. We stimuleren daarmee tevens een kwalitatief goede uitvoering van de landschapsontwikkelingsplannen (LOP's) in de regio's Noord en Oost en de opgaven die in het Landschappelijk Raamwerk Westerkwartier in de regio West en het project Regiopark zijn gedefinieerd. Wij ondersteunen initiatieven voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, zowel voor het bebouwd als het buitengebied. Primair richten we ons op de provinciale ruimtelijke projecten en processen. Secundair op projecten en processen van derden, waaronder Rijk/IPO en Groninger gemeenten. Wij kunnen bijvoorbeeld een financiële bijdrage leveren aan ondermeer gemeentelijke structuurvisies, identiteitsstudies en voorbeeldprojecten, juist met het oog op het provinciale belang van een goede kwaliteit van deze visies. We geven met ons ruimtelijk kwaliteitsbeleid ook invulling aan het landelijke programma Mooi Nederland en het IPO-programma Expeditie Mooi om verrommeling van ons landschap tegen te gaan. Verder leveren wij een bijdrage aan het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Doel van het MIRT is om meer samenhang te brengen in investeringen in grote ruimtelijke projecten, infrastructuur en (openbaar) vervoer.
50
Leven en wonen in Groningen
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Opvangen gevolgen bevolkingskrimp Beleid en doelen op termijn 'Krimp' is een structurele afname van de bevolking. De oorzaak daarvan is gelegen in twee processen die zich gelijktijdig voltrekken: de demografische verandering in omvang en samenstelling van de bevolking (afname van geboorte en immigratie); vertrek van huishoudens uit perifere gebieden en trek naar steden en plaatsen met voorzieningen. Weliswaar krijgen grote delen van Nederland de komende decennia te maken met teruglopende bevolkingsaantallen, maar de 'krimp' in delen van Groningen (Oost-Groningen, Eemsdelta en de Marne) is van een andere orde. De forse bevolkingsdaling en terugloop van het aantal huishoudens heeft hier nog veel ingrijpender gevolgen voor de woningvoorraad en het voorzieningenniveau. De provincie tracht de negatieve effecten van deze ontwikkelingen te beperken. Prognose Eemsdelta: daling aantal inwoners tussen 2008-2040: 25%; (in Delfzijl naar verwachting 50% doordat als gevolg van de vergrijzing het aantal sterftegevallen het aantal geboortes overtreft); daling aantal huishoudens tussen 2008-2040: 17%. Prognose Oost-Groningen: daling bevolking tussen 2008-2040: 13%; daling huishoudens tussen 2008-2040: 6%. Prognose gemeente De Marne: daling bevolking tussen 2008-2040: 25%; daling huishoudens tussen 2008-2040: 11%. Daarmee vormen de drie gebieden de zwaarste krimpregio's van Nederland. De 'krimp' voltrekt zich geleidelijk, maar de gevolgen kunnen zeer ingrijpend zijn voor de bevolking van deze gebieden: Leegstand van woningen in een deel van zowel de huur- als de koopsector. Daardoor ontstaat verpaupering en verloedering van de woonomgeving. Corporaties blijven met leegstaande huurwoningen zitten en particulieren kunnen hun huis niet meer verkopen of verliezen een groot deel van de waarde op hun woning. Segregatie van bevolkingsgroepen: Met name de ouderen en ook mensen met minder geld blijven achter. De beschikbaar komende huurwoningen trekken kwetsbare huishoudens van elders aan, waardoor de segregatie wordt versterkt. Afname van de beroepsbevolking, problemen bij vervulling van bepaalde vacatures. Verschraling van het voorzieningenniveau: Te denken valt aan minder scholen door terugloop van het aantal leerlingen, minder (para)medische en zorgvoorzieningen en minder winkels. Mensen moeten langere afstanden afleggen om elders voorzieningen te bezoeken. Terugval ruimtelijke kwaliteit: Leegstand en zeker concentratie van leegstand heeft snel een verpauperend effect. De omvang, aard en gevolgen van de krimp verschillen per gebied. Doel van ons beleid: In samenwerking met alle partijen uit de genoemde krimpregio's (gemeenten, corporaties, schoolbesturen, etc.) willen wij de ingrijpende demografische veranderingen accommoderen door te investeren in een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat. Het provinciale krimpbeleid staat beschreven in het Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling 2010-2013. December 2011 is de actualisatie van dit plan in Gedeputeerde Staten vastgesteld. Dit actieplan houdt onder andere in: ontwikkelen van drie regionale woon- en leefbaarheidsplannen: Eemsdelta, Oost-Groningen en De Marne; uitvoeren van drie experimenten in samenwerking met het Rijk: 1. goedkope koop Oost-Groningen; 2. planningssystematiek Woon- en Leefbaarheidsplan Eemsdelta; Leven en wonen in Groningen
51
3. geïntegreerde kindvoorziening op het Groninger platteland. uitvoeren van overige experimenten waaronder het waarborgen van zorgvoorzieningen in de regio, in stand houden van het onderwijsaanbod en het bevorderen van ondernemerschap; het aangaan van strategische samenwerking met het Rijk, de provincies Zeeland en Limburg, Noord-Nederland en Europa.
Activiteiten/Resultaten in planjaar 2011 Gepland uitvoeren Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling Kijk op Krimp;
periodieke rapportage aan Provinciale Staten over de stand van zaken en resultaten van de uitvoering van het Actieplan Bevolkingsdaling.
Wanneer gereed Gepland N.v.t.
52
Gerealiseerd Na een periode van beleidsontwikkeling en afstemming is het actieplan in 2011 de uitvoeringsfase ingegaan. Dit doen we samen met gemeenten, woningcorporaties en maatschappelijke partners. De uitvoering krijgt o.a. gestalte via de experimenten die wij samen met het Rijk uitvoeren op het terrein van goedkope koop in Oost-Groningen en de geïntegreerde kindvoorzieningen in NoordGroningen. Daarnaast zijn er in 2011 al veertien experimenten in uitvoering gegaan. De uitvoering vindt plaats met subsidie uit de reserve Leefbaarheid Krimpgebieden. Een belangrijke actie uit het actieplan zijn de regionale woon- en leefbaarheidsplannen in de regio’s Eemsdelta en Oost-Groningen en de gemeente De Marne. Hierin worden door de regio belangrijke keuzes gemaakt op het gebied van voorzieningen en de woningvoorraad. Inmiddels is het woon- en leefbaarheidsplan van de gemeente De Marne af. De totstandkoming van het woon- en leefbaarheidsplan Eemsdelta verloopt nog volgens planning. De vaststelling staat gepland voor 2012. Door de zeven, bij het woon- en leefbaarheidsplan Oost-Groningen betrokken, colleges is in november 2011 een regionaal woon- en leefbaarheidsbasisplan vastgesteld. Dit basisplan is de opmaat voor de op acht benoemde thema’s te maken concrete afspraken. Uitgangspunt is dat deze afspraken in 2013 rond zijn. In juni 2011 hebben wij de eerste voortgangsrapportage over het Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling aan PS gestuurd. Hierin is per actiepunt de actuele stand van zaken weergegeven. De stand van zaken van de subsidieregeling Reserve Leefbaarheid Krimpgebieden is eveneens in de rapportage opgenomen. In december 2011 hebben wij PS middels een brief geïnformeerd over nieuwe ontwikkelingen die van invloed zijn op het krimpbeleid. Om goed op deze ontwikkelingen in te kunnen spelen hebben wij vijf nieuwe acties aan het actieplan toegevoegd.
Gerealiseerd N.v.t.
Leven en wonen in Groningen
Middelen Begroot Bij de Voorjaarsnota 2010 is voor 2011 een bedrag van € 155.000 voor cofinanciering van gemeentelijke woon- en leefbaarheids-plannen beschikbaar gesteld ten laste van de reserve Leefbaarheid. Met ingang van 2011 is de Subsidieregeling Reserve Leefbaarheid Krimpgebieden van kracht. Binnen deze reserve is voor 2011-2020 jaarlijks € 3 miljoen beschikbaar (en de niet bestede middelen 2010: € 155.000). De verdeling van deze middelen is als volgt: 1. regionale woon- en leefbaarheidsplannen: - regio Oost-Groningen: € 1 mln per jaar; - regio Eemsdelta: € 1 mln per jaar*; - gemeente De Marne: € 300.000 per jaar; 2. innovatieve projecten en experimenten: € 500.000 per jaar; 3. uitvoeringskosten Provinciaal Actieplan: € 200.000 per jaar. De regeling (m.u.v. 3.) wordt uitgevoerd op basis van een tendersysteem dat jaarlijks uit twee rondes bestaat. Om de energie bij initiatiefnemers vast te kunnen houden en om een goede start te kunnen maken met de uitvoering is in 2011 besloten om het budget voor innovatieve projecten/experimenten in 2011 met € 500.000 te verhogen. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op volgende tenders.
Besteed 1. regionale woon- en leefbaarheidsplannen: - regio Oost-Groningen, € 114.290; - regio Eemsdelta, € 7.115.000 uit het financieel arrangement Eemsdelta (zie *) waarvan € 980.000 t.l.v. de reserve; - gemeente De Marne, € 107.510. 2. innovatieve projecten en experimenten: € 685.995; 3. uitvoeringskosten Provinciaal Actieplan: € 140.000. Als de woon- en leefbaarheidsplannen en de daarbij horende uitvoeringsprogramma’s verder af zijn wordt ook de vraag om subsidie groter.
* Financieel Arrangement Eemsdelta. Het Rijk heeft voor de Eemsdelta € 14,25 milj. beschikbaar gesteld. Naast deze bijdrage leggen de vier gemeenten gezamenlijk eenzelfde bedrag in en hebben wij eveneens eenzelfde bedrag beschikbaar gesteld. De provinciale bijdrage wordt gefinancierd uit de reserve Leefbaarheid Krimpgebieden (jaarlijks 1 miljoen) en ISV-3 middelen.
Speciale aandachtsgebieden ruimtelijke kwaliteit Beleid en doelen op termijn Versterken van het eigen karakter van onze provincie met als resultaat: beschermen, beheren en waar mogelijk versterken van de kernkarakteristieken; begeleiden ruimtelijke transformatie veroorzaakt door krimpprocessen; minder verrommeling; goede en integrale provinciale, regionale en lokale plannen, die bijdragen aan de versterking van de verschillende kernkarakteristieken; goede deeluitwerkingen en uitvoeringsplannen in de verschillende regio's, regionaal en lokaal; goede en integrale gebiedsontwerpen en wegontwerpen. Zie Nota Provinciaal Bouwheerschap in de provincie Groningen: Ruimte in kwaliteit, kwaliteit in ruimte en het Uitvoeringsprogramma POP ruimtelijke kwaliteit.
Leven en wonen in Groningen
53
Activiteiten/Resultaten in planjaar 2011 Gepland In het kader van Expeditie Mooi integreren van Eo Weijersprijsvraag 'Krimp, energietransitie en ruimtelijke kwaliteit' in de Eemsdelta en samen met Drenthe in de Veenkoloniën;
adviseren over schaalvergroting agrarische bouwblokken met als doel het voorkomen van (kleinschalige) verrommeling;
ondersteunen gemeenten met stedenbouwkundige en landschapsarchitectonische kennis via steunpunt Libau;
het beperkt (beleidsarm) aanpassen van de provinciale omgevingsverordening op basis van de ervaringen (een jaar na de inwerkingtreding van de omgevingsverordening).
Wanneer gereed Gepland Eo Wijersprijsvraag 1e fase gereed in 2011.
Middelen Begroot Budget provinciaal bouwheerschap: € 382.800 per jaar (2008-2011), gebiedsen projectbudgetten. Bij de VJN2010 is voor de jaren 2011 (en 2012) een bedrag van € 200.000 beschikbaar gesteld ter ondersteuning van de gemeenten via Libau.
Gerealiseerd In de strijd tussen elf regio's om de Eo Wijersprijsvraag binnen te halen zijn Eemsdelta, Veenkoloniën en Noord-Holland als hoogst genomineerden geëindigd. De Veenkoloniën hebben gewonnen. In het kader van deze prijsvraag zijn voor de Eemsdelta diverse producten afgerond waaronder een cahier van de schetsschuit, een film over de Eemsdelta en een prijsvraagbrochure waarin de thema's Mooi Nederland (ruimtelijke kwaliteit), krimp en energietransitie integraal voor het voetlicht zijn gebracht. Provincie Drenthe is trekker van de Veenkoloniën. Met Drenthe is eind 2011 aan de gezamenlijke begeleiding van de prijsvraag begonnen. Het afgelopen jaar zijn zeventien projecten voor schaalvergroting in behandeling genomen. Eén is op voorhand afgewezen. In vijf gevallen ging het om nieuwvestiging c.q. hervestiging van bestaande melkveehouderijen. Libau heeft een concept plan van aanpak geleverd voor het oprichten van een Team Ruimtelijke Kwaliteit. Dit zal in 2012 verder gestalte moeten krijgen. Vanaf september 2011 is gewerkt aan de herziening van de Provinciale Omgevingsverordening. Volgens de planning zal deze in juli 2012 worden geagendeerd ter vaststelling door Provinciale Staten.
Gerealiseerd Is gereedgekomen tot aan de bekendmaking van de prijsvraag (1e fase). Nadat bekend werd dat de prijsvraag voor de Eemsdelta niet is gewonnen, is de activiteit gestopt. Besteed Voor gebieden en projecten is € 167.000 uitgegeven. Aan uitvoeringskosten is € 106.700 besteed. In 2011 is € 200.000 besteed.
TOEGEVOEGD: Blauwestad (actueel) Beleid en doelen op termijn Beoogd Versterking van de economische basis in het gebied van het Oldambt. Activiteiten/Resultaten in planjaar 2011 Gepland uitvoeren ontwikkelingsvisie Blauwestad;
54
Gerealiseerd start project Havenkwartier, o.a. nieuwbouw havenkantoor, brasserie en verkoop- en projectbureau;
Leven en wonen in Groningen
uitvoering project (o.a. management van vastgoed, beheer en onderhoud lopende projecten).
Wanneer gereed Gepland project Noordelijke Vaarverbinding: 2015; project Havenkwartier: 2013. Middelen Begroot Kosten: € 7.854.000 (incl. rentekosten); Opbrengsten: € 1.363.000.
start uitvoering fase 1 project Noordelijke Vaarverbinding; diverse (toeristische) infrastructurele werken opgestart en/of afgerond; jachthaven Beerta gereed; opening Reiderwolde natuurgebied, openluchttheater en natuurbegraafplaats; beplantingsplan opgesteld; 4 kavels getransporteerd; inrichting van het park in het oostelijke deel van het woongebied het Park grotendeels afgerond, o.a. kinderspeelplaats en beplanting.
Gerealiseerd Beide projecten zijn opgestart in 2011. Beide projecten liggen op schema. Besteed Kosten: € 6.179.509 (incl. rente); Opbrengsten: € 885.129.
TOEGEVOEGD: Meerstad (actueel) Beleid en doelen op termijn Beoogd Meerstad heeft als doel te voorzien in de behoefte aan groen stedelijk wonen op korte afstand van de stad Groningen, waarmee tevens de mobiliteitsstromen worden beperkt. Voortgang De verkoop van woningen en kavels is in 2010 gestart. Het verkooptempo ligt duidelijk lager dan beoogd en verwacht wordt dat de situatie op de woningmarkt en de financiële markten structurele gevolgen heeft. Met de gemeente Groningen als leadpartner hebben de bij Meerstad betrokken publieke en private partijen in de afgelopen jaren gewerkt aan een aangepaste strategie voor Meerstad om adequaat te kunnen reageren op de genoemde ontwikkelingen. Dit heeft geleid tot het bijstellen van de verwachtingen ten aanzien van de woningafzet en enkele planaanpassingen. Om tot structurele aanpassingen te komen in het plan Meerstad is een nieuwe ontwikkelstrategie noodzakelijk, met daarbij een nieuwe wijze van samenwerking en aanpassing van het financiële en organisatorisch raamwerk. Deze aanpassing heeft gevolgen voor de huidige financiële, juridische en organisatorische positie van de provincie in het project. Activiteiten/Resultaten in planjaar 2011 Gepland Herijking van het plan Meerstad met daarbij een nieuwe wijze van samenwerking en aanpassing van het financiële en organisatorisch raamwerk.
Wanneer gereed Gepland voorjaar 2012 Middelen Begroot N.v.t.
Gerealiseerd In december 2011 hebben GS een voorstel gepresenteerd voor herijking van het plan Meerstad. De betrokken partijen stellen een structurele aanpassing voor van het financiële en organisatorische raamwerk van de publiekprivate samenwerking. De provincie beperkt zich in de nieuwe situatie tot het vormgeven van de EHS-opgave.
Gerealiseerd N.v.t. Besteed N.v.t.
Leven en wonen in Groningen
55
Totaaloverzicht beleid van programma Leven en wonen in Groningen, thema Wonen en leefbaarheid Ruimtelijke ontwikkeling (productgroep 9101): Ontwikkelen van strategisch ruimtelijk beleid en bevorderen van een optimale integrale afweging bij het maken van keuzen voor de inrichting van de fysieke omgeving. Initiëren, begeleiden, faciliteren van gebiedsontwikkelingsprojecten. Handhaven en versterken kernkarakteristieken van de provincie. Samenwerken met andere overheden (Rijk, SNN en gemeenten) en ook met private partijen. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Speciale aandachtsgebieden ruimtelijke kwaliteit. Realisatie ruimtelijk beleid (productgroep 9102): Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de provincie verantwoordelijk voor een goede provinciale ruimtelijke ordening. De hoofdzaken van het daartoe te voeren beleid zijn vastgelegd in het POP 2009-2013. In het POP en het daarbij behorende Uitvoeringsprogramma is aangegeven met gebruikmaking van welke instrumenten het beleid gerealiseerd gaat worden: bestemmingsplannen en projectbesluiten van gemeenten worden begeleid en beoordeeld op provinciale ruimtelijke belangen zoals omschreven in het POP en de Provinciale Omgevingsverordening; advisering aan gemeenten, indienen zienswijzen, en zo nodig beroep instellen dan wel een aanwijzing gegeven; verlenen van ontheffingen op grond van de Provinciale Omgevingsverordening; opstellen provinciale inpassingsplannen. Bouwen en wonen (productgroep 9201): In Groningen streven we naar een kwalitatief hoog woningaanbod dat alle Groningers, ongeacht het inkomen, voldoende keuzemogelijkheden biedt. We streven ook naar het verhogen van de kwaliteit van het stedelijke gebied. Dit doen we in de brede context van leefbaarheid en duurzaamheid. Concreet komt het neer op het ontwikkelen en uitvoeren van provinciaal beleid voor de woningbouw en voor stedelijke vernieuwing (ISV). Voor gebieden die te maken krijgen met een bevolkingsdaling geven wij extra aandacht aan herstructurering van de sociale sector en voor een kwaliteitsslag in de goedkope koopwoningvoorraad. Vanuit onze toezichthoudende functie richting gemeenten zien wij erop toe dat statushouders (verblijfsgerechtigde asielzoekers) zo snel mogelijk gehuisvest worden. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke beleidsonderdeel Opvangen gevolgen bevolkingskrimp.
56
Leven en wonen in Groningen
1.2
Lasten/baten analyse Leven en wonen in Groningen
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
LEVEN EN WONEN IN GRONINGEN Wonen en leefbaarheid Regionale planning Gemeentelijke plannen Bouwen en wonen
10.078.331 7.162.367 1.146.929 1.769.035
11.375.656 4.734.556 1.452.879 5.188.222
20.704.232 11.671.829 1.469.441 7.562.961
Totaal leven en wonen in Groningen
10.078.331
11.375.656
20.704.232
Omschrijving
LEVEN EN WONEN IN GRONINGEN Wonen en leefbaarheid Regionale planning Gemeentelijke plannen Bouwen en wonen Nadelig slot leven en wonen in Groningen Totaal leven en wonen in Groningen
gerealiseerd bedrag 2010
BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
5.056.529 4.465.509
340.374 340.374
9.864.679 1.254.002
591.020 5.056.529 5.021.802 10.078.331
340.374 11.035.282 11.375.656
8.610.677 9.864.679 10.839.553 20.704.232
Leven en wonen in Groningen
57
Analyse programma Leven en wonen in Groningen Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 3.752.224 7.623.433 11.375.656 340.374 11.035.282
Realisatie 3.999.861 16.704.371 20.704.232 9.864.679 10.839.553
Saldo -247.637 -9.080.938 -9.328.575 -9.524.305 195.730
Aangezien de apparaatskosten niet per programma maar op totaalniveau worden geanalyseerd, volgen onderstaand de belangrijkste verschillen per thema.
Thema Wonen en leefbaarheid Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 3.752.224 7.623.433 11.375.656 340.374 11.035.282
Realisatie 3.999.861 16.704.371 20.704.232 9.864.679 10.839.553
Saldo -247.637 -9.080.938 -9.328.575 -9.524.305 195.730
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming netto € 9.080.938 hoger uitgevallen dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt door:
58
De herijking van het plan Meerstad heeft geleid tot een structurele aanpassing van het financiële en organisatorische raamwerk van de publiek private samenwerking. Zie ook voordracht 45/2011. De financiële consequentie is dat een aanspraak op het weerstandsvermogen wordt gedaan van € 6.207.757. ISV-III is vorig jaar van start gegaan en tot en met 2014 worden hiervoor jaarlijks rijksbijdragen ontvangen. Deze middelen worden met ingang van 2011 uitgekeerd via het provinciefonds. Voor het jaar 2010 gold een overgangsjaar en zijn de middelen als specifieke uitkering uitbetaald en is het niet bestede deel op de balans als schuld aan het rijk opgenomen. In 2011 zijn de niet bestede middelen voor dit onderdeel ad. € 6.547.967 (inclusief baten) toegevoegd aan de reserve Leefbaarheid. De ISV-III middelen voor geluid (€ 71.800) zijn overgeboekt naar 2012. Het bedrag aan uitkeringen in het kader van ISV-II aan gemeenten was niet begroot. Alle kosten worden gedekt door van het Rijk hiervoor ontvangen middelen die op de balans als vooruitontvangen bedragen waren opgenomen (zie baten). Het bedrag aan uitkeringen voor Stads- en Dorpsvernieuwing (SDV) aan gemeenten was niet begroot. Alle kosten worden gedekt door van het Rijk hiervoor ontvangen middelen die op de balans als vooruitontvangen bedragen waren opgenomen (zie baten). De regeling Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) is bedoeld om de woningmarkt weer in beweging te brengen. Het Rijk wil met deze subsidies de woningproductie verhogen en bereiken dat er (extra) woningen door middel van eigenbouw gerealiseerd worden. Deze regeling is afgelopen en dit jaar heeft de eindafrekening met gemeenten plaatsgevonden. De uitgaven, in totaal € 871.159, waren niet begroot maar worden gedekt door de bijdrage van Senter Novem (zie baten). In het kader van Krimp zijn dit jaar twee tenders geweest waarbij door ons voor € 3.717.795 aan subsidies is toegekend. Voor een aantal subsidies zijn voorschotten aangevraagd en uitbetaald. De uitgaven worden gedekt door een onttrekking uit de reserve Leefbaarheid Krimpgebieden. Daarnaast is een niet begroot voorschot van € 224.000 betaald ten laste van de op de balans staande vooruitontvangen rijksmiddelen voor dit doel (zie baten).
Leven en wonen in Groningen
-/- 6.207.757
3.709.709
-/- 2.739.714 -/- 2.019.374
-/- 871.159
-/- 762.351
Het bedrag aan uitkeringen in het kader van ISV-I (Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing) aan gemeenten was niet begroot. Alle kosten worden gedekt door van het Rijk hiervoor ontvangen middelen die op de balans als vooruitontvangen bedragen waren opgenomen (zie baten). Het inzetten van het budget Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) is afhankelijk van de subsidieaanvragen die worden ingediend. Het ministerie van WWI heeft bij brief van 8 juni 2010 nog eens expliciet aangegeven dat het budget niet voor een bepaalde datum besteed hoeft te zijn. Het voorbereiden en bouwen van CPO-projecten kan immers gecompliceerd zijn en daarvoor is, in sommige gevallen, ruim de tijd nodig. Dat geldt zeker in de huidige, moeilijke, situatie op de woningmarkt. Daarom heeft I&M ervoor gekozen de looptijd in die zin onbeperkt te houden, dat wil zeggen totdat het betreffende budget is uitgeput. Daarom wordt het restant (€ 198.865) overgeboekt naar 2012. Er zijn geen uitgaven gedaan in het kader van de Vliegende Brigade. Dit krediet wordt gedekt uit de rentebaten van de ISV-gelden. In 2010 is het hele budget afgeroomd voor de beëindiging van de OMD in Delfzijl. Dit jaar zijn de gemeenten niet gestimuleerd om een aanvraag te doen. Dit laat onverlet dat er wel behoefte bestaat aan inhuur van externe deskundigheid bij de planuitvoering. Er zijn door de gemeenten geen subsidies aangevraagd in het kader van bouwheerschap. Overige verschillen.
-/- 631.344
198.865
117.200
107.992 16.995 9.080.938
De directe baten vallen € 9.524.305 hoger uit dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt door:
Met betrekking tot de ISV-III middelen zijn de baten 2010 overgeboekt naar de reserve Leefbaarheid (zie ook toelichting ISV-III lasten). De inkomsten ter dekking van de uitgaven inzake ISV-II waren niet begroot maar wel beschikbaar op de balans bij de vooruitontvangen bedragen van het Rijk (zie lasten) De inkomsten ter dekking van de uitgaven in het kader van SDV waren niet begroot maar wel beschikbaar op de balans bij de vooruitontvangen bedragen van het Rijk voor dit doel (zie lasten). Niet begrote maar wel ontvangen inkomsten van gemeenten in verband met eindafrekening regeling BLS. Deze dienen ter dekking van uitbetaalde subsidies (zie lasten). De inkomsten ter dekking van de uitgaven in het kader van ISV-I waren niet begroot maar wel beschikbaar op de balans bij de vooruitontvangen bedragen van het Rijk voor dit doel (zie lasten). De rijksbijdrage inzake het Financieel Arrangement Eemsdelta ter dekking van de kosten van een uitbetaald voorschot was niet begroot. De middelen waren beschikbaar op de balans bij de vooruitontvangen bijdragen van het Rijk (zie lasten). Overige verschillen.
2.972.926 2.739.714
2.019.374 871.159 631.344 224.000 65.788 9.524.305
Leven en wonen in Groningen
59
60
Leven en wonen in Groningen
2.
Ondernemend Groningen
Dit programma bestaat uit de thema's: 1. Bedrijvigheid; 2. Landbouw; 3. Recreatie en toerisme. Het programma Ondernemend Groningen richt zich op een duurzame groei van economie en werkgelegenheid. Hierbij gaat het o.a. om een goed functionerende arbeidsmarkt, een optimaal vestigingsklimaat en een goede bereikbaarheid. Recreatie en toerisme leveren in toenemende mate een bijdrage aan de werkgelegenheid. De landbouw blijft ook in de toekomst van groot belang. Aandeel in de totale rekening 2011: 6,69%. Voor de uitvoering van dit programma zijn de onderstaande middelen uitgegeven: Recapitulatie lasten en baten per thema (bedragen x € 1.000) O mschrijving
r ekening 2010
raming 2011*
rekenin g 2011
2. Ondernem end Groningen a. Bedrijv igheid - lasten - baten saldo van lasten en baten
21.398 17.486 3.912
41.623 39.270 2.353
38.937 91.345 -52.409
b. Landbouw - lasten - baten saldo van lasten en baten
346 0 346
535 0 535
360 0 360
c. Recreatie en t oerism e - lasten - baten saldo van lasten en baten
3.276 831 2.445
1.838 5 1.833
1.587 541 1.046
Saldo Ondernem end G roningen
6.703
4.721
-51.003
* raming 2011 is na de laatste wijziging Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat de politieke verantwoording voor het beleid. De verschillende thema’s van het programma Ondernemend Groningen zullen daarbij inhoudelijk worden beschreven. Telkens zal een onderscheid worden gemaakt tussen gepland beleid en uitgevoerde acties. Aan het eind van het hoofdstuk wordt een gedetailleerd overzicht gepresenteerd van de financiële consequenties van het beleid.
Ondernemend Groningen
61
2.1
Bedrijvigheid
Beleid en beleidsontwikkeling Ondanks de economische recessie waar we stevig mee geconfronteerd zijn blijven we in noordelijk verband streven naar het samengaan van economie en omgeving. Dat wil zeggen een versterkte duurzame groei van economie en werkgelegenheid in combinatie met behoud en versterking van de fysieke omgeving. Voorwaarden hiervoor zijn een optimaal vestigingsklimaat voor bedrijven met een goede kennisinfrastructuur, innovatiemogelijkheden, een goed functionerende arbeidsmarkt, sterke clusters van samenwerkende bedrijven en kennisinstellingen en een gedifferentieerd aanbod van bedrijventerreinen en kantoorlocaties die goed bereikbaar zijn. Wij willen hier met onze activiteiten aan bijdragen. Verder willen we vanuit een zuinig en duurzaam ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen optimaal benutten en zo nodig herstructureren voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Uitvoering zal mede plaatsvinden in het kader van het Convenant Bedrijventerreinen. Onze aanpak van het arbeidsmarktbeleid is nader uitgewerkt in het Actieprogramma arbeidsmarkt 2008-2012. Leidraad bij de ontwikkeling en ondersteuning van projecten is het provinciale innovatie- en speerpuntenbeleid, waarin als belangrijkste speerpuntsectoren zijn opgenomen: Energy Valley en Life Sciences/Healthy Ageing. Naast de (verdere) uitvoering van de beleidsvoornemens uit het collegeprogramma, zullen de activiteiten in het teken staan van de ontwikkeling van plannen en projecten waarvoor middelen kunnen worden ingezet uit het convenant Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSPZZL). Ook krijgt de invulling van het IAG-3 en de (eventuele) opvolger van Koers Noord aandacht.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Herstructureringsprogramma bedrijventerreinen Beleid en doelen op termijn Wij voeren een restrictief beleid voor aanleg van nieuwe en uitbreiding van bestaande bedrijventerrein. Aanleg en uitbreiding van bedrijventerreinen is alleen mogelijk als dit plaatsvindt binnen de in het POP opgenomen zoekgebieden en onder de voorwaarden dat de SER-ladder wordt toegepast en de behoefte aan bedrijventerrein wordt aangetoond. We geven hiermee ook invulling aan het landelijke programma Mooi Nederland om verrommeling van ons landschap tegen te gaan. (Zie ook programma Leven en wonen in Groningen.) Als gevolg van het stringente bedrijventerreinbeleid en de ondertekening van het Convenant Bedrijventerreinen eind 2009 begint het provinciaal beleid zich te wijzigen. De provincie kiest voor een benadering van de gemeenten in samenwerkende regio's. Doel hiervan is dat door regionaal samenwerkende gemeenten afstemming plaatsvindt naar het aanbod en de kwaliteit in de ontwikkeling en uitgifte van bedrijventerreinen. Op grond van de lange termijn behoefte stellen regio's plannen op waarmee in voldoende mate op de marktvraag wordt ingespeeld. De komende jaren leggen wij het accent op revitalisering van de bestaande terreinen. Een deel van het bestaande bedrijventerrein in onze provincie is verouderd en daardoor minder aantrekkelijk voor vestiging of uitbreiding van bedrijven. Door het revitaliseren van deze verouderde terreinen kan de betreffende ruimte opnieuw geschikt worden gemaakt als bedrijventerrein. Wij ondersteunen revitaliseringprojecten, onder meer met subsidies, om de kwaliteit (landschappelijke inrichting; parkmanagement; duurzaamheid e.d.) van verouderde bedrijventerreinen te verbeteren. Een nieuwe opgave vormt de leegstand van grote individuele industriële bedrijfslocaties, die vaak bij woongebieden liggen. Ook deze locaties moeten worden gerevitaliseerd of moeten een nieuwe functie krijgen. Doelen: Voldoende bedrijventerrein bestaande uit de volgende onderdelen: behoefte en aanbod bedrijventerreinen; duurzame inrichting van (bestaande) bedrijventerreinen.
62
Ondernemend Groningen
Activiteiten/resultaten in planjaar 2011 Gepland 1. De herstructureringsopgave voor de provincie Groningen wordt voor de periode t/m 2013 geschat op 250 ha. Gezien de beschikbare middelen kunnen wij vooralsnog slechts een klein deel aanpakken. In 2011 worden de projecten die onderdeel uit maken van het provinciaal herstructureringsprogramma geconcretiseerd en zo mogelijk zal een begin worden gemaakt met de uitvoering van het programma; 2. actueel overzicht in jaarrapportages van kwalitatieve en kwantitatieve behoefte en voorraad aan bedrijventerreinen (monitoring); 3. uitvoering, nadere uitwerking en op termijn evaluatie van het restrictieve bedrijventerreinbeleid (c.q. afgenomen overcapaciteit aan bedrijventerreinenvoorraad).
Middelen Begroot Ten behoeve van de uitvoering van het provinciaal herstructureringsprogramma hebben wij € 4,6 miljoen gedecentraliseerde rijksmiddelen en € 4,6 miljoen als provinciale cofinanciering tot onze beschikking. De cofinanciering is op de volgende wijze opgebracht: jaarlijks € 60.000 vanuit het krediet Revitalisering en verduurzaming bedrijventerreinen; in totaal voor de duur van het programma € 240.000; jaarlijks € 300.000 uit het cofinancieringsfonds REP (RSP-ZZL); in totaal voor de duur van het programma € 1.200.000; het resterende deel van € 3.160.000 wordt gedekt uit de heroverweging projecten ten laste van reserves (zie VJN2010 - blz. 45).
Gerealiseerd 1. Gezien de financiële situatie van de betrokken gemeenten zal niet de gehele opgave worden gerealiseerd. Ook loopt de uitvoering vertraging op. Oorzaak van de vertraging ligt vooral in zeer forse investeringen voor de herstructurering, de beschikking over nog uitgeefbare bedrijfskavels en ook na herstructurering blijven bepaalde kavels moeilijk uitgeefbaar. In 2011 is één project door de gemeente Groningen ingediend. Twee gemeenten (Veendam en Pekela) zijn in het najaar 2011 begonnen met de voorbereiding voor het opstellen van de masterplannen voor de herstructurering. 2. In december 2011 is de monitor bedrijventerreinen 2010 afgerond. Conclusies uit de monitor worden meegenomen in de herziening van het Provinciaal Omgevingsplan (POP). 3. In 2011 zijn geen nieuwe bestemmingsplannen voor nieuwe ontwikkelingen meer gestart (behalve die bestemmingsplannen die al langere tijd in ontwikkeling waren). Dit komt overeen met het ingezette beleid van de SER-ladder en meer aandacht voor herstructurering in plaats van nieuwe ontwikkeling. Gezien de daling in uitgifte de laatste jaren, de verwachte structurele verandering in de ruimtevraag en de toename van uitgeefbare grond door herstructurering van bestaande terreinen kan gesteld worden dat de voorraad uitgeefbaar terrein en de potentiële voorraad aan bedrijventerrein in zoekgebieden meer dan voldoende is om aan de vraag te kunnen voldoen. In het kader van de herziening van het POP zal worden nagegaan of het beleid ten aanzien van bedrijventerreinen moet worden herzien.
Besteed
In december 2011 is een eerste projectaanvraag ingediend. De totale gevraagde subsidie is ruim € 350.000. Er is nog geen uitsplitsing gemaakt. Een tweede aanvraag is onderhanden. De gevraagde subsidie komt tussen de € 1,0 en € 1,5 miljoen te liggen.
Ondernemend Groningen
63
Totaaloverzicht beleid van programma Ondernemend Groningen, thema Bedrijvigheid Algemeen economische zaken (productgroep 7001): Het gaat hier vooral om het Vestigingenregister, de jaarlijkse enquête naar ondernemingen en werkgelegenheid in Groningen. Promotie en acquisitie (7002): Projectsubsidies en voeren secretariaat van Stichting Groninger Bedrijfslocaties (SBL), die bemiddelt en acquireert bij bedrijfsvestiging. Provinciale bedrijven (7107): Behartigen provinciale inbreng in NOM en Groningen Airport Eelde (provincie is aandeelhouder) en Groningen Seaports (participatie in Gemeenschappelijke Regeling). Werkgelegenheid en arbeidsmarkt (7103): Bijdragen aan de goede werking van de arbeidsmarkt om zo de werkgelegenheid en werkloosheidsbestrijding positief te beïnvloeden. Regioprogramma’s (7106): Voorlichtings-, aanjaag-, regieactiviteiten e.d. om projecten te genereren die in aanmerking komen voor Europese en nationale subsidies. Fysieke bedrijfsomgeving (7108): Beïnvloeden aanbod bedrijventerreinen en logistieke voorzieningen, revitalisering bestaande terreinen. Hiervan maakt deel uit het eerder beschreven actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Herstructureringsprogramma bedrijventerreinen. Marktsectoren (7109): Voorlichting, verwerving projecten e.d. om te komen tot concrete invulling van provinciaal innovatie- en speerpuntenbeleid. Nutsvoorzieningen (7201): Provinciale inbreng in het netwerkbedrijf Enexis, het milieubedrijf Attero, het EPZ-belang (provincie is aandeelhouder) en Waterbedrijf Groningen (provincie is samen met Groningse gemeenten eigenaar).
64
Ondernemend Groningen
2.2
Landbouw
Beleid en beleidsontwikkeling In het kader van de bezuinigingen zullen we wij onze activiteiten op het gebied van de landbouw reduceren maar ook anders inzetten. We zullen de agrarische sector vanuit een algemene beleidsvisie benaderen, in dat verband zal landbouw tot en met 2013 onderdeel uit gaan maken van het Programma Landelijk Gebied (PLG). Dit houdt niet in dat daarna de inzet voor de agrarische sector ook wordt beëindigd. Afhankelijk van het specifieke aspect of onderdeel zal worden bekeken of en waar dat aspect of onderdeel van het thema landbouw wordt ondergebracht, rekening houdend met de betekenis van de sector voor het landelijk gebied. We blijven ons richten op verdere verbetering en structuurversterking van de productiefactoren grond en water, waarbij de landinrichting een belangrijk instrument zal zijn. Daarnaast zal onze inzet gericht zijn op innovatieve en verduurzaming van de gangbare en biologische landbouw, agribusiness en visserij. Tevens streven wij naar kennisvergroting in de gangbare landbouw en zullen wij productiewijzen zoals biologische landbouw en nieuwe teelten stimuleren.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Hoofdstad van de Smaak Beleid en doelen op termijn De provincie heeft zich samen met de gemeente Groningen kandidaat gesteld voor de Hoofdstad van de Smaak 2011. Indien we worden uitverkozen door de organisatie, staan stad en ommeland een jaar lang in het teken van de smaak, met de Week van de Smaak als hoogtepunt. Rondom het thema smaak worden allerlei festiviteiten en activiteiten ontwikkeld voor iedereen, van producent tot consument. Er wordt met name aandacht geschonken aan de doelgroepen jongeren en ouderen. Activiteiten/Resultaten in planjaar 2011 Gepland organiseren van allerlei festiviteiten en activiteiten in het kader van de Hoofdstad van de Smaak en Week van de Smaak.
Middelen Begroot De middelen voor deze activiteiten zijn beschikbaar binnen thema's Landbouw en PLG en het krediet Grote Evenementen (thema Communicatie).
Gerealiseerd Groningen is in 2011 Hoofdstad van de Smaak geweest. In dat kader zijn onder andere streekmarkten georganiseerd en is op allerlei andere manieren in en om de Stad aandacht besteed aan streekproducten, lokaal voedsel en eerlijk eten. Mede op basis van de inhoudelijke evaluatie van het project wordt verder gewerkt aan een programma om in de komende vier jaar de provincie Groningen op de kaart te zetten als Regio van de Smaak.
Besteed Wij hebben in september 2010 een voorschot van € 100.000 toegekend aan de gemeente Groningen voor Hoofdstad van de Smaak: € 50.000 vanuit het krediet Grote Evenementen 2010; € 50.000 vanuit het krediet ‘Versterking, verruiming agrarische sector’ verdeeld over de jaren 2010 en 2011. Het project Hoofdstad van de Smaak is geëindigd op 31 december 2011. Inhoudelijke en financiële afronding vindt plaats in 2012.
Ondernemend Groningen
65
Totaaloverzicht beleid van programma Ondernemend Groningen, thema Landbouw Landbouw (7302): Ondersteunen en initiëren van projecten ter versterking, vernieuwing en verbreding van de agrarische sector. Uitvoering van projecten vindt vooral plaats via het PLG. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Hoofdstad van de Smaak.
66
Ondernemend Groningen
2.3
Recreatie en toerisme
Beleid en beleidsontwikkeling Wij verwachten dat de verdere ontwikkeling van de sector toerisme en recreatie een bijdrage zal leveren aan de versterking van de werkgelegenheidssituatie en aan (het in stand houden van) de leefbaarheid van het platteland in het algemeen en aan het bestrijden van de negatieve gevolgen van de krimp in het bijzonder. Het toeristische bedrijfsleven moet ruimte behouden om te investeren in nieuwe ontwikkelingen. Wij willen daarin een stimulerende (echter door de bezuinigingen op een duidelijk bescheidener niveau) rol spelen. De hoofdlijnen van ons beleid op het gebied van toerisme en recreatie hebben wij beschreven in het POP. Ons beleid is gericht op: - het bieden van ruimte voor het toeristisch bedrijfsleven; - het in stand houden en het realiseren van routestructuren voor wandelaars, fietsers en watersporters; - het vergroten van de aantrekkelijkheid van Groningen door een krachtige culturele profilering; - het voeren van een eigentijdse, goed doordachte toeristische promotie en marketing. Op weg naar 2012 zullen wij, als gevolg van de bezuinigingen, nadere keuzes moeten maken binnen bovengenoemd beleid. In lijn met de moties van PS zal aan promotie en cofinanciering van (kleinschalige) toeristisch-recreatieve projecten prioriteit worden gegeven. Op het gebied van toeristische promotie voert Marketing Groningen voor ons een meerjarig activiteitenplan uit. Daarnaast wordt door deze organisatie tot en met 2012 een vervolg gegeven aan de toeristische mediacampagne, waarvan het uitzenden van tv-commercials op landelijke zenders, innovatieve internetmarketing en een campagne gericht op Duitsland onderdelen zijn.
Totaaloverzicht beleid van programma Ondernemend Groningen, thema Recreatie en toerisme Recreatie en Toerisme (productgroep 6101): Uitvoeren van maatregelen die gericht zijn op de verbetering en uitbreiding van toeristisch-recreatieve voorzieningen en op een toename van het aantal toeristen en recreanten. Toeristische promotie (productgroep 7003): Voorbereiding, opdrachtverlening en subsidiëring van diverse activiteiten op het gebied van toeristische promotie en marketing met als doel de verdere versterking van het toeristische imago van Groningen.
Ondernemend Groningen
67
2.4
Lasten/baten en analyse Ondernemend Groningen
Omschrijving
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2010
gerealiseerd bedrag 2011
ONDERNEMEND GRONINGEN Bedrijvigheid Algemeen economische zaken Promotie en acquisitie Arbeidsmarkt Regioprogramma's Prov inciale bedrijven Fysieke bedrijfsomgeving Marktsectoren
21.398.127 71.699 92.732 1.286.362 2.253.854 300.189 3.326.860 3.279.180
41.623.278 72.814 351.034 3.022.007 23.356.234 316.246 1.065.629 6.026.849
38.936.680 60.852 320.051 996.615 24.021.442 318.157 413.805 5.418.492
Nutsv oorzieningen
10.787.251
7.412.465
7.387.266
345.557 345.557
535.052 535.052
359.506 359.506
3.276.080 2.452.691 823.389
1.838.434 1.121.047 717.387
1.586.598 934.250 652.348
25.019.764 25.019.764
43.996.764 43.996.764
40.882.785 51.003.360 91.886.144
Landbouw Landbouw Recreatie/toerisme Toerisme en recreatie Toeristische promotie Voordelig slot ondernemend Groningen Totaal ondernemend Groningen
Omschrijving
ONDERNEMEND GRONINGEN Bedrijvigheid Algemeen economische zaken Promotie en acquisitie Arbeidsmarkt Regioprogramma's Prov inciale bedrijven Fysieke bedrijfsomgeving Marktsectoren Nutsv oorzieningen
17.486.041 11.401
91.345.187 5.925
5.256.256 114.400
450.615
114.352 1.219.429 975.665 14.953.979
33.899.672
4.029.358 114.353 1.811.100 1.278.165 83.655.671
-
-
-
830.600 830.600
5.300 5.300
540.957 540.957
18.316.641 6.703.123 25.019.764
39.275.628 4.721.136 43.996.764
91.886.144 91.886.144
Recreatie/toerisme Toerisme en recreatie Toeristische promotie (nieuw)
68
gerealiseerd bedrag 2011
39.270.328
211.215
Landbouw Landinrichting Landbouw
Nadelig slot ondernemend Groningen Totaal ondernemend Groningen
BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2010
Ondernemend Groningen
Analyse programma Ondernemend Groningen Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 4.951.050 39.045.713 43.996.764 39.275.628 4.721.136
Realisatie 4.193.099 36.689.686 40.882.785 91.886.144 -51.003.360
Saldo 757.952 2.356.028 3.113.979 52.610.516 55.724.495
Aangezien de apparaatskosten niet per programma maar op totaalniveau worden geanalyseerd, volgen onderstaand de belangrijkste overige verschillen per thema.
Thema Bedrijvigheid Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 3.989.384 37.633.894 41.623.278 39.270.328 2.352.950
Realisatie 3.562.763 35.373.917 38.936.680 91.345.187 -52.408.507
Saldo 426.621 2.259.976 2.686.597 52.074.859 54.761.456
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 2.259.976 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Vanuit de reserve provinciale meefinanciering is in totaal € 5.103.813 opgenomen voor projecten op het gebied van Bedrijvigheid. Door de projectuitvoerders is in totaal € 2.828.311 opgevraagd. Het restant € 2.275.502 blijft beschikbaar in de reserve. De kosten IAG-2 en IAG-3 worden gedekt door provinciale middelen uit de reserve provinciale meefinanciering en bijdragen van de Europese Commissie (EFRO). Het kasritme met betrekking tot de bevoorschotting uit de provinciale middelen is per saldo lager geweest dan voorzien. Deze onderbestedingen leiden tot een lagere onttrekking aan de reserve provinciale meefinanciering. De middelen blijven beschikbaar binnen deze reserve. De bestedingen ten laste van de EFRO-middelen zijn niet geraamd (zie ook baten). Vanuit het REP worden o.a. projecten gefinancierd met betrekking tot Arbeidsmarkt en onderwijs. In de begroting 2011 was hiervoor € 1,8 miljoen beschikbaar. In totaal is € 450.615 onttrokken. Het restant ad € 1.349.385 blijft beschikbaar in de reserve. Tevens is er geen voorschot ad € 500.000 aangevraagd voor het project Versterking Techniek in de provincie Groningen. Er heeft geen onttrekking aan de reserve RegioSpecifiek Pakket plaatsgevonden en er hoefden derhalve ook geen vooruitontvangen Rijksmiddelen te worden ingezet. Daarnaast is met betrekking tot het krediet arbeidsmarkt een aantal projecten van derden doorgeschoven naar 2012. Hierdoor ontstaat een positief resultaat van € 8.742. De eindafrekening programma EPD 1997-1999 is lager vastgesteld door Brussel. Daar is beroep tegen ingesteld, maar het beroep is ongegrond verklaard. In de risicoparagraaf was reeds rekening gehouden met het risico. Door het manifest worden van het risico dient de provincie € 680.347 bij te dragen in het tekort. De provinciale bijdrage Grote Markt/Forum is later betaald waardoor rente is betaald ad € 293.333. Daarentegen heeft de provincie deze middelen lager zelf uitgezet en bij de rentebaten een voordeel behaald. Verder is er een overschrijding ad € 37.912 op de Uitvoeringskosten REP door te laag begrote kosten voor adviezen inzake het project Grote Markt Forum. Deze kosten worden gedekt door een bijdrage uit de reserve RSP. Het Provinciaal Herstructureringsprogramma (PHP) is afgerond. Het Rijk heeft in 2010 hiermee ingestemd. In dit najaar was het de bedoeling om projectplannen van de gemeenten Veendam, Pekela en Menterwolde voor het PHP hieruit te coOndernemend Groningen
2.275.502
-/- 1.233.573
1.858.127
- /- 680.347
-/- 331.245
118.400
69
Van de geraamde middelen Cofinanciering Kompas voor projecten op het gebied van Bedrijvigheid is € 101.496 minder aangewend. Een aantal projecten zijn nog in uitvoering of de afrekeningen zijn nog niet ontvangen/afgewikkeld. Met name een te hoog ingeschat kasritme met betrekking tot de bijdrage aan het project Carbohydrate Competence Center (CCC) heeft geleid tot een onderbesteding. De middelen blijven in de reserve Cofinanciering Kompas beschikbaar. Het krediet Verbetering productiestructuur en economische infrastructuur is in 2011 onderbesteed. Een aantal toekenningen aan activiteiten hebben uiteindelijk niet tot een concrete aanvraag geleid, waardoor € 27.147 vrij valt. Daarnaast heeft de Stichting Metal Park in 2011 geen verzoek ingediend voor een bijdrage. De begrote bijdrage ad € 19.400 valt eveneens vrij. De kapitaallasten voor de deelnemingen zijn ten opzichte van de raming lager uitgevallen. Overige afwijkingen als gevolg van de afwikkeling van verplichtingen uit voorgaande jaren en diverse geringe afwijkingen leiden per saldo tot een voordeel.
101.496
46.547
36.345 68.724
2.259.976 De directe baten vallen € 52.074.859 hoger uit dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt door:
De ontvangen middelen als gevolg van de verkoop van ons aandeel in het bedrijf Publiek Belang Elektriciteitsproductie BV (PBE) en de vrijval van Cross Border Lease/Escrows zijn ter dekking van de uitvoering van MIT-projecten toegevoegd aan de reserve ESFI. In totaal is € 49.756.021 toegevoegd. In 2010 hebben wij als decentralisatie-uitkering een bijdrage ontvangen voor het convenant bedrijventerreinen ad € 1.811.100. In 2010 is deze bijdrage niet besteed en opgenomen op de balans als schuld aan het Rijk. Decentralisatieuitkeringen komen ten goede aan de algemene middelen en zijn dus geen schuld aan het Rijk. De niet bestede middelen zijn daarom in 2011 via de exploitatie toegevoegd aan de algemene reserve en gelabeld voor het convenant bedrijventerreinen. Van de rijksmiddelen voor RSP-projecten is gelet op de uitvoering in 2011 € 1.303.158 minder benodigd voor de dekking van de projecten. Als gevolg van de niet geraamde baten van de Europese Commissie (EFRO) en van het Rijk (EZ/Kompas) voor de Innovatief Actieprogramma's Groningen 2 en 3 ontstaat een positieve afwijking van € 1.278.165. De bijdrage vanuit de REP Koepel Arbeidsmarkt/Onderwijs ter dekking van de uitgaven was niet begroot. Ter dekking van de kosten is € 450.615 van de in 2010 ontvangen middelen van de balans geboekt (vooruitontvangen middelen). Verder is er een positief verschil door niet geraamde baten ad € 76.260 die dienen ter dekking van de apparaatskosten in verband met de inzet voor het programma IAG1. Overige verschillen leiden tot een voordeel van € 5.856.
49.756.021
1.811.100
-/- 1.303.158 1.278.165 450.615 76.260 5.856 52.074.859
70
Ondernemend Groningen
Thema Landbouw Raming 371.412 163.640 535.052 0 535.052
Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Realisatie 265.546 93.961 359.506 0 359.506
Saldo 105.867 69.679 175.546 0 175.546
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 69.679 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Van het geraamde budget voor Glastuinbouw Eemsmond is maar beperkt gebruik gemaakt in 2011. De niet bestede middelen blijven in de reserve Cofinanciering Kompas beschikbaar voor nog te maken kosten. Als gevolg van de afwikkeling van verplichtingen uit voorgaande jaren ontstaat een voordeel. Overige verschillen o.a. als gevolg van vrijval op het krediet versterking, vernieuwing agrarische sector.
37.251
24.964 7.464 69.679
De directe baten vertonen geen afwijking.
Thema Recreatie/toerisme Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 590.254 1.248.180 1.838.434 5.300 1.833.134
Realisatie 364.790 1.221.808 1.586.598 540.957 1.045.641
Saldo 225.464 26.372 251.836 535.657 787.493
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 26.372 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Vanuit de reserve provinciale meefinanciering is in totaal € 260.000 opgenomen voor projecten op het gebied van Toerisme en Recreatie en Toeristische promotie. Door de projectuitvoerders is in totaal € 440.092 opgevraagd. Deze overbesteding leidt tot een hogere onttrekking aan de reserve Provinciale Meefinanciering. De middelen waren wel beschikbaar gesteld binnen deze reserve.de overschrijding wordt grotendeels veroorzaakt door een niet geraamde bijdrage aan het lopende investeringswerk TRI’s Blauwestad. Van de geraamde middelen Cofinanciering Kompas voor toeristische projecten is € 139.174 minder aangewend. Een aantal projecten zijn nog in uitvoering of de afrekeningen zijn nog niet ontvangen/afgewikkeld. De middelen blijven in de reserve Cofinanciering Kompas beschikbaar. De financiële bijdrage met betrekking tot het krediet Recreatie en toerisme aan een aantal projecten van derden is naar 2012 doorgeschoven of is ten laste gebracht van een ander krediet. Daarnaast is uitvoering van een aantal externe projecten niet doorgegaan of vertraagd. Dit heeft er mede toe geleid dat het budget niet geheel is uitgeput. In het kader van de vaarverbinding Oldambtmeer-Beerta zijn de werkzaamheden in uitvoering. In de raming waren voor deze werkzaamheden geen bedragen opgenomen, maar gereserveerd binnen de reserve ESFI. De besteding ad € 17.132 leidt tot een onttrekking aan deze reserve.
Ondernemend Groningen
-/- 180.092
139.174
83.164
-/- 17.132
71
Overige afwijkingen als gevolg van de afwikkeling van verplichtingen uit voorgaande jaren en overige geringe afwijkingen.
1.257
26.372 De directe baten vallen € 535.657 hoger uit dan geraamd. Deze baten hebben betrekking op een SNNbijdrage ad € 351.377 aan het project Stinag welke niet voor 2011 was voorzien en niet voorziene bijdragen van derden aan het project Routenetwerk Fietsknooppunten ad € 184.930.
72
Ondernemend Groningen
3.
Bereikbaar Groningen
Dit programma bestaat uit het thema Mobiliteit en infrastructuur. Het programma Bereikbaar Groningen richt zich op de verbetering van de bereikbaarheid van het platteland en de stad Groningen door middel van een samenhangend pakket van maatregelen, waarbij zowel openbaar vervoer als de verdere verbetering van de infrastructuur een belangrijke rol spelen. Aandeel in de totale rekening 2011: 18,71%. Voor de uitvoering van dit programma zijn de onderstaande middelen uitgegeven: Recapitulatie lasten en baten per thema (bedragen x € 1.000) Omschrijving
3. Bereikbaar Groningen a. Mobiliteit en infrastructuur - lasten - baten saldo van lasten en baten Saldo Bereikbaar Groningen
rekening 2010
raming 2011*
rekening 2011
130.911 79.445 51.466
125.016 81.493 43.523
114.371 147.584 -33.214
51.466
43.523
-33.214
* raming 2011 is na de laatste wijziging Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat de politieke verantwoording voor het beleid. Het thema van het programma Bereikbaar Groningen zal daarbij inhoudelijk worden beschreven. Telkens zal een onderscheid worden gemaakt tussen gepland beleid en uitgevoerde acties. Aan het eind van het hoofdstuk wordt een gedetailleerd overzicht gepresenteerd van de financiële consequenties van het beleid.
Bereikbaar Groningen
73
3.1
Mobiliteit en infrastructuur
Beleid en beleidsontwikkeling De provincie Groningen hecht groot belang aan een optimale doorstroming van personen- en goederenvervoer in haar provincie. De auto is een voor de hand liggend vervoermiddel nodig voor de verdere economische ontwikkeling van onze regio. Maar ook onmisbaar voor de bereikbaarheid en het functioneren van het platteland. Daarbij is ook een belangrijke rol weggelegd voor het openbaar vervoer, zowel via de weg als via rails. Ongewenste neveneffecten van vooral de auto, zoals filevorming, verkeersonveiligheid, geluidhinder, stank en ruimtebeslag in vooral stedelijke gebieden, worden zoveel mogelijk beperkt. Goede bereikbaarheid Het garanderen van een blijvend goede bereikbaarheid van de gehele regio staat centraal in het verkeeren vervoerbeleid van de provincie Groningen. De opwaardering van de hoofdvaarweg-verbinding Lemmer-Delfzijl en het op orde brengen van de aantakkende vaarwegen is eveneens een speerpunt van beleid, vooral om de bereikbaarheid van bedrijventerreinen over water te faciliteren. Gecoördineerde aanpak De provincie wil samen met de andere betrokken overheden de verkeer- en vervoerproblematiek gecoördineerd en in samenhang aanpakken. Immers weggebruikers ervaren de infrastructuur van de verschillende overheden als één netwerk en hebben geen weet van het feit dat een weg eigendom is van bijvoorbeeld het Rijk, de provincie of de gemeente. Daarnaast wordt zorg gedragen voor een duurzame instandhouding van het provinciale wegennet, inclusief fietspaden, kunstwerken, verkeersregelinstallaties, 'wegmeubilair', beplanting en andere bijkomende voorzieningen. Meerjarenprogramma De komende jaren zullen vooral in het teken staan van de voorbereiding en uitvoering van het provinciale Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) waarin naast projecten uit de paragraaf infrastructuur van het collegeprogramma, ook de bereikbaarheidsprojecten zoals die zijn ondergebracht in het convenant van het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL) zijn opgenomen.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Uitvoering baggerwerk Winschoterdiep/Rensel Beleid en doelen op termijn Op grond van het convenant hoofdvaarwegen vergoedt het Rijk de kosten van onderhoud en exploitatie van het Winschoterdiep en de Rensel. In 2007 is een intentieverklaring ondertekend inzake afkoop van deze vergoeding door het Rijk. Inmiddels is duidelijk dat het Rijk op dit moment geen financiële middelen voor afkoop heeft (zie ook onderdeel 1.4.3 van de paragraaf Weerstandsvermogen van de Programmabegroting). Het baggerwerk voor het Winschoterdiep en de Rensel maakt deel uit van deze afkoopproblematiek. De inzet is nu dat het Rijk middelen voor achterstallig onderhoud beschikbaar stelt. De vaardiepte in Winschoterdiep en de Rensel is te gering als gevolg van achterwege gebleven baggerwerk. Direct gevolg hiervan is een belemmering van de scheepvaart (grotere schepen kunnen niet varen, dan wel moeten hun belading beperken). Een indirect gevolg is mogelijke economische schade voor de betrokken regio, maar die is ook van andere omstandigheden afhankelijk. Het uit te voeren baggerwerk moet leiden tot een onbelemmerde scheepvaart op het Winschoterdiep en de Rensel over een lengte van 36 km. Verder moeten de betrokken klachten van de scheepvaartbedrijven wegvallen. Activiteiten in planjaar 2011 Gepland De uitvoering van het baggerwerk op het Winschoterdiep en de Rensel start zodra overeenstemming is bereikt met het Rijk over het beschikbaar stellen van middelen voor achterstallig onderhoud. Naar verwachting 74
Gerealiseerd Eind 2011 is overeenstemming bereikt met het Rijk over het beschikbaar stellen van middelen voor achterstallig onderhoud en eeuwigdurende afkoop van de financiële verplichtingen van het Rijk voor het Winschoterdiep (incl. de Rensel). Deze afspraken zijn
Bereikbaar Groningen
vindt dit plaats in de loop van 2010 en zal de uitvoering starten in 2010 en doorlopen tot 2012. Parallel aan de uitvoering van het baggerwerk dient op een aantal locaties de boordvoorziening te worden vervangen, eveneens ten laste van de middelen voor achterstallig onderhoud. Op 1 juli 2010 heeft de Tweede Kamer met algemene stemmen een motie aangenomen, waarin de minister wordt gevraagd het geld voor achterstallig onderhoud direct beschikbaar te stellen.
vastgelegd in een convenant. Voor eeuwigdurende afkoop en achterstallig onderhoud Winschoterdiep heeft het Rijk eind december een bedrag van € 84 miljoen overgemaakt. In 2011 is 12 kilometer damwand vervangen als voorbereiding op het baggerwerk. De contracten voor het baggerwerk zijn voorbereid en de eerste gesprekken met stortplaatsexploitanten hebben plaatsgevonden. De gemeenten HoogezandSappemeer en Oldambt hebben aangegeven mee te willen liften met onze werkzaamheden.
Resultaten/gevolgen in planjaar 2011 Gepland Aan het eind van 2011 is het baggerwerk op het Winschoterdiep en de Rensel over een lengte van 25 km gereed.
Gerealiseerd Omdat pas eind 2011 overeenstemming is bereikt met het Rijk is er in 2011 niet gebaggerd.
Wanneer gereed Gepland Het baggerwerk op het Winschoterdiep en de Rensel komt naar verwachting gereed in 2012.
Middelen Begroot De kosten van het baggerwerk en het vervangen van boordvoorzieningen worden geraamd op € 16 miljoen en worden gedekt uit de vergoeding die naar verwachting van het Rijk wordt verkregen voor achterstallig onderhoud.
Gerealiseerd Vanwege de late overeenstemming met het Rijk hebben wij de planning logischerwijs aangepast. Wij verwachten nu dat het baggerwerk in 2014 kan worden afgerond. Besteed Zoals aangegeven is er in 2011 niet gebaggerd. Vandaar dat er in het verslagjaar ook geen uitgaven op dit vlak zijn geweest.
Regiotram Beleid en doelen op termijn In de Netwerkanalyse Groningen-Assen 2030 is geconcludeerd dat de kerngebieden en de voorzieningen die voor het economisch functioneren van de regio van belang zijn, steeds slechter bereikbaar worden voor het autoverkeer. Knelpunten in de bereikbaarheid in de provincie Groningen doen zich vooral voor in de zone van de Zuidelijke Ringweg Groningen, op het Zernikecomplex, nabij het UMCG en in de binnenstad van Groningen. De netwerkanalyse concludeert dat voor het verbeteren van de bereikbaarheid van de economische kerngebieden van de regio een breed maatregelenpakket voor de auto, het openbaar vervoer, de fiets en het goederenvervoer noodzakelijk is. Eén van de maatregelen binnen het openbaar vervoer en het Kolibri OV-netwerk is het aanleggen van twee tramlijnen, naar Zernike en naar Kardinge. Daarover zal medio 2010 meer duidelijkheid ontstaan. Activiteiten in planjaar 2011 Gepland Aanbesteding lijn 1 (onder voorbehoud positieve besluitvorming in 2010); Voor lijn 2 afronding voorlopig ontwerp en voorbereiden aanbesteding.
Resultaten/gevolgen in planjaar 2011 Gepland Aanbesteding lijn 1 (onder voorbehoud); Voorlopig ontwerp lijn 2.
Gerealiseerd De aanbesteding is in december 2010 gestart.
Het voorlopig ontwerp is afgerond, de aanbesteding van lijn 2 heeft gelijktijdig met de aanbesteding van lijn 1 plaatsgevonden.
Gerealiseerd is uitgevoerd; is afgerond.
Bereikbaar Groningen
75
Wanneer gereed Gepland Lijn 1 zal volgens planning gereed zijn in 2014. Lijn 2 volgt 1 à 1,5 jaar later in 2015/2016. Middelen Begroot In het provinciale MIT (projectnummer 11) hebben Provinciale Staten voor wat betreft het provinciale aandeel in het Regiorail-concept rekening gehouden met een mogelijk beslag op provinciale middelen van tussen de € 70 en € 80 milljoen.
Gerealiseerd Beide lijnen zullen medio 2016 gereed zijn.
Besteed Provinciale Staten hebben op basis van voordracht 26/2010 een planuitwerkingsbesluit genomen voor de eerste twee lijnen van de RegioTram als onderdeel van de uitvoering van de eerste fase van het Raamwerk RegioRail. Op basis van dezelfde voordracht hebben Provinciale Staten ook een reserveringsbesluit genomen ter grootte van € 75,8 miljoen. Gelijktijdig hebben Provinciale Staten besloten hiervan afgerond € 2,49 miljoen beschikbaar te stellen ter dekking van het provinciaal aandeel in de uitvoeringskosten van de derde fase van de projectorganisatie RegioTram.
TOEGEVOEGD: Ontwikkelingen veiligheid onderdeel openbaar vervoer (ACTUEEL) Ontwikkelingen verkeersveiligheid algemeen (ACTUEEL) Beleid en doelen op termijn Beoogd Wij richten ons in ons verkeersveiligheidsbeleid op het verbeteren van de objectieve en subjectieve verkeersveiligheid. Voor wat betreft die objectieve verkeersonveiligheid zijn gezien de landelijke taakstelling de verkeersdoden en ziekenhuisgewonden van belang. Samen met de partners in de regio is in 2011 gewerkt aan het nieuwe maatregelenpakket verkeersveiligheid dat in maart 2012 zal worden behandeld door het Verkeer- en Vervoerberaad. Dit maatregelenpakket ‘Samen Veilig op Weg’ geeft de speerpunten aan waarop het verkeersveiligheidsbeleid van de partners zich de komende jaren vooral moet gaan richten. Ons eigen nieuwe beleidsplan Verkeersveiligheid Provinciale Wegen) wordt in het voorjaar van 2012 door Provinciale Staten behandeld. Activiteiten/Resultaten in planjaar 2010 Gepland De Klantenbarometer van het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (KpVV) is een landelijk onderzoek, dat jaarlijks wordt gehouden, naar de mening van reizigers over het openbaar vervoer. Reizigers geven hierbij rapportcijfers aan verschillende aspecten die met hun reis te maken hebben. Eén van die aspecten betreft de sociale veiligheid. In de Klantenbarometer worden de resultaten per spoorlijn weergegeven. Rapportage verkeersveiligheid vanuit onze rol als regisseur voor het regionale verkeersveiligheidsbeleid en als wegbeheerder van de provinciale wegen.
76
Gerealiseerd Het algemene cijfer voor de veiligheid van de vier Groningse lijnen in 2010 volgens het klantenoordeel: - Groningen-Leeuwarden: 8,2 - Groningen-Roodeschool: 8,2 - Groningen-Delfzijl: 8,1 - Groningen-Nieuweschans: 7,9 NB. De klantenbarometer 2011 was ten tijde van het opstellen van de Jaarrekening nog niet beschikbaar.
In de onderstaande tabel is de ontwikkelingen van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden in onze provincie weergegeven. Deze gegevens worden ons door het Rijk verstrekt. Ten opzichte van de rapportage van het vorige jaar is het jaar 2010 toegevoegd. De gegevens over 2011 zijn ten tijde van het opstellen van dit overzicht nog niet beschikbaar. Vast te stellen is dat het aantal ziekenhuisgewonden met ingang van 2009 drastisch is gedaald. De gegevens voor 2009 en 2010 zijn echter als niet betrouwbaar aan te merken. De daling is een gevolg van een doorgevoerde wijziging in de centrale registratie.
Bereikbaar Groningen
(Zie het nieuwe beleidsplan verkeersveiligheid provinciale wegen voor de gevolgen die dat voor ons veiligheidsbeleid met zich meebrengt.) jaar doden gewonden
2006 26 369
2007 19 357
2008 31 340
2009 25 242
2010 24 95
Totaaloverzicht beleid van programma Bereikbaar Groningen, thema Mobiliteit en Infrastructuur Mobiliteitsbeleid (productgroep 3001): Planstudies, uitvoering jaarprogramma’s (zoals Actieplan Fiets, werkplan mobiliteitsmanagement), opstelling BDU bestedingsplan 2011. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Regiotram. (Re)constructie wegen en fietspaden (productgroep 3101): Voorbereiding van wegen en uitvoeringprojecten. Onderhoud beheer wegen en fietspaden (productgroep 3102): Duurzame instandhouding van provinciale wegennet (zie managementcontract Beheer Wegen en Kanalen 2009-2011). Verkeersveiligheid (productgroep 3103): Uitvoering van regiefunctie op het gebied van verkeersveiligheid en daarnaast de planning en uitvoering van maatregelen op het terrein van verkeersveiligheid voor het eigen wegennet. (Re)constructie van waterwegen (productgroep 3301): Voorbereiding en uitvoering van baggerwerk, boordvoorzieningen, damwanden, bruggen, sluizen en stuwen voor de waterwegen die onder provinciaal beheer staan. Onderhoud en beheer hoofdvaarwegen (productgroep 3302): Duurzame instandhouding van provinciale hoofdvaarwegen (verwezen wordt naar het nieuwe managementcontract Beheer Wegen en Kanalen). Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Uitvoering baggerwerk Winschoterdiep/Rensel. Onderhoud en beheer overige vaarwegen (productgroep 3303): Duurzame instandhouding van overige provinciale vaarwegen (zie managementcontract Beheer Wegen en Kanalen 2009-2011). Onderhoud en beheer schutssluis Lauwersoog (productgroep 3304): Onderhoud en bediening van deze schutssluis (zie managementcontract Beheer Wegen en Kanalen 2009-2011). Luchtvaartvervoer (productgroep 3401): Instandhouding en verbetering van luchtvaartvervoer in het bijzonder voor Groningen Airport Eelde. Collectief personenvervoer (productgroep 3402): Het ontwikkelen en versterken van openbaar vervoer. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Regiotram.
Bereikbaar Groningen
77
3.2
Lasten/baten en analyse Bereikbaar Groningen
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
BEREIKBAAR GRONINGEN Mobiliteit en infrastructuur Mobiliteitsbeleid (Re)constructie wegen en fietspaden Onderhoud en beheer wegen en fietspaden Verkeersveiligheid (Re)constructie waterwegen Onderhoud en beheer hoofdvaarwegen Onderhoud en beheer overige vaarwegen Onderhoud en beheer sluizencomplex Lauwersoog Luchtvaartvervoer Collectief Personenvervoer
130.910.522 12.643.018 11.154.645 21.490.310 2.017.550 5.062.659 9.787.223 4.226.662 676.431 343.737 63.508.287 130.910.522 130.910.522
Voordelig slot bereikbaar Groningen Totaal bereikbaar Groningen
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
BEREIKBAAR GRONINGEN Mobiliteit en infrastructuur Mobiliteitsbeleid (Re)constructie wegen en fietspaden Onderhoud en beheer wegen en fietspaden Verkeersveiligheid (Re)constructie waterwegen Onderhoud en beheer hoofdvaarwegen Onderhoud en beheer overige vaarwegen Onderhoud en beheer sluizencomplex Lauwersoog Herstel schade a.g.v. bodemdaling Luchtvaartvervoer Collectief Personenvervoer Nadelig slot bereikbaar Groningen Totaal bereikbaar Groningen
78
Bereikbaar Groningen
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
125.016.014 19.085.010 5.217.366 15.455.851 2.719.713 2.748.151 10.656.849 7.146.127 385.604 349.190 61.252.152 125.016.014 125.016.014 BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
114.370.865 7.385.171 10.485.115 16.767.499 1.408.747 3.084.521 12.283.916 4.364.859 541.219 348.545 57.701.274 114.370.865 33.213.594 147.584.459
gerealiseerd bedrag 2011
79.444.781 3.001.321 3.288.477 586.908
81.492.672 14.444.864 169.580 215.840
147.584.459 5.204.019 2.641.040 1.295.199 60.300
9.127.087 1.092.685 102.762
9.617.085 635.407 152.230
10.821.719 75.644.218 150.980
62.245.541 79.444.781 51.465.741 130.910.522
56.257.666 81.492.672 43.523.342 125.016.014
51.766.984 147.584.459 147.584.459
Analyse programma Bereikbaar Groningen Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 21.621.702 103.394.312 125.016.014 81.492.672 43.523.342
Realisatie 21.999.124 92.371.741 114.370.865 147.584.459 -33.213.595
Saldo -377.422 11.022.569 10.645.149 66.091.787 76.736.937
Aangezien de apparaatskosten niet per programma, maar op totaalniveau worden geanalyseerd, volgen onderstaand de belangrijkste verschillen per thema.
Thema Mobiliteit en infrastructuur Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 21.621.702 103.394.312 125.016.014 81.492.672 43.523.342
Realisatie 21.999.124 92.371.741 114.370.865 147.584.459 -33.213.595
Saldo -377.422 11.022.569 10.645.149 66.091.787 76.736.937
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 11.022.569 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
De directe kosten voor Mobiliteitsbeleid vallen per saldo € 11.657.544 lager uit dan geraamd. Het onderdeel Mobiliteitsbeleid algemeen sluit met een overschot van € 2.398.359. Dit is grotendeels het gevolg van het feit dat in 2011 geen beroep is gedaan op de geraamde middelen voor de uitvoering van de Beleidsnota Fiets. Deze middelen groot € 1.109.271 zijn overgeboekt naar 2012, en worden betrokken bij de uitvoering van de geactualiseerde Beleidsnota Fiets. In 2011 behoefde er geen beroep op de middelen die vanuit de reserve ESFI voor de projecten en reserveringen met betrekking tot de aanpak van de Ring Groningen te worden gedaan. Deze middelen, groot € 953.300 zijn niet onttrokken aan de reserve, en blijven beschikbaar voor de aanpak van de Ring Groningen. Als gevolg van de afboeking van een aantal posten met betrekking tot de afwikkeling van voorgaande jaren, en het niet volledig benutten van de beschikbaar gestelde budgetten resulteert dit in een voordeel van € 335.788. Hiervan wordt € 194.658 niet ontrokken aan de reserve RSP, en € 141.130 valt vrij. Voor de uitgaven en reserveringen in het kader van de infrastructurele projecten BDU en nog te besteden BDU-middelen is voor 2011 in totaal € 10.494.657 begroot. In totaal is € 3.429.840 besteed, zodat per saldo de kosten € 7.064.817 lager uitvallen. Dit wordt deels veroorzaakt doordat ontvangers van BDU-subsidie de declaraties veelal op een laat tijdstip indienen. Daarnaast wordt in het kader van het provinciale MIT gespaard voor grote projecten in de regio. Hiervoor is in 2011 € 2.250.947 voor deze projecten gereserveerd. De middelen waarop geen beroep is gedaan blijven gereserveerd ten behoeve van toekomstige uitgaven. Bij de programmakosten Uitvoering Werkplan Verkeer- en Vervoerberaad 2011 is sprake van een tekort van € 56.580. De overbesteding wordt grotendeels veroorzaakt doordat betalingen met betrekking tot voorgaande jaren hebben plaats gevonden. Voor die betalingen zijn gereserveerde middelen uit voorgaande jaren ingezet. Op het product (re)constructie wegen en fietspaden is per saldo een nadeel ontstaan van € 5.149.901. Op hoofdlijnen kan dit nadeel als volgt worden verklaard: De kosten van planvorming en uitbesteding laten een nadeel zien van € 1.634.986. Deze meerkosten zijn gemaakt in verband met de voorbereiding van Bereikbaar Groningen
11.657.581
-/- 5.149.901
79
infrastructurele projecten, welke zijn ondergebracht in het provinciale Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transpot (MIT). De verantwoorde baten hebben geresulteerd in een voordeel van € 2.396.468. Het voordelig saldo baten en lasten wordt voor € 727.575 overgeboekt naar 2012 en ingezet ten behoeven van het te vormen capaciteitskrediet realisatiefase. Een bedrag van € 33.907 valt vrij. Ten aanzien van investeringswerken is per saldo een negatief saldo ontstaan van € 3.461.260. Hier staan echter bijdragen tegenover uit de reserve ESFI. De onttrekking uit de reserve ESFI wordt echter verantwoord onder de algemene dekkingsmiddelen. Op de kapitaallasten is per saldo een nadeel gerealiseerd van € 53.621. Op de middelen voor Collectief personenvervoer is een voordeel ontstaan van € 3.570.126. Door vertraagde uitvoering van projecten in het kader van RSP bedraagt hier het voordeel 3.662.041. Deze rijksmiddelen blijven beschikbaar voor uit te voeren werkzaamheden in de komende jaren. De uitgaven ten behoeve van e de 3 fase Regiotram zorgen voor een nadeel van € 2.484.000, Hier staan echter bijdragen tegenover uit de reserve ESFI. De onttrekking uit de reserve ESFI wordt echter verantwoord onder de algemene dekkingsmiddelen. Op het onderdeel openbaar vervoer is een voordeel ontstaan van € 2.392.085. Dit heeft met name te maken met het nog niet uitvoeren quickscan Maatregelen spoor GroningenNieuweschans/Roodeschool. De middelen waarop geen beroep is gedaan blijven binnen de BDU gereserveerd ten behoeve van toekomstige uitgaven. Bij overige vaarwegen en Lauwersoog is een voordeel ontstaan van € 3.163.045 Dit is voornamelijk veroorzaakt door vertraging in de aanpak van achterstallig onderhoud boordvoorzieningen Noord-Willemskanaal. In 2012 zullen grootschalige investeringen plaats vinden, waarbij het overschot zal worden ingelopen. Het onderdeel wegen sluit met een tekort van € 2.194.990. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door meerkosten voor de onderdelen bermen en sloten, beplantingen, vaste kunstwerken en gladheidbestrijding. Dit heeft deels te maken met de systematiek binnen het managementcontract, waarbij het saldo van voorgaande jaren wordt verrekend met het reguliere jaarbudget. Hierdoor werken de tekorten op bijvoorbeeld gladheidbestrijding in voorgaande jaren door in het budget voor 2011. Verkeersveiligheid laat een voordelig saldo zien van € 1.240.414. In 2011 is gemeld dat de Beleidsnota Verkeersveiligheid provinciale wegen en het daaraan gekoppelde meerjarenuitvoeringsprogramma 2011-2014 later ter besluitvorming zal worden voorgelegd dan was aangenomen. Dit betekent dat op de beschikbaar gestelde middelen in 2011 ad € 707.743 geen beroep is gedaan. Samen met de doorloop van een drietal projecten uit het vorige uitvoeringsprogramma is totaal € 1.120.243 overgeboekt naar 2012. Als gevolg van de afboeking van een aantal posten met betrekking tot de afwikkeling van voorgaande jaren, en het niet volledig benutten van de beschikbaar gestelde budgetten resulteert dit in een voordeel van € 120.171. Hoofdvaarwegen sluit in 2011 per saldo met een tekort van € 799.245. Dit is met name veroorzaakt door investeringen in de vervanging van boordvoorzieningen in het Eemskanaal nabij Tuikwerd. De stand van de ontvangen Rijksmiddelen voor hoofdvaarwegen bedraagt ultimo 2011 - € 337.000. Dit tekort zal in 2012 moeten worden ingelopen. Het product (re)constructie waterwegen laat een tekort zien van € 464.461 Ten aanzien van investeringswerken is per saldo een negatief saldo ontstaan van € 469.795. Hier staan echter bijdragen tegenover uit de reserve ESFI. De onttrekking uit de reserve ESFI wordt echter verantwoord onder de algemene dekkingsmiddelen. Op de kapitaallasten is per saldo een voordeel gerealiseerd van € 5.334.
3.570.126
3.163.045
-/- 2.194.990
1.240.414
-/- 799.245
-/- 464.461
11.022.569
80
Bereikbaar Groningen
De directe baten vallen € 66.091.787 hoger uit dan geraamd. Dit met name veroorzaakt door de ontvangen afkoopsom van het Rijk voor de overdracht van het beheer en onderhoud van het Winschoterdiep en Rensel ad € 75 miljoen. Verder worden de baten op de onderdelen in het kader de BDU/RSP verrekend op kasbasis, waardoor deze baten lager zijn dan geraamd. De ontvangen bijdragen blijven als vooruitontvangen midddelen van het Rijk beschikbaar voor bovengenoemde onderdelen.
Bereikbaar Groningen
81
82
Bereikbaar Groningen
4.
Karakteristiek Groningen
Dit programma bestaat uit het thema's 1. Natuur en landschap; 2. Programma Landelijk Gebied (PLG). Het programma Karakteristiek Groningen richt zich op het behouden en herstellen van het bijzondere karakter van het Groninger landschap. Het realiseren van de ecologische hoofdstructuur en de daarin gewenste natuurkwaliteit leveren hier een belangrijke bijdrage aan. Aandeel in de totale rekening 2011: 4,14%. Voor de uitvoering van dit programma zijn de onderstaande middelen uitgegeven: Recapitulatie lasten en baten per thema (bedragen x € 1.000) Omschrijving
rekening 2010
raming 2011*
rekening 2011
4. Karakteristiek Groningen a. Natuur en landschap - lasten - baten saldo van lasten en baten
3.698 19 3.679
3.745 0 3.745
3.900 13 3.887
b. PLG - lasten - baten saldo van lasten en baten
19.193 11.344 7.849
43.280 28.702 14.578
21.421 14.637 6.784
11.528
18.323
10.671
Saldo Karakteristiek Groningen
* raming 2011 is na de laatste wijziging Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat de politieke verantwoording voor het beleid. De verschillende thema’s van het programma Karakteristiek Groningen zullen daarbij inhoudelijk worden beschreven. Telkens zal een onderscheid worden gemaakt tussen gepland beleid en uitgevoerde acties. Aan het eind van het hoofdstuk wordt een gedetailleerd overzicht gepresenteerd van de financiële consequenties van het beleid.
Karakteristiek Groningen
83
4.1
Natuur en landschap
Beleid en beleidsontwikkeling De komende jaren blijft de provincie invulling geven aan de regisseursfunctie voor het natuur- en landschapsbeleid. De grootschalige ontwikkelingen in de Eemshaven en Chemiepark Delfzijl zorgen voor veel werk op het grensvlak van ecologie en wetgeving. Zeker sinds de wijziging van de Natuurbeschermingswet begin 2009. Op het gebied van de biodiversiteit werken wij naast de realisatie van de EHS en de uitvoering van de Flora- en faunawet, ook aan de afronding en vaststelling van de beheerplannen van de Natura 2000 gebieden. Mogelijk zal de functie van de provincie in beleid rond schadebestrijding met inachtneming van dierenwelzijn aspecten, zwaarder worden, door decentralisatie van taken van LNV naar de provincie. Daarnaast zal het overige deel van het nieuwe subsidiestelsel voor natuur- en landschapsbeheer zijn invulling krijgen en behoeven de beheerders van het landelijke gebied (zoals terreinbeheerders en agrarische natuurverenigingen) begeleiding bij het vervullen van hun nieuwe rol. Een belangrijk onderdeel binnen het natuur- en landschapsbeleid is het beschikbaar zijn van adequate en actuele informatie over populaties, trends en het voorkomen van waarden. Deze informatie is van belang voor het formuleren en evalueren van natuur en landschapsbeleid. Ook verplicht Europese en nationale regelgeving ons tot het goed bijhouden van deze informatie en het op de juiste wijze (digitaal) beschikbaar kunnen stellen bij vragen van derden. Landschap is een onderwerp dat sterk in de belangstelling blijft staat. In het Omgevingsplan en de Verordening zijn nieuwe kaders voor het landschapsbeleid beschreven. Tot slot werken we met andere regionale overheden en belangengroepen aan het realiseren van de hoofddoelstelling voor de Waddenzee: duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Landschapsfonds/Streekrekening Zuidelijk Westerkwartier Beleid en doelen op termijn Behoud, herstel en versterking van het landschap en specifiek de tien kernkarakteristieken, zoals beschreven in het POP, met voldoende financiering (onder andere door landschapsfondsen). Vergroting draagvlak voor behoud van landschap in het algemeen en nationale landschappen in het bijzonder. Activiteiten in planjaar 2011 Gepland Gerealiseerd Vaststellen kader voor het opzetten en ondertekening intentieverklaring tussen de drie invullen van een landschapsfonds/ gemeenten in het ZWK (Leek, Marum en streekrekening voor het Zuidelijk Grootegast) en de Provincie Groningen voor het Westerkwartier (ZWK). oprichten van een Gebiedsfonds; oprichting Stichting Gebiedsfonds Westerkwartier (op 9 augustus 2011). Resultaten/gevolgen in planjaar 2011 Gepland Kader voor landschapsfonds/ streekrekening Zuidelijk Westerkwartier. Wanneer gereed Gepland 2011 Middelen Begroot p.m.
84
Gerealiseerd Planning behandeling kader is gepland voor de vergadering van Provinciale Staten op 25 april 2012. Gerealiseerd Implementatie heeft meer tijd gevergd dan gedacht. Verwachting is dat het Gebiedsfonds in 2012 start. Besteed Financiële bijdrage vanuit de provincie Groningen wordt in 2012 gerealiseerd.
Karakteristiek Groningen
Economie en Ecologie in balans Beleid en doelen op termijn In goed overleg met alle betrokken partners een balans vinden tussen economische ontwikkelingen in de Eemsdelta en behoud en ontwikkeling van de ecologische waarden in het omliggende Waddengebied. Activiteiten in planjaar 2011 Gepland Gerealiseerd Vaststellen afsprakenkader tussen alle Er zijn goede stappen gezet, maar het proces partners over de milieugebruiksruimte in vraagt meer tijd. Belangrijk winstpunt is dat het Eemsdeltagebied en de manier van partijen met elkaar om de tafel zitten en elkaar samenwerken in toekomstige processen. willen begrijpen. Dit biedt vertrouwen om in de eerste helft van 2012 te komen tot een afsprakenkader (of samenwerkingsovereenkomst). Resultaten/gevolgen in planjaar 2011 Gepland Afsprakenkader voor economische ontwikkeling van Eemshaven en Chemiepark Delfzijl, inclusief toetsingskader voor vergunningverlening. Naar verwachting zullen de incidenten, die de voortgang van procedures voor vergunningverlening en ruimtelijke ontwikkeling vertragen, aflopen waardoor het in 2010 opgerichte interventieteam steeds minder problemen hoeft op te lossen.
Wanneer gereed Gepland 2011 Middelen Begroot Bij de VJN2010 is voor 2011 een bedrag van € 180.000 beschikbaar gesteld voor dit project (zie programma Energiek Groningen, Ontwikkelopgave Eemsdelta). Bij de Rekening 2010 is een bedrag van € 7.977,05 overgeboekt van 2010 naar 2011. Bij de VJN2011 is € 8.750 voor kosten akp beschikbaar gesteld zodat per saldo in 2011 ca. € 162.230 beschikbaar was.Bij de IB2011 is een bedrag van € 17.000 overgeboekt naar 2012 zodat het project in maart/april 2012 kan worden afgerond.
Gerealiseerd In kleine werkgroepen is toegewerkt naar concrete voorstellen als input voor afsprakenkader (of samenwerkingsovereenkomst). In 2011 heeft het interventieteam zich ingezet voor de vernietigde Natuurbeschermingswetvergunningen van RWE en GSP en de daarop volgende gedoogbeschikkingen. (In 2012 worden voor beide projecten nieuwe aanvragen ingediend.) Ook is veel tijd besteed aan het omvangrijke verzoek van Greenpeace om informatie over bovengenoemde procedures in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur.
Gerealiseerd Eerste helft 2012 afsprakenkader. Besteed In 2011 is een bedrag van € 129.223 besteed.
Totaaloverzicht beleid van programma Karakteristiek Groningen, thema Natuur en landschap Natuur en landschap (productgroep 6205): Hoofddoel is behoud en verbetering van de natuurkwaliteit binnen en buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en op versterking van het landschappelijk karakter. De belangrijkste onderdelen zijn de beleidszaken inzake natuur en landschap, Waddenzee, uitvoering groene wetten en het biologisch meetnet. Hiervan maken deel uit de actueel belangrijke projecten/beleidsonderdelen Landschapsfonds/ Streekrekening Zuidelijk Westerkwartier en Economie en Ecologie in Balans. Karakteristiek Groningen
85
4.2
Programma Landelijk Gebied (PLG)
Beleid en beleidsontwikkeling In 2004 zijn in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) afspraken gemaakt tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Het Rijk stelt doelen en geld beschikbaar en houdt afstand van de uitvoering. In het Programma Landelijk Gebied (PLG) 2007-2013 worden doelen en middelen van Rijk, Europa en provincie gebundeld. Vervolgens worden, in samenwerking met de gebiedspartners, de afgesproken doelen en prestaties gerealiseerd. De provincie wordt door het Rijk afgerekend op haar prestaties na afloop van de programmaperiode. De te realiseren rijksdoelen en prestaties zijn vastgelegd in een Bestuurovereenkomst; de daaraan gekoppelde middelen zijn ontschot beschikbaar, maar na zeven jaar is de provincie gehouden de prestaties te hebben geleverd. Deze afspraken maken een flexibeler uitvoering mogelijk. Het PLG is een breed uitvoeringsprogramma voor de onderwerpen Natuur, Recreatie en Toerisme, Landschap en Cultuurhistorie, Landbouw, Sociaal-economische vitalisering, Bodem en Water. Bij Bodem is het onderdeel bodemsanering verwijderd, omdat vanaf 1 januari 2010 deze middelen zijn gedecentraliseerd en niet meer via het PLG lopen. Het omvat de realisatie van doelen in het landelijk gebied door middel van fysieke inrichting en het beheer van natuur en landschap. Regulier beheer en onderhoud valt buiten het PLG. Wij streven naar de realisatie van duurzame economische groei in combinatie met behoud en waar mogelijk verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden in de provincie Groningen zijn ten opzichte van vele andere delen van Nederland uniek. Daarom zijn ook het behoud en de versterking van deze kwaliteiten van groot belang. Daarnaast streven wij naar een duurzame sociaal-economische structuur in het landelijk gebied, wij zien dit als een voorwaarde voor een vitaal platteland. Wij kiezen daarom voor een verdere versterking van het platteland in een offensieve ontwikkelingsgerichte strategie. Wij bevorderen een uitvoeringspraktijk waarin projecten zoveel mogelijk integraal tot stand kunnen komen. Wij zetten de realisatie vooral in door middel van gebiedsgericht werken. Deze aanpak heeft alleen meerwaarde wanneer het oppakken van de opgaven op regioniveau winst opleveren ten opzichte van een centrale provinciale aanpak. Op basis hiervan hebben we een start gemaakt met het vertalen van doelen naar concrete maatregelen in de regio's.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Less Favoured Areas (LFA) Beleid en doelen op termijn Het leveren van een handicapvergoeding voor het in stand houden van kleinschalige percelen in Middag-Humsterland en het Zuidelijk Westerkwartier. Activiteiten/resultaten in planjaar 2011 Gepland Gerealiseerd Agrariërs in het Nationaal Landschap In 2011 is er een bedrag van Middag-Humsterland en kleinschalige € 400.000beschikbaar gesteld voor Middagdelen van het Zuidelijk Westerkwartier Humsterland. Later dit jaar zal de Dienst kunnen een vergoeding per ha ontvangen Regelingen het exact aangevraagde volume over voor het respecteren van de bestaande 2011 bekendmaken. (In 2010 is voor circa landschappelijke structuur (kromme sloten, € 353.000 aangevraagd. Het betreft een toeslag kleinschalig reliëf). voor ca. 3700 ha.) Wanneer gereed Gepland 2011 Middelen Begroot Voor de periode 2010 t/m 2013 is een gedeelte van € 3,6 miljoen gereserveerd voor cofinanciering ‘Europese middelen LFA en akkervogels' voor LFA. 86
Gerealiseerd 2011 Besteed
Karakteristiek Groningen
Dit zijn middelen uit de opgeheven bestemmingsreserve Groen die aan de reserve PLG zijn toegevoegd. Bij de IB2010 is aangegeven dat voor LFA voor 2011 een bedrag van € 150.000 hieruit beschikbaar wordt gesteld.
Hiervan is € 47.000 besteed.
Akkervogelbeheer Beleid en doelen op termijn De provincie streeft naar het stabiliseren van de populaties van akkervogels (veldleeuwerik en grauwe kiekendief). Daarvoor wordt het oppervlak akkerranden uitgebreid. Activiteiten/resultaten in planjaar 2011 Gepland Ongeveer 500 ha extra akkerrand kan worden toegevoegd aan het provinciale quotum; dit zal worden ingezet in de akkervogelkerngebieden.
Wanneer gereed Gepland 2011 Middelen Begroot Voor de periode 2010 t/m 2016 is een gedeelte van € 3,6 miljoen gereserveerd voor cofinanciering 'Europese middelen LFA en akkervogels' voor akkervogels. Dit zijn middelen uit de opgeheven bestemmingsreserve Groen die aan de reserve PLG zijn toegevoegd. Bij de IB2010 is aangegeven dat voor akkerrandenbeheer voor 2011 een bedrag van € 375.000 hieruit beschikbaar wordt gesteld.
Gerealiseerd In 2011 zijn 443 ha akkerranden gerealiseerd. Hierdoor is het oppervlak met akkerranden uitgebreid binnen de zoekgebieden voor akkervogels. Dit met als doel om de populatie van veldleeuwerik en grauwe kiekendief te stimuleren. Door de het aanleggen van randen ontstaat er voor deze soorten extra voedsel en mogelijkheden om zich te nestelen en te broeden.
Gerealiseerd 2011 Besteed
De besteding is nihil. Uitbetaling beheer 2011 vindt plaats in 2012.
Karakteristiek Groningen
87
Totaaloverzicht beleid van programma Karakteristiek Groningen, thema PLG Natuur (productgroep 6203): De ecologische hoofdstructuur bestaat uit de kerngebieden, robuuste verbindingszones, ecologische verbindingszones en ontsnipperingspunten. In alle categorieën wordt de EHS middels aankoop, particulier natuurbeheer, inrichting en beheer gerealiseerd. Prioriteiten zijn verwerven gronden voor de EHS en meer deelname van particulieren aan beheer natuurbeleid. Om de verdroging in 2020 geheel op te heffen, hebben we samen met het waterschap en terreinbeherende organisaties ingeschat in welke natuurgebieden maatregelen moeten worden genomen. Deze gebieden zijn opgenomen in de toplijst. Hiervan maken deel uit de actueel belangrijke projecten/beleidsonderdelen Less Favoured Areas en Akkervogelbeheer. Toerisme en recreatie (productgroep 6102): Door via gerichte investeringen meer mogelijkheden voor de vaarrecreatie te realiseren, proberen we een toenemend aantal toervaarders onze provincie te laten bezoeken. Wij denken hierbij aan: kortsluiten vaarcircuits, verbeteren c.q. uitbreiden brugbediening, verbeteren bevaarbaarheid bestaande vaarwegen. Daarnaast zetten we extra in op het wegwerken van knelpunten in de vaardiepten. Een en ander staat meer uitvoerig beschreven in het Meerjarenprogramma Varen. Op basis van het Plankader Wandelen en Fietsen blijven we streven naar het tot stand komen van fiets- en wandelverbindingen, toeristische routes en voorzieningen. Hieronder wordt ook begrepen de instandhouding van het Groninger aandeel in de landelijke routenetwerken wandelen, fietsen en varen. Landschap en cultuurhistorie (productgroep 6204): De beschikbare middelen worden ingezet voor het ontwikkeling en herstel van landschap en landschapselementen, inrichting en beheer van lijn-, punt- en vlakelementen. Water (productgroep 4002): De Kaderrichtlijn Water (KRW) verplicht om per stroomgebied taakstellende afspraken te gaan maken over verbetering van de waterkwaliteit. Deze afspraken zijn opgenomen in het POP. In het kader van de synergiegelden worden 6 projecten door de beide waterschappen uitgevoerd in samenwerking met de provincie en andere partners die het KRW-doel, verbetering van de waterkwaliteit, nastreeft. Bodem (productgroep 5204): De beschikbare middelen worden ingezet voor het opstellen en uitvoeren bodemvisie en te besteden aan pilots voor bodeminformatie. Landbouw en landinrichting (productgroep 7303): We richten ons op kavelvergroting en -verbetering via landinrichting en kavelruil. Naar aanleiding van het landbouwstructuuronderzoek 2004 is inzet van kavelruil gewenst ten behoeve van verbetering van de agrarische structuur en realisering van niet agrarische doelen zoals de EHS. We zetten ons verder in voor versterking, vernieuwing en verbreding van de agrarische sector, glastuinbouw Eemsmond, biologische landbouw en pilots duurzaam ondernemen (VROM). Sociaal-economische vitalisering (productgroep 9105): 1. Leefbaarheid en verbreding plattelandseconomie; Gezonde economische en sociale basis en een voorzieningenniveau dat toegesneden is op de behoeften. Daarnaast, behoud van werkgelegenheid en het ontwikkelen van een vitale werk- en woonomgeving. 2. Lokale ontwikkelingen; voor de sociale vitaliteit is van groot belang dat er initiatieven ontstaan (initiatiefgroepen met voldoende zelforganiserend vermogen) die in goede verhouding met de overheid kunnen opereren, zodat de leefbaarheid van de directe omgeving van onderop wordt gegarandeerd. Hierbij wordt gewerkt met de zogenaamde LEADER-systematiek. ontwikkelen en uitvoeren projecten door en via de LEADER-aanpak; begeleiding leefbaarheids- en kleinschalige plattelandsprojecten via het loket levende dorpen; stimulering voorzieningen in dorpen door actieve toepassing van subsidieprogramma's welzijn, cultuur, toerisme en recreatie.
88
Karakteristiek Groningen
4.3
Lasten/baten en analyse Karakteristiek Groningen
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
KARAKTERISTIEK GRONINGEN Natuur en landschap Natuur en landschap
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
3.697.557 3.697.557
3.744.555 3.744.555
3.900.197 3.900.197
PLG Water (PLG) Bodem (PLG) Toerisme en recreatie (PLG) Natuur (PLG) Landschap en cultuurhistorie (PLG) Landbouw en landinrichting (PLG) Sociaal Economische Vitalisering (PLG)
19.193.414 386.365 32.626 433.002 13.485.837 1.987.101 1.476.978 1.391.505
43.280.051 1.411.804 165.929 1.325.551 27.613.661 3.694.326 5.059.769 4.009.011
21.421.066 44.123 11.026 303.907 16.183.572 1.617.950 2.173.394 1.087.094
Totaal karakteristiek Groningen
22.890.971
47.024.606
25.321.263
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
KARAKTERISTIEK GRONINGEN Natuur en landschap Natuur en landschap PLG Water (PLG) Bodem (PLG) Toerisme en recreatie (PLG) Natuur (PLG) Landschap en cultuurhistorie (PLG) Landbouw en landinrichting (PLG) Sociaal Economische Vitalisering (PLG) Nadelig slot karakteristiek Groningen Totaal karakteristiek Groningen
BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
18.761 18.761
-
13.234 13.234
11.344.246 83.052 10.257.696 590.936 403.181 9.381 11.363.007 11.527.964 22.890.971
28.702.076 1.160.000 108.333 826.528 22.783.391 612.795 3.002.696 208.333 28.702.076 18.322.530 47.024.606
14.636.808 152.876 13.195.059 615.239 571.820 101.816 14.650.042 10.671.221 25.321.263
Karakteristiek Groningen
89
Analyse programma Karakteristiek Groningen Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 5.165.927 41.858.679 47.024.606 28.702.076 18.322.530
Realisatie 5.010.333 20.310930 25.321.263 14.650.042 10.671.221
Saldo 155.594 21.547.749 21.703.343 -14.052.034 7.651.309
Aangezien de apparaatskosten niet per programma maar op totaalniveau worden geanalyseerd, volgen onderstaand de belangrijkste overige verschillen per thema.
Thema Natuur en landschap Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 2.476.820 1.267.735 3.744.555 0 3.744.555
Realisatie 2.551.046 1.349.151 3.900.197 13.234 3.886.963
Saldo -74.226 -81.416 -155.642 13.234 -142.408
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 81.416 hoger uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Vanuit de reserve Provinciale Meefinanciering zijn middelen voor de uitvoering van diverse natuur en landschap projecten opgenomen in de raming. In totaal is per saldo € 160.560 meer opgevraagd door de projectuitvoerders. De overschrijding wordt gedekt door de middelen die in de reserve Provinciale Meefinanciering voor de betreffende projecten zijn vastgelegd. Door meevallende kosten bij het Regionaal College Waddengebied en doordat minder activiteiten en projecten zijn uitgevoerd vanuit een aantal reguliere budgetten is een onderbesteding van € 44.729 ontstaan. De afwikkeling van een aantal projecten die vanuit het fonds Cofinanciering Kompas worden gedekt heeft nog niet plaatsgevonden. De verwachting is dat dit nu in 2012 gebeurt. In afwachting daarvan blijven de middelen beschikbaar in de reserve Cofinanciering Kompas. De afboeking van verplichtingen uit voorgaande jaren leidt tot een voordeel van € 10.735.
-/- 160.560
44.729 23.680 10.735 -/- 81.416
De directe baten vallen € 13.234 hoger uit dan geraamd. Dit heeft betrekking op niet geraamde baten van een aantal reguliere budgetten.
Thema ILG Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 2.689.107 40.590.944 43.280.051 28.702.076 14.577.975
Realisatie 2.459.287 18.961.779 21.421.066 14.636.808 6.784.257
Saldo 229.820 21.629.165 21.858.986 -14.065.268 7.793.718
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 21.629.165 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
90
Karakteristiek Groningen
De aanwending van de middelen voor het PLG (ILG) kent in principe een doorlooptijd van 2007-2013. In eerste instantie zijn de beschikbare middelen gelijkelijk begroot over een periode van 7 jaar. De niet bestede provinciale middelen worden toegevoegd aan de reserve PLG en blijven op deze manier beschikbaar voor de resterende looptijd van het programma. Naast de provinciale middelen zijn rijksmiddelen begroot. De niet aangewende middelen van de voorgaande jaren worden verdeeld over de resterende looptijd. De DLG is voor het ILG, behalve voor Programma Beheer, de uitvoerende dienst. Op basis van de rapportages van het DLG worden de werkelijke uitgaven verantwoord. Onderstaand wordt per thema van het PMJP een en ander kort toegelicht. Voor het onderdeel natuur is in totaal € 26.114.767 opgenomen in de raming. Hiervan is € 14.807.546 besteed. De afwijking van 11.307.221 wordt met name veroorzaakt door de onderbesteding op het onderdeel realisatie EHS (€ 9.665.295). Van de middelen voor sociaal economische vitalisering ad € 3.619.408 is in totaal € 303.908 aangewend. Het verschil van € 3.037.078 heeft hoofdzakelijk betrekking op de realisatie van multifunctionele centra en zorginfrastructuur (€ 2.377.501). De realisatie van dergelijke projecten kent vaak een meerjarig karakter. Voor landbouw en landinrichting is € 4.716.548 geraamd. De realisatie komt uit op € 1.909.820. De afwijking van € 2.806.728 betreft met name het op peil houden van de grondvoorraad. Voor landschap en cultuurhistorie is € 1.358.175 van het geraamde budget ad € 3.366.337 besteed. De onderbesteding heeft hoofdzakelijk betrekking op inrichting van landschap en landschapselementen (€ 1.922.016). Van de middelen voor het onderdeel water ad. € 1.315.000 is niets aangewend. Het budget toerisme en recreatie bedraagt € 1.325.551. Hiervan is € 303.908 besteed. Met name door een onderbesteding op de middelen voor varen (€ 966.642) blijft er in totaal € 1.021.643 over. De beschikbare middelen voor bodem ad € 133.333 zijn niet aangewend.
11.307.221
3.037.078
2.806.728 2.008.162 1.315.000 1.021.643 133.333 21.629.165
De directe baten vallen € 14.065.268 lager uit dan geraamd. Dit wordt voor het grootste deel veroorzaakt door de lagere rijksbijdragen (€ 14.073.089) als gevolg van bovengenoemde afwijkingen.
Specificatie bestede rijksbijdragen ILG Bestedingen Dienst Regelingen (DR) Bestedingen Dienst Landelijk Gebied (DLG) Overige bestedingen rijksbijdrage ILG Totaal bestede rijksbijdragen ILG
2008 6.437.425 8.723.113 587.046 15.747.583
2009 6.518.047 10.591.916 390.040 17.500.003
Karakteristiek Groningen
2010 5.822.131 4.842.144 318.879 10.983.154
2011 6.679.882 7.140.942 530.621 14.351.445
91
92
Karakteristiek Groningen
5.
Schoon/Veilig Groningen
Dit programma bestaat uit de thema's: 1. Water; 2. Milieu; 3. Risicobeleid/Veiligheid. Het programma Schoon/Veilig Groningen richt zich op een schone en veilige leefomgeving. Zo moet bijvoorbeeld het risico van calamiteiten, ontploffingen en overstromingen zo klein mogelijk zijn. Aandeel in de totale rekening 2011: 3,67%. Voor de uitvoering van dit programma zijn de onderstaande middelen uitgegeven: Recapitulatie lasten en baten per thema (bedragen x € 1.000) Omschrijving
rekening 2010
raming 2011*
rekening 2011
5. Schoon/veilig Groningen a. Water - lasten - baten saldo van lasten en baten
5.320 1.348 3.972
4.033 1.513 2.521
4.662 1.861 2.801
b. Milieu - lasten - baten saldo van lasten en baten
15.565 2.498 13.067
20.545 1.565 18.979
16.342 11.263 5.078
c. Risicobeleid/veiligheid - lasten - baten saldo van lasten en baten
2.050 1.543 506
2.094 0 2.094
1.412 0 1.412
17.544
23.594
9.292
Saldo Schoon/veilig Groningen
* raming 2011 is na de laatste wijziging Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat de politieke verantwoording voor het beleid. De verschillende thema’s van het programma Schoon/Veilig Groningen zullen daarbij inhoudelijk worden beschreven. Telkens zal een onderscheid worden gemaakt tussen gepland beleid en uitgevoerde acties. Aan het eind van het hoofdstuk wordt een gedetailleerd overzicht gepresenteerd van de financiële consequenties van het beleid.
Schoon/Veilig Groningen
93
5.1
Water
Beleid en beleidsontwikkeling In 2050 willen wij een veilige en bewoonbare provincie die voorzien is van betrouwbare, duurzame, bestuurbare en flexibel ingerichte watersystemen tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Deze doelstelling willen wij bereiken door in het waterbeheer zoveel mogelijk gebruik te maken van natuurlijke processen. Watersystemen zullen, evenals in de afgelopen jaren, steeds meer sturend worden voor de ruimtelijke inrichting en het gebruik van het landelijke gebied. We zien nog vaak knelpunten tussen waterhuishouding en gebruiksfuncties, wat onder meer leidt tot wateroverlast, watertekort en problemen met de waterkwaliteit. Wij verwachten dat de komende decennia burgers en (landbouw)bedrijven steeds hogere eisen gaan stellen aan de waterveiligheid en de watersituatie ter plaatse van bebouwing en landbouwgronden. Vooral de voorspelde toename van neerslag en neerslagintensiteit en de maatschappelijke aandacht hiervoor stellen hogere eisen aan het waterbeheer. Voor het gebiedsgericht waterbeleid is het behouden, het herstellen en het realiseren van duurzame watersystemen dan ook het uitgangspunt. Voor het herstellen van de watersystemen is de denkrichting: vasthouden, bergen en afvoeren per gebied in onderling evenwicht. Door een veerkrachtige inrichting van de watersystemen en het bevorderen van een adequate waterkeringszorg moeten voldoende waarborgen kunnen worden geboden om veilig en zonder wateroverlast in deze provincie te kunnen wonen, werken en recreëren. Hierbij zal fors ingezet worden op de uitvoering van het Deltaprogramma. Ten aanzien van het gebruik van grondwater zien wij een maatschappelijke behoefte om in ruimere mate gebruik te maken van energietoepassingen in de vorm van bodemenergiesystemen (Warmte Koude Opslag). De provincie is vooral verantwoordelijk voor het strategische beleid en de normstelling op regionaal niveau. De waterschappen zijn belast met de dagelijkse praktijk van het operationele waterbeheer. Een deel van het waterbeleid (inrichting waterbergingsgebieden, bestrijding verdroging en het realiseren van de ecologische doelstellingen van de watersystemen (KRW)) is ondergebracht bij programma Karakteristiek Groningen, thema PLG. Muskusratten en beverratten worden bestreden om onveilige situaties te voorkomen en schade te beperken. Per 1 januari 2011 wordt de muskus- en beverrattenbestrijding overgedragen naar de waterschappen.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Waterveiligheid Beleid en doelen op termijn De primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijk vastgestelde norm. In 2015 voldoen door de watersystemen aan de vastgestelde norm van 1:100 door het inrichten van grootschalige waterbergingsgebieden en het verbeteren van de boezemkaden. Deze norm houdt in, dat het watersysteem een waterstand moet kunnen opvangen, die 1 keer in de 100 jaar voorkomt. In 2015 voldoen de regionale watersystemen aan de normen voor wateroverlast. Activiteiten en resultaten in planjaar 2011 Gepland Gerealiseerd In 2011 neemt het Rijk een principebesluit Het Rijk heeft nog geen nieuwe normen voor de over de nieuwe normen voor de primaire waterveiligheid vastgesteld. Wel hebben wij in de waterkeringen. De gevolgen voor de verschillende gremia bijgedragen aan de waterveiligheid worden in beeld gebracht discussie die moet leiden tot de nieuwe normen. en ter beoordeling voorgelegd. Mede op basis hiervan wordt in 2012 aan de stuurgroepen van de regionale deelprogramma’s van het Deltaprogramma gevraagd om aan de hand van de opgestelde maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) en slachtofferanalyses en de verschillende meerlaagsveiligheidstrategieën met voorstellen te komen over aanpassing van de norm en bijbehorende maatregelen. 94
Schoon/Veilig Groningen
Wanneer gereed Gepland 2011 Middelen Begroot Bestaande formatie.
Gerealiseerd 2014 Besteed Bestaande formatie.
Overdracht muskus- en beverrattenbestrijding naar waterschappen Beleid en doelen op termijn Naar verwachting zal via de Veegwet bij de Waterwet worden geregeld dat per 1 januari 2011 de bestrijding van muskus- en beverratten een verantwoordelijkheid wordt van de waterschappen. Activiteiten en resultaten in planjaar 2011 Gepland Uitgangspunt is dat in 2010 de overdracht van de bestrijding aan de waterschappen wordt geregeld en besluitvorming plaatsvindt.
Wanneer gereed Gepland 1 januari 2011
Gerealiseerd Op 1 juli 2011 zijn de gewijzigde Waterwet en de gewijzigde Waterschapswet in werking getreden. De formele overdrachtsdatum was 1 juli 2011. De feitelijke overdracht heeft op 1 oktober 2011 plaatsgevonden. De onderhandelingen over de overdracht hebben langer geduurd dan voorzien. In totaal zijn 31 muskusrattenvangers c.q. beverrattenvangers overgegaan naar de waterschappen. Gerealiseerd In het bestuurlijk overleg op 9 januari 2012 is ingestemd met de conceptovereenkomst tot overdracht, waarin de overdracht formeel wordt vastgelegd. Overdracht van gebouwen kan plaatsvinden nadat in opdracht van provincie bodemonderzoek is uitgevoerd. Verwacht wordt dat de formele overdracht in het voorjaar van 2012 kan worden afgerond.
Middelen Begroot Met de waterschappen vindt overleg plaats over de financiële en personele gevolgen van de overdracht. Per 1 januari 2011 vindt een korting plaats op het Provinciefonds. Vanwege de latere overdracht en de afspraken die in dat kader zijn gemaakt, is bij resp. de Beleidsbrief/VJN2011 en de IB2011 in totaal een bedrag van € 2.209.339 voor 2011 beschikbaar gesteld ten laste van de algemene middelen.
Besteed Met de overdracht zijn de volgende (extra) kosten gemoeid: kosten latere overdracht € 1.187.000; structurele overheadkosten: € 160.000; frictiekosten personeel 2011-2013: € 480.000; incidentele kosten Sociaal Plan: € 240.000; taxatiekosten gebouwen: € 10.000; afwikkelingskosten overdracht: € 500.000; niet-realiseren bezuinigingstaakstelling: € 63.200 per jaar vanaf 2015; kosten grondonderzoek (2012): p.m.
Schoon/Veilig Groningen
95
Totaaloverzicht beleid van programma Schoon/Veilig Groningen, thema Water Water (productgroep 4001): Water is één van de belangrijkste thema's voor het bereiken van een schone en veilige leefomgeving. Voor het gebiedsgericht waterbeleid is het behouden, het herstellen en het realiseren van duurzame watersystemen door gebruik te maken van natuurlijke processen het uitgangspunt. Door een veerkrachtige inrichting van de watersystemen en het bevorderen van een adequate waterkeringszorg moeten voldoende waarborgen kunnen worden geboden om veilig en met zo min mogelijk overlast in deze provincie te kunnen wonen, werken en recreëren. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Waterveiligheid. Muskus- en beverrattenbestrijding (productgroep 4201): Bestrijding van muskus- en beverratten om onveilige situaties te voorkomen en schade te beperken. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Overdracht muskus- en beverrattenbestrijding naar waterschappen. Waterschapsaangelegenheden (productgroep 4101): Het financieel toezicht op de waterschappen.
96
Schoon/Veilig Groningen
5.2
Milieu
Beleid en beleidsontwikkeling Wij hebben in ons collegeprogramma als belangrijke trends op gebied van milieu de klimaatverandering en de rol van duurzaamheid opgenomen. Wij willen voorts de kwaliteit van het milieu en landschap beschermen. Ons streven is erop gericht dat het in de provincie Groningen gezond en veilig leven is. Wij willen onze kernkwaliteiten beschermen of verbeteren, waaronder duisternis en stilte. In ons collegeprogramma hebben wij ook opgenomen dat wij streven dat duurzame ontwikkeling in allerlei beleidsvelden en projecten wordt meegenomen. Wij willen de nadelige gezondheidseffecten van luchtverontreiniging, geur en geluidhinder op mensen terugdringen, daar waar deze effecten zich het meeste voordoen. Het verbeteren van het binnenklimaat en het verlagen van het energieverbruik op scholen heeft van ons de komende tijd ook de nodige aandacht, mede door het uitvoeren van pilots daartoe. Tevens willen wij ervoor zorgen dat ook onze provinciale belangen op gebied van milieu, gezondheid, duisternis, energie, klimaat en duurzaamheid in een vroegtijdig stadium worden meegenomen bij de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke plannen. Bodemsanering Duurzaam gebruik van de bodem blijft leidend uitgangspunt in onze benadering. In 2010 is een nieuwe meerjarenprogrammaperiode voor bodem(sanering) gestart. Op basis van het tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gesloten Bodemconvenant staat de programmaperiode tot 2015 met name in het licht van de verplichting tot aanpak van spoedlocaties en met een doorloop na 2015 ook de aanpak van ernstige locaties. Ook wordt de thematische verbreding van bodem, de integrale benadering en het uitgangspunt van duurzaam gebruik van bodem en ondergrond bij ruimtelijke inrichting verankerd in het convenant. Er is afgesproken met het Rijk dat er uiterlijk in het najaar van 2011 een midterm review zal worden vastgesteld om te kijken of partijen voldoende op schema liggen wat het behalen van de ambities in dit convenant betreft en in relatie daarmee na te gaan of er sprake is van spanning tussen ambitieniveau en de beschikbare middelen. Milieuvergunningen De provincie heeft de wettelijke taak om de belangen van het milieu en daarmee van de leefomgeving te beschermen. Wij werken met onze producten mee aan een evenwicht tussen economische activiteiten en het milieu. Wij dragen bij aan de ontwikkeling van een leefomgeving waarin lucht, geur, geluid, gezondheid, veiligheid èn het duurzaam gebruik van grondstoffen en energie zijn gewaarborgd. Belangrijke instrumenten voor ons milieubeleid zijn vergunningverlening milieu en leefomgeving en milieutoezicht en- handhaving op grond van de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op een aantal milieugebieden werken we samen met gemeenten en waterschappen, soms in de rol van adviseur. Bij de introductie van de Wabo hebben we gekozen voor intensivering en uitbreiding van die samenwerking. Op het gebied van richtlijnen en wetgeving willen wij proactief richting het Rijk en Europa handelen om beter voorbereid te zijn op de implementatie daarvan. De Richtlijn 2001/81/EG inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, de NEC-richtlijn, legt de lidstaten van de Europese Unie absolute emissieplafonds op voor stikstofoxiden (NO x ), zwaveldioxide (SO 2 ), vluchtige organische stoffen (VOS) en ammoniak (NH 3 ). Vanaf 2010 moet aan deze emissieplafonds worden voldaan. Wij willen de nog beschikbare milieu- en veiligheidsruimte op de bedrijventerreinen optimaal benutten, met voldoende aandacht voor ketenvorming, clustervorming en duurzaamheid. Wij zien daarbij dat het Eemsmondgebied steeds duidelijker in beeld komt voor grootschalige industrievestiging, waaronder de kolencentrales. Dit betekent dat wij te maken hebben met grote en complexe milieuvergunningen. Wij willen hierbij een goede balans vinden tussen de gezonde economische ontwikkeling en aandacht voor milieu en gezondheid.
Schoon/Veilig Groningen
97
Milieutoezicht In het Handhavingprogramma 2009-2011 is aangegeven welke bestuurlijke prioriteiten in wettelijke taken (handhaving en toezicht) zijn aangebracht. Deze bestuurlijke prioriteiten worden doorvertaald in het Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) 2011 in concrete doelen en indicatoren. Op hoofdlijnen zijn de volgende doelen de basis voor het werk van de afdeling milieutoezicht: 1. het bevorderen van een correct naleefgedrag van milieu-, water-, en natuurwetten en -regelgeving ten behoeve van het realiseren van een duurzame leefomgeving; 2. het bevorderen van en effectieve en efficiënte milieuhandhaving door de provincie, gemeenten en waterschappen. De concrete doelen en indicatoren uit het HUP worden doorvertaald in toezichtplannen per bedrijf of activiteit. De komende jaren zullen twee ontwikkelingen van sterke invloed zijn op toezicht en handhaving. Ten eerste betreft dat de wens van het kabinet om de toezichtlast voor bedrijven en burgers te verminderen. Ten tweede is dat de verdere vergroting van de kwaliteit van toezicht en handhaving. In het kader van het verminderen van de toezichtlast zijn met name het landelijk project Vernieuwend toezicht en de implementatie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van belang. Voor wat betreft de kwaliteitsslag is de discussie rond omgevingsdiensten en de maatlat voor toezichthouders van belang. Voor verdere uitwerking zie actuele projecten. Voor specifieke taken die buiten de Wabo-kaders vallen hebben de provincie Fryslân, Drenthe en Groningen besloten om vergaand samen te werken teneinde ook daar een kwaliteitsverbetering door te voeren. Het succes van de noordelijke samenwerking op het gebied van de Brzo is daarvoor de basis. De drie noordelijke provincies zullen veel energie steken in de gezamenlijke uitvoeringsprogramma's voor: geluidmetingen - interbestuurlijk toezicht groene wetten - Brzo piketregeling - ketentoezicht (transportcontroles) vuurwerk - Whvbz
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Regionale Uitvoeringsdienst Beleid en doelen op termijn Het kabinet streeft naar de instelling van regionale uitvoeringsdiensten (RUD's) door gemeenten en provincies naar schaalgrootte van de veiligheidsregio's. Vergunningverlening, toezicht en handhaving van het omgevingsrecht wordt door deze uitvoeringsdiensten uitgevoerd. VROM, IPO, VNG en Unie van Waterschappen hebben in de zogenoemde 'package deal' een akkoord bereikt over het verbeteren van de uitvoering van de regelgeving op het gebied van ruimte, bouwen en milieu. Onder dit akkoord ligt geen wettelijke verplichting zoals bij de Wabo het geval is. De koppeling tussen de invoering Wabo en vorming RUD is losgelaten met het aannemen van de Invoeringswet Wabo in de Eerste Kamer. Partijen hebben wel aangegeven de in de package deal gemaakte afspraken te respecteren. Er is meer ruimte voor regionaal maatwerk gekomen. De landelijke kwaliteitscriteria zullen referentiekader zijn bij de vorming van de RUD. In het project RUD Groningen wordt in goede samenwerking tussen provincie en gemeenten gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Vorm en schaalgrootte van de samenwerking zijn afhankelijk van de inhoud. Resultaten/Activiteiten in planjaar 2011 Gepland Gerealiseerd Tussenresultaten: Tussenresultaten: besluit over takenpakket dat door Op 16 december is de 'Intentieverklaring uitvoeringsorganisatie wordt uitgevoerd; takenpakket en organisatievorm RUD Groningen' door de provincie en 21 gemeenten ondertekend. De provincie brengt de basistaken in; duidelijkheid over Groninger toepassing De Groninger toepassing van de kwaliteitscriteria; kwaliteitscriteria is ingebracht in de evaluatie van de landelijke kwaliteitscriteria. In het eerste halfjaar van 2012 worden de landelijke kwaliteitscriteria definitief vastgesteld. besluit over vorm uitvoeringsorganisatie; De RUD wordt een nieuwe organisatie. 98
Schoon/Veilig Groningen
besluit over juridische regeling uitvoeringsorganisatie;
implementatieplan uitvoeringsorganisatie.
Wanneer gereed Gepland 1 april 2012 Middelen Begroot De totale voorbereidingskosten voor 2011 worden ingeschat op € 308.000 waarvan 50% ten laste komt van de provincie en 50% ten laste van de gemeenten. Bij de VJN2010 is een bedrag van € 154.000 beschikbaar gesteld ter financiering van ons aandeel in de voorbereidingskosten. Bij de Rekening 2010 is een bedrag van € 43.321 overgeboekt van 2010 naar 2011 vanwege het uitlopen van fase 1 en 2 waardoor in 2011 in totaal € 197.321 hiervoor beschikbaar is.
De juridische vorm van de RUD wordt een openbaar lichaam. De regeling wordt medio 2012 door gemeenteraden en PS vastgesteld. Door de discussie over de organisatievorm is het opstellen van het implementatieplan vertraagd. Het implementatieplan wordt het eerste halfjaar van 2012 gemaakt.
Gerealiseerd 1 april 2013 Besteed Er is in 2011 een bedrag van € 21.761 besteed. De fasen 1 en 2 zijn afgerond. De fasen 3 en 4 (€ 198.000, provinciaal aandeel € 99.000) starten pas in 2012. In het kader van de Rekening 2011 zullen de resterende middelen (€ 175.560) worden overgeboekt naar 2012.
Schoon/Veilig Groningen
99
Totaaloverzicht beleid van programma Schoon/Veilig Groningen, thema Milieu Milieubeleid en duurzame ontwikkeling (productgroep 5003): Om invulling te geven aan de hoofddoelstelling duurzaamheid van het POP streven wij ernaar om duurzame ontwikkeling mee te nemen in allerlei beleidsontwikkelingen en projecten. De bevordering van duisternis willen wij daarbij ook betrekken. Wij stellen een strategie op in het kader van gezondheid en milieu en besteden specifiek aandacht aan binnenklimaat op scholen. Samen met Drenthe en Fryslân stellen wij een programma op in het kader van Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Bodemsanering (productgroep 5201): Bij bodemsanering staat de aanpak van de spoedlocaties voor 2015 voorop. De (humane) spoedlocaties moeten op grond van de afspraken in het Bodemconvenant voor 2015 beheerst dan wel gesaneerd zijn. Voor de spoedlocaties met een ecologisch- en of een verspreidingsrisico moeten wij deze voor 2015 in beeld hebben. Duurzaam bodembeheer (productgroep 5202): Op basis van het POP en het Meerjarenprogramma Wet bodembescherming geven wij inhoud aan ons duurzaam bodembeheer. Dit bodembeheer benaderen wij integraal en functioneel. Wij richten ons op een bewust en duurzaam gebruik van de bodem en willen de gebruiksmogelijkheden van de bodem op de langere termijn veilig stellen. Vergunningverlening (productgroep 5501): De provincie heeft de wettelijke taak om de belangen van het milieu en daarmee van de leefomgeving te beschermen. Wij zien erop toe dat de kernwaarden op het gebied van lucht, geur, geluid, gezondheid en veiligheid worden gehandhaafd of verbeterd. Belangrijk instrument hiervoor is de omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hiervan maakt deel uit het actuele belangrijke project/beleidsonderdeel Regionale Uitvoeringsdienst. Toezicht en handhaving (productgroep 5502): Uitvoering geven aan de bevoegdheden en verplichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer en wetten op gebied van natuur, flora en fauna en water. Toezicht en handhaving valt uiteen in twee gebieden: het eerstelijnstoezicht (kleursporen grijs, groen en blauw) gericht op bedrijven en burgers en het tweedelijnstoezicht gericht op overheden en de wijze waarop ze invulling geven aan de uitvoering van het eerstelijnstoezicht. Grondstromen/Ontgrondingen (productgroep 5601): De huidige regionale winplaatsen blijven bestaan. Nieuwe zullen niet worden toegestaan, tenzij er sprake is van een maatschappelijk gewenst project.
100
Schoon/Veilig Groningen
5.3
Risicobeleid/Veiligheid
Beleid en beleidsontwikkeling De Wet veiligheidsregio’s integreert de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de Wet rampen en zware ongevallen. De wetgeving rond rampenbestrijding en crisisbeheersing is gewijzigd. Op grond van de nieuwe Wet veiligheidsregio's zijn een aantal CdK taken overgedragen aan de voorzitter van de veiligheidsregio, zijnde de korpsbeheerder van de regiopolitie Groningen, de burgemeester van Groningen. De nieuwe wet zal eind 2010 in werking treden. In de wet is het Rijk belast met het toezicht op de voorbereiding op de rampenbestrijding door veiligheidsregio's en het toetsen van de taakuitvoering van de diverse rampbestrijdingsorganen. De commissaris van de Koningin is belast met het bestuurlijk toezicht hierop. De commissaris van de Koningin kan tijdens een ramp aanwijzingen geven aan de veiligheidsregio. Niet in zijn of haar functie van provinciaal bestuurder, maar als vertegenwoordiger van het Rijk onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de voorbereiding op rampen en crises kunnen de commissarissen van de Koningin namens de minister aanwijzingen geven aan de veiligheidsregio's als uit het toezicht door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid blijkt dat een regio onvoldoende is voorbereid op een ramp. Daarnaast zijn provincies wettelijk verantwoordelijk voor het beheer van de risicokaart. Het bevoegd gezag (veelal gemeenten maar ook provincies) is wettelijk verantwoordelijk voor het actualiseren van de gegevens op de risicokaart. Extern veiligheidsbeleid Externe veiligheid is een specialisme binnen de ruimtelijke ordening en de milieu-uitvoering. Het richt zich op de risico's van bulkhoeveelheden gevaarlijke stoffen voor de omgeving. Het Rijk heeft in de afgelopen jaren de wet- en regelgeving voor externe veiligheid aangepast en uitgebreid. Daarbij heeft het aan de lagere overheden de programmatische aanpak van het onderwerp gevraagd. Het Groningse programma versterkt de uitvoering en de handhaving van externe veiligheid door de Groningse gemeenten, de regionale brandweer en de provincie. De programmawerkzaamheden richten zich op het adviseren over externe veiligheid en actualiseren van de paragrafen externe veiligheid van RO- en milieubesluiten. Het programma ondersteunt daartoe de gevormde samenwerkingsverbanden: het steunpunt externe veiligheid Groningen en het Samenwerkingsverband BRZO Noord-Nederland. Het Rijk subsidieert het deze programmatische aanpak voor de periode 2011-2014. In 2011 is het uitvoeringsprogramma externe veiligheid vastgesteld.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2011-2014 Beleid en doelen op termijn De verschillende rijksbesluiten voor externe veiligheid, de paragrafen externe veiligheid van het POP, het Provinciaal basisnet gevaarlijke stoffen en de gemeentelijke visies externe veiligheid laten doorwerken in de RO- en milieubesluiten. Resultaten/Activiteiten in planjaar 2011 Gepland Gerealiseerd uitvoeren nieuw uitvoeringsprogramma Aan gemeenten zijn adviezen over externe Externe Veiligheid 2011-2014; veiligheid voor hun omgevingsbesluiten en de ruimtelijke plannen verstrekt. Bij risicobedrijven is toezicht op de veiligheidsaspecten uitgevoerd. Wij zijn geadviseerd over de paragraaf externe veiligheid van de omgevingsvergunningen. eventueel onderbrengen van Het kader voor de vorming van de Regionale programmawerkzaamheden in de Uitvoeringsdienst was nog niet dusdanig Regionale Uitvoeringsdienst (RUD). uitgewerkt dat vanuit het programma kon worden gesproken over het onderbrengen van de programmawerkzaamheden. De voorbereidende werkzaamheden daarvoor zijn doorgeschoven naar 2012. Schoon/Veilig Groningen
101
Wanneer gereed Gepland Het programma zal op 31 december 2014 worden afgerond. Middelen Begroot Rijksmiddelen, jaarlijks € 896.000 in de periode 2011-2014.
Gerealiseerd Het eerste programmajaar is afgesloten, zie hierboven.
Besteed Er is € 818.830,34 in 2011 besteed.
Totaaloverzicht beleid van programma Schoon/Veilig Groningen, thema Risicobeleid/ Veiligheid Openbare Orde en Veiligheid (productgroep 2001): Hieronder vallen het provinciaal veiligheidsbeleid, crisismanagement (o.a. PAC), risicokaart, toezicht en toetsing (Wet veiligheidsregio's) en extern veiligheidsbeleid. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2011-2014.
102
Schoon/Veilig Groningen
5.4
Lasten/baten en analyse Schoon/Veilig Groningen
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
SCHOON/VEILIG GRONINGEN Water Water Waterschapsaangelegenheden Muskusrattenbestrijding
5.319.744 1.830.892 526.070 2.962.782
4.033.449 1.875.891 433.562 1.723.995
4.662.050 1.923.369 373.559 2.365.122
Milieu Milieu (algemeen) Bodemsanering Duurzaambodembeheer en afval Vergunningverlening Toezicht en handhaving Ontgrondingen
15.564.695 2.385.426 2.702.835 1.235.806 5.083.535 3.818.806 338.287
20.544.812 2.110.444 7.290.995 1.110.183 5.003.709 4.724.637 304.844
16.341.660 1.787.477 3.636.063 892.612 5.192.360 4.505.387 327.762
2.049.626 2.049.626
2.094.119 2.094.119
1.411.789 1.411.789
22.934.065
26.672.380
22.415.499
Risicobeleid en veiligheid Openbare orde en veiligheid
Totaal schoon/veilig Groningen
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
SCHOON/VEILIG GRONINGEN Water Water Waterschapsaangelegenheden Muskusrattenbestrijding Milieu Milieu (algemeen) Bodemsanering Duurzaambodembeheer en afval Vergunningverlening Toezicht en handhaving Ontgrondingen Risicobeleid en veiligheid Openbare orde en veiligheid Nadelig slot schoon/veilig Groningen Totaal schoon/veilig Groningen
gerealiseerd bedrag 2011
1.348.177 527.537
1.512.644 829.364
1.860.556 894.849
820.640
683.280
965.707
2.498.148 406.966 1.530.425 188.872 149.201 184.934 37.750
1.565.350 112.000
15.000
11.263.162 287.550 9.734.894 167.172 712.527 300.320 60.700
-
-
3.077.994 23.594.386 26.672.380
13.123.718 9.291.781 22.415.499
1.543.392 1.543.392 5.389.717 17.544.348 22.934.065
Schoon/Veilig Groningen
BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
303.600 1.134.750
103
Analyse programma Schoon/veilig Groningen Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 16.675.802 9.996.578 26.672.380 3.077.994 23.594.386
Realisatie 16.563.841 5.851.658 22.415.499 13.123.718 9.291.781
Saldo 111.961 4.144.920 4.256.881 10.045.724 14.302.605
Aangezien de apparaatskosten niet per programma, maar op totaalniveau worden geanalyseerd, volgen onderstaand de belangrijkste verschillen per thema.
Thema Water Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 2.790.843 1.242.606 4.033.449 1.512.644 2.520.805
Realisatie 3.563.872 1.098.178 4.662.050 1.860.556 2.801.494
Saldo -773.029 144.428 -628.601 347.912 -280.689
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 144.428 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Voor flankerend beleid polders is geen bedrag geraamd. Het betreft uitgaven die zijn verricht ten behoeve van waterberging. De kosten worden gedekt uit de grondwaterheffing en de reserve ESFI. Vanwege de afbouw van de muskusrattenbestrijding zijn de bestrijdingskosten lager uitgevallen. Binnen het product waterbeheer hebben zich voor onderzoek, monitoren en metingen geen omstandigheden voorgedaan die aanleiding hebben gegeven voor hogere besteding. De uitgaven voor de metingen grondwater monitoring worden bekostigd uit het grondwaterfonds. Van de geraamde uitgaven in 2011 wordt een deel niet besteed. Dit betekent een lagere onttrekking uit de egalisatiereserve grondwaterheffing. Voor het actieplan water hebben zich geen omstandigheden voorgedaan die aanleiding gaven tot hogere besteding. Daarnaast heeft de Stuurgroep water heeft dit jaar beperkt activiteiten ondernomen.
-/- 156.724 103.875 83.386 58.702
55.189
144.428 De totale directe baten zijn ten opzichte van de raming € 347.912 hoger uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Vanwege de latere overgang van de muskusrattenbestrijders naar de waterschappen is een hogere vergoeding ontvangen. Binnen het actieplan water hebben overige partijen bijgedragen vanwege gezamenlijke activiteiten. Daarnaast is meer grondwater gewonnen dan geraamd waardoor de baten hoger uitvallen. Het overschot wordt gedoteerd aan de egalisatiereserve grondwaterheffing. Voor flankerend beleid is geen bedrag geraamd. Daarnaast vallen de renteopbrengsten valt enigszins hoger uit dan vooraf begroot. De middelen worden onttrokken aan de grondwaterheffing en de reserve ESFI.
282.427 56.589 56.213 -/- 47.317
347.912
104
Schoon/Veilig Groningen
Thema Milieu Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 12.408.278 8.136.534 20.544.812 1.565.350 18.979.462
Realisatie 12.116.604 4.225.057 16.341.660 11.263.162 5.078.498
Saldo 291.674 3.911.478 4.203.152 9.697.812 13.900.964
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 3.911.478 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
De middelen in het kader van het Meerjarenprogramma Bodemsanering 2010 t/m 2014 worden beschikbaar gesteld via de decentralisatie-uitkering provinciefonds. Dit betekent dat er naar het Rijk geen verantwoording hoeft te worden afgelegd. Ook geldt dit voor de middelen uit voorgaande jaren. De middelen worden toegevoegd aan de provinciale reserve bodemsanering. Hier staan uiteraard reeds aangegane verplichtingen tegenover. Voor het project Regionale Uitvoeringsdienst zijn de beschikbaar gestelde middelen niet volledig besteed. De oorzaak is dat de besluitvorming over de te kiezen organisatievorm nog niet heeft plaatsgevonden. Daarmee zijn de werkzaamheden vertraagd en vindt de uitvoering van fase 3 t/m 5 in 2012 plaats. Als gevolg hiervan zijn nog niet alle middelen besteed en wordt het restantbudget overgeboekt naar 2012. De daadwerkelijke bestedingen voor het project Leren voor duurzame ontwikkeling zijn uitgekomen op afgerond € 326.050, terwijl er in de begroting is uitgegaan van € 150.500. De overschrijding wordt veroorzaakt doordat wij voor een aantal noordelijke projecten ook toekenningen middelen hebben gedaan van de provincies Fryslân en Drenthe. De daaraan gerelateerde inkomsten zijn eveneens gerealiseerd. De geraamde kosten van de nazorg van de stortplaatsen zijn niet geheel besteed. Dit wordt veroorzaakt doordat de kosten voor enkele stortplaatsen lager uitvielen dan begroot. Daarnaast zijn de kosten voor een stortplaats niet in 2011 in rekening zijn gebracht en de rentelasten voor de nazorg stortplaatsen vallen lager uit. Binnen de budgetten uitvoering milieutaken, stimulering milieuactiviteiten en milieu- en economische maatregelen kwamen weinig projectvoorstellen in aanmerking voor subsidiëring. De middelen vallen vrij. Op toezicht en handhaving wordt het overschot met name veroorzaakt doordat de beschikbaar gestelde middelen ten behoeve van indirecte lozingen € 55.000 niet gebruikt. Deze middelen dienen beschikbaar te blijven en worden overgeboekt naar 2012. Binnen de productgroep duurzaam bodembeheer is een overschot ontstaan als gevolg van minder aanvragen binnen het budget ketenbeheer en een lagere bijdrage voor Landelijk Meldpunt Afvalstoffen als gevolg van compensatie BTW. De kosten voor inhuur gemeenten en derden en advertentiekosten in het kader van de Wabo zijn hoger uitgevallen vanwege het feit dat er mee aanvragen dan begroot in behandeling zijn genomen. Deze kosten zouden worden verrekend met de daarvoor bestemde egalisatiereserve, maar de reserve heeft mede gelet op de tegenvallende baten geen postief saldo. Aangezien een negatieve reserve niet is toegestaan komt het tekort nu ten laste van het resultaat 2011 (met een taakstelling voor 2012). Overige afwijkingen
3.494.347
175.560
-/- 175.500
154.868
109.207 85.284
79.864
-/- 52.085
39.933 3.911.478
De totale directe baten zijn ten opzichte van de raming € 9.697.812 hoger uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Schoon/Veilig Groningen
105
De middelen in het kader van het Meerjarenprogramma Bodemsanering 2010 t/m 2014 worden beschikbaar gesteld via de decentralisatie-uitkering Provinciefonds. Dit betekent dat er naar het Rijk geen verantwoording hoeft te worden afgelegd. Ook geldt dit voor de middelen uit voorgaande jaren. De middelen worden toegevoegd aan de provinciale reserve bodemsanering. De verwachte Wabo-opbrengsten bedroegen € 1.075.000. De daadwerkelijke opbrengsten zijn uitgekomen op € 560.560. Een aantal grote (bouw)projecten zijn doorgeschoven naar de toekomst waardoor de legesopbrengsten lager zijn uitgevallen. Het tekort kan niet worden gecompenseerd via de egalisatiereserve. Zie ook toelichting lasten. In 2011 heeft de provincie in totaal € 296.800 aan dwangsommen opgelegd. De inning van een groot deel van de ingevorderde bedragen bij North Refinery is opgeschort in afwachting van Besluit op Bezwaar. In verband met nader overleg en mediation zijn enkele invorderingen opgeschort. Afhankelijk van de uitkomsten komen deze invorderingen geheel dan wel gedeeltelijk te vervallen of worden alsnog geïnd. Het overschot op Leren voor duurzame ontwikkeling wordt veroorzaakt door de bijdragen van de provincies Drenthe en Fryslân in een aantal gezamenlijk uitgevoerde projecten. Voor de gemaakte kosten in het kader van de nazorg is € 151.236 onttrokken aan de voorziening nazorg. De ontvangen leges ontgrondingen bedragen € 139.068. De begrote leges bedroegen € 49.750. Daarnaast zijn er een tweetal niet begrote ontgrondingvergunningen voor zandwinning verstrekt. Overige afwijkingen.
9.734.894
-/- 514.441
296.800
175.550 -/- 151.236 135.018 21.227 9.697.812
Thema Risicobeleid en veiligheid Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 1.476.681 617.438 2.094.119 0 2.094.119
Realisatie 883.365 528.424 1.411.789 0 1.411.789
Saldo 593.316 89.014 682.330 0 682.330
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 89.014 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Het beschikbaar gestelde budget voor externe veiligheid bedraagt € 896.000. Hiervan is € 818.830 besteed. Het overschot bedraagt derhalve € 77.170. Gedeeltelijk ontstaat dit tekort bij de programmakosten € 39.258 en gedeeltelijk binnen de apparaatskosten € 37.912. Het overschot wordt overgeboekt naar 2012. Als gevolg van een opschoonactie van verplichtingen uit voorgaande jaren vallen middelen vrij. Overige afwijkingen.
39.258
28.972 20.784 89.014
106
Schoon/Veilig Groningen
6.
Energiek Groningen
Dit programma bestaat uit het thema Energie en klimaat. Het klimaatbeleid speelt dwars door de verschillende programma's. Het adaptatiebeleid komt bijvoorbeeld aan de orde bij het programma Schoon/Veilig Groningen, thema's Water en Milieu en het programma Gebiedsgericht. Dit programma vormt een uitwerking van het Energieakkoord Noord-Nederland, dat op 8 oktober 2007 is afgesloten tussen de vier Energy Valley-provincies (Drenthe, Fryslân, Groningen en Noord-Holland) met het kabinet. Doelstelling van het Energieakkoord is om in 2011 in Noord-Nederland 40 tot 50 PJ duurzame energie op te wekken (het verbruik van een half miljoen huishoudens) en de CO 2 uitstoot met 4 tot 5 miljoen ton te verminderen (dat is de uitstoot van ca. 1,5 miljoen personenauto’s). Aandeel in de totale rekening 2011: 1,21%. Voor de uitvoering van dit programma zijn de onderstaande middelen uitgegeven: Recapitulatie lasten en baten per thema (bedragen x € 1.000) O mschrijving
6. Energiek Groningen a. Energie en klima at - lasten - baten saldo van lasten en baten Saldo Energiek Groningen
r ekening 2010
raming 2011*
rekenin g 2011
5.977 282 5.694
9.248 0 9.248
7.417 370 7.047
5.694
9.248
7.047
* raming 2011 is na de laatste wijziging Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat de politieke verantwoording voor het beleid. Het thema van het programma Energiek Groningen zal daarbij inhoudelijk worden beschreven. Telkens zal een onderscheid worden gemaakt tussen gepland beleid en uitgevoerde acties. Aan het eind van het hoofdstuk wordt een gedetailleerd overzicht gepresenteerd van de financiële consequenties van het beleid.
Energiek Groningen
107
6.1
Energie en Klimaat
Beleid en beleidsontwikkeling Eind 2007 hebben de Provinciale Staten het Programmadocument Energie vastgesteld. Het programma heeft tot doel: Creëren van de juiste randvoorwaarden voor een sterk energiecluster in Noord-Nederland door een proactieve rol in vergunningverlening in te nemen, door te faciliteren en door partijen te verbinden; Stimuleren van de economische ontwikkeling en structuur van Noord-Nederland door het uitbouwen en versterken van energie- en energie-innovatieactiviteiten; Behouden en versterken werkgelegenheid door het verwerven en realiseren van concrete energieprojecten en doorontwikkeling bedrijfsactiviteiten; Versterken van de internationale dimensie van het Energiebeleid, bijvoorbeeld door de samenwerking aan te gaan met Noord-Duitsland (Hansa Energy Corridor), en door meer gebruik te maken van de Europese financieringsmogelijkheden (zoals Interreg, IEE, KP7); Een bijdrage leveren aan de nationale doelstellingen op het gebied van klimaat en energie door uitvoering te geven aan (de diverse programma's van) het Energieakkoord Noord-Nederland (Rollen: verbinden, coördineren, regisseren, stimuleren, faciliteren, vergunningverlening). Deze doelstelling is uitgewerkt in 6 programmalijnen en een ondersteunend spoor: 1. Energiebesparing in de gebouwde omgeving, industrie en glastuinbouw, waar we onder andere uitvoering aan geven door middel van het 100.000 woningenplan en het actieplan energiebesparing in de industrie; 2. Duurzame energie: onder andere biomassa, windenergie en zonne-energie. Het Actieplan Biomassa eindigt in 2010. De verdere inzet op dit onderwerp zal zich concentreren op groen gas. In het Provinciaal Omgevingsplan hebben we verder voor windenergie als doelstelling opgenomen om te komen tot tenminste 750 MegaWatt in 2019. 3. Biotransportbrandstoffen en duurzame mobiliteit, waar uitvoering aan gegeven wordt middels het 100.000 voertuigenplan; 4. Schoonfossiele energie door transport, opslag (Carbon Capture and Storage: CCS) en/of hergebruik van CO 2 , een langetermijnprogramma waarbij een veilig demonstratieproject is geprognosticeerd vanaf 2015. Voor de korte termijn ligt de focus op coalitievorming, communicatie en kennisontwikkeling, en innovatie. 5. Onderzoek en innovatie op het gebied van energie, met name vormgegeven middels het publiekprivate samenwerkingsverband Energy Valley. In het kader van het Energieakkoord wordt ingezet op realisering van 3 kennis- en innovatie-instituten en ca. 15 innovatieve energieprojecten in NoordNederland. Er worden forse inspanningen gepleegd voor de projectverwerving van energieprojecten en doorgeleiding daarvan naar regionale fondsen als Koers Noord, EFRO, Waddenfonds, REP (RSPZZL) en diverse FES-fondsen. 6. Technische infrastructuur en vergunningverlening, waarbij ingezet wordt op uitbreiding van het hoogen middenspanningsnet, zekerstellen duurzame energielevering, voorbereiding en aanleg buisleidinginfrastructuur en vaargeulverdieping Eemshaven. Ondersteunend spoor: Programmamanagement en coördinatie Energieakkoord Noord-Nederland. Het energieprogramma vormt de basis voor het hoofdstuk Energiek Groningen in het POP. Daarbij zijn in het POP twee hoofdlijnen onderscheiden: Sterk energiecluster, waarbij het met name gaat om de economische component van het energieprogramma. Specifieke projecten en activiteiten daarbinnen betreffen Energy Valley en versterking van de energie-infrastructuur. Vermindering van de uitstoot van CO 2 , door energiebesparing, opwekking van duurzame energie en CCS.
108
Energiek Groningen
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Groen gas hubs Beleid en doelen op termijn Er zijn initiatieven voor de ontwikkeling van 5 groen gas hubs in de Energy Valley regio. Daarvan zijn er twee voorzien in onze provincie. Een groen gas hub is een verzamelpunt waar aangesloten agrarische productielocaties vanuit hun (co-) mestvergistingsinstallaties via een leiding ruw biogas naartoe kunnen transporteren. Bij dit verzamelpunt wordt het biogas opgewerkt tot aardgaskwaliteit en via het netwerk van Gasunie onder de noemer groen gas doorgegeven naar de gebruiker. Ons doel is om de realisatie van groen gas hubs dichterbij te brengen. Dit doen we door het indienen van een Koers Noord aanvraag en lobby voor aanpassing van de Rijksregeling SDE (Stichting Duurzame Energieproductie). Daarnaast verkennen we de mogelijkheden van een Interregproject en de inzet van middelen uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma. Resultaten/gevolgen in planjaar 2011 Gepland lobbydossier voor aanpassing van de SDE actueel;
voorstel uitwerken voor een groen gasprogramma dat onderdeel kan vormen van een nieuw Energieakkoord NoordNederland (EANN).
Wanneer gereed Gepland Eind 2011
Middelen Begroot De benodigde middelen moeten worden gevonden binnen nog nader te bepalen bestaande budgetten.
Gerealiseerd Onze lobby voor aanpassing van de SDE is succesvol geweest. Groen gas hubs kunnen nu een aanvraag indienen voor de SDE+-regeling. Er is geen groen gas-programma opgesteld. Wel is het programma Energie 2012-2015 gereedgekomen, waarin Groen Gas/Biobased Energy (BBE) als majeur onderwerp is opgenomen. Een projectplan voor dit onderwerp zal in 2012 volgen. Overige hieraan gerelateerde resultaten: - De opvolger van het Energieakkoord NoordNederland is de Green Deal Noord-Nederland, die op 3 oktober 2011 is ondertekend. (Zie ook onderwerp Voorbereiden nieuw EANN.) Hierbinnen neemt Groen Gas/BBE een stevige positie in, onder meer via de afspraken die zijn gemaakt om een Handelsplatform Groen Gas op te richten. - Wij hebben samen met andere noordelijke provincies het majeure Interreg-project Groen Gas ingediend. De formele honorering van dit project zal begin 2012 plaatsvinden. - Het project ‘Ontwikkeling van Groen Gas Hubs Noord-Nederland’ is in december 2010 ingediend voor een Koers Noord-subsidie. Begin 2011 is dit project gehonoreerd en hebben wij ook onze beschikking afgegeven.
Gerealiseerd De geplande doelen zijn in 2011 gerealiseerd. Het Interreg-project zal (indien dit doorgang zal vinden) tot eind 2014 duren. Het Koers Noord- project is in 2011 van start gegaan en zal tot eind 2014 lopen. Besteed Voor de aanvraag van het majeure Interreg-project Groen Gas zijn middelen van het budget Actieplan Biomassa ingezet (ca. € 17.000) en van de reserve Provinciale Meefinanciering (ca. € 111.000.--). Uit deze zelfde reserve is € 194.000 besteed als voor het Koers Noord-project ‘Ontwikkeling van Groen Gas Hubs Noord-Nederland’. Energiek Groningen
109
Grootschalige energieprojecten, windenergie en energie-infrastructuur Beleid en doelen op termijn Er vinden veel activiteiten plaats op energiegebied, met een sterke concentratie in het Eemsdeltagebied. Het gaat hierbij om grootschalige energieprojecten, windenergie en energie-infrastructuur. Onze rol bestaat uit het scheppen van ruimtelijke en economische randvoorwaarden, en het gecoördineerd verlenen van de benodigde vergunningen. Daarbij gaat het om een groot aantal projecten, waarbij de projecten buizenzone Eemshaven-Delfzijl, en windenergie, repowering en participatie met name voor 2011 specifiek relevant zijn. Resultaten/gevolgen in planjaar 2011 Gepland gereed maken van provinciaal inpassingsplan buizenzone Eemshaven-Delfzijl;
110
plan van aanpak 2 windenergie, repowering en participatie.
Gerealiseerd De MER (milieueffectrapportage), LER (landbouweffectrapportage) en MKBA (maatschappelijke kosten-batenanalyse) zijn afgerond en de inspraak hierop heeft plaatsgevonden. De Commissie m.e.r. heeft een Voorlopig Advies hierop uitgebracht. Daarnaast is er een tussentijds onderzoek gaande naar de N33 waar uit moet komen of een extra (vierde/N33) tracé nader onderzocht moet worden in het kader van de MER/LER. Het gereed maken van provinciaal inpassingsplan buizenzone Eemshaven-Delfzijl schuift in verband met het later gereedkomen van de MER en LER en het tussentijds onderzoek N33 op naar 2012/2013. Er is in 2011 geen plan van aanpak 2 opgesteld. Wel is het programma Energie 2012-2015 gereedgekomen, waarin windenergie als majeur onderwerp is opgenomen. Een projectplan voor dit onderwerp zal in 2012 volgen. Overige hieraan gerelateerde resultaten/activiteiten: - Er is 72 MW aan windenergie vergund en onherroepelijk geworden. Het gaat om 60 MW op de Schermdijk in Delfzijl en 12 MW in de Eemshaven. Er staat nu al 356 MW in de provincie. - De Rijksstructuurvisie Wind op Land heeft veel van onze aandacht gevergd en dat proces zal in 2012 doorgaan. We blijven vasthouden aan ons concentratiebeleid. - De procedure voor het windpark N33 is onder verantwoordelijkheid van het Rijk van start gegaan. Er is een startnotitie ter inzage gelegd en het advies van de commissie MER is gereed. - Wij hebben op 20 december 2011 het projectplan Offshore Wind 2012-2015 vastgesteld. In dit plan staat beschreven welke rol we als provincie oppakken en welke activiteiten we gaan uitvoeren. - Op 1 april 2011 hebben we als Leadpartner een Interreg 4C-project 4POWER ingediend. Het betreft een kennisuitwisselingsproject met tien Europese partners. Eind december 2011 hebben we vernomen dat het project onder voorwaarden is goedgekeurd. Met het project is in totaal een bedrag van ruim € 1 miljoen gemoeid. - We hebben een studie naar een E-hub op zee laten verrichten. Daaruit is gebleken dat er kansen liggen voor Noord-Nederland als Energieknooppunt, maar dat er wel een aantal
Energiek Groningen
obstakels zijn. We moeten actief de lobby blijven voeren in Den Haag en Brussel om dit onderwerp op de agenda te houden. Wanneer gereed Gepland Medio 2011
Gerealiseerd De buizenzone Eemshaven-Delfzijl start in 2012 met het provinciaal inpassingsplan.
Middelen Begroot Er zijn middelen beschikbaar uit reguliere budgetten voor planologische procedures. Financiering van de vaargeulverdieping komt voor rekening van het ministerie van VenW en zal deels gefinancierd worden uit het FES Energieknooppunt Groningen. Voor de voorbereiding van de projecten doen wij een beroep op diverse regionale en nationale fondsen. Daarbij zal tevens sprake zijn van cofinanciering uit provinciale cofinancieringfondsen en door bedrijven. Bij de Rekening 2010 is een bedrag van € 33.911,09 overgeboekt naar 2011 waardoor het totaal beschikbare budget voor vergunningverlening grootschalige energieprojecten voor 2011 uitkomt op € 108.911,09. Bij IB2011 is aangekondigd dat bij de Rekening 2011 het voorstel wordt meegenomen om de resterende middelen van 2011 over te boeken naar 2012. Dit in verband met het project Buizenzone Eemsdelta.
Besteed Deelname EWEA beurs: € 25.000; Financiering haalbaarheidsstudie van de E-hub en de functionaliteitenanalyse voor het haveneiland: € 63.500; Diverse kosten (in totaal ca. € 11.200) voor het voorbereiden, ondersteunen en uitvoeren van studies en het deelnemen aan bijeenkomsten, beurzen en congressen.
Voorbereiden nieuw Energieakkoord Noord-Nederland (EANN) Beleid en doelen op termijn Het huidige Energieakkoord Noord-Nederland loopt tot de installatie van een nieuw kabinet. Door de val van het huidige kabinet is het proces naar een mogelijk nieuw akkoord versneld. Onze ambitie is om samen met de huidige ondertekenende partijen van het akkoord een nieuw akkoord op te stellen. Dit nieuwe akkoord zal op zijn vroegst medio 2011 ondertekend worden. Activiteiten in planjaar 2011 Gepland Gerealiseerd bepalen noordelijke inzet van het EANN II; Als provincie Groningen hebben wij in nauwe samenwerking met de noordelijke provincies en afstemming noordelijke inzet met rijksinzet; Energy Valley de inzet bepaald voor een akkoord met het Rijk. Het SER-advies en 'de Kracht van Nederland' hebben daarbij mede als uitgangspunt gediend. De noordelijke provincies zijn door het Rijk opstellen nieuw akkoord. gevraagd om in de zomerperiode van 2011 een Green Deal voor te bereiden. Wij hebben samen met twaalf partijen (Rijk, provincies Fryslân, Drenthe, Noord-Holland en Groningen, gemeenten Groningen, Leeuwarden, Emmen, Assen, Den Helder en Alkmaar en de SER Noord-Nederland) op 3 oktober 2011 de Green Deal Noord-Nederland ondertekend. Resultaten/gevolgen in planjaar 2011 Gepland Gerealiseerd Energieakkoord Noord-Nederland 2 De looptijd van de Green Deal Noord-Nederland is (looptijd 4 jaar). vier jaar (2011-2015). Energiek Groningen
111
Wanneer gereed Gepland 2011 Middelen Begroot € 50.000 ten laste van het krediet Programmamanagement Energie. Daarnaast is bij de Rekening 2010 is een bedrag van € 68.128,30 overgeboekt van 2010 naar 2011 waardoor in 2011 € 118.128,30 hiervoor beschikbaar is.
Gerealiseerd De Green Deal is op 3 oktober 2011 ondertekend. Besteed Voor het jaar 2011 zijn kosten (ca. € 12.400) gemaakt vanwege het opstellen van de Green Deal. Naast veel relatief kleine kosten (drukwerk, vertalingen, speeches, workshops e.d.) is het geld met name besteed aan het ontwikkelen van de REUS-folder (Ruimtelijk Economische Urgentie Strategie, ca. € 12.500) en in de Hansa Energy corridor (ca. € 40.000). De financiële gevolgen van de Green Deal zijn in de begroting van het nieuwe Energieprogramma 20122015 opgenomen.
Totaaloverzicht beleid van programma Energiek Groningen, thema Energie en klimaat Energie (productgroep 5004): Realisatie van projecten gericht op CO 2 -reductie, toename van duurzame energieproductie, versterking van bedrijvigheid in het energiecluster en innovatie. Hiervan maken deel uit de actueel belangrijke projecten/beleidsonderdelen Groen gas hubs, Grootschalige energieprojecten, windenergie en energie-infrastructuur en Voorbereiden nieuw Energieakkoord Noord-Nederland (EANN). Technische infrastructuur (productgroep 9103): Ruimtelijk beleid ontwikkelen en uitvoeren voor technische infrastructuur (diepe delfstoffen zout en aardgas, windenergie, militaire oefenterreinen, kabels en leidingen). Het beleid is en wordt vastgelegd in het POP, het IBW (Interprovinciaal Beleidsplan Waddenzeegebied) en het Beheers- en Ontwikkelingsplan 2008 (deel A). Het gaat daarbij om projecten op het gebied van het opsporen, winnen, produceren, opslaan en transporteren en distribueren van energie of andere stoffen. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Grootschalige energieprojecten, windenergie en energie-infrastructuur.
112
Energiek Groningen
6.2
Lasten/baten en analyse Energiek Groningen
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
ENERGIEK GRONINGEN Energie en klimaat Energie en klimaat Technische infrastructuur
5.976.725 5.712.741 263.984
9.248.172 8.859.707 388.465
7.417.219 6.949.918 467.301
Totaal energiek Groningen
5.976.725
9.248.172
7.417.219
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
ENERGIEK GRONINGEN Energie en klimaat Energie en klimaat Technische infrastructuur Nadelig slot energiek Groningen Totaal energiek Groningen
Energiek Groningen
BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
282.227 282.227
-
370.222 370.222
282.227 5.694.498 5.976.725
9.248.172 9.248.172
370.222 7.046.996 7.417.219
113
Analyse programma Energiek Groningen Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 2.580.653 6.667.519 9.248.172 0 9.248.172
Realisatie 2.977.865 4.439.354 7.417.219 370.222 7.046.997
Saldo - 397.212 2.228.165 1.830.953 370.222 2.201.175
Aangezien de apparaatskosten niet per programma, maar op totaalniveau worden geanalyseerd, volgen onderstaand de belangrijkste verschillen. De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 2.228.165 lager uitgevallen. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Vanuit de reserve Provinciale Meefinanciering is in totaal € 3.566.677 opgenomen voor projecten Energie en Klimaat. Door de projectuitvoerders is in totaal € 2.173.824 opgevraagd. Het restant € 1.392.853 blijft beschikbaar in de reserve voor de uitbetaling aan de projectuitvoerders in 2012 en volgende jaren. Van de meeste budgetten met betrekking tot dit thema worden de restanten overgeboekt naar 2012. Het betreft onder andere meerjarige programma's waarvoor de middelen nog in de komende jaren benodigd zijn of programma’s waarbij de uitvoeringsperiode verlengd is. In totaal wordt inclusief een verrekening met de baten € 990.498 overgeboekt. Voor energiezuinige nieuwbouw is een rijksbijdrage toegekend van € 900.000. Binnen de randvoorwaarden is een subsidieregeling opgezet. Op basis hiervan hebben acht gebieden een subsidie toegekend gekregen van in totaal € 757.358. Van het budget koplopergebieden valt € 142.642 vrij. Overige afwijkingen.
1.392.853
667.899
142.642
24.771 2.228.165
De directe baten vallen € 370.222 hoger uit dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt door de niet geraamde baten. Deze baten hebben betrekking op de uitvoering van het energieconvenant, 100.000 voertuigenen woningenplan, Energy Valley, programmamanagement Energie en de PUP-projecten ontwikkelingsvisie en E&E in balans.
114
Energiek Groningen
7.
Gebiedsgericht
Dit programma bestaat uit het thema POP/Gebiedsgericht. Het programma Gebiedsgericht richt zich op een optimale ontwikkeling van de vier regio's in de provincie Groningen. Dit vanuit de gedachte dat iedere regio haar eigen kwaliteiten, problemen en kansen heeft, binnen een (streek)eigen dynamiek. Aandeel in de totale rekening 2011: 0,53%. Voor de uitvoering van dit programma zijn de onderstaande middelen uitgegeven: Recapitulatie lasten en baten per thema (bedragen x € 1.000) Omschrijving
7. POP/Gebiedsgericht a. POP - lasten - baten saldo van lasten en baten Saldo Gebiedsgericht
rekening 2010
raming 2011*
rekening 2011
4.697 -14.428 19.125
5.913 158 5.755
3.238 14.842 -11.604
19.125
5.755
-11.604
* raming 2011 is na de laatste wijziging Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat de politieke verantwoording voor het beleid. Het thema van het programma Gebiedsgericht zal daarbij inhoudelijk worden beschreven. Telkens zal een onderscheid worden gemaakt tussen gepland beleid en uitgevoerde acties. Aan het eind van het hoofdstuk wordt een gedetailleerd overzicht gepresenteerd van de financiële consequenties van het beleid.
Gebiedsgericht
115
7.1
POP/Gebiedsgericht
Beleid en beleidsontwikkeling Algemeen Bij de vaststelling van het eerste Provinciale Omgevingsplan (POP) in 2000 heeft de provincie de gebiedsgerichte aanpak geïntroduceerd, waarbij gemeenten en waterschappen zijn uitgenodigd samen met de provincie per regio tot uitwerking van een aantal regionale opgaven te komen. Per regio zijn deze opgaven vertaald in een regioprogramma. Deze vorm van samenwerking met de partners is succesvol gebleken. Naast de regioprogramma's is in 2009 in het nieuwe POP een vijftal prioritaire ontwikkelopgaven (gebiedsopgaven) geformuleerd waar de provincie een actieve rol als ontwikkelaar en/of regisseur wil spelen. Inmiddels is Blauwestad daaraan toegevoegd. Het huidige POP voor de provincie Groningen bevat de ambities, het beleid en de opgaven: per programma (Ondernemend Groningen, Leven en wonen in Groningen, Karakteristiek Groningen, Bereikbaar Groningen, Schoon/Veilig Groningen en Energiek Groningen), te weten: Bevolkingsdaling, Energie en Klimaat, Ruimtelijke Kwaliteit en Landschap; voor de 5 gebiedsopgaven (stad Groningen, regio Groningen-Assen, Eemsdelta, Lauwersmeer en Veenkoloniën); door de veranderde rol van provincie en gemeente Oldambt bij Blauwestad is deze opgave gelijkgesteld aan de overige POP-gebiedsopgaven. De opgaven per programma zijn verwoord en uitgewerkt in de gelijknamige begrotingshoofdstukken, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen. De relatie tussen het POP, de thema's en de gebiedsopgaven en de bijdragen van de daaruit voortvloeiende projecten aan de doelstellingen anderzijds is in onderstaand schema verduidelijkt:
116
Gebiedsgericht
Voor de gebiedsopgaven is de systematiek als volgt: De gebiedsopgaven stad Groningen en regio Groningen-Assen worden uitgevoerd en gefinancierd in het kader van de uitvoering van de regiovisie Groningen-Assen. De gebiedsopgave Eemsdelta wordt door de vier betrokken gemeenten en de provincie gezamenlijk getrokken. De bestaande organisatiestructuur van het Bestuursakkoord Eemsdelta is daartoe aangepast. De provincie heeft een trekkersrol op bepaalde onderdelen van de gebiedsopgave, maar ziet voor zichzelf ook nadrukkelijk een faciliterende rol. Voor de gebiedsopgaven Blauwestad, Lauwersmeer en Veenkoloniën ligt het initiatief bij de provincie en deze worden via de gebiedsgerichte werkwijze opgepakt. Ten behoeve van de realisering van het omgevingsbeleid in het POP wordt een voortschrijdend uitvoeringsprogramma vastgesteld (het PUP), dat jaarlijks geactualiseerd wordt en dat gekoppeld is aan de provinciale begrotingscyclus. De regioprogramma's De huidige regioprogramma's voor Noord en West zijn inmiddels beëindigd. Het merendeel van de projecten in deze regio's is ook afgerond. Daarmee is de beëindiging van de provinciale deelname aan deze regioprogramma's zonder verdere problemen verlopen. Door de iets langere looptijd van het programma in Oost loopt dat door tot in 2011. De inzet is erop gericht ook het regioprogramma in Oost (versneld) af te bouwen. Daarmee komt geld en menskracht vrij voor de POP-gebiedsopgaven (in Oost). In overleg met de Stuurgroep Oost vindt in deze regio een heroriëntatie plaats van ambities, organisaties en door partners te leveren bijdragen, waarbij de inzet met name is gericht op krimp/bevolkingsdaling, Blauwestad en Veenkoloniën-Zuid. De gebiedsopgaven 1. Gebiedsopgaven stad Groningen en regio Groningen-Assen: In het POP is de regio Groningen-Assen aangemerkt als een gebiedsgerichte opgave waar de provincie in wil blijven zetten op de potenties van de aanwezige sterke economische sectoren en op de aantrekkelijkheid van het woon- en leefklimaat. De regio werkt aan ambitieuze programma's, die voortvloeien uit de Regiovisie, te weten: Woningbouw & Verstedelijking, Bedrijventerrein & Economie, Bereikbaarheid/Kolibri en Regiopark. Ter vervulling van de regionale behoefte aan groenstedelijk wonen, de aanleg van een meer, noodwaterberging, realisatie Groen In en Om de Stad (GIOS) en de aanleg van de ecologische verbindingszones wordt Meerstad aangelegd. De opgaven uit de programma's voeren de deelnemers voor het overgrote deel zelf uit. De opgave bereikbaarheid loopt goeddeels parallel met het RSP/MIT-programma. 2. Gebiedsopgave Eemsdelta: De Eemsdelta wordt bestuurlijk gezien als een regio van grote regionale betekenis (economische kernzone). De ruimtelijke en sociaal-economische ontwikkeling van dit gebied met veel aandacht voor thema's als krimp, energie en klimaat is een majeure opgave, waarbij van de provincie een regisserende en integrerende rol wordt gevraagd. Gelet op de niet-geringe inspanningen die van gemeenten in dit gebied wordt gevraagd vanuit de intergemeentelijke samenwerking, is daarnaast een gerichte faciliterende rol van de provincie op zijn plaats. In dit kader is een Bestuursakkoord Eemsdelta opgesteld. 3. Gebiedsopgave Lauwersmeer: Samen met de provincie Fryslân, de betrokken gemeenten en het ministerie van LNV werkt de provincie deze opgave uit tot een programma met projecten, waarmee de volgende doelen worden gerealiseerd: revitalisering haventerrein Lauwersoog en vergroten attractieve waarde voor publiek realisering aantal verblijfsrecreatieve voorzieningen rond het Lauwersmeergebied, met als doel de toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht van het gebied aanzienlijk te vergroten zorgvuldige inpassing en aansluiting van de nieuwe ontwikkelingen op de kernkwaliteiten van het Lauwersmeergebied als Nationaal Park, een natuurgebied van internationale allure en benutten van de werelderfgoedstatus (UNESCO) van de Waddenzee. uitvoering van de Watervisie Lauwersmeer. 4. Gebiedsopgave Veenkoloniën: Ter uitvoering van deze POP-gebiedsopgave hebben de provincie, de gemeente Stadskanaal en Vlagtwedde en het waterschap Hunze en Aa's in mei 2009 een Plan van Aanpak vastgesteld waarbij is afgesproken dat van een drietal gezamenlijke opgaven de haalbaarheid in 2009/2010 wordt verkend. De drie opgaven zijn: Gebiedsgericht
117
Landschapsontwikkeling: realiseren van een tweetal landschappelijk aantrekkelijke verbindingszones tussen de Hondsrug en Westerwolde in het Pagediepdal en in het dal van de Mussel Aa, en dat combineren met het uitvoeren van de wateropgave voor het gebied (bijdragen aan klimaatadaptatie Veenkoloniën) en het bieden van ruimte voor nieuwe economische initiatieven in de Ontwikkelingszone Pagediep); Kanaalzone: verbeteren van de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing langs het Stads-/Ter Apelkanaal tussen Bareveld en Munnekemoer. Agribusiness: versterking van agribusiness-cluster op het bedrijvenpark Zuid-Groningen in samenhang met het stimuleren van de schaalvergroting van de landbouw. 5. Gebiedsopgave Blauwestad: De ontwikkeling van Blauwestad is de komende tijd primair gericht op de realisering van de publieke samenwerking met de gemeente Oldambt en de vaststelling en uitvoering van een ontwikkelingsvisie voor de toekomst. Dit project is en blijft de komende jaren van majeure betekenis en zal van de provincie en de gemeente Oldambt veel inzet vragen.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Er zijn voor dit thema geen actueel belangrijke onderwerpen benoemd. We verwijzen naar hoofdstuk 7 (Ruimte en landschap) van Deel 1 van deze Programmarekening (Politieke verantwoording) voor de behaalde resultaten op dit terrein.
Totaaloverzicht beleid van programma Gebiedsgericht, thema POP/Gebiedsgericht Gebiedsgericht werken (productgroep 9104): Uitvoering van het vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan (POP), zowel de opgaven per thema (Ondernemend Groningen, Leven en wonen in Groningen, Karakteristiek Groningen, Bereikbaar Groningen, Schoon/Veilig Groningen, Energiek Groningen) als de opgaven per regio (Centraal, Noord, Oost, West) als voor de vijf gebieden (Eemsdelta, Lauwersmeer, Veenkoloniën, stad Groningen en regio Groningen-Assen) met daaraan toegevoegd de gebiedsopgave Blauwestad.
118
Gebiedsgericht
7.2
Lasten/baten en analyse Gebiedsgericht
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
GEBIEDSGERICHT BELEID POP/Gebiedsgericht POP/Gebiedsgericht werken
4.696.960 4.696.960 4.696.960 4.696.960
Voordelig slot gebiedsgericht beleid Totaal gebiedsgericht beleid
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
GEBIEDSGERICHT BELEID POP/Gebiedsgericht POP/Gebiedsgericht werken
14.427.80714.427.80714.427.80719.124.767 4.696.960
Nadelig slot gebiedsgericht beleid Totaal gebiedsgericht beleid
Gebiedsgericht
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
5.913.200 5.913.200 5.913.200 5.913.200 BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
158.005 158.005 158.005 5.755.195 5.913.200
gerealiseerd bedrag 2011
3.237.829 3.237.829 3.237.829 11.603.768 14.841.597
gerealiseerd bedrag 2011
14.841.597 14.841.597 14.841.597 14.841.597
119
Analyse programma Gebiedsgericht Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 2.968.141 2.945.059 5.913.200 158.005 5.755.195
Realisatie 2.184.126 1.053.703 3.237.829 14.841.597 -11.603.768
Saldo 784.015 1.891.356 2.675.371 14.683.592 17.358.963
Aangezien de apparaatskosten niet per programma, maar op totaalniveau worden geanalyseerd, volgen onderstaand de belangrijkste verschillen. De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 1.891.356 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Vanuit het budget Uitvoering gebiedenbeleid en POP worden voornamelijk meerjarige projecten en activiteiten bekostigd. Bij de Integrale Bijstelling is reeds opgenomen dat mede als gevolg van de herschikking van budgetten en een veranderde aanpak een belangrijk deel van de uitvoering van activiteiten niet meer in 2011 plaatsvinden en daarom de restant middelen doorschuiven naar 2012. In totaal wordt, inclusief een verrekening met de baten, € 1.879.880 overgeboekt naar 2012. Als gevolg van lagere afrekening van subsidies uit voorgaande jaren en de afwikkeling van overige verplichtingen is in totaal € 128.003 vrijgevallen. Overige verschillen.
1.758.270
128.003 5.083 1.891.356
De directe baten vallen € 14.683.592 hoger uit dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt door:
In 2010 zijn de middelen van het rijk in het financieel arrangement Eemsdelta ad € 14.750.000 als decentralisatie-uitkering via het provinciefonds ontvangen. De middelen zijn in eerste instantie als schuld aan het Rijk op de balans opgenomen. Decentralisatie-uitkeringen komen ten goede aan de algemene middelen en zijn dus geen schuld aan het Rijk. Daarom zijn in 2011 de nog niet bestede middelen ad € 14.526.000 opgenomen als bate en toegevoegd aan de reserve Leefbaarheid. In de berekening van de overboekingen van het budget gebiedenbeleid naar 2012 zijn de bijdragen vanuit de regio’s ad € 121.611 meegenomen. De overige afwijkingen bedragen € 35.981.
14.526.000
121.611 35.981 14.683.592
120
Gebiedsgericht
8.
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
Dit programma bestaat uit de thema's: 1. Sociaal beleid; 2. Jeugd; 3. Cultuur en media. Het programma Welzijn, Sociaal beleid, Jeugdzorg, Cultuur richt zich op het vergroten van de sociale samenhang in de provincie. Goede, voor iedereen bereikbare, voorzieningen, welzijns-, buurt- en jongerenwerk, sport en een bloeiend cultureel klimaat zijn daarvoor essentieel. Aandeel in de totale rekening 2011: 12,09%. Voor de uitvoering van dit programma zijn de onderstaande middelen uitgegeven: Recapitulatie lasten en baten per thema (bedragen x € 1.000) Omschrijving
rekening 2010
8. Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur a. Sociaal beleid - lasten - baten saldo van lasten en baten
raming 2011*
rekening 2011
8.407 167 8.240
8.715 0 8.715
6.322 207 6.116
b. Jeugd - lasten - baten saldo van lasten en baten
46.620 43.549 3.071
47.733 42.150 5.583
46.204 41.073 5.131
c. Cultuur en media - lasten - baten saldo van lasten en baten
22.266 326 21.940
21.906 102 21.804
21.420 332 21.088
33.251
36.102
32.335
Saldo Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
* raming 2011 is na de laatste wijziging Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat de politieke verantwoording voor het beleid. De verschillende thema’s van het programma Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur zullen daarbij inhoudelijk worden beschreven. Telkens zal een onderscheid worden gemaakt tussen gepland beleid en uitgevoerde acties. Aan het eind van het hoofdstuk wordt een gedetailleerd overzicht gepresenteerd van de financiële consequenties van het beleid.
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
121
8.1
Sociaal beleid
Beleid en beleidsontwikkeling Eind 2008 hebben Provinciale Staten de Sociale Agenda 2009-2012 vastgesteld. De Sociale Agenda vormt het beleidskader voor het sociale beleid en is opgebouwd rond de programmalijnen: jeugd; participatie en volksgezondheid; wonen, welzijn en zorg. In de Sociale Agenda is het totale sociale beleid opgenomen. Hoofddoelstelling van beleid is dat iedereen in de samenleving kan participeren. Wij willen tegengaan dat mensen kansen missen en buiten de boot vallen. Wij hebben gekozen voor stimulerend beleid waarbij de samenwerking met andere partners voorop staat. De Sociale Agenda maakt een onderscheid tussen: provinciale activiteiten die de provincie rechtstreeks uitvoert omdat er sprake is van een wettelijke taak of omdat de aard van de activiteiten dat met zich meebrengt; gebiedsgericht werken met gemeenten. Hiervoor is de provincie opgedeeld in 8 regio's. Het gebiedsgericht werken met gemeenten krijgt grote nadruk en is geïntensiveerd. De Sociale Agenda kent ook een aantal kredieten en subsidieregelingen waarop burgers en organisaties een beroep kunnen doen zoals Stimuleringsfonds Zorg, activiteitenkrediet Sociaal Beleid, stimuleringsbudget Armoedebeleid, Sportbudget, Investeringsfonds Wonen, Welzijn en Zorg, Studiefonds.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Uitwerken en uitvoeren sportnotitie Beleid en doelen op termijn Zoals wij in de sportnotitie provincie Groningen hebben aangegeven, vinden wij het belangrijk om in de periode 2010-2014 te blijven investeren in de sport. Met ons beleid willen we bijdragen aan een basisstructuur met als doel een gezonde manier van leven. Sport kan helpen sociale doelen te realiseren. Wij willen met ons beleid het volgende bereiken: een goed op haar taak toegerust kennis- en dienstencentrum, wat door diverse partners gedragen wordt en wat toegankelijk is voor vele partijen; het op peil houden van het sportaanbod en sportvoorzieningen in de krimpregio's; behoud en verbreding van het sportaanbod voor gehandicapten; ondersteuning van talentontwikkeling en talentbegeleiding van jonge sporters in onze provincie. Dit, via een verenigingsoverstijgende en bovenlokale aanpak en met name voor de sporten volleybal, basketbal en korfbal; gezondheidsbevorderde, participatieverhogende, promotionele en economische impuls voor de regio waar het evenement plaatsvindt; een eigen Olympisch Plan op provinciale of noordelijke schaal; kwalitatieve verbetering van sportaccommodaties in eigen beheer en verbetering van de uitvoering van beheer door sportverenigingen. Dit uitsluitend, indien aan de hand van de evaluatie eind 2010 wordt besloten tot voortzetting van de regeling Provinciaal Accommodatiefonds. Activiteiten/Resultaten in planjaar 2011 Gepland Verdere uitwerking van de in 2010 vastgestelde sportnotitie, waarbij de verdere vormgeving van het kennis- en dienstencentrum een belangrijk aandachtspunt vormt;
122
Gerealiseerd Dit is deels gerealiseerd (in voorbereiding: kennisen dienstencentrum en Olympisch Plan). Bij de uitwerking van de sportnotitie zijn relatief veel partners betrokken. In een aantal gevallen liggen de belangen ver uit elkaar en verschillen die sterk in ambitieniveau. Hierdoor kost het meer tijd om de partijen bij elkaar te brengen en bij
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
Uitvoeren sportnotitie.
Wanneer gereed Gepland In 2011 Middelen Begroot Voor de sportnota is in 2011 een bedrag van € 337.564 beschikbaar.
elkaar te houden. Daarom is er eind 2011 nog geen definitieve uitwerking van de gehele sportnotitie. Uitvoering sportnotitie: - Ondersteuning regionale (sport)initiatieven in krimpgebieden: Gemeenten zijn geïnformeerd over de mogelijkheden voor sport in krimpgebieden. Senioren- en gehandicaptensport: Er is subsidie verstrekt aan het Huis voor de Sport voor provinciale activiteiten op het terrein van de senioren- en gehandicaptensport. - Talentontwikkeling en -ondersteuning; Er is subsidie verstrekt aan het Topsport Steunpunt Noord voor de begeleiding van vele jonge sporttalenten.
Gerealiseerd Deels in 2011 Besteed Er is € 335.264 besteed waarvan: € 200.000 aan reguliere subsidie van Huis van de Sport Groningen (HvdS); ca. € 74.900 aan HvdS voor specifieke projecten (aangepast sporten, seniorensport); € 15.000 aan HvdS voor het uitwerkingsplan Op Kop Noordelijk Olympisch Plan; € 25.000 aan NOC NSF voor inzet Olympische Spelen 2028 in IPO-verband; ca. € 20.400 aan Topsport Steunpunt Noord voor talentontwikkeling. Daarnaast is vanuit de reserve Leefbaarheid (programma Wonen en leven in Groningen) voor een bedrag van € 50.000 subsidie verleend aan de gemeente Delfzijl voor sportexperimenten, o.a. voor een project wat zich, in samenspraak met burgers, richt op het toekomstige sportvoorzieningen- en accommodatieniveau. En vanuit het budget Evenementen (programma Bestuur) is in totaal € 217.000 besteed aan 17 sportevenementen.
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
123
Totaaloverzicht beleid van programma Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur, thema Sociaal beleid Ontwikkeling en ondersteuning welzijn (productgroep 8001) Hieronder valt het gebiedsgericht werken in 8 regio's. De door gemeenten en provincie gezamenlijk vastgestelde gebiedsprogramma's voor 2011 en 2012 bevatten de activiteiten en projecten die op basis van cofinanciering worden uitgevoerd. De gebiedsprogramma's voor 2011/2012 zijn vastgesteld. Wij verstrekken subsidie aan CMO voor steunfuncties voor mantelzorg, minderheden, begeleid wonen, polarisatie en radicalisatie, jeugd, vrijwilligerswerk en het verkrijgen van Europese subsidies. Asielzoekers (productgroep 8005) Een bijdrage leveren aan een zinvol verblijf van asielzoekers in onze provincie, ongedacht de duur van hun verblijf. Stichting Provinciaal Groninger Studiefonds (productgroep 8101) Verstrekking van financiële bijdrage in opleidingskosten en de daarbij behorende reiskosten aan inwoners van de provincie Groningen (met uitzondering van inwoners van de gemeente Groningen) tenzij men hiervoor recht heeft op financiering van een andere instantie (bijv. de DUO - IB Groep). Sportbeleid (productgroep 8201) Wij stimuleren sport en beweging en een gezonde leefstijl. Sport en bewegen levert een bijdrage aan een goede gezondheid. Bovendien zijn sport en sportverenigingen belangrijk voor de leefbaarheid van de samenleving. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Uitwerken en uitvoeren sportnotitie. Zorg en hulpverlening (productgroep 8602) Wij ondersteunen en zijn verantwoordelijk voor Sensoor Groningen/Drenthe. Wij voeren een stimulerende rol met betrekking tot de positie van zorgvragers. Onze visie is dat zorgvragers een rol in het krachtenveld van de zorg moeten spelen die gelijkwaardig is aan die van de andere partijen, zoals de zorgverzekeraars, de zorgaanbieders en de gemeenten. Ons zorgvragersbeleid betreft mede het subsidiëren van Zorgbelang Groningen en de sectorale (vrijwilligerskoepels) koepels van patiënten- en consumentenorganisaties in de provincie Groningen: de Provinciale Chronisch zieken en Gehandicaptenraad, het Provinciaal GGz-Clientenplatform, het Verstandelijk GehandicaptenbelangenPlatform Groningen en de Organisatie Samenwerkende Ouderenbonden. Dit geldt ook voor het Platform Hattinga Verschure (collectieve belangen behartiging mantelzorg). Zorgbelang Groningen geeft in onze opdracht professionele ondersteuning en huisvestiging aan deze vrijwilligersorganisaties. Wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare groepen (productgroep 8701) Ons beleid is gericht op het bevorderen van de participatie en integratie van ouderen en mensen met een handicap in de eigen woon- en leefomgeving en het stimuleren van vernieuwing, samenhang en samenwerking in de zorgsector. Er bestaat een nauwe samenhang met het gebiedsgerichte welzijnsbeleid en met het beleid op het terrein van bouwen en wonen.
124
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
8.2
Jeugd
Beleid en beleidsontwikkeling In 2008 is het nieuwe beleidskader jeugd 2009-2012 vastgesteld. In dit stuk staan de ambities van de provincie Groningen op het gebied van jeugdzorg, onderwijs en jongerenparticipatie verwoord. Kern van het beleid de komende jaren is dat problemen zo snel mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis gesignaleerd en aangepakt worden. Deze ambitie is uitgewerkt in een zestal concrete speerpunten te weten: - Onderwijs (versterken van de voorliggende voorzieningen): In de komende jaren komt de nadruk binnen onderwijs meer te liggen op het verbeteren van de aansluiting tussen zorg en onderwijs en op de doorlopende onderwijscarrière. De aansluiting tussen zorg en onderwijs is actueel geworden door het project Zorg voor Jeugd in Groningen (verwijsindex en Centra voor Jeugd en Gezin) en door de ontwikkeling van Passend Onderwijs binnen het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs, en met de aansluiting daarvan met het middelbaar beroepsonderwijs. - Realiseren van een goede aansluiting jeugdbeleid en jeugdzorg: Om de zorg voor de jeugd goed vorm te geven is een goede aansluiting nodig tussen het lokale jeugdbeleid en de provinciale jeugdzorg. Dit vraagt samenwerking en afstemming zowel op bestuurlijk als op uitvoerend niveau tussen de overheden en instellingen die binnen de provincie op het gebied van de jeugd werkzaam zijn. - Versterken van Bureau Jeugdzorg als organisatie: Binnen de jeugdzorgketen neemt Bureau Jeugdzorg een centrale plaats in als sluis tussen de lokale hulpverlening en de geïndiceerde hulpverlening. Het zorgen en bewaken van de veiligheid van het kind is eveneens een belangrijke rol van het bureau. Binnen de veranderende wereld van de jeugdzorg en de aansluiting op de lokale voorzieningen moet Bureau Jeugdzorg als organisatie kunnen mee bewegen en hierin participeren. Daarvoor is het nodig dat Bureau Jeugdzorg zich als organisatie versterkt. - Flexibiliseren van het zorgaanbod en het bieden van overbruggingshulp: Het realiseren van een optimaal zorgaanbod dat is afgestemd op de behoefte van het kind vraagt om flexibiliseren van het zorgaanbod. Flexibiliteit is eveneens nodig om de aansluiting tussen de lokale en de jeugdzorggefinancierde hulpverlening goed te regelen. Daar waar het benodigde zorgaanbod om redenen onvoldoende beschikbaar is moet als tussenoplossing worden voorzien in een vorm van overbruggingshulp zodat het kind wel geholpen wordt. - Het bieden van een goede nazorg: Het is van belang om in de periode tot en met 2012 nazorg goed vorm te geven, omdat anders de kans bestaat dat jongeren terugvallen in oud gedrag en terugvallen naar de jeugdzorg. In dat kader wordt geïnvesteerd in een aanbod van nazorg. Het organiseren van nazorg maakt onderdeel uit van de deal IPO-Rijk 2010-2011 en maakt daarmee onderdeel uit van bovenstaande punten 2 en 4. - Versterken van de informatievoorziening: Een goede informatievoorziening is binnen een sluitende aanpak een absolute vereiste. Organisaties moeten niet alleen gebruik maken van elkaar expertise maar ook van elkaars informatie. Hier kan, ook in het kader van de nog te realiseren Centra voor Jeugd en Gezin en de provinciale verwijsindex, een forse verbeterslag gemaakt worden. Het versterken van de informatievoorziening maakt integraal onderdeel uit van de bovenstaande punten (1 t/m 4).
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Er zijn voor dit thema geen actueel belangrijke onderwerpen benoemd. We verwijzen naar hoofdstuk 5 (Leefbaarheid, voorzieningen en zorg) van Deel 1 van deze Programmarekening (Politieke verantwoording) voor de behaalde resultaten op dit terrein.
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
125
Totaaloverzicht beleid van programma Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur, thema Jeugd Onderwijs (productgroep 8102): Samen met gemeenten en onderwijsinstellingen (onderwijs-zorgplicht) zorgen voor een sluitende jeugd(zorg)keten. Onderwijs(zorg) binnen de sluitende jeugd(zorg)keten verbinden door het onderwijs te versterken als signaleerder van risico's en ondersteuning bij het wegnemen van problemen/risico’s bij kinderen. Samen met gemeenten en onderwijsinstellingen een bijdrage leveren voor kwalitatief onderwijs voor alle kinderen en jongeren en gezamenlijk stimuleren dat alle jongeren een startkwalificatie krijgen en aan het werk blijven en op de doorlopende onderwijscarrière. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke beleidsonderdeel Nieuw Beleidskader Jeugd (o.a. kwaliteit van onderwijs). Jeugdzorg (productgroep 8801): Regie, planning en financiering van het Bureau Jeugdzorg (BJZ) en het zorgaanbod jeugdhulpverlening op grond van de Wet op de jeugdzorg, m.a.w. zorgen voor kwalitatief en kwantitatief voldoende aanbod. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Nieuw Beleidskader Jeugd (o.a. warme overdracht jeugdzorg naar gemeenten). Jongerenparticipatie (productgroep 8802): Het betrekken van jongeren om mee te denken over de provinciale vraagstukken en hun mening hierover te geven door communicatie/informatie, interactie en participatie.
126
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
8.3
Cultuur en media
Beleid en beleidsontwikkeling In de periode 2009 -2012 wordt uitvoering gegeven aan de cultuurnota 2009-2012 "Stroomversnelling II". Deze nota heeft drie programmaonderdelen: Creatieve netwerken Wij willen dat meer mensen in aanraking komen met en actief meedoen aan cultuur door het cultuurbereik in de regio's te stimuleren. Daarnaast willen wij samenwerkingsverbanden stimuleren van waaruit nieuwe culturele initiatieven ontstaan, zowel binnen de amateurkunst als binnen cultuureducatie. Met ons beleid op het gebied van amateurkunst, kunst-, erfgoed- en media educatie en talentontwikkeling willen wij dat een verbinding tussen cultuureducatie en amateurkunst wordt gelegd. Actieve participatie van jeugd en jongeren, maken we mogelijk door projecten ontwikkeld voor of door jongeren. Amateurs moeten zich op elk niveau kunnen ontwikkelen. Ook bibliotheken dragen bij aan een actievere rol van burgers in de samenleving. Het Verhaal van Groningen Presenteren en in stand houden van de Collectie Groningen. Door het vertellen van verhalen over Groningen in de vorm van eigentijdse presentaties van collecties, digitaal en fysiek, wordt het verleden op een actuele en aansprekende manier weer zichtbaar gemaakt. Om dit te bereiken willen wij de verschillende collecties benaderen als één geheel, te weten de Collectie Groningen. Deze Collectie Groningen is het collectief van alle collecties binnen de afzonderlijke beleidsterreinen zoals de archieven, monumenten, immaterieel erfgoed, archeologie, museale objecten, collectie Groningana en het landschap. Dynamiek in de kunsten van stad en regio Het kunstenbeleid in brede zin omvat podiumkunsten, beeldende kunst, letteren, film, fotografie en nieuwe media, het stimuleren van het experiment. Daarnaast willen wij de samenwerking tussen disciplines en tussen kunsten en andere sectoren (Kunst en Economie en Kunst en Ruimte) en het organiserend vermogen versterken. Het uiteindelijke doel van het kunstenbeleid is het versterken van de sociale en culturele leefomgeving van mensen. We houden de basisinfrastructuur op orde en zetten in op talentontwikkeling van amateurs en professionals.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Cultuurnota 2013-2016 Beleid en doelen op termijn In de Voorjaarsnota 2010 zijn bestuurlijke, inhoudelijke en procesmatige uitgangspunten uitgewerkt die als kader dienen voor de cultuurnota 2013-2016. Dit totaal zal dienen als toetsingskader waaraan de beleidsplannen van culturele instellingen worden getoetst door een adviescommissie onder regie van de Kunstraad Groningen. Hiermee wordt de motie van Provinciale Staten met betrekking tot het cultuurnotaproces uitgevoerd. Daarnaast worden andere beleidsinstrumenten in de nota uitgewerkt. Bij de uitwerking van cultuurnota 2013-2016 wordt in de keuzes rekening gehouden de bezuinigingstaakstelling voor het onderdeel cultuur. Activiteiten in planjaar 2011 Gepland tot stand brengen van de cultuurnota 20132016;
in beeld brengen van de bezuinigingen voor het onderdeel cultuur op instellingenniveau.
Gerealiseerd Op 20 september 2011 hebben wij de ontwerp concept Cultuurnota 2013-2016 vastgesteld. Hierop volgde de inspraakperiode waarin een ieder kon inspreken over de beleidsvoornemens. Op 13 december 2011 is de concept Cultuurnota 2013-2016 getiteld Het Verhaal van Groningen ter vaststelling verzonden aan PS. Met de voornemens die opgenomen staan in de concept Cultuurnota 2013-2016 wordt tevens invulling gegeven aan de bezuinigingen op cultuur. In het onderdeel Instrumenten is ook op instellingenniveau aangegeven welke, volgens
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
127
GS, nog structurele subsidie zullen ontvangen in de periode 2013-2016 en ook voor welk bedrag. Resultaten/gevolgen in planjaar 2011 Gepland Cultuurnota 2013-2016
Wanneer gereed Gepland 2012 Middelen Begroot Beschikbare cultuurbudget 2013-2016. Middelen voor totstandkoming cultuurnota 2011: € 66.300
Gerealiseerd Concept Cultuurnota 2013-2016 is op 13 december 2011 ter vaststelling verzonden aan PS. Gerealiseerd 2012 Besteed Besteding vanaf 2013. In 2011 is ca. 51.600 uitgegeven voor de totstandkoming van de cultuurnota (o.a. opdracht Kunstraad voor de toets van de beleidsplannen en het plaatsen van advertenties ten behoeve van inspraak).
Totaaloverzicht beleid van programma Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur, thema Cultuur en media Creatieve netwerken (productgroep 8310) Wij willen dat meer mensen in aanraking komen met en actief meedoen aan cultuur door het cultuurbereik in de regio's te stimuleren. Hieronder valt het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Cultuurnota 2013-2016. Het verhaal van Groningen (productgroep 8311) Presenteren en in stand houden van de Collectie Groningen. Hieronder valt het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Cultuurnota 2013-2016. Dynamiek in de kunsten (productgroep 8312) Het kunstenbeleid in brede zin omvat podiumkunsten, beeldende kunst, letteren, film, fotografie en nieuwe media, het stimuleren van het experiment. Hieronder valt het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Cultuurnota 2013-2016. Media (productgroep 8003) Het provinciebestuur is conform artikel 107 Mediawet verantwoordelijk voor minstens één regionale omroep in de provincie zodanig dat een kwalitatief hoogwaardige programmering mogelijk is en continuïteit van de bekostiging gewaarborgd is op het voorzieningenniveau van het jaar 2004. Bibliotheken (productgroep 8401) Door bibliotheken te ondersteunen via de provinciale netwerk- en serviceorganisatie Biblionet en door regievoering op samenwerking en afstemming binnen het provinciale netwerk, zorgen wij ervoor dat bibliotheken bijdragen aan het actieve cultureel burgerschap. Hieronder valt het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Cultuurnota 2013-2016.
128
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
8.4
Lasten/baten en analyse Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
Omschrijving
WELZIJN, SOCIAAL BELEID, JEUGD, CULTUUR Sociaal beleid Ontwikkeling en ondersteuning welzijn Asielzoekers Studiefonds Sport Zorg en hulpverlening Wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare groepen
gerealiseerd bedrag 2010
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
8.407.374 5.419.960 89.165 172.474 465.158 1.258.384 1.002.233
8.715.022 5.559.177 123.215 255.043 525.283 1.277.285 975.020
6.322.327 3.788.956 107.169 195.654 470.464 1.273.843 486.241
Jeugd Onderwijsbeleid Jeugdzorg Jongerenparticipatie
46.619.649 875.750 45.568.998 174.901
47.733.397 1.719.856 45.884.339 129.202
46.203.931 1.155.704 44.831.381 216.846
Cultuur en media Media Creatieve netwerken Het verhaal van Groningen Dynamiek in de kunsten van stad en regio Bibliotheken
22.265.970 8.854.104 1.904.503 4.958.543 3.381.423 3.167.397
21.906.426 8.995.347 1.917.161 4.073.517 3.688.869 3.231.532
21.419.921 8.994.898 2.140.273 3.795.282 3.273.889 3.215.579
Totaal welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
77.292.993
78.354.845
73.946.179
Omschrijving
WELZIJN, SOCIAAL BELEID, JEUGD, CULTUUR Sociaal beleid Ontwikkeling en ondersteuning welzijn Asielzoekers Studiefonds Onderwijsbeleid Sport Zorg en hulpverlening Wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare groepen Jeugd Onderwijsbeleid Jeugdzorg Jongerenparticipatie Cultuur en media Media Creatieve netwerken Het verhaal van Groningen Dynamiek in de kunsten van stad en regio Bibliotheekwerk Nadelig slot welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur Totaal welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
gerealiseerd bedrag 2010
167.257 138.724
BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
-
gerealiseerd bedrag 2011
206.663 180.413
104.717133.250
26.250
43.548.782 206.499 43.342.283
42.150.405 88.680 42.061.725
41.072.866 58.082 41.014.784
325.800
102.378
332.025
79.598 249.202 3.000-
102.378
115.132 216.892 0
42.252.783 36.102.062 78.354.845
41.611.553 32.334.626 73.946.179
44.041.839 33.251.154 77.292.993
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
129
Analyse programma Welzijn, Sociaal beleid, Jeugdzorg, Cultuur Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 4.879.901 73.474.944 78.354.845 42.252.783 36.102.062
Realisatie 4.224.598 69.721.581 73.946.179 41.611.553 32.334.626
Saldo 655.303 3.753.363 4.408.666 -641.230 3.767.436
Aangezien de apparaatskosten niet per programma, maar op totaalniveau worden geanalyseerd, volgen onderstaand de belangrijkste verschillen per thema.
Thema Sociaal beleid Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 1.509.040 7.205.982 8.715.022 8.715.022
Realisatie 1.130.287 5.192.040 6.322.327 206.663 6.115.664
Saldo 378.753 2.013.942 2.392.695 206.663 2.599.358
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 2.013.942 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Een deel van de onderbesteding wordt overgeboekt naar 2012. Dit heeft betrekking op de middelen voor de gebiedsprogramma's en Innovatiebudget Stedelijke Vernieuwing waarover met gemeenten meerjarige afspraken zijn gemaakt. In totaal wordt inclusief verrekening met de baten € 1.366.804 overgeboekt. Als gevolg van de afwikkeling van subsidies en verplichtingen uit voorgaande jaren vallen middelen vrij. Daarnaast heeft in 2011 onderbesteding plaats gevonden, doordat onvoldoende geschikte projectvoorstellen voor subsidiering in aanmerking kwamen. In totaal valt hierdoor een bedrag van € 305.080 vrij. In 2011 is in totaal € 165.694 betaald uit het Stimuleringsfonds zorg. Het verschil tussen de raming (€ 350.000) en de realisatie wordt toegevoegd aan het fonds. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2010 is besloten om middelen te reserveren voor projecten en het oplossen van knelpunten op het thema Wonen, welzijn, zorg voor kwetsbare groepen en specifiek voor innovatieve projecten in de Groninger krimpgebieden. In 2011 is € 173.442 minder uitgegeven dan begroot. De niet bestede middelen blijven beschikbaar binnen het Stimuleringsfonds zorg en de reserve ESFI. Vanuit de reserve ESFI zijn middelen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de bijdrageregeling zorginfrastructuur en wonen, welzijn en zorg. Inclusief administratieve correcties is in 2011 € 164.743 minder uitgegeven dan geraamd.
1.186.371
305.080
184.306 173.442
164.743
2.013.942 De directe baten vallen € 206.663 hoger uit dan geraamd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de bijdragen van gemeenten in de kosten voor de uitvoering van gebiedsprogramma's.
130
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
Thema Jeugd Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 1.446.968 46.286.429 47.733.397 42.150.405 5.582.992
Realisatie 1.565.686 44.638.245 46.203.931 41.072.866 5.131.065
Saldo -118.718 1.648.184 1.529.466 -1.077.539 451.927
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 1.648.184 lager dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
De subsidie van Bureau Jeugdzorg over 2010 is € 1.002.227 lager vastgesteld. Samen met de verhoging van de subsidie kindertelefoon ad € 151.733 zorgt dat de kosten van de taken van bureau jeugdzorg per saldo met € 850.494 lager zijn uitgevallen Eind 2011 is een subsidie verleend van € 300.000 ten behoeve van het voortgezet onderwijs in de Eemsdelta. Dekking vindt plaats via de reserve Leefbaarheid Krimpgebieden. Tot uitgaven heeft dit in 2011 nog niet geleid. De niet bestede middelen blijven beschikbaar binnen de reserve. De lasten voor het Zorgaanbod vallen € 204.216 lager uit dan de raming. Dit is onder meer het gevolg van niet uitgegeven reserveringen voor: nominale pleegoudervergoeding, extra zorginkoop 2011 en landelijke kosten/uitvoeringskosten. Ten aanzien van Beroepsgericht Onderwijs, Krediet Kwaliteitsfonds basisonderwijs en experiment geïntegreerde kindvoorziening is het saldo € 160.348 lager dan geraamd. Dit is onder meer het gevolg van onvoldoende projectaanvragen of later starten van projecten. Hiervan wordt € 38.775 overgeboekt naar 2012 voor een onderzoek naar het realstief hoog aantal zwakke en zeer zwakke basisscholen in onze provincie. De onderbestedig op het krediet experiment geïntegreerde kindvoorziening ad € 30.598 leidt tot een lagere bate. Voor het fonds provinciale meefinanciering Onderwijsbeleid hebben in 2011 geen uitgaven plaats gevonden als gevolg van een te positief ingeschatte kasritme. De restantmiddelen ad € 103.872 blijven beschikbaar binnen de reserve. Als gevolg van de afwikkeling van subsidies en verplichtingen uit voorgaande jaren vallen middelen vrij. Daarnaast heeft in 2011 onderbesteding plaats gevonden, doordat onvoldoende geschikte projectvoorstellen voor subsidiering in aanmerking kwamen. In totaal valt hierdoor een bedrag van € 29.254 vrij.
850.494
300.000
204.216
160.348
103.872
29.254
1.648.184 De directe baten vallen € 1.077.539 lager uit dan geraamd. Dit wordt met name veroorzaakt door de lagere baten van het Rijk voor de taken Bureau Jeugdzorg en Zorgaanbod.
Thema Cultuur en media Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 1.923.894 19.982.532 21.906.426 102.378 21.804.048
Realisatie 1.528.625 19.891.295 21.419.921 332.025 21.087.896
Saldo 395.269 91.237 486.505 229.647 716.152
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 91.237 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
131
De budgetten regionale cultuurplannen, het budget educatie- en participatieprojecten en het budget kunst en ruimte zijn onderdeel van de matching Rijk via het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP). Het FCP kent een looptijd van 2009-2012. In 2011 is voor deze projecten in totaal € 120.022 meer aan subsidies verstrekt dan begroot. Deze overschrijding zal verrekend worden met de beschikbare budgetten 2012. Als gevolg van de afwikkeling van subsidies en verplichtingen uit voorgaande jaren vallen middelen vrij. Daarnaast heeft in 2011 onderbesteding plaats gevonden, doordat o.a. onvoldoende geschikte projectvoorstellen voor subsidiering in aanmerking kwamen. In totaal valt hierdoor een bedrag van € 123.536 vrij. Voor investeringen in de Culturele Infrastructuur Groningen is jaarlijks € 200.000 vanuit de reserve ESFI beschikbaar. Op basis van de uitbetalingen aan de projectuitvoerders resteert eind 2011 € 63.144. Dit bedrag blijft beschikbaar in de reserve ESFI. Voor de reserve Provinciale Meefinanciering is voor Monumenten € 40.000 minder uitgegeven dan geraamd als gevolg van een te hoog ingeschatte kasritme. De middelen blijven beschikbaar binnen de reserve.
-/- 120.022
108.115
63.144
40.000
91.237 De directe baten vallen € 229.647 hoger uit dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt door de baten voor de regionale cultuurplannen en het Noordelijk Archeologisch Depot.
132
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
9.
Bestuur
Dit programma bestaat uit de thema's: 1. Provinciale Staten; 2. Overige bestuursorganen; 3. Bestuurlijke samenwerking; 4. Communicatie. Het programma Bestuur richt zich op de algemene ondersteuning van zowel Provinciale Staten als Gedeputeerde Staten, het inzichtelijk maken van het provinciaal beleid voor burgers, belangengroepen en andere belangstellenden en op de deelname van de provincie Groningen aan diverse samenwerkingsverbanden. Aandeel in de totale rekening 2011: 2,34%. Voor de uitvoering van dit programma zijn de onderstaande middelen uitgegeven: Recapitulatie lasten en baten per thema (bedragen x € 1.000) Omschrijving
rekening 2010
raming 2011*
rekening 2011
9. Bestuur a. Provinciale Staten - lasten - baten saldo van lasten en baten
2.284 0 2.284
2.524 0 2.524
2.336 0 2.336
b. Overige bestuursorganen - lasten - baten saldo van lasten en baten
4.055 4 4.052
4.696 3 4.693
4.124 0 4.124
c. Bestuurlijke samenwerking - lasten - baten saldo van lasten en baten
3.877 43 3.834
3.943 42 3.901
3.869 44 3.825
d. Communicatie - lasten - baten saldo van lasten en baten
3.796 2 3.795
4.294 1 4.293
3.971 1 3.970
13.965
15.411
14.255
Saldo Bestuur
* raming 2011 is na de laatste wijziging Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat de politieke verantwoording voor het beleid. De verschillende thema’s van het programma Bestuur zullen daarbij inhoudelijk worden beschreven. Telkens zal een onderscheid worden gemaakt tussen gepland beleid en uitgevoerde acties. Aan het eind van het hoofdstuk wordt een gedetailleerd overzicht gepresenteerd van de financiële consequenties van het beleid.
Bestuur
133
9.1
Provinciale Staten
Beleid en beleidsontwikkeling Provinciale Staten bepalen het beleid (op hoofdlijnen) en nemen de belangrijkste beslissingen. Provinciale Staten richten zich in het bijzonder op hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende functies. Provinciale Staten vertegenwoordigen de gehele bevolking van de provincie. De leden van Provinciale Staten worden direct gekozen door de burgers en zijn staan aan het hoofd van provincie. De provincie Groningen heeft 43 Statenleden. Vanuit de Staten hebben diverse leden zitting in bestuurlijke vertegenwoordigingen, zoals de Algemene Vergadering (AV) van het Interprovinciaal Overleg (IPO), Groningen Seaports, het NHI Parlementariërforum, de Commissie rechtsbescherming, het Algemeen Bestuur (AB) van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) en de Programmaraad van De Noordelijke Rekenkamer. Overige betrokken (bestuurs)organen zijn: Presidium: Dit is het dagelijkse bestuur van Provinciale Staten. Het Presidium bereidt de vergaderingen van Provinciale Staten voor. In het Presidium zijn de tien fractievoorzitters in Provinciale Staten (Partij van de Arbeid, VVD, SP, CDA, D66, PVV, ChristenUnie, GroenLinks, Vrij mandaat en de Partij voor de Dieren) vertegenwoordigd. Het Presidium wordt voorgezeten door de voorzitter van Provinciale Staten, de commissaris van de koningin in de provincie Groningen. Seniorenconvent: Dit is een overlegorgaan bestaande uit alle negen fractievoorzitters in Provinciale Staten. Het Seniorenconvent wordt voorgezeten door de voorzitter van Provinciale Staten, de commissaris van de Koningin in de provincie Groningen. Het Seniorenconvent bespreekt vertrouwelijke aangelegenheden. Om deze reden zijn de vergaderingen van het convent niet openbaar. Statencommissies: In het dualistische stelsel is de functie van Statencommissies in essentie dezelfde als die van Provinciale Staten; die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend lichaam. Statencommissies adviseren Provinciale Staten over de aan hen toebehorende onderwerpen. In Groningen bestaan vijf Statencommissies: Welzijn, Cultuur, Wonen en Leefbaarheid; Omgeving en Milieu; Mobiliteit en Energie; Bestuur, Financiën en Economie; Grote projecten. Noordelijke Rekenkamer: Dit is een onafhankelijke rekenkamer van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De Noordelijke Rekenkamer houdt zich bezig met het onderzoek naar de doelmatigheid, de doeltreffendheid en rechtmatigheid van het gevoerde bestuur. Tevens bestaat er een Programmaraad voor de Noordelijke Rekenkamer. (Deze bestaat uit drie Statenleden per provincie.) De Programmaraad functioneert als een soort gesprekspartner voor de Noordelijke Rekenkamer. De Noordelijke Rekenkamer hoeft door haar onafhankelijke positie de suggesties van de Programmaraad niet over te nemen. Het onderzoeksprogramma van de Noordelijke Rekenkamer voor een bepaald jaar zal eind voorgaand jaar of begin betreffend jaar worden vastgesteld en aan Provinciale Staten worden toegezonden.
134
Bestuur
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Uitzenden commissievergaderingen Beleid en doelen op termijn Provinciale Staten wil de politiek toegankelijker maken en dichter bij de burger brengen door middel van het uitzenden van de vergaderingen via de website www.provinciegroningen.nl. Activiteiten/Resultaten in planjaar 2011 Gepland In 2011 beslissen Provinciale Staten of ook de commissievergaderingen uitgezonden gaan worden. Wanneer gereed Gepland 2011 Middelen Begroot p.m.
Gerealiseerd Begin 2011 hebben Provinciale Staten besloten ook de commissievergaderingen uit te zenden (live/ archief) via de website van de provincie. Op 1 april 2011 is hiermee gestart. Gerealiseerd 1 april 2011 Besteed Ca. € 9.000
Introductieprogramma nieuwe Statenleden Beleid en doelen op termijn Om goed geïnformeerd en voorbereid te beginnen aan een nieuwe Statenperiode krijgen (nieuwe) Statenleden de mogelijkheid een degelijk introductieprogramma te volgen. Zichtbaarheid, herkenbaarheid, contact met burgers en belangenorganisaties en goede informatievoorziening zijn essentieel voor Statenleden. Activiteiten in planjaar 2011 Gepland Uitvoering van een gedetailleerd introductieprogramma: Dit programma wordt eind 2010/begin 2011 vastgesteld. Onderdelen die in het programma nadrukkelijk aan de orde komen zijn: integriteit, de jaarstukken en de werkwijze van de Staten(commissies). Per commissie zal ook een inhoudelijk werkprogramma worden opgesteld. Resultaten/gevolgen in planjaar 2011 Gepland Goed geïnformeerde en voorbereide Statenleden. Wanneer gereed Gepland In de loop van 2011. Middelen Begroot Reguliere kredieten.
Gerealiseerd Na de verkiezingen van 2 maart 2011 werden op 10 maart de nieuwe Provinciale Staten geïnstalleerd. De nieuwe Staten hebben vanaf 10 maart tot en met begin juli een intensief introductieprogramma gevolgd. Er waren veel informatiebijeenkomsten/presentaties en werkbezoeken waarin de Staten inhoudelijk geïnformeerd werden over diverse onderwerpen.
Gerealiseerd Goed geïnformeerde en voorbereide Statenleden.
Gerealiseerd Het introductieprogramma liep tot het zomerreces. Besteed Ca. € 6.000
Totaaloverzicht beleid van programma Bestuur, thema Provinciale Staten Ondersteuning Provinciale Staten (productgroep 1001): Provinciale Staten richten zich op hun kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende rol. Zij hebben de beschikking over een eigen ondersteuning (griffier en medewerkers Statengriffie). Hiervan maakt deel uit de actueel belangrijke projecten/beleidsonderdelen Uitzenden commissievergaderingen en Introductieprogramma nieuwe Statenleden.
Bestuur
135
9.2
Overige bestuursorganen
Beleid en beleidsontwikkeling In het duale stelsel (zoals dat is ingevoerd in maart 2003) zorgen Gedeputeerde Staten voor de beleidsvoorbereiding en uitvoering van beleid binnen door Provinciale Staten vastgestelde kaders. De commissaris van de Koningin vormt de schakel tussen Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten en is belast met de zorgplichten (o.a. integriteit en goed bestuur) met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening aan burgers. De commissaris van de Koningin heeft een aantal wettelijke taken op het terrein van het openbaar bestuur. Dit betreft onder andere een rol bij de vervulling van burgemeestersvacatures en bij de eventuele herbenoeming van burgemeesters, bij het bezoeken van de gemeenten, bij de toekenning van Koninklijke onderscheidingen en bij het bevorderen van de samenwerking tussen vertegenwoordigers van rijksdiensten, die in de provincie werkzaam zijn, en functionarissen van provinciale, gemeente- en waterschapsbesturen. En via de Wet veiligheidsregio’s houden we in de koude (voorbereidings)fase en de warme fase (indien daadwerkelijk sprake is van een ramp) toezicht namens de minister.
Totaaloverzicht beleid van programma Bestuur, thema Overige bestuursorganen Gedeputeerde Staten (productgroep 1101): Voorbereiding en uitvoering van vergaderingen van Gedeputeerde Staten, themabijeenkomsten, GS/MTbijeenkomsten, werkbezoeken, overleggen met derden etc. Kabinetszaken (productgroep 1201): De commissaris van de koningin heeft als rijksorgaan een aantal bestuurstaken die zijn vastgelegd in zijn ambtsinstructie. Hierbij wordt hij ondersteund door zijn kabinet, dat deel uitmaakt van de afdeling Communicatie en Kabinet.
136
Bestuur
9.3
Bestuurlijke samenwerking
Beleid en beleidsontwikkeling Bij dit onderdeel gaat het zowel om meer algemene bestuurlijke zaken en bestuurlijke organisatie als om specifieke wettelijke taken zoals geschillenbeslechting, toezicht op de gemeentefinanciën (zie onder 1.) en archiefzorg alsmede de provincie- en landsgrensoverschrijdende samenwerking (zie onder 2. en 3.): 1. Het beleid bij het financieel toezicht op gemeenten en gemeenschappelijke regelingen is gericht op het verkrijgen en behouden van financieel gezonde overheden. Wij voeren - binnen de mogelijkheden van de Gemeentewet - het toezicht op maat uit op basis van het door ons vastgestelde 'Beleidskader voor het financieel toezicht op gemeenten en gemeenschappelijke regelingen in de provincie Groningen'. Ons toezicht kenmerkt zich door een terughoudende opstelling met ruimte voor de eigen autonomie en door maatwerk. Repressief toezicht is de norm en preventief toezicht wordt slechts ingezet bij gebleken noodzaak. Een frequent en open overleg met gemeenten en gemeenschappelijke regelingen past in deze koers. 2. De provincie Groningen is lid van de vereniging IPO: het samenwerkingsorgaan van de twaalf provincies. Gedeputeerden en de CdK participeren in het bestuur en de bestuurlijke adviescommissies. Provinciale Staten participeren in de Algemene Ledenvergadering. De provincie Groningen vormt samen met de provincies Fryslân en Drenthe de Gemeenschappelijke Regeling SNN. Gedeputeerden en de CdK maken deel uit van het Dagelijks Bestuur, de Bestuurscommissies, het Algemeen Bestuur en nemen deel aan de strategische bijeenkomsten van de drie colleges van GS. Provinciale Staten participeren in het Algemeen Bestuur en in de jaarlijks te houden gezamenlijke bijeenkomst van de drie Staten. Het voorzitterschap is per 1 juli 2011 door de provincie Groningen overgedragen aan Drenthe. 3. Samenwerking in internationale organisaties is primair gericht op gemeenschappelijke belangenbehartiging (o.a. richting centrale overheden en de Europese Unie) en het bieden van een politiek bestuurlijk platform (o.a. bestuurlijke samenwerking met de Duitse buren en NSC) voor overleg over thema's van bovenlokaal belang, ontwikkeling van gezamenlijke initiatieven en onderhoud van netwerken.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Profiel provincies Beleid en doelen op termijn Voor de uitwerking van het profiel van de provincies zijn voor ons van belang het handhaven van de open huishouding en het zorgen voor een democratisch gelegitimeerd bestuur op het regionale niveau. Wat betreft taakinhoud bevestigen wij de nadruk die het rapport van de commissie Lodders heeft gelegd op de ruimtelijk-economische taken. Nu de landelijke discussie zich inmiddels ook is gaan richten op het uitzuiveren van elkaar overlappende taken van bestuursorganen, bepleiten wij het in provinciale hand brengen van uitvoerende rijkstaken, zoals weg- en kanaalonderhoud alsmede het onderbrengen van waterschapstaken binnen de provincies. Uitvoering aan deze taken kan, waar nodig en zinvol, interprovinciaal gebeuren op noordelijke schaal. Voor het met dit onderwerp in verband staande herziening verdeelmodel provincies zij verwezen naar deel 4 van deze Programmarekening, onderdeel Financieel beleid 2011-2014 op hoofdlijnen. Activiteiten/Resultaten in planjaar 2011 Gepland Gerealiseerd Over het profiel zal door het IPO nadere Het profiel provincies is door het IPO gebruikt voor afspraken worden gemaakt met het de positiebepaling in de onderhandelingen met het kabinet. Afhankelijk van de opstelling van Rijk. De hoofdlijnen zijn gedeeltelijk uitgewerkt in het het kabinet gaan wij een nadere uitwerking Bestuursakkoord met het Rijk en de deelakkoorden. geven aan het profiel. Het profiel provincies blijft een leidraad voor de positiebepaling van de provincies met betrekking tot takenoverdracht in het kader van decentralisatie. Wanneer gereed Gepland 2011
Gerealiseerd 2011 Bestuur
137
Middelen Begroot Bestaande formatie.
Besteed Bestaande formatie.
Intensivering van de samenwerking in NHI-verband gericht op het toekomstige cohesiebeleid van de Europese Unie en op het thema (duurzame) energie Beleid en doelen op termijn Internationale en interregionale samenwerking op terreinen die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de Europese Unie (Europa 2020) zal een belangrijke rol gaan spelen bij toedeling van middelen uit de Europese programma’s die na 2013 operationeel worden. Met het oog daarop hebben de NHI-partners besloten hun samenwerking ten aanzien van gezamenlijke lobby te versterken en de samenwerking op terreinen waar gezamenlijke en sterke competenties liggen te intensiveren (o.a. energie). Activiteiten in planjaar 2011 Gepland Voortgaand overleg met in het bijzonder de partners in de NHI over gezamenlijke speerpunten en lobbyacties om een sterke positionering te bewerkstelligen ten aanzien van de structuurfondsen van de Europese Unie na 2013. Het gaat daarbij primair om EFRO-doelstelling 2 en 3.
Resultaten/gevolgen in planjaar 2011 Gepland In 2011 ligt de nadruk op lobbyacties op basis van in de loop van 2010 en 2011 opgestelde gezamenlijke ‘position papers’.
Wanneer gereed Gepland Eind 2012 Middelen Begroot Kosten worden in beginsel gedekt uit reguliere kredieten.
138
Gerealiseerd De samenwerkingsstructuur NHI is per 1 januari 2011 opgeheven. Dat heeft niet geleid tot een vermindering van de samenwerking met de Duitse buren. Integendeel, de samenwerking met Niedersachsen is hechter geworden. Zo is onder meer een gezamenlijke reactie gepresenteerd op het 5e cohesierapport van de Europese Commissie en wordt de insteek voor de nieuwe EFROprogrammering afgestemd.
Gerealiseerd De reacties op de conceptverordeningen van de Europese Commissie die vorm moeten gaan geven aan de nieuwe EFRO-programma’s voor doelstelling 2 en 3 (territoriale samenwerking) worden zoveel mogelijk afgestemd. Daarvoor zijn een aantal basisafspraken gemaakt.
Gerealiseerd 2013 Besteed Reguliere middelen.
Bestuur
Totaaloverzicht beleid van programma Bestuur, thema Bestuurlijke samenwerking Bestuurlijke organisatie (productgroep 1301): De zorg voor een adequate bestuurlijke inrichting van de provincie, waarbij wij streven naar een zodanige inrichting van het openbare bestuur en verdeling van taken en bevoegdheden dat publieke taken op het juiste niveau worden verricht; alsmede bemiddelen bij dan wel beslechten van bestuursgeschillen tussen gemeenten, gemeenschappelijke regelingen en de behandeling van klachten over gemeentebesturen. Financieel toezicht op gemeenten (productgroep 1401): Het financiële toezicht dat de provincies uitvoeren op de gemeenten (en gemeenschappelijke regelingen) is een medebewindstaak. Het betreft de uitvoering van de wettelijke opgedragen taken (zie vooral Titel IV van de Gemeentewet (artikelen 186 t/m 215) en de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido)). Uitvoering van wettelijke regelingen (productgroep 1501): Het uitvoeren van diverse wettelijke regelingen en verordeningen, waaronder Drank- en Horecawet. Daarnaast het houden van toezicht op de archiefzorg van de provinciale organen, gemeenten, gemeenschappelijke regelingen, regiopolitie en waterschappen op basis van de Archiefwet 1995 en overige wettelijke bepalingen. En tenslotte het adviseren over ingediende bezwaar- en beroepschriften alsmede klachten. Bestuurlijke samenwerking (productgroep 1601): Hieronder vallen werkzaamheden ten gevolge van onze deelname aan het Interprovinciaal Overleg (IPO), Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), Bestuursacademie Noord-Nederland (BANN), Europa en NHI. Hiervan maken deel uit de actueel belangrijke projecten/beleidsonderdelen Profiel provincies en Intensivering van de samenwerking in NHI-verband gericht op het toekomstige cohesiebeleid van de Europese Unie en op het thema (duurzame) energie.
Bestuur
139
9.4
Communicatie
Beleid en beleidsontwikkeling De provincie treedt naar buiten als modern ambitieus collegiaal en integraal samenwerkend bestuur, dat wordt geleid door de maatschappelijke problemen en kansen waarmee we worden geconfronteerd. Dit betekent transparant, interactief en aanspreekbaar communiceren. We willen ons beleid baseren op thema's die de burger belangrijk vindt, het reguliere werk van de provincie beter zichtbaar maken en nadrukkelijk aandacht hebben voor communicatie in het beleidsproces. We betrekken de bevolking bij de provinciale politiek door hen te laten weten wat de provincie doet en de dialoog met hen op gang te brengen en te houden. Door de voortdurende discussie over nut en noodzaak van het middenbestuur, de bezuinigingen, media-aandacht voor het handelen van bestuurders en de dagelijkse uitvoering van het provinciale beleid blijft het van belang om te blijven werken aan ons profiel. Voor dit zichtbaarder maken van de provincie moeten we in onze externe communicatie sterker gaan focussen. De bezuinigingen en minder menskracht dwingen ons tot het maken van keuzes en ons werk en inzet van mensen efficiënter en effectiever te organiseren. Dit doen we door in de communicatie te focussen op een vijftal topthema's. De communicatie over deze topthema's wordt gekenmerkt door de concreetheid en aansprekendheid. Promotie en relatiemanagement Via ons relatiemanagement investeren we in de opbouw en onderhoud van goede contacten met personen, instanties en organisaties die voor ons van belang zijn voor het realiseren van onze doelstellingen, zoals in Den Haag, Brussel en waar relevant in nauwe samenwerking met Friesland, Drenthe en SNN. Zoveel mogelijk wordt ons relatiebeleid gekoppeld aan evenementen die door ons of in onze provincie worden georganiseerd. De mensen die voor ons van belang zijn laten we op een zinvolle en aangename manier kennismaken met Groningen. Een kennismaking met ons gebied, maar ook met het provinciaal bestuur. Onder de vlag van 'Er gaat niets boven Groningen' voeren wij met de gemeente Groningen, Marketing Groningen, Kamer van Koophandel, Groninger Museum en diverse bedrijven en organisaties jaarlijks gezamenlijk campagne om Groningen te promoten. De activiteiten van het GPO worden gesponsord door de 'Ambassadeurs van Groningen': 23 bedrijven in stad en provincie Groningen. Wij willen de bekendheid, aantrekkelijkheid en kwaliteit van provincie en stad Groningen verbeteren en ervoor zorgen dat er een positief beeld bestaat over Groningen, zodat consumenten onze provincie graag bezoeken en ondernemers zich hier willen vestigen. Evenementenbeleid Met ons evenementenbeleid willen we bijdragen aan een positief beeld over Groningen. Evenementen zijn van belang voor de leefbaarheid en ontwikkeling van onze provincie. Wij zien hierin een unieke gelegenheid om Groningen 'op de kaart te zetten'. Door grote evenementen en manifestaties te ondersteunen willen wij het beeld van Groningen als energieke en bedrijvige provincie te versterken. Bovendien willen we zo het woon- en werkklimaat en de economische ontwikkeling bevorderen. De subsidieaanvragen worden getoetst aan de criteria die aan het budget zijn verbonden.
Actueel belangrijke projecten en beleidsonderdelen Opkomstbevorderende verkiezingscampagne Beleid en doelen op termijn Bij de Provinciale Statenverkiezingen in 2007 is een opkomstpercentage behaald van 51%. Deze lag 4,5% lager dan in 2003. Afgezet tegen het landelijk percentage van 46,3% zit de provincie Groningen wel in de top 3 van best scorende provincies. Doel is om bij de verkiezingen in 2011 de hoogste opkomstpercentage in Nederland te behalen. Uit de monitor 2009 blijkt dat onze niet stemmer in de leeftijd zit van 18-23 en 24-34 jaar. Hij/zij woont in een grotere plaats en heeft een laag of middelbare opleiding. De wel-stemmers zijn vooral hoog opgeleid, leeftijd boven de 49 en wonen in de stad. Dit is ook de groep die geïnteresseerd is. Uit het onderzoek blijkt dat de groep tussen 23-34 jaar geïnteresseerd is, maar bij de vorige verkiezingen minder heeft gestemd. Dit is dus een belangrijke doelgroep om te bereiken tijdens de campagne. 140
Bestuur
Deze groep is uitermate geschikt om via 'social media' te bereiken. 'Social media' en 'social networks' zijn namelijk sterk in opkomst. Het gaat onder andere om grote internationale onlinenetwerken als LinkedIn, Facebook en Twitter, maar ook om regionale en lokale varianten zoals Groninc en KvK-netwerk. We willen bepalen hoe we als organisatie tijdig kunnen inspelen op deze snel veranderende communicatiemogelijkheden van 'social media' en welke richtlijnen we hierbij hanteren. Activiteiten in planjaar 2011 Gepland mediacampagne (rtv-spot, posters, advertenties dagblad e.d., informatiepagina);
open dag(en);
debatten;
publicitaire/bijzondere acties;
stemwijzer;
promotieteam.
Resultaten/gevolgen in planjaar 2011 Gepland Een hoge opkomst bij de stembus tijdens de Provinciale Statenverkiezingen 2011. Wanneer gereed Gepland 2 maart 2011 Middelen Begroot € 50.000 voor 2011. Daarnaast is bij de IB2010 het beschikbaar gestelde bedrag voor 2010 (€ 50.000) overgeboekt van 2010 naar 2011 waardoor in 2011 € 100.000 hiervoor beschikbaar is.
Gerealiseerd Er zijn 11 verschillende radio- en tv-spots gemaakt die specifiek ingingen op de 5 verkiezingthema’s: jeugdzorg, energie, landschap, leefbaarheid en mobiliteit. De spots werden ondersteund met advertenties in het dagblad en de huis-aan-huiskranten. En door de hele provincie zijn driehoeksborden rond lichtpalen geplaatst en op het provinciehuis. Ook is deze poster op de glazen wand van het provinciehuis aan de St. Jansstraat geplakt. posters en als banner op de diverse sites. De vijf zaterdagen vooraf aan de verkiezingen zijn op 5 verschillende locaties in de provincie open locatiedagen gehouden. Elke week stond een open locatie in het teken van 1 van de 5 verkiezingthema’s. Het slot vond plaats in het provinciehuis. Een flyer met informatie over wat de provincie doet en waar de 5 thema’s overgaan was beschikbaar op de locaties. Aansluitend op de open locatie werd in hetzelfde gebied tussen 5 en 6 uur over het thema van die dag door RTV Noord een verkiezingsdebat georganiseerd. Deze werd live uitgezonden op RTV Noord. Verkiezingslied en videoclip van Pé Daalemmer en Rooie Rinus; Stembureau in het Provinciehuis; Speciale verkiezingpostersborden in de stad Groningen; Jongerendebat Voot Nauw; Verkiezingsavond en Groningse exitpoll; binnen de website een apart aandacht voor de verkiezingen. In samenwerking met Kieskompas is de stemwijzer gemaakt en geplaatst op de website. Er is geen apart promotieteam geweest, maar bij de 5 open locatiedagen waren vele collega’s actief in het informeren van de bezoekers over de provincie.
Gerealiseerd 58,2% (7,2% meer stemmers dan in 2007).
Gerealiseerd 2 maart 2011 Besteed Het volledige budget is besteed.
Bestuur
141
Totaaloverzicht beleid van programma Bestuur, thema Communicatie Communicatie (productgroep 1603): Hieronder valt de profilering van de om de herkenbaarheid voor de inwoners te vergroten en nadrukkelijker te communiceren over wat de provincie doet. We betrekken de bevolking bij de provinciaal beleid door hen te laten weten wat de provincie doet en de dialoog met hen op gang te brengen en te houden. Hiervan maakt deel uit het actueel belangrijke project/beleidsonderdeel Opkomstbevorderende verkiezingscampagne. Promotie en relatiemanagement (productgroep 1604): Via ons relatiemanagement investeren we in de opbouw en onderhoud van goede contacten met personen, instanties en organisaties die voor ons van belang zijn voor het realiseren van onze doelstellingen. Met de campagne 'Er gaat niets boven Groningen' willen wij het beeld van Groningen en de economische ontwikkeling in onze provincie positief beïnvloeden. Door grote evenementen, middenevenementen en manifestaties te ondersteunen, kunnen we, zowel in als buiten Groningen, het beeld van Groningen als een energieke en bedrijvige provincie versterken.
142
Bestuur
9.5
Lasten/baten en analyse Bestuur
Omschrijving
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2010
gerealiseerd bedrag 2011
BESTUUR Provinciale Staten Ondersteuning PS
2.284.073 2.284.073
2.524.317 2.524.317
2.335.998 2.335.998
Overige bestuursorganen Gedeputeerde staten Kabinetszaken
4.055.495 2.492.982 1.562.513
4.696.059 3.256.477 1.439.581
4.124.197 2.997.198 1.127.000
Bestuurlijke samenwerking Bestuurlijke organisatie Financieel toezicht op gemeenten (Uitvoering van) wettelijke regelingen Bestuurlijke samenwerking Algemeen bestuurlijk
3.877.051 247.704 454.337 1.121.207 2.053.803
3.943.109 361.104 487.463 1.146.042 1.948.501
3.869.172 380.198 462.975 1.333.090 1.692.909
Communicatie Communicatie Representatie/relatiemanagement
3.796.201 2.805.465 990.736
4.293.913 3.101.724 1.192.189
3.970.595 3.012.186 958.410
14.012.820
15.457.398
14.299.963
Totaal bestuur
Omschrijving
BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2010
BESTUUR Provinciale Staten Ondersteuning PS Overige bestuursorganen Gedeputeerde staten Kabinetszaken Bestuurlijke samenwerking Bestuurlijke organisatie Financieel toezicht op gemeenten (Uitvoering van) wettelijke regelingen Bestuurlijke samenwerking Algemeen bestuurlijk Communicatie Communicatie Representatie/relatiemanagement Nadelig slot bestuur Totaal bestuur
Bestuur
gerealiseerd bedrag 2011
-
-
-
3.500 3.500
2.750 2.750
-
42.964
42.413
44.132
42.964
42.413
44.132
1.542 1.542
1.240 1.240
900 900
48.006 13.964.814 14.012.820
46.403 15.410.995 15.457.398
45.033 14.254.930 14.299.963
143
Analyse programma Bestuur Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 10.421.024 5.036.374 15.457.398 46.403 15.410.995
Realisatie 9.597.271 4.702.692 14.299.963 45.033 14.254.930
Saldo 823.753 333.682 1.157.435 -1.370 1.156.065
Aangezien de apparaatskosten niet per programma maar op totaalniveau worden geanalyseerd, volgen onderstaand de belangrijkste verschillen per thema.
Thema Provinciale Staten Raming 1.028.853 1.495.464 2.524.317 0 2.524.317
Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Realisatie 894.625 1.441.373 2.335.998 0 2.335.998
Saldo 134.228 54.091 188.319 0 188.319
De totale directe kosten zijn ten opzichte de raming € 54.091 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
De activiteiten in het kader van de uitvoering duale taken zijn in de regel niet van te voren bekend. Een deel van de middelen is niet besteed. Op diverse budgetten voor o.a. scholing, reis- en verblijfkosten en stenografische verslagen is minder uitgegeven. Daarnaast is een lichte overschrijding op o.a. catering, advertentiekosten en kosten ten behoeve van de excursie. Vergoeding voor PS is overschreden vanwege een aantal uitgekeerde wachtgeldvergoedingen. Een aantal fracties hebben in 2010 met betrekking tot de fractievergoedingen hun maximale gebonden reserve overschreden. Deze zijn teruggestort. Overige afwijkingen
39.901 23.260 -/- 22.372 11.742 1.560 54.091
De directe baten vertonen geen afwijking.
Thema Bestuursorganen Raming 4.207.184 488.875 4.696.059 2.750 4.693.309
Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Realisatie 3.565.185 559.013 4.124.197 0 4.124.197
Saldo 641.999 -70.138 571.861 -2.750 569.111
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 70.138 hoger uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
144
Het budget Deskundige advisering is overschreden. Onterecht zijn hier kosten geboekt waarvan de dekking plaats had moeten vinden uit de apparaatskosten van de afdeling. Dit is reeds verwerkt. Het feitelijk tekort bedraagt € 8.694.
Bestuur
-/- 50.269
Het budget Vergoedingen Gedeputeerde Staten laat een overschrijding zien vanwege het feit dat de gedeputeerden meer kosten hebben moeten maken bij het uitoefenen van hun functie.
-/- 19.869
-/- 70.138 De directe baten vertonen een geringe afwijking van € 2.750.
Thema Bestuurlijke Samenwerking Raming 2.601.760 1.341.349 3.943.109 42.413 3.900.696
Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Realisatie 2.550.436 1.318.736 3.869.172 44.132 3.825.040
Saldo 51.324 22.613 73.937 1.719 75.657
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 22.613 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
De activiteiten voor grensoverschrijdende samenwerking hebben dit jaar zeer beperkt plaatsgevonden mede vanwege het opheffen van bestaande structuren zoals bijvoorbeeld de NHI. De bijdragen aan het IPO en SNN vallen lager uit ten opzichte van de begrote kosten. Voor archiefinspectie, IPO en Europa zijn uit voorgaande jaren middelen vrijgevallen. Voor deregulering zijn in 2011 reeds kosten gemaakt. Deze middelen zijn in mindering zijn gebracht op het budget 2012. Bij de Commissie rechtsbescherming is het aantal te behandelen zaken toegenomen. Overige afwijkingen.
14.316 10.190 9.625 -/- 7.950 -/- 6.038 2.470 22.613
De directe baten vertonen een geringe afwijking van € 1.719.
Thema Communicatie Raming 2.583.227 1.710.686 4.293.913 1.240 4.292.673
Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Realisatie 2.587.025 1.383.570 3.970.595 900 3.969.695
Saldo -3.798 327.116 323.318 -340 322.978
De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming € 327.116 lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
In samenhang met het nieuwe evenementenbeleid is dit jaar gereserveerd voor evenementen in 2012. Deze middelen worden overgeboekt naar 2012. Bij beleidsvoorlichting wordt het overschot met name veroorzaakt doordat producten als burgerjaarverslag en het persoonlijk jaarverslag van de commissaris van de Koningin zijn gedigitaliseerd. Het overschot op relatiemanagement is ontstaan omdat afscheidsrecepties en diners soberder zijn uitgevoerd. Daarnaast hebben geen speciale grote Bestuur
244.396 38.268 23.525
145
Voor middenevenementen zijn enkele subsidies uit voorgaande jaren vrijgevallen. Overige afwijkingen worden veroorzaakt door marginale overschotten op o.a. Provinciale infopagina, monitoring en opkomstbevordering Statenverkiezingen.
9.626 11.301 327.116
De directe baten vertonen een geringe afwijking van -/- € 340.
146
Bestuur
10.
Bedrijfsvoering
Op dit programma onderdeel worden onder andere de volgende zaken verantwoord: 1. voorzieningen ten behoeve van het huidig en voormalig personeel, zoals de werkgeversbijdrage aan de personeelsvereniging, de kosten van de jaarlijkse reünie voor oud-medewerkers, alsmede de kosten van de wachtgeld en non-activiteitsregeling. 2. de kosten en opbrengsten van de diensten die voor derden worden verricht, voorzover deze lasten en baten niet op een ander programma onderdeel zijn verantwoord. 3. de verhuur van onderdelen van het Provinciehuis aan derden. 4. diverse baten en lasten, waaronder de afboekingen van schulden en vorderingen van voorgaande jaren. Voor de beleidsmatige verantwoording van het programma onderdeel Bedrijfsvoering wordt verwezen naar hoofdstuk 3 Bedrijfsvoering van deel 3 (Paragrafen) van de programmaverantwoording. Aandeel in de totale rekening 2011: 0,08%. Voor de uitvoering van dit programma zijn de onderstaande middelen uitgegeven: Recapitulatie lasten en baten per thema (bedragen x € 1.000) O mschrijving
10. Bedrijfsvoering a. Bedrijf svoering - lasten - baten saldo van lasten en baten Saldo Bedrijfsvoering
r ekening 2010
raming 2011*
rekenin g 2011
4.442 2.662 1.780
2.712 2.178 534
477 2.833 -2.356
1.780
534
-2.356
* raming 2011 is na de laatste wijziging Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat de financiële consequenties van het beleid.
Bedrijfsvoering
147
10.1
Lasten/baten en analyse Bedrijfsvoering
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
BEDRIJFSVOERING Totaal Voorzieningen personeel Diensten voor derden Verhuur gebouwen Div erse baten en lasten
4.442.202 977.673 2.812.606 131.276 520.647 4.442.202 4.442.202
Voordelig slot bedrijfsvoering Totaal bedrijfsvoering
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
BEDRIJFSVOERING Totaal Voorzieningen personeel Diensten voor derden Verhuur gebouwen Div erse baten en lasten Nadelig slot bedrijfsvoering Totaal bedrijfsvoering
148
Bedrijfsvoering
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
2.712.485 208.362 2.360.096 144.027 2.712.485 2.712.485
BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
477.149 1.990.0562.572.322 138.286 243.402477.149 2.356.301 2.833.450
gerealiseerd bedrag 2011
2.662.372 176.065
2.178.084 166.514
2.833.450 164.856
2.533.789 52.848 100.3302.662.372 1.779.830 4.442.202
1.970.770 40.800
2.623.511 40.799 4.285 2.833.450
2.178.084 534.401 2.712.485
2.833.450
Analyse programma Bedrijfsvoering Apparaatskosten Directe kosten Totaal lasten Directe baten Totaal saldo
Raming 2.521.785 190.700 2.712.485 2.178.084 534.401
Realisatie 2.674.936 -2.197.787 477.149 2.833.450 -2.356.301
Saldo -153.151 2.388.486 2.235.336 655.366 2.890.702
Aangezien de apparaatskosten niet per programma, maar op totaalniveau worden geanalyseerd, volgen onderstaand de belangrijkste verschillen. De totale directe kosten zijn ten opzichte van de raming lager € 2.388.486 uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste verschillen worden er uitgelicht.
Op basis van de onderbouwing en de toelichting op de voorziening WAO eigen risico is geconcludeerd dat het geen voorziening maar een reserve is. De onderbouwing van de omvang van de eventuele reserve moet nader worden uitgewerkt. In afwachting daarvan valt de voorziening vrij ten gunste van het resultaat en wordt het eerst gelabeld en via de bestemming van het resultaat toegevoegd aan de algemene reserve. In de voordracht 44/2011 met betrekking tot de uitvoering van nieuw beleid 20122015 wordt voorgesteld om de fomatie uit te breiden. Op basis hiervan is voorgesteld om de voorziening frictiekosten met € 500.000 te verlagen. In plaats van in de Voorjaarsnota 2012 vallen de middelen nu bij de Rekening 2011 vrij. Met betrekking tot de voorgaande jaren heeft een opschoonactie plaatsgevonden van diverse schulden. Ten opzichte van het budget zijn door de commissie Bodemdaling extra kosten gemaakt. De kosten worden gedekt door een bijdrage van de NAM. Overige afwijkingen
1.700.000
500.000
243.402 -/- 45.848 -/- 9.068 2.388.486
De directe baten vallen € 655.366 hoger uit dan geraamd. Deze afwijking wordt met name veroorzaakt door niet begrote detacheringen, afwijkende apparaatskosten werkzaamheden voor derden (SNN, Commissie Bodemdaling, Regio Groningen-Assen en Regiotram) en extra inzet personeel voor diverse bruggen in de Provincie Groningen en Drenthe.
Bedrijfsvoering
149
150
Bedrijfsvoering
11.
Algemene middelen
De algemene dekkingsmiddelen zijn bedoeld om de uitgaven die niet ten laste van specifieke middelen kunnen worden gebracht, op te kunnen vangen binnen een reëel sluitende begroting. Tot deze algemene dekkingsmiddelen kunnen onder andere worden gerekend de opbrengst van de opcentenheffing op de motorrijtuigenbelasting en de uitkering uit het Provinciefonds. Deze twee inkomstenbronnen vormen samen circa 34% van de totale inkomsten 2008. Aandeel in de totale rekening 2011: 47,16%. Voor de uitvoering van dit programma zijn de onderstaande middelen uitgegeven, inclusief stortingen in en onttrekkingen uit de reserves: Recapitulatie lasten en baten per thema (bedragen x € 1.000) O mschrijving
r ekening 2010
11. Algem ene middelen a. Financie ring en algemene dekkingsmiddelen - lasten - baten saldo van lasten en baten Saldo Algem ene middelen
raming 2011*
rekenin g 2011
314.139 492.272 -178.133
95.899 264.147 -168.248
288.349 294.220 -5.870
-178.133
-168.248
-5.870
* raming 2011 is na de laatste wijziging Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat de politieke verantwoording voor de opgetreden ontwikkelingen en het gevoerde beleid. Aan het eind van het hoofdstuk wordt een gedetailleerd overzicht gepresenteerd van de financiële consequenties van deze ontwikkelingen en het gevoerde beleid.
Algemene Middelen
151
11.1
Overzicht algemene dekkingsmiddelen
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de algemene dekkingsmiddelen en onvoorziene uitgaven. Onder deze tabel wordt een aantal onderdelen kort toegelicht. In de paragraaf Lokale heffingen (deel 3) gaan wij naast opcenten motorrijtuigenbelasting in op de diverse leges- en overige heffingen. In deel 4. Balans en toelichting geven wij een totaalbeeld van de baten en lasten en gaan wij nader in op de financiële positie. (bedragen x € 1.000) 2011 raming realisatie
Algemene dekkingsmiddelen en onvoorziene uitgaven 2010 Omschrijving realisatie Opcenten motorrijtuigenbelasting Uitkering Provinciefonds Dividenden Saldo van de financieringsfunctie Saldo van het BTW-compensatiefonds Saldo overige dekkingsmiddelen Saldo mutatie reserves
45.770 117.218 -9.455 27.059 317 0 -2.776
47.734 92.504 -9.356 27.367 387 -1.739 11.350
47.213 92.644 -9.356 29.574 97 0 -157.590
Saldo algemene dekkingsmiddelen
178.133
168.247
2.583
(bedragen x € 1.000) 2011 raming Realisatie
2010 realisatie
Omschrijving Raming voor werkelijk onvoorziene uitgaven, na de Integrale Bijstelling 2011 (excl. stelposten)
0
200
0
11.1.1. Algemene dekkingsmiddelen Opbrengst opcentenheffing motorrijtuigenbelasting Het Rijk stelt jaarlijks het maximale niveau van opcentenheffing vast. Provincies kunnen vervolgens zelf bepalen in hoeverre zij de vrije capaciteit willen benutten. Het verschil tussen het wettelijk toegestane aantal opcenten en het feitelijke aantal is de vrije belastingcapaciteit. Per 1 april 2011 bedroeg het wettelijke maximum 119,4 opcenten. Dit is een toename van 2,7 ten opzichte van 2010. De provincie Groningen zit met zijn tarief al jaren iets boven het provinciale gemiddelde. Met het tarief per 1 april 2011 bevindt Groningen zich op een gedeelde vierde plaats. Tarieven opcenten MRB in 12 provincies periode 2001-2011 Provincie Groningen Fryslân Drenthe Overijssel Gelderland Flevoland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Gemiddeld tarief Maximum tarief
152
2001 62,7 50,6 63,2 66,8 59,9 55,1 62,9 44,7 58,5 63,6 59,5 58,2 58,8 80,0
2002 64,3 50,6 64,8 68,1 61,5 57,4 64,0 44,7 59,7 65,2 63,3 60,4 60,3 84,8
2003 65,8 58,6 66,9 70,3 64,3 59,8 65,2 42,7 61,2 66,7 66,3 62,6 62,5 89,9
2004 68,0 60,1 69,0 72,0 76,5 61,4 68,6 52,7 71,8 69,3 68,1 67,0 67,0 94,7
2005 75,7 61,0 75,9 73,1 78,1 62,5 71,7 52,7 71,8 69,3 68,3 71,1 69,3 99,0
2006 76,8 66,6 77,4 74,0 79,0 63,4 71,7 52,7 72,2 69,3 69,7 75,3 70,7 102,4
Algemene Middelen
2007 77,2 67,3 78,6 75,3 80,5 64,0 71,7 63,4 73,3 69,3 71,6 78,8 72,6 105,0
2008 77,8 78,8 79,7 76,8 81,4 67,4 72,6 63,9 91,8 69,3 71,6 79,6 75,9 107,9
2009 79,1 80,4 81,0 78,5 82,7 71,6 72,6 67,9 95,0 69,3 71,6 82,0 77,6 111,9
2010 79,1 81,7 81,0 78,5 82,7 71,6 72,6 67,9 95,0 69,3 71,6 82,0 77,8 116,7
2011 83,0 83,0 83,6 78,5 82,7 76,6 72,6 67,9 95,0 69,3 71,6 85,1 79,1 119,4
De opbrengst opcentenheffing motorrijtuigenbelasting 2011 is fors lager (€ 521.058) uitgevallen dan we hadden geraamd voor 2011. Het resultaat is gebaseerd op gegevens die we medio januari van de belastingdienst hebben ontvangen. Deze informatie geeft echter geen uitsluitsel over de oorzaken van de geconstateerde afwijking. Zodra hierover meer duidelijkheid bestaat zullen we u nader informeren. 11.1.2. Algemene uitkering uit het Provinciefonds Doorwerking opbrengst opcentenheffing MRB 2009 in uitkering Provinciefonds 2011 Er is een relatie tussen de opcentenheffing en de algemene uitkering uit het Provinciefonds. De verdeling van het Provinciefonds over de provincies is gebaseerd op verdeelmaatstaven waaronder de theoretische opbrengst voor de motorrijtuigenbelasting. In het verdeelmodel Provinciefonds wordt de opbrengst per opcent motorrijtuigenbelasting als negatieve inkomstenmaatstaf gehanteerd. Voor 2011 gaat het om de gerealiseerde opbrengst per opcent MRB in 2009. Met deze maatstaf wordt beoogd de tussen de provincies bestaande verschillen in belastingcapaciteit te compenseren. In situaties waarin het totale provinciale belastinggebied groter van omvang wordt en/of waarin ons aandeel in het totale provinciale belastinggebied afneemt zal de compensatie via het Provinciefonds stijgen. En omgekeerd zal deze dalen. Accres 2011 In het voorjaar van 2009 hebben Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten overlegd over de gevolgen van de economische situatie en het Aanvullend Beleidsakkoord voor de onderlinge financiële verhoudingen. Dit heeft onder meer geleid tot een afspraak tussen Rijk, gemeenten en provincies over de accressen 2009-2011 van het Gemeente- en Provinciefonds. Het accres voor 2011 is vastgesteld op 0,48%. Behoedzaamheidsreserve 2011 Aangezien er in de periode 2009-2011 geen nacalculatie zal plaatsvinden en er door het Rijk ook geen behoedzaamheidsreserve zal worden ingehouden kunnen wij voor deze jaren onze eigen behoedzame scenario ook loslaten. Vanaf 2012 zal de groei van het provinciefonds weer worden gekoppeld aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Voor het bepalen van het accres volgen wij daarom vanaf 2012 weer ons eigen behoedzaam scenario. We bepalen daarvoor het gemiddelde van het accres in de komende vier jaren (2012-2015) verminderd met 1 procentpunt. Verschil Integrale Bijstelling 2011 Nadat wij de Integrale Bijstelling 2011 hebben vastgesteld is heeft er met betrekking tot het provinciefonds zich nog één wijziging voorgedaan. In de decembercirculaire 2011 is voor de opbouw van de RUD € 140.000 ontvangen. 11.1.3. Dividend De provincie Groningen neemt per 31 december 2011 deel (voor onderstaande bedragen) in het aandelenkapitaal van: Groningen Airport Eelde N.V. € p.m. N.V.Waterbedrijf Groningen " 11.345 N.V. Bank voor Nederlandse Gemeenten (BNG) " 571.962 N.V. Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij " 6.353 Blauwe Stad " 7.200 OMD B.V. " 360 Oikocredit Nederland " p.m. Enexis Holding B.V. " 1.676.252 Essent Milieu Holding B.V. " 16.763 Verkoop Vennootschap B.V. " 6.159 Vordering Enexis B.V. " 1.120 Extra Zekerheid Vennootschap B.V. " 1.120 Claim Staat Vennootschap B.V. " 1.120 Het reguliere dividend van de aandelen Enexis en de aandelen BNG komt voor 2011 uit op ongeveer € 54.596.273 respectievelijk € 173.075. De deelnemingen Publiek Belang Elektriciteitsproductie B.V. en CBL Vennootschap B.V. zijn in 2011 beëindigd. Het dividend Enexis is als bate verantwoord bij het programma Ondernemend Groningen, thema Bedrijvigheid. Algemene Middelen
153
Onze deelname in Oikocredit leverde een dividend op van € 153. In de begroting 2011 werd nog uitgegaan van een raming van € 150. Bij dit onderdeel wordt ook de bijdrage in bezuinigingstaakstelling afromen vermogens provincies begroot en verantwoord (€ 9,5 miljoen). 11.1.4. Saldo financieringsfunctie (rente) Hier komt tot uitdrukking het saldo van rentelasten en -baten in verband met de financiering van de provinciale uitgaven. Daarbij is rekening gehouden met administratieve boekingen vanwege een berekend financieringsoverschot en de opbrengst wegens bespaarde rente. 11.1.5. Saldo van het BTW-compensatiefonds In 2011 treedt er een vrijval van BTW m.b.t. gemeenschappelijke regelingen en overige posten op van € 97.291. Dat is € 289.566 minder dan was geraamd in de begroting 2011. 11.1.6. Saldo overige dekkingsmiddelen Het verschil bij dit onderdeel wordt enerzijds veroorzaakt door de vrijval van de restantmiddelen voor onvoorziene uitgaven en een aantal stelposten (€ 239.770) en de vrijval van de in de begroting 2011 geraamde onverdeelde apparaatskosten 2011 (€ 1.499.647), die nu deels functioneel zijn toegerekend, waardoor er op deze onderdelen uiteindelijk geen lasten behoeven te worden verantwoord. Een deel van deze vrijvallende middelen (€ 500.000), in verband met de in 2011 niet benutte middelen voor afkoop risico’s overdracht muskusrattenbestrijding naar de waterschappen, zal bij de bestemming van het rekeningresultaat 2011 opnieuw beschikbaar moeten worden gesteld voor de afwikkeling van de afkoopsom in 2012. Daarnaast wordt € 41.696 voor de uitvoering van taken in het kader van Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens overgeboekt naar 2012. 11.1.7. Mutaties reserves In 2011 hebben zich de volgende toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves voorgedaan. Reserve
lasten 2011
Algemene reserv e Reserve ESFI Reserve Stimulering Zorg Reserve Huisvesting en inrichting Egalisatiereserve grondwaterheff ing Egalisatiereserve automatisering Egalisatiereserve wegen en kanalen Egalisatiereserve cofinanciering Kompas Egalisatiereserve ontgrondingen Egalisatiereserve WABO Reserve AKP-budgetten Reserve bodemsanering Reserve afkoopsom wegen en kanalen Reserve programma Landelijk Gebied Reserve Prov inciale Meefinanciering Reserve Regio Specifiek Pakket Reserve compensatie div idend Essent Reserve leefbaarheid Reserve afkoop verv anging kunstwerken Winschoterdiep totaal mutaties reserves
baten 2011
realisatie raming 2011 saldo 2011
19.924 79.766 184 333 255 780 0 0 18 0 852 13.694 53.000 5.090 11.506 4.968 17.775 24.229 22.000
-42.573 -35.257 -137 -557 -240 0 -51 -542 0 0 -1.696 0 0 -3.173 -6.110 -5.365 0 -848 0
-22.649 44.508 48 -225 15 780 -51 -542 18 0 -844 13.694 53.000 1.917 5.396 -397 17.775 23.381 22.000
-17.506 13.844 -400 -557 -125 0 -2.045 -734 -35 227 -3.380 460 0 -3.173 1.396 -1.866 0 2.545 0
254.372
-96.550
157.822
-11.350
Op basis van de bijgestelde raming is per saldo een bedrag van € 11,4 miljoen als onttrekking aan de reserves opgenomen. De realisatie laat echter per saldo een storting van € 157,8 miljoen zien. In de analyse van verschillen van de algemene middelen wordt de totale afwijking van € 169,2 miljoen op reserves nader toegelicht.
154
Algemene Middelen
11.2
Onvoorziene uitgaven
In de begroting dient een budget te worden opgenomen ten behoeve van onvoorziene uitgaven. De hoogte van de reservering kan de provincie zelf vaststellen. Door middel van een adequate kredietbewaking tracht de provincie het aantal onvoorziene tegenvallers zoveel mogelijk te beperken en hierdoor het beroep op onvoorzien zoveel mogelijk te minimaliseren. De post voor werkelijk onvoorziene uitgaven bedroeg bij de start van het begrotingsjaar 2011 € 671.368. In Integrale Bijstelling 2011 is € 471.368 toegevoegd aan de begrotingsruimte 2011. Na de Integrale Bijstelling 2011 is er vervolgens nog een bedrag van € 7.950 ingezet ten behoeve van een offerte verkenning mogelijkheden deregulering. Het restant van € 192.050 kan nu vrijvallen ten gunste van het rekeningresultaat 2011.
Algemene Middelen
155
11.3
Lasten/baten en analyse Algemene middelen
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
OVERZICHT ALGEMENE MIDDELEN Financiering en algemene dekkingsmiddelen Geldleningen en uitzettingen korter dan een jaar Geldleningen en uitzettingen langer of gelijk aan een jaar Algemene uitkering Provinciefonds Eigen middelen Deelnemingen Onvoorzien Saldo v an kostenplaatsen Mutaties reserves die verband houden met de hoofdfuncties
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
314.138.672 13.209.802 11.790.477 900.000
95.899.266 6.145.316 22.645.380
288.349.038 7.100.192 17.347.448
9.542.676
278.695.717
9.529.000 239.770 1.499.647 55.840.153
9.528.855 254.372.544
314.138.672 178.133.215 492.271.887
95.899.266 168.247.502 264.146.767
288.349.038 5.870.463 294.219.502
Saldo v an de rekening v an baten en lasten na bestemming Voordelig slot algemene middelen Totaal algemene middelen
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
OVERZICHT ALGEMENE MIDDELEN Financiering en algemene dekkingsmiddelen Geldleningen en uitzettingen korter dan een jaar
492.271.887 7.964.852
264.146.767 8.426.799
294.219.502 9.811.819
Geldleningen en uitzettingen langer of gelijk aan een jaar Algemene uitkering Provinciefonds Eigen middelen
44.095.315 118.434.907 45.769.839
47.731.283 92.503.900 47.734.485
47.729.708 92.741.263 47.213.247
87.525
173.225 386.857
173.228 -
Mutaties reserves die verband houden met de hoofdfuncties Saldo v an de rekening v an baten en lasten na bestemming
275.919.449
67.190.219
96.550.237
Totaal algemene middelen
492.271.887
264.146.767
294.219.502
Deelnemingen Onvoorzien Saldo v an kostenplaatsen
156
Algemene Middelen
Analyse programma Algemene dekkingsmiddelen en onvoorziene uitgaven Baten af: Lasten Totaal saldo
Raming 264.146.767 95.899.266 168.247.501
Realisatie 294.219.502 288.349.038 5.870.463
Saldo 30.072.734 -192.449.773 -162.377.038
Het saldo op de financierings- en algemene dekkingsmiddelen is € 162.377.038 nadelig. In onderstaande analyse worden de mutaties op de reserves apart geanalyseerd.
Algemene financierings- en dekkingsmiddelen exclusief mutaties reserves Baten excl. mutaties op reserves af: Lasten excl. mutaties op reserves Totaal saldo
Raming 196.956.549 40.059.113 156.897.436
Realisatie 197.669.265 33.976.494 163.692.771
Saldo 712.716 6.082.619 6.795.335
De financiering- en algemene dekkingsmiddelen exclusief de mutaties op reserves geven een voordeel van € 6.795.335. De belangrijkste verschillen worden hierna kort benoemd.
Eind 2011 is een eerste tranche van de vordering op Landsbanki ad € 1,6 miljoen ontvangen. Op basis van ontwikkelingen omtrent Landsbanki heeft onze accountant aangegeven dat de voorziening die in 2009 is getroffen deels moet vrijvallen. Eind 2011 is de claim definitief vastgesteld op circa € 10,8 miljoen. Besloten is om het provinciale deel van de oorspronkelijke deposito ad. € 10 miljoen vrij te laten vallen. Resteert een voorziening van circa € 0,4 miljoen voor het opvangen van eventuele valutarisico’s en overige kosten die gemoeid zijn met de liquidatie van Landsbanki. Na verwerking van de Integrale Bijstelling resteert een saldo onverdeelde apparaatskosten van € 1.499.647. Hiervan heeft een bedrag van € 604.924 betrekking op een restant onverklaard verschil apparaatskostenbudget personeel in verband met de invoering van normatief begroten. Inmiddels is duidelijk dat deze middelen kunnen vrijvallen. In verband met de overdracht van de muskusrattenbestrijding naar de waterschappen zijn voor diverse kosten € 896.000 aan middelen begroot. Van dit bedrag is nog € 500.000 bestemd voor een afkoopsom voor risico’s. Deze middelen zijn benodigd voor 2012 en worden via de bestemming van het resultaat doorgeschoven. De overige middelen zijn ingezet te dekking van kosten 2011. De resterende taakstelling efficiëntere inkoop ad € 80.835 wordt gedekt door vrijvallende apparaatskosten met betrekking tot facilitaire zaken. In 2011 is in verband met de bezuinigingstaakstelling apparaatskosten personeel te € 37.662 veel ingeleverd door een aantal afdelingen. Deze middelen onderdeel van het saldo onverdeelde apparaatskosten zijn toegevoegd aan de reserve AKP. Voor de uitvoering van taken in het kader van Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens is € 41.696 beschikbaar. Deze middelen zijn in 2011 niet toegevoegd aan het budget van afdelingen die de taken uitvoeren. De middelen worden overgeboekt naar 2012. De gerealiseerde opbrengsten motorrijtuigenbelasting zijn ten opzichte van de bijgestelde raming € 521.238 lager. Het nadelig verschil op de ontvangsten 2011 ad € 521.058 wordt met name verklaard door het toegenomen aandeel van de zeer zuinige auto's en een geringere stijging van het totaal aantal voertuigen. Daarnaast is een correctie van € 180 opgenomen in verband een onjuiste verwerking van de opbrengst 2010 in de jaarrekening van 2010. Op basis van de decembercirculaire is voor de opbouw van Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD) een bedrag van € 140.000 via het Provinciefonds ontvangen. Deze middelen zijn niet meer besteed in 2011 en worden via de bestemming van het rekeningresultaat doorgeschoven naar 2012.
Algemene Middelen
5.231.618
1.499.647
-/- 521.238
140.000
157
Bij de integrale bijstelling is de post onvoorzien verlaagd tot € 200.000. Van deze middelen is nog een bedrag van € 7.950 ingezet voor een verkenning mogelijkheden deregulering. De restant middelen ad. € 192.050 vallen vrij ten gunste van het resultaat. Daarnaast is voor een bedrag van € 39.770 aan stelposten opgenomen. Deze kunnen vrijvallen omdat er geen gebruik van is gemaakt. De geraamde stelpost verwacht achterblijven van de provinciale uitgaven in verband met de BTW-component in de uitgaven ad. € 386.857 is niet geheel gerealiseerd. In 2011 is na een lange discussie over het wel of niet vergoeden van de btw in de kosten van schades door verzekeringsmaatschappijen in IPOverband besloten om niet langer de btw te claimen. Dit heeft geleid tot een afboeking van vorderingen en geen nieuwe vrijval ten gunste van de stelpost. Daarnaast is vrijval van btw op een gemeenschappelijke regeling Regio Groningen-Assen vervallen omdat de btw weer terug gaat naar de betreffende gemeenschappelijke regeling. In totaal is in 2011 € 97.291 aan vrijval gerealiseerd, zodat een nadelig effect van € 289.566 is ontstaan. Er is een voordeel van € 592.641 door hogere rentebaten op uitzettingen korter dan 1 jaar. Dit kan worden verklaard door de huidige samenstelling van de treasuryportefeuille waarbij overtollige middelen veelal korter dan één jaar worden uitgezet. Naast het voorgaande, is een gemiddeld hoger rentepercentage een verklaring voor het voordeel. De te vergoeden rente aan rekeningen-courant voor derden zorgde voor een nadelig effect, door gemiddeld hogere saldi en hogere rekenrente. Per saldo resulteerde een voordeel van € 592.641. Er is een nadeel van € 162.497 door een hogere werkelijke interne rekenrente. De interne rekenrente wijkt 0,1% af van de begroting en bedraagt 1,41% De overige afwijkingen leiden tot een voordeel van € 64.961.
239.770
-/- 289.566
592.641
-/- 162.497 64.961 6.795.335
Mutaties reserves Stortingen in reserves Onttrekkingen aan reserves Totaal saldo
Raming 55.840.153 67.190.219 11.350.066
Realisatie 254.372.544 96.550.237 - 157.822.307
Saldo - 198.532.391 29.360.018 - 169.172.373
Ten opzichte van de raming is per saldo € 169.172.373 meer ten gunste van de reserves geboekt. De (grootste) afwijkingen worden per reserve nader toegelicht. Algemene Reserve De herijking van het plan Meerstad heeft geleid tot een structurele aanpassing van het financiële en organisatorische raamwerk van de publiek private samenwerking. Zie ook voordracht 45/2011. De financiële consequentie is dat een aanspraak op het weerstandsvermogen wordt gedaan van € 6,2 miljoen. In 2010 hebben wij als decentralisatie-uitkering een bijdrage ontvangen voor het convenant bedrijventerreinen. In 2010 is deze bijdrage niet besteed en opgenomen op de balans als schuld aan het Rijk. Decentralisatie-uitkeringen komen ten goede aan de algemene middelen en zijn dus geen schuld aan het Rijk. Door het Rijk wordt ook geen financiële verantwoording gevraagd. De niet bestede middelen zijn daarom in 2011 toegevoegd aan de algemene reserve en gelabeld voor het convenant bedrijventerreinen. De eindafrekening programma EPD 1997-1999 is lager vastgesteld door Brussel. Daar is beroep tegen ingesteld, maar het beroep is ongegrond verklaard. In de risicoparagraaf is rekening gehouden met het risico. Door het manifest worden van het risico is ons aandeel deels ten laste van in de reserve gelabelde middelen voor personeelskosten EU-programma’s (€ 233.697) en het weerstandsvermogen (€ 446.650). In de algemene reserve zijn middelen voor afkoopsommen van wegen opgenomen. Ter dekking van de investeringskosten herinrichting Vriescheloo158
Algemene Middelen
6.207.757
-/- 1.811.100
680.347
129.186
De uitkering van het Rijk voor ISV-3 is ingaande 2011 een decentralisatie-uitkering geworden. Voor het jaar 2010 gold een overgangsjaar en zijn de middelen als specifieke uitkering uitbetaald en is het niet bestede deel op de balans als schuld aan het Rijk opgenomen. De niet bestede middelen 2011 zijn meegenomen bij de overboekingvoorstellen van 2011-2012. De middelen 2010 worden nu ook beschouwd als eigen middelen en het onderdeel ISV-3 geluid is toegevoegd aan de algemene reserve. Zie voor de overige ISV-3 middelen de toelichting op de reserve Bodemsanering en Leefbaarheid.
-/- 62.868
5.143.322 Reserve ESFI De ontvangen middelen als gevolg van de verkoop van ons aandeel in het bedrijf Publiek Belang Elektriciteitsproductie BV (PBE) en de vrijval van Cross Border Lease/Escrows zijn ter dekking van de uitvoering van MIT-projecten toegevoegd aan de reserve ESFI. In totaal is € 49.756.021 toegevoegd. Bij de verwerking van de verkoop van ons aandeel in het productie- en leveringsbedrijf van Essent is een deel van de opbrengst toegevoegd aan de reserve ESFI. Een deel hiervan, t.w. € 17,8 miljoen, moet als stamkapitaal worden opgenomen in de reserve compensatie dividend Essent. De correctie is in 2011 verwerkt. Zie ook toelichting reserve compensatie dividend Essent. Voor de dekking van de kosten voor diverse investeringsprojecten wegen en waterwegen zijn middelen gereserveerd in de reserve ESFI. Voor de dekking van de kosten 2011 wordt een bedrag van per saldo € 2,7 miljoen onttrokken aan de reserve. Voor het investeringsfonds Wonen, Welzijn en Zorg zijn middelen beschikbaar gesteld ten laste van de reserve ESFI. Daarnaast zijn middelen beschikbaar voor de tijdelijke regeling zorginfrastructuur. Op basis van de uitbetaalde bijdragen aan projectuitvoerders wordt een bedrag onttrokken aan de reserve. Ten opzichte van de raming is ca. € 2,6 miljoen minder aangewend. De bijdrage voor de voorbereidingskosten fase 3 van de Regiotram ad € 2,5 miljoen zijn in 2011 uitbetaald. De bijdrage komt ten laste van de hiervoor in de reserve ESFI gereserveerde middelen zoals opgenomen in het provinciale MIT. Naast de dividendopbrengsten wordt de reserve ESFI ook gevoed door rentebaten die worden gerealiseerd over de Essent-middelen. Ten opzichte van de raming wordt op basis van de realisatie € 1 miljoen meer toegevoegd Voor flankerend beleid en inrichting van waterbergingen zijn middelen beschikbaar vanuit de reserve ESFI, maar ook uit de reserve Grondwaterheffing (GWH) en het Programma Landelijk Gebied (PLG). In 2011 zijn correcties doorgevoerd tussen de reserve ESFI en de reserve GWH. Per saldo heeft er een verschuiving plaatsgevonden van ca. € 0,2 miljoen van ESFI naar GWH. Daarnaast zijn de kosten 2011 gedekt vanuit de reserve (€ 0,2 miljoen). Voor de oplossing van knelpunten wegen en waterwegen worden middelen ingezet vanuit de reserve ESFI voor het managementcontract beheer wegen en kanalen. Voor het onderdeel boordvoorzieningen overige vaarwegen is in 2011 nog geen beroep gedaan op de beschikbare middelen. De verwachting is dat de beschikbare middelen ad € 0,4 miljoen in 2012 worden besteed. Van de geraamde middelen voor vaarverbindingen PLG ad € 0,3 miljoen is in 2011 niets aangewend. De middelen blijven beschikbaar voor de resterende periode. Voor Culturele Infrastructuur Groningen is gedurende de periode van de cultuurnota € 0,2 miljoen per jaar beschikbaar. Op basis van de uitbetaalde bijdragen aan projectuitvoerders wordt een bedrag onttrokken aan de reserve. Ten opzichte van de raming is het € 0,06 miljoen lager.
-/- 49.756.021
17.774.584
2.758.258
-/- 2.558.580
2.484.000 -/- 998.557 404.995
-/- 400.000
-/- 310.000 -/- 63.113
-/- 30.664.434
Algemene Middelen
159
Reserve Stimulering Zorg Voor het Stimuleringsfonds Zorg is voor 2011 € 0,35 miljoen beschikbaar. Op basis van de uitbetaalde bijdragen wordt de reserve afgesloten. In 2011 wordt bijna € 0,2 miljoen toegevoegd aan de reserve. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2010 is een amendement aangenomen om middelen in te zetten voor projecten en het oplossen van knelpunten op het thema wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare groepen en specifiek voor innovatieve projecten in de Groninger krimpgebieden. Een groot deel van de middelen zijn inmiddels verplicht. De daadwerkelijke uitbetalingen op deze verplichtingen is bijna € 0,2 miljoenlager dan verwacht. De niet benodigde middelen blijven beschikbaar binnen de reserve. Voor het aanvalsplan bestrijding wachtlijsten jeugdzorg is € 0,2 miljoen beschikbaar gesteld vanuit de reserve stimulering zorg. Hiervan is € 0,1 miljoen daadwerkelijk aangewend. De overige € 0,1 miljoen is ten laste van het krediet flexibel budget welzijn gebracht. In de reserve zijn middelen gereserveerd voor jeugd en zorginnovatie. Ter dekking van de kosten wordt een bedrag onttrokken aan de reserve.
-/- 184.306 -/- 173.442
-/- 100.000
10.202 -/- 447.546
Reserve Huisvesting en inrichting De niet bestede middelen voor onderhoud en vervanging worden toegevoegd aan de reserve. Dit mede als gevolg dat een aantal voor 2011 geplande projecten door lopen in 2012.
-/- 332.586
-/- 332.586 Egalisatiereserve grondwaterheffing Als gevolg van meevallende opbrengsten grondwaterheffing en lagere kosten wordt het positieve saldo van ca. € 0,1 miljoen toegevoegd aan de reserve grondwaterheffing. De rente toevoeging aan de reserve is lager dan geraamd. Voor flankerend beleid in verband met de inrichting van waterbergingen zijn middelen beschikbaar vanuit reserve Grondwaterheffing (GWH). Daarnaast zijn middelen beschikbaar voor de inrichting in de reserve ESFI en het Programma Landelijk Gebied (PLG). In 2011 zijn correcties doorgevoerd tussen de reserve ESFI, de reserve GWH en reserve PLG. Per saldo is het effect voor de reserve GWH neutraal.
-/- 144.016 4.012
-/- 140.004 Egalisatiereserve Automatisering De toevoeging van € 0,8 miljoen aan de reserve heeft betrekking op de middelen voor vervanging van hardware en de nog niet bestede middelen voor het strategisch informatieplan Meer voor Minder.
-/- 779.916
-/- 779.916 Egalisatiereserve beheer wegen en kanalen Van de totaal beschikbare middelen voor het management contract beheer wegen en kanalen resteert een positief saldo van ca. € 2,0 miljoen, Deze middelen blijven binnen de reserve beschikbaar voor 2012.
-/- 1.993.355
-/- 1.993.355 Reserve Cofinanciering Kompas Van de bij de diverse programma’s geraamde middelen voor projecten resteert aan het eind van 2011 een bedrag van € 0,2 miljoen. De middelen blijven in de reserve beschikbaar voor de projecten.
-/- 192.340
-/- 192.340 Egalisatiereserve Ontgrondingen Als gevolg van meevallende opbrengsten ontgrondingenheffingen en lagere kosten wordt het positieve saldo toegevoegd aan de reserve ontgrondingen. In de raming 2011 werd ter dekking van de kosten nog een bijdrage vanuit de reserve verwacht. Op basis van het positieve resultaat 2011 ontstaat ten opzichte van de raming een voordeel van € 53.591.
-/- 53.591
-/- 53.591 160
Algemene Middelen
Reserve AKP-budgetten Het project TerZake is als gevolg van een hernieuwde aanbestedingsprocedure vertraagd. Dit heeft tot gevolg dat grote uitgaven als gevolg van de implementatie van het nieuwe zaaksysteem doorschuiven naar 2012. De voor 2011 opgenomen middelen zijn daardoor grotendeels niet besteed. De middelen voor apparaatskosten personeel (AKP) worden voor een periode van 4 jaar, gelijk aan de collegeperiode, beschikbaar gesteld. Eind 2011 resteert een bedrag van € 0,6 miljoen op de AKP-budgetten die zijn gekoppeld aan de reserve. In de reserve AKP zijn middelen beschikbaar voor de uitvoering van het kwaliteitsprogramma Kleiner en Beter. Ten opzichte van de raming is € 0,4 miljoen meer besteed. Deze middelen zijn aanvullend onttrokken aan de reserve.
-/- 2.294.683
-/- 648.577 407.475
-/- 2.535.785 Reserve Bodemsanering Ingaande 2010 worden de middelen voor bodemsanering als decentralisatieuitkering via het provinciefonds uitgekeerd. De middelen kunnen daarom worden beschouwd als eigen middelen. Met het rijk is de periode 2005-2009 afgerekend en de resterende middelen blijven beschikbaar voor de uitvoering van het programma. De niet bestede middelen ad. € 5,0 miljoen zijn van de balans als schuld aan het rijk in 2011 via de exploitatie overgeboekt naar de reserve Bodemsanering. De afsluiting van de programmakosten 2011 heeft geleid tot een toevoeging van € 3,7 miljoen aan middelen voor bodemsanering aan de reserve. Deze middelen zijn bestemd voor de verdere looptijd van het programma en voor de afwikkeling van meerjarige verplichtingen. De middelen voor ISV3-bodem worden met ingang van 2011 uitgekeerd via het provinciefonds. Voor het jaar 2010 gold een overgangsjaar en zijn de middelen als specifieke uitkering uitbetaald en is het niet bestede deel op de balans als schuld aan het rijk opgenomen. In 2011 zijn de niet bestede middelen voor dit onderdeel toegevoegd aan de reserve Bodemsanering. De in 2011 ontvangen middelen van de Stichting Landinrichting en Bodemverontreiniging ad. € 1,4 miljoen worden ingezet voor de saneringsbagger van het Winschoterdiep. In afwachting van de uitvoering van het project zijn de middelen toegevoegd aan de reserve. Vanuit de reserve worden middelen beschikbaar gesteld voor het PLG doel duurzaam bodemgebruik. Hiervoor zijn in 2011 geen kosten gemaakt waardoor de geraamde bijdrage niet is aangewend.
-/- 5.043.908
-/- 3.676.762
-/- 3.052.502
-/- 1.436.296
-/- 25.000
-/- 13.234.468 Reserve Afkoopsom wegen en waterwegen Op basis van het met het rijk eind 2011 afgesloten convenant is onder andere de afkoop van beheer, onderhoud en vervangingsinvesteringen Winschoterdiep/Rensel geregeld. Voor beheer en onderhoud is een afkoopsom van € 53 miljoen ontvangen. Deze middelen dienen ter dekking van de ‘eeuwigdurende’ onderhoud en beheer en worden daarom toegevoegd aan de reserve afkoopsommen wegen en waterwegen.
-/- 53.000.000
-/- 53.000.000 Reserve Provinciale Meefinanciering Van de bij de diverse programma’s geraamde middelen voor projecten resteert aan het eind van 2011 een bedrag van € 4,0 miljoen. De middelen blijven in de reserve beschikbaar voor de projecten.
-/- 3.999.674
-/- 3.999.674 Reserve Programma Landelijk Gebied (PLG) De provinciale middelen voor de cofinanciering van de rijks- en Europese middelen zijn voor de looptijd van het programma tot en met 2013 beschikbaar. De reserve PLG dienst als egalisatiereserve om fluctuaties in de uitvoering op te vangen. Van de geraamde provinciale middelen resteert aan het eind van 2011 € 4,7 miljoen. Deze middelen zijn bestemd voor de verdere looptijd van het programma en voor de afwikkeling van meerjarige verplichtingen. Voor waterberging zijn middelen vanuit PLG beschikbaar. In 2011 is een correctie van ca. € 0,2 miljoen doorgevoerd van de reserve grondwaterheffing naar de reserve PLG. Algemene Middelen
-/- 4.686.576
-/- 170.633
161
De ontvangen rente over het saldo bij het groenfonds (ontvangen middelen PLG) is toegevoegd aan de reserve PLG. In de begroting zijn deze kosten opgenomen bij de financieringsmiddelen.
-/- 232.753 -/- 5.089.962
Reserve Regiospecifiek Pakket (RSP) Als gevolg van vertraging in de uitvoering van projecten resteert aan het eind van 2011 een bedrag van € 2,2 miljoen van de vanuit de reserve RSP beschikbaar gestelde middelen. Aan de reserve wordt jaarlijks rente toegevoegd om onder andere de indexering van projectkosten en de kosten voor programma op te vangen. Met name als gevolg van het achterblijven van de uitgaven, waardoor een hoger saldo waarover rente wordt berekend is ontstaan, is € 1,0 miljoen meer aan rente toegevoegd aan de reserve. De programmakosten voor RSP en REP zijn € 0,2 miljoen lager dan begroot. Dit heeft geleid tot een lagere onttrekking aan de reserve. De apparaatskosten die worden gedekt vanuit de reserve RSP zijn iets lager dan begroot.
-/- 2.221.179 997.442
-/- 203.611 -/- 41.386
-/- 1.468.734 Reserve Leefbaarheid In 2010 zijn de middelen van het rijk in het financieel arrangement Eemsdelta ad € 14,5 miljoen als decentralisatie-uitkering via het provinciefonds ontvangen. De middelen zijn in eerste instantie als schuld aan het Rijk op de balans opgenomen. Decentralisatie-uitkeringen komen ten goede aan de algemene middelen en zijn dus geen schuld aan het Rijk. Daarom zijn in 2011 de nog niet bestede middelen overgeheveld naar de reserve Leefbaarheid. Voor deze constructie is gekozen omdat de provinciale middelen in het financieel arrangement ook ten laste van deze reserve komen. De middelen voor ISV3 worden met ingang van 2011 uitgekeerd via het Provinciefonds. Voor het jaar 2010 gold een overgangsjaar en zijn de middelen als specifieke uitkering uitbetaald en is het niet bestede deel op de balans als schuld aan het rijk opgenomen. In 2011 zijn de niet bestede middelen voor dit onderdeel ad. € 6,5 miljoen toegevoegd aan de reserve Leefbaarheid. De ISV3-middelen wonen worden tevens aangewend voor projecten regionale woon- en leefbaarheidsplannen. Van de voor de uitvoering van projecten regionale woon- en leefbaarheidsplannen, innovatieve projecten en experimenten en de proceskosten opgenomen middelen 2011 is ca. € 0,2 miljoen meer besteed.
-/- 14.526.000
-/- 6.547.967
238.351
-/- 20.835.616 Egalisatiereserve Wabo Om de fluctuaties in de kosten en opbrengsten in verband met de uitvoering van de legesgerelateerde activiteiten van de Wabo op te vangen is een egaisatiereserve ingesteld. Bij de Integrale Bijstelling werd nog gedacht dat een bedrag van € 0,2 miljoen aan de reserve kon worden toegevoegd. Met name als gevolg van tegenvallende Wabo-opbrengsten is een tekort op het onderdeel ontstaan. Omdat er nog positief saldo in de reserve zit kan het nadeel niet ten laste van de reserve worden gebracht. De regelgeving schrijft voor dat de reserve niet negatieve mag zijn..
226.900
226.900 Reserve compensatie dividend Deze reserve is ingesteld voor het minimaal benodigde stamkapitaal van de Essent-middelen, Voor de vorming van het stamkapitaal is vanuit de reserve ESFI is nog een bedrag van € 17,8 miljoen overgeheveld naar deze reserve. Dit betreft een correctieboeking in verband met een onjuiste verwerking in voorgaande jaren.
-/- 17.774.584
-/- 17.774.584 162
Algemene Middelen
Reserve vervanging kunstwerken Winschoterdiep Op basis van het met het rijk eind 2011 afgesloten convenant is onder andere de afkoop van beheer, onderhoud en vervangingsinvesteringen Winschoterdiep/Rensel geregeld. Voor de vervanging van de kunstwerken van de komende 30 jaar is de contante waarde bepaald en dit heeft geresulteerd in een afkoopsom van € 22 miljoen. Aan deze middelen moet jaarlijks rente worden toegevoegd, daarom is hiervoor een aparte reserve gevormd.
-/- 22.000.000
-/- 22.000.000 -/- 169.172.373
Totaal afwijking reserves
Algemene Middelen
163
164
Algemene Middelen
Recapitulatie van lasten en baten per programma Omschrijving
RECAPITULATIE Leven en wonen in Groningen Ondernemend Groningen
gerealiseerd bedrag 2010
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
10.078.331 25.019.764
11.375.656 43.996.764
20.704.232 40.882.785
Bereikbaar Groningen Karakteristiek Groningen Sc hoon/v eilig Groningen Energiek Groningen Gebiedsgericht beleid
130.910.522 22.890.971 22.934.065 5.976.725 4.696.960
125.016.014 47.024.606 26.672.380 9.248.172 5.913.200
114.370.865 25.321.263 22.415.499 7.417.219 3.237.829
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur Bestuur Bedrijfsvoering Algemene middelen TOTAAL LASTEN
77.292.993 14.012.820 4.442.202 314.138.672 632.394.025
78.354.845 15.457.398 2.712.485 95.899.266 461.670.786
73.946.179 14.299.963 477.149 288.349.038 611.422.020
Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
RECAPITULATIE Leven en wonen in Groningen Ondernemend Groningen Bereikbaar Groningen Karakteristiek Groningen Sc hoon/v eilig Groningen
5.056.529 18.316.641 79.444.781 11.363.007 5.389.717
340.374 39.275.628 81.492.672 28.702.076 3.077.994
9.864.679 91.886.144 147.584.459 14.650.042 13.123.718
Energiek Groningen Gebiedsgericht beleid Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur Bestuur Bedrijfsvoering
282.227 14.427.80744.041.839 48.006 2.662.372
158.005 42.252.783 46.403 2.178.084
370.222 14.841.597 41.611.553 45.033 2.833.450 294.219.502 631.030.399
Algemene middelen TOTAAL BATEN
492.271.887 644.449.199
RESULTAAT BESTEMMING
gerealiseerd bedrag 2010
264.146.767 461.670.786 geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
Resultaat Gewone dienst voor bestemming Onttrekking uit reserv es
14.831.442 275.919.449
11.350.06567.190.219
177.430.686 96.550.237
Storting in reserves
290.750.891 278.695.717
55.840.154 55.840.154
273.980.922 254.372.544
12.055.174
-
19.608.378
Resultaat Gewone dienst na bestemming
Recapitulatie van Lasten en Baten per programma
165
166
Recapitulatie van Lasten en Baten per programma
Overzicht Begroting 2011 met wijzigingen Bedragen x € 1.000 OMSCHRIJVING
primitief
overboeking van 2 010
Voorjaarsnota
Integrale bijstelling 2011 Begroting
1e wijziging 2e wijziging 3e wijziging 4e wijziging 5e wijziging 6e wijziging 7e wijziging 8e wijziging na laatst e wijziging
LASTEN 1 Leven en wonen in Groningen 2 Ondernemend Groningen 3 Bereikbaar Groningen 4 Karakteristiek Groningen 5 Schoon/veilig Groningen 6 Energiek Groningen 7 Gebiedsgericht 8 Welzijn, sociaal beleid, jeugd en cultuur 9 Bestuur 10 Bedrijfsvoering 11 Algemene middelen Mutaties reserves (begrotings)resultaat
BATEN 1 Leven en wonen in Groningen 2 Ondernemend Groningen 3 Bereikbaar Groningen 4 Karakteristiek Groningen 5 Schoon/veilig Groningen 6 Energiek Groningen 7 Gebiedsgericht 8 Welzijn, sociaal beleid, jeugd en cultuur 9 Bestuur 10 Bedrijfsvoering 11 Algemene middelen Mutaties reserves
10.718 12.606 112.451 45.823 22.204 3.492 4.655 73.644 14.108 2.398 41.651 343.749 31.859 8.438 384.045
33 1.312 2.267 525 -313 0 0 -114 60 52 -595 3.227 -1.875 -2.318 -966
187 180 1.322 0 1.828 1.229 1.226 854 160 0 833 7.818 60 0 7.878
48 13.564 1.940 960 0 3.682 0 238
20.431 0 0 20.431
-2 -9 -69 -17 -52 0 -1 0 -48 0 182 -17 -3 0 -19
86 -101 6.988 0 -563 214 0 1.519 56 -2 2.077 10.275 14.519 2.691 27.484
0 0 0 0 0 3.000 0 0 0 0 0 3.000 0 -3.000 0
0 6.186 -36 -794 0 -116 0 0 0 0 0 5.241 0 0 5.241
306 10.260 152 528 3.569 -2.254 34 2.214 1.122 264 -4.089 12.106 11.280 -5.810 17.576
11.376 43.997 125.016 47.025 26.672 9.248 5.913 78.355 15.457 2.713 40.059 405.831 55.840 0 461.671
166 15.227 79.134 28.702 913 0 253 42.395 48 1.381 185.230
0 -640 377 0 0 0 60 0 102 -2.920
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 452 0 0 0 0 0 0 0 2.896
0 0 -19 0 0 0 0 0 0 0 0
16 15.510 2.136 0 250 300 -95 875 -1 394 83
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 5.256 -586 0 0 0 0 0 0 0 0
159 3.923 0 0 1.915 -300 0 -1.077 0 301 11.668
340 39.276 81.493 28.702 3.078 0 158 42.253 46 2.178 196.957
353.448 30.598 384.045
-3.022 2.056 -966
0 7.878 7.878
3.347 17.084 20.431
-19 0 -19
19.467 8.017 27.485
0 0 0
4.670 571 5.241
16.589 986 17.576
394.481 67.190 461.671
Overzicht Begroting 2011 met Wijzigingen
167
168
Overzicht Begroting 2011 met Wijzigingen
Deel 3 Programmarekening 2011 Paragrafen
170
1.
Weerstandsvermogen
1.1.
Inleiding
Volgens de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) 2004 zijn de provincies verplicht aan de Begroting en Rekening een paragraaf Weerstandsvermogen toe te voegen. Deze paragraaf dient ten minste de volgende onderwerpen te bevatten: a. een inventarisatie van de risico’s c.q. het minimaal benodigde weerstandsvermogen; b. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit; c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's. Het minimaal benodigde weerstandsvermogen is afhankelijk van het risicoprofiel. De risico’s die relevant zijn voor het weerstandsvermogen zijn niet op een andere manier te ondervangen. Onder risico's verstaan de voorschriften: alle voorzienbare risico's waarvoor geen voorzieningen zijn gevormd of die niet tot afwaardering van activa hebben geleid en van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot het balanstotaal of het eigen vermogen. Bij het bepalen van de verwachte impact van risico's moet onderscheid gemaakt worden tussen risico's met incidentele gevolgen en risico's met structurele gevolgen. De beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden waarover de provincie beschikt om de risico's (niet begrote kosten die onverwachts optreden) op te vangen. De weerstandscapaciteit wordt gedefinieerd als het totaal van de vrije ruimte in de algemene reserve, de vrij aan te wenden bestemmingsreserves, de onbenutte belastingcapaciteit, het gereserveerde bedrag voor onvoorziene uitgaven en de verwachte begrotingsruimte. Onderscheid wordt gemaakt in incidentele en structurele weerstandscapaciteit. Met incidenteel wordt bedoeld het vermogen om eenmalige financiële tegenvallers op te vangen zonder dat reguliere taken in gevaar komen. De structurele weerstandscapaciteit betreft middelen die permanent ingezet kunnen worden om structurele risico's in de lopende exploitatie op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van de reguliere taken. Samenvatting In onderstaande tabel worden de verschillen weergegeven tussen de Jaarrekening 2010 en deze Jaarrekening 2011 ten aanzien van het incidenteel benodigde weerstandsvermogen en de incidenteel beschikbare weerstandscapaciteit. Incidentele risico’s Benodigde weerstandsvermogen Beschikbare weerstandscapaciteit Verschil
Jaarrekening 2010 € 30,4 miljoen € 30,4 miljoen Geen
Jaarrekening 2011 € 27,9 miljoen € 23,8 miljoen € 4,1 miljoen
In de Jaarrekening 2010 is op basis van het onderzoek van Ernst & Young Accountants het minimaal benodigde weerstandsvermogen bepaald op € 30,4 miljoen. Dit bedrag is gebaseerd op een inventarisatie van de risico’s waarbij rekening is gehouden met een opslag voor onder andere niet te kwantificeren risico’s. Ter dekking van de geïnventariseerde incidentele risico’s is in de Jaarrekening 2010 binnen de algemene reserve een beschikbare weerstandscapaciteit opgenomen van € 30,4 miljoen. Onlangs zijn twee risico’s manifest geworden die een beslag hebben gelegd op de beschikbare weerstandscapaciteit van € 30,4 miljoen, te weten herijking Meerstad ad € 6,2 miljoen en Afrekening EU-programma’s (SNN) ad € 0,45 miljoen. Hierdoor bedraagt in de Jaarrekening 2011 de beschikbare weerstandscapaciteit binnen de algemene reserve € 23,75 miljoen (afgerond € 23,8 miljoen). In de Jaarrekening 2011 is op basis van een nieuwe risicoinventarisatie het minimaal benodigde weerstandsvermogen bepaald op € 27,9 miljoen (inclusief risico-opslag). Het verschil in de Jaarrekening 2011 tussen het benodigde weerstandsvermogen en de beschikbare weerstandscapaciteit bedraagt € 4,15 miljoen. Dit verschil is als significant te betitelen. Bovenstaande betekent dat conform de vastgestelde beleidslijn de beschikbare weerstandscapaciteit dient te worden aangevuld vanuit de vrij aanwendbare ruimte in de algemene reserve. Indien dit niet tot de mogelijkheden behoort dient aanvulling te geschieden vanuit het rekeningresultaat en/of dient ruimte te worden vrij gemaakt in de begroting.
Weerstandsvermogen
171
Voorgesteld wordt om de beschikbare weerstandscapaciteit aan te vullen met € 4,15 miljoen. Tevens wordt voorgesteld om voor deze aanvulling de vrij aanwendbare ruimte in de algemene reserve van € 0,56 miljoen te gebruiken en vanuit het rekeningresultaat 2011 € 3,59 miljoen te bestemmen. Hiermee wordt de omvang van de beschikbare weerstandscapaciteit gelijk aan het minimaal benodigde weerstandsvermogen van € 27,9 miljoen.
1.2.
Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit
Minimaal benodigde weerstandsvermogen Incidentele risico's Voor het afdekken van incidentele risico’s hebben Ernst & Young Accountants eind 2010 onderzoek verricht naar de omvang van het minimaal benodigde weerstandsvermogen voor de provincie Groningen. Dit onderzoeksrapport is in de Statenvergadering van 2 februari 2011 aan de orde geweest. Samengevat hebben Ernst & Young Accountants het minimaal benodigde incidentele weerstandsvermogen als volgt bepaald: Minimaal te dekken incidentele risico’s € 17,7 miljoen Algemene nog niet nader te benoemen bedrijfsrisico’s en p.m.-posten € 12,7 miljoen Totaal € 30,4 miljoen De incidentele risico’s in 2010 zijn door Ernst & Young Accountants in de minimale variant geïnventariseerd op € 17,7 miljoen. Daar bovenop is een opslagbedrag van € 12,7 miljoen aangemerkt ter dekking van mogelijke financiële consequenties inzake risico’s waarvan een kwantificering nog onmogelijk is (p.m.-posten), alsmede voor algemene nog niet nader te benoemen bedrijfsvoeringrisico’s. Structurele risico's Naast de incidentele risico's zijn door Ernst & Young Accountants ook structurele risico's geïnventariseerd voor minimaal € 1,75 miljoen. Hiervoor kan de onbenutte belastingcapaciteit worden ingezet. Deze structurele risico’s betreffen met name Europese subsidieprogramma's. Ten aanzien van de door de provincie en het SNN ontvangen subsidiegelden bestaat een risico vanwege interpretatieverschillen en het niet naleven van regelgeving, alsmede het risico voortvloeiend uit zogenoemde overcommittering. Beschikbare weerstandscapaciteit Incidenteel 1. Algemene reserve. Voor het afdekken van de incidentele risico's hebben uw Staten door middel van de voordracht nr. 46/2010 besloten om gedurende de huidige collegeperiode binnen de algemene reserve een beschikbare weerstandscapaciteit aan te houden van € 30,4 miljoen. Uw Staten hebben tevens besloten om de beschikbare weerstandscapaciteit naar boven bij te stellen indien het risicoprofiel significant groter wordt. Structureel 1. Belastingcapaciteit. De belastingcapaciteit heeft betrekking op extra inkomsten die de provincie Groningen kan genereren als het maximum aantal opcenten op de motorrijtuigenbelasting wordt geheven (per 1 april 2011: 119,4 opcenten en per 1 januari 2012: 105,0) in vergelijking met de opbrengst bij het op dit moment geldende tarief (per 1 april 2011: 83,0 opcenten; per 1 januari 2012: 83,8). Deze capaciteit wordt voor 2012 berekend op circa € 12,31 miljoen. Aangezien een voorstel tot tariefswijziging uiterlijk op 30 november van het voorafgaande jaar door Provinciale Staten moet zijn vastgesteld, is een wijziging van de tarieven niet eerder dan per 1 januari 2013 te realiseren. 2. Gereserveerde middelen voor onvoorziene uitgaven. In de Programmabegroting 2012 hebben wij voor de periode 2012-2015 jaarlijks een bedrag van circa € 671.000 gereserveerd voor het opvangen van werkelijk onvoorziene en onvermijdbare uitgaven. Dit bedrag is ontstaan op basis van gebleken historische behoefte om onvoorziene en onvermijdbare uitgaven jaarlijks op te vangen. Met de bestedingsvoorstellen die inmiddels aan uw Staten zijn of binnenkort worden voorgelegd daalt het bedrag voor onvoorziene uitgaven in 2012 tot circa € 0,4 miljoen.
172
Weerstandsvermogen
3. Verwachte begrotingsruimte 2012-2015. Op basis van actuele financiële meerjarenramingen verwachten wij de onderstaande begrotingsruimte: Tabel 1. Verwachte begrotingsruimte 2012-2015 Omschrijving Verwachte begrotingsruimte (- = tekort)
(bedragen x € 1.000) 2012 2013 2014 58
-433
1.025
2015 1.714
Deze cijfers zijn gebaseerd op de Integrale Bijstelling 2011, zoals deze op 14 december 2011 aan uw Staten ter besluitvorming is voorgelegd en de sindsdien opgetreden wijzigingen en genomen besluiten. Daarbij is rekening gehouden met een volledige realisatie van de voorgenomen provinciale bezuinigingen ingaande 2011 (voordracht 40/2009 en 40a/2009). Er past bij deze cijfers een duidelijk voorbehoud. Er zal in de komende jaren rekening moeten worden gehouden met de financiële gevolgen van het door het kabinet door te voeren beleid. Wij krijgen niet alleen te maken met de gevolgen van de rijksbezuinigingen die in 2010 zijn vastgelegd in het regeerakkoord, maar ook met de mogelijke financiële gevolgen van aanvullende rijksbezuinigingen, die het kabinet vanaf 2013 zal moeten doorvoeren om het EMU-tekort in 2013 op maximaal 3% van het BBP uit te laten komen en om vanaf 2015 een begrotingsevenwicht van omstreeks 0% BBP te kunnen realiseren. Door deze nieuwe rijksbezuinigingen zal er sprake zijn van een lagere groei of zelfs krimp van de rijksuitgaven en daarmee van een lagere groei of zelfs krimp van de middelen die gemeenten en provincies vanuit het Gemeente- en Provinciefonds zullen ontvangen. In de loop van het voorjaar van 2012 zal het kabinet naar verwachting een besluit nemen over de omvang en de aard van de aanvullende rijksbezuinigingen. Wij hopen u hierover in het kader van de Voorjaarsnota 2012 verder te kunnen informeren. In het najaar van 2010 is het regeerakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen gepresenteerd. Dit regeerakkoord vormde de basis voor de in het voorjaar van 2011 tussen het kabinet, VNG, IPO en UvW gemaakte Bestuursafspraken. Met het oog op de verdere uitwerking van deze afspraken zijn er in de loop van 2011 een aantal Deelakkoorden tussen het Rijk en de betrokken decentrale overheden gesloten. Nog niet in alle gevallen kunnen wij daarvan de consequenties voor het beleid en de beschikbare middelen volledig overzien. Een voorbeeld daarvan is het Decentralisatieakkoord Natuur.
1.3.
Beleidslijn
Voor een beslag op het weerstandsvermogen hanteren wij de volgende beleidslijn: 1. Het weerstandsvermogen mag alleen worden aangesproken indien een risico zich ondanks de inspanningen op het gebied van risicomanagement toch voordoet, negatieve financiële effecten heeft voor de provincie en het risico niet gedekt kan worden uit de reguliere programmabudgetten. Deze strakke lijn hebben wij ingezet, hetgeen betekent dat de risico’s die in principe gedekt kunnen worden uit de reguliere programmabudgetten niet langer zijn opgenomen in de voorliggende paragraaf Weerstandsvermogen. 2. Op het moment dat het risicoprofiel significant groter wordt zullen wij met uw Staten een discussie voeren over het aanpassen van de beschikbare weerstandscapaciteit. Indien en voor zover er in de collegeperiode een beroep zal worden gedaan op het bedrag van € 30,4 miljoen, zal mogelijk aanvulling nodig zijn vanuit de vrij aanwendbare ruimte in de algemene reserve. Als dit niet tot de mogelijkheden behoort, dient aanvulling vanuit de rekeningsaldi te geschieden. Indien ook dit niet tot de mogelijkheden behoort, dient ruimte te worden vrij gemaakt in de begroting (al dan niet in meerjarig perspectief). De mate van aanvulling is afhankelijk van de hoogte van het minimaal benodigde weerstandsvermogen. Tenslotte wordt opgemerkt dat het wenselijk is om over 2 tot 3 jaar opnieuw een (extern) onderzoek te laten uitvoeren naar het minimaal benodigde weerstandsvermogen. Naar aanleiding van het onderzoek van Ernst & Young Accountants is binnen de algemene reserve € 30,4 miljoen beschikbaar gesteld voor de beschikbare weerstandscapaciteit. Bij de Jaarrekening 2011 zijn hieraan de onderstaande bedragen onttrokken. De onttrekkingen staan toegelicht bij de wijzigingen minimaal benodigde weerstandsvermogen.
Weerstandsvermogen
173
Beschikbare weerstandscapaciteit Integrale Bijstelling 2011: Onttrekking n.a.v. herijking Meerstad: Onttrekking n.a.v. afrekening EU-programma’s (SNN): Beschikbare weerstandscapaciteit Jaarrekening 2011:
€ 30,40 miljoen. € 6,20 miljoen (-/-) € 0,45 miljoen (-/-) € 23,75 miljoen
Voor de nu gepresenteerde risico’s bedraagt het minimaal benodigde weerstandsvermogen € 27,9 miljoen (zie hiervoor de risicotabel in paragraaf 1.4.). In het rapport van Ernst & Young Accountants eind 2010 is het minimaal benodigde weerstandsvermogen berekend op € 30,4 miljoen. Er is derhalve sprake van een afname van het minimaal benodigde weerstandsvermogen van € 2,5 miljoen. De wijzigingen in het minimaal benodigde weerstandsvermogen worden hieronder toegelicht: De herijking van het plan Meerstad hebben wij toegelicht in Voordracht 45/2011. Hierbij is tevens de dekking aangegeven. In totaal is voor een bedrag van € 6,2 miljoen onttrokken uit de beschikbare weerstandscapaciteit van de algemene reserve. Dit betekent dat de risico’s Meerstad niet langer hoeven te worden opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen. Het risico Meerstad Generiek was ingeschat op € 6 miljoen met een kansinschatting van 50%. Dit betekent een afname van het minimaal benodigde weerstandsvermogen van € 3 miljoen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat bij de Begroting 2012 de kans van optreden van dit risico is verhoogd van 50% naar 75%. Hiermee is minimaal benodigde weerstandsvermogen bij de Begroting 2012 opgehoogd van € 3 miljoen naar € 4,5 miljoen. Het risico Meerstad Voorfinanciering grond was ingeschat op € 0,7 miljoen met een kansinschatting van 50%. Dit betekent een afname van het minimaal benodigde weerstandsvermogen van € 0,35 miljoen. Het risico Meerstad Waterbergingsfunctie was als p.m. ingeschat. Dit betekent dat geen sprake is van een afname van het minimaal benodigde weerstandsvermogen. Al met al betekent dit een afname van het minimaal benodigde weerstandsvermogen van € 3,35 miljoen ten opzichte van het onderzoek van Ernst & Young Accountants. Het risico afrekening EU programma’s (SNN) is manifest geworden. Tegen het besluit ten aanzien van de afwikkeling van de subsidies die zijn verkregen voor Europese Regioprogramma’s met betrekking tot Doelstelling 2 (1994-1999) was beroep ingesteld. Dit beroep is uiteindelijk ongegrond verklaard. Hetgeen betekent dat de provincie definitief € 680.347 moet terug betalen. Dit bedrag wordt volledig gedekt uit de algemene reserve. Te weten € 446.650 uit de beschikbare weerstandscapaciteit en € 233.697 uit de gelabelde middelen personeelskosten EU programma’s 1997-2011. Het risico was ingeschat op € 400.000 met een kansinschatting van 50%. Dit betekent een afname van het minimaal benodigde weerstandsvermogen van € 0,2 miljoen. In de Jaarrekening 2010 hebben wij reeds aangegeven dat ten aanzien van Programma Landelijk Gebied (brief Bleker, risiconummer 14 van de risicotabel) sprake is van een extra risico van € 2,5 miljoen. Rekeninghoudend met een kans van optreden van 20% betekent dit een toename van het minimaal benodigde weerstandsvermogen van € 0,5 miljoen. Het risico PLG – Registratie is nieuw en toegevoegd in de risicotabel (nummer 15). Onlangs zijn risico’s aan het licht gekomen ten aanzien van een tweetal aangegane verplichtingen in het kader van de PLG van in totaal € 2 miljoen. De aankomende tijd wordt, conform de vastgestelde beleidslijn, onderzocht of dekking mogelijk is binnen de reguliere programmabudgetten. Uit voorzichtigheidsprincipe hebben wij dit risico vooralsnog opgenomen in deze risicoparagraaf. Rekening houdend met een kans van optreden van 75% betekent dit een toename van het minimaal benodigde weerstandsvermogen van € 1,5 miljoen. Het risico Specifieke uitkering hoofdkanalen is komen te vervallen. Per 1 januari 2012 is het beheer en onderhoud van de Winschoterdiep en Rensel overgedragen naar de provincie Groningen. Hiervoor hebben wij een afkoopsom ontvangen van het Rijk voor de afkoop van beheer en onderhoud van Winschoterdiep en Rensel. Daarnaast zijn de middelen voor achterstallig onderhoud baggerwerk door het Rijk betaalbaar gesteld. Hierdoor hebben wij inmiddels voldoende middelen voor o.a. het noodzakelijk baggerwerk in het Winschoterdiep. Met het Rijk is afgesproken dat het beheer en onderhoud van de vaarweg Lemmer-Delfzijl per 1 januari 2013 of uiterlijk 1 januari 2014 over gaat naar het Rijk. Over de definitieve voorwaarden waaronder dit zal plaats vinden zal in 2012 nog verder onderhandeld worden. Wij verwachten geen additionele kosten te hoeven maken als gevolg van de overdracht van de vaarweg Lemmer-Delfzijl. Het risico was ingeschat op p.m.. Dit betekent dat geen sprake is van een afname van het minimaal benodigde weerstandsvermogen. In Voordracht 04/2012 hebben wij u onder meer geïnformeerd over de garantstelling voor de huur aan het havenschap (Groningen Seaports). Deze garantie loopt tot het jaar 2018. Wij gaan er vooralsnog vanuit dat Groningen Seaports in ieder geval tot deze datum in het huidige gebouw zal blijven en de huur kan blijven betalen. Wij beschouwen dit als een theoretisch risico welke wij als p.m.
174
Weerstandsvermogen
Onderstaande risico’s zijn reeds komen te vervallen bij de behandeling van de Integrale Bijstelling 2011 en de Begroting 2012. Voor de volledigheid lichten wij deze vervallen risico’s voor de laatste keer kort toe. Het risico Jeugdzorg claim Jeugdbescherming/Jeugdreclassering wordt sinds de Integrale Bijstelling 2011 niet langer opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen. Dekking van de terugbetaling heeft plaatsgevonden uit de algemene middelen. Dit risico was ingeschat op een bedrag van ca. € 2 miljoen met een kansinschatting van 40%. Dit betekent een afname van het minimaal benodigde weerstandsvermogen van € 0,8 miljoen. Het risico ten aanzien van Externe Veiligheid van € 0,3 miljoen wordt sinds de Begroting 2012 niet langer opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen. Conform onze beleidslijn dient dit risico in principe gedekt te worden uit de reguliere programmabudgetten. Rekening houdend met een kans van optreden van 50% betekent dit een afname van het minimaal benodigde weerstandsvermogen van € 0,15 miljoen. Het minimaal benodigde weerstandsvermogen bedraagt € 27,9 miljoen. De beschikbare weerstandscapaciteit binnen de algemene reserve bedraagt € 23,75 miljoen. Het verschil tussen benodigd en beschikbaar bedraagt € 4,15 miljoen. Wij betitelen dit verschil als significant en zijn dan ook van mening dat de beschikbare weerstandscapaciteit binnen de algemene reserve dient te worden aangevuld met € 4,15 miljoen. De vrije ruimte binnen de algemene reserve bedraagt € 0,56 miljoen. Wij stellen voor deze middelen te gebruiken voor de aanvulling van de beschikbare weerstandscapaciteit. Tevens wordt voorgesteld om vanuit het rekeningresultaat 2011 het resterende bedrag van € 3,59 miljoen te bestemmen ter aanvulling van de beschikbare weerstandscapaciteit. Hiermee wordt de omvang van de beschikbare weerstandscapaciteit gelijk aan het minimaal benodigde weerstandsvermogen van € 27,9 miljoen.
1.4.
Risicoprofiel
Zoals reeds eerder aangegeven is het minimaal benodigde weerstandsvermogen afhankelijk van het risicoprofiel. Voor het bepalen van het risicoprofiel hebben wij de risico’s geïnventariseerd. De risico’s worden gepresenteerd in een risicomatrix. De risico's waarvan zowel de kansinschatting als de financiële impact zijn gekwantificeerd staan in onderstaande risicomatrix opgenomen. De risicomatrix bevat dus niet de risico's die op p.m. zijn geraamd. Hetgeen concreet betekent dat niet alle risico’s uit de risicotabel zijn opgenomen in de risicomatrix. Voor de gekwantificeerde risico's wordt in de risicomatrix zichtbaar welke de grootste risico's zijn en waar de risicobeheersing zich met name op zal moeten richten. De risico's zijn voorzien van een nummer. Aan de hand van deze nummering wordt het risico toegelicht in de risicotabel die straks volgt en in de onderliggende omschrijvingen in deelparagraaf 1.5. Ten opzichte van de Integrale Bijstelling 2011 is het beeld van de risicomatrix gewijzigd. De gekwantificeerde risico’s Afrekening EU – Programma’s (SNN), Meerstad – Generiek en Meerstad – Voorfinanciering Grond zijn niet langer opgenomen in de matrix. Het risico PLG – Registratie is nieuw en toegevoegd in de risicomatrix (nummer 15 van de risicotabel).
Weerstandsvermogen
175
Hoog
Laag: 0% tot 25%.
VII:
VIII:
IX: 10, 13, 15,16 en 17
Middel
Middel: 25% tot 50%
Kans inschatting
Hoog: 50% t/m 100%.
IV: 19
V
VI:
Laag
Risicomatrix.
I:
II:
III: 2, 7 en 14
Laag
Middel Financiële impact
Hoog
Laag: tot € 500.000.
Middel: € 500.000 tot
Hoog: € 1.000.000 en meer.
€ 1.000.000.
Wij hebben eerder aangegeven dat wij voor de risicomatrix het voorzichtigheidsprincipe hanteren voor de bepaling van de grenzen ten aanzien van de kansinschatting en de financiële impact. Met de grenzen van de gepresenteerde risicomatrix denken wij goed inzicht te hebben en te houden in de prioriteiten ten aanzien van ons risicomanagement. Wij realiseren ons dat de politieke gevoeligheid van onderwerpen zich niet altijd laat uitdrukken in kansinschatting en financiële impact. Wij zullen indien nodig ook prioriteit geven aan politiek belangrijke onderwerpen met een geringe kansinschatting en/of financiële impact. Tevens hebben wij onderstaande risicotabel opgesteld waarin alle relevante geïnventariseerde risico's staan opgenomen. Wij hebben de risico's in twee categorieën ingedeeld. Categorie I betreft risico's die in beginsel niet direct uit de programma's kunnen worden gedekt, omdat de risico's een gevolg zijn van bijvoorbeeld expliciete politieke besluitvorming rondom deelname aan projecten. In Categorie II vallen de risico's die in beginsel uit de programma's gedekt moeten worden, maar waarbij de bedragen dermate omvangrijk kunnen zijn dat de programma’s dit niet altijd kunnen dragen. De risico’s die gedekt zouden moeten worden uit de reguliere programmabudgetten (Categorie III) zijn nu niet meer opgenomen. Uitzondering hierop betreft het risico PLG – Registratie. Zoals eerder gemeld hebben wij dit risico uit voorzichtigheidsprincipe opgenomen. De aankomende tijd zullen wij onderzoeken of dekking mogelijk is binnen de reguliere programmabudgetten. Samengevat kan worden gesteld dat ten opzichte van de Integrale Bijstelling 2011 vijf risico’s zijn komen te vervallen (Afrekening EU-programma’s (SNN), Meerstad - Generiek, Meerstad - Voorfinanciering grond, Meerstad – Waterbergingsfunctie en Specifieke Uitkering hoofdkanalen), één nieuw risico is toegevoegd (PLG- Registratie) en één risico is gewijzigd (Afgegeven garanties).
176
Weerstandsvermogen
Risicotabel: (bedragen x € 1.000) Nr.
Risico
Risicocategorie
Waarde
Kans
1 Gewaarborgde geldleningen
I
p.m.
p.m.
2 Ontvangen subsidie - Generiek
I
17.500
10%
3 Accountantsverklaringen
I
p.m.
p.m.
4 Gesubsidieerde instellingen
I
p.m.
p.m.
5 Groningen Seaports - GR
I
p.m.
p.m.
6 Groningen Seaports - NV/restrisico
I
p.m.
p.m.
7 Regiotram – aanleg
I
10.900
10%
8 Regiotram - exploitatie
I
p.m.
p.m.
9 Blauwestad
I
p.m.
p.m.
10 Projecten algemeen
I I
10.000
50%
p.m.
p.m.
11 Jeugdzorg - Stabilisatie bijdrage Rijk vs toegenomen zorgvraag 12 Ontwikkelingen Rijksbeleid 13 PLG - Lopende verplichtingen
Benodigd
Incidenteel/ structureel
p.m. Incidenteel 1.750 Structureel p.m. Incidenteel
Termijn
Toegelicht
Middel
Nee
Middel
Ja
Kort
Nee
p.m. Structureel p.m. Incidenteel
Middel
Ja
Middel
Ja
p.m. Incidenteel 1.090 Incidenteel
Middel
Ja
Lang
Ja
p.m. Incidenteel p.m. Incidenteel
Lang
Ja
Lang
Ja
5.000 Incidenteel p.m. Structureel
Lang Kort
Ja
I
p.m.
p.m.
p.m. Structureel
I
5.000
50%
2.500 Incidenteel
Ja
Middel
Ja
Kort
Ja
14 PLG - Brief Bleker - Financiering
I
2.800
20%
560 Incidenteel
Kort
Ja
15 PLG - Registratie
III
2.000
75%
1.500 Incidenteel
Kort
Ja
16 Handhaving vergunningen
I
4.000
50%
2.000 Incidenteel
Lang
Ja
17 Claims
II
5.000
50%
2.500 Incidenteel
Middel
Ja
18 Herschikking taken waterbeheer
I
p.m.
p.m.
p.m. Incidenteel
19 Afgegeven garanties
I I
100
25%
25 Incidenteel
p.m.
p.m.
p.m. Incidenteel
20 Overige treasury risico's
Nee Nee Nee
16.925
Totaal minimaal te dekken risico's Waarvan structureel
-1.750
Totaal incidentele risico's
15.175
Opslagbedrag
12.700
Totaal minimaal benodigde weerstandsvermogen
27.875
1.5.
Lang Middel Middel
Toelichting risico's en beheersmaatregelen
In deze paragraaf worden de risico’s waarvoor specifieke beheersmaatregelen zijn benodigd kort toegelicht. Reguliere risico's en/of risico's waarvoor geen specifieke maatregelen zijn benodigd worden niet toegelicht. Wij zijn van mening dat het hier gaat om algemene risico's die in onze reguliere processen voldoende aandacht krijgen op het gebied van risicomanagement. Bovenstaande betekent concreet dat niet alle twintig risico’s uit de risicotabel worden toegelicht. 2 Generieke risico’s ontvangen subsidies (I) Wij ontvangen omvangrijke subsidiebedragen uit Europese subsidieprogramma’s en uit rijksmiddelen. Deze subsidiebedragen worden door ons of door aan ons gelieerde instanties (SNN) doorgecommitteerd aan andere lagere overheden en aan bedrijven en instellingen. Ten aanzien van de door ons en het SNN ontvangen subsidiegelden bestaat een risico vanwege interpretatieverschillen en het niet naleven van regelgeving, alsmede het risico voortvloeiend uit zogenoemde overcommittering. De risico’s, voortvloeiend uit interpretatieverschillen, ontstaan doordat de bij de subsidieprogramma’s behorende regelgeving soms voor meerdere uitleg vatbaar is. Eventueel voor de ons optredende nadelen blijken dan pas achteraf op het moment van afrekening. Risico’s vanwege het niet naleven van regelgeving ontstaan doordat wij een debiteurenrisico lopen op het moment dat subsidiegelden van bedrijven of instellingen teruggevorderd moeten worden bij het niet naleven van subsidievoorwaarden door deze bedrijven of instellingen. Daarnaast valt hieronder het risico dat door onzorgvuldig handelen de aan ons toegekende subsidies uiteindelijk niet worden verkregen, terwijl wij de hiermee gemoeide middelen al hebben verstrekt aan derden. De risico’s voortvloeiend uit overcommittering ontstaan doordat soms op basis van ervaringscijfers meer gelden worden doorgecommitteerd dan van het Rijk of van de Europese Unie worden ontvangen. Voor deze subsidies en rijksmiddelen schatten wij het totale risico in tussen € 1,75 miljoen en € 17,5 miljoen. De kans van optreden is ingeschat op 10% omdat het verleden bewijst dat dit risico zelden optreedt en ons risicobeheer op dit punt is verbeterd. Voor zover er thans aanwijsbare risico’s bestaan op dit vlak zijn deze elders in het weerstandsvermogen vervat.
Weerstandsvermogen
177
Beheersmaatregelen: De risico's ten aanzien van de interpretatieverschillen, het niet naleven van regelgeving van de subsidieverstrekker worden door ons waar mogelijk doorgecommitteerd aan de subsidieontvanger. Het debiteurenrisico beperken wij door niet standaard over te gaan tot bevoorschotting. Tevens bevoorschotten wij in principe niet 100% van het verleende subsidiebedrag en zullen wij tussentijdse rapportages opvragen indien de verleende subsidie hoger is dan € 100.000. Het risico van overcommittering beperken wij door actief de (financiële) voortgang van de projecten van de subsidieontvangers te bewaken. Vanuit SNN worden bij voorschotdeclaraties zogenaamde artikel 13 controles uitgevoerd om er zeker van te zijn dat de declarabele kosten ook subsidiabel zijn. 4 Gesubsidieerde instellingen (I) Wij verstrekken, voornamelijk vanuit maatschappelijk oogpunt, subsidies aan diverse instellingen en organisaties. Onze bijdragen aan deze instellingen onttrekken wij uit de algemene middelen of wij zetten hiervoor specifieke doeluitkeringen in. De komende jaren zullen de meeste gesubsidieerde instellingen te maken krijgen met bezuinigingen. Deze bezuinigingen zijn bekend bij deze instellingen zodat zij tijdig maatregelen kunnen nemen. Het risico blijft echter bestaan dat de instellingen niet tijdig maatregelen hebben genomen of hebben kunnen nemen, waardoor zij in financiële moeilijkheden komen. Doordat veel instellingen een maatschappelijk doel dienen, zal wellicht een moreel beroep op ons worden gedaan om deze instellingen te ondersteunen met extra middelen. Het moge duidelijk zijn dat wij niet verplicht zijn aan dit soort verzoeken gehoor te geven. Voor het Groninger Museum hebben wij € 500.000 gereserveerd binnen de provinciale begroting 2012 om een eenmalige doelsubsidie te kunnen verlenen, zie ook onze brief met kenmerk 2012-07348. Daarnaast verwachten wij dat de komende bezuinigingen zullen leiden tot meer instellingen met een hogere sterrenkwalificatie. Wij hebben de omvang van deze risico’s niet in kunnen schatten en ramen deze derhalve op p.m.. Beheersmaatregelen: Wij hebben vroegtijdig aan de instellingen kenbaar gemaakt dat zij mogelijk te maken krijgen met bezuinigingen en hebben de instellingen dringend verzocht om terughoudend om te gaan met structurele verplichtingen die doorwerken in de begrotingen vanaf 2011. Instellingen hebben reeds een aankondiging van de korting op de subsidie of beëindiging van de subsidierelatie ontvangen. Op basis van de Jaarrekening en de begroting van een instelling zullen wij toezien op de ontwikkeling van de financiële positie. Voor instellingen die onder het Rapport Professionalisering Subsidierelaties zullen wij de acties en maatregelen van het rapport toepassen en naleven. 5 Groningen Seaports (GSP) – GR (I) GSP heeft zich de laatste jaren snel ontwikkeld en er worden grote projecten uitgevoerd. Hierdoor heeft GSP een grote financieringsbehoefte, zijn de (financiële) risico’s toegenomen en zullen de risico’s in de komende jaren nog verder toenemen. Volgens het Financieel Meerjarenplan 2012-2016 varieert de behoefte aan vreemd vermogen van GSP in deze jaren van minimaal ca. € 180 miljoen tot maximaal € 261 mln. In deze behoefte zal door GSP moeten worden voorzien middels het aantrekken van kasgeldleningen voor de corresponderende bedragen. Het geheel van risico’s zou afgedekt moeten worden door het stelsel van risicobeheersmaatregelen en door de weerstandscapaciteit van GSP. Deze risico's zijn enkele jaren geleden nader in kaart gebracht door een studie van het bureau AON Risk Consulting. Conclusie daarvan is dat de weerstandscapaciteit van GSP zelf vooralsnog voldoende lijkt om de risico's te kunnen opvangen. De bedoelde risicoanalyse wordt momenteel geactualiseerd. Sommige risico's zijn voor wat betreft de kans dat deze zich daadwerkelijk voordoen en de mogelijke financiële gevolgen daarvan, echter moeilijk in te schatten. Dat laatste geldt vooral voor een eventueel niet kunnen nakomen van verplichtingen, waarbij de oorzaak geheel of gedeeltelijk buiten de directe invloedsfeer van GSP ligt. Beheersmaatregelen: De provincie is bestuurlijk vertegenwoordigd in zowel het Dagelijks Bestuur (DB) als het Algemeen Bestuur (AB).
178
Weerstandsvermogen
De begroting, het financieel meerjarenplan en belangrijke investeringsprojecten en financieringsarrangementen moeten worden goedgekeurd door het DB en AB. Reguliere ambtelijke ondersteuning aan het DB-lid. Ambtelijk wordt onder meer de Jaarrekening en de Begroting beoordeeld.
6 Groningen Seaports – NV/restrisico (I) Onder meer vanwege de in voorgaande paragraaf beschreven toegenomen risico’s wordt momenteel overwogen om de commerciële activiteiten van GSP in een overheid-NV onder te brengen. Daarbij is één van de vragen of alle risico’s (kunnen) worden ingebracht in de nieuw te vormen NV of dat bepaalde risico’s moeten achterblijven in de huidige Gemeenschappelijke Regeling. Overeenkomstig de huidige plannen zal de Gemeenschappelijke Regeling garant moeten blijven staan voor de externe financiering van investeringsprojecten waartoe vóór de overgang op een vennootschappelijke rechtsvorm door het DB en AB is besloten. Het risico ten aanzien van de garantstelling huur aan het havenschap (Groninger Seaports) maakt onderdeel uit van het risico Afgegeven garanties (nummer 19 van de risicotabel). Deze garantie loopt tot het jaar 2018. Wij gaan er vooralsnog vanuit dat Groningen Seaports in ieder geval tot deze datum in het huidige gebouw zal blijven en de huur kan blijven betalen. Wij beschouwen dit als een theoretisch risico welke als wij p.m. inschatten. Beheersmaatregelen: De betrokken gemeenteraden van Delfzijl en Eemsmond en uw Staten hebben in 2009 ingestemd met het principebesluit om de bestaande rechtsvorm (gemeenschappelijke regeling) van GSP om te zetten in een vennootschap, met dien verstande dat de onroerende zaken van GSP achterblijven in de GR. Van belang in dit verband is namelijk dat de aandeelhouders van een NV slechts aansprakelijk zijn voor de gevolgen van de bedrijfsuitoefening tot de omvang van hun kapitaalinbreng in die NV, terwijl de participanten in een GR op dit punt gezamenlijk volledig aansprakelijk zijn. Het is de bedoeling dat de huidige zeggenschap van provincie en gemeenten ten aanzien van de bedrijfsontwikkeling van GSP daarbij zoveel mogelijk behouden blijft en dat privatisering wordt uitgesloten. Een gezamenlijke werkgroep van provincie, gemeenten en GSP is in 2010 aan de slag gegaan met de concretisering daarvan op financieel, juridisch en fiscaal gebied. De door deze werkgroep voorgestelde financiering van de op te richten NV, is eind 2011 voor een second opinion voorgelegd aan een investeringsbank. De resultaten daarvan zijn in januari 2012 besproken in de genoemde werkgroep. Het is de bedoeling dat medio 2012 een uitgewerkt voorstel ter definitieve besluitvorming wordt voorgelegd aan colleges, raden en uw Staten. 7 Regiotram – Aanleg (I) De aanleg van de Regiotram zal worden aanbesteed op basis van ‘Design-Build-Finance-MaintainOperate’-vorm (DBFMO). Dit betekent dat het geheel van ontwerp, realisatie, financiering, beheer, onderhoud en exploitatie in één contract wordt aanbesteed. Bij de aanleg is een aantal risico’s onderkend: 1. risico van het niet halen van de marktbijdrage/aanbestedingsvoordeel; 2. risico van het niet halen van de bijdrage regio Groningen-Assen; 3. indexeringsrisico voor bijdragen regio Groningen-Assen; 4. generieke risico’s. Al met al is sprake van een totaal te kwantificeren risico van € 10,9 miljoen. Het minimaal risico is ingeschat op 10% ofwel € 1,09 miljoen. De niet-gekwantificeerde risico’s zijn p.m. opgenomen. Overigens maakt Regiotram deel uit van Raamwerk Regiorail. Hieronder vallen ook diverse andere projecten. Aangaande de overige projecten van Raamwerk Regiorail bestaat nog enige onzekerheid. Beheersmaatregelen: Ad 1: Wanneer het aanbestedingsvoordeel kleiner is dan € 39,6 miljoen (prijspeil 1 januari 2010), maar groter dan € 14,6 miljoen, wordt het tekort aan de dekkingszijde aangevuld met het budget van het RSP-project stationsgebied. De provincie en de stad Groningen dienen vervolgens samen zorg te dragen dat het RSP-budget voor het project stationsgebied in ieder geval € 20 miljoen bedraagt. Wanneer het aanbestedingsvoordeel kleiner is dan € 14,6 miljoen, kan worden besloten het project
Weerstandsvermogen
179
Ad 2 en 3: Met de gemeente Groningen zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten als dit risico zich voordoet. Bestuurlijk overleg met de regio Groningen-Assen over het toepassen van indexering is nog gaande. Kwantificering van risico 3 bedraagt (op basis van IBOI van 1,8%) € 1,8 miljoen voor de gemeente en voor de provincie Groningen gezamenlijk. Bij de bepaling van het minimaal benodigde weerstandsvermogen gaan wij uit van gelijke verdeling van dit risico over beide partijen, voor de provincie dus € 0,9 miljoen. Ad 4: Het grootste deel van de projectrisico’s wordt naar verwachting ondergebracht bij de markt. Wanneer inschrijvers bepaalde risico’s niet of slechts tegen hoge kosten willen overnemen, zal de inschrijfprijs van de aanbieders hiervoor worden verlaagd, zodat budget beschikbaar komt om deze risico's alsnog af te dekken. De daadwerkelijke gunning heeft nog niet plaatsgevonden. Dit betekent dat, mocht de aanbesteding boven het gebudgetteerd bedrag uitkomen, alsnog besloten kan worden om het project af te blazen. 8 Regiotram – exploitatie (I) Naast het risico ten aanzien van de aanleg zijn er ook risico’s verbonden aan de exploitatie van de Regiotram. Het belangrijkste risico is dat de opbrengstverantwoordelijkheid bij de overheid zal liggen. De exploitatie van de Regiotram zal waarschijnlijk een plaats krijgen binnen het OV-bureau. De tekorten als gevolg van tegenvallende reizigersopbrengsten (gesaldeerd met eventuele overschotten in dezelfde periode) voor de eerste vijf jaren komen voor rekening van gemeente en provincie Groningen. Tot slot is nog een aantal restrisico’s aanwezig waar geen rekening mee kan worden gehouden of waarvan de financiering op dit moment niet opgenomen is, dit zijn: Wijzigingen in wet- en regelgeving. Het voornemen is aanwezig om in het gehele contract afspraken te maken over te hanteren prijsindices. Het risico bestaat dat de werkelijke (kosten)indices hoger zijn dan begroot. Dit zal mogelijk deels ondervangen worden doordat de prijs van een tramkaartje ook hoger zal zijn. Overmachtsituaties (waaronder tijdelijk onbeschikbaar zijn van traminfrastructuur, bijvoorbeeld door een ongeluk). Op dit moment is nog geen dekking aanwezig voor het doorrijden van de tram in de regio’s. De komende jaren wordt hier dekking voor gezocht. Wij hebben deze exploitatierisico's als p.m. ingeschat. Beheersmaatregel: In de aanvullende afspraken met de gemeente is overeengekomen hoe eventuele toekomstige tekorten door tegenvallende reizigersopbrengsten in de eerste vijf jaren van de exploitatie worden gedekt. Indien rationalisaties en optimalisaties van het OV-systeem binnen het domein van het OVbureau (zonder dat het basis bedieningsniveau wordt aangepast) onvoldoende middelen genereren, dan zullen stad en provincie ieder 50% van de benodigde middelen bijdragen. 9 Blauwestad (I) Eind 2009 hebben PS ingestemd met de ontbinding van de Overeenkomst Blauwe Stad (OBS) en met de Vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de publiek-private samenwerking met de Ontwikkelingsmaatschappij de Blauwe Stad BV/CV (CV) in het project Blauwestad. Bij de Voorjaarsnota 2011 is gemeld dat de economische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de woningmarkt in het algemeen -en Blauwestad in het bijzonder- niet gunstig zijn. De verwachting is dat deze economische situatie langer zal duren dan was voorzien in de grondexploitatie Blauwestad. Daarom is bij de Integrale Bijstelling 2011 aangekondigd dat in de eerste helft van 2012 de huidige ontwikkelingsvisie (en dus ook de grondexploitatie) tegen het licht wordt gehouden. Enerzijds om te bezien of het met een aangepaste strategie mogelijk is de opbrengsten op de korte tot middellange termijn te verhogen (de verkoop van kavels voor vrijstaande woningen genereert momenteel onvoldoende opbrengsten). Anderzijds om te onderzoeken welke neerwaartse kostenbijstellingen doorgevoerd kunnen worden zonder de kwaliteit van Blauwestad aan te tasten. Vooralsnog zijn de risico’s als p.m. ingeschat.
180
Weerstandsvermogen
Beheersmaatregelen: Jaarlijks wordt de Grondexploitatie Blauwestad geactualiseerd. Daarnaast is afgesproken om 1 keer in de 5 jaar de gehanteerde uitgangspunten en parameters van de grondexploitatie uitgebreid tegen het licht te houden. Wij bewaken actief de voortgang en de risico's en zullen eventueel passende maatregelen treffen. 10 Projecten – Algemeen (I) Wij ambiëren een vooraanstaande rol bij de versterking van de economische en sociale structuur van de provincie Groningen en de noordelijke regio als geheel. Inherent aan deze rol is dat de provincie medeinitiator en aanjager is bij projecten van grotere omvang en grotere infrastructurele werken. Inherent aan deze rol is ook dat er in continuïteit sprake zal zijn van deelname aan dit soort projecten. Na afronding van het ene project zullen volgende projecten al weer op stapel staan dan wel reeds in uitvoering zijn genomen. Ten behoeve van het afdekken van algemene risico’s in grote projecten en infrastructurele werken hebben wij een buffer opgenomen van € 5 tot € 10 miljoen. Dit bedrag is aanzienlijk hoger dan voorheen. Dit wordt met name veroorzaakt doordat het aantal grote projecten (bijvoorbeeld RSP) is toegenomen. Overigens dient opgemerkt te worden dat de provincie Groningen niet voor alle RSP-projecten risicodrager is. Beheersmaatregelen: Per project zullen wij beoordelen welke beheersmaatregelen zijn benodigd. Daar waar mogelijk zullen wij de risico's overdragen aan de markt en zullen met eventuele andere partijen duidelijke afspraken maken over de verdeling van de risico's. 11 Jeugdzorg - Stabilisatie bijdrage Rijk versus toegenomen zorgvraag (I) Wij ontvangen voor de Jeugdzorg een rijkssubsidie. In deze subsidie zit een onzekerheid. Wij moeten namelijk uit eigen middelen putten indien de productie van Bureau Jeugdzorg ten aanzien van de jeugdbescherming, jeugdreclassering, AMK en crisishulp hoger wordt dan verleend op basis van het uitvoeringsprogramma. Hierbij wordt opgemerkt dat voor de hogere productie jeugdbescherming en jeugdreclassering mogelijk een beroep kan worden gedaan op de hardheidsclausule van het Rijk. Tevens is het aannemelijk dat ter voorkoming van wachtlijsten wij uit eigen middelen moeten putten als de productie bij de Zorgaanbieders hoger wordt dan verwacht in het uitvoeringsprogramma. Daarnaast bestaat thans nog een aantal individuele risico’s aangaande Bureau Jeugdzorg. Deze zijn het gevolg van de werkafspraken met Bureau Jeugdzorg. Uitgangspunt is dat Bureau Jeugdzorg financiële tegenvallers zelf dient op te vangen. Indien dit niet mogelijk is kunnen wij genoodzaakt worden om financieel bij te springen. Wij hebben deze risico’s derhalve als p.m. aangemerkt. Beheersmaatregelen: De productiecijfers en de wachtlijstgegevens van Bureau Jeugdzorg en de Zorgaanbieders worden actief bewaakt. Er is geregeld bestuurlijk overleg waarbij afspraken worden gemaakt over de hogere productie aantallen en over de wachtlijsten. Voor de bestrijding van wachtlijsten is afgesproken dat het gaat om wachtlijsten langer dan 9 weken waarvan Bureau Jeugdzorg dient vast te stellen dat langer wachten onverantwoord is. Bureau Jeugdzorg heeft in het jaar 2009 een bezuinigingstaakstelling opgelegd gekregen. Naar aanleiding hiervan heeft Bureau Jeugdzorg bezuinigingsmaatregelen doorgevoerd waardoor de kostprijzen jeugdbescherming en jeugdreclassering met ingang van 2011 in overeenstemming zijn met de rijkstarieven. 12 Ontwikkelingen rijksbeleid (I) Het huidige kabinet zal tot 2015 bezuinigingen tot een bedrag van € 18 miljard doorvoeren. Wij moeten er rekening mee houden dat het Rijk aanvullende bezuinigingen zal doorvoeren wanneer het EMU-saldo zich niet ontwikkelt in lijn met de afspraken uit het Stabiliteits- en Groeipact. Wanneer de raming van het feitelijke EMU-saldo op basis van het Centraal Economisch Plan voor het volgende jaar (t+1) een neerwaartse afwijking van meer dan 1 procentpunt ten opzichte van het beoogde saldo laat zien zal het kabinet maatregelen moeten nemen om het beoogde saldo aan het eind van de kabinetsperiode weer in zicht te krijgen. Een en ander wordt naar verwachting duidelijk in het voorjaar van 2012. Daarnaast moeten de provincies in de komende jaren rekening houden met bezuinigingen op de rijksmiddelen bij decentralisatie van taken. Voorts zullen er ook een aantal specifieke uitkeringen aan de provincies worden gekort, zoals bijvoorbeeld de BDU.
Weerstandsvermogen
181
In het voorjaar van 2011 hebben het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) onderhandeld over een Bestuursakkoord op hoofdlijnen voor de periode 2011-2015. In het Bestuursakkoord zijn onder meer afspraken neergelegd en wordt het kader geschetst voor de uitwerking van de eerder genoemde bezuinigingen. Op 21 april 2011 is het Bestuursakkoord op hoofdlijnen door de voornoemde partijen ondertekend. In het akkoord zijn afspraken gemaakt over financiën, onderlinge verhoudingen en een aantal decentralisaties. Een aantal onderwerpen moet nog verder uitgewerkt worden, bijvoorbeeld in een deelakkoord. Het deelakkoord water is op 23 mei 2011 ondertekend door het kabinet, UvW, IPO en VNG. Op 20 september 2011 hebben het kabinet en het IPO het deelakkoord natuur en landelijk gebied getekend. Dit akkoord is voor goedkeuring voorgelegd aan de provincies en de Tweede Kamer. Het akkoord heeft forse financiële gevolgen voor de provincies, ook indien de ambities omlaag geschroefd worden. Provinciale Staten hebben tijdens de Statenvergadering van 14 december 2011 uitgesproken geen steun te willen geven aan het voorliggende akkoord en opnieuw in onderhandeling te willen gaan. Er zijn nog te veel onduidelijkheden. Ook een tweetal andere provincies hebben het akkoord afgewezen. Het is nog onduidelijk of er een nieuw onderhandelingstraject kan worden ingezet. In dit verband wordt opgemerkt dat op dit moment nog onduidelijk is welke taken wanneer worden gedecentraliseerd en met welke (efficiency)korting dit gepaard zal gaan. In dit kader is de verwachting dat de Jeugdzorg uiterlijk in 2016 wordt overgedragen aan de gemeenten. Gelijktijdig zal dan een korting op het Provinciefonds worden doorgevoerd. Het risico is aanwezig dat de eventueel doorgevoerde korting groter is dan de besparing (op personeel) die de overdracht met zich meebrengt en dat de overdracht bovendien met frictiekosten gepaard zal gaan. Daarnaast spelen er nog allerlei andere ontwikkelingen in de Jeugdzorg met mogelijk financiële gevolgen voor de jeugdzorginstellingen en/of de provincie Groningen. Het gaat in dit verband onder meer om bezuinigingen op de beschikbare middelen en om veranderingen ten aanzien van de verdeling van de middelen. In zijn algemeenheid geldt dat rijksbezuinigingen alleen tijdelijk op het weerstandsvermogen mogen drukken. Indien het Rijk aanpassingen doorvoert met consequenties voor de provincie, zal de provincie Groningen enige tijd nodig hebben om deze aanpassingen te kunnen verwerken. Voor de overbrugging zal dan eventueel het weerstandsvermogen aangesproken moeten worden. Wij hebben de risico’s als gevolg van de ontwikkelingen van het rijksbeleid ingeschat op p.m., mede omdat een aantal formele besluiten nog genomen moet worden. Beheersmaatregel: Wij zullen via onze inbreng in het IPO, maar ook door middel van rechtstreekse contacten met kabinet en parlement, alles in het werk stellen om de omvang van de rijksbezuinigingen op de provinciale middelen zo beperkt mogelijk van omvang te laten zijn. 13 Programma Landelijk Gebied lopende verplichtingen (I) Bij de ondertekening van het bestuursovereenkomst PLG is door het Rijk een inschatting gemaakt van de omvang van de door het Rijk aangegane maar nog openstaande verplichtingen. Deze verplichtingen zijn overgenomen door de provincie. In de bestuursovereenkomst is opgenomen dat het Rijk zorgt voor aanvulling van middelen als dat nodig blijkt te zijn. Begin 2007 is de exacte omvang van de lopende verplichtingen bepaald, deze bleek voor Groningen circa € 5 miljoen te bedragen. Voor de financiering hiervan zou tijdens de zogenoemde midterm review een oplossing worden gezocht, maar dit is niet gebeurd. Dit betekent een risico van maximaal € 5 miljoen. Wij hebben de kans van optreden op 50% gesteld. Beheersmaatregel: In IPO-verband wordt dit met het Rijk uit onderhandeld. Wij zullen ons inspannen om het bedrag van € 5 miljoen binnen te halen.
182
Weerstandsvermogen
Programma Landelijk Gebied - brief Bleker - Financiering (I) 14 Staatssecretaris Bleker heeft in zijn schrijven van 20 oktober 2010 gemeld dat veranderingen (bezuinigingen) doorgevoerd gaan worden met betrekking tot ILG. Uit de brief blijkt, dat alle nieuwe verplichtingen die provincies willen aangaan binnen de Bestuursovereenkomst Rijk - Provincie voor het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) vanaf 20 oktober 2010 financieel gezien voor eigen risico komen. Dit betekent dat het in principe onzeker is of verplichtingen die zijn aangegaan na 20 oktober 2010 gedekt worden uit het door het Rijk aan ons verleende budget. Het IPO is van mening dat dit niet zo maar mogelijk is omdat het om de uitvoering van een wettelijke regeling gaat. Naar aanleiding hiervan is het risico aanwezig dat verplichtingen ten laste van rijksmiddelen die zijn aangegaan na 20 oktober niet (volledig) gedekt worden. In het rapport van Ernst & Young Accountants is het risico ingeschat op een bandbreedte tussen € 0,06 miljoen (20% van € 0,3 miljoen) en € 0,3 miljoen. Inmiddels is gebleken dat op dit moment onduidelijkheid bestaat over wat het Rijk onder verplichtingen verstaat. Het gevolg hiervan is dan ook dat wij de verplichting ad € 2,5 miljoen die wij zijn aangegaan inzake Dannemeer nu ook aanmerken als onzeker. Dit is dus een extra risico. Voor de volledigheid merken wij op dat naar onze mening deze verplichting overigens voor 20 oktober 2010 is aangegaan, maar de feitelijke aanbesteding van het werk is gegund na 20 oktober 2010. Beheersmaatregelen: Na 20 oktober 2010 worden in principe geen nieuwe juridische verplichtingen aangegaan. In bijzondere omstandigheden kunnen nieuwe verplichtingen worden aangegaan indien 100% risicodekking mogelijk is binnen de nog vrije provinciale middelen. Deze risico's drukken daardoor niet op het weerstandsvermogen (Voor Dannemeer houden we die 100% risicodekking in de vrije ruimte niet aan omdat hiermee door de grote omvang van het bedrag stevig de rem wordt gezet op de inzet van de provinciale middelen op de betreffende PLG-doelen.) Wij hebben het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) laten weten dat wij het aan het BBL verleende mandaat voor grond aankopen, verkopen en ruiling namens ons College tot nader orde hebben opgeschort. Alle eventuele transacties dienen per geval aan ons College te worden voorgelegd en wij zullen per geval beoordelen. Landelijk is een deelakkoord natuur bereikt over decentralisatie natuur. De provincie Groningen heeft niet met dit onderhandelingsakkoord ingestemd, maar wel ingestemd om mee te werken aan de uitvoering van dit akkoord. Wij zullen bij de verdere uitwerking van dit akkoord ons inspannen om ons risico te beperken. 15 Programma Landelijk Gebied - Registratie (III) Ten aanzien van de registratie van de PLG zijn onlangs onderstaande risico’s aan het licht gekomen. In het verleden is aan Staatsbosbeheer een garantie afgeven ten aanzien van grondaankoop met een omvang van € 1,5 miljoen. Dit ter compensatie van het feit dat het natuurgebied Reiderwolde niet, conform eerder gemaakte afspraken, in eigendom en beheer van Staatsbosbeheer is gegaan maar dat gekozen is voor particulier natuurbeheer. Omdat deze verplichting niet is opgenomen in de administratie en Staatsbosbeheer in de toekomst nog een beroep kan doen op het bedrag voor de aankoop van natuur, bestaat de kans dat de provincie alsnog dekking moet vinden voor en bedrag van maximaal € 1,5 miljoen. De reservering van € 500.000 ten behoeve van de noordelijke vaarverbinding is bij het aangaan van de verplichting aan de gemeente Scheemda niet omgezet in een keiharde verplichting. De verplichting is derhalve niet opgenomen in de jaarlijkse verantwoording (PEILformat) aan het Rijk in het kader van de PLG. Daarmee is het onzeker of de verplichting kan worden betaald uit de middelen van het Rijk. Wij hebben de kans van optreden van beide risico’s ingeschat op 75%. Beheersmaatregelen: Met Staatsbosbeheer wordt gezocht naar een passende oplossing ten aanzien van de afgegeven garantie grondaankoop. In de onderhandelingen met het Rijk ten aanzien van de PLG wordt tevens geprobeerd een oplossing te zoeken voor de dekking van de nagekomen verplichting noordelijke vaarverbinding. De control op de registratie van de reserveringen/verplichtingen PLG-middelen is vergroot, onder meer door het uitvoeren van een audit.
Weerstandsvermogen
183
16 Handhaving vergunningen (I) Wij zijn verantwoordelijk voor het toezicht op vergunningen voor onder andere afvalbedrijven. Bij faillissement van dergelijke bedrijven is er veelal sprake van het achterblijven van afvalstoffen. Afvalstoffen kunnen niet eindeloos blijven liggen. Omdat in geval van faillissement er veelal geen sprake is van een derde die financieel verantwoordelijk kan worden gesteld voor het verwijderen van het afval, kan het bevoegd gezag vroeg of laat gedwongen worden om haar maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen en op haar kosten de afvalstoffen alsnog te verwijderen. Mogelijk kan dit gaan spelen bij twee bedrijven die in de afgelopen tijd failliet zijn gegaan. Wij zijn nog in afwachting van de afronding van het faillissement. Daarnaast kan het voorkomen dat wij foutieve vergunningen verstrekken en daarop wordt aangesproken. Het valt in dat geval niet geheel uit te sluiten dat de daarvoor bestaande verzekering niet dekt. In zijn algemeenheid schatten wij het risico voor handhaving vergunningen in tussen € 2 en € 4 miljoen met een kans van optreden van 50%. Wij merken in dit verband op dat, in zijn algemeenheid, de financiële positie van bedrijven wat meer onder druk is komen te staan. Daarnaast zijn de risico’s toegenomen door de ontwikkelingen (energiecentrales) in de Eemshaven en de wijzigingen in de wet rondom financiële zekerheden stortplaatsen waardoor het niet meer mogelijk is om (bank)garanties te vragen van bedrijven. Beheersmaatregel: Wij handhaven en verlenen vergunningen conform de interne en externe wet- en regelgeving. Wij bewaken de afvalstromen en de financiële positie van de risicovolle bedrijven. 17 Claims (II) De in deze categorie opgenomen risico’s hebben betrekking op bedragen die mogelijk kunnen voortvloeien uit claims van derden. In principe zouden claims door reguliere beleids- en afdelingsbudgetten gedekt moeten worden, indien deze kredieten niet voldoende zijn zal een beroep moeten worden gedaan op het weerstandsvermogen. Hiervoor hebben wij een bedrag van € 2,5 miljoen voor zowel bekende claims als eventuele toekomstige claims gereserveerd. Op dit moment is een aantal specifieke claims tegen ons ingediend voor een totaalbedrag van ca. € 1,5 miljoen. Hieronder vallen onder andere: besmetting bermgrond cystenaaltjes; vervanging brug Enumatil; schade aan woningen; vergoeding van overdrachtsbelasting grond; Vulpes-Vulpes. Beheersmaatregel: Zorgvuldigheid betrachten en ons houden aan de wettelijke kaders en voorgeschreven procedures.
184
Weerstandsvermogen
2.
Financiering
2.1.
Algemeen
Bij het functioneren van de provincie Groningen speelt de financiële sturing een belangrijke rol. De provincie voert een actief financierings- en treasurybeleid. Dit is het gevolg van de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt, de hoeveelheid middelen die de provincie tot haar beschikking heeft - grotendeels het gevolg van de verkoop van de aandelen Essent - en de verdere decentralisatie van overheidstaken. Doch ook de kassiersfunctie die de provincie uitoefent voor het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) en andere samenwerkingsverbanden noopt tot een actieve rol. De treasuryfunctie bij de provincie Groningen richt zich op: a. de beheersing van de in- en uitgaande geldstromen; b. beschermen van vermogen en resultaten tegen financiële risico's zoals rente- en beleggingsrisico's; c. verkrijgen en behouden van vermogensverschaffers, evenals de toegang tot de geld- en kapitaalmarkt; d. het rendabel maken van liquiditeitsoverschotten. Als algemene doelstelling geldt dat renterisico's en renteresultaten dienen te worden beheerst door te streven naar een grote mate van zekerheid over de renteresultaten in de tijd. Als afgeleide hiervan streeft de provincie Groningen ernaar marktconforme prijzen te realiseren door, voordat een transactie wordt aangegaan, meerdere offertes te vragen en deze met elkaar te vergelijken. Daarnaast wordt uitsluitend risicomijdend uitgezet. Naast de treasuryfunctie van de provincie zelf, wordt ook de treasuryfunctie en het kasbeheer van de SNN-middelen en een viertal andere samenwerkings-verbanden uitgevoerd. Door de verslechterde marktomstandigheden en de onrust op de financiële markten is in juni 2010 1 besloten om een pas op de plaats te maken met het invullen van de streefportefeuille . De geplande beleggingen voor een periode van vijf jaar en langer zijn beperkt of uitgesteld. Begin 2011 was er een kortstondig herstel op de kapitaalmarkt. Als gevolg hiervan hebben wij offertes opgevraagd voor het uitzetten van gelden op de kapitaalmarkt. Echter nog voordat de offerteprocedure was afgerond waren de rentepercentages dermate gedaald dat besloten is de gelden kort uit te zetten en te wachten op betere rendementen op de kapitaalmarkt om deze middelen langdurig uit te zetten. De uitgezette middelen in het kader van de publieke taak hebben weinig invloed op de schommelingen in de te behalen rentebaten. Het betreft in hoofdzaak uitzettingen tegen een vast percentage en een vaste periode.
2.2.
Ontwikkeling rentetarieven
Door de grote omvang van de uitgezette treasurymiddelen, gemiddeld circa € 840 miljoen, hebben schommelingen in de rentestanden grote invloed op de te behalen rendementen. Zo geeft een afwijking van 10 basispunten (0,10%) op de verwachting een verschil te zien van € 840.000. Naarmate de gelden langer worden uitgezet, zal de invloed van schommelingen op de rentemarkt geringer worden. Het verloop van de rentetarieven van de geld- en kapitaalmarkt vanaf 1 januari 2009 tot en met 1 januari 2012 is weergegeven in de volgende grafiek. Voor de geldmarkt is uitgegaan van het 3-maands Euribortarief en voor de kapitaalmarkt is rekening gehouden met het rendement op Europese Staatsleningen (Eurobonds) met een looptijd van 10 jaar. Tevens zijn de gemiddelden van de 3-maands Euribor en 10-jarige Eurobonds over de genoemde periode weergegeven. Zoals uit de grafiek op de volgende pagina blijkt, zijn de korte en lange rente de tweede helft van 2011 wederom weer dichter bij elkaar gekomen. Opvallend is de scherpe daling van de 3-maands Euribor.
1
De streefportefeuille geeft inzicht in de opbouw van de beleggingen op langere termijn. Het betreft de spreiding, looptijden, soort producten en debiteurenopbouw.
Financiering
185
4,00 3,50
rentepercentage
3,00 2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 0,00 jan
09 m
0 rt-
9 m
09 ei-
ju
9 l-0
pse
09
1 0 1 0 1 0 10 09 11 v -11 n-12 11 1 0 i-10 -1 -1 l-1 l- 1 p - 1 t-1 vvprteie ju ju ja jan mr jan no no m no se m se m
3-mnds euribor per maand overtijdvak de periode 01-01-2009 tm 01-01-2012 3-mnds euribor gemiddelde over de periode 01-01-2009 tm 01-01-2012 10- jaars Euro Bonds per maand over de periode 01-01-2009 tm 01-01-2012 10- jaars Euro Bonds gemiddelde over de periode 01-01-2009 tm 01-01-2012
De overheden in de eurozone zijn bezig hun sterk opgelopen begrotingstekorten te saneren. De Europese Centrale Bank (ECB) ondersteunt dit met een ruim monetair beleid. Dit heeft geleid tot een lage officiële rentestand op de geldmarkt. De verwachting is dat deze voorlopig laag blijft. In combinatie met een vlucht naar veilige staatsobligaties, zijn de koersen van deze staatsobligaties gestegen en is de rente op de kapitaalmarkt gedaald. De laatste maanden van 2010 liep de rente op staatsobligaties van de zogenaamde ‘veilige’ landen licht op. Vanaf april 2011 daalde deze weer tot een historisch lage stand eind 2011.
2.2.1. Geldmarktrente Refi-rente (Basisherfinancieringsrente)) De rente van de geldmarkt wordt grotendeels bepaald door de ECB. De ECB richt zich vooral op het handhaven van prijsstabiliteit. De stand van de Refi-rente (basisherfinancieringsrente) 2 bedroeg ultimo 2008 2,50%. De ECB heeft de rente in 2009 vier keer verlaagd. De Refi-rente bedroeg sinds ultimo 2009 1,00%. In 2011 is de Refi-rente twee keer met 25 basispunten verhoogd en aan het eind van 2011 weer twee keer met 25 basispunten verlaagd en bedroeg ultimo 2011 wederom 1,00%. De verwachting is dat de Refi-rente in 2012 verder stabiel zal blijven. Euribor-tarieven Dit zijn tarieven die de banken onderling berekenen en worden dagelijks vastgesteld. Door de lage Refirente en door de ruime middelen die de ECB de markt ter beschikking heeft gesteld, daalden de tarieven sterk op deze markt.
2.2.2. Kapitaalmarktrente De kapitaalmarktrente (benchmark: 10 jarige Europese staatsobligaties) had begin 2011 een niveau van rond de 3,5%. Na april is de rente gedaald tot een minimumniveau van rond 2,25% eind september. Anders dan bij de geldmarkt, die wordt gereguleerd door de Centrale Banken, is de kapitaalmarkt veel meer afhankelijk van vraag en aanbod. Verwacht wordt dat de kapitaalmarktrente nog een geruime tijd deze lage rentestand zal behouden om pas in 2013 weer te stijgen.
2
De Refi-rente is de rente die banken/financiële instellingen betalen aan de Centrale Bank wanneer zij geld opnemen. De Refirente is een instrument dat door de Europese Centrale Bank (ECB) gebruikt wordt voor het beheersen van de inflatie en de geldmarkt.
186
Financiering
2.3.
Financieringsbeleid 2011
Algemeen De provincie Groningen heeft een voorzichtig en degelijk financieringsbeleid, passend binnen de kaders van het Financieringsstatuut. Een en ander betekent wel dat niet het hoogste rendement wordt behaald. Uitvoering De uitvoering van het treasury- en financieringsbeleid wordt naast het gestelde in door de rijksoverheid vastgestelde wet- en regelgeving, zoals Provinciewet, Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), ministeriële regelingen, het Besluit Begroting en Verantwoording, bepaald door de Financiële Verordening Provincie Groningen en de hierop gebaseerde nadere uitvoeringsregels van Gedeputeerde Staten, het Financieringsstatuut voor de provincie Groningen, de Bevoegdhedenbesluiten van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koningin en de Administratieve Organisatie (AO) Treasury. Financieringsstatuut van de Provincie Groningen 2009 In 2011 is het Financieringsstatuut van de Provincie Groningen 2009 op enige technische punten aangepast. Zo is het de komende twee jaar toegestaan om maximaal 30% van de treasury portefeuille uit te zetten bij AAA-banken in Nederland (BNG en Nederlandse Waterschapsbank). Meerjarige liquiditeitsprognose 2011-2015 Voor het bepalen van de kasstromen van de gelden die de provincie Groningen onder haar beheer heeft wordt een meerjarige liquiditeitsprognose opgesteld. De bronnen van deze meerjarenraming zijn: de Programmabegrotingen van de Provincie Groningen inclusief de meerjarenramingen en de wijzigingen hierop (Voorjaarsnota en Integrale Bijstelling); liquiditeitsprognoses van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, de Regio Groningen-Assen en het OV-bureau Groningen Drenthe; De werkelijke en geprognosticeerde uitgaven en ontvangsten van RSP, MIT en ESFI. De meerjarige liquiditeitsprognose wordt periodiek bijgesteld. De liquiditeitsprognose 2011 heeft als basis de meerjarige liquiditeitsprognose 2011-2015. De actuele liquiditeitsprognose over 2011 wordt wekelijks bijgesteld aan de hand van de werkelijkheid. De afwijkingen ten opzichte van de prognose worden geanalyseerd en verwerkt in de actuele liquiditeitsprognose.
2.4.
Uitzettingen
Per 31 december 2011 is een bedrag van € 1.236,8 miljoen uitgezet. Dit bedrag is als volgt te specificeren: Treasury kort (tot 1 jaar): o callgeld o deposito's
€ € €
266,8 375,0 641,8
miljoen miljoen miljoen
€ € € €
45,1 312,5 90,0 447,6
miljoen miljoen miljoen miljoen
Totaal Treasury
€ 1.089,4
miljoen
Totaal Publieke taak
€
147,4
miljoen
Totaal uitgezette gelden
€ 1.236,8
miljoen
Treasury lang (vanaf 1 jaar): o garantieproducten o deposito's o obligaties
Financiering
187
Het saldo per 31 december 2011 wijkt sterk af van de gemiddelde bedragen die in 2011 zijn uitgezet. Dit wordt veroorzaakt doordat in de laatste week van 2011 circa € 260 miljoen is ontvangen (extra bijdrage Rijk 2011 RSP ad € 131,1 miljoen, afkoopsom Winschoterdiep/Rensel ad € 84,0 miljoen, € 32,2 miljoen voor het SNN en € 3,3 miljoen terugontvangen Landsbanki). De oorsprong van deze middelen kan procentueel als volgt worden weergegeven: Prov inciale middelen: . Algemene reserv e . Bestemmingsreserves . Afkoopsommen wegen en waterwegen Gelden van derden: . Rekeningcourant SNN . Rekeningcourant Regio Groningen-Assen . Rekeningcourant OV-bureau Groningen Drenthe . Rekeningcourant Regiotram . Rekeningcourant St. Landinrichting en Bodemv erontreiniging . Vooruitontv angen rijksmiddelen . Voorziening nazorg stortplaatsen . Voorziening nazorg slibdepots Totaal
in % 4,30% € 50,12% € 6,76% € 12,10% 2,80% 0,50% 0,32% 0,18% 20,88% 1,98% 0,06% 100,00%
bedrag 53,2 miljoen 619,8 miljoen 83,6 miljoen
€ 149,6 € 34,6 € 6,2 € 3,9 € 2,3 € 258,3 € 24,5 € 0,8 € 1.236,8
miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen
In onderstaande overzicht wordt de verdeling van de treasury-uitzettingen per 31 december 2011 over producten en looptijden weergegeven: (bedragen x € 1,0 miljoen) Producten
Looptijd tot 1 jr
Deposito's/spaarrekeningen Obligaties financiële ondernemingen Onderhandse leningen banken / langlopende deposito's Garantieproducten Totaal Percentages
tot 3 jr
tot 5 jr
tot 7 jr
tot 10 jr
> 10 jr
642 80
90 175
722 66%
265 24%
0 0%
8 10 17 2%
20 25 45 4%
30 9,9 40 4%
Totaal
642 90 313 45 1.089 100%
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat op 31 december 2011 circa 34% van de uitzettingen langer dan één jaar zijn uitgezet en circa 66% korter dan één jaar. In de streefportefeuille wordt uitgegaan van een verhouding van circa 70% lang en 30% kort. In 2010 is gestart met de invulling van de streefportefeuille. Dit proces heeft in 2011 geen vervolg gekregen als gevolg van de slechte marktomstandigheden.
2.4.1. Kortlopende middelen Kaders uitzettingen Voor het uitzetten van de tijdelijke liquiditeiten met een looptijd korter dan één jaar wordt gebruik gemaakt van daggelden, deposito’s en spaarrekeningen. Bij het uitzetten van gelden dient de financiële onderneming gevestigd te zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte. De lidstaat en de financiële onderneming dienen tenminste te beschikken over een Aa-rating afgegeven door tenminste twee ratingbureaus. Indien de gelden worden uitgezet voor een periode van drie maanden of minder dan dient de financiële onderneming minimaal te beschikken over een A-rating afgegeven door tenminste twee ratingbureaus. Resultaten kortlopende uitzettingen Voor het bepalen van de resultaten van de kortlopende uitzettingen wordt gebruik gemaakt van "de interne rekenrente". De interne rekenrente is het gewogen gemiddelde rentepercentage van de uitgezette gelden met een looptijd korter dan één jaar. De hoogte van de interne rekenrente is afhankelijk van de geldmarkt. Voor de raming van de interne rekenrente wordt als uitgangspunt genomen het verwachte jaargemiddelde van de 3-maands Euribor. Er is over 2011 een bedrag aan rente gegenereerd van € 5,6 miljoen tegen een gemiddeld rentepercentage van 1,41%. Begroot was een rentepercentage van 1,31% met een opbrengst van € 5,1 miljoen.
188
Financiering
Over de jaren 2008 tot en met 2011 werden de volgende resultaten behaald.
2008 2009 2010 2011
gemiddeld uitgezet bedrag € 373.849.144 € 480.061.851 € 556.142.909 € 393.506.487
rente percentage 4,73% 3,00% 0,75% 1,41%
€ € € €
bedrag 17.697.349 14.401.856 4.167.999 5.606.313
In onderstaande tabel is de interne rekenrente weergegeven over de periode 2008 tot en met 2011. Ter vergelijking zijn de benchmark gegevens van de 3-maands Euribor vermeld. 2011
1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal gemiddeld rentepercentage
2010
2009
2008
intern
Euribor
intern
Euribor
intern
Euribor
intern
Euribor
1,08% 1,34% 1,51% 1,65% 1,41%
1,13% 1,46% 1,57% 1,48% 1,41%
0,80% 0,64% 0,73% 0,86% 0,75%
0,65% 0,71% 0,89% 1,03% 0,82%
4,56% 3,89% 3,02% 1,55% 3,00%
1,81% 1,25% 0,82% 0,71% 1,15%
4,60% 4,65% 4,81% 4,82% 4,73%
4,50% 4,89% 4,96% 3,84% 4,54%
Opgenomen kortlopende middelen In 2011 zijn er geen middelen opgenomen die dienen ter aanvulling van een tijdelijk liquiditeitstekort. Toezicht kortlopende middelen Voor de bepaling van de liquiditeitspositie wordt gebruik gemaakt van de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet is een bedrag ter grootte van een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van het begrotingstotaal. Het saldo van de netto vlottende schuld mag deze limiet niet structureel overschrijden. Een vlottende schuld ontstaat als de kortlopende schulden hoger zijn dan de kortlopende activa, met andere woorden er worden kortlopende schulden gebruikt voor de financiering van vaste activa. Dit percentage is voor 2011 op 7,0% gesteld. Voor de provincie Groningen bedraagt de kasgeldlimiet voor 2011: 7,0 % van € 384.045 = € 26.883.000. Uit onderstaand overzicht blijkt dat in 2011 geen liquiditeitstekorten zijn geweest. maand januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
€ € € € € € € € € € € €
vlottende schuld 342.858 € 338.621 € 349.271 € 349.065 € 345.605 € 342.727 € 359.291 € 351.155 € 349.535 € 345.017 € 344.945 € 457.595 €
(bedragen x € 1.000) saldo middelen 474.726 € 131.869 477.883 € 139.262 492.270 € 142.999 501.949 € 152.884 519.399 € 173.794 505.112 € 162.385 505.020 € 145.729 512.621 € 161.466 499.212 € 149.677 538.522 € 193.505 557.074 € 212.129 765.112 € 307.517
2.4.2. Langlopende middelen Kaders uitzettingen Voor het uitzetten van gelden met een looptijd vanaf één jaar wordt gekozen voor garantieproducten, obligaties, spaarrekeningen en deposito’s. Bij het uitzetten van gelden moet de financiële onderneming gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte. De lidstaat en de financiële
Financiering
189
onderneming dienen tenminste te beschikken over een Aa-rating afgegeven door tenminste twee ratingbureaus. Uitzettingen 2011: In 2011 zijn er geen extra middelen uitgezet voor periodes langer dan één jaar als gevolg van de slechte marktomstandigheden. Per ultimo 2011 heeft de provincie nog € 45,1 miljoen aan garantieproducten, € 225 miljoen aan deposito's en € 90 miljoen aan obligaties met een restantlooptijd langer dan één jaar in haar portefeuille. Deposito Landsbanki Islands In november 2007 is er voor een periode van 12 maanden € 10,0 miljoen geplaatst bij Landsbanki Islands. Op 16 december 2011 heeft een zitting bij de IJslandse rechtbank plaatsgevonden waarbij de claim van de provincie Groningen ad 1.818.968.683,00 IJslandse Kronen (circa € 10,8 miljoen) is geverifieerd en vastgesteld. Op 29 december 2011 is een interim betaling ontvangen van onze claim op Landsbanki. Het gaat hierbij om een bedrag van € 3.331.323. Met de langlopende uitzettingen is over 2011 een netto rendement behaald van 2,52%, ofwel € 10,8 miljoen. Dit komt overeen met de begroting zoals geraamd bij de Integrale Bijstelling 2011. De rentebaten en de rendementen van de uitzettingen langer als één jaar over de jaren 2008 tot en met 2011 zijn hieronder weergegeven. Ter vergelijking is het gemiddeld rendement van de 10-jaars Eurobond in het overzicht opgenomen. jaar
2008 2009 2010 2011
gemiddeld uitgezet bedrag € € € €
93.454.791 111.083.532 263.457.267 423.369.095
gem iddeld percentage 3,80% 3,53% 2,72% 2,52%
gemiddeld 10 jaars Eurobond 4,52% 3,55% 2,98% 2,98%
rente opbrengst € € € €
3.554.674 3.925.298 7.170.764 10.798.080
De behaalde rendementen ten opzichte van de 10-jaars Eurobond (de Benchmark) zijn lager. Dit is het gevolg van het feit dat de uitzettingen van de provincie Groningen een kortere looptijd hebben dan 10 jaar. De uitzettingen per 31 december 2011 hebben een gemiddelde looptijd van 3,15 jaar. Duurzame beleggingen Van de in 2010 afgesloten garantieproducten totaal € 45 miljoen is het vrij belegbaar deel door APG belegd in het duurzaam beleggingsfonds APG Sustainability Fund, tot een bedrag van € 7.563.545. Eind 2011 was de marktwaarde van dit fonds € 7.798.388, ofwel een stijging van 3,30% ten opzichte van de inleg. Als waardering op de balans is, conform de voorschriften, de aankoopwaarde aangehouden. Uitzettingen middelen nazorgfonds gesloten stortplaatsen Ultimo 2011 was een bedrag van circa € 24,5 uitgezet. Dit bedrag is als volgt te specificeren: € 9,9 miljoen aan garantieproducten, € 4,6 miljoen op spaarrekeningen en € 10 miljoen aan obligaties. De contante waarde van de doelvermogens voor de stortplaatsen en de baggerspeciedepots bedraagt per 1 januari 2012 € 23,1 miljoen. Het saldo van het nazorgfonds gesloten stortplaatsen provincie Groningen bedraagt eind 2011 € 24,5 miljoen. Dit betekent dat er ook in 2012 - evenals in de jaren 2006 tot en met 2011 - geen afdracht van Afvalverwerking Stainkoeln B.V. aan de provincie behoeft plaats te vinden. Voor het jaar 2012 is de nazorgheffing voor de niet-bedrijfsgebonden stortplaatsen dan ook vastgesteld op € 0. De in 2010 afgesloten garantieproducten hebben een minimum rendement van 0%. De producten hebben geen maximum rendement. Het totale rendement wordt aan het einde van de looptijd berekend en bijgeschreven. De gegenereerde opbrengst over 2011 bedraagt netto € 244.559, begroot was € 246.235.
190
Financiering
Overzicht rendementen en opbrengsten over de periode 2008 tot en met 2011: jaar 2008 2009 2010 2011
gemiddeld uitgezet bedrag € 22.512.128 € 23.287.164 € 24.616.967 € 24.910.046
gemiddeld percentage 4,19% 3,75% 2,11% 0,98%
€ € € €
rente opbrengst 943.168 873.990 520.422 244.559
Uitzettingen middelen nazorgfonds gesloten baggerspeciedepots Ultimo 2011 was een bedrag van circa € 0,8 kort uitgezet. Het fonds is opgebouwd uit de nazorgheffing van Driebond, Winschoterzijl en Zuidwending (totaal € 187.756) en het saldo van de provinciale depots (totaal € 583.351). In eerste instantie waren de gelden gestort in het nazorgfonds gesloten stortplaatsen. In 2011 zijn deze gelden in een aparte voorziening ondergebracht. Tot en met 2011 zijn alleen de gelden uitgezet van de depots in nazorg. Het rendement van deze belegging bedroeg over 2011 € 3.141, begroot was € 2.805. De objectgebonden nazorgheffing voor baggerspeciedepots wordt een maand voor sluiting opgelegd. Voor baggerspeciedepots wordt de nazorgheffing geheven per baggerspeciedepot. Langlopende opgenomen leningen Op 1 januari 2011 resteerde er nog één onderhandse geldlening ad € 110.000 à 1,0% per jaar. Deze lening is in het voorjaar van 2011 afgelost bij het Nationaal Restauratiefonds en diende ter voorfinanciering van een rijkssubsidie. De provincie Groningen heeft ultimo 2011 geen leningen meer opgenomen. Toezicht langlopende opgenomen middelen De toezichthouder hanteert voor de toezicht op de langlopende opgenomen gelden de zogenaamde renterisiconorm. Het renterisico op de vaste schuld kan worden berekend door te bepalen welk deel van de langlopende leningen o/g in enig jaar moet worden hergefinancierd. De renterisiconorm voor de provincie Groningen is voor het jaar 2011 20% van € 384.045.000 (begrotingstotaal op 1 januari 2011) = € 76.809.000. De provincie Groningen heeft geen langlopende leningen te herfinancieren. Derhalve is de renterisiconorm niet van toepassing.
2.4.3. Verstrekte leningen in het kader van de publieke taak Per 31 december 2011 staat er een bedrag van € 147,4 miljoen uit aan leningen verstrekt in het kader van de publieke taak, het betreft: Achtergestelde lening Enexis Diverse brugleningen Enexis Achtergestelde lening GEMM CV Achtergestelde lening Groninger Monumenten Fonds Hypotheken betreffende waterberging Renteloze leningen Provinciaal Accommodatie Fonds Achtergestelde lening De Hoven Overige Totaal
Financiering
€ € € € € € € € €
26,6 108,1 1,1 0,5 5,4 0,3 3,5 1,9 147,4
miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen
191
192
Financiering
3.
Bedrijfsvoering
Ons doel is om continu de kwaliteit van de interne organisatie te verbeteren en te werken aan doelgerichtheid, slagvaardigheid, doelmatigheid en flexibiliteit.
3.1.
Personeel & Organisatie
Op het gebied van personeels- en organisatieontwikkeling heeft 2011 vooral in het teken gestaan van: Uitvoering van het kwaliteitsprogramma Kleiner en Beter uit het vorige collegeprogramma; Verandering van de organisatie als gevolg van vermindering financiële ruimte door maatregelen van het Rijk, Financieel Perspectief; De voorbereidingen van zaakgerichtwerken: Ter zake!; Overdracht van de Muskusrattenvangers naar de waterschappen; Overige ontwikkelingen. Kleiner en Beter Vanuit voorgaande jaren is de realisatie van het kwaliteitsprogramma Kleiner en Beter verder uitgevoerd: Alle afdelingen hebben gewerkt aan de uitvoering van de verbeterplannen. De hiermee gepaard gaande formatiereductie is in 2011 gestart en wordt t/m 2014 verder geëffectueerd. Financieel perspectief Als gevolg van door het Rijk opgelegde bezuinigingen zijn forse ingrepen in het ambtelijk apparaat nodig. In 2010 en 2011 zijn voor de uitvoering hiervan plannen opgesteld. Er is nagegaan waar welke bezuinigingen plaatsvinden en op welke wijze de inzetbaarheid van medewerkers verhoogd kan worden, zodat in de komende jaren verloop zoveel mogelijk behoud van met eigen personeel en kwaliteit opgevangen kan worden. Door toename van de natuurlijke uitstroom als gevolg van het feit dat een grote groep medewerkers de pensioengerechtigde leeftijd gaat bereiken bestaat het gevaar van kwaliteits- en continuïteitsverlies. Deze elkaar versterkende en soms tegenwerkende ontwikkelingen heeft geleid tot een integrale aanpak met behulp van het instrument ‘strategische formatie- en personeelsplanning’. Het doel hierbij is in kwalitatieve zin de personele gevolgen van formatiereductie op te vangen. Dit gebeurt door medewerkers die boventallig (dreigen te) worden op basis van talenten en ontwikkelingswensen van werk naar werk te begeleiden op de interne dan wel externe arbeidsmarkt. In sommige gevallen is interne invulling niet mogelijk vanwege de benodigde specifieke kennis, in die gevallen wordt een beroep gedaan op de arbeidsmarkt. Ook is nagegaan welke ontwikkelingen er de komende jaren nog meer op de provinciale organisatie afkomen en welke gevolgen dat heeft voor het type organisatie dat de provincie beoogt te zijn. In 2011 is gestart met de uitvoering van de formatiereductie, bovenop de formatiereductie in het kader van Kleiner en Beter. In 2015 moet de formatie met 108 fte gereduceerd zijn. Nieuwe ontwikkelingen die in de komende jaren spelen zijn daarbij nog niet ingecalculeerd. Met het instrument ‘inzetbaarheid’ kunnen wijzigingen in de formatie tijdig worden opgevangen. Voor de realisatie van de formatiereductie is een frictiekostenbudget beschikbaar gesteld. Conform de motie met betrekking tot frictiekosten d.d. 31 maart 2010 wordt hier gerapporteerd over de uitgaven daarvan. Frictiekosten
Totaal
Realisatie
Reservering
Verplichting
€ 19.066
€ 956.398
€ 61.224
Opleidingskosten
€ 72.448
€ 1.155.448
Vervangingskosten
€ 116.810
€ 1.014.378
Uitgestelde reductie stafafdelingen
€ 98.403
Loopbaanoriëntatie Outplacementtraject
€ 1.163.188
Knelpunten formatie reductie K&B Kosten
€ 61.752 € 32.000 € 2.095.297
€ 657.000 € 7.503.452
€ 306.766
€ 4.942.062
€ 2.254.623
Het budget voor de frictiekosten bedraagt € 7.503.452. De totale lasten (tot en met december 2011) bedragen € 306.766. Er zijn verplichtingen voor een bedrag van € 2.254.623 aangegaan. De middelen zijn besteed conform de vastgestelde kaders. De realisatie van het gehele budget is gedurende 2011 op
Bedrijfsvoering
193
gang gekomen. Verwacht wordt dat het tempo van de uitgaven de komende jaren omhoog gaat. Er is door gesubsidieerde instellingen geen beroep op het budget gedaan. Ter zake! Met Ter Zake! leggen we een nieuw fundament voor onze informatiehuishouding en gaan we digitaal zaakgericht samenwerken. Daarbij komt het werken aan een ‘zaak’ centraal te staan. Informatie wordt, opgeslagen in een digitaal zaakdossier, makkelijker toegankelijk en bereikbaar. In 2011 heeft een aanbestedingsprocedure plaatsgevonden die begin 2012 is afgerond. In verband met een vertraging in de aanbestedingsprocedure loopt het project enkele maanden vertraging op. Dit heeft tot gevolg dat het gros van de uitgaven doorschuift naar 2012. Begin 2012 is overgegaan tot de gunning van het zaaksysteem, inclusief toebehoren. In het voorjaar van 2012 zal het zaaksysteem geïmplementeerd worden. Dit betekent dat in 2012 rekening gehouden moet worden met uitgaven van circa € 2,2 miljoen voor o.m. de aanschaf van het zaaksysteem, migratie, menskracht en externe inhuur (testcoördinator, audits, communicatie). De grootste kostenpost is de aanschaf van het zaaksysteem, inclusief licenties voor 5 jaar en de migratie van de data van filenet naar het nieuwe DMS. Daarnaast blijft voor de verdere uitrol in 2013 nog een bedrag nodig voor inhuur, begeleiding en audits ten behoeve van de verdere uitrol van het zaaksyteem in de organisatie. De gereserveerde middelen voor Ter zake! zijn derhalve geheel benodigd. Overdracht muskusrattenbestrijding Op grond van de wijziging van de Waterwet en de Waterschapswet zijn de taken van de muskus- en beverrattenbestrijding formeel per 1 juli 2011 overgedragen aan de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest. Met de waterschappen is uitvoerig overleg gevoerd om de overdracht van de werkzaamheden en de overgang van de van medewerkers zorgvuldig te laten plaatsvinden. Daarbij is tevens in gezamenlijk overleg met de bonden een sociaal plan vastgesteld. In totaal zijn 31 medewerk(st)ers overgegaan naar de waterschappen. Overige ontwikkelingen Naast bovenstaande is het afgelopen jaar gewerkt aan: de uitvoering van het Regiospecifiek Pakket (RSP); de ontwikkeling van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD); uitwerking personele gevolgen nieuw beleid collegeperiode 2011-2014; professionalisering projectmatig werken.
3.1.1. Ontwikkeling sociale zekerheid en arbeidsvoorwaarden Op 1 juni 2011 is de provinciale CAO afgelopen. De onderhandelingen over de nieuwe CAO zijn nog in volle gang. Over een aantal inhoudelijke dossiers zijn partijen het wel eens geworden. Afspraken hierover zullen onderdeel uitmaken van de af te sluiten nieuwe CAO. Ten aanzien van de loonontwikkeling zijn de verschillen nog onoverbrugbaar.
3.1.2. Formatieontwikkeling provinciaal apparaat en ziekteverzuim In de onderstaande tekst worden de termen ‘formatie’, ‘bezetting’ en ‘aantal medewerkers’ gebruikt. Ter verduidelijking wordt hier een korte toelichting op deze termen gegeven. Formatie is het toegestane aantal fte’s (fulltime equivalenten). Op basis van de formatie wordt de begroting vastgesteld. De bezetting is de praktische invulling van de formatie. De bezetting kan daarmee afwijken van de formatie omdat het efficiënter kan zijn om bijvoorbeeld een formatieplaats onderbezet en anderen overbezet te hebben. Er worden echter nooit meer middelen beschikbaar gesteld dan voor de toegestane formatie. Met bezuinigen wordt om deze reden altijd naar de formatie en niet naar de bezetting gekeken. Het aantal medewerkers wijkt af van de formatie en bezetting. Dit heeft te maken met het feit dat één functie door meerdere deeltijders kan worden vervuld. Formatiereductie uit de programma’s Kleiner en Beter en Financieel Perspectief De realisatie van deze programma’s loopt financieel gezien volgens planning. De afdelingsbudgetten worden jaarlijks gekort met de bezuinigingstaakstelling, zoals vastgesteld in de programma’s Kleiner en Beter en Financieel Perspectief. Formatief gezien wordt eveneens gereduceerd. Dit vindt met de nodige accuratesse plaats om kennis- en continuïteitverlies tegen te gaan.
194
Bedrijfsvoering
Formatie In 2011 is een duidelijk begin gemaakt met de formatiereductie. Na een reeks van jaren met (lichte) stijging tot en met 2009 is vanaf 2010 de daling ingezet. In 2011 is de omvang van de formatie per saldo met 51 fte gedaald. Doordat er meer tijdelijke formatie vervallen is dan er aan uitbreiding toegekend is, is in de rij ‘uitbreiding’ een negatief getal ontstaan. Geconstateerd wordt dat de formatiereductie aan het toenemen is en de formatieve gevolgen daarvan duidelijk worden. Dit gaat om reductie in het kader van Kleiner en Beter alsmede Financieel Perspectief. Dat levert het volgende beeld op van de meerjarige ontwikkeling.
formatie stand 31-12 uitbreiding formatiereductie eindstand
2007 874 14 5 883
2008 883 7 2 888
2009 888 14 3 899
2010 899 -2 8 889
2011 889 -39 12 838
Form atie verloop 2007-2011 920 formatie in fte
900 880 860 840 820 800 2007
2008
2009
2010
2011
jaar
In deze cijfers zijn de overige werkverbanden zoals Regiovisie, Veenkoloniën, RSP, etc. niet verwerkt. Deze werkverbanden maken in formele zin geen onderdeel uit van de provinciale organisatie. Een verdere daling is als gevolg van de bezuinigingen te verwachten. Formatie/bezetting 2007 - 2011 Hieronder staat een overzicht van de opbouw en ontwikkeling van de formatie en de bezetting in de afgelopen jaren afgerond op hele fte’s. 2007
2008
2009
2010
2011
formatie bezetting formatie bezetting formatie bezetting formatie bezetting formatie
vast tijdelijk totaal overige werkverbanden totaal provincie
bezetting
862 21 883
814 26 839
864 24 888
819 35 854
871 28 899
805 41 846
861 28 889
784 37 821
809 29 838
735 40 775
14
13
13
13
18
18
21
21
20
20
896
852
901
867
917
864
910
842
858
795
Bedrijfsvoering
195
Aantal medewerkers Het aantal medewerkers is niet gelijk aan de bezetting in bovenstaande tabel. Dit komt door het feit dat één formatieplaats door meerdere personen ingevuld kan worden. M stand ultimo 2010 in dienst uit dienst stand ultimo 2011
V 630 45 79 596
324 20 103 320
totaal 954 65 182 916
Het aantal medewerkers is in 2011 met 38 personen gedaald ten opzichte van 2010. Dit overzicht laat de verandering in het totale aantal medewerkers, onderverdeeld naar mannen en vrouwen zien. Uit dit schema valt af te leiden er in verhoudinghouding meer vrouwen in 2011 dan in 2010 waren. Gemiddelde leeftijd Jaar
Man
Vrouw
Totaal
2007
48,2
43,1
46,5
2008
48,2
43,2
46,5
2009
48,5
43,9
46,9
2010
48,9
45,0
47,6
2011
48,5
45,6
47,5
De gemiddelde leeftijd eind 2011 bedraagt 47,5 jaar. Dit is 0,1 jaar lager dan eind 2010. Naar verwachting zal de gemiddelde leeftijd van de medewerkers de komende jaren verder dalen als gevolg van een relatief grote uitstroom van medewerkers met een pensioengerechtigde leeftijd. Ziekteverzuim Het ziekteverzuim is de afgelopen elf jaar meer dan gehalveerd, van een piek van 7,9% in 2000 tot 3,5% in 2011. Met deze daling volgt de provincie Groningen de landelijke trend. Het verzuim ligt nu iets onder de Verbaannorm (3,7%) voor de provincie. Ontwikkelingen verzuim 2000-2011 9 8
7,9
verzuimpercentage
7
7,5
6
5,6
5
5,1
5,6
5,56
4,8
4,70
4,54
4,59
4
3,86
3,50
3 2 1 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
jaar
196
Bedrijfsvoering
2007
2008
2009
2010
2011
In het volgende overzichtje staan de verzuimcijfers, onderverdeeld naar verzuim van mannen en vrouwen. Jaar Man Vrouw Totaal 2007 5,25 6,33 5,56 2008 4,19 5,35 4,54 2009 4,08 5,75 4,59 2010 3,47 4,60 3,86 2011 3,08 4,12 3,50 Geconcludeerd wordt dat het verzuimpercentage goed is. De meldingsfrequentie (mf) voor de organisatie is structureel wel te hoog. Op afdelingen met een hoge mf betekent dit extra druk op de wel werkende collega’s. Een hoge mf is een indicator voor dreigend oplopend verzuim, met name langdurig verzuim. Van de medewerkers verzuimt 38% helemaal niet. Aan de andere kant zorgt 9% van de medewerkers voor 31% van de meldingen. Concreet: ongeveer 80 medewerkers verzuimen 4x of vaker per jaar. Bij frequent verzuim speelt vaak meer mee dan alleen de directe aanleiding tot verzuim, bijvoorbeeld hoge werkdruk of reorganisaties, maar ook de thuissituatie. Aandacht voor deze problemen helpt de mf terug te dringen. Als blijkt dat het verzuim geen medische reden heeft, wordt er naar andere oplossingen gezocht. Goede verzuimgesprekken krijgen dit op tafel. Bij het aantreden van de nieuwe bedrijfsarts is afgesproken dat dit punt extra aandacht krijgt.
Opbouw meldingsfrequentie 2008-2011
aantal malen verzuim % 50 40
2008
30
2009
20
2010 2011
10 0 %0x
1-2 x
3x
4x
>5 x verzuimmeldingen/jaar
Omdat de cijfers een periode van 12 maanden betreffen, worden de effecten op korte termijn gedempt, zowel de positieve als negatieve. Om de bereikte resultaten vast te houden en verder te verbeteren is voortdurende aandacht voor de verzuimende medewerkers van belang, maar ook voor preventie van verzuim.
3.2.
Informatievoorziening & Technologie
Naast de reguliere werkzaamheden heeft afdeling IVT zich beziggehouden met aan de ene kant de instandhouding van de infrastructuur en bedrijfscontinuïteit en aan de andere kant de toekomst. Met het traject Sustainable Cost Reduction hebben we scenario’s uitgewerkt om (vooral) de toekomstige financiële ontwikkelingen met vertrouwen tegemoet te kunnen zien.
Bedrijfsvoering
197
Strategisch informatiebeleidsplan 2010 - 2011 Meer voor Minder In oktober 2009 is het strategisch informatieplan Meer voor Minder 2010-2011 vastgesteld. Daarin zijn naast zijn concernbrede projecten ook afdelingsspecifieke projecten, ICT-randvoorwaardelijke projecten en wettelijke projecten benoemd. Bij Meer voor Minder 2010-2011 heeft het MT nadrukkelijk gekozen om digitalisering en wettelijke zaken als belangrijke ontwikkelingen aan te merken. Het informatieplan 2011 richtte zich conform het informatieplan Meer voor Minder op de uitvoering van projecten die digitalisering en wettelijke zaken als belangrijke ontwikkelingen bevorderen. Medio 2011 is gestart met het schrijven van het Strategisch Informatieplan (STIP) 2012-2014. Het plan 2012-2014 is ondertussen goedgekeurd door het MT en door GS.
3.3.
Facilitaire dienstverlening
Als een betrouwbare partner wil Facilitaire Zaken haar klanten ontzorgen, zodat deze zich kunnen concentreren op hun kerntaken. De afdeling Facilitaire Zaken biedt een op de klant afgestemd pakket aan producten en diensten aan tegen een evenwichtige prijs-prestatieverhouding. Facilitaire Zaken opereert daarbij proactief, transparant en met oog voor duurzaamheid. Hierbij is belangrijk dat ook de interne medewerker van de afdeling FZ tevreden is met zijn of haar taak, rol en begeleiding. Cultuur De medewerkers van de afdeling Facilitaire Zaken denken klantgericht en zijn continue op zoek naar mogelijkheden om de klant nog beter van dienst te zijn. Een proactieve houding, samenwerking als gehele afdeling en goede communicatie met de klanten zijn daarbij heel belangrijk. Door coachend leiding te geven krijgen de medewerkers meer eigen verantwoordelijkheid. Er wordt gestuurd op resultaten waarbij met name de klanttevredenheid een grote rol speelt. In oktober 2011 heeft de afdeling Facilitaire Zaken haar twee jaarlijks klanttevredenheids-onderzoek gehouden onder het kantoorpersoneel van het provinciehuis. Het leverde een prachtig gemiddeld tevredenheidcijfer van 7,5 op. In 2009 kwam de gemiddelde tevredenheid uit op 7,3. FZ is erg trots op dit goede resultaat, maar blijft constant bezig met verbeteringen van de dienstverlening. Aanpassingen organisatiestructuur In 2010 is gestart met een nieuwe organisatiestructuur. Deze structuur is meer productgericht dan de vorige structuur. Dat wil zeggen dat alle werkzaamheden voor de verschillende processen (producten) van FZ zoveel mogelijk in één cluster zijn ondergebracht. Deze structuur zal door de bezuinigingen in de komende jaren op bepaalde punten moeten worden aangepast. Bezuinigingen Er is een taakstelling opgelegd van € 544.000 op materiële kosten en € 469.000 op personele kosten. Dit houdt in dat de afdeling Facilitaire zaken ongeveer 10 fte moet bezuinigen voor 1 januari 2015. Er is een visiedocument opgesteld met de plannen om deze taakstelling te bereiken. In principe is deze door het MT goedgekeurd en de plannen zijn met de medewerkers besproken in diverse bijeenkomsten. In 2011 is gestart met het maken van beleid voor de dienstverlening van FZ na de bezuinigingen.
3.4.
Financiën & Control
3.4.1. Rechtmatigheidstoets Provinciale Staten zijn met ingang van 2004 verplicht in het kader van de controle op de jaarrekening naast een toets op de getrouwheid ook een toets op de rechtmatigheid uit te laten voeren. Uitgangspunt hierbij is dat de accountant alleen de financiële rechtmatigheid toetst. De rechtmatigheidscontrole houdt een uitbreiding in van de werkzaamheden die de controlerende accountant moet verrichten bij de controle van de jaarrekening. In concreto heeft deze uitbreiding van controlewerkzaamheden betrekking op het begrotingscriterium, het voorwaardencriterium en het M&Ocriterium (Misbruik en Oneigenlijk gebruik). Sinds de invoering van de rechtmatigheidstoets zijn alle provinciale rekeningen door de accountant voorzien van een goedkeurende verklaring met betrekking tot de financiële rechtmatigheid. Tijdens het rechtmatigheidsonderzoek over 2011 is opnieuw maximaal ingezet op het controleren van de actuele wet- en regelgeving om het resultaat van een goedkeurende accountantsverklaring te bereiken. Het spreekt voor zich dat wij deze lijn in de toekomst zullen blijven continueren.
198
Bedrijfsvoering
De risico's op onrechtmatig handelen doen zich vooral voor bij de naleving van de interne en externe regelgeving. Hierop leggen wij bij de uitvoering van activiteiten dan ook de nadruk. Samengevat wordt hieronder een totaalbeeld van de te verrichten structurele activiteiten weergegeven: 1. Begrotingscriterium: Wij toetsen jaarlijks het systeem van budgettering en zullen in de toekomstige jaarrekeningen adequate toelichtingen geven bij overschrijdingen c.q. onderschrijdingen. 2. Voorwaardencriterium: Bij het opstellen van nieuwe verordeningen zullen wij voor zover mogelijk voldoende rekening houden met zogenaamde hardheidsclausules. Hiermee wordt voorkomen dat wij verstrikt raken in een al te stringente toepassing van regels. Verder zullen wij jaarlijks alle externe en interne regels blijven actualiseren en op basis daarvan een risicoanalyse blijven opstellen. De hierbij behorende beheersmaatregelen zullen wij op basis van interne audits toetsen. 3. Misbruik & Oneigenlijk gebruikcriterium: Het M&O-beleid hebben wij neergelegd in een reeks van verschillende verordeningen c.a. Wij zijn van mening dat wij met behulp van die verordeningen een toereikend M&O-beleid voeren. In onze voordracht van 8 november 2005, nummer 32/2005 hebben wij de verschillende M&Oelementen samengebracht. Op deze wijze ontstaat inzicht in de verschillende verordeningen c.a. waarin het M&O-beleid is vorm gegeven. Hierbij is tevens aandacht geschonken aan de werkwijze ten aanzien van inschatting van risico's en het treffen van beheersmaatregelen, alsmede de rapportagemethodiek. Jaarlijks toetsen wij de implementatie van de beheersmaatregelen en de werking daarvan. Vanwege de continue verandering waar wij mee te maken hebben zullen wij voortdurend de actualiteit van de risico's c.a. in de gaten houden. Jaarlijks toetsen wij de implementatie van de beheersmaatregelen en de werking daarvan. We zijn verder gegaan op de in 2010 ingeslagen weg van het toepassen van een procesgerichte rechtmatigheidscontrole. In deze aanpak wordt niet de uitvoering van de afzonderlijke regelgevingen en verordeningen getoetst, maar de beheersmaatregelen in de overkoepelende processen die zorgdragen voor de rechtmatige uitvoering van de diverse regelgeving. De procesgerichte aanpak maakt een efficiëntere uitvoering van de rechtmatigheidscontrole mogelijk.
3.4.2. Doelmatigheid/Doeltreffendheid Algemeen Op grond van de Verordening doelmatigheid en doeltreffendheid toetsen wij jaarlijks de doelmatigheid en doeltreffendheid van een of meerdere beleidsprogramma’s. In lijn met de verordening onderzoeken wij in elk geval elk beleidsprogramma eens in de acht jaar. Het onderzoek richt zich op specifieke onderwerpen uit de beleidsprogramma’s. In de programmabegroting 2011 gaven wij aan dat de doelmatigheid en doeltreffendheid onderzoeken in 2011 zouden worden hervat naar aanleiding van de uitkomsten van de benchmark. De benchmark is inmiddels afgerond. Over de uitkomsten hebben wij u separaat geïnformeerd. In 2011 hebben wij naar aanleiding van de uitkomsten van de benchmark ons onderzoeksmethode aangepast en zijn we begonnen aan een inhaalslag op de onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid. In 2011 stonden het onderzoek naar de programma’s Bereikbaar Groningen, Gebiedsgericht en Karakteristiek Groningen gepland. Het aanpassen van de controleaanpak heeft de nodige inspanningen vereist waardoor we ons uitsluitend hebben kunnen richten op het onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het programma Bereikbaar Groningen. Inmiddels hebben wij met de kennis van nu een herziene planning gemaakt voor de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de resterende programma’s van het eerste cyclus van acht jaar. 1. 2. 3.
Te onderzoeken Programma Karakteristiek Groningen Gebiedsgericht Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
Periode van onderzoek Zomer 2012 Najaar 2012 Voorjaar 2013
Bedrijfsvoering
199
Wij merken op dat de concrete onderwerpen uit voorgenoemde programma’s in verband met de gewenste actualiteit op een later tijdstip zullen worden vastgesteld. Onderzoek Programma Bereikbaar Groningen Onderzoeksvraag/Probleemstelling. Op grond van artikel 217a van de Provinciewet is onderzoek uitgevoerd naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur. In dit verband is het project Vaarweg Lemmer-Delfzijl als onderdeel van het Programma Bereikbaar Groningen aan een onderzoek onderworpen. Gelet op het feit dat het project Vaarweg Lemmer-Delfzijl een zeer brede scope heeft en bestaat uit vele deelprojecten is het onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid afgebakend. Om onderzoeksresultaten te krijgen die representatief zijn en toegevoegde waarde hebben voor het lerend vermogen van de organisatie is het van belang om enerzijds een afgerond deelproject te onderzoeken en anderzijds een deelproject dat nog in uitvoering is. Met inachtneming hiervan is besloten om de projecten Brug Eibersburen en Noordzeebrug aan een onderzoek te onderwerpen. De probleemstelling bij bovengenoemd onderzoek is tweeledig: Wordt er doelmatig gewerkt? Met andere woorden, zijn de behaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen gerealiseerd? Wordt er doeltreffend gewerkt? Bij deze vraag wordt getoetst of de door de provincie Groningen ondernomen acties daadwerkelijk hebben geleid tot het realiseren van de gewenste prestaties en beoogde resultaten en doelstellingen. Resultaten onderzoek. In het kader van het onderzoek zijn verschillende werkzaamheden verricht gericht op het vaststellen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de projecten Brug Eibersburen en Noordzeebrug, het project Vaarweg Lemmer-Delfzijl alsmede van het Programma Bereikbaar Groningen voor de bereikbaarheid van het platteland via het water. De resultaten van het onderzoek komen in het kort op het volgende neer. Op het gebied van doeltreffendheid kan gesteld worden dat de beoogde doelstellingen niet geheel worden gerealiseerd. Geconcludeerd kan worden dat het tweestrooksprincipe (de mogelijkheid om met twee schepen tegelijk een kunstwerk te passeren) niet op de gehele vaarweg wordt gerealiseerd en dat het opwaarderen van de gehele vaarweg in 2015 niet wordt gerealiseerd. In dit verband wordt opgemerkt dat de eerste fase van het project, waarvan de brug Eibersburen en de Noordzeebrug onderdeel uitmaken, niet binnen de beoogde termijn van 2011 is gerealiseerd. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn het besluit vanuit het Rijk om een deel van de projecten wegens beperkte financiële middelen gedeeltelijk te temporiseren en alleen de objecten te vervangen die technisch zijn afgeschreven. Daarnaast bleek opgestelde tijdsplanning niet realiseerbaar, waardoor de doorlooptijd van het project langer is dan gepland. Ten aanzien van doelmatigheid is uit het onderzoek gebleken dat naar mate het project zich vorderde er steeds meer invulling is gegeven aan het projectmatig werken. Daar waar bij de brug Eibersburen (start realisatiefase 2005) geen invulling werd gegeven aan projectmatig werken, wordt dit bij de huidige projecten, waaronder Noordzeebrug, wel toegepast. Uit het onderzoek is gebleken dat inmiddels binnen het project vaarweg Lemmer-Delfzijl gestreefd wordt om volgens de richtlijnen van projectmatig werken te handelen. De processen binnen het project zijn hierop aangepast. Geconstateerd is echter, dat in de praktijk nog niet in alle gevallen volledig volgens de richtlijnen van projectmatig werken wordt gewerkt. Verder wordt opgemerkt op het gebied van doelmatigheid winst te behalen valt binnen het project vaarweg Lemmer-Delfzijl als geheel. Deze winst is vooral te behalen op: het optimaliseren van de centrale aansturing en de budgetbeheersing alsmede het periodiek monitoren van het project en het opstellen van adequate financiële voortgangsrapportages. Op grond van bovenstaande kan het volgende gecocludeerd worden: De realisatie van de beoogde doelen van het project Vaarweg Lemmer-Delfzijl ligt door verschillende beïnvloedbare en onbeïnvloedbare factoren niet op koers. Daarmee draagt de Vaarweg Lemmer Delfzijl in onvoldoende mate bij aan de doeltreffendheid van het Programma Bereikbaar Groningen voor het onderdeel transport via water. Binnen het project Vaarweg Lemmer-Delfzijl kan de doelmatigheid op onderdelen verbeterd worden. Hierdoor draagt de Vaarweg Lemmer-Delfzijl in onvoldoende mate bij aan de doelmatigheid van het Programma Bereikbaar Groningen voor het onderdeel transport via water.
200
Bedrijfsvoering
Belangrijkste aanbevelingen Op grond van de onderzoeksresultaten is een aantal aanbevelingen geformuleerd die er toe kunnen leiden dat de doeltreffendheid van de nog niet afgeronde onderzochte deelprojecten van de Vaarweg Lemmer-Delfzijl alsmede van toekomstige deelprojecten van deze vaarweg en andere gelijksoortige projecten kan worden verbeterd. De belangrijkste aanbevelingen zijn hieronder samengevat. Om de doeltreffendheid te kunnen vergoten is het wenselijk dat op een goede manier stil wordt gestaan bij mogelijke keuzes c.q. scenario’s die aan de orde zijn bij tegenvallende externe financiering en een steeds somber wordende economische situatie. Hierbij moet op een goede wijze worden aangegeven welke consequenties die keuzes hebben voor de oorspronkelijk geformuleerde beoogde doelstellingen. Eventuele bijstelling c.q. herijking hiervan kan dan aan de orde zijn. Om de doelmatigheid te kunnen verbeteren dienen (deel)projecten op een goede wijze ingebed te worden in de Planning & Controlcyclus. Het vooraf formuleren van heldere doelen in de Begroting en het daarover rapporteren in de Voorjaarsnota, Integrale Bijstelling en Jaarrekening leidt tot een betere bewaking en beheersing van het project. Hierbij is het van belang dat de randvoorwaarden hiervoor (projectadministratie, richtlijnen inhuur van personeel, centrale aansturing, afrekenen van projecten) op orde zijn en worden nageleefd. Wij zijn van mening dat de bevindingen, conclusies en aanbevelingen van het onderzoek voldoende inzicht geven in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het project vaarweg Lemmer-Delfzijl. De aanbevelingen van het onderzoek geven geen aanleiding om, conform artikel 5 van de provinciale verordening, een separaat verbeterplan op te stellen. Wel zullen wij de aanbevelingen in praktische zin implementeren. De follow-up van de over te nemen aanbevelingen zullen vorm krijgen binnen de bestaande structuren.
3.4.3. Single Information Single Audit Jaarlijks leggen wij verantwoording af richting het Rijk over een aantal specifieke uitkeringen middels de bijlage SISA. In de jaarrekening 2011 worden de volgende specifieke uitkeringen middels SISA verantwoord: Programma Externe Veiligheid BDU Verkeer en Vervoer Regionale Mobiliteitsfondsen, Regio Groningen-Assen Regionale Mobiliteitsfondsen, SNN Quick wins binnenvaart Bijdrage hoofdvaarwegen Verzameluitkering EL&I Doeluitkering Jeugdhulpverlening Naast onze eigen verantwoording richting het Rijk en het SNN met behulp van SISA wordt door gemeenten met betrekking tot vier regelingen (doorsluissubsidies) verantwoording afgelegd richting de provincie middels de SISA-bijlage van de gemeenten.
Bedrijfsvoering
201
3.5. Wat mag het kosten? In tabel 2 zijn de lasten en baten opgenomen die aan de paragraaf Bedrijfsvoering zijn verbonden. Tabel 2. Lasten en baten paragraaf Bedrijfsvoering (externe productgroepen) Omschrijving
gerealiseerd bedrag 2010
BEDRIJFSVOERING Totaal Voorzieningen personeel Diensten voor derden Verhuur gebouwen Div erse baten en lasten Voordelig slot bedrijfsvoering Totaal bedrijfsvoering
Omschrijving
Nadelig slot bedrijfsvoering Totaal bedrijfsvoering
gerealiseerd bedrag 2011
4.442.202 977.673 2.812.606 131.276 520.647 4.442.202
2.712.485 208.362 2.360.096 144.027 2.712.485
477.149 1.990.0562.572.322 138.286 243.402477.149
4.442.202
2.712.485
2.356.301 2.833.450
gerealiseerd bedrag 2010
BEDRIJFSVOERING Totaal Voorzieningen personeel Diensten voor derden Verhuur gebouwen Div erse baten en lasten
LASTEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
BATEN geraamd bedrag 2011 na wijziging
gerealiseerd bedrag 2011
2.662.372 176.065 2.533.789 52.848 100.3302.662.372
2.178.084 166.514 1.970.770 40.800 2.178.084
2.833.450 164.856 2.623.511 40.799 4.285 2.833.450
1.779.830 4.442.202
534.401 2.712.485
2.833.450
Toelichting Het betreft hier alleen de lasten en baten van een drietal externe productgroepen. De overige lasten, worden via de verdeling van de apparaatskosten aan de diverse programma's toegerekend en komen daar tot uitdrukking.
202
Bedrijfsvoering
4.
Lokale heffingen
4.1.
Inleiding
De paragraaf lokale heffingen besteedt aandacht aan: a. De gerealiseerde versus de geraamde inkomsten opcentenheffing motorrijtuigenbelasting en leges; b. Het beleid ten aanzien van de lokale heffingen; c. Een aanduiding van de lokale lastendruk; d. Een overzicht op hoofdlijnen van de lokale heffingen. Er wordt geen aandacht besteed aan het kwijtscheldingsbeleid, aangezien dit verder niet van toepassing is op de provinciale belastingen en heffingen. Tabel 4: Inkomsten lokale heffingen (bedragen x € 1.000) Omschrijving Opcenten mrb Leges en andere heffingen Totaal
4.2.
realisatie 2010 45.770 739 46.509
raming 2011 47.734 1.533 49.267
realisatie 2011 47.213 1.270 48.483
Beleid ten aanzien van lokale heffingen
Opcenten motorrijtuigenbelasting Het Rijk stelt jaarlijks het maximale niveau van opcentenheffing vast. De provincie dient zelf te bepalen in hoeverre zij de vrije capaciteit (het verschil tussen het wettelijke maximumtarief en het feitelijke provinciale opcentenniveau) wil benutten. De ingangsdatum van tariefaanpassing is wettelijk bepaald op 1 april. Vanaf 2012 is de ingangsdatum van de tariefaanpassing vervroegd van 1 april naar 1 januari. In de tariefstelling wordt (tot en met 2012) rekening gehouden met het toepassen van de inflatiecorrectie en de groei van het wagenpark.
4.3.
Lokale lastendruk
Onder lokale lastendruk wordt verstaan hoe de lokale lastendruk zich verhoudt ten opzichte van de landelijke lastendruk. Hierbij is voornamelijk de hoogte van de opcentenheffing van toepassing. Zoals eerder vermeld, stelt het Rijk jaarlijks het maximale niveau van opcentenheffing vast. Vanaf 1 april 2011 bedroeg het maximum 119,4 opcenten. Wij hebben ons eigen tarief per 1 april 2011 verhoogd met 3,9 opcenten tot 83,0 opcenten. Op de ranglijst van duurste provincies van Nederland, neemt de provincie Groningen op 1 april 2011 een gedeelde vierde plaats in. De gemiddelde automobilist in onze provincie betaalde in 2011 per voertuig circa € 182 aan provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting. Deze berekening is gebaseerd op de gewichtsverdeling per ultimo 2011. Onderstaand overzicht toont de ontwikkeling van ons tarief ten opzichte van het landelijk gemiddelde en het maximaal toegestane tarief en verder het stijgingspercentage in 2010 en 2011 van deze grootheden. Alhoewel het maximumtarief per 1 april 2011 met 2,3% steeg wil dat niet zeggen dat de tarieven van de provincies in 2011 niet meer mochten stijgen dan dit percentage. De enige begrenzing zit namelijk in de absolute hoogte van het maximum aantal opcenten (2010: 116,7 opcenten en 2011: 119,4 opcenten). De stijging van het opcententarief bedraagt voor Groningen 4,9%. Voor 0,3% heeft dit betrekking op de indexatie van het tarief (+0,2 opcenten). Daarnaast zijn de provinciale opcenten extra verhoogd met 4,6% vanwege de inkomstenderving door zeer zuinige auto’s (+3,7 opcenten).
Lokale heffingen
203
Tabel 5. Ontwikkeling opcenten Motorrijtuigenbelasting in de jaren 2010 en 2011 realisatie raming realisatie 2010 2011 2011 provincie Groningen landelijk gemiddelde provincie Groningen als % van landelijk gemiddelde
79,1 78,3 101,0
83,0 79,1 104,9
83,0 79,1 104,9
wettelijk maximum (landelijk) provincie Groningen als % van wettelijk maximum
116,7 67,8
119,4 69,5
119,4 69,5
stijgingspercentages tarieven per 1 april
realisatie raming realisatie 2010 2011 2011
provincie Groningen landelijk gemiddelde wettelijk maximum
0,0 0,9 4,3
4,9 1,0 2,3
4,9 1,0 2,3
In tabel 6 laten we zien in welke mate de verschillende provincies in 2011 gebruik hebben gemaakt van hun maximale belastingcapaciteit. Uit die vergelijking blijkt dat Groningen evenals Fryslân, Drenthe, Gelderland, Zuid-Holland en Limburg een meer dan gemiddeld gebruik maakt van de belastingcapaciteit. De provincie Noord-Brabant heeft zowel absoluut als procentueel de grootste vrije zoom (= onbenutte belastingcapaciteit). Tabel 6. Belastingcapaciteit en vrije zoom opcenten motorrijtuigenbelasting in 2011 Provincie
Maximale belastingcapaciteit 2011
in %
Belastingopbrengst 2011
in %
Vrije zoom 2011
in %
Belastingopbrengst als % van de belastingcapaciteit 3
Groningen Fryslân Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Totaal
3
68.337.875 82.693.747 67.399.464 145.631.445 255.554.718 175.428.381 327.497.429 396.271.246 52.563.138 364.343.673 143.755.706 73.807.383 2.153.284.205
3,17% 47.213.427 3,28% 3,84% 57.584.380 4,00% 3,13% 47.274.713 3,29% 6,76% 96.290.321 6,69% 11,87% 178.011.162 12,37% 8,15% 107.273.956 7,46% 15,21% 187.299.014 13,02% 18,40% 317.083.751 22,04% 2,44% 30.681.200 2,13% 16,92% 219.726.317 15,27% 6,68% 102.587.511 7,13% 3,43% 47.479.797 3,30% 100,00% 1.438.505.550 100,00%
21.124.448 25.109.367 20.124.751 49.341.124 77.543.556 68.154.425 140.198.415 79.187.495 21.881.938 144.617.356 41.168.195 26.327.586 714.778.655
2,96% 3,51% 2,82% 6,90% 10,85% 9,54% 19,61% 11,08% 3,06% 20,23% 5,76% 3,68% 100,00%
Het percentage voor de provincie Groningen (69,09%, zie tabel 6) wijkt af van het percentage dat het tarief van de provincie Groningen per 1 april 2011 uitmaakt van het maximum tarief (69,5%, zie tabel 5) omdat bij de cijfers in tabel 6 is uitgegaan van gemiddelde tarieven in 2011 voor zowel het maximumtarief als voor de tarieven per provincie. Ook de samenstelling van het voertuigenpark speelt een rol.
204
Lokale heffingen
69,09% 69,64% 70,14% 66,12% 69,66% 61,15% 57,19% 80,02% 58,37% 60,31% 71,36% 64,33% 66,81%
4.4.
Overige heffingen
Bij dit onderdeel gaat het onder meer om de volgende leges en heffingen: Leges Vaarwegenreglement Leges Grondwater Leges Ontgrondingen Leges Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Haven- en kadegelden Liggeldverordening Oude Eemskanaal Grondwaterheffing Ontgrondingenheffing Heffing nazorg stortplaatsen In het najaar van 2010 hebben wij u een wijziging voorgelegd van de Tarieventabel 2010 provinciale leges in verband met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010 (voordracht 20/2010), vastgesteld op 29 september 2010, nr. B.7). Met de inwerktreding van de Wabo is de omgevingsvergunning geïntroduceerd en worden circa 25 verschillende wettelijke kaders geïntegreerd. De omgevingsvergunning maakt het mogelijk om één geïntegreerde vergunning voor afzonderlijke activiteiten, zoals milieu, bouwen, slopen, lozen en monumenten in één keer aan te vragen. De Wabo leidt tot één vergunningsaanvraag, één loket, één procedure, één bevoegd gezag en tot één vergunning. Jaarlijks worden de legestarieven aangepast met een trendmatige verhoging. In bij de legesverordening 1993 behorende Tarieventabel worden deze aanpassingen jaarlijks vastgelegd. De laatste vastgestelde aanpassing betreft de legestarieven per 1 januari 2012 (Statenbesluit van 9 november 2011, B.4). De haven- en kadegelden zijn gebaseerd op het Havengeldreglement Delfzijl en het Kade- en Havenreglement Groningen. Deze zijn voor het laatst gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 5 juli 2006, nr. B.1 (voordracht nr. 8/2006). Wij hebben u met onze voordracht 18/2009 van 16 juni 2009 een nieuwe Liggeldverordening doen toekomen voor het Oude Eemskanaal te Delfzijl. Dit is een passantenhaven, waarvan sinds 1987 de tarieven niet zijn verhoogd en daarom onwerkelijk laag in vergelijking met de rest van Nederland zijn. Wij hebben u voorgesteld dit te repareren door geleidelijk, over een periode van zes jaar, de liggelden ieder half jaar met € 0,05 te verhogen, om zou uiteindelijk uit te komen op een tarief van € 0,60 per strekkende meter per dag, een tarief dat nog steeds relatief laag is in vergelijking met de rest van de passantenhavens in Nederland. Voor dit laatste is bewust gekozen om de concurrentie met de Motorbootvereniging Abel Tasman niet aan te gaan en omdat er geen extra voorzieningen zijn in vorm van bijvoorbeeld douches, elektra of internet. Ons oorspronkelijk voorstel in de voordracht 18/2009 was om de verordening per 1 oktober 2009 in werking te laten treden. Tijdens de vergadering van commissie Bestuur en Financiën van 9 september 2009 is - mede naar aanleiding van bezwaren van bewoners onder andere gesproken over deze ingangsdatum. In verband daarmee hebben wij u in een aanvullende voordracht (voordracht nr. 18a/2009) voorgesteld om de ingangsdatum 1 januari 2011 te laten zijn. Per 1 juli 2016 zal nu het tarief van € 0,60 per strekkende meter per dag worden bereikt. De vanaf 2011 te hanteren tarieven zijn vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 23 september 2009, nr. A.3 (voordracht 18a/2009). In de Verordening op het instellen en invorderen van de grondwaterheffing is het tarief per 1 januari 2010 gehandhaafd op 1,11 eurocent per kubieke meter onttrokken grondwater (zie besluit van Provinciale Staten van 16 december 2009, nummer B.6, voordracht nr. 34/2009). Met ingang van 1 augustus 2003 is Heffingsverordening ontgrondingen Groningen 2003 van kracht geworden. Deze is voor het laatst gewijzigd op 26 september 2007 (voordracht nr. 15/2007). De heffing is gewijzigd in die zin dat (deel)heffingen voor de bekostiging van planning en onderzoek en van compenserende maatregelen met ingang van 2007 vervallen en dat een nieuwe heffing wordt ingevoerd voor de bekostiging van onderzoek naar het verband tussen een ontgronding en schade aan onroerende zaken en de bepaling van de omvang van de schade.
Lokale heffingen
205
In onze voordracht tot wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van de nazorgheffing gesloten stortplaatsen provincie Groningen is het tarief voor niet-bedrijfsgebonden stortplaatsen genoemd in artikel 7 van deze verordening vastgesteld voor het jaar 2012. Ook is de nazorgheffing voor baggerspeciedepots opnieuw vastgesteld. Daarnaast worden enkele bepalingen uit de verordening geactualiseerd. Dit besluit is op 14 december 2011 onder nummer B.13 (voordracht nr. 28/2011) door Provinciale Staten vastgesteld. De baten uit leges en andere heffingen zijn in de rekening verwerkt bij de diverse programma's.
206
Lokale heffingen
5.
Onderhoud kapitaalgoederen
5.1. Onderhoud kapitaalgoederen wegen en kanalen De provincie is eigenaar van 587 km weg, 11 km parallelweg, 245 km fietspad, 150 km vaarweg met de daarbij behorende bruggen, viaducten, tunnels, sluizen, verkeersregelinstallaties, beplanting, bedieningsgebouwen en onderhoudssteunpunten. In het managementcontract Beheer Wegen en Kanalen 2009-2011, vastgesteld door Provinciale Staten in 2009, is vastgelegd op welke wijze het beheer en onderhoud van de wegen en vaarwegen in de contractperiode plaatsvindt. Uitgangspunt in het managementcontract is dat de kapitaalgoederen op een sobere en doelmatige wijze worden onderhouden en duurzaam in stand worden gehouden. De middelen voor beheer en onderhoud zijn hierop afgestemd. Jaarlijks wordt in de afdelingsplannen vastgelegd welke prestaties in het betreffende jaar worden geleverd en welke middelen daarvoor beschikbaar zijn. Het onderhoud aan wegverhardingen wordt uitgevoerd op basis van inspecties en metingen. Het beschikbare budget is erop gebaseerd dat de kwaliteit gedurende de contractperiode gelijk blijft. Voor fietspaden, kunstwerken en boordvoorzieningen langs wegen zijn extra middelen ingezet om de ontstane onderhoudsachterstand niet verder te laten oplopen. Ook bij het onderhoud van beplantingen zijn extra middelen ingezet. In 2011 (met doorloop naar 2012) is groot onderhoud uitgevoerd aan twee wegen met een totale lengte van circa 22 kilometer. Naar onze inschatting zal mede daardoor de gemiddelde onderhoudstoestand van de wegverhardingen verbeteren. Op de vaarwegen, die vallen onder het convenant hoofdvaarwegen en gefinancierd worden door het Rijk, is sprake van achterstallig onderhoud. Op het Winschoterdiep is in de afgelopen jaren een inhaalslag gemaakt bij het vervangen van boordvoorzieningen, er is echter nog een aanzienlijke achterstand bij het baggerwerk (circa € 10 miljoen). Met name op het laatste deel van het Winschoterdiep en op de Rensel is de vaardiepte ontoereikend. In december 2011 is met het Rijk overeenstemming bereikt over de afkoop van het beheer en onderhoud van het Winschoterdiep en de Rensel. Vanaf januari 2012 zijn deze waterwegen overgegaan naar de provincie Groningen. Tevens zal het beheer en onderhoud van het Eemskanaal en van Starkenborghkanaal per 1 januari 2013 of uiterlijk per 1 januari 2014 overgaan naar het Rijk. Onderdeel van deze afkoop is ook dat de middelen oor achterstallig onderhoud van het baggerwerk door het Rijk beschikbaar zijn gesteld. Hierdoor kan in 2012 gestart worden met het baggeren van het Winschoterdiep. Ook voor het achterstallig onderhoud boordvoorzieningen Eemskanaal en Van Starkenborghkanaal zijn door het Rijk middelen beschikbaar gesteld De middelen voor beheer en onderhoud zijn opgenomen in het programma Bereikbaar Groningen. Het betreft de volgende productgroepen: 3102 t.b.v. onderhoud en beheer van wegen en fietspaden 3302 t.b.v. onderhoud en beheer van hoofdvaarwegen 3303 t.b.v. onderhoud en beheer van overige vaarwegen 3304 t.b.v. onderhoud en beheer van de schutsluis Lauwersoog De reconstructie en verbetering van bestaande infrastructuur en de vervanging van kunstwerken vindt plaats in het kader van het provinciale MIT. De middelen hiervoor zijn opgenomen in de volgende productgroepen: 3101 t.b.v. (re)constructie van wegen en fietspaden 3301 t.b.v. (re)constructie waterwegen Veelal wordt een bijdrage geleverd vanuit het budget voor onderhoud.
5.2. Huisvesting Provinciehuis De aangekondigde bezuinigingen hebben er toe geleid dat het plan Renovatie+ zoals dat is vastgesteld door Provinciale Staten in het voorjaar van 2009, niet onverkort kan worden uitgevoerd. Voormalig Portefeuillehouder Rudi Slager, de stuurgroep en het MT hebben gekeken wat in het licht van de bezuinigingen realiseerbaar is. Dit heeft geleid tot een aangepast scenario onder de naam Basisrenovatie+. Met deze versoberde uitvoering dalen de investeringskosten van € 13,9 miljoen naar € 11,5 miljoen. In 2010 is gestart met de ontwerpfase. In 2011 heeft dit geleid tot een definitief ontwerp en bestek. Aansluitend kunnen de aanbestedingen plaatsvinden, zodat in april 2012 met de uitvoering van de plannen kan worden gestart. Verwacht wordt dat eind 2013 het project kan worden voltooid.
Onderhoud kapitaalgoederen
207
(bedragen x € 1.000) 2013 2014
2009
2010
2011
2012
0 33 0 26 0 59
0 0 0 55 0 55
0 0 0 407 0 407
365 2.867 1.629 72 160 5.093
394 3.086 1.754 515 172 5.921
0 0 0 0 0 0
Overig groot onderhoud: - bouwkundig - technische installaties - inrichting totaal overig groot onderhoud
235 489 4 728
252 298 0 550
534 371 0 905
184 443 0 627
216 364 0 580
178 374 0 552
Basisrenovatie gebouw SJ4 Overig groot onderhoud Totaal renovatie en overig groot onderhoud
59 728 788
55 550 605
407 905 1.312
5.093 627 5.720
5.921 580 6.501
0 552 552
Basisrenovatie+ gebouw SJ4: - bouwkundig - technische installaties - inrichting - honoraria - verhuiskosten totaal basisrenovatie
Naar verwachting wordt in de jaren 2010 t/m 2014 voor € 16,9 miljoen aan groot onderhoud uitgevoerd. Hiervan wordt € 11,5 miljoen gedekt uit het investeringskrediet voor de renovatie. Het overige deel (€ 5,4 miljoen) wordt gedekt uit het jaarlijkse budget voor groot onderhoud en uit het saldo van de reserve Huisvesting en Inrichting. Huisvesting beheerafdelingen Het onderhoud van bedieningsgebouwen en onderhoudssteunpunten gebeurt op basis van periodieke inspecties. De onderhoudstoestand is voldoende. In 2011 is de muskusrattenbestrijding overgegaan naar de waterschappen. Met de waterschappen wordt momenteel nog onderhandeld over de overdracht van de steunpunten van de MURA naar de waterschappen. Bij de zoutloodsen in Groningen, Overschild en Nieuwe Pekela is geconstateerd dat het cyanidegehalte inde bodem verhoogd is. Momenteel vindt nader onderzoek plaats naar de mate van vervuiling en de eventuele saneringskosten. De verplaatsing van het steunpunt van de WOP nabij Ruischerbrug (binnen het gebied van Meerstad) is vertraagd. Naast een locatie aan het Winschoterdiep bij Waterhuizen worden ook andere mogelijke vestigingslocaties onderzocht. Mogelijkerwijs zal ons wegensteunpunt in Groningen verplaatst moeten worden als gevolg van bouwontwikkelingsplannen van de stichting Het Poortje. Welke consequenties dit heeft en welke tijdplanning deze ontwikkelingsplannen hebben is op dit moment nog niet goed in te schatten.
5.3. ICT De afdeling IVT exploiteert en beheert ICT-objecten. In onderstaande tabel wordt per cluster (organisatieonderdeel IVT) aangegeven binnen welke termijnen de objecten vervangen dienen te worden:
Cluster
Object
Vervangingstermijn
Service en Operations team Beheer Technische Infrastructuur
Server
3 - 5 jaar
Netwerkcomponenten Back-upomgeving Telefooncentrale
3 - 5 jaar 3 - 5 jaar 7 jaar
Standaard systeemkast Standaard monitor Mobiele telefoon
4 jaar 4 jaar 3 - 4 jaar
Service en Operations team Helpdesk
In 2011 zijn twee aanbestedingstrajecten afgerond. Te weten de vervanging van het Core-Lan (interne netwerkvoorzieningen) en de uitbesteding van de Back-Up diensten. Verder heeft er de reguliere vervanging van systeemkasten, monitoren en mobiele telefoons plaatsgevonden.
208
Onderhoud kapitaalgoederen
6.
Grondbeleid
Wij willen een strategischer invulling geven aan de uitvoering van ruimtelijke opgaven in de provincie. Grondbeleid speelt hierin een belangrijke rol. Er zijn verschillende ruimtelijke opgaven op het gebied van landschap, water, landbouw, natuur, woningbouw, bedrijventerreinen en infrastructuur die direct raken aan provinciale belangen. Door sneller en slagvaardiger te opereren op de grondmarkt kunnen we ruimtelijke opgaven sneller en doelmatiger realiseren. Wij willen hiertoe integraal grondbeleid ontwikkelen. In 2011 heeft een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden, die hebben geleid tot vertraging in de opzet van een integraal grondbeleid. In het afgelopen jaar heeft onder meer de herijking van het project Meerstad en de verdere uitvoering van het project Blauwestad veel inzet en capaciteit gevraagd. Daarnaast heeft Staatssecretaris Bleker in oktober 2010 een verplichtingenstop aangekondigd die ook betrekking heeft op de aankoop van gronden. In het regeerakkoord heeft het Rijk aangekondigd het natuurbeleid te willen decentraliseren. Eind 2011 hebben de Staten het onderhandelingsakkoord hierover verworpen. Hierdoor is een patstelling ontstaan die er mede toe heeft geleid dat er geen noemenswaardige grondaankopen voor natuur in 2011 hebben plaatsgevonden. In IPO-verband blijven we in overleg met het Rijk over de beoogde decentralisatie. Om een betere en snellere uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingsopgaven mogelijk te maken is een evaluatie van het huidige grondbeleid gewenst. Hiervoor is een Nota Grondbeleid vereist. De Noordelijke Rekenkamer is eind 2011 onderzoek gestart naar het grondbeleid in de drie noordelijke provincies. De resultaten van het onderzoek door de Noordelijke Rekenkamer worden in de eerste helft van 2012 verwacht. De aanbevelingen uit dit onderzoek willen we meenemen in de op te stellen Nota Grondbeleid.
Grondbeleid
209
210
Grondbeleid
7.
Verbonden partijen
Verbonden partijen zijn (conform het BBV) privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisaties, waarin de provincie zowel een bestuurlijk als financieel belang heeft. Onder bestuurlijk belang wordt verstaan: een zetel in het bestuur of het hebben van stemrecht. Met een financieel belang wordt bedoeld dat middelen ter beschikking zijn gesteld die verloren gaan in geval van faillissement van de verbonden partij. Ook is sprake van een financieel belang als financiële problemen bij een verbonden partij op de provincie kunnen worden verhaald. In de volgende paragrafen worden de verbonden partijen van de provincie Groningen gegroepeerd per programma weergegeven. De verbonden partijen voeren een beleid uit dat de provincie ook (gedeeltelijk) zelf had kunnen uitvoeren of vanuit andere, ook beleidsmatige overwegingen, hebben Provinciale Staten indertijd besloten deel te nemen aan de verbonden partij. De doelstellingen van de verbonden partijen corresponderen met die van de provincie of via de verbonden partijen worden de doelstellingen van de provincie gerealiseerd.
7.1.
Leven en Wonen in Groningen
7.1.1. Blauwestad Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang:
Bestuurlijk belang:
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
BV Groningen Blauwe Stad BV is opgericht om een aantal taken in het project Blauwestad uit te voeren; die taken waren met name de coördinatie tussen het provinciebestuur en de besturen van de voormalige 3 Blauwestadgemeenten; en de coördinatie tussen publieke en private partijen in het project. Inmiddels zijn de 3 gemeenten samengevoegd tot de gemeente Oldambt en is de samenwerking met de private partijen beëindigd. In 2010 hebben gemeente en provincie besloten tot beëindiging van de BV en voor de opzet van een nieuwe samenwerking middels een bestuursovereenkomst. De liquidatie van de BV vindt in 2012 plaats. De provincie Groningen is houder van 40% van de aandelen; de gemeente van 60%. De BV heeft een directeur in dienst; de provincie financiert de BV uit de voorfinanciering Blauwestad. In de AVA wordt bij meerderheid van stemmen beslist: dus de provincie heeft daar een minderheidspositie. Hetzelfde geldt voor de raad van commissarissen: twee leden worden benoemd op voordracht van GS; drie leden op voordracht van B en W; ook daar wordt bij meerderheid beslist. € 18.000 n.v.t. n.v.t. nihil
7.1.2. Gemeenschappelijke Exploitatie Maatschappij Meerstad Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
CV/BV Groningen Meerstad is een gebied in ontwikkeling ten oosten van de stad Groningen dat onder meer in belangrijke mate moet voorzien in de toekomstige woningbehoefte van de provincie Groningen. De ontwikkeling van Meerstad beperkt het ongewenste uitwaaieren van woningbouw naar plattelandsgebieden en naar de kop van Drenthe. Door de gezamenlijke overheden en marktpartijen is het Masterplan Meerstad vastgesteld. De Samenwerkingsovereenkomst (SOK) is op 28 september 2005 ondertekend. Onderdeel van deze SOK is de Grondexploitatie (GREX).
Verbonden Partijen
211
Financieel belang:
Bestuurlijk belang:
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
212
De overheidspartijen hebben samen een Bestuursovereenkomst (BOK) afgesloten. Tevens is de Grondexploitatie Maatschappij Meerstad (GEMM) opgericht; de organisatie die Meerstad gaat realiseren. De partijen die deelnemen aan de GEMM zijn: de gemeenten Groningen en Slochteren, de provincie Groningen, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en vier marktpartijen: Amstelland Deelnemingen Grondbedrijf BV, Hanzevast Projectrealisatie 4 BV, Heijmans Vastgoed Realisatie BV en GIP Groningen I BV. Een project van een dergelijke omvang en looptijd van 20 jaar - uniek in Nederland - gaat gepaard met risico's. Ook voor de betrokken overheidspartijen. De publieke partijen staan garant voor een deel van de ondernemings- en financieringsrisico's. In 2011 is een nieuwe ontwikkelstrategie voor Meerstad opgesteld. De herijking van het plan Meerstad heeft gevolgen voor de wijze van samenwerking en een aanpassing van het financiële en organisatorisch raamwerk. De nieuwe samenwerking gaat op 1 maart 2012 van kracht. De provincie neemt deel aan de financiële garantstelling voor het restrisico voor een bedrag van maximaal € 6 miljoen. Van dit bedrag is € 1 miljoen contant gestort. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: 1. De provincie heeft € 2.000 aan kapitaaldeelname in de 'Stichting ten behoeve van de bundeling zeggenschap in GEMM Beheer BV'. 2. Er is een kapitaaldeelname van € 48.000 in de 'Stichting ten behoeve van kapitaaldeelname in GEMM CV'. 3. Er is door de provincie aan deze stichting een achtergestelde lening verstrekt van € 950.000, rente 6,4983% op jaarbasis. Voor de overige € 5 miljoen is binnen de ruimte in het weerstandsvermogen 25%, zijnde € 1,25 miljoen, gereserveerd. Als gevolg van planherijking zal vanaf 2012 de gemeente Groningen verder gaan als enig aandeelhouder van GEM Meerstad. Bovengenoemde kapitaaldeelnames van € 2.000 en respectievelijk € 48.000 komen dan te vervallen. De financiële afwikkeling van de achtergestelde lening en overige garantstelling van € 5 miljoen wordt in de programmarekening 2011 verwerkt. De provincie neemt indirect deel op de volgende wijze: Via de Stichting Kapitaal in de vergadering van Commandieten van de CV en via de Stichting Zeggenschap in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de BV. In beide stichtingen heeft zij vetorecht. De provincie kan alles blokkeren, maar zij heeft geen doorzettingsmacht. Met de planherijking wijzigt vanaf 2012 ook de rol van de provincie. De positie van de provincie in bovengenoemde stichtingen zal worden beëindigd. Wel zal de provincie een rol behouden in het gebied voor de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Daarbij wordt ook de taak van het ministerie EL&I overgenomen om EHS te ontwikkelen. Daarnaast behoudt de provincie de publiekrechtelijke taken, die bij wet aan het provinciebestuur zijn opgedragen, onder meer voor de planologische beoordeling en het gemeentelijke toezicht. Volgens jaarrekening 2010 van de Stichting Kapitaal: € 249.039 € 5.140.300 0,05 € 5.966
Verbonden Partijen
7.2.
Ondernemend Groningen
7.2.1. De nieuwe vennootschappen voortkomend uit de splitsing van de voormalige holding Essent en de verkoop van haar productie- en leveringsbedrijf Medio 2008 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van Essent besloten dat na de effectuering van de splitsing van de bestaande holding, het commerciële bedrijf van Essent aansluiting zou zoeken bij een buitenlands energiebedrijf. In vervolg op dit besluit is in de tweede helft van 2008 op basis van vooraf geformuleerde criteria, door bestuur, commissarissen en aandeelhouderscommissie van Essent, een zoektocht gestart naar een geschikte buitenlandse partner voor dat bedrijf. Begin januari 2009 is in dat verband besloten de aandeelhouders voor te stellen dat het productie- en leveringsbedrijf van Essent zou worden overgenomen door het Duitse energiebedrijf RWE. Min of meer gelijktijdig is een concreet splitsingsplan voor de bestaande holding Essent opgesteld, op basis waarvan de verplichte afsplitsing van het netwerkbedrijf daadwerkelijk gestalte zou kunnen krijgen. Na de bekendmaking van de genoemde plannen is direct gestart met de verdere uitwerking daarvan en met verschillende goedkeuringstrajecten die moesten worden doorlopen voor de ‘closing’ van de voorgenomen transactie met RWE. Het ging daarbij o.a. om de goedkeuring van het splitsingsplan Essent door de minister van EZ, de goedkeuring van een aantal nieuwe deelnemingen van de provinciale aandeelhouders van Essent door de minister van BZK en om de goedkeuring door de Europese mededingingsautoriteiten van de overname van het productie- en leveringsbedrijf van Essent door RWE. De daadwerkelijke, notariële closing van de verkooptransactie van Essent en RWE, waarbij de volledige eigendom van het productie- en leveringsbedrijf van Essent is overgegaan naar RWE, heeft vervolgens plaatsgevonden op 30 september 2009. De ex-aandeelhouders van Essent zijn daarbij directe aandeelhouders geworden van drie niet verkochte bedrijfsonderdelen van de voormalige holding Essent i.c. het netwerkbedrijf (Enexis), het milieubedrijf (Attero) en het EPZ-belang (PBE). Enkele specifieke belangen en risico's i.v.m. de closing van de verkooptransactie van Essent en RWE, zijn bij de genoemde datum ondergebracht in vier zgn. 'special purpose'-vennootschappen (SPV's), die sindsdien zijn belast met de behartiging van die belangen en risico's. Ook van deze vennoot-schappen zijn de ex-aandeelhouders van Essent, bij de genoemde closingdatum de directe aandeelhouders geworden. In elk van de in totaal zeven, hiervoor genoemde nieuwe vennoot-schappen, heeft de provincie Groningen sindsdien een direct aandelenbelang van ca. 6% en is zij tevens vertegenwoordigd in de betreffende Aandeelhouderscommissie. Medio 2011 is overeenstemming bereikt tussen de aandeelhouders van PBE en het Zeeuwse energiebedrijf Delta over een minnelijke regeling van het in 2009 ontstane geschil inzake de verkoop en levering van het EPZ-belang van PBE aan RWE. Door de effectuering van die levering per 30 september 2011, is PBE sindsdien geen operationele vennootschap meer. De aandeelhoudersvergadering van PBE heeft daarom in oktober 2011 besloten deze vennootschap om te vormen tot een SPV met een daarbij behorende "lichte" juridische en organisatorische inrichting. De balanstechnische gevolgen van een en ander zullen uiteraard zichtbaar zijn in de Jaarrekening 2011 van PBE. Deze jaarrekening is evenals die van alle andere vennootschappen die zijn voortgekomen uit de splitsing en verkoop van Essent, op dit moment echter nog niet beschikbaar.
7.2.1.1. Enexis Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang: Bestuurlijk belang:
NV Rosmalen Overeenkomstig de bepalingen van de zogenaamde Splitsingwet is in 2009 gewerkt aan de financiële, organisatorische en bestuurlijke verzelfstandiging van het netwerkbedrijf van Essent, waarvan de aandelen op de hiervoor genoemde datum zijn overgedragen aan de voormalige aandeelhouders van Essent NV. ca. 6% Provincie Groningen is vertegenwoordigd in de Aandeelhouderscommissie.
Verbonden Partijen
213
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
cf. jaarrekening 2010: € 2.964 mln. € 2.948 mln. 0,50 € 194 mln.
7.2.1.2. Attero Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang: Bestuurlijk belang: Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
NV Wijster Omdat daarnaast in mei 2009 om markttechnische redenen is besloten vooralsnog niet over te gaan tot verkoop van het milieubedrijf van Essent, is ook dat bedrijf na afsplitsing van de bestaande holding, in directe eigendom overgedragen aan de voormalige aandeelhouders van Essent NV. ca. 6% Provincie Groningen is vertegenwoordigd in de Aandeelhouderscommissie. cf. jaarrekening 2010: € 257 mln. € 582 mln. 0,31 € 26 mln.
7.2.1.3. PBE (Publiek Belang Elektriciteitsproductie) Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang: Bestuurlijk belang: Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit
BV 's Hertogenbosch Vanwege de voorlopige uitkomst van een juridische procedure terzake, is in september 2009 besloten tot een afsplitsing van het 50%-belang van Essent in het Zeeuwse elektriciteitsproductiebedrijf EPZ. Na onderbrenging van dat belang in de daartoe opgerichte, afzonderlijke houdstermaatschappij EPZ, is deze overgedragen aan de voormalige aandeelhouders van Essent. In 2011 is overeenstemming bereikt over een minnelijke oplossing van het geschil dat heeft geleid tot de genoemde juridische procedure, waarna het EPZ-belang alsnog is verkocht aan RWE. PBE heeft sindsdien alleen nog enkele toezichthoudende functies. ca. 6% Provincie Groningen is vertegenwoordigd in de aandeelhouderscommissie. cf. jaarrekening 2010: € 185 mln. € 20 mln. 0,90 € 28 mln.
- Resultaat
7.2.1.4. Verkoop Vennootschap Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang: Bestuurlijk belang:
214
BV 's Hertogenbosch De SPV Verkoop Vennootschap is o.a. belast met het beheer van en de afwikkeling van mogelijke claims op het gevormde risicofonds van € 800 miljoen, dat vanuit de betreffende verkoopopbrengst is gevormd ter dekking van eventuele aansprakelijkheden van de verkopende aandeelhouders in verband met de vervreemding van het productie- en leveringsbedrijf van Essent. In 2011 is de eerste helft van het genoemde risicofonds van € 800 miljoen minus het bedrag van daarop liggende claims, vrijgevallen ten gunste van de voormalige aandeelhouders van Essent. De vrijval van de tweede helft van dit fonds minus eventuele additionele claims, zal plaatsvinden in 2015. ca. 6% Provincie Groningen is vertegenwoordigd in de aandeelhouderscommissie.
Verbonden Partijen
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
cf. jaarrekening 2010: € 780 mln. € 21 mln. 0,97 -/- € 21 mln.
7.2.1.5. CBL (Cross Border Leases) Vennootschap Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang: Bestuurlijk belang: Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
BV 's Hertogenbosch De SPV CBL Vennootschap is belast met het beheer van en de afwikkeling van mogelijke claims op het gevormde Escrowfonds, dat is gevormd ter dekking van eventuele aansprakelijkheden van de verkopende aandeelhouders in verband met de eerder door Essent afgesloten cross border leases op centrales en netten en de kosten van een mogelijke vrijwillige beëindiging van de thans nog resterende leases. Vanwege vrijwillige vervroegde beëindiging van de bestaande cross border leases, is in 2011 besloten tot uitkering van het grootste deel van het genoemde escrowfonds. Deze uitkering is toegekomen aan RWE en aan de voormalige aandeelhouders van Essent (ieder de helft). ca. 6% Provincie Groningen is vertegenwoordigd in de aandeelhouderscommissie. cf. jaarrekening 2010: $ 0.3 mln. $ 135 mln. 0,01 -/- $ 0,1 mln.
7.2.1.6. Vordering op Enexis Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang: Bestuurlijk belang: Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
BV 's Hertogenbosch De SPV Vordering op Enexis is belast met de uitvoering van alle taken die verband houden met het beheer van de aan de aandeelhouders overgedragen bruglening, die eerder door de holding Essent was verstrekt aan haar voormalig netwerkbedrijf. ca. 6% Provincie Groningen is vertegenwoordigd in de aandeelhouderscommissie. cf. Jaarrekening 2010: € 0,1 mln. € 1.822 mln. 0,01 -/- € 0,01 mln.
7.2.1.7. Claim Staat Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang: Bestuurlijk belang: Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
BV 's Hertogenbosch De SPV Claim Staat is verantwoordelijk voor het vervolg van de lopende juridische procedure tegen de Staat, die eerder door Essent was opgestart in verband met de van rijkswege opgelegde verplichting tot afsplitsing van haar netwerkbedrijf en de daardoor door Essent geleden schade. ca. 6% Provincie Groningen is vertegenwoordigd in de aandeelhouderscommissie. cf. jaarrekening 2010: € 0,1 mln. € 0.01 mln. 0,90 -/- € 0,01 mln.
Verbonden Partijen
215
7.2.2. Groningen Seaports Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang:
Bestuurlijk belang:
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
GR Delfzijl Overeenkomstig de vigerende Gemeenschappelijke Regeling (GR) stelt Groningen Seaports zich ten doel op een zo doelmatig mogelijke wijze een evenwichtige ontwikkeling van de havens en de daarmee verbonden bedrijfsterreinen bij Delfzijl en de Eemshaven te bevorderen. De bestuurlijke verantwoordelijkheid daarvoor berust bij het betreffende Dagelijks en Algemeen Bestuur (DB en AB). De in dit verband te ondernemen acties en uit te werken projectideeën, worden beschreven in een meerjarenprogramma en een daarvan afgeleid jaarplan en begroting, die door het AB worden vastgesteld. Voor de komende jaren staan enkele zeer grote projecten op stapel, waaronder de vestiging van drie nieuwe elektriciteitscentrales en een olieterminal bij de Eemshaven. Met deze projecten zijn ook van de kant van Groningen Seaports zelf grote investeringen gemoeid, die voor een belangrijk deel gefinancierd zullen moeten worden middels het aantrekken van externe financiering. Op grond van de bepalingen van de bestaande Gemeenschappelijke Regeling, kan het AB besluiten tot gehele of gedeeltelijke reservering dan wel tot uitkering van een positief bedrijfsresultaat van Groningen Seaports aan de provincie Groningen en de gemeenten Delfzijl en Eemsmond in de verhouding 60:40. Een negatief bedrijfsresultaat kan, evenals de betaling van rente over en aflossing van door Groningen Seaports afgesloten leningen, echter in dezelfde verhouding ten laste worden gebracht van de provincie en deze gemeenten. Het Dagelijks en Algemeen Bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de drie participanten in de GR: de provincie Groningen, de gemeente Delfzijl en de gemeente Eemsmond. Mede vanwege de hierboven genoemde ontwikkelingen zijn wij van oordeel dat bij Groningen Seaports een aanpassing van de bestaande bestuursstructuur gewenst is. Zoals aangegeven in het Collegeprogramma 2007-2011 streven wij in dat verband naar een scheiding tussen de publieke taken en de commerciële activiteiten van de organisatie. Zie in dat verband de toelichting in de paragraaf Weerstandsvermogen, onderdeel 1.3.3. cf. jaarrekening 2010: € 195,3 mln. € 95,7 mln. 0,67 € 13,3 mln.
7.2.3. Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
216
NV Groningen De richting van de inzet van de verschillende regionale ontwikkelingsmaatschappijen in ons land, werd grotendeels bepaald door het nationale beleidsprogramma Pieken in de Delta. In 2007 is tussen aandeelhouders/subsidieverstrekkers en de NOM een meerjarenplan 20072010 (inclusief meerjarige indicatoren en begroting) opgesteld waarin naast de beleidsterreinen energie, water, sensortechnologie en healthy ageing tevens structuurversterkende sectoren in het midden- en kleinbedrijf zijn meegenomen. Het jaar 2011 is aangemerkt als een overgangsjaar waarbij de activiteiten uit de voorgaande periode zullen worden voortgezet, mede ingegeven door de aankondiging van het Rijk het regionaal economisch beleid, waaronder de ontwikkelingsmaatschappijen, te willen decentraliseren. Met als consequentie dat de rijksbijdrage in vier jaar tijd zal worden afgebouwd naar nihil. In 2011 heeft het Rijk aangekondigd aandeelhouder te willen blijven van de NOM. Over de rol en positionering van de NOM in het regionaal economisch beleid zal in 2012 meer duidelijkheid worden verschaft.
Verbonden Partijen
Financieel belang:
Bestuurlijk belang: Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
7.3.
De NOM is een overheidsvennootschap, waarvan het Rijk en de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe aandeelhouders zijn. Het Rijk bezit een aandelenbelang van 99,97%, de drie noordelijke provincies bezitten elk 0,01%. Jaarlijks kennen de drie noordelijke provincies elk een, al dan niet geïndexeerde, bijdrage toe. Deze bijdrage is niet afhankelijk van de geleverde of te leveren prestaties. De grootste aandeelhouder, het Rijk, levert ook de grootste bijdrage, waarvan is aangekondigd dat dit in vier jaar tijd naar nihil zal worden afgebouwd. De provincie Groningen is vertegenwoordigd in de AVA. cf. jaarrekening 2010: € 85,2 mln. € 6,0 mln. 0,93 € 11,2 mln.
Bereikbaar Groningen
7.3.1. Groningen Airport Eelde (GAE) Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang:
Bestuurlijk belang: Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
NV Eelde GAE houdt zich bezig met het beheer, de exploitatie en de verdere ontwikkeling van de luchthaven Eelde. De aandeelhouders van GAE achten de aanwezigheid van de luchthaven o.a. van groot belang voor het regionale acquisitieklimaat, de bevordering van economie en werkgelegenheid en de bijdrage aan de logistieke infrastructuur. Door middel van de voorgenomen baanverlenging wordt getracht hieraan een verdere impuls te geven. De aandelen in de betreffende vennootschap worden gehouden door de provincies Groningen en Drenthe (ieder 30%) en de gemeenten Groningen (26%), Tynaarlo (10%) en Assen (4%). De provincie Groningen is vertegenwoordigd in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. cf. jaarrekening 2010: € 14,0 mln. € 26,3 mln. 0,35 -/- € 0,44 mln.
7.3.2. OV-bureau Groningen Drenthe Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang:
GR Assen Het OV-bureau, een initiatief van de provincies Groningen en Drenthe en de gemeente Groningen, is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus in Groningen en Drenthe. Het OV-bureau stuurt de vervoerders aan en geeft het stads- en streekvervoer vorm. Het OV-bureau is verantwoordelijk voor het beheer van de concessies, toekomstige aanbestedingen en, samen met de partners, de ontwikkeling van het openbaar vervoer. De bijdrage van de provincie Groningen aan het OV-bureau bedroeg in 2011 € 36 miljoen. De bijdrage van de provincie Drenthe bedroeg 20 miljoen. De totale begroting van het OV-bureau bedroeg in 2011 € 109 miljoen. De overige baten bestaan met name uit reizigersopbrengsten. In 2011 zijn uw Staten geïnformeerd over een geschat tekort van € 7,1 miljoen. In overleg met de provincies en gemeente Groningen zijn afspraken gemaakt waarmee is aangegeven hoe voor de jaren 2011, 2012 en de structurele doorwerking voor 2013 en verdere jaren een oplossing is gevonden voor de ontstane problemen. Tevens is hierbij aangegeven dat de gekozen oplossingsrichtingen de kans op herhaling moet minimaliseren.
Verbonden Partijen
217
Bestuurlijk belang:
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
7.4.
Naast de busconcessies welke door het OV-bureau worden beheerd, is de provincie verantwoordelijk voor het openbaar vervoer op de regionale spoorlijnen. Daarenboven is de provincie systeemverantwoordelijk voor het openbaar vervoer in de provincie Groningen. De provincie heeft samen met de provincie Drenthe en de gemeente Groningen zitting in het Algemeen Bestuur (AB) en het Dagelijks Bestuur (DB) van het OV-bureau. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen, behoudens een aantal zaken betreffende de begroting en de concessie welke bij unanimiteit genomen worden. De provincie Groningen is voorzitter van het AB en het DB. cf. jaarrekening 2009: nihil € 24,6 mln. n.v.t. € 2,7 mln.
Schoon/Veilig Groningen
7.4.1. Waterbedrijf Groningen (WbG) Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang:
Bestuurlijk belang:
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
7.5.
B.V. Groningen Het Waterbedrijf Groningen is een overheidsvennootschap met als belangrijkste doel het zorg dragen voor de drinkwatervoorziening (het produceren en leveren van drinkwater) in haar verzorgingsgebied. Daarnaast houdt het Waterbedrijf Groningen zich bezig met verschillende geliberaliseerde activiteiten op het gebied industriewater (North Water), watertechnologie (Waterlaboratorium Noord), rioleringsdiensten (RioNoord) en is actief op het gebied van Energie & Water en Internationale Samenwerking De provincie heeft in het WbG een aandelenbelang van ongeveer 10%. Alle aandelen worden gehouden door de provincie Groningen en de gemeenten die geheel of gedeeltelijk in het voorzieningsgebied liggen. De geliberaliseerde activiteiten worden uitgevoerd vanuit afzonderlijke vennootschappen, waardoor de risico's voor de provincie Groningen en de drinkwatervoorziening beperkt blijven. De provincie Groningen is vertegenwoordigd in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. De provincie is bevoegd tot voordracht van één lid van de Raad van Commissarissen, die daarin de functies van voorzitter vervult. cf. Jaarrekening 2010: € 52,3 mln. € 106,3 mln. 0,33 € 2,5 mln.
Welzijn, sociaal beleid, jeugdzorg, cultuur
7.5.1. Oikocredit Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
218
N.V. Utrecht Oikocredit stimuleert mensen, kerken en instellingen wereldwijd om hun financiële reserves sociaal-ethisch te beleggen. Met dit geld verschaft Oikocredit krediet aan groepen kansarme mensen in ontwikkelingslanden, die daardoor voor hun eigen inkomen kunnen zorgen. Oikocredit levert zo een structurele bijdrage aan meer gerechtigheid in de wereld. Oikocredit staat wereldwijd bekend als een van de belangrijkste sociaal-ethische beleggingsfondsen en als toonaangevend verstrekker van krediet voor ontwikkeling.
Verbonden Partijen
Financieel belang: Bestuurlijk belang:
De provincie participeert in Oikocredit door middel van aanschaf van 50 certificaten à € 200 als vorm van mondiale bewustwording. N.v.t.
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
cf. jaarrekening 2010: € 73.2 mln. € 0,23 mln. 0,99 € 58.206
7.6.
- Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
Bestuur
7.6.1. Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang: Bestuurlijk belang:
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
GR Groningen Dit is een gemeenschappelijke regeling waaraan de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe deelnemen. De gemeenschappelijke regeling heeft het openbaar lichaam SNN opgericht dat de belangen, waarvoor de gemeenschappelijke regeling is aangegaan, behartigt. Deze belangen zijn: verbreden en intensiveren van de samenwerking en het overleg tussen de deelnemende provinciale besturen; waarborgen van de coördinatie in het beleid van de deelnemende provinciale besturen; het gezamenlijk onderzoeken van de gevolgen van de werkzaamheden van de Europese Unie voor de deelnemende provincies en het opstellen van gemeenschappelijke standpunten dienaangaande; het bevorderen van gemeenschappelijk optreden tegenover derden, met name de EU en de rijksoverheid; het gemeenschappelijk uitoefenen van provinciale taken en het bieden van een kader voor decentralisatie van rijkstaken naar samenwerkende provincies; het verlenen van onderlinge steun tussen de deelnemende provincies en het bevorderen van de uitwisseling van en taakverdeling tussen personeel van de deelnemende provincies. In 2007 zijn het programma Koers Noord en het OP EFRO van start gegaan. Centraal in deze programma's staan de versterking van de ruimtelijkeconomische structuur van het Noorden. De drie deelnemende provincies betalen elk een derde van de uitvoeringskosten SNN-algemeen/SEAN. De organen van het Samenwerkingsverband zijn: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter, de commissies. Het voorzitterschap rouleert om de twee jaar tussen de deelnemende provincies; vanaf 1 juli 2011 bekleedt de provincie Drenthe in de persoon van de commissaris van de Koningin het voorzitterschap. Leden van Gedeputeerde Staten participeren in de genoemde besturen en in de twee bestuurscommissies. Vanaf september 2007 nemen ook de vier grote steden in het Noorden deel aan de beraadslagingen van het DB en de commissies. Leden van Provinciale Staten participeren in het AB. cf. Jaarrekening 2010: € 3,8 mln. € 393,8 mln. 0,01 -/- € 11,4 mln.
Verbonden Partijen
219
7.6.2. Interprovinciaal Overleg (IPO) Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang: Bestuurlijk belang:
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
Vereniging Den Haag De vereniging heeft, evenals haar voorganger, de Gemeenschappelijke Regeling IPO, tot doel de belangen te behartigen van de provincies bij het Rijk en een effectief platform te vormen voor uitwisseling van kennis en ervaring tussen provincies. Jaarlijks wordt een IPO-Jaarprogramma uitgebracht waarin en detail de voornemens en de kosten daarvan staan vermeld. De provincie Groningen betaalt naar rato mee in de kosten van het IPO-secretariaat en de kosten van diverse projecten en programma's. De twaalf provincies zijn lid van de vereniging. Het bestuur wordt gevormd door de voorzitter (apart gekozen) en een lid van elk college van GS. De vereniging kent een algemene ledenvergadering waarin vanuit elke provincie twee Statenleden participeren. Er zijn voor de behartiging van de provinciale belangen 11 bestuurlijke commissies in het leven geroepen die elk een omschreven en afgebakend beleidsterrein behartigen. Deze commissies worden gevormd door leden uit de colleges van GS. cf. Jaarrekening 2010: € 0,2 mln. € 11,0 mln. 0,02 € 181.228
7.6.3. Bestuuracademie Noord-Nederland (BANN) Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang:
Bestuurlijk belang: Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
GR Assen In 2008 heeft als gevolg van herbeoordeling van taken het dagelijks bestuur van BANN besloten tot opheffing van de regeling omdat uitvoering van de taken door een publiek lichaam niet langer nodig is. Besluitvorming die leidt tot overdracht van taken en middelen aan een andere rechtspersoon heeft echter nog niet plaatsgevonden. Het betreft een gemeenschappelijke regeling waaraan de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe, 69 gemeenten uit deze provincies en dertien waterschappen deelnemen. cf. Jaarrekening 2010: € 564.470 € 116.072 0,83 -/- € 29.539
7.6.4. Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang:
220
N.V. Den Haag De Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) is de bank van en voor overheden en instellingen voor het maatschappelijke belang. Met gespecialiseerde financiële dienstverlening draagt de BNG bij aan zo laag mogelijke kosten van maatschappelijke voorzieningen voor de burger. Daarmee is de bank essentieel voor de publieke taak. Eind 2010 heeft het Basels Comité voor Bankentoezicht onder de noemer Basel III nieuwe richtlijnen uitgevaardigd met betrekking tot kapitaaleisen waaraan banken op termijn moeten voldoen. Deze richtlijnen kunnen van invloed zijn op de toekomstige dividenduitkering. De provincie Groningen bezit 75.250 aandelen à € 2,50. Dit is een belang van 0,135% in het totale aandelenkapitaal (55.690.720 aandelen à € 2,50). (NB. Ultimo 2010 had de Staat der Nederlanden een 50%-belang.)
Verbonden Partijen
Bestuurlijk belang:
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
De dividenduitkering in 2012 voor de provincie Groningen bedraagt € 86.538. Eind 1990 heeft de provincie Groningen aandelen gekocht van de BNG. Door mede-eigenaar van deze bank te worden is de provincie Groningen betrokken bij de verdere ontwikkeling van de BNG. cf. Jaarrekening 2010: € 2,3 mln. € 116,3 mln. 0,02 € 257,0 mln.
7.6.5. Noordelijke Rekenkamer Rechtsvorm: Vestigingsplaats: Doelstelling:
Financieel belang: Bestuurlijk belang:
Financiële kengetallen: - Eigen vermogen - Vreemd vermogen - Solvabiliteit - Resultaat
GR Assen Om de controlerende rol van Provinciale Staten te ondersteunen, is een rekenkamer(functie) bij de provincies in de provinciewet verplicht gesteld. In Groningen is gekozen om een onafhankelijke rekenkamer met de drie noordelijke provincies op te zetten. De Noordelijke Rekenkamer houdt zich bezig met het onderzoek naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het gevoerde bestuur. Op 10 november 2004 is door de Staten besloten tot het instellen van de gemeenschappelijke regeling en de benoeming van de bestuursleden. De Noordelijke Rekenkamer is vanaf dat moment operationeel. De drie noordelijke provincies dragen ieder voor een derde bij in de kosten van de Noordelijke Rekenkamer. De bestuursleden worden op basis van hun verschillende deskundigheden benoemd door de drie noordelijke Staten. Tevens is gekozen voor het instellen van een Programmaraad, bestaande uit drie Statenleden per provincie. De Programmaraad functioneert als een soort gesprekspartner voor de Noordelijke Rekenkamer. Zo bespreekt de Rekenkamer het onderzoeksprogramma met de Programmaraad. De Rekenkamer hoeft, door haar onafhankelijke positie, de suggesties van de Programmaraad niet over te nemen. cf. jaarrekening 2010: € 25.000 €0 1,00 € 17.565
Verbonden Partijen
221
222
Verbonden Partijen
Deel 4 Programmarekening 2011 Balans en Toelichting
1.
Balans
In paragraaf 1.1 wordt het financieringsoverschot toegelicht. Paragraaf 1.2 betreft de toelichtingen op de balans ultimo 2011 en bestaat uit: waarderingsgrondslagen balans waarderingsgrondslagen voor resultaatbepaling toelichting op de afzonderlijke posten van de balans specificatie mutaties reserves per programma
Balans
225
BALANS PER ACTIVA
(bedragen in
31-12-2011
31-12-2010
* investeringen met economisch nut
34.266
34.455
* investeringen met maatschappelijk nut
58.185
54.200
92.451
88.655
2.299
2.319
Omschrijving Vaste activa Materiële vaste activa:
Financiële vaste activa: * kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen * kapitaalverstrekkingen aan overige verbonden partijen * leningen aan deelnemingen
50 134.718
* leningen aan overige verbonden partijen
140.950 1.087
* overige langlopende geldleningen * beleggingen * bijdragen aan activa in eigendom derden Totaal vaste activa
11.563
9.411
447.229
466.548
115
166
595.925
620.532
688.376
709.187
96.656
91.919
41.740
32.862
641.752
403.916
9.370
8.460
789.517
537.157
32.371 821.888
25.088 562.245
1.510.265
1.271.432
Vlottende activa Voorraden: * onderhanden werk (incl. bouwgronden in exploitatie) Vorderingen: * vorderingen op openbare lichamen * verstrekte kasgeldleningen * overige vorderingen Liquide middelen Totaal vlottende activa
TOTAAL ACTIVA
226
Balans
31 DECEMBER 2011 PASSIVA
duizenden euro's)
31-12-2011
31-12-2010
48.178
58.771
* bestemmingsreserves
927.140
746.669
* saldo na bestemming
19.608
12.055
994.926
817.495
36.893
34.358
Omschrijving Vaste passiva Reserves: * algemene reserve
Voorzieningen Langlopende schulden: * banken en overige financiële instellingen
110
* waarborgsommen
Totaal vaste passiva
46
44
46
154
1.031.864
852.007
246.838
233.059
230.883
184.964
679
1.403
231.563 478.400
186.366 419.425
1.510.265
1.271.432
48.635
29.420
Vlottende passiva Kortlopende schulden Overlopende passiva: * voorschotbedragen overheden voor uitkeringen met een specifieke bestedingsdoel * overige overlopende passiva
Totaal vlottende passiva
TOTAAL PASSIVA Gewaarborgde geldleningen en garantieverplichtingen
Balans
227
1.1
Financiering
Uit het verschil tussen de totale vaste activa en het totaal van financieringsmiddelen (vaste passiva) blijkt dat het financieringsoverschot per 31 december uitkomt op:
Financiering Vaste activa Vaste financieringsmiddelen Financieringsoverschot
31-12-2011 688.376.000 1.031.864.000
31-12-2010 709.187.000 852.007.000
-343.488.000
-142.820.000
Het financieringsoverschot is in 2011 toegenomen met € 201 miljoen. Dit heeft voornamelijk te maken met de verschuiving van het uitzetten van gelden op lange termijn naar beleggingen op korte termijn en de toename van de reserves. De afname van de vaste activa wordt grotendeels veroorzaakt door de afname van beleggingen (ad. 23,2 miljoen). Bij de vaste passiva zit de stijging in de toename van reserves en voorzieningen (ad. € 172,4 miljoen)
228
Balans
1.2
Toelichting op de balans
De balans is opgesteld in overeenstemming met het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten. Dit besluit is op 1 januari 2004 in werking getreden. Waarderingsgrondslagen Materiële vaste activa
1.
Investeringen met economische nut 1.1 ondergrond provinciehuis 1.2 idem renovatie 1.3 dienstengebouw St. Jansstraat 4 aankoop dienstgebouw St. Jansstraat 4 1.4 idem renovatie 1.5 overige dienstgebouwen
1.6 1.7 2.
hydraulische kraan werkboot
Investeringen met een maatschappelijk nut 2.1 wegen 2.2
waterwegen
p.m. 10 tot 40 jaar 66⅔ jaar 25 jaar 10 tot 37 jaar 40 jaar 9½%, 40 jaar ann. 6½%, 30 jaar ann. 10 jaar 30 jaar
20 jaar 9%, 20 jaar ann. 20 jaar 7%, 20 jaar ann. 6 jaar 8 jaar 40 jaar
De afschrijvingen geschieden op basis van de verwachte economische levensduur. Op aanschaffingen in het verslagjaar wordt met ingang van het volgende verslagjaar afgeschreven. Afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. De waardering geschiedt tegen verkrijging- of vervaardigingprijs. Bij de investeringen met een maatschappelijk nut worden de hieraan bestede kosten van voorbereiding en toezicht van eigen personeel toegerekend. Financiële vaste activa 1. Deelnemingen: De waardering geschiedt tegen de verkrijgingprijs, dan wel de lagere marktwaarde ultimo balansdatum. 2. Langlopende geldleningen De waardering geschiedt tegen nominale waarde. 3. Beleggingen De waardering geschiedt tegen de verkrijgingprijs, eventueel vermeerderd met de minimaal gecumuleerde rente. De agio op aangekochte obligaties wordt in het jaar van aanschaf afgeschreven.
Balans
229
Vlottende activa 1. Voorraden De waardering van de bouwgronden Blauwestad geschiedt tegen de verkrijgingprijs, verhoogd met de kosten van het bouwrijp maken van de gronden. 2. Vorderingen De vorderingen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde. Waar nodig zijn voorzieningen voor oninbaarheid getroffen. 3. Liquide middelen De saldi van de kas en banken zijn opgenomen tegen nominale waarde, dan wel het aanwezige kasgeld. Reserves De reserves worden opgenomen op kasbasis. Dit betekent dat al aangegane verplichtingen per 31 december niet als schuld zijn opgenomen. Voorzieningen De voorzieningen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde en zijn gevormd wegens: a. Verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum weliswaar onzeker, doch redelijkerwijs is in te schatten. b. Op de balansdatum bestaande risico's van bepaalde te verwachten verplichtingen en verliezen, waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten. c. Een gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren, voor onderdelen die grote schommelingen kunnen veroorzaken. Vlottende passiva De vlottende passiva, waaronder begrepen de kortlopende schulden, eventuele banksaldi en overlopende passiva, zijn opgenomen tegen nominale waarde. Grondslagen voor resultaatbepaling Baten Met het begrip baten worden die baten bedoeld, die rechtstreeks aan het jaar zijn toe te schrijven en in dat jaar gerealiseerd zijn. Verwachte baten zijn voorzichtigheidshalve niet, of alleen gedeeltelijk als baten verantwoord. Baten worden verantwoord in het jaar waarin de goederen zijn geleverd, c.q. de diensten zijn verricht. Lasten De lasten worden bepaald met inachtneming van de hiervoor reeds vermelde grondslagen voor waardering en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Verliezen worden in aanmerking genomen in het jaar waarin deze voorzienbaar zijn.
230
Balans
Toelichtingen op de afzonderlijke posten van de balans VASTE ACTIVA Materiële vaste activa
31-12-2011
Investeringen met economisch nut boekwaarde per 1 januari (des)geïnvesteerd 2011 per saldo
31-12-2010
34.454.891 1.170.879
10.786.849 24.022.917
afschrijvingen 2011
35.625.770 1.359.326
34.809.766 354.875
boekwaarde per 31 december
34.266.444
34.454.891
54.200.218 28.683.893
58.988.836 26.412.872
-7.325.345 -7.461.005 -612.711 -3.670.510 -2.441.428
-92.253 -12.616.039 -8.855.084 -5.512.546 -1.049.000
netto investeringen
7.172.895
-1.712.051
afschrijvingen 2011
61.373.113 3.188.493
57.276.784 3.076.566
boekwaarde per 31 december
58.184.620
54.200.218
Investeringen met maatschappelijk nut boekwaarde per 1 januari bruto investeringen bijdragen: * rijksbijdragen * overige overheden * bijdragen uit actieplannen etc. * bijdrage uit reserves * bijdragen uit exploitatie
Specificatie
aanschafwaarde
Investeringen met economisch nut ondergrond nieuwbouw bedrijfsgebouwen apparatuur investeringen waterberging
Investeringen met maatschappelijk nut wegen waterwegen
Balans
cumulatieve afschrijvingen
boekwaarde 31-12
2.722.681 34.183.556 2.616.285 198.180
0 4.918.500 535.758
2.722.681 29.265.056 2.080.527 198.180
39.720.702
5.454.258
34.266.444
62.266.218 30.797.882
21.278.305 13.601.175
40.987.913 17.196.707
93.064.100
34.879.480
58.184.620
231
Financiële vaste activa
31- 12-2011
Kapitaalverstr ekking aan deelnemingen boekwaarde per 1 janua ri investeringen des in vesteringen boekwaarde per 31 decem ber Kapitaalverstr ekking aan overige verbonden partijen boekwaarde per 1 janua ri voorzi eni ng GEMM B.V. en C.V. boekwaarde per 31 decem ber
31- 12-2010
2.318.955
2.31 9.315
19.562
360
2.299.393
2.31 8.955
50.000 50.000
5 0.000
0
5 0.000
140.950.051
140.72 3.504 22 6.547
In 2011 i s de voorzieni ng GEMM B.V. en C.V. opgenomen . Dit in verband met de herrijking van hetpl an Meerstad i n 2012 (Voordr acht 45 /2011) Len ingen aan deelnemingen sta nd per 1 januari verstrekte gel dleningen aflossing en
6.231.822
stand per 31 decem ber Len ingen aan over ige ve rbonden partijen sta nd per 1 januari bij geschreven niet uitgekeerde rente voorzi eni ng achtergesteld e lening GEMM C.V. stand per 31 decem ber
134.718.229
140.95 0.051
1.087.096 70.661 1.157.757
1.02 4.750 6 2.346
0
1.08 7.096
9.411.297 3.584.500 1.432.644
9.54 9.124 5 0.000 18 7.827
11.563.153
9.41 1.297
166.373 50.979
20 3.916 1 3.436 5 0.979
115.394
16 6.373
466.548.164 5.690.596 25.009.867
170.84 8.603 320.78 0.836 25.08 1.275
447.228.893
466.54 8.164
4.970.294 4.951.384 10.000.000
4.97 0.294 4.95 1.384 10.00 0.000
19.921.678
19.92 1.678
In 2011 i s de voorzieni ng GEMM B.V. en C.V. opgenomen . Dit in verband met de herrijking van hetpl an Meerstad i n 2012 (Voordr acht 45 /2011) O verige lang lopende geldleningen sta nd per 1 januari verstrekte len ingen aflossing en stand per 31 decem ber Bijdragen aan activa in eigendom van derden sta nd per 1 januari verstrekte bijdragen afschrij ving stand per 31 decem ber Beleggingen sta nd per 1 januari gestort in bel eggi ngen uitname bel eggi ngen stand per 31 decem ber Waar van belegd ten behoeve van Nazor g stor tplaa tsen: UBS 200 3-2013 APG Gara ntie Produkt 10/17 APG Gara ntie Produkt 10/23 BNP Par ibas 10/13
232
Balans
31-12-2011 Beleggingen Overige niet te specificeren toe te rekenen: ABN AMRO deposito APG Gara ntie Produkt 06/11 BNG verm.beh eer Garantie Produkt 06/11 ABN-AMRO dep osito 09/12 ING deposito 09/14 Rabobank deposito 09/24 Rabobank deposito 09/19 Rabobank deposito 10/12 BNG depo sito 10/13 NWB deposito 1 0/13 BNG depo sito 10/13 Rabobank deposito 10/12 BNG depo sito 10/13 NWB deposito 1 0/13 Ga ranti e Produkt via APG 10/20 Landsbanki d eposito Rabobank frn's 10/13 BNP Par ibas frn's 10/13 Crédit Agr icole frn's 10/13 Ga ranti e Produkt via APG 10/17 Ga ranti e Produkt via APG 10/23
31-12-2010
40.000.000 40.000.000 30.000.000 20.000.000 15.000.000 20.000.000 20.000.000 60.000.000 25.000.000 20.000.000 15.000.000 25.239.325 7.549.384 15.000.000 35.000.000 30.000.000 4.970.294 4.951.384
5.000.0 00 8.425.5 79 8.252.9 66 40.000.0 00 40.000.0 00 30.000.0 00 20.000.0 00 15.000.0 00 20.000.0 00 20.000.0 00 60.000.0 00 25.000.0 00 20.000.0 00 15.000.0 00 24.780.3 47 10.729.2 86 15.000.0 00 35.000.0 00 30.000.0 00 4.970.2 94 4.951.3 84
Voorziening deposito Landsban ki
427.710.387 403.173 427.307.214
452.109.8 56 5.483.3 70 446.626.4 86
Totaa l der beleggingen
447.228.893
466.548.1 64
De provincie G roningen h eeft in 2008 gelden uitgezet bij Landsbanki. Eind 2008 is gebleken dat Landsbanki i n financiële moei lijkheden zat en is besloten om de gelden voor het aandeel, inclusief rente, van de provi ncie Groning en te voorzien. In 2011 is een gedeelte van het tegoed ontvangen. Waar schijnlij k zal de r est van het uitg ezette geld in de toekomst wo rden ontva ngen. Het restant bedrag van de voorziening betreft de rente, voor het over ige is de voorziening afgeboekt.
VLOTTENDE ACTIVA Voorraden
31-12-2011
Onderhanden werk (incl. bouwgronden in exploitatie) betreft de bouwgronden Blauwe Stad.: boekwaarde per 1 januari kosten bijgeschreven rente verkoop gronden overige opbrengsten boekwaarde per 31 december
Balans
31-12-2010
91.919.481 2.751.483 3.003.169 855.405 162.598
87.633.973 3.965.259 4.306.355 3.641.671 344.435
96.656.129
91.919.481
233
Vorderingen
31-12-2011
Vorderingen op openbare lichamen betreft de vorderingen op diverse ministeries, gemeenten, provincies en overige publiekrechtelijke lichamen Specificatie: * BTW * investeringswerken * opcenten motorrijtuigenbelasting * vooruitbetaalde kosten ILG * rente * diversen
Verstrekte kasgeldleningen * betreft de beleggingen in deposito's, spaarrekeningen en callgelden, welke binnen twaalf maanden vervallen of op korte termijn kunnen worden opgezegd.
Overige vorderingen Specificatie: * vooruitbetaalde bedragen * rente banken, kas- en callgelden * diverse (handels-)vorderingen
* voorziening voor dubieuze vorderingen
Liquide middelen
234
12.733.364 2.020.639 3.906.324 16.683.869 1.315.640 5.079.932
12.002.930 2.257.293 3.915.863 8.992.279 1.466.202 4.227.028
41.739.767
32.861.595
641.751.933
403.916.492
641.751.933
403.916.492
31-12-2010
31-12-2009
221.365 6.897.586 2.600.691
111.273 5.196.757 3.511.746
9.719.642 350.000
8.819.776 360.000
9.369.642
8.459.776
31-12-2011
betreft de saldi per 31 december bij: * ABN AMRO bank * Bank Nederlandse Gemeenten * ING bank * Nationaal Groenfonds ILG * Nationaal Groenfonds Blauwe Stad * Nationaal Groenfonds EHS * Kassen
31-12-2010
31-12-2010
501.482 1.783 26.297 29.767.581 1.513.096 557.781 2.893
527.727 5.933 35.348 22.318.059 1.503.968 689.915 6.975
32.370.914
25.087.924
Verloopstaat Nationaal Groenfonds ILG Saldo Groenfonds ILG 1 januari ontvangen voorschotten LNV ontvangen rente - kosten groenfonds onttrekkingen ILG
22.318.059 25.345.575 219.782 18.115.835
10.902.313 21.302.535 69.211 9.956.000
Saldo Groenfonds ILG 31 december
29.767.581
22.318.059
Balans
VASTE PASSIVA Overzicht en verloop reserves NAAM RESERVE
saldo per 01-01-2011
MUTATIES BIJ
AF
saldo per 31-12-2011
verplichtingen
gelabeld
Algemene reserves 1. Algemene reserve 2. Saldo vorig boekjaar
58.771.490 12.055.175
19.923.808
30.517.785 12.055.175
48.177.514
23.868.024
Totaal algemene reserves
70.826.665
19.923.808
42.572.960
48.177.514
23.868.024
Bestemmingsreserves 3. Economische, Sociale en Fysieke Infrastructuur (ESFI) 4. Stimulering Zorg 5. Huisvesting en inrichting 6. Grondwaterheffing 7. Automatisering 8. Beheer wegen en kanalen 9. Cofinanciering Kompas 10. Ontgronding 11. AKP-budgetten 12. Bodemsanering 13. Afkoopsom wegen/waterwegen 14. Programma Landelijk Gebied 15. Fonds Provinciale Meefinanciering 16. Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL) 17. Compensatie dividend Essent 18. Leefbaarheid 19. Afkoop vervanging kunstwerken Winschoterdiep
241.963.098 713.789 988.771 306.904 3.112.751 1.341.949 5.308.535 1.000.483 5.054.006 3.761.113 30.585.401 11.105.926 26.303.116 253.422.818 161.700.000
79.765.659 184.306 332.586 254.604 779.916
35.257.386 286.471.371 136.760 761.335 557.300 764.057 240.000 321.507 3.892.667 51.285 1.290.664 541.681 4.766.854 1.018.974 1.696.436 4.209.670 17.455.270 83.585.401 3.173.314 13.022.574 6.109.794 31.698.873 5.364.971 253.025.699 179.474.584 848.351 23.380.616 22.000.000
72.731.469 549.320
Totaal bestemmingsreserves
746.668.660
234.448.736
53.977.277
927.140.119
152.303.533
627.142.758
TOTAAL RESERVES
817.495.325
254.372.544
96.550.237
975.317.632
176.171.557
627.142.758
MUTATIES BIJ AF -528.868 200.344 773.427 2.320 -1.700.000 -653.548 153.218 5.000.000
saldo per 31-12-2011 24.424.840 771.107 0 6.696.686 5.000.000
18.491 852.101 13.694.157 53.000.000 5.089.962 11.505.552 4.967.851 17.774.584 24.228.967 22.000.000
2.464.950
8.742.989 9.933.727 28.947.240 24.276.899 4.656.938
70.594.096 2.003 321.507 3.892.667 1.290.664 1.670.000 1.018.974 4.209.670 8.712.281 83.585.401 2.046.264 1.826.700 228.748.800 179.474.584 17.749.148 22.000.000
Overzicht en verloop voorzieningen NAAM VOORZIENING 1. Nazorg stortplaatsen 2. Nazorg baggerspeciedepots 3. WAO-gelden 4. Frictiekosten bezuinigingsoperatie 2011-2015 5. Meerstad
TOTAAL VOORZIENINGEN
saldo per 01-01-2011 25.154.052 1.700.000 7.503.452
34.357.504
2.891.011
355.883
36.892.633
De voorziening Meerstad is ingesteld in verband met het manifest worden van ons risico in Meerstad.
Balans
235
Langlopende schulden
31-12-2011
Len ingen bij banken en overige financiële instellingen Sald o per 1 j anuari Afgelost
110.000 110.000
110.0 00
0
110.0 00
45.515
44.2 15
45.515
154.2 15
Saldo per 31 december Waarb orgsommen
31-12-2010
Sald o van d e per 31 december ter ug te betalen waarborgsommen en sleutelgelden aan diverse personen en instell ingen Tot aal langlopende schulden
VLOTTENDE PASSIVA Kortlopende schulden
31-12-2011
Per 31 december ver schuldigd aan: * ander e publiekrechtelijke li chamen * crediteuren en nog te betalen posten * vooruitontvang en bedragen
Saldi in rekening- courant met diverse instellingen * Samenwerking sver band Noord Nederland * Regiovisie Gronin gen- Assen * Stichting G roninger Bed rijfslocaties * Stichting La ndinrichti ng en Bodemverontreiniging * OV-Bureau Groningen/Drenthe * Regiotram * te verrekenen inzake p rojecten
Overlopend passiva
Sal do per 31 december van de overige ontvangen en nog te verrekenen bedragen, waarvan de afwikkeli ng i n het volgend dienstjaren zal plaatsvinden
236
2.720.202 22.336.162 21.799.449
4.723.2 25 21.914.9 90 10.351.3 74
46.855.812
36.989.5 88
149.600.917 34.602.745 28.767 2.273.245 6.201.842 3.937.482 3.336.711
129.196.4 41 42.479.6 34 -15.5 15 4.612.1 91 14.700.7 45 494.7 55 4.600.9 96
199.981.709
196.069.2 47
246.837.521
233.058.8 35
31-12-2011
Sal do per 31 december van de Europese en Nederlandse overheidsl ichamen ontvangen voorschotbedragen voor uitker ingen met een speci fiek bestedingsdoel die di enen ter dekking va n lasten van volgende begr otingsjaren
Balans
31-12-2010
31-12-2010
230.883.445
184.963.5 65
679.437
1.402.8 69
231.562.882
186.366.4 34
Saldo per 31-12-2010
Specificatie
Mutaties 2011
Saldo per 31-12-2011
Voorschotbedragen van overheidslichamen voor uitkeringen met een specifieke bestedingsdoel Ministerie van Verkeer & waterstaat Hoofdkanalen Communicatie Ring Groningen Regionaal Mobiliteitsfonds (RSP) BDU-OV BDU-GDU BDU-IDC BDU-VV Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport Jeugdzorg Zorg voor jeugd verwijsindex/Kiss Breedtesportimpuls (BSI) Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening & Milieubeheer Bodemsanering Externe veiligheid Samenwerking handhaving Geluidsbelastingkaarten ISV - bodem Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap Beeldende Kunsten en Vormgeving Actieplan Cultuurbereik Herstructurering bibliotheekwerk Erfgoed Groningen digitaal Experiment Geïntegreerde Kindvoorziening
627.198 1.567 17.435.736 4.333.079 1.526.337 296.815 79.382.060 103.602.791
-964.238 647 56.463.117 -302.748
857.307 0 0 857.307
2.794.189
6.502.805 40.202 32.458 80.509 1.425.017 8.080.992
-6.502.805
170.401 50.755 91.628 3.695 74.626 391.106
Ministerie van Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit Grondruil Staatsbosbeheer ILG Leren voor Duurzaamheid Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Leren voor Duurzame Ontwikkeling (LvDO) Nataura2000 Beheerplan Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
484.000 28.299.627 43.224 513.178 81.581 15.926 176.023 29.613.559
Ministerie van Economische Zaken Investeringspremieregeling (IPR) SenterNovem TIPP
299.000 0 299.000
Ministerie van Wonen, Wijken & Integratie Stads- en dorpsvernieuwing (SDV) ISV-I ISV-II ISV-III Locatiegebonden Subsidies 2005 (BLS 2005) Stads- en dorpsvernieuwing (SDV) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Samen Slimmer Werken
Balans
-6.374 12.861.903 68.052.306
2.794.189
14.354 -8.194 -1.425.017 -7.921.662 -170.401 -50.755
-46.917 -268.073
-337.040 2.213 73.898.853 4.030.331 1.526.337 290.441 92.243.963 171.655.097 3.651.496 0 0 3.651.496
0 40.202 46.812 72.315 0 159.330 0 0 91.628 3.695 27.710 123.033
10.990.576
484.000 39.293.758 43.224 513.178 55.865 38.087 176.023 40.604.135
0
299.000 0 299.000
10.994.131
-25.716 22.162
3.752.427 2.424.508 7.851.776 2.972.926 866.356 28.143 17.896.136
-2.003.788 -631.344 -2.739.714 -2.972.926 -866.356 -9.214.128
1.748.639 1.793.164 5.112.062 0 0 28.143 8.682.008
724 724
-724 -724
0 0
237
Saldo per 31-12-2010 Ministerie van Binnenlandse Zaken RSP concrete projecten RSP Ruimtelijke economische programma Krimp Eemsdelta Convenant bedrijventerreinen Bijdragen Europese Commissie Innovatief Actieprogramma Groningen (IAG) Innovatief Actieprogramma Groningen 2 (IAG2)
Totaal nog te besteden voorschotten
Mutaties 2011
Saldo per 31-12-2011
4.258.153 3.316.491 14.750.000 1.811.100 24.135.744
-3.953.098 2.087.800 -14.750.000 -1.811.100 -18.426.398
305.056 5.404.291 0 0 5.709.346
86.207 0 86.207
-86.207 -86.207
0 0 0
184.963.565
45.919.880
230.883.445
Gewaarborgde geldleningen en garantieverplichtingen Sal do van de door de pr ovincie gewaarborgde geldleningen, opgenomen door di verse instell ingen G aranti everplichtingen ten behoeve van di verse bedrijven
31-12-2011
31-12-2010
12.075.226 36.560.000
13.389.7 15 100.0 00
48.635.226
13.489.7 15
Niet uit de balans blijkende verplichtingen. Verplichtingen DR totaal Verplichtingen DLG voor 2007 Verplichtingen DLG vanaf 2007
25.751.275 7.636.665 20.101.076 53.489.016
Ingaande 2007 is het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) voor de periode 2007-2013 overgegaan naar de provincie. De lopende verplichtingen tot 2007 zijn door het Rijk overgedragen aan de provincie en komen t.l.v. de ILG-middelen 2007-2013. De restanten per ultimo 2011 van de verplichtingen tot 2007 en de nieuwe verplichtingen met betrekking tot de Rijksmiddelen die zijn aangegaan door de Dienst Landelijk Gebied (DLG) en de Dienst Regelingen (DR) zijn opgenomen als niet uit de balans blijkende verplichtingen. In totaal is het restant ultimo boekjaar € 53.489.016. De verplichtingen ten laste van de provinciale cofinanciering PLG zijn opgenomen als verplichtingen binnen de reserve PLG (zie overzicht en verloop reserves).
238
Balans
Specificatie mutaties reserves per programma Algem ene reserve Algemene middelen
-16.373.059
Bestuur
-60.000
Bereikbaar Groningen
-1.039.457
Ondernemend Groni ngen
1.130.753
Leven en wonen in Groningen
-6.144.889
Wel zijn, sociaal beleid, jeugd en cultuur
-162.500 -22.649.152
Econom ische , Sociale en Fysieke Infrastructuur Algemene middelen
-24.816.467
Ondernemend Groni ngen
77.978.516
Bereikbaar Groningen
-6.788.727
Schoon/veil ig G roningen
-404.995
Karakteristiek G roningen
-277.462
Wel zijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
-1.182.592 44.508.273
Stim ulering Zorg Wel zijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
47.546 47.546
Huisvest ing en inric hting Apparaatskosten
-224.714 -224.714
Grondwaterheff ing Schoon/Veilig Groning en
1.376
Algemene middelen
13.228 14.604
Autom atis ering Apparaatskosten
779.916 779.916
Beheer wegen en kanalen Bereikbaar Groningen
962.108
Schoon/veil ig G roningen
-134.741
Algemene middelen
-1.074.794
Apparaatskosten
196.142 -51.285
Balans
239
Cofinanciering Kompas Ondernemend Groningen
-478.180
Karakteristiek Groningen
-43.501
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
-20.000 -541.681
Ontgronding Schoon/Veilig Groningen
18.491 18.491
AKP-budgetten Apparaatskosten
-844.335 -844.335
Bodemsanering Schoon/Veilig Groningen
13.694.157 13.694.157
Afkoopsom wegen/waterwegen Bereikbaar Groningen
53.000.000 53.000.000
Programma Landelijk Gebied Algemene middelen
232.753
Karakteristiek Groningen
1.683.895 1.916.648
Provinciale Meefinanciering Ondernemend Groningen
-3.338.302
Leven en wonen in Groningen
-227.260
Energiek Groningen
-2.173.824
Karakteristiek Groningen
-292.679
Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
-72.177
Algemene middelen
11.500.000 5.395.758
Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL) Bereikbaar Groningen
-306.441
Apparaatskosten
-211.545
Algemene middelen
4.964.690
Ondernemend Groningen
-4.843.824 -397.120
240
Balans
Leefbaarheid Bereikbaar Groningen Karakter estiek Groningen
14.526.000
Algemene mi ddel en
3.000.000
Leven en wonen in Goningen
5.854.616 23.380.616
Com pensatie dividend Essent Algemene mi ddel en
17.774.584 17.774.584
Afkoopsom vervanging kunst werken Winschoterdiep Bereikbaar Groningen
22.000.000 22.000.000
Per saldo gestort in de reserves
157.822.307
Balans
241
242
Balans
2.
Reservepositie
De reservepositie van de provincie Groningen ultimo 2011 is als volgt weer te geven: (bedragen x € 1.000) 1 Algemene reserve 2 Bestemmingsreserves 3 Voordelig saldo voor bestemming per saldo storting in reserves
48.178 927.140 177.198 157.590
voordelig saldo na bestemming Totaal reservepositie per 31 december 2011 De reservepositie per 31 december 2010 bedroeg Toename van de reservepositie in 2011
Deze toename is als volgt te verklaren: Mutaties algemene reserve Onttrekkingen Begrotingsruimte 2008 - 2011 Begrotingsruimte 2011 - 2013 Doorschuiving begrotingsruimte 2009 - 2010 Storting in reserve leefbaarheid Overboekingen van 2010 Overboeking kredieten 2010 - 2011 Begrotingsruimte 2011 - 2015 Bijdrage inzake roze zaterdag Bijdrage inzake Regionale Uitvoeringsdienst Bijdrage inzake onderwijsbeleid Europese Programma's 1997 - 1999 Afkoopsommen wegen Herrijking plan Meerstad
19.608 994.926 817.495 177.431
3.824 645 7.592 1.155 960 7.878 844 10 430 163 680 129 6.208 30.518
Stortingen Doorschuiving begrotingsruimte 2011 naar 2012 Overboeking kredieten 2011 - 2012 Reservering convenant bedrijventerrein Reservering ISV-3 geluid middelen 2010 Per saldo onttrekking aan de algemene reserve
Reservepositie
3.750 2.185 1.871 63 7.869 -22.650
243
Mutaties bestemmingsreserves: Economische, Sociale en Fysieke Infrastructuur Stimulering Zorg Huisvesting en inrichting Grondwaterheffing Automatisering Beheer wegen en waterwegen Cofinanciering Kompas Ontgronding AKP-budgetten Bodemsanering Afkoopsom wegen/waterwegen Programma Landelijk Gebied Provinciale Meefinanciering Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL) Compensatie dividend Essent Leefbaarheid Afkoop vervanging kunstwerken Winschoterdiep Per saldo storting in de bestemmingsreserves Voordelig saldo na bestemming over 2011
44.508 48 -225 15 780 -51 -542 18 -844 13.694 53.000 1.917 5.396 -397 17.775 23.381 22.000 180.472 19.608 200.081 177.431
Per saldo toename van de resevepositie
De algemene reserve per 31 december 2011 (met inachtneming van het voordelige saldo na bestemming) is als volgt opgebouwd: (bedragen x € 1.000) Minimaal noodzakelijke omvang 27.900 Vrij te besteden wegens vrijval diverse posten -3.591 Weerstandvermogen per 31 december 2011 24.309 Diverse aangegane verplichtingen van voor 2011 15.999 Diverse aangegane verplichtingen 2011 7.869 Voordelig resultaat 2011 14.121 62.299
Stand van zaken met betrekking tot reserves ultimo 2011 Algemene reserve 1. Algemene reserve De vrije ruimte ultimo 2011 in de algemene reserve bedraagt € 4.309.489. Bij schrijven van 16 december 2010 hebben Ernst & Young Accountants LLP gerapporteerd inzake het door hen uitgevoerd onderzoek naar het minimaal benodigde weerstandsvermogen voor de provincie Groningen. De doelstelling van het onderzoek was het bepalen van de minimaal noodzakelijke omvang van het weerstandsvermogen waarover de provincie zou moeten beschikken.
244
Reservepositie
Door Ernst & Young werd geadviseerd een minimaal benodigd weerstandsvermogen aan te houden van € 30.400.000. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: ● minimaal te dekken incidentele risico's op basis van de uitgevoerde inventarisatie € 17.700.000 hierop zijn in 2011 de volgende bedragen gecorrigeerd: vervallen risico Meerstad (risico is verwerkt in 2011) € -3.350.000 vervallen risico Europese programma's 1997-1999 € -200.000 risico PLG (jaarrekening 2010 risicotabel 14) € 500.000 risico PLG (jaarrekening 2011 risicotabel 15) € 1.500.000 vervallen risico Jeugdzorg (IB2011) € -800.000 vervallen risico Externe Veiligheid (BGR2012) € -150.000 € -2.500.000 minimaal te dekken incidentele risico's per 31-12-2011 € 15.200.000 ● algemene nog niet nader te benoemen bedrijfsrisixo's en p.m. posten € 12.700.000 Minimaal noodzakelijk o.b.v. gecorrigeerd risicoprofiel € 27.900.000 Het bedrag van € 12,7 miljoen is aan te merken ter dekking van mogelijke financiële consequenties betreffende risico's waarvan kwantificeren nog onmogelijk is, evenals voor algemene nog niet nader te benoemen bedrijfsvoeringrisico's. Dit bedrag is berekend op basis van 10 % van het netto budget van de provincie Groningen ad circa € 127 miljoen.
Omschrijving
begroot
werkelijk
Doorschuiving begrotingsruimte 2011 naar 2012
3.749.650
3.749.650
Overboeking kredieten 2011 - 2012
2.185.015
2.185.015
Reservering convenant bedrijventerrein
60.000
1.871.100
Reservering ISV-3 geluid middelen 2010 Vermeerderingen Algemene reserve
5.994.665
62.868 7.868.633
Begrotingsruimte 2008 - 2011
3.824.272
3.824.272
Begrotingsruimte 2011 - 2013
644.967
644.967
Doorschuiving begrotingsruimte 2009 - 2010
7.591.078
7.591.078
Storting in reserve leefbaarheid
1.155.000
1.155.000
Overboekingen van 2010 Overboeking kredieten 2010 -2011 Begrotingsruimte 2011 -2015 Bijdrage inzake roze zaterdag
960.271
960.271
7.878.364
7.878.364
844.042
844.042
10.000
10.000
Bijdrage inzake Regionale Uitvoeringsdienst
430.000
430.000
Bijdrage inzake onderwijsbeleid
162.500
162.500
Afkoopsommen wegen
129.186
Herrijking plan Meerstad Verminderingen Algemene reserve
23.500.495
6.207.757 29.837.437
Bestemmingsreserves Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan de Staten een bepaalde bestemming hebben gegeven. Deze reserves kunnen dus als gebonden worden beschouwd. 3. Economische, Sociale en Fysieke Infrastructuur (ESFI) In het bestuursprogramma 1999-2003 hebben wij voorgesteld een investeringsfonds in het leven te roepen om daarmee bijdragen te kunnen verstrekken in projecten voor een duurzame regionale ontwikkeling en het kunnen realiseren van eigen investeringsprojecten op het gebied van infrastructuur. De vrije ruimte ultimo 2011 bedraagt € 143.145.806.
Reservepositie
245
Omschrijving
begroot
Essent middelen
28.239.627
78.994.205
192.400
192.400
28.432.027
579.054 79.765.659
6.500.000
6.500.000
8.088.188 14.588.188
28.757.386 35.257.386
Bijdrage reserve ESFI Bijdragen van exploitatie kredieten Vermeerderingen reserve ESFI Afromen vermogen Onttrekkingen inzake diverse bijdragen en cofinanciering diverse projecten Verminderingen reserve ESFI
werkelijk
4. Stimulering Zorg De jaarlijks beschikbare middelen voor stimulering zorg zijn gekoppeld aan een reserve. De uitgaven worden op kasbasis verantwoord en het niet bestede deel wordt toegevoegd aan de reserve. Eind 2011 is € 210.012 vrij te besteden aan stimulering zorg. Omschrijving
begroot
Storting in reserve stimuleringsfonds zorg Vermeerderingen reserve stimulering zorg Onttrekkingen uit reserve stimuleringsfonds zorg Verminderingen reserve stimulering zorg
werkelijk 0
184.306 184.306
400.000 400.000
136.760 136.760
5. Huisvesting en inrichting De middelen voor huisvesting en inrichting zijn gekoppeld aan de bestemmings-/egalisatiereserve huisvesting en inrichting. Omschrijving
begroot
Niet bestede kredieten 2011 Vermeerderingen huisvesting en inrichting Onttrekking aan de reserve Verminderingen huisvesting en inrichting
werkelijk 0
332.586 332.586
557.300 557.300
557.300 557.300
6. Grondwaterheffing In de grondwaterwet is bepaald dat de provincie een heffing kan instellen op de onttrekking van grondwater ter bestrijding van de ten laste van de provincie komende kosten. Omschrijving
begroot
Rente toevoeging
werkelijk
17.240
Afsluiting waterberging 2011
13.228 1.376
Correctie voorgaande jaren dekking flankerend beleid Vermeerderingen grondwaterheffing
17.240
Correctie voorgaande jaren dekking waterberging Bijdragen GIS
240.000 254.604 240.000
5.630
Onttrekkingen aan de reserve Verminderingen egalisatiereserve grondwaterheffing
137.010 142.640
240.000
7. Automatisering De middelen voor automatisering, inclusief de middelen voor de RIO-projecten, zijn gekoppeld aan de bestemmings-/egalisatiereserve automatisering. Omschrijving
begroot
Niet bestede kredieten 2011 Vermeerderingen egalisatiereserve automatisering
246
Reservepositie
werkelijk 0
779.916 779.916
8. Beheer wegen en kanalen Het huidige managementcontract Beheer Wegen en Kanalen loopt van 2009 tot en met 2012. De huidige stand van de reserve bedraagt € 1.290.664, opgebouwd uit de eindstand van het voorgaande managementcontract ad € 180.237 en het saldo 2011 van € 1.110.427. Omschrijving
begroot
Saldo egalisatiefonds managementcontract 2010 Onttrekking aan het managementcontract Verminderingen egalisatiereserve wegen en kanalen
werkelijk
969.846
51.285
1.074.794 2.044.640
51.285
9. Cofinanciering Kompas Deze reserve is een aflopende zaak. De lopende projecten moeten de komende jaren worden afgewikkeld. De reserve Provinciale Meefinanciering is de opvolger van de reserve Cofinanciering Kompas. Omschrijving
begroot
Bijdragen aan kompasprojecten Verminderingen reserve cofinanciering Kompas
werkelijk
734.021 734.021
541.681 541.681
10. Ontgrondingen Dit betreft het saldo van de heffingen op ontgrondingen. Dit is een bestemmingsheffing, d.w.z. dat de opbrengst uitsluitend mag worden aangewend voor het doel waarvoor zij is geheven. Daarnaast dient als verplichting opgenomen te worden de bedragen die nog niet zijn ontvangen in het kader van de heffingen op ontgrondingen. Omschrijving
begroot
Toevoeging aan egalisatiefonds ontgronding Vermeerderingen egalisatiereserve ontgronding Onttrekking aan de reserve Verminderingen egalisatiereserve ontgronding
werkelijk 0
18.491 18.491
35.100 35.100
0
11. AKP-budgetten Het restant APK-budget is ingezet in 2011. Een aantal bedragen dient echter beschikbaar te zijn voor 2012 en volgende jaren. Dit betreft de reservering voor: ● Restant AKP afdelingen € 259.541 ● Concern kredieten € 24.963 ● MT-buffer € 229.073 ● Incidentele kosten DIV vanaf 2009 € 200.000 ● Persoonlijk Opleidings Budget (POB) € 370.000 ● Zaakgericht werken 2009-2011 € 2.428.934 ● Groen voor grijs / Kleiner & Beter € 697.159
Reservepositie
247
Omschrijving
begroot
Restant AKP 2011 naar afdelingen
werkelijk
52.500
52.500
Concernkredieten 2011 bestemd voor POB
100.000
Personeelsplanning 2011 bestemd voor POB
127.500
Restant AKP 2011 afdelingen
169.379
Restant MT-buffer 2011
229.073
Terzake realisatie 2011
135.987
Teveel ingeleverde formatie afdelingen GMO, LGW en RP Vermeerderingen reserve AKP-budgetten
37.662 852.101
52.500
Mobiliteit in brede zin
109.887
Kleiner & beter / Groen voor grijs
649.291
Restant AKP 2011 naar afdelingen
226.746
226.746
Incidentele kosten DIV vanaf 2009
288.000
288.000
Zaakgericht werken 2009-2012
1.166.653
2.158.696
Resultaat concernkredieten Verminderingen reserve AKP-budgetten
3.432.620
15.037 1.696.436
12. Bodemsanering De reservering betreft het volledige Bodemsaneringsprogramma 2010 t/m 2014 met waarschijnlijke uitloop gebaseerd op het convenant met het Rijk. De reserveringen betreffen alle bodemsaneringactiviteiten zoals; voormalige gasfabrieken, spoedlocaties, waterbodems, BIO's en overige locaties. Omschrijving
begroot
werkelijk
Toevoeging inzake sanering gasfabrieken
187.000
187.000
Jaarlijkse toevoeging aan reserve Bodemsanering
315.200
315.200
Bezuiniging jaar 2011
-2.511
-2.511
Storting restant 2005-2009
5.043.907
Storting ISV-3 bodem
3.052.502
Storting restant SLB
1.436.296
Storting restant 2011 Vermeerderingen reserve Bodemsanering
499.689
Bijdrage in kosten Globis
15.000
Programmakosten Bodemsanering Verminderingen reserve Bodemsanering
25.000 40.000
3.661.762 13.694.157
0
13. Afkoopsom wegen/waterwegen In verband met de eigendomsoverdracht van wegen en waterwegen aan de provincie hebben wij afkoopsommen ontvangen ter dekking van de jaarlijkse onderhoudskosten. De afkoopsom is de verkapitalisering van het eeuwigdurend onderhoud en dient als dekking van de jaarlijkse lasten die in de begroting worden opgenomen. Omschrijving
begroot
Afkoopsom Winschoterdiep Vermeerderingen reserve afkoopsom wegen/waterwegen
werkelijk 0
53.000.000 53.000.000
14. Programma Landelijk Gebied Het Programma Landelijk Gebied is een meerjarig programma (2007 t/m 2013) en kent financiering vanuit Europese, rijks- en provinciale middelen. De rijks- en provinciale middelen zijn opgenomen op de provinciale begroting. Met het Rijk zijn voor de gehele programmaperiode middels een bestuursovereenkomst afspraken gemaakt over de inzet van de middelen ten behoeve van de realisatie van prestaties. De provinciale middelen zijn veelal gekoppeld aan de rijksbijdragen. Voor de rijksbijdragen geldt dat deze niet kunnen vrijvallen en beschikbaar blijven voor het programma.
248
Reservepositie
Omschrijving
begroot
werkelijk
Restanten afwikkeling diverse projecten
4.857.209
Rentebaten Vermeerderingen reserve Programma Landelijk Gebied Onttrekking conform begroting Bijdragen aan diverse projecten Rente Verminderingen reserve Programma Landelijk Gebied
0
232.753 5.089.962
2.548.314
2.548.314
525.000
525.000
100.000 3.173.314
100.000 3.173.314
15. Reserve Provinciale Meefinanciering Deze reserve is de opvolger van de reserve Cofinanciering Kompas en loopt voor de periode 2007-2013. Er zal jaarlijks € 3 miljoen extra beschikbaar worden gesteld voor cofinanciering van projecten in brede zin. Omschrijving
begroot
Toevoeging conform begroting
werkelijk
11.500.000
11.500.000
Restitutie IAG2 Vermeerderingen Fonds Provinciale Meefinanciering
11.500.000
5.552 11.505.552
Ontrekkingen inzake diverse projecten
10.103.915
6.109.794
Verminderingen Fonds Provinciale Meefinanciering
10.103.915
6.109.794
16. Reserve Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL) De totale cofinanciering voor RSP-ZZL bedraagt € 325 miljoen. Het aandeel van de provincie bedraagt € 245 miljoen. De overige € 80 miljoen wordt door de gemeente Groningen beschikbaar gesteld. De dekking van het aandeel van de provincie komt uit de opbrengsten van de verkoop van onze aandelen in Essent. De rentebaten over het saldo van de reserve RSP-ZZL worden ook toegevoegd aan deze reserve. Omschrijving
begroot
Toevoeging rente
werkelijk
5.962.132
4.964.690
Vrijval Vermeerderingen reserve Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn
5.962.132
3.161 4.967.851
Bijdragen aan diverse projecten Verminderingen reserve Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn
7.827.986 7.827.986
5.364.971 5.364.971
17. Reserve compensatie dividend Essent Deze bestemmingsreserve dient twee doelen. Het waarborgt de dekking van de voeding van de bestemmingsreserve ESFI en deze bestemmingsreserve wordt gebruikt om schommelingen in de variabelen van het rendementsmodel te egaliseren. Omschrijving
begroot
Correctie Essent middelen van ESFI Vermeerderingen reserve compensatie dividend Essent
werkelijk 0
17.774.584 17.774.584
18. Reserve leefbaarheid De doelstelling van deze reserve is een bijdrage te leveren aan het voorkomen en oplossen van problemen op het gebied van leefbaarheid. Het gaat om vraagstukken op het terrein van wonen, onderwijs, zorg, cultuur, gezondheid, sociaaleconomische vitalisering, kwetsbare groepen en voorzieningen. Deze bijdrage is enerzijds ter ondersteuning van de woon- en leefbaarheidplannen die door de regio's worden opgesteld en de uitvoering ervan. Anderzijds door het stimuleren en ondersteunen van innovatieve projecten en experimenten. Deze moeten gerelateerd zijn aan de krimp en worden aangedragen vanuit de samenleving. Ook dragen ze bij aan de doelen zoals genoemd in het Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling. Reservepositie
249
Omschrijving
begroot
Bijdragen uit reserve
werkelijk
3.155.000
Krimp Eemsdelta
3.155.000 14.526.000
ISVIII-wonen Vermeerderingen reserve Leefbaarheid Onttrekking inzake diverse projecten Verminderingen reserve Leefbaarheid
3.155.000
6.547.967 24.228.967
610.000 610.000
848.351 848.351
19. Reserve afkoop vervanging kunstwerken Winschoterdiep In 2011 is met het Rijk een overeenkomst gesloten omtrent de overdracht van het beheer en onderhoud van het Winschoterdiep/Rensel naar de provincie Groningen over 1 januari 2012. Onderdeel van de overeenkomst is een afkoopsom van € 22 miljoen voor de toekomstige vervanging van de kunstwerken Winschoterdiep. Deze afkoopsom is gebaseerd op de contante waarde van de toekomstige vervangingskosten. Om te borgen dat de hoogte van de reserve voldoende is om de toekomstige vervangingen te financieren is het noodzakelijk dat de reserve jaarlijks gevoed wordt met rente. Het zwaartepunt van de vervanging van de kunstwerken ligt rond de jaren 2026-2029.
Omschrijving
begroot
werkelijk
Storting in de reserve
22.000.000
Vermeerderingen reserve afkoop vervanging kunstwerken Winschoterdiep
250
Reservepositie
0
22.000.000
3.
Provinciefonds
In de Programmabegroting 2011 hebben wij de uitkering uit het Provinciefonds voor 2011 geraamd op € 77.709.550. In de 1e wijziging van de begroting 2011 (voordracht nr. 32/2010) hebben wij de raming verlaagd met € 11.900 tot € 77.697.650. Deze verlaging werd veroorzaakt door: Wijziging fysieke gegevens 2011 -/" 4.000 Decentralisatie-uitkering bodemsanering -/" 17.400 Uitname t.b.v. het NUP -/" 26.900 Bijdrage EG-verordening PRTR + " 36.400 Het effect op de algemene middelen bleef hiermee beperkt tot een nadeel van € 4.000. In de Voorjaarsnota 2011 (voordracht nr. 12/2011) hebben wij deze raming verhoogd met € 4.046.800 tot € 81.744.450. Deze verhoging hield verband met: Onderzoek verdeelmodel/kosten Fvw -/€ 5.400 Wijziging fysieke gegevens 2010 -/" 114.700 Middelen RSP 2011 + " 4.324.400 Terugbetaling 2010 -/" 157.500 Het effect op de algemene middelen betekende een nadeel van € 277.600. In de Integrale Bijstelling 2011 (voordracht nr. 33/2011) hebben wij de raming vervolgens verhoogd met € 10.759.450 tot € 92.503.900. De oorzaken voor de verhoging met € 10.759.450 zijn: Wijziging fysieke gegevens 2011 -/€ 182.250 Middelen Pieken in de Delta + " 10.000.000 Innovatie energiebesparing gebouwde omgeving + " 900.000 Regionale luchthavens + " 41.700 Het effect op de algemene middelen betekende een nadeel van circa € 182.250. In onze voordrachten nr. 32/2010, nr. 12/2011 en nr. 33/2011 zijn wij dieper ingegaan op bovengenoemde ontwikkelingen. Nadat wij de Integrale Bijstelling 2011 hebben vastgesteld heeft zich met betrekking tot het Provinciefonds nog één wijziging voorgedaan. In de decembercirculaire 2011 is voor de opbouw van de RUD € 140.000 ontvangen. Omdat deze gelden in 2011 niet zijn besteed komen deze middelen ten gunste van het rekeningresultaat 2011. We stellen voor deze middelen opnieuw beschikbaar te stellen in het begrotingsjaar 2012.
Provinciefonds
251
252
Provinciefonds
4.
Provinciaal Belastinggebied
Bij de start van het dienstjaar 2011 bedroeg het tarief voor de provinciale opcentenheffing 79,1. Per 1 april 2011 hebben wij het aantal opcenten verhoogd met 0,2 op grond van de in 1997 afgesproken indexering voor nominale ontwikkelingen. Daarnaast zijn de opcenten met 3,7 opcenten extra verhoogd mede om de gevolgen van de inkomstenderving MRB vanwege zeer zuinige auto's op te vangen. Met deze maatregelen kwam het tarief per 1 april 2011 uit op 83,0 opcenten. Op jaarbasis bedraagt de tariefstijging gemiddeld 4,9%. In 2011 werd per opcent een gemiddelde opbrengst gerealiseerd van circa € 575.600 tegenover circa € 578.600 in 2010. Dat is een daling van circa 0,5% ten opzichte van 2010. Het grootste deel van deze daling van het bedrag per opcent werd veroorzaakt door de veranderde samenstelling (aantallen en gemiddelde gewicht) van het voertuigenpark. In onderstaand schema brengen wij de ramingen in beeld, die tot nu toe zijn opgenomen in de provinciale begroting 2011 en de over 2011 gerealiseerde opbrengsten. Tabel 1. Geraamde en gerealiseerde opbrengst opcentenheffing motorrijtuigenbelasting 2011 Omschrijving
raming in begroting 2011
raming in Voorjaarsnota 2011
raming in Integrale Bijstelling 2011
opbrengstgegevens tot en met 13e periode 2011
verschil t.o.v. raming IB2011
Opbrengst 2011
47.268.416
47.975.084
47.734.485
47.213.427
-521.058
Totaal
47.268.416
47.975.084
47.734.485
47.213.427
-521.058
In onze voordrachten nr. 32/2010, nr. 12/2011 en nr. 33/2011 zijn wij nader ingegaan op de door ons verwachte ontwikkeling van de opbrengst 2011 tot en met de Integrale Bijstelling 2011. De in 2011 gerealiseerde opbrengst ligt per saldo € 521.058 lager dan de raming in de Integrale Bijstelling 2011. Dit nadelige verschil (ten opzichte van de Integrale Bijstelling 2011) wordt met name verklaard door het toegenomen aandeel van de zeer zuinige auto's en een geringere stijging van het totaal aantal voertuigen.
Provinciaal Belastinggebied
253
254
Provinciaal Belastinggebied
5.
Rapportage reserve Provinciale Meefinanciering
Inleiding Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2007 hebben Provinciale Staten extra cofinancieringsmiddelen beschikbaar gesteld voor meefinanciering van ruimtelijk-economische projecten. In dit kader is in het “Fonds Provinciale Meefinanciering” € 47,5 miljoen beschikbaar gesteld voor de periode tot en met 2011. In het nieuwe collegeprogramma is voor de periode 2012 t/m 2015 in totaal € 34 miljoen beschikbaar (€ 8,5 miljoen per jaar). Bij motie hebben Provinciale Staten in hun vergadering van 17 september 2008 gevraagd om: - Het vaststellen van een beleidsnota waarin wordt vastgelegd hoe PS uitwerking geven aan haar ruimtelijk-economische stimuleringstaak. - In deze nota aan te geven hoe de te besteden (cofinancierings)middelen bijdragen aan de beleidsdoelen die Provinciale Staten in hun programmabegroting hebben vastgesteld. - Bij de jaarrekening informatie te verstrekken over projecten, die in SNN-verband zijn afgesloten en die mee door de provincie Groningen worden gefinancierd en waarbij wordt aangegeven hoe het uitgevoerde project heeft bijgedragen aan het bereiken van de gestelde beleidsdoelen (o.a. gerealiseerde private cofinanciering en het werkgelegenheidseffect). Op 18 mei 2009 hebben wij een reactie gegeven op de motie. Hierbij is toegezegd om jaarlijks te rapporteren over de voortgang van het fonds en de vanuit Groningen gecommitteerde projecten voor Koers Noord en het OP EFRO waaraan ook een bijdrage uit het fonds is toegekend. Met deze rapportage over de stand van zaken per 31 december 2011 geven wij invulling aan de toezegging. Vanaf de tweede helft van 2009 tot en met eind 2011 is het merendeel van de subsidies verstrekt. Projecten die een Koers Noord of EFRO-subsidie ontvangen starten in het algemeen pas als de subsidiebeschikking is ontvangen en duren enkele jaren. Er zijn dan ook nog maar weinig projecten afgerond. In deze voortgangsrapportage wordt daarom niet ingegaan op de gerealiseerde effecten van de afgeronde individuele projecten, maar wordt de nadruk gelegd op de projectomvang, verstrekte subsidies, sectoren waaraan de subsidies zijn toegekend en de verwachte effecten. De daadwerkelijke effecten van het totale provinciale economische beleid (waar het FPM een onderdeel van is) zullen worden gemeten door periodiek de economische ontwikkeling van Groningen te vergelijken met de economische ontwikkeling van Nederland. Opzet en werkwijze fonds Het doel van het provinciaal ruimtelijk-economisch stimuleringsbeleid is het realiseren van een versterkte duurzame groei van economie en werkgelegenheid. Uitgangspunt daarbij is dat dit plaatsvindt in combinatie met het behoud of het verbeteren van de fysieke (leef)omgeving. Met betrekking tot de invulling van het stimuleringsbeleid wordt een voorkeur uitgesproken voor projecten met een aantoonbare spin-off richting het regionale mkb, voor projecten die bijdragen aan de regionale kennisinfrastructuur of voor projecten die bijdragen aan de versterking van de kwaliteit van het landelijk gebied. Met name de noordelijke subsidieprogramma's Koers Noord, het OP EFRO en de SNN Tender Transitie Pieken II bieden mogelijkheden om op deze punten te stimuleren met subsidiebijdragen aan concrete projecten. Voor veel van deze projecten wordt er provinciale cofinanciering aangewend om de financiering van deze projecten sluitend te maken. Op programmaniveau is een minimum bijdrage uit de regio verplicht, op projectniveau geldt dit niet altijd. Projecten die het best passen binnen de provinciale beleidsdoelen en voldoen aan onderstaande criteria komen met voorrang in aanmerking voor financiering uit het fonds. Criteria: - Effectiviteit: Voor Koers Noord en het OP EFRO moet het in beginsel gaan om structuurversterkende projecten met spin off voor het mkb, voor de kennisinfrastructuur of voor projecten die bijdragen aan de versterking van de kwaliteit van het landelijk gebied. Prioritair zijn projecten in de sectoren Energie, Life Sciences/ Nanotechnologie en Sensortechnologie en daarnaast ook de Chemiesector in Delfzijl, ICT, Agribusiness, Scheepsbouw en Toerisme. - Value for money: Projecten moeten in de verhouding tussen effecten en kosten voldoende rendement ('value for money') opleveren. Hierbij wordt ook gelet op de relatie tussen private investeringen en publieke uitgaven. Deze laatste verhouding zegt iets over de mate waarin met publieke middelen investeringen in de markt uitgelokt kunnen worden en zegt tevens iets over de bereidheid en acceptatie van projecten in de markt. Rapportage reserve Provinciale Meefinanciering
255
-
Kostenefficiency: Het project moet doelmatig van opzet zijn en reëel van begroting. De projectopzet moet geen overbodige of onnodige onderdelen bevatten etc. Marktfalen: Hierbij gaat het erom dat het te subsidiëren project zonder provinciale (co)financiering niet rond kan komen. Risico’s: Hierbij wordt gelet op de eventuele risico’s oftewel de levensvatbaarheid van het project, dit om te voorkomen dat wordt geïnvesteerd in een project met geen of te weinig rendement. Legitimiteit: Hierbij gaat het om de vraag naar de legitimiteit van een provinciale bijdrage in relatie tot de eigen bijdrage van de initiatiefnemer. Overige: Projecten moeten van voldoende bestuurlijk belang zijn, uitvoeringsgereed zijn en de totale projectkosten moeten minimaal € 100.000 bedragen teneinde een substantieel effect te kunnen sorteren.
Bovenstaande criteria bieden in de praktijk voldoende sturingsmogelijkheden om selectief en gedoseerd bij te dragen aan projecten. Voortgang Totaaloverzicht De beschikbare middelen voor het fonds vanaf 2007 tot en met 2011 bedragen € 47,5 miljoen. Het fonds is onderverdeeld in vier compartimenten. Compartiment A heeft een totaalbudget van € 35 miljoen en is bedoeld voor projecten die worden gefinancierd door het Koers Noord en EFRO. Compartiment B heeft een budget van € 7,5 miljoen en betreft de projecten die worden gefinancierd vanuit Interreg, Europees visserijfonds, EU POP en het Waddenfonds. Compartiment C heeft een budget € 3,5 miljoen en betreft projecten van bijzonder bestuurlijk belang die zonder provinciale cofinanciering niet van de grond komen. Compartiment D betreft procesgeld € 1,5 miljoen deze middelen worden selectief ingezet om veelbelovende projectideeën uit te laten werken tot subsidiabele projectvoorstellen. De verdeling van de middelen over de compartimenten is gebaseerd op ervaringscijfers uit het verleden. De verdeling is geen vaststaand feit, wanneer nodig kan er tussen compartimenten geschoven worden. In onderstaande tabel wordt weergegeven hoeveel subsidie er eind 2011 vanuit het fonds is verleend en ten laste van welke compartimenten. Opgenomen zijn de projecten waaraan een bijdrage uit het fonds is verleend en waarvan een bijdrage is toegezegd door, of in behandeling is bij, het bijbehorende subsidieprogramma. Aantal Projectkosten Toegekend Provinciale subsidiebedrag meefinanciering Compartiment toekenningen A 58 375.035.594 130.813.070 34.083.081 B 38 166.024.710 84.589.099 6.495.724 C 5 26.050.000 6.075.000 1.297.583 Totaal 101 567.110.304 221.477.169 41.876.388 Vanuit het fonds is aan 101 projecten in totaal een bijdrage van € 42 miljoen subsidie toegekend. Uit de andere fondsen (zoals Koers Noord, OP-EFRO, Interreg, Europees Visserijfonds en het Waddenfonds) is € 221 miljoen subsidie aan deze projecten toegekend. De bijdrage van projecteigenaren en overige investeerders bedraagt € 304 miljoen. De totale projectkosten bedragen € 567 miljoen.
256
Rapportage reserve Provinciale Meefinanciering
Kosten en subsidie compartiment A per sector 140.000.000 120.000.000 100.000.000 80.000.000
Projectkosten
60.000.000
KoersNoord/ EFROsubsidie
40.000.000
Provinciale financiering
20.000.000
ris m e To e
r ns o Se
KB M
Sc M ie et nc aa es l/S ch ee ps bo uw
er g En
Li fe
Ag
rib u
sin
es
s
ie
0
Het merendeel van de provinciale meefinanciering geschiedt ten behoeve van projecten uit compartiment A. Dit is conform de uitgangspunten van het fonds. Onderstaand overzicht geeft de verwachte en de gerealiseerde subsidieverleningen uit het fonds weer. Compartiment A B C Totaal
Verwachtte subsidieverleningen Gerealiseerde subsidieverleningen fonds t/m 2011 fonds t/m 2011 35.000.000 34.083.081 7.500.000 6.495.724 3.500.000 1.297.583 46.000.000 41.876.388
De totaal toegekende subsidies zijn eind 2010 ca. € 4 miljoen lager dan verwacht. Dit komt omdat bij in het kader van de bezuinigingen in 2010 besloten is om € 2,1 miljoen aan het fonds te onttrekken en omdat een aantal in 2011 ingediende subsidieaanvragen in 2012 subsidie ontvangen en niet in dit overzicht zijn opgenomen. Verdeling per compartiment en naar sectoren Compartiment A Zoals in de programmabegroting van 2009 is aangegeven, zal de provincie Groningen zich bij projectverwerving en het meefinancieren van projecten uit compartiment A van het fonds bij voorkeur richten op projecten in de sectoren Energie, LifeScience en Sensortechnologie. Daarnaast zijn de chemiesector in Delfzijl, de ICT-sector, Agribusiness, Scheepsbouw en Toerisme belangrijke speerpunten. De speerpunten in het POP 2009-2013 sluiten hierop aan. Eveneens bouwt dit voort op de keuzes uit de Beleidsagenda ‘Werken aan economische groei’. Compartiment A van het fonds is bedoeld voor de medefinanciering van projecten die passen binnen het Koers Noord en/of het EFRO-programma. Op programmaniveau is provinciale cofinanciering een noodzakelijke voorwaarde. Zonder provinciale cofinanciering kan geen gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die Koers Noord en het EFRO-programma bieden. De toegekende middelen (2007 t/m 2010) uit compartiment A van het fonds zijn als volgt over de sectoren verdeeld.
Rapportage reserve Provinciale Meefinanciering
257
Projectkosten Sector Agribusiness Energie Life Sciences* Metaal/Scheepsbouw
16.489.341 122.225.658 85.744.181 6.701.557 37.279.727 62.817.563 43.777.567 375.035.594
MKB Sensor Toerisme Totaal
Koers Noord en EFROProvinciale subsidie meefinanciering 4.384.475 1.269.288 35.073.795 10.544.340 32.267.827 7.575.083 2.772.823 904.750 12.374.957 4.006.667 26.900.510 2.608.747 17.038.683 7.174.206 130.813.070 34.083.081
*(de vervolgsubsidies vanuit het FES en het REP zijn bij deze projecten niet meegenomen, wanneer we deze projectonderdelen meenemen dan stijgen de projectkosten binnen het thema Life Sciences tot € 135 miljoen)
Zoals uit de tabel blijkt is één provinciale euro uit het fonds goed voor vier euro uit het Koers Noord of EFRO programma en bedragen de uitgelokte investeringen meer dan het tienvoudige van de fondsbijdrage. Naar verwachting van de indieners zullen door de projecten in totaal ruim 5200 arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Het betreft ca. 900 directe en 4300 indirecte arbeidsplaatsen. Deze zijn als volgt over de sectoren verdeeld:
Verwachtte extra arbeidsplaatsen per sector 1.600 1.400 1.200 1.000 Arbeidsplaatsen (direct)
800
Arbeidsplaatsen (indirect)
600 400 200
To er is m e
S en so r
M K B
Sc M ie et nc aa es l/S ch ee ps bo uw
Li fe
E ne rg ie
A gr ib u
si ne ss
0
Compartiment B Compartiment B van het fonds is bedoeld voor de medefinanciering van projecten die passen binnen Interreg, het Europees visserijfonds, EU POP en het Waddenfonds. De toegekende middelen (2007 t/m 2011) uit compartiment B van het fonds zijn als volgt over de sectoren verdeeld.
258
Rapportage reserve Provinciale Meefinanciering
Projectkosten Sector Agribusiness Energie Life Sciences MKB Overig Sensor Toerisme Visserij Totaal
14.568.990 20.469.377 14.795.172 56.069.683 29.545.359 8.484.606 19.179.143 2.912.380 166.024.710
Subsidie Interreg, EU Pop Provinciale Waddenfonds,Visserijfonds meefinanciering 6.879.404 143.242 11.623.334 551.425 6.187.262 188.183 23.851.210 709.352 18.916.860 752.868 3.718.073 35.277 11.759.096 3.079.187 1.653.860 1.036.190 84.589.099 6.495.724
Zoals uit de tabel blijkt is één provinciale euro uit het fonds goed voor dertien euro uit andere programma’s en bedragen de uitgelokte investeringen een veelvoud van de fondsbijdrage. De middelen uit compartiment B worden breder ingezet dan bij compartiment A het geval is. Dit wordt verklaard door de aandacht voor onder meer natuurontwikkeling in waddenfondsprojecten en culturele projecten binnen het Interreg.
Kosten en subsidies compartiment B per sector 30.000.000 25.000.000 Projectkosten
20.000.000 Subsidie Interreg, EU/POP, Waddenfonds, Visserijfonds Provinciale meefinanciering
15.000.000 10.000.000 5.000.000
rij Vi ss e
e is m To er
ve ri g O
KB M
ce s Sc ie n
En e
rg ie
Li fe
Ag r
ib u
si ne ss
0
Compartiment C Compartiment C van het fonds is bedoeld voor de medefinanciering van projecten die van voldoende bestuurlijk belang zijn en zonder provinciale cofinanciering niet van de grond komen. Vanuit dit compartiment is aan vijf projecten in totaal ruim € 1 miljoen subsidie uit het fonds toegekend. De totale kosten van deze projecten bedragen € 26 miljoen. De projecten hebben betrekking op verbetering scholing (Duurzaam leren in de veenkoloniën), cultuurhistorie (Strokartonfabriek de Toekomst), Toerisme (Boerenlandpaden en Strokartonfabriek de Toekomst) en krimp (Op wierde Leens en winkelcentrum Leens). Conclusie De fondsmiddelen worden conform de uitgangspunten verdeeld over de compartimenten en sluiten goed aan bij de provinciale beleidsdoelen. Dankzij het fonds kan de provincie goed gebruik maken van de mogelijkheden die nationale en Europese subsidieprogramma's bieden. Hierbij is één provinciale euro uit het fonds gemiddeld genomen goed voor vijf euro's uit nationale en Europese subsidieprogramma's en bedragen de uitgelokte investeringen minimaal het twaalfvoudige van de fondsbijdrage. Het merendeel van de projecten die een bijdrage hebben ontvangen uit het fonds is nog niet afgerond. Daarom valt er nog weinig te zeggen over de gerealiseerde effecten, die meestal pas over een langere periode zichtbaar worden. Rapportage reserve Provinciale Meefinanciering
259
6.
Overzicht van het nieuw beleid 2011
Productgroepnummer
Omschrijving
Programmabegroting 2011
Integrale Bijstelling 2010
Voorjaarsnota 2011
Integrale Bijstelling 2011
1e wijz.
5e/6e wijz.
8e wijz.
Budget 2011
1. Leven en Wonen In Groningen Wonen en leefbaarheid 9101 Ondersteuning gemeenten via Libau 9201 Bevolkingsdaling
200.000 155.000
200.000 155.000
2. Ondernemend Groningen Recreatie/toerisme 7003 Accres Marketing Groningen 7106 Pieken in de Delta (v ia Prov inciefonds)
1.300
4.400 10.000.000
5.700 10.000.000
10.798
10.798
50.000
50.000
150.000 375.000 0 100.000
150.000 375.000 0 100.000
3. Bereikbaar Groningen Mobiliteit en infrastructuur 3102 Areaalwijziging Blauwe Roos
4. Karakteristiek Groningen PLG 6203 Proceskosten PLG 6203 6203 6203 6203
Les Favoures Areas (LFA) tlv reserv e Groen/PLG Akkerrandenbeheer tlv reserv e PLG Motie 21 PS 29.06.11 - Onderzoek v oorkoming ganzenschade Inzet rentebaten PLG
5. Schoon/veilig Groningen Milieu 5501/5502 Wabo/Regionale Uitv oeringsdienst 0500/0600 5501 (B) Wabo-begroting 2011 - leges 5501 Wabo-begroting 2011 5502 Metingen ten behoeve van toezicht 5502 Handhav ing, toezicht en afv alverwijdering
430.000
430.000 -1.075.000 441.100 30.000
-1.075.000 441.100 15.000 30.000
20.000 -17.000 -3.000.000 -300.000 900.000
120.000 163.000 0 0 900.000
15.000
6. Energiek Groningen Energie en klimaat 5004 5004 5004 5004 5004
Ontwikkelopgav e Eemsdelta (PUP2010): - Project ontwikkelingsv isie - Project E&E in balans Rev olving f und Energiefonds Koplopergebieden energiezuinige nieuwbouw (v ia rijksbijdrage) Koplopergebieden energiezuinige nieuwbouw (v ia Prov inciefonds)
100.000 180.000 3.000.000 300.000
7. Gebiedsgericht POP 9104 Uitvoering gebiedenbeleid en POP
739.300
739.300
*) Bij de Integrale Bijstelling 2011 zijn deze budgetten (deels) overgeboekt naar 2012 en afgeraamd bij het betreffende programma en toegevoegd aan de Algemene Reserve.
260
Overzicht nieuw beleid
Besteed t/m 31-12-2011
100.000 75.676
Nog te Toegevoegd Niet Overboeking Niet betalen per aan onttrokk en naar 2012 onttrokken 31-12-2011 bestemmingsaan aan reserves bestemmings- Rijksmiddele reserves n
Vrijval per 31-12-2011
100.000 79.324
5.700 10.000.000
10.798
40.732
4.146
35.100 0 0 -158
81.087 105.525 0 160.000
201.131
*)
0 100.158
274.286 -560.560 369.938 19.271 18.352
5.122 114.900 375.000
137.017
-514.441 -52.085 -4.271 9.327
123.246 2.321
29.913
18.698
38.913 0 0
597.358
27.562 *)
*) 142.642
538.169
Overzicht nieuw beleid
261
(vervolg tabel) Productgroepnummer
Omschrijving
Programmabegroting 2011
Integrale Bijstelling 2010
Voorjaarsnota 2011
Integrale Bijstelling 2011
1e wijz.
5e/6e wijz.
8e wijz.
Budget 2011
8. Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur Sociaal beleid 8102 Voortgezet Onderwijs in de Eemsdelta
300.000
300.000
Jeugd 8801 (B) Lagere v aststelling rijksbijdrage 2006-2010 Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
2.103.838
2.103.838
Cultuur en media 8312 Accres Kunstraad 8312 Advisering Cultuurnota 2013-2016
750 42.150
750 42.150
63.173
69.278
14.000
3.154 3.700 14.000
9. Bestuur Provinciale Staten 1001 Fractiev ergoedingen 1001 Extra v ergoeding fractievoorzitters 1001 Hogere bijdrage Noordelijke Rekenkamer 1001 Vergoedingen Prov inc iale Staten
6.105 3.154 3.700
Overige bestuursorganen 1101 Deskundige Adv isering
251.600
251.600
16.549
5.000 16.549
0
19.200 -8.900 0
18.800
18.800
Bestuurlijke samenwerking 1601 Internationale samenwerking 1601 Bijdrage IPO
5.000
9. Interne organisatie Bedrijfsvoering 1602(L) Bedrijfsfitness 1602(B) Bedrijfsfitness 1602 (L) Afwikkeling vereffening v ermogen IZR 2009/2011
19.200 -8.900
1702 (B) Huuropbrengst MK13 - Wegvallen huuropbrengst
0. Algemene dekkingsmiddelen 0500 Lagere onderuitputting BTW-compensatiefonds 0600 Huisv estingskosten v oorzitterschap SNN 0600 Inhuur externe deskundigheid Treasury 0600 0600 0600 0600 0800
1.000.000
1.000.000 7.000 50.900
7.000 50.900
FPU/Lev ensloop Stelpost kosten ov erdracht Muskus- en beverrattenbestrijding Wachtgelden oudleden GS Regionale luchthavens (v ia Prov inciefonds) Storting reserve Wabo - begroting 2011 Totaal
12.784 968.100 223.670
41.696 226.900
12.784 2.203.023 223.670 41.696 226.900
1.234.923
1.137.909
575.000
6.697.877
11.004.204
19.414.990
502.009 50.900
0 0
5.343.577 0
3.550.127 0
9.395.713 50.900
0
10.656
754.300
430.000 0 155.000
39.344 0 525.000 0
300.000 0 0 300.000
20.000 10.941.696 -300.000 -3.299.120 100.000 0 -8.499
784.956 10.941.696 39.344 -2.869.120 625.000 455.000 -8.499
1.137.909
575.000
6.697.877
11.004.204
19.414.990
Dekking Flexibel Budget 2011 (inclusief v rij besteedbaar rekeningresultaat 2010) Rentebaten Sectorale kredieten Prov incief onds Rijksmiddelen Algemene reserv e Reserve Groen/reserv e PLG Reserve Leefbaarheid Div erse baten Totaal
*) bij de Integrale Bijstelling 2011 zijn deze budgetten (deels) overgeboekt naar 2012 en afgeraamd bij het betreffende programma en toegevoegd aan de Algemene Reserve.
262
Overzicht nieuw beleid
Besteed t/m 31-12-2011
Overboeking Niet Nog te Toegevoegd Niet naar 2012 onttrokken betalen per aan onttrokk en aan 31-12-2011 bestemmingsaan reserves bestemmings- Rijksmiddele n reserves
0
Vrijval per 31-12-2011
300.000
2.103.838
750 40.417
1.733
69.278 3.154 3.700 14.000
256.718
-5.118
751 16.549
4.249
19.200 -8.244
-656
*) 18.800
1.000.000 10.299 873
-3.299 40.027
10.000
12.784 1.694.683 202.999
500.000
8.340 20.671
41.696 0
226.900
16.397.428
862.838
104.304
869.224
5.122
1.255.795
5.577.002 873 240.427 10.160.000 34.222 274.286 34.942 75.676 0
255.480 10.000 0 597.358 0 0 0 0 0
0 0 4.146 0 0 0 100.158 0 0
0 0 0 0 0 0 489.900 379.324 0
0 0 0 0 5.122 0 0 0 0
532.428 0 544.655 41.696 0 137.017 0 0 0
16.397.428
862.838
104.304
869.224
5.122
1.255.795
-79.720
-276.816 *) 40.027 -4.271 142.642 0 18.698 *) 0 0 0 *) -79.720
Overzicht nieuw beleid
263
264
Overzicht nieuw beleid
Deel 5 Programmarekening 2011 Bijlagen
Bijlage Ingediende moties in 2011 Jaarlijks wordt bij de Programmaverantwoording gerapporteerd over de uitvoering van aanvaarde moties over het verantwoordingsjaar. In deze bijlage wordt de stand van zaken m.b.t. de moties 2010 nader uitgewerkt. In 2011 zijn in totaal 35 moties aangenomen. In onderstaande tabel zijn de verschillende moties weergegeven. Per motie (of clustering daarvan) is de stand van zaken weergegeven. Tabel 8.1: Overzicht aanvaarde en overgenomen moties in 2011 Nr. Omschrijving motie 1 Onderzoeksbudget CMO
Datum 2 februari
2 3
Partiële herziening Omgevingsverordening: intensieve veehouderij Herijking van de Ecologische Hoofdstructuur
9 maart 9 maart
4
Tenderverordening Transitie II en Pieken
13 april
5 6 7
Actualisatie RSP-projecten in Netwerkanalyse Groningen-Assen RSP-projecten: integraliteit openbaar vervoer Ziekenhuiszorg Oost-Groningen
1 juni 1 juni 1 juni
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Bestuursakkoord Rijk/Provincie Plan van aanpak innovatie- en duurzaamheidstraject N361; weg Mensingeweer-Ranum € 400.000 oormerken voor cultuur OV-verbinding Groningen naar (Noord. Duitsland) Stimuleren contacten met Duitsland Zwakke scholen Overdracht jeugdzorg naar gemeenten € 750.000 voor sociaal economische vitalisering Stimulering duurzame streekproducten Proefproject voorkoming ganzenschade Natuur- en wandelgebieden
29 juni 29 juni 29 juni 29 juni 29 juni 29 juni 29 juni 29 juni 29 juni 29 juni 29 juni 29 juni
20 21 22 23 24 25 26 27
RWE Bereikbaarheid krimpgebieden SNN/noordelijke agenda Tracé Oostboog Gemeentelijke (her)indeling Energieopwekkend asfalt N33 Integraliteit van duurzaamheid Bezuinigingen onderhoud rotondes
28 september 28 september 28 september 28 september 28 september 28 september 28 september 28 september
28 29 30
North Refinery: gaswasser North Refinery: Ranglijst afvalverwerkings- en recyclingbedrijven North Refinery; optreden provincie als bevoegd gezag ing. Wabo
9 november 9 november 9 november
31
Deelakkoord natuur: biedt onvoldoende waarborg natuurbescherming daarom niet ondertekenen, verder onderhandelen Deelakkoord natuur: afwijzen natuurakkoord zolang er onduidelijkheid bestaat en onderhandelingen heropenen Deelakkoord natuur: geen definitief akkoord tot er meer duidelijkheid is Deelakkoord natuur: aangepast natuur- en landschapsbeleid Integrale bijstelling begroting 2011
14 december
32 33 34 35
Ingediende moties 2011
14 december 14 december 14 december 14 december
267
Motie 1 Onderzoeksbudget CMO In deze motie verzoeken uw staten ons om de voorgenomen korting van € 93.500 op het onderzoeksbudget van CMO ongedaan te maken, hiervoor € 93.500 uit de algemene middelen te bestemmen en dit te verwerken in de structurele subsidie. Wij hebben deze motie uitgevoerd. Bij brief van 15 maart 2011 hebben wij CMO bericht dat de eerder aangekondigde korting op de subsidie voor de post onderzoek (met ingang van 2013) niet doorgaat. In de provinciale begroting hebben wij dit verwerkt. Motie 2 Partiële herziening Omgevingsverordening: intensieve veehouderij Voor het doen naar onderzoek naar aanleiding van de motie is contact gelegd met het Landbouw Economisch Instituut te Den Haag, die expertise heeft op dit terrein. Er is een concept-offerte. Het onderzoek wordt ingestoken in de dialoog over de toekomst van de landbouw. De verwachting is dat dit voorjaar het onderzoek wordt gestart en afgerond. Motie 3 Herijking van de EHS Op korte termijn nodigen wij onze partners in het landelijk gebied uit, waaronder de zogenaamde Manifestpartijen en de waterschappen, om op te trekken in een gezamenlijk traject. Dat gezamenlijke traject moet leiden tot overeenstemming over de te kiezen ambities, een herijkte EHS en een gezamenlijke prioritering: wat doen we eerst, wat doen we later. Het traject heeft ook betrekking op het stelsel van beheer en de vervallen rijksdoelen. Wij nemen het zogenaamde Groenmanifest als vertrekpunt voor de discussie die we met elkaar willen voeren. Belangrijke partners hebben dit Groenmanifest opgesteld. Daarin scharen zij zich samen achter een visie en formuleren zij ambities. In het manifest worden de facto de meeste robuuste verbindingen geschrapt. In het manifest blijft echter een robuuste ecologische structuur overeind die ecologisch goed kan functioneren en waarmee we aan onze bijdrage aan de doelstelling van biodiversiteit kunnen blijven voldoen. Dit weegt voor het College zwaar in haar oordeel over het Groenmanifest. Wij gaan er van uit dat we in staat zijn een gedragen aanpak voor de komende jaren op te stellen. Motie 4 Tenderverordening Transitie II en Pieken PS hebben op 6 juli 2011 ingestemd met een wijziging van de tenderverordening ten behoeve van de najaarstender 2011 (de tweede tenderronde), waarbij het minimum projectbedrag en subsidiebedrag nog niet zijn gewijzigd. In december 2011 konden projectvoorstellen voor de najaarstender 2011 worden ingediend. Na afloop van de najaarstender zullen de twee tenders van 2011 geëvalueerd worden, waarin onder andere de motie die in de drie Staten is aangenomen inzake de minimum project- en subsidiebedragen, zal worden meegenomen. Motie 5 Actualisatie RSP-projecten in Netwerkanalyse Groningen-Assen In de motie roepen Provinciale Staten het college tegen de achtergrond van voordracht 8/2011 (betreffende de concrete RSP-projecten Transferia en busstations en infrastructuur HOV-bus en Qliners) op de Netwerkanalyse G-A uit 2006 integraal te actualiseren aan de hand van de meest recente inzichten en ontwikkelingen. Wij kunnen in dit verband verwijzen naar onze brief van 12 januari 2012 met nummer 2012-01498/3/A.7,VV. In deze brief zijn wij ingegaan op de stand van zaken rond de actualisering van de Netwerkanalyse. In deze brief hebben wij verder aangegeven te verwachten Provinciale Staten medio juli te kunnen informeren over de actualisatie van het onderdeel bereikbaarheid van de netwerkanalyse. Motie 6 RSP-projecten: integraliteit openbaar vervoer In deze motie wordt het college opgeroepen de integraliteit van het hele openbaar vervoer te beschouwen als uitgangspunt en de staten te rapporteren over omgang met dit uitgangspunt. Tevens wordt het college opgeroepen de staten te informeren of en welke regelingen getroffen worden om mensen die door de grote veranderingen in het OV zwaar gedupeerd worden tegemoet te komen. Zoals in onze mondelinge reactie op de motie is aangegeven onderstreept het eerste deel van de motie het vigerende beleid. Voor wat betreft het tweede deel van de motie geldt dat er geen sprake is van een generieke regeling. In voorkomende gevallen zullen wij afwegen of het treffen van aanvullende maatregelen noodzakelijk is. Onze aan Provinciale Staten gerichte brief van 19 juli 2011 met zaaknummer 337453 en onderwerp Evaluatie (klachten) vervallen Q-liner 301 is hiervan een voorbeeld. Daarmee is naar onze mening deze motie uitgevoerd. Motie 7 Ziekenhuiszorg Noord- en Oost-Groningen In deze motie verzoeken uw Staten het Kabinet en de Tweede Kamer om oog te hebben voor de specifieke situatie rondom de ziekenhuiszorg in Noord- en Oost-Groningen en bij het vaststellen van
268
Ingediende moties 2011
regelingen en normeringen rekening te houden met de wens tot behoud van kwalitatief goede en bereikbare ziekenhuiszorg in dit gebied op verschillende locaties. Wij hebben deze motie doorgestuurd aan het Kabinet en de Tweede Kamer. Per brief d.d. 6 september 2011 reageert het Kabinet bij monde van de Minister van VWS op deze motie. Kort gezegd omvat deze reactie: - De minister deelt de opvatting dat de ziekenhuiszorg in krimpregio's kwetsbaarder is dan elders in het land. - Initiatieven vanuit de regio zelf om de toekomst van de zorg zeker te stellen en om het zorgaanbod af te stemmen op de veranderende zorgvraag, acht de minister noodzakelijk. Bij uitstek is daar een rol weggelegd voor de zorgverzekeraars in het kader van hun zorgplicht. Van belang hierbij is ook het zoeken naar alternatieve zorgvormen in de eerste of anderhalve lijn. - Het belang van de naleving van de randvoorwaarden voor kwaliteit van zorg en bereikbaarheid van de acute zorg binnen de zogenaamde normtijd van 45 minuten. Voor die ziekenhuizen waarvan het behoud van spoedeisende functie nodig is voor de 45-minutennorm en die daarbij niet in staat zijn voldoende omzet te genereren om de spoedeisende hulp kostendekkend in stand te kunnen houden, is een aparte regeling voorhanden (beschikbaarheidsgelden). Deze regeling zal vooral nodig zijn voor de kleine ziekenhuizen in de rurale gebieden. Daarbij verwijst zij ook naar een brief d.d. 27 april 2011 aan de Tweede Kamer over de continuïteit van zorg. Wij hebben deze reactie van de minister met begeleidende brief d.d. 25 oktober 2011 aan uw Staten gestuurd (zaaknummer 348630). Motie 8 Bestuursakkoord Rijk/Provincies De gesprekken over de decentralisatie van de Jeugdzorg zijn nog volop in gang. In de brief van oudminister Donner van BZK van 12 december 2011 staat over Energyport Noord-Nederland het volgende: "In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de positie van Energyport Noord-Nederland beschreven, die als energieknooppunt van Noordwest Europa, belangrijk is voor de ontwikkeling van Noord-Nederland. Als opgaven van nationaal belang worden onder andere aangemerkt: Het versterken van Energyport en het aanwijzen van locaties voor de vestiging van energiecentrales in de Eemshaven en het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk van Eemshaven via Ens naar Diemen (Noord-West 380 kV verbinding). Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) en leidingen die door Noord-Nederland lopen. Rijk en provincie werken gezamenlijk aan de uitwerking van het concept Energyport." De uitvoering van het natuurakkoord is van start gegaan. Op 8 februari 2012 hebben staatssecretaris Bleker (EL&I) en minister Spies (BiZa) met de overlegdelegatie van het IPO overeenstemming over de uitvoering bereikt. De provincies, die eind 2011 hebben ingestemd met het onderhandelaarsakkoord, kunnen tot uitvoering overgaan. De overige provincies - o.a. Groningen - kunnen op basis van de uitvoeringsafspraken alsnog instemmen of meewerken aan de uitvoering. Wij komen met een voorstel aan Provinciale Staten. Motie 9 Plan van Aanpak Innovatie en Duurzaamheidstraject Deze motie roept op tot het structureel beschikbaar stellen van € 750.000 per jaar uit de vrij besteedbare begrotingsruimte ten behoeve van creatieve industrie, innovatie en duurzaamheid. Wij hebben deze middelen inmiddels opgenomen in onze (meerjaren)begroting t/m 2015. Daarbij hebben we ervoor gekozen dit onderdeel onder te brengenin ons Economisch ActieProgramma. Opstellen en uitvoeren van een Plan van Aanpak vraagt langjarige additionele personele capaciteit. Het voorstel hiervoor wordt dit voorjaar in uw statenvergadering behandeld. Motie 10 N361; weg Mensingeweer-Ranum In deze motie hebben Provinciale Staten uitgesproken dat in elk geval de weg om Mensingeweer naar Ranum er ruim voor het einde van deze bestuursperiode moet liggen en dat ook de andere N361projecten, zo dat enigszins mogelijk is, gerealiseerd zijn. Wij hebben haast gemaakt met de N361 projecten uit ons collegeprogramma. Op basis van onze voordracht 34/2011 hebben Provinciale Staten een realisatiebesluit genomen voor de nieuwe weg Mensingeweer-Ranum en het fietspad Eenrum/Mensingeweer - Baflo. Wij hebben in deze voordracht aangegeven te verwachten dat de realisatie kan starten in 2014. Op basis van voordracht 39/2011 hebben Provinciale Staten een opnamebesluit genomen voor de aanpak van de verkeersonveiligheid van het noordelijke deel van de N361 en voor de Fietsroute Plus Groningen-Winsum. Door deze opnamebesluiten kon de verkenningsfase voor deze projecten worden gestart. Voor de aanpak van de
Ingediende moties 2011
269
verkeersonveiligheid op het zuidelijke deel van de N361 is in genoemde voordracht een voorverkenning aangekondigd. Daarmee hebben wij naar ons oordeel de motie uitgevoerd. Motie 11 € 400.000 oormerken voor Cultuur Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2011 op 29 juni 2011 is de volgende motie aangenomen: €400.000 uit de vrije bestedingsruimte van de begroting te oormerken voor cultuur. De uitwerking van bovenstaande motie is opgenomen in de concept cultuurnota 2013-2016, welke op 13 december 2011 ter vaststelling is verzonden aan PS en zal uiteindelijk worden opgenomen in de definitieve Cultuurnota 2013-2016. Motie 12 OV-verbinding Groningen naar (Noord-Duitsland) De motie heeft er toe geleid dat ingaande 2012 gedurende 4 jaar jaarlijks een bedrag van € 500.000 beschikbaar komt als initiatiefgeld ter verbetering van de internationale OV-verbinding van Groningen naar Duitsland. Wij werken momenteel aan een plan van aanpak waarin een drietal aandachtsgebieden voor de spoorlijn Groningen-Bremen centraal komt te staan. Het gaat dan om de dienstregeling, de marketing (korte en middellange termijn) en tenslotte het imago en bekendheid. Wij verwachten u rond de zomervakantie 2012 dit plan van aanpak ter informatie te kunnen toesturen. Door het beschikbaar stellen van het initiatiefgeld is de motie uitgevoerd. Motie 13 Stimuleren contacten met Duitsland Onlangs hebben wij het Economisch ActieProgramma Groningen 2012-2015 (EAG) vastgesteld. In deze beleidsnotitie wordt aangegeven met welke concrete acties het economisch beleid zal worden ingevuld. Mede bepalend voor de inzet van de middelen en menskracht voor de komende 4 jaar zijn de ambities zoals vastgelegd in het nieuwe collegeprogramma en de extra middelen zoals bij de Voorjaarsnota beschikbaar gesteld. Ook de wijze van uitvoering van de aangenomen moties (waaronder deze motie) en de middelen die via de moties beschikbaar zijn gesteld, maken onderdeel uit van het EAG. Streven is om het document in het voorjaar van 2012 aan uw Staten aan te bieden. Motie 14 Zwakke scholen Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2011 d.d. 29 juni 2011 is deze motie aangenomen waarbij het college wordt opgedragen om: een onderzoek uit te voeren naar het relatief hoog aantal zwakke en zeer zwakke scholen in onze provincie; best practices uit de Friesland en Drenthe te betrekken bij kwaliteitsverbetering; te komen met een concreet plan van aanpak om het aantal zwakke en zeer zwakke scholen te verminderen; rekening te houden met incidentele middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de motie; te proberen sterke scholen een aantal zwakke scholen mee te nemen. Eind december 2011 is een opdracht verstrekt aan een onderzoeksbureau welke een onderzoek uitvoert naar de oorzaken van achterblijven van kwaliteitsverbetering in Groningen ten opzichte van de provincies Drenthe en Friesland. Met het onderzoek geven we uitvoering aan de motie. De resultaten worden medio 2012 verwacht. Motie 15 Transitie jeugdzorg Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2011 op 29 juni 2011 hebben uw Staten een motie aangenomen waarbij u ons verzoekt de provincie een voortrekkersrol op zich te nemen en sturing te bieden in de overdracht van jeugdzorg naar de gemeenten. Wij willen de jeugdzorg warm overdragen en willen dit aanhaken bij de bestaande samenwerking met de Groninger gemeenten waar nu een bestuursakkoord Jeugd 2008-2012 geldt en waar op 7 juli 2011 een intentieverklaring is ondertekend waarin wordt uitgesproken dat wij in gezamenlijkheid het proces van de decentralisatie ingaan. De stappen die daarin genomen worden zijn informatiedeling, het komen tot een visie op de 'nieuwe' jeugdzorg en vervolgens het inrichten van die 'nieuwe jeugdzorg'. De provincie neemt het voortouw in het delen en verspreiden van informatie en het faciliteren van (informatie)bijeenkomsten met als doel om gemeenten in positie te laten komen. De provincie heeft daarnaast een externe begeleider aangesteld en gefinancierd om op korte termijn gezamenlijk met een afvaardiging uit het Platform Jeugd te komen tot een regionaal transitieplan. Met dat transitieplan worden de taken en activiteiten van de verschillende partijen in de komende transitiejaren helder, waardoor wij gezamenlijk een gestructureerd transitietraject in zullen gaan. In een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie zal in de komende jaren op wisselende aandachtsvelden en in wisselende mate inzet van ons gevraagd worden. Daarom zijn er in de aankomende vier jaren middelen beschikbaar om in de uitvoeringsorganisatie van het transitietraject onze bijdrage te leveren.
270
Ingediende moties 2011
Motie 16 € 750.000 voor sociaal-economische vitalisering Uitgangspunt van deze motie is deze middelen beschikbaar te stellen in 2012 aan de hand van voorstellen vanuit de regio's onder voorwaarden dat er focus in de doelen en thema's wordt aangebracht en rekening wordt gehouden met de aanbevelingen van de Noordelijke Rekenkamer (transparantie in besluitvorming, meetbaarheid resultaten, en rekening houden met bevolkingsdaling). De LAG's en het RT Vitaal Centraal zijn gevraagd te komen met voorstellen hiervoor. Verwachting is dat dit in de loop van 2012 zijn beslag zal vinden. Motie 17 Stimuleren duurzame streekproducten Op dit moment wordt een samenhangend programma uitgewerkt waarin concreet zal worden aangegeven hoe de provincie het begrip 'Regio van de Smaak' wil invullen en op welke manier het beschikbare flexibele budget wordt ingezet. Dit programma maakt onderdeel uit van een nieuwe Landbouwagenda, waarin de verschillende ambities voor het cluster Landbouw voor de komende jaren nader zijn uitgewerkt en die in het voorjaar van 2012 aan uw Staten zal worden voorgelegd. Motie 18 Proefproject voorkoming ganzenschade De laatste hand wordt gelegd aan de inventarisatie van mogelijke alternatieve methoden die kunnen worden ingezet om ganzenschade te voorkomen. Daarnaast is een verdiepingsslag gemaakt om te komen tot een pilotgebied. Daarbij wordt gekeken naar de schadehistorie, aanwezigheid van ganzen en inzetmogelijkheid van potentiële alternatieven. Vervolgens kunnen keuzes gemaakt worden zoals in welke gebied de pilot zal plaats vinden en welke alternatieven onderzocht gaan worden.Wij zullen u hierover medio 2012 verder berichten. Motie 19 Natuur- en wandelgebieden Bij brief van 10 januari 2011 hebben wij onze bevindingen inzake motie 19 aan Provinciale Staten laten weten. Daarbij gaat het om een inventarisatie van knelpunten bij de toegankelijkheid van natuurgebieden en de manier waarop deze zullen worden opgelost. De concrete oplossing van de knelpunten zal de komende jaren worden meegenomen bij de verdere uitvoering van het natuurbeleid. Motie 20 RWE Stand van zaken met betrekking tot motie 20 RWE: Procedure gesprek RWE i.h.k.v. Nb-vergunning RWE is voornemens een nieuwe Nb-vergunning aan te vragen bij de provincie, die wij uiterlijk 23 maart 2012 van hen verwachten te ontvangen. Zoals bij alle vergunningen procedures het geval is gaat er een fase aan de indiening van de aanvraag vooraf, namelijk die van vooroverleg. Dat is de fase waar we nu in zitten met RWE. In deze fase geven wij aan welke onderwerpen, in dit geval op grond van de Nb-wet, in de aanvraag meegenomen moeten worden wil er uiteindelijk vanuit juridisch oogpunt een vergunning liggen die wij als bevoegd gezag kunnen afgeven. Bijstook biomassa De bijstook van biomassa is één van de onderwerpen die wij meenemen in het vooroverleg. Zodra de aanvraag van RWE bij ons is ingediend en/of de vergunning door ons als bevoegd gezag is afgegeven, zullen wij u informeren, waarbij ook aandacht zal worden besteed aan de motie. Inzet Energieakkoord Voor wat betreft de inzet in het Energieakkoord geldt dat in het kader van de Green Deal die het Rijk heeft gesloten de energiesector (Energie-Nederland) er wordt gewerkt aan een zogenaamde ‘leveranciersverplichting’. Er staat: "de sector en het Rijk hebben de intentie om op korte termijn aanvullende afspraken te maken over de intensivering van het percentage bij- en meestook en over de uitwerking van de verplichting." De uitwerking van de afspraken in deze Green Deal zijn van belang voor de inzet van RWE/ Essent op biomassa in Eemshaven. De Green Deal die Noord-Nederland met het Rijk heeft gesloten betrof afspraken tussen Rijk en regio, daarin pasten geen aanvullende afspraken met Essent op het vlak van biomassa. Motie 21 Bereikbaarheid krimpgebieden In de motie wordt het college verzocht om ten aanzien van het openbaar vervoer alternatieven voor de verslechteringen in krimpgebieden in kaart te brengen en uiterlijk in november 2011 een voorstel aan Provinciale Staten voor te leggen.
Ingediende moties 2011
271
Bij brief van 15 november 2011 nummer 51.403/46/A.9,VV, die behandeld is tijdens de vergadering van de statencommissie Mobiliteit en Energie van 15 december 2011, hebben wij gehoor gegeven aan het in de motie opgenomen verzoek. De motie is daarmee uitgevoerd. Motie 22 SNN/noordelijke agenda Bij brief van 20 december 2011 heeft het DB SNN de Staten van Drenthe, Fryslân en Groningen geïnformeerd over de toekomstagenda van het SNN. Deze toekomstagenda vormt het centrale thema voor de discussie in de gezamenlijke bijeenkomst van de drie Noordelijke Staten op 15 februari 2012. In de Staten vergadering van 8 februari 2012 stond deze brief op de agenda. Hiermee is aan de ingediende motie gevolg gegeven. Motie 23 Tracé Oostboog In deze motie wordt het college opgeroepen te gaan onderzoeken hoe een Oostboog zou kunnen worden aangelegd en daarbij te bezien of schaalvoordelen te behalen zijn door werkzaamheden te combineren met de vernieuwing van de spoorbrug over de N33. Wij hebben nog geen kans gezien volledige uitvoering te geven aan deze motie. Dit is een gevolg van de beschikbare capaciteit die ons ten dienste staat. Dit manifesteert zich, zoals wij ook in onze voordracht 41/2001 (capaciteit uitvoering RSP- en MIT-projecten) hebben aangegeven,vooral op het terrein van het openbaar vervoer. Door het besluit van Provinciale Staten om capaciteitsuitbreiding toe te staan voor de uitvoering van het RSP en het MIT komt in de reguliere formatie ruimte vrij om de uitvoering van deze motie voor te bereiden. Wij verwachten u in het najaar 2012 over de uitvoering van deze motie te kunnen informeren. Motie 24 Gemeentelijke (her)indeling Wij hebben u per brief d.d. 21 februari 2012 geinformeerd over de uitwerking van de motie 'ontwikkeling visie en beleid gemeentelijke (her)indeling'. Wij laten een vlekkenkaart opstellen en komen dit voorjaar met een conceptvisie. De gemeenten onderzoeken de eerste helft van 2012 hun clustersamenwerking. Al deze elementen zullen input leveren voor een visitatiecommissie, die in de tweede helft van 2012 tot oordeelsvorming zal komen. Een nadere concretisering van onze visie vindt plaats middels het visitatietraject en de gesprekken, die in de loop van 2012 met gemeenten en stakeholders gevoerd zullen worden. Motie 25 Energieopwekking asfalt N33 Deze motie roept op te onderzoeken wat het potentieel is van energiewinning uit asfalt en hergebruik van baggerspecie uit de Eemshaven. Het gaat om mogelijke winst in termen van duurzaamheid en energie. Dit zou een argument kunnen zijn voor meefinanciering van verdubbelling N33 vanuit innovatie- en duurzaamheidsbeleid. Wij hebben inmiddels onderzocht wat de stand der techniek is, welke ervaringen er zijn met pilotprojecten en wat de kansen zijn voor benutting van de genoemde baggerspecie. Voorlopige conclusie is dat die potentiëlen zeer beperkt zijn, zowel voor wat betreft energiewinning als de toepassing van baggerspecie voor civieltechnische toepassing in de wegenbouw. Uw staten ontvangen in het voorjaar van 2012 hierover een brief. Motie 26 Integraliteit van duurzaamheid Deze motie verwijst naar duurzaamheid als hét centrale thema van het collegeprogramma, en verzoekt GS om voor eind 2011 een concreet voorstel te doen over borging van integraliteit en duurzaamheid binnen de provinciale context. De in de motie genoemde deadline bleek om intern-organisatorische redenen niet haalbaar; dit hadden wij u in een eerder stadium moeten melden. Een zorgvuldige afstemming op bestuurlijk niveau en in de lijnorganisatie is hiervoor nodig. Dat proces loopt momenteel. Wij verwachten in april te komen met een afgeronde reactie naar uw staten. Motie 27 Onderhoud rotondes in provinciale wegen In deze motie is het college verzocht om te onderzoeken of er mogelijkerwijs een bezuiniging valt te behalen op het onderhoud van rotondes van wegen, met name op het groenonderhoud, door hoveniersbedrijven het onderhoud kosteloos te laten uitvoeren met als tegenprestatie van de zijde van de provincie het mogen plaatsen van een reclameaanduiding (van bescheiden afmetingen) door het betreffende bedrijf op de betreffende rotonde(s) wat zelfs een win-winsituatie oplevert. In onze brief van 7 februari 2012 (2011-54.713/6/A.7,WB) hebben wij u erover geïnformeerd dat we geen toegevoegde waarde zien in het door hoveniers laten onderhouden van onze rotondes en wel om redenen van de verkeersveiligheid, het vastgestelde provinciale reclamebeleid en het nog relatief geringe aantal door ons te onderhouden rotondes. 272
Ingediende moties 2011
Motie 28 North Refinery: gaswasser De gaswasser is voorgeschreven in ontwerp-ambtshalve wijziging. Verwacht wordt dat de verplichting tot gaswasser in april 2012 in werking treedt. Een last onder dwangsom is aangekondigd om af te dwingen dat het bedrijf op 1 juni 2012 voldoet aan de luchtemissienormen. Het bedrijf heeft opdracht verleend voor plaatsen en in werking brengen van de gaswasser voor 1 juni 2012. Motie 29 North Refinery: Ranglijst afvalverwerkings- en recyclingbedrijven Er wordt een voorstel voorbereid op welke wijze invulling kan worden gegeven aan de wens van uw Staten. Daarbij worden tevens de mogelijke risico's in beeld gebracht. Motie 30 North Refinery: Optreden provincie als bevoegd gezag ing. Wabo De motie betreft het binnen drie jaar evalueren van het ingeslagen beleid en het delen van de resultaten daarvan met uw Staten. Gelet hierop zullen de resulaten uiterlijk in 2014 met u worden gedeeld. Moties 31 tot en met 34 Deelakkoord natuur (diverse onderwerpen) Eind 2011 hebben een aantal provincies waaronder provincie Groningen het deelakkoord natuur verworpen. Op 11 februari 2012 hebben de provincies een brief ontvangen getekend door de voorzitter van het IPO en de staatsecretaris. Deze brief is het resultaat van de gesprekken die hebben plaatsgevonden na de stemming over het voorlopige akkoord in alle Provinciale Staten en de Tweede Kamer. Het voorlopig akkoord kende vele onduidelijkheden, wat voor veel provincies een bezwaar was. De staatssecretaris is uiteindelijk bereid gevonden om nadere afspraken over de uitvoering van het akkoord te maken en deze vast te leggen in een aanvullende afspraken. In deze afspraken wordt tevens verwezen naar de Memorie van Toelichting (MvT) van het IPO, welke leidend is voor het akkoord voor zover niets anders in de uitvoeringsafspraken is vastgelegd. Met de aanvullingen en het onderschrijven van de MvT zijn belangrijke onduidelijkheden en risico’s voor de provincies weggenomen. Op korte termijn nodigen wij onze partners in het landelijk gebied uit, waaronder de zogenaamde Manifestpartijen en de waterschappen, om op te trekken in een gezamenlijk traject. Dat gezamenlijke traject moet leiden tot overeenstemming over de te kiezen ambities, een herijkte EHS en een gezamenlijke prioritering: wat doen we eerst, wat doen we later. Het traject heeft ook betrekking op het stelsel van beheer en de vervallen rijksdoelen. Wij nemen het zogenaamde 'Groenmanifest' als vertrekpunt voor de discussie die we met elkaar willen voeren. Belangrijke partners hebben dit Groenmanifest opgesteld. Daarin scharen zij zich samen achter een visie en formuleren zij ambities. In het manifest worden de facto de meeste robuuste verbindingen geschrapt. In het manifest blijft echter een robuuste ecologische structuur overeind die ecologisch goed kan functioneren en waarmee we aan onze bijdrage aan de doelstelling van biodiversiteit kunnen blijven voldoen. Dit weegt voor het College zwaar in haar oordeel over het Groenmanifest. Wij gaan er van uit dat we in staat zijn een gedragen aanpak voor de komende jaren op te stellen, waarmee wij voldoen aan de motie voor een nieuw natuur- en landsbeleid. Motie 35 Integrale Bijstelling 2011 Deze motie verzoekt het college van Gedeputeerde Staten om: jaarlijks bij de Voorjaarsnota een meerjarenoverzicht, met een perspectief van 10 jaar, te geven van alle beschikbare reserves, de te verwachten dividenduitkeringen en rentebaten op die reserves en de beoogde investeringen (het zogenoemde cashflowoverzicht); hierbij willen wij ook inzicht in wat de juridische verplichtingen zijn, en welk deel van het geld geoormerkt is. de beoogde investeringen en investeringsprogramma's, voor 10 jaar, afzonderlijk te specificeren in bijlagen bij het cashflowoverzicht, waarbij per investering en/of programmaonderdeel wordt aangegeven wat de totale kosten zijn, wat daarin het provinciale aandeel is en wat de status (acceptatiebesluit, planuitwerkingsbesluit of reserveringsbesluit) is van de betreffende investering of het betreffende programmaonderdeel. Bij de voorbereidingen van de Voorjaarsnota 2012 hebben wij de wensen zoals geuit in deze motie betrokken. De voorgenomen opzet en uitwerking is aan u voorgelegd en in de Voorjaarsnota 2012 kunt u de verdere uitwerking tegemoet zien.
Ingediende moties 2011
273
E9
Ont vanger
Juridische grondslag
Specifieke uitkering
Num mer
Bijlage Single Information Single Audit
I N D I C A T O R E N Eindverantwo ording ja/nee Uitgaven van vóór 2010, waarvan besteding in 2011 plaatsvindt
Besteding 2011
Programm a Ext erne Ve ilighe id (EV) Subsidieregeling program mafinanciering Externe Veiligheid (EV)-beleid voor andere overheden 2006-2 010
E27
Zie Nota batenlastenstelsel Aard controle n.v.t.
Provincies
Aard controle R
Brede doeluitkering verkeer en vervoer
€0 Eindsaldo/-reserver ing 2010
Aard controle R Ja Rentebaten 2011
€0 Ontvangen BDU-bijdrag e Terugbetaling door V&W 2011 derd en vanuit BDUbijdrage verstrekte mi ddel en in 2011
Aard controle R
Aard controle R
Aard controle R
€ 100.864.614 Eindsaldo/-reserver ing 2011
€ 1.008.646 € 70 .436.000 Uitgaven van vóór 2010, waarvan bestedi ng in 2011 plaatsvindt
Wet BDU Verkeer en Vervoer (art . 10) Provincies en stadsregio's (Wgr+)
Aard controle R € 103.840.736 In dividu ele bestedingen 2011 die meer dan 20% van de totaal ontvangen BDU bedrag en Omschrij ving Aard controle n.v.t. 1
E28
Regionale mobiliteitsfondsen
Aard controle R
Aard contro le R
Aard controle R
€ 68.561.430
€0
Besteding 2011 uit fonds Eindsaldo 2011 (onderschei d herkomst middelen niet nodig)
Zie Nota batenlastenstelsel Aard controle R €0 Individuele bested ingen 2011 di e meer dan 20% van de totaal ontvangen BDU bedragen
Bedr ag Aard controle R
OV-bureau GD Eindsaldo 2010
€ 35.867.051 Dotati e regio in 2011
Dotatie rij k in 2011
Rentebaten 2 011
Aard controle R
Aard controle R
Aard controle R
Aard controle R
€ 13.029.053 Eindver antwoording Ja/Nee
€0 €0 Uitgaven van vóór 2010, waarvan bestedi ng in 2011 plaatsvindt
Aard contro le R
Aard controle n.v.t. E28B Regionale mobiliteitsfondsen (Zuiderzeelijn) Beschikk ing of overeenkomst van Samenwerkingsverband Noord Nederland met provincie s obv convenant tussen Rijk en Samenwerkingsverband Noord Nederland voor Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn Provincies Friesland, Groningen en Drenthe (SiSa tussen medeoverheden+)
Co rrectie over bestedi ng 2010
€ 92.906
Wet bereikbaarheid en mobiliteit (art ikel 28) Provincies en Wgr+ regio’s
Besteding 2011
Nee Hierond er per regel één beschikkingsnummer en in de kolommen ernaast de verantwoordingsinformati e
€ 178.720
Aard controle R € 864.000
€ 12.342 .773
Besteding 2 011 ten l aste Overige bestedingen van SNN 2011
Te verrekenen met SNN
Toel ichting
Aard controle R
Aard controle R
Aard contro le R
Aard controle n.v.t.
€0 €0 €0
€0 €0 €0
Eindverantwoo rding Ja/Nee
Uitgaven tlv ri jksmiddelen van vóór 2010, waarvan besteding in 2011 plaatsvindt
Zie Nota batenlastenstelsel Aard controle R €0 Gerea liseerd ja/nee
Aard controle n.v.t. Aard controle R
1 UP-10 -03051 2 UP-10 -21308 3 UP-11 -15069 Eindver antwoording Ja/Nee
€ 20 7.222 Nee Nee €0 €0 Nee Uitgaven van vóór 2010, waarvan bestedi ng in 2011 plaatsvindt
jaarschijf 2009/2010.
Zie Nota batenlastenstelsel
E30
Quick wins binnenhavens Tijdelijke subsidieregeling Quick Wins Binnenvaart
1 Nee 2 Nee 3 Nee Hierond er per regel één projectaandui ding en in de kolommen ernaast de verantwoordingsinformati e
Aard controle R €0 €0 €0 Bestedi ng 2011 ten laste van rijksmid del en
Overi ge bestedingen 2011
Zie Nota batenlastenstel sel Aard contro le R
Provincies en gem eenten Aard controle n.v.t. 1 Westerbroekster brug
274
Aard controle R
Aard controle R
Aard controle R
€ 96.071
€0
Nee
Bijlage Single information Single Audit
€0
Overige ui tgaven van vóór 201 0, waar van besteding in 2011 plaatsvindt
Zie Nota baten lastenstelsel Aard controle R €0
Ont vanger
Juridische grondslag
Specifieke uitkering
Num mer E34
Bijdrage hoofdvaarwegen Fryslân en Groningen
I N D I C A T O R E N Uitgaven van vóór 2010, waarvan bestedi ng in 2011 plaatsvindt
Besteding 2011
Convenant tussen rijk en prov incies Fries land en Groningen Provincies Friesland en Groningen
F3
Verzameluitkering EL&I (incl. oud LNV) Regeling verzameluitkering
Zie Nota batenlastenstelsel Aard controle R
Aard controle R
€ 10.204.510 Besteding 2011 (i ncl. besteding 2009 en 2010 voor zover nog n iet eer der verantwoord (zie nieuwsbrief IBI nr. 30)
€0
Provincies, gemeenten en gem eenschappelijke regelingen (Wgr) Aard controle R € 510.717
H8
Doeluitkering jeugdzorg (Bureau Jeugdzorg + Zorgkosten Jeugdzorg)
Aantal O nder to ezichtstelli ng (O TS), jaar 2010
Aantal OTS 2 010, overi g
Aanta l voorlopig e voogdij Aantal voogdij 2010 2010
Wet op de jeugdzorg (art . 37) en Regeling bekostiging jeugdzorg 2009
Aard controle D1
Aard controle D1
Aard controle D1
Aard controle D1
212 352 Aantal Individuele Traject Aantal ITB 2010, Criem Begel ei ding 2010 (ITB), harde kern
3 Aanta l scho ling- en tr ainingsprogramma's (STP) 2010
231 Bestedi ng 2011 aan stichting die een bureau jeu gdzorg in stand houdt deel justi tietaken
Aard controle D1
Aard controle D1
Aard controle D1
105 Aantal aan meldi ngen 2011 aan het LBIO door bureau jeugdzorg
62 Aantal afmeldingen 20 11 aan het LBIO door bureau jeugdzorg
Aantal jeugd-reclassering Aantal samenloop 2010 2010 Aard contro le D1 Aard controle D1
Provincies en stadsregio’s (Wgr+)
Aard controle R 0 Omvan g egalisatiereser ve jeugdzorg per 31 december 2 011 Aard controle D2 Aard controle D2 Aard controle R 230 182 € 1.547.377 Uitgaven van vóór 2010, Uitgaven van vóór 2010, Uitgaven van vóór 2010, waarvan bestedi ng in 2011 waarvan de uitgave in waar van besteding in 2011 plaatsvindt aan plaatsvindt aan stichti ng, 2011 plaatsvindt aan die een b urea u jeugdzorg zorgaanbod stichti ng di e een bureau jeugdzorg in stand houdt - in stand houd t - deel taken bureau jeugdzorg en deel justiti etaken subsidie bureau jeugdzorg Zi e Nota batenlastenstelsel Aard controle R
Zie Nota batenlastenstelsel Aard controle R
€0
€0
€ 7.132.387 Eindverantwoo rding Ja/Nee
314 46 Besteding 2011 aan Besteding 2011 aan sti chting, di e een bur eau zorg aanbod jeugdzorg i n stand houdt deel taken bureau jeugdzorg en subsidi e bureau jeugdzor g Aard contro le R Aard controle R € 8.184.721
€ 2.759.056
Aard controle n.v.t. Ja
Zie Nota batenlastenstelsel Aard controle R €0
Bijlage Single information Single Audit
275
276
Bijlage Single information Single Audit
Bijlage Overzicht inhuur personeel Tijdens de Dag van de Verantwoording 2009 is afgesproken dat voortaan in de Programmarekening een overzicht wordt verstrekt met inhuur van personeel. In onderstaand overzicht wordt op een relatief hoog abstractie niveau inzicht verschaft in de inhuur van personeel, adviezen van derden en accountantskosten.
Verantwoord op: Apparaatskosten personeel Projecten Overige apparaatskosten
Inhuur Adviezen van personeel derden Accountancy 4.169.310 432.075 0 898.734 1.054.400 4.750 169.324 660.751 65.335
Totaal 4.601.385 1.957.884 895.409
Totaal apparaatskosten Programmakosten Investeringen Totaal 2011
5.237.368 2.318.869 103.905 7.660.142
2.147.225 4.979.605 1.284.842 8.411.673
70.085 8.729 7.675 86.489
7.454.678 7.307.204 1.396.422 16.158.303
Totaal 2010 Totaal 2009 Totaal 2008
5.848.636 7.678.116 5.745.546
7.391.041 5.810.995 5.754.154
134.905 256.243 257.374
13.374.582 13.745.355 11.757.074
2008 322.665.595 75.725.722
2009 382.139.892 78.215.535
2010 353.698.307 75.782.990
2011 374.529.319 77.001.477
Totale lasten Provincie Waarvan apparaatskosten
Als gevolg van de uitvoering van de bezuinigingstrajecten Kleiner en Beter en Financieel Perspectief worden er meer kosten voor inhuur gemaakt. Dit heeft met name te maken met het feit dat vacatures voor taken die nog één a twee jaar blijven bestaan niet worden ingevuld maar worden uitgevoerd door ingehuurd personeel. De kosten voor inhuur nemen hierdoor toe. Als gevolg van de voorbereidingen voor grote projecten nemen de advieskosten door derden ook toe. Deze trend zal naar verwachting de komende jaren worden doorgezet. Gelet op de omvang van de bedragen zijn alleen de apparaatskosten en programmakosten nader geanalyseerd. Er is geen nadere analyse gepleegd op de accountantskosten. Apparaatskosten 1. De totale realisatie op de apparaatskosten bedraagt € 77.001.477 deze kosten zijn onder te verdelen naar apparaatskosten personeel ad € 61.915.914 en overige apparaatskosten ad € 15.085.563. De totale inhuur personeel ad € 7.660.142 als percentage van de totaal gerealiseerde apparaatskosten personeel komt voor 2011 uit op 9,6% en voldoet hiermee aan de concernnorm van maximaal 10% inhuur. 2. Binnen de totale apparaatskosten is voor een bedrag van circa € 5,2 miljoen aan personeel ingehuurd. Hiervan is ca. € 4,2 miljoen ten laste van de AKP-budgetten van de afdelingen ingehuurd, ca. € 0,9 miljoen ten behoeve van projecten. De rest ten behoeve van interne producten. Programmakosten Een nadere analyse voor de programmakosten is, gelet op de omvang, relevant voor het onderdeel adviezen van derden. 1. Van de ca. € 7,3 miljoen wordt ca. € 2,4 miljoen ingezet voor programma’s in het kader van mobiliteit gerelateerde zaken zoals de voorbereiding en uitvoering RSP- en MIT-projecten. 2. In 2011 worden de kosten voor Blauwestad voor het eerst weergegeven. Deze kosten voor adviesdiensten van derden bedraagt ca. € 466.000. 3. Overige grote posten voor adviesdiensten derden zijn onder andere gemaakt in het kader van de Commissie Bodemdaling, het opstellen van de Cultuurnota, POP en, PLG.
Bijlage Overzicht inhuur personeel
277
278
Bijlage Overzicht inhuur personeel
Bijlage Inventarisatie acties en maatregelen in het kader van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties over het boekjaar 2011 1. Inleiding Jaarlijks wordt u in het kader van de jaarrekening geïnformeerd over de door ons uitgevoerde inventarisatie over de acties en maatregelen in het kader van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties (RPS). Het gaat hierbij enerzijds om acties en maatregelen die wij aan gesubsidieerde instellingen opleggen en die dus dienen te worden uitgevoerd door de betreffende instellingen. Anderzijds gaat het om acties en maatregelen die wij zelf dienen uit te voeren. Onder deze inventarisatie vallen 7 instellingen. De lijn is dat de Integrale Bijstelling (IB) telkens de basis vormt voor deze inventarisatie. Instellingen die in de IB 2011 zijn gekwalificeerd met 3 sterren of meer komen aan bod in deze inventarisatie. In paragraaf 2 van deze bijlage rapporteren wij u op hoofdlijnen over de resultaten van de inventarisatie over de acties en maatregelen over het boekjaar 2011. De meer gedetailleerde analyse op instellingenniveau hebben wij beschreven in een bijlage, die wij voor u onder geheimhouding ter inzage in de statenkast hebben gelegd. Op grond van artikel 25, lid 2 van de Provinciewet, leggen wij u geheimhouding op ten aanzien van de inhoud van deze bijlage, omdat deze informatie bevat over de kwaliteit van de bedrijfsvoering of de besturing van de betreffende organisaties. Met deze werkwijze wordt rekening gehouden met de afgesproken beleidslijn inzake de uitvoering en toepassing van het RPS in relatie tot de Wet openbaarheid van bestuur. 2. Conclusies over de inventarisatie acties/maatregelen 2011 Wij stellen vast dat wij in 2011 de financiële positie van de instellingen (gekwalificeerd met 3 of meer sterren), in het algemeen, op een adequate wijze hebben kunnen monitoren op grond van de acties en maatregelen in het kader van het RPS. Dit betekent dat wij een goed beeld hebben of en in hoeverre de financiële positie van een instelling de uitvoering van de prestaties wel of niet in de weg heeft gestaan. Op hoofdlijnen kan uit de inventarisatie het volgende beeld worden gedestilleerd: In het algemeen kan worden gesteld dat de acties/maatregelen behorende vanaf een 3 sterren kwalificatie consequent en goed zijn toegepast. In de praktijk betekent dit dat wij de vereiste stukken op grond van het RPS (bij 3 of meer sterren) van 7 gesubsidieerde instellingen hebben opgevraagd en dat deze instellingen hieraan grotendeels gehoor hebben gegeven. In dit verband gaat o.a. om de begroting, jaarrekening en tussentijdse rapportages. Van twee instellingen die nieuw onder het regime van 3 of meer sterren vallen is het Plan van Aanpak niet (tijdig) ontvangen. Hierop is door ons actie ondernomen om deze alsnog op korte termijn aangeleverd te krijgen. Vijf instellingen ontvangen een subsidie groter dan € 300.000 en zijn daarom verplicht een managementletter aan te leveren. Aan deze eis is voldaan door vier instellingen. Eén instelling valt nieuw onder het 4 sterrenregime en heeft daardoor vanaf het boekjaar 2011 de verplichting een managementletter aan te leveren. Voor de jaarrekening 2010 bestond deze verplichting nog niet Calamiteiten bij instellingen zijn niet uit te sluiten. Het RPS kan problemen bij instellingen niet voorkomen maar fungeert echter wel als een goede leidraad in het proces dat wordt doorlopen nadat de acute financiële problemen bij instellingen zichtbaar worden. Het RPS zorgt dat problemen eerder zichtbaar worden en legt bij instellingen de meldingsplicht neer om calamiteiten direct te melden. Alle 7 instellingen zijn getoetst aan het beleid ten aanzien van de balkenendenorm. Uit onze toets is gebleken dat de instellingen voldoen aan het provinciaal beleid aangaande de balkenendenorm. Op basis van de uitkomsten van de inventarisatie over 2011 zijn wij van mening dat de uitvoering van het RPS ten aanzien van de 7 instellingen die met 3 of meer sterren zijn gekwalificeerd naar tevredenheid blijft verlopen.
Bijlage Inventarisatie acties en maatregelen in het kader van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties over het boekjaar 2011
279
280
Bijlage Inventarisatie acties en maatregelen in het kader van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties over het boekjaar 2011
Bijlage Verantwoording Meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2010-2014 Inleiding Met betrekking tot de Verantwoording Meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2010-2014 over het jaar 2011 hebben wij u tot dusverre jaarlijks separaat geïnformeerd. In het kader van de terugdringing van het aantal tussentijdse rapportages hebben wij dit jaar deze informatie voor het eerst in de Programmarekening opgenomen. In ons Meerjarenprogramma 2010-2014 (het MJP) is er voor gekozen – in aansluiting op landelijk rijksbeleid en het Bodemconvenant - de lijn uit het verleden voort te zetten, waarbij het oplossen van de bodemverontreinigingproblematiek primair bij verantwoordelijke en belanghebbende partijen wordt gelegd. De provinciale rol daarbij is het stimuleren en regisseren van de aanpak van spoedlocaties en het fungeren als vangnet in gevallen met onaanvaardbare risico’s, de zogenaamde spoedlocaties. Wij proberen door een actieve benadering van en gesprekken met de eigenaren en gebruikers deze hun eigen verantwoordelijkheid te laten nemen, waarbij gezocht wordt naar oplossingen om het bodemsaneringsproces te versnellen en aan te laten sluiten op het werkproces van het bedrijf. Ook wijzen wij hen op de bestaande risico’s en mogelijkheden van maatregelen om deze op korte termijn weg te nemen. Afspraken over de uitvoering, termijnen, verantwoordelijkheden en kostenverdelingen worden vastgelegd in een overeenkomst. Onmacht en onwil van de eigenaar/gebruikers/gemeenten, maar ook de huidige crisis, kunnen de gewenste snelle aanpak en het maken van overeenkomsten hinderen. In die situaties kan het wenselijk zijn dat tijdelijke maatregelen worden getroffen ten aanzien van de risico’s. Deze kunnen echter Pas na een uitgevoerd Nader Onderzoek, door ons in een beschikking tijdelijke maatregelen worden opgelegd. Het in een eerder stadium treffen van maatregelen gebeurt op vrijwillige basis of kunnen voortkomen uit andere verantwoordelijkheden van een eigenaar/gebruiker. Wanneer de partijen niet bij machte zijn de oplossingen te betalen en/of vorm te geven, fungeren wij als vangnet. In het uiterste geval kan dit leiden tot het opdrachtgeverschap van onderzoeken en saneringen. Dit alles brengt met zich mee dat de totale doorlooptijd van projecten langer kan zijn dan door ons gewenst is. Dilemma Meer initiatief van ons leidt tot een snellere aanpak, maar geeft tegelijkertijd een dilemma. Het neemt verantwoordelijkheden weg bij de eigenaren, plaatst ons in een slechtere onderhandelingspositie, geeft eerder precedentwerking ook naar niet spoedeisende locaties en beloont niets doen aan de zijde van de verantwoordelijke partijen. De slechtere onderhandelingspositie vertaalt zich veelal in enerzijds langere en meer juridische procedures. Anderzijds in een hogere provinciale bijdrage, of zelfs volledige bekostiging van onderzoek en sanering door ons en zet daarmee het beschikbare budget onder druk. Lijst spoedlocaties In het MJP is ervoor gekozen te werken met een lijst van ‘potentiële spoedlocaties’ (zie tabel onder). Voor alle locaties op de lijst is er volgens het MJP voldoende aanleiding om de risico’s weg te nemen en de bodem te saneren. We willen hiermee voorkomen dat bodemverontreiniging leidt tot stagnatie van (ruimtelijke) ontwikkelingen in onze provincie. Met de verantwoordelijke partijen wordt ingezet op spoedige sanering van de locatie voor 2015. Voor het doen van onderzoek zijn we wat betreft bij de nietbeschikte particuliere locaties afhankelijk van de medewerking van de eigenaar, omdat we geen mogelijkheden tot dwang hebben. Het gaat op dit moment om 17 locaties. Wat betreft de overige niet beschikte locaties (10 bedrijfsterreinen) kunnen we in het uiterste geval wel dwangmiddelen inzetten voor het doen van onderzoek. Onaanvaardbare Risico’s 4 Humaan Verspreiding Ecologie Totaal
Beschikt 4 15 3 22
Niet beschikt Particulier 13 3 1 17
Bedrijfsterrein 7 3 0 10
4
Bij humane spoedlocaties kan ook sprake zijn van verspreidings- en ecologische risico’s, bij verspreiding kan ook sprake zijn van ecologische risico’s
Bijlage Verantwoording Meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2010-2014
281
Locaties worden van de lijst gehaald wanneer: - locaties zijn gesaneerd ( 2010-2011 bij 3 locaties voorgevallen); - door beveiligingsmaatregelen de onaanvaardbare risico’s zijn weggenomen binnen de afspraken op planning en financiering. Deze optie wordt alleen toegepast wanneer de doelstelling 2015 onder druk komt te staan, maar is op dit moment nog niet aan de orde; - uit onderzoek blijkt dat geen sprake is van onaanvaardbare risico’s. In dat geval kan de eigenaar ervoor kiezen de locatie niet op te pakken (voor 2015) tenzij er activiteiten in de bodem worden uitgevoerd waarbij dat noodzakelijk is. In deze situatie ontbreekt de noodzaak en het instrumentarium om aanpak af te dwingen door ons. Dit was in 2010 en 2011 bij 4 locaties het geval. Budget en besteding voor aanpak spoedlocaties (excl. gasfabrieken en waterbodems) - De verwachte saneringskosten in de periode tot 2015 zijn o.a. als gevolg van de fase van onderzoek, onderhandelingen met de eigenaren/veroorzakers en onzekerheden over de ruimtelijke dynamiek, met onzekerheden omgeven. Ook de economische conjunctuur zal van invloed zijn op de provinciale bijdrage. Bij een hoog conjunctuur zijn er meer ruimtelijke en bedrijfsmatige ontwikkelingen waarin de aanpak van bodemverontreiniging kan worden meegenomen. De mate waarin bedrijven gebruikmaken van bestaande regelingen en de draagkracht hiervan is eveneens van invloed op de benodigde middelen, omdat wij als uitgangspunt hebben dat geen van de bedrijven failliet mag/kan gaan aan de uitvoering van bodemsanering. Onderstaande tabel geeft schematisch het overzicht (bijdragen x € 1.000.000):
spoedlocaties
Beschikbare 5 Budget € 11,0
Geraamde kosten € 31,0
Geraamde bijdrage provincie € 11,0
Toegezegde Provinciale bijdrage € 1,2
Het bovenstaande betekent dat we een multiplier 6 van 3 moeten realiseren, terwijl de historie aanwijst dat een multiplier van 2 reëel is. Dit verschil wordt met name veroorzaakt door de kosten van sanering van grote verontreinigingen op bedrijfsterreinen waar het bedrijf verantwoordelijk is. Hier kan nog extra financiële provinciale bijdrage noodzakelijk zijn om de sanering te realiseren. De aanpak van de spoedlocaties lijkt hiermee binnen de mogelijkheden van de beschikbare financiële middelen te vallen. Gezien de fasering zal de besteding van het budget vooral aan het eind van deze programmaperiode plaatsvinden. Mogelijkheden voor versnelling: Om de uitvoering te versnellen willen wij in 2012 de mogelijkheden onderzoeken van: - als eerste stap in de regierol stellen wij versneld onaanvaardbare risico’s vast; doordat we de situatie beter in beeld hebben kunnen we sneller afspraken maken, waarbij we de kosten proberen te verhalen op de verantwoordelijken; - inhuur van extra capaciteit; - stimuleren van het geclusterd aanbesteden van locaties door de verantwoordelijken; - gebiedsgerichte aanpak, waarbij meerdere verontreinigde locaties (met en zonder onaanvaardbare risico’s) in samenhang met een gebiedsontwikkeling worden aangepakt; - een uitvoeringsorganisatie voor de uitvoering van de aanpak van de verontreinigde locaties op basis van de gemaakte afspraken. Hiermee worden mogelijk efficiency en kostenvoordelen behaald (bijvoorbeeld de Stichting Landinrichting en Bodemverontreiniging en de SBNS).
5
Het totale beschikbare budget voor de aanpak van bodemverontreiniging is € 25 mln. Hiervan is € 14 mln. vooral bestemd voor de aanpak van waterbodems en gasfabrieken (toegezegde bijdragen). 6 Multiplier is de verhouding tussen het financiële aandeel markt en overheid.
282
Bijlage Verantwoording Meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2010-2014
Bijlage Financieel toezicht gemeentebegrotingen 2012 Algemeen Het door ons uitgeoefende toezicht op de begrotingen van de gemeenten is gebaseerd op de Gemeentewet. Op basis hiervan zien wij erop toe dat er bij de Groninger gemeenten sprake is van (zicht op) een financieel gezonde situatie. In eerste instantie is de gemeenteraad verantwoordelijk voor een materieel meerjarig begrotingsevenwicht. Materieel begrotingsevenwicht wil zeggen dat structurele lasten door structurele baten kunnen worden gedekt; incidentele lasten mogen incidenteel worden gedekt. Gemeenten moeten de jaarrekeningen, begrotingen en overige relevante bescheiden aan ons college zenden. De begrotingen, inclusief de meerjarenramingen, dienen uiterlijk 15 november voorafgaande aan het begrotingsjaar bij ons te worden ingediend. De jaarrekeningen moeten voor 15 juli van het jaar volgend op het rekeningsjaar te worden ingezonden. Op basis van de voornoemde stukken besluiten wij voor 1 januari van het begrotingsjaar over het in te stellen begrotingstoezicht. Hierbij zijn twee vormen van toezicht te onderscheiden: repressief danwel preventief begrotingstoezicht. Wanneer wij constateren dat de gemeentebegroting een materieel (meerjarig) evenwicht vertoont en de inzendtermijnen voor de begroting en rekening in acht zijn genomen, wordt de betreffende gemeente onder repressief begrotingstoezicht geplaatst. Dit impliceert dat de begroting, zoals vastgesteld door de gemeenteraad, kan worden uitgevoerd. Deze (terughoudende) vorm van toezicht is de regel. Wanneer er, naar ons oordeel, geen sprake is van een materieel evenwicht in de begroting en dit evenwicht ook binnen de meerjarenraming niet hersteld kan worden, wordt de gemeente onder het preventieve begrotingstoezicht geplaatst. Dit betekent dat de begroting alsmede de op deze begroting betrekking hebbende wijzigingen onze goedkeuring behoeven alvorens deze uitgevoerd mogen worden. Door middel van dit goedkeuringsinstrument kunnen wij ingrijpen in de financiën van gemeenten. Goedkeuring aan de begroting of begrotingswijziging kan worden onthouden wanneer er sprake is van strijd met het recht of het algemene financiële belang. Dit laatste doet zich voor wanneer een gemeente, op basis van artikel 12 van de Financiële verhoudingswet, een beroep moet doen op de collectiviteit van de gemeenten om een sluitende (meerjaren)begroting te verkrijgen. Begrotingstoezicht Groninger gemeenten De gemeenterekeningen over het jaar 2010 Geconstateerd moet worden dat 12 van de 23 gemeenten het jaar 2010 met een tekort hebben afgesloten. Ten opzichte van het vorig jaar een aanmerkelijke verslechtering. Over het jaar 2009 waren er slechts 5 gemeenten met een tekort op de jaarrekening. De tekorten over het jaar 2010 variëren van € 6 tot € 464 per woonruimte. De overschotten variëren van € 19 tot € 314 per woonruimte. De voornoemde tekorten worden voornamelijk veroorzaakt door de huidige economische situatie en de gevolgen daarvan voor de gemeentelijke grondexploitaties. Als gevolg van stagnerende grondverkopen hebben de gemeente (soms fors) moeten afwaarderen op de grondposities. De gemeentebegrotingen voor het jaar 2012 Voor het jaar 2012 hebben wij 22 van de 23 Groninger gemeenten onder het terughoudende repressieve begrotingstoezicht kunnen plaatsen. Deze gemeenten hebben voor het jaar 2012 een materieel sluitende begroting gepresenteerd. Slechts de gemeente Bellingwedde is onder het preventieve begrotingstoezicht geplaatst. Dit in verband met het, naar ons oordeel, ontbreken van een (meerjarig) materieel begrotingsevenwicht. De gemeente Loppersum kan, op basis van huidige inzichten, per 2014 weer met een materieel begrotingsevenwicht -zonder aanvullende rijkssteun- werken, waardoor het preventieve begrotingstoezicht voor deze gemeente met ingang van 2012 kon worden opgeheven. Naast de gemeente Bellingwedde zijn eind 2011 gesprekken gevoerd met de gemeenten De Marne, Hoogezand-Sappemeer en Ten Boer. Ook met betrekking tot deze gemeenten moest, naar ons oordeel, worden geconstateerd dat de (meerjarige) financiële positie onder aanzienlijke druk staat. Op basis van de gevoerde gesprekken hebben wij besloten om voor deze gemeenten vooralsnog voor het komende jaar het repressieve begrotingstoezicht in te stellen. Bijlage Financieel toezicht gemeentebegrotingen 2012
283
Specifiek voor de voornoemde gemeenten merken wij het volgende op. Zoals eerder aangegeven moest met betrekking tot de gemeente Bellingwedde worden geconstateerd dat de jaarschijf 2012 geen materieel evenwicht vertoonde, terwijl dit evenwicht evenmin binnen de meerjarenraming hersteld kon worden. Daarboven moest worden geconstateerd dat een aantal (verplichte) uitgaven (nog) niet ten volle waren geraamd. Ook negatieve ontwikkelingen met betrekking tot de omvang van de algemene reserve in combinatie met het benodigde weerstandsvermogen gaf ons reden tot zorg. Het vorenstaande is met de gemeente op 8 december 2011 besproken. Dit overleg heeft niet geleid tot gewijzigde inzichten in de financiële positie van de gemeente Bellingwedde. De gemeente is dan ook onder het preventieve begrotingstoezicht geplaatst. Dit impliceert dat de begroting voor het jaar 2012 van de gemeente Bellingwedde evenals de op deze begroting betrekking hebbende wijzigingen onze goedkeuring behoeven. Alvorens de begroting door ons zal kunnen worden goedgekeurd dient de gemeente de nodige maatregelen te treffen, op grond waarvan (weer) zicht wordt geboden op een materieel sluitend perspectief. Ook voor de gemeente Hoogezand-Sappemeer moest worden geconstateerd dat de jaarschijf 2012 in beginsel geen materieel evenwicht vertoont, terwijl dit evenwicht evenmin binnen de meerjarenraming hersteld kon worden. Tijdens een bestuurlijk overleg d.d. 8-12-2011 heeft het gemeentebestuur van Hoogezand-Sappemeer nadere uitleg gegeven omtrent de financiële positie van de gemeente en de structurele sluitendheid van de jaarschijf 2012. Daarbij is aangegeven dat de gemeente in 2012 een kerntakendiscussie wil voeren. In januari 2012 zal daartoe een plan van aanpak worden gepresenteerd. Dit plan is inmiddels door de raad op 30 januari 2012 vastgesteld. De inzet is om alsdan per 2013 (weer) met een materieel begrotingsevenwicht voor de jaren 2013-2016 te kunnen werken. Bij de gemeente Ten Boer vormt de grondexploitatie extra aandacht. Volgens huidige inzichten zullen de komende tijd noodzakelijke afboekingen moeten plaatsvinden op de gronden Woldwijk. De noodzakelijke afwaarderingen overschrijden het weerstandsvermogen van de gemeente. Daarnaast moet worden geconstateerd dat de jaarschijven 2013-2015 aanzienlijke, nog ongedekte tekorten vertonen. Op basis van een in 2012 te voeren kerntakendiscussie zal een dekkingsplan voor de komende jaren tot stand moeten komen. Het is noodzakelijk de voortgang van de kerntakendiscussie en de ontwikkelingen inzake de grondexploitatie nauwlettend te blijven volgen. Daartoe is met de gemeente overeengekomen om in 2012 regelmatig ambtelijk en, zonodig, bestuurlijk overleg te voeren. Met betrekking tot de gemeente De Marne wordt opgemerkt dat deze gemeente voor de jaren 2012 en 2013 nog tekorten raamt. Met ingang van 2014 kan dan (weer) met een materieel begrotingsevenwicht worden gewerkt. De marges zijn echter dusdanig smal (overschot 2014 € 58.000; overschot 2015 € 40.000) dat er weinig hoeft mis te gaan om de thans geraamde overschotten te doen omslaan naar tekorten. Dit geldt temeer wanneer de effecten van het, door de raad op 20 december 2011 vastgestelde, Woonen leefbaarheidsplan daarbij in ogenschouw worden genomen. Op basis van dit plan zal de gemeente De Marne de komende jaren fors moeten investeren. De in dit plan opgenomen maatregelen overstijgen de draagkracht van de gemeente. De gemeente geeft in het plan aan dat het jaar 2012 zal worden benut om concrete werk- en uitvoeringsplannen nader uit te werken, waarna in 2013 de nodige bedragen ter begroting zullen (moeten) worden gebracht. Voorts wordt in het plan aangegeven dat maatregelen, zoals die voortvloeien uit dit plan, eerst zullen worden uitgevoerd wanneer daar voldoende middelen voor beschikbaar zijn. Het plan heeft daarmede met name een agenderende functie. Niettemin moet worden beseft dat uitvoering van (delen van) het plan als onontkoombaar moeten worden aangemerkt. Bij de begroting voor het jaar 2013 zal moeten blijken of het thans geschetste perspectief kan worden gehandhaafd. Mocht dat niet mogelijk blijken dan lijkt preventief begrotingstoezicht voor 2013 onontkoombaar. Wij zullen de ontwikkelingen dan ook nauwlettend blijven volgen. Het vorenstaande is onderwerp van gesprek geweest in een bestuurlijk overleg op 8 december jl. Gezamenlijk werd geconcludeerd dat het wenselijk is om het komende jaar regelmatig bestuurlijk overleg te voeren omtrent de ontwikkelingen met betrekking tot de financiële positie c.a. van de gemeente.
284
Bijlage Financieel toezicht gemeentebegrotingen 2012
Overigens mag uit het vorenstaande niet worden afgeleid dat de overige gemeenten in deze provincie geen financiële problemen zouden kennen. Als gevolg van: verder teruglopende rijksuitkeringen (als gevolg van de herinvoering van de "trap op, trap af"systematiek werken de rijksbezuinigingen ad € 18 miljard deels door in de algemene uitkering, dit geldt eveneens voor nog komende ombuigingsmaatregelen); toenemende bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen, met name sw-bedrijven en gemeenschappelijke sociale diensten; noodzakelijke verdere afboekingen op de grondexploitaties; de aangekondigde taakdecentralisaties inzake de Wet werken naar vermogen, de begeleiding AWBZ en de Jeugdzorg en de daarmee gepaard gaande kortingen van rond € 2 miljard en de aangekondigde herverdeling van het gemeentefonds zullen de gemeenten de komende jaren alle zeilen moeten bijzetten om blijvend met sluitende budgetten te kunnen werken. In dit kader hebben wij geconstateerd dat, ondanks de financieel moeilijke tijden (nu en voor de komende jaren) de Groninger gemeenten nadrukkelijk hun verantwoordelijkheid nemen en de nodige maatregelen hebben aangekondigd c.q. vastgesteld om met sluitende begrotingen te kunnen blijven werken. Wij zullen de ontwikkelingen van de financiële positie van de Groninger gemeenten nauwlettend blijven volgen.
Bijlage Financieel toezicht gemeentebegrotingen 2012
285
286
Bijlage Financieel toezicht gemeentebegrotingen 2012
Controleverklaring Door Ernst & Young accountants is een concept controleverklaring afgegeven. Bij het opstellen van de Programmarekening 2011 was de definitieve controleverklaring nog niet voor publicatie beschikbaar. De definitieve controleverklaring zal op verzoek worden nagezonden.
Controleverklaring
287
288
Controleverklaring
Vaststelling Provinciale Staten Aldus vastgesteld door de Staten van de Provincie Groningen in hun vergadering van 30 mei 2012.
Vaststelling Staten
289
290
Vaststelling Staten
Relaties tussen programma’s, thema’s en productgroepen Programmabegroting
Productenbegroting
Omschrijving programma's en thema's
Omschrijving productgroepen
Nummer
1. Leven en wonen in Groningen Regionale planning Bouwen en wonen Gemeentelijke plannen
9101 9201 9102
Bedrijvigheid
Algemeen economische zaken Promotie en acquisitie Arbeidsmarkt Regioprogramma's Provinciale bedrijven Fysieke bedrijfsomgev ing Marktsectoren Nutsv oorzieningen
7001 7002 7103 7106 7107 7108 7109 7201
Landbouw
Landbouw
7302
Recreatie/toerisme
Toerisme en recreatie Toeristische promotie
6101 7003
Mobiliteitsbeleid (Re)c onstructie wegen en fietspaden Onderhoud en beheer wegen en f ietspaden Verkeersveiligheid (Re)c onstructie waterwegen Onderhoud en beheer hoofdvaarwegen Onderhoud en beheer ov erige vaarwegen Onderhoud en beheer schutsluis Lauwersoog Luchtvaartvervoer Collectief personenv ervoer
3001 3101 3102 3103 3301 3302 3303 3304 3401 3402
Natuur en landschap
Natuur en Landschap
6205
Programma Landelijk Gebied
Water (PLG) Bodem (PLG) Toerisme en recreatie (PLG) Natuur (PLG) Landschap en cultuurhistorie PLG) Landbouw en landinrichting (PLG) Sociaal-economische vitalisering (PLG)
4002 5204 6102 6203 6204 7303 9105
Water
Water Waterschapsaangelegenheden Muskusrattenbestrijding
4001 4101 4201
Milieu
Milieu (algemeen) Bodemsanering Duurzaam Bodembeheer en Afval Vergunningenv erlening Toezicht en handhav ing Ontgrondingen
5003 5201 5202 5501 5502 5601
Risicobeleid/Veiligheid
Openbare orde en v eiligheid
2001
Wonen en leefbaarheid
2. Ondernemend Groningen
3. Bereikbaar Groningen Mobiliteit en infrastructuur
4. Karakteristiek Groningen
5. Schoon/Veilig Groningen
Relaties tussen programma's, thema's en productgroepen
291
Programmabegroting
Productenbegroting
Omschrijving programma's en thema's
Omschrijving productgroepen
Nummer
6. Energiek Groningen Energie en klimaat Technische infrastructuur
5004 9103
POP / Gebiedsgericht werken
9104
S ociaal beleid
Ontwikkeling en ondersteuning welzijn Asielzoekers Stichting Prov inciaal Groninger Studiefonds Sportbeleid Zorg en hulpverlening Wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare groepen
8001 8005 8101 8201 8602 8701
Jeugd
Onderwijsbeleid Jeugdzorg Jongerenparticipatie
8102 8801 8802
Cultuur en media
Medi a Creatiev e netwerken Het verhaal van Groningen Dynamiek in de kunsten v an stad en regio Bibliotheken
8003 8310 8311 8312 8401
Provinciale Staten Overige bestuursorganen
Ondersteuning Prov inciale Staten Gedeputeerde Staten Kabinetszaken
1001 1101 1201
Bestuurlijke samenwerking
Bestuurlijke organisatie Financieel toezicht op gemeenten Uitvoering van wettelijke regelingen Bestuurlijke samenwerking
1301 1401 1501 1601
Communicatie
Communicatie Representatie en relatiemanagement
1603 1604
Voorzieningen personeel
1602
Diensten v oor derden Verhuur gebouwen Diverse baten en lasten
1701 1702 1799
Financieringsmiddelen Geldleningen langer of gelijk aan een jaar Provinciefonds Eigen middelen Deelnemingen Onv oorzien Saldo kostenplaatsen Mutaties reserv es
0010 0110 0200 0310 0410 0500 0600 0800
Energie en klimaat
7. POP/Gebiedsgericht POP
8. Welzijn, sociaal beleid, jeugd, cultuur
9. Bestuur
10. Bedrijfsvoering Bedrijfsvoering
11. Algemene middelen Financiering en algemene dekkingsmiddelen
292
Relaties tussen programma's, thema's en productgroepen