Programmabegroting 2014
Vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 19 juni 2013
, voorzitter
, secretaris
Programmabegroting 2014
Pagina 2 van 69
Programmabegroting 2014
Inhoudsopgave Inleiding Programma’s 1. Bestuur 2. Ruimtelijke Ordening 3. Economische zaken 4. Groen, Recreatie en Milieu 5. Wonen 6. Wegen & Verkeer 7. OV Concessie 8. Netwerkontwikkeling Mobiliteit 9. OV Regiotram 10. OV Regiotram: aanleg Uithoflijn Paragrafen Paragraaf Financiering Paragraaf Bedrijfsvoering Paragraaf Weerstandsvermogen Paragraaf Verbonden partijen Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen Financiële begroting Overzicht van baten en lasten Financiële positie Bestuur Regio Utrecht Bijlagen Bijlage A: Overzicht portefeuillehouders Bijlage B: Meerjarenplanning BDU (Uitvoeringsplan RUVV) Bijlage C: Reserves, voorzieningen en vooruit ontvangen bedragen (meerjarig verloop) Bijlage D: Investeringsstaat Bijlage E: Besparingsmonitor 2011-2014 Bijlage F: Lijst van gebruikte afkortingen
5 13 14 16 18 20 22 25 28 32 35 37 39 40 42 45 51 52 55 56 57 59 60 61 65 67 68 69
Pagina 3 van 69
Programmabegroting 2014
Pagina 4 van 69
Programmabegroting 2014
Inleiding Het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht biedt u hierbij de Programmabegroting 2014 ter vaststelling aan. Bij het opstellen van deze programmabegroting hebben we ons niet laten leiden door de onzekerheid die er is over de toekomst van de regionale samenwerking. Wij blijven van mening dat openbaar vervoer en bereikbaarheid het beste regionaal kunnen worden georganiseerd. Daarom zijn we in deze begroting uitgegaan van continuering van onze werkzaamheden. Ook hebben we in financieel opzicht rekening gehouden met de ontwikkeling van nieuw beleid. In 2014 gaat BRU een vervolg geven aan de visie op het Openbaar Vervoer (OVvisie) die door ons bestuur in het voorjaar 2012 is vastgesteld. Ook gaan we MIRT-studie die afgelopen najaar, mede in opdracht van BRU, is opgesteld, verder uitwerken. Op het gebied van verkeer en vervoer zijn wij in samenspraak met U10 gestart met de voorbereiding voor een nieuw Regionaal Verkeer en Vervoer Plan (RVVP) dat in 2015 van kracht moet worden. Ook ontwikkelen wij momenteel een fietsbeleid. In de begroting is uiteraard rekening gehouden met de financiële gevolgen van de uitvoering van dit beleid. Deze Programmabegroting gaat uit van het continuïteitsprincipe. Dat wil zeggen dat BRU alleen die taken uitvoert waarvoor het ook de bijbehorende middelen ontvangt. De voortzetting van de regionale taken staat voorop. Mochten de taken, mensen en middelen van BRU worden overgedragen aan een andere overheid dan vormt deze programmabegroting een belangrijk financieel overdrachtsdocument. Ook in 2014 mogen de burgers erop rekenen dat bussen en trams in de regio blijven rijden en dat gemeenten op het gebied van verkeer en vervoer goed blijven samenwerken. Daarom blijft BRU voortvarend te werk gaan. De burger mag onze organisatie aanspreken op de resultaten. Uitgangspunt is dat BRU de programma’s Bestuur, Ruimtelijke Ordening, Wonen en Groen, Recreatie en Milieu blijft uitvoeren. Dit conform de regionale agenda. Daarnaast wordt waar mogelijk de samenhang met het U10 traject gezocht.
De Programmabegroting binnen de Planning & Control-cyclus De Programmabegroting maakt onderdeel uit van de Planning & Control-cyclus van BRU. Deze cyclus bestaat uit een aantal documenten die het bestuur en het management helpen om de organisatie aan te sturen en ‘in control’ te zijn. De P&C-documenten dienen als hulpmiddel bij de dialoog die tussen de verschillende niveaus van de organisatie plaatsvindt. In onderstaande figuur is de P&C-cyclus van BRU weergegeven.
Pagina 5 van 69
Programmabegroting 2014
PLANNING
CONTROL
LANGETERMIJN VISIEDOCUMENTEN 1x per 4 jaar
dec. t-2 jun. t-1 dec. t-1 meerjarig juli t-1 dec. t-1
dec. t-1
REGIONALE AGENDA
ALGEMEEN EN DAGELIJKS BESTUUR
VASTSTELLINGSBRIEF REGIOBIJDRAGE PROGRAMMABEGROTING
SECRETARISDIRECTEUR
OPDRACHTEN KADERBRIEVEN JAARPLANNEN incl. productenraming
OVERDRACHTSDOCUMENT
1x per 4 jaar
PROGRAMMAREKENING
jun. t+1
BESTUURSRAPPORTAGE
okt. t
MANAGEMENTRAPPORTAGES
maandelijks
AFDELINGSHOOFDEN FUNCTIONERINGS-/ BEOORDELINGSVERSLAG
PERSOONLIJK JAARPLAN
jun/dec. t
MEDEWERKERS
In de Programmabegroting 2014 presenteert het dagelijks bestuur de plannen voor het jaar 2014 aan het algemeen bestuur. De plannen in de Programmabegroting 2014 zijn een uitwerking van de kaders die in de Regionale Agenda 2011-2014 zijn opgenomen en de vaststelling van de regiobijdrage 2014 door het algemeen bestuur op 12 december 2012. De plannen in de Programmabegroting 2014 worden in de Programmarekening 2014 geëvalueerd. Dan zal een verantwoording worden gegeven in hoeverre de plannen zijn gerealiseerd.
Opzet van de Programmabegroting 2014 De Regionale Agenda 2011-2014 biedt de kaders voor de gehele bestuursperiode. In de Programmabegrotingen worden deze kaders per jaar uitgewerkt. De plannen van BRU worden in deze begroting per programma gepresenteerd. De indeling sluit aan bij de portefeuilleverdeling van het dagelijks bestuur. Dit houdt in dat een portefeuillehouder (de voorzitter en de portefeuillehouder financiën uitgezonderd) verantwoordelijk is voor een programma. Deze portefeuilleverdeling komt ook overeen met de indeling van de Regionale Agenda 2011-2014, die het algemeen bestuur op 15 juni 2011 heeft vastgesteld. Per programma worden de plannen gepresenteerd aan de hand van de volgende vragen: Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat mag het kosten? Naast de programma’s geven de paragrafen informatie over verschillende onderwerpen die niet direct aan de programma’s gerelateerd zijn.
Pagina 6 van 69
Programmabegroting 2014
Brede Doeluitkering (BDU) Het grootste deel van de begroting van BRU wordt gedekt uit de Brede Doeluitkering (BDU). Op basis van de informatie van het Ministerie van I&M komt de schatting van het aandeel van BRU voor 2014 uit op € 96,8 mln. (prijsniveau 2013, exclusief toerekening van rente). Deze bijdrage bestaat uit een regulier deel van € 88,3 mln. (in 2013 € 87,7 mln.) en een specifiek deel van € 8,5 mln. (in 2013 € 13,5 mln.). De specifieke BDU wordt voor de volgende doelen uitgekeerd (prijspeil 2013, in € 1.000): 2012 0 9.428 2.071 -1.201 4.979 15.277
Intensivering regeerakkoord Actieprogramma OV Fiets filevrij OV chipkaart1 OV infra SUNIJ-lijn
2013 4.470 5.200 0 -1.190 4.995 13.475
2014 2.430 2.213 0 -1.190 4.995 8.448
In onderstaande grafiek is het geschatte verloop de BDU voor het landelijk totaal en voor het aandeel regulier van BRU weergegeven. Daaruit blijkt dat de BDU volgens de Rijksbegroting de komende jaren een aanzienlijke krimp van ruim 13% vertoont, een krimp die zich vrijwel één-op-één vertaalt in de bijdrage die BRU ontvangt. De krimp bij BRU wordt enigszins gemitigeerd door de uitbreiding van het areaal met Loenen en Breukelen (gemeente Stichtse Vecht) in 2012 en de daarbij behorende verhoging van de BDU. Met de provincie Utrecht is een afspraak gemaakt voor een bijdrage door BRU aan de provincie in de uitgaven voor openbaar vervoer, regiotaxi en infrastructuurprojecten op het grondgebied van Loenen en Breukelen. Deze afspraak geldt voor de periode 2012 tot en met 2016. Ontwikkeling BDU 2011-2020
2.400
94
2.300
93
2.200
92
2.100 EUR mln
91 Totaal BDU Rijksbegroting I&M
2.000 90 1.900
BRU reguliere BDU
89 1.800 88
1.700
87
1.600 1.500
86 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 jaar
1
Betreft de terugbetaling van de lening uit de BDU middelen voor de investeringen in de chipkaart.
Pagina 7 van 69
Programmabegroting 2014
Op 29 februari 2012 heeft het AB de beleidsregels BDU vastgesteld. Volgens deze beleidsregels wordt het budget per programma via een vaste procentuele verdeling van de reguliere BDU bepaald: • Openbaar vervoer 60% • Wegen en verkeer 35% • Netwerkontwikkeling mobiliteit 1% • Beleid en uitvoering (apparaatskosten) 4% De toegestane apparaatskosten zijn in het beschikbare BDU budget per programma opgeteld bij de vaste percentages. Datzelfde geldt voor de verplicht toe te rekenen rente op het saldo BDU uit voorgaande jaren. Uiteindelijk resulteren de volgende BDU middelen (regulier en specifiek) per programma: • OV concessie € 43,9 mln. • OV infrastructuur € 17,6 mln. • Wegen en verkeer € 34,7 mln. • Netwerkontwikkeling mobiliteit € 0,6 mln. • Totaal € 96,8 mln. Tekorten en overschotten worden bij het vaststellen van de jaarrekeningen per programma apart inzichtelijk gemaakt. Daarmee ontstaat een bedrag aan niet verbruikte BDU-middelen per programma, dat als een buffer voor dat programma dient. Met deze buffer per programma is het mogelijk om sterk wisselende inkomsten en uitgaven meerjarig binnen een programma te compenseren door gebruik te maken van de niet bestede BDU-middelen uit voorgaande jaren. Indien in het jaar 2014 blijkt dat de uitvoering van een programma meer middelen vergt dan in deze Programmabegroting worden vastgesteld, dan kan uit de buffer van het programma worden geput. Indien dat optreedt, wordt dat als vast te stellen begrotingswijziging aan het algemeen bestuur voorgelegd. Naast de reguliere BDU zijn er specifieke uitkeringen. Dit zijn middelen die met een verbijzonderd doel worden verstrekt. Deze budgetten worden direct toegekend aan het programma waar het betreffende project onder valt. Ook bij deze middelen wordt het niet bestede deel per doel apart geregistreerd.
Ombuigingsoperatie 2011-2014 en meerjarenraming 2015-2020 Op 15 juni 2011 heeft het algemeen bestuur grotendeels ingestemd met de uitwerking van een ombuigingsoperatie om de jaren 2011 tot en met 2014 budgettair sluitend te krijgen. De besparingsmaatregelen zijn deze programmabegroting verwerkt. Over de uitvoering hiervan is in 2011 en 2012 apart gerapporteerd. Het algemeen bestuur heeft op 3 oktober 2012 besloten om de monitoring voortaan in de reguliere P&C producten te laten plaatsvinden. In bijlage E wordt u geïnformeerd over de voortgang van de besloten maatregelen. Van de 20 genomen besparingsmaatregelen zijn 16 maatregelen uitgevoerd. Een 4-tal besparingsregelen behoeven nog aandacht.
Uitwerking besparingsmaatregelen 2015-2020 Omdat de meerjarenraming vanaf 2015 nog niet structureel sluitend was heeft het algemeen bestuur 29 februari 2012 ingestemd met de methodiek om een dreigend tekort van € 47 miljoen over de gehele periode 2015 tot en met 2020 op te lossen door als uitgangspunt het principe van een vaste procentuele verdeling van de BDU naar programma’s over de gehele
Pagina 8 van 69
Programmabegroting 2014
periode 2011-2020 te hanteren. Dat betekent dat de programma’s OV een taakstelling van gemiddeld € 4,6 mln. jaarlijks (OV concessie) en € 1,6 mln. jaarlijks (OV Infrastructuur). OV concessie hanteert voor de komende concessie OV, die vanaf december 2013 in werking treedt, een subsidieplafond dat is gerelateerd aan de beschikbare budgetten. De verwachting is dat de concessie binnen het subsidieplafond op het voorzieningenniveau van het vervoersplan 2013 kan blijven. Bij de aanbesteding voor de regiotaxi is rekening gehouden met de door het algemeen bestuur vastgestelde nieuwe afspraken over een maximale bijdrage van BRU in de kosten van de regiotaxi. OV Infrastructuur zal de taakstelling te realiseren door aanpassing in de fasering van de uitvoering van de investeringen in infrastructuur, haltes en remise en door een aanpassing van het structureel niveau van beheer- en onderhoudskosten gerelateerd aan de effecten van de Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI).
Regiobijdrage De regiobijdrage voor 2014 is in het algemeen bestuur van 12 december 2012 vastgesteld op € 3,10 per inwoner. Dit leidt tot de volgende bijdrage per gemeente: Gemeente De Bilt Bunnik Houten IJsselstein Nieuwegein Stichtse Vecht* Utrecht Vianen Zeist Totaal
Aantal inwoners 42.079 14.451 48.309 34.271 60.720 39.663 316.275 19.670 61.233 636.671
Regiobijdrage 2014 € 130.445 € 44.798 € 149.758 € 106.240 € 188.232 € 122.955 € 980.452 € 60.977 € 189.822 € 1.973.679
* Inwonertal gemeente Stichtse Vecht gebaseerd op het inwonertal van Maarssen.
De regiobijdrage vormt de financiering van de volgende programma’s: • Bestuur € 850.000 • Ruimtelijke Ordening € 572.000 • Economische Zaken € 314.000 • Groen Recreatie & Milieu € 19.000 • Wonen € 218.000
Overige inkomsten Naast de BDU en de regiobijdrage zijn in de programmabegroting enkele andere inkomstenbronnen ter financiering van de activiteiten opgenomen: Bijdragen van derden: • Programma Economische Zaken, bijdrage inkoop energie € 65.000 • Programma Wonen, beleidsinformatie woningzoekenden € 8.000 • Programma Wegen en verkeer, bijdrage verkeersmodel € 88.000 • Programma Netwerkontwikkeling mobiliteit, bijdrage bureau Randstadspoor € 56.000
Pagina 9 van 69
Programmabegroting 2014
Overige middelen: • Programma Wonen, inzet middelen BWS € 30.000 • Programma Wegen en verkeer, inzet BOR fonds € 5.867.000 • Programma Wegen en verkeer, inzet middelen Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer (AROV) € 6.600.000 Onttrekkingen uit reserves: • Programma Wonen, rentebaten BWS € 140.000 • Programma Bedrijfsvoering, Frictiekosten personeel €98.000
Projecten Naast de in deze begroting opgenomen activiteiten die uit de jaarlijkse inkomsten (met name BDU en regiobijdrage) worden bekostigd, kent BRU een drietal projecten waarvan de financiële verantwoording en begroting niet één-op-één in de jaarlijkse begrotingscijfers terugkomen. Het betreft de volgende projecten: • Uitvoering project Uithoflijn • Levensduurverlengend Onderhoud (LVO) op het trammaterieel • Grootschalige Vervanging van de Infrastructuur (GVI) van de SUNIJlijn Project Uithoflijn Het uitvoeringsbesluit van het project Uithoflijn (vertramming van de OV-lijn Utrecht Centraal Station – Uithof) is op 18 april 2012 door het algemeen bestuur genomen. De totale projectkosten bedragen € 321 miljoen (exclusief aanschaf trammaterieel). Deze kosten worden gefinancierd door bijdragen van het Rijk, gemeente Utrecht en BRU. De bijdrage van BRU bestaat uit herschikking van de eerder aan de gemeente Utrecht afgegeven beschikking voor HOV om de Zuid en een bijdrage uit de BDU via het maatregelenpakket VERDER. Financiële verantwoording De beschikking voor HOV om de Zuid en de beoogde herziening naar een beschikking Uithoflijn is voor € 26 miljoen in de jaren tot en met 2011 verantwoord. Het restant komt ten laste van het RUVV van de jaren 2013, 2014 en 2015. De bijdrage uit VERDER bedraagt € 100 miljoen en wordt eveneens opgenomen in het RUVV van de komende jaren. De uitgaven voor het RUVV wordt in het programma Wegen en verkeer verantwoord. Levensduurverlengend onderhoud (LVO) Voor het project LVO heeft het algemeen bestuur op 23 maart 2011 € 10,6 miljoen beschikbaar gesteld. Daarmee wordt de levensduur van het SUNIJ-materieel met 10 jaar verlengd en wordt het materieel vervoerderonafhankelijk gemaakt. Financiële verantwoording De kosten worden over 10 jaar afgeschreven, wat betekent dat in de begrotingen en jaarrekeningen van 2012 tot en met 2023 de jaarlijkse kosten voor afschrijving (10% per jaar) en rente (op basis van een rekenrente van 4%) ad circa € 1,1 miljoen zijn opgenomen. Deze kosten worden verantwoord in het programma OV Infrastructuur.
Pagina 10 van 69
Programmabegroting 2014
Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI) BRU heeft de vervanging van de infrastructuur opgedeeld in 2 fasen: De eerste fase van uitvoering van het project GVI is uitgevoerd in 2012. Dit is het gedeelte Utrecht CS tot en met halte Nieuwegein Stadscentrum. Voor de tweede fase van dit project heeft het algemeen bestuur in februari 2013 een krediet van € 27,5 mln. beschikbaar gesteld. Uitvoering vindt plaats met buitendienststellingen in de zomerperiodes van 2013 en 2014. De trambaanvernieuwing tussen Kanaleneiland en Jaarbeursplein wordt in de zomer van 2013 uitgevoerd; het deel tussen de wisselstraat bij de remise en Kanaleneiland volgt in de zomer van 2014. De tweede fase betreft de uitvoering van de tracédelen na Nieuwegein stadscentrum, o.a. richting IJsselstein en staat gepland voor 2018. Voor het project GVI heeft het dagelijks bestuur in 2011 een voorbereidingskrediet van € 2,9 miljoen beschikbaar gesteld voor de voorbereiding van de ontwerpfase GVI en de realisatie van het 24 Oktoberplein. Op 19 december 2011 heeft het dagelijks bestuur € 14,8 miljoen voor de realisatie van fase 1A van het project GVI beschikbaar gesteld. Financiële verantwoording Het Rijk verstrekt voor het beheer en onderhoud van de infrastructuur een jaarlijks vaste bijdrage, die in 2012 is geïndexeerd en € 5,1 miljoen bedroeg. Deze bijdrage wordt met de afschrijvings- en rentelasten van de investeringen binnen het programma OV Infrastructuur verantwoord. De kosten worden over 30 jaar afgeschreven, wat betekent dat in de begrotingen en jaarrekeningen vanaf 2012 de jaarlijkse kosten voor afschrijving (3 1/3% per jaar) en rente (op basis van een rekenrente van 4%) worden opgenomen. In 2013 is daartoe € 1,0 miljoen opgenomen.
Pagina 11 van 69
Programmabegroting 2014
Pagina 12 van 69
Programmabegroting 2014
Programma’s
Pagina 13 van 69
Programmabegroting 2014
1. Bestuur In het jaarverslag over 2011 wordt voor het eerst melding gemaakt van de kabinetsvoornemens om te komen tot afschaffing van de WGR+ en andere voorstellen voor de bestuurlijke herindeling van Nederland, in het bijzonder in de Randstad. De betreffende passage bevat de zinsnede “de discussie is echter nog niet afgerond”. Of deze discussie in 2014 wel zal zijn afgerond, is op het moment dat deze programmabegroting wordt gemaakt (voorjaar 2013) niet voorspelbaar. Duidelijk is dat het Kabinet voornemens is om in 2013 wetsvoorstellen in te dienen over zowel de intrekking van de WGR+ als over de fusie van de provincies Utrecht, NoordHolland en Flevoland. Of beide wetsvoorstellen met elkaar in verband zullen worden gebracht is nog onduidelijk. Op de vraag tot welke indeling en samenwerkingsverbanden deze wetsvoorstellen – als ze zullen worden aangenomen – zullen leiden zijn nog vele antwoorden mogelijk. Bij al deze onzekerheden is een ander ding wel zeker: in maart 2014 zijn er gemeenteraadsverkiezingen. Doel van het programma bestuur is om de regionale samenwerking op bestuurlijk niveau te ondersteunen en te faciliteren.
Wat willen we bereiken? In 2014 is het aan de nieuwe raden en colleges om vorm en inhoud te geven aan de regionale samenwerking. De gezamenlijke inzet in BRU-verband is erop gericht dat de gemeenten zelf zoveel mogelijk zeggenschap hebben over de terreinen waarop gemeenten willen samenwerken en over de vorm van die samenwerking.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. Het overdrachtsdocument dat eind 2013 is opgesteld wordt verspreid onder de BRUgemeenten voorafgaand aan de gemeenteraadsverkiezingen. 2. Na de gemeenteraadsverkiezingen wordt een nieuw dagelijks bestuur aangewezen vanuit het algemeen bestuur en wordt een introductieprogramma voor het bestuur verzorgt. 3. Na de aanwijzing van het dagelijks bestuur wordt een nieuwe regionale agenda 20142018 opgesteld. 4. Bij de uitvoering van de regionale agenda wordt de synthese gezocht met het U10proces. 5. Besluiten van gemeenten of Kabinet over de toekomst van regionale samenwerking worden geïmplementeerd.
Wat mag het kosten? Bestuur (bedragen x € 1.000) La ste n Bestuurlijke organisatie Regionale samenwerking Totaa l lasten Ba te n Regiobijdrage Totaa l ba ten Sa ldo
Rek ening 2012 Begroting 2013
A ctualisatie Begroting 2014 Begroting 2013
766 234 1.000
782 364 1.146
735 192 927
667 173 840
1.004 1.004 4
1.146 1.146 0
927 927 0
840 840 0
Pagina 14 van 69
Programmabegroting 2014
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Bestuur worden volledig gedekt uit de Regiobijdrage. De verwachte uitgaven voor de bestuurlijke organisatie zijn in 2014 lager dan in 2013 vanwege de korting op de Regiobijdrage. Binnen dit programma wordt ingezet op de wijze waarop de regionale samenwerking in de toekomst vorm krijgt.
Pagina 15 van 69
Programmabegroting 2014
2. Ruimtelijke Ordening In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma Ruimtelijke Ordening de volgende doelen vastgesteld: Doel: Kwaliteit en samenhang in ruimtelijke ontwikkeling Binnenstedelijke bouw en behoud van het landschap, daar ligt de focus van de regionale samenwerking op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. De Utrechtse regio kent ook op langere termijn een grote verstedelijkingsdruk. Centrale opgave is om te voorzien in de blijvende behoefte aan woningen en tegelijkertijd de kwaliteit van het buitengebied verder te versterken, gerelateerd aan de doorontwikkeling van het regionale OV-netwerk. Daartoe zal een groot deel van de te bouwen woningen op binnenstedelijke locaties worden gerealiseerd. Daarnaast is aandacht nodig voor (structurele) veranderingen op de kantorenmarkt en voor herstructurering van bedrijventerreinen. Bovenstaande alinea werd begin 2011 opgenomen in de regionale agenda. Sindsdien heeft de crisis op de woningmarkt zich verdiept; de woningmarkt is vrijwel tot stilstand gekomen en de productie van nieuwbouwwoningen in de regio is gezakt van circa 4000 naar – mogelijk – minder dan 1500 per jaar. Er is daarom extra aandacht nodig voor continuïteit in de gebiedsontwikkeling, juist in crisistijd. Tegelijk wijzen alle prognoses over de demografische en economische ontwikkeling van Nederland nog steeds in de richting van groei in de Noordvleugel. De woningen die nu niet gebouwd worden, lijken voor 2040 nog steeds nodig te zijn voor de huisvesting van de eerst volgende generatie, die in nog grotere getale dan voorheen in de steden zal wonen en werken. Om de woningmarkt weer vlot te trekken zijn maatregelen nodig op nationaal of zelfs Europees niveau. Dit type maatregelen gaat de mogelijkheden van regionale samenwerking ver te boven. Wat gemeenten onderling wel kunnen doen is afspraken maken over planning en programmering, zodat de bestuurlijk en ambtelijke energie terecht komt bij de projecten die ook in crisistijd nog wel kans van slagen hebben. Andere plannen zullen moeten wachten tot woningzoekenden weer een betaalbare woning kunnen vinden. Daarnaast zullen gemeenten in de Noordvleugel zich langzamerhand moeten bezinnen op de vraag hoe de achterstand in de woningbouwproductie die nu wordt opgelopen, weer kan worden ingehaald. Opnieuw massaal gaan bouwen in het groen (uitleg) is wellicht een verleidelijke, maar voor de lange termijn geen goede weg. Met het opofferen van de groene ruimte zou immers een uiterst belangrijke economische randvoorwaarde – een aantrekkelijk woon- en werkklimaat voor de kenniswerkers waar de Utrechtse economie op draait – worden aangetast. De samenwerkende gemeenten houden daarom onverkort vast aan het beleid zoals dat in de Noordvleugel ontwikkelingsvisie is geformuleerd.
Wat willen we bereiken? Binnenstedelijke bouw en behoud van het landschap, daar ligt de focus van de regionale samenwerking op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. De Utrechtse regio kent ook op langere termijn een grote verstedelijkingsdruk. Centrale opgave is om te voorzien in de blijvende behoefte aan woningen en tegelijkertijd de kwaliteit van het buitengebied verder te versterken, gerelateerd aan de doorontwikkeling van het regionale OV-netwerk. Daartoe zal een groot deel van de te bouwen woningen op binnenstedelijke locaties worden gerealiseerd. Daarnaast is aandacht nodig voor (structurele) veranderingen op de kantorenmarkt en voor herstructurering van bedrijventerreinen.
Pagina 16 van 69
Programmabegroting 2014
Bovenstaande alinea werd begin 2011 opgenomen in de regionale agenda. Sindsdien heeft de crisis op de woningmarkt zich verdiept; de woningmarkt is vrijwel tot stilstand gekomen en de productie van nieuwbouwwoningen in de regio is gezakt van ca. 4000 naar zo’n 1500 per jaar. Het is onzeker of al in 2014 herstel van de woningmarkt in zicht is.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. BRU participeert in de Noordvleugelsamenwerking: opstellen van een gezamenlijke gebiedsagenda en vertaling daarvan naar projecten en programma’s in het bestuurlijk overleg MIRT. 2. In 2013 worden nieuwe uitvoeringsafspraken geformuleerd over woon- en werklocaties voor de periode tot 2020. In 2014 wordt de uitvoering van deze afspraken gemonitord en ondersteund. 3. BRU blijft verkennen op welke locaties de verstedelijkingsopgave op langere termijn gerealiseerd kan worden, zoals de A12-zone tussen knooppunten Oudenrijn en Lunetten en ontwikkelingen bij OV-knooppunten. 4. BRU agendeert het belang van de binnenstedelijke opgave (vooral middelen en instrumenten) bij Rijk, provincie en andere partijen. 5. BRU monitort de ontwikkeling van vraag en aanbod op het gebied van woningbouw, kantoorontwikkeling en bedrijventerreinen en brengt de programmering van grootschalige ontwikkelingen in de regio in beeld. 6. BRU faciliteert kennisuitwisseling tussen gemeenten en biedt ondersteuning bij de uitvoering van projecten.
Wat mag het kosten? Ruimtelijk e Ordening (bedragen x € 1.000) La ste n Management RO Uitvoering RSP Actieprogramma woningbouw Totaa l lasten Ba te n Regiobijdrage BLS fonds Totaa l ba ten Sa ldo voor beste mming Onttrekking bestemmingsreserve Actieprogramma woningbouw
Rek ening 2012 Begroting 2013
Sa ldo na be ste mming
A ctualisatie Begroting 2014 Begroting 2013
240 6 0 245
359 161 75 595
624 0 0 624
567 0 0 567
526
624
567
526 281 0
545 0 545 50 50
624 0 0
567 0 0
281
0
0
0
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Ruimtelijke ordening worden gedekt uit de Regiobijdrage. De verwachte uitgaven voor dit programma zijn in 2014 lager dan in 2013 vanwege de korting op de Regiobijdrage.
Pagina 17 van 69
Programmabegroting 2014
3. Economische zaken In de regionale agenda 2011-2014 is voor het programma Economische Zaken het volgende doel vastgesteld: Het BRU-gebied is een economisch sterke regio en functioneert als één economisch gebied met onderling sterk verweven activiteiten. Samenwerking tussen de BRU-gemeenten is daarbij heel belangrijk, onderlinge concurrentie moet voorkomen worden. Op dit moment bevindt de Utrechtse economie zich in zwaar weer. Werkloosheid groeit, leegstand van kantoren neemt toe, de verrommeling op bedrijventerreinen en het aantal faillissementen neemt grotere vormen aan. Het is zaak om juist nu gezamenlijk krachtig op te treden. Hiertoe is in de regionale agenda een aantal speerpunten opgenomen: -
Versterken economisch profiel van de regio Utrecht. Een vitale kantorenmarkt in de regio. Kwalitatief en kwantitatief voldoende aanbod van bedrijventerreinen met accent op herstructurering. In aanvulling hierop hebben de portefeuillehouders EZ besloten te inventariseren wat de regionale meerwaarde voor samenwerking op gebied van detailhandel kan zijn. Op basis van deze inventarisatie zullen gemeenten al dan niet overgaan tot: - Regionale afstemming op gebied van detailhandel.
Wat willen we bereiken? Een economisch sterke regio met een goede kwalitatieve en kwantitatieve verdeling van werklocaties. Een evenwichtige ontwikkeling van de kantorenmarkt, de detailhandel en de bedrijventerreinenmarkt, gesteund door een succesvolle aanpak op het gebied van herstructurering van bedrijventerreinen. De Utrechtse regio innoveert en versterkt zijn concurrentiepositie op (inter)nationaal schaalniveau.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. Afspraken maken/actualiseren en naleven in BRU-verband over de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de kantorenmarkt. Om bestaande leegstand te bestrijden en toekomstige leegstand te voorkomen was het van regionaal belang kwantitatieve en kwalitatieve afspraken te maken over kantoren. In 2013 is een regionaal kantorenmarktstrategie opgesteld, op basis van de aanbevelingen uit de in 2011 vastgestelde kantorenmarktanalyse en het STEC-rapport. In 2014 worden de afspraken uit de in 2013 vastgestelde kantorenmarktstrategie uitgevoerd en gemonitord. 2. Uitvoeren Regionaal Convenant Bedrijventerrein Nieuwe bedrijventerreinen kunnen niet meer worden aangelegd zonder direct te werken aan de herstructurering van bestaande terreinen. Ook zonder meer kiezen voor uitleglocaties is ongewenst. Hiertoe is in 2012 een regionaal convenant bedrijventerreinen opgesteld. Hierin zijn afspraken over herstructurering van bestaande en ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen vastgelegd. Het convenant bevat een uitvoeringsagenda met een doorlopend karakter. 3. Promotie en profilering regio Een goed vestigingsklimaat en een stevige concurrentiepositie van (bedrijven in) de regio is te bereiken door als één regio naar buiten te treden en onderlinge concurrentie te voorkomen. Profilering, promotie en afstemming in BRU-verband door netwerken en het lanceren van nieuwe initiatieven zorgen voor meer diversiteit en vitaliteit in de regio. Onder meer de participatie in de Utrechtse Ondernemers Academie en het RTV Utrecht-
Pagina 18 van 69
Programmabegroting 2014
programma BV Utrecht dragen bij aan deze economische vitaliteit van de regio. Ook andere activiteiten met het doel promotie en profilering van de regio worden in 2014 opgepakt. 4. Noordvleugel, Economic Board Utrecht (EBU) en Task Force Innovatie (TFI) Afstemming en samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en de verschillende overheidslagen in de Noordvleugel is van groot belang om de grote internationale concurrentiekracht verder te versterken. De overheden werken samen in het Platform Regionaal Economische Stimulering (PRES). In samenwerking met partijen in de Noordvleugel van de Randstad worden afspraken gemaakt en uitgevoerd, waarmee de regio en het Rijk met elkaar invulling geven aan de versterking van de Noordvleugel en daarmee van Nederland. BRU draagt bij aan activiteiten om innovatie te stimuleren (PRES, Noordvleugel) en de sterke punten van de regionaal economische structuur te promoten. Het bedrijfsleven, de overheid en de kennisinstellingen worden met elkaar verbonden in de Economic Board Utrecht. Er wordt gestreefd naar intensivering van de bestuurlijke samenwerking met onze partners. De economische agenda voor de Noordvleugel wordt uitgevoerd. De portefeuillehouder EZ van BRU heeft zitting in de EBU en agendeert daar strategische onderwerpen van economisch belang. 5. BRU behartigt belangen van BRU-gemeenten en vervult een regiefunctie waar het economische onderwerpen van regionaal belang betreft. 6. Afspraken maken en kennis/ervaring uitwisselen over (regionaal) detailhandelsbeleid. Nadat gemeenten onderling de wensen en wenselijkheid van regionaal beleid hebben bepaald, zal dit in BRU-verband uitgewerkt worden.
Wat mag het kosten? Economische Z ak en (b edragen x € Rek ening 2012 Begroting 2013 A ctualisatie Begroting 2014 1.000) Begroting 2013 La ste n Regionale economische ontwikkeling 174 185 0 0 Energie Management en strategisch beleid Totaa l lasten Ba te n Regiobijdrage Bijdragen van derden aan energieinkoop Totaa l ba ten Sa ldo
26 21 221
65 25 275
65 343 408
65 311 376
250 28
210 65
343 65
311 65
278 56
275 0
408 0
376 0
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Economische Zaken wordt bijna volledig gedekt uit de Regiobijdrage. Het restant wordt bijgedragen door de deelnemers aan het project gezamenlijke inkoop energie. De uitgaven voor Regionale economische ontwikkeling maken vanaf 2013 deel uit van Management en strategisch beleid. De totale verwachte uitgaven voor dit programma zijn in 2014 lager dan in 2013 vanwege de korting op de Regiobijdrage.
Pagina 19 van 69
Programmabegroting 2014
4. Groen, Recreatie en Milieu In de regionale agenda 2011-2014 is voor het programma Groen, Recreatie en Milieu het volgende doel vastgesteld: Doel: Aandacht voor groen, recreatie en milieu BRU ziet slechts een beperkte rol voor zichzelf op het gebied van groen, recreatie en milieu. Er zijn dan ook geen concrete resultaten benoemd.
Wat willen we bereiken? De Utrechtse regio koestert zijn hoogwaardige woon- en leefmilieu. De bestaande natuur- en groengebieden moeten behouden blijven. BRU voert echter geen zelfstandig beleid op het gebied van groen, onder meer vanwege het ontbreken van financiële middelen en het feit dat vele andere partijen actief zijn op groengebied. Het voeren van integraal beleid staat wel hoog in het vaandel. Dat wil zeggen dat bij het maken van ruimtelijke plannen ook rekening wordt gehouden met de hiervoor genoemde beleidsvelden. In de regionale agenda 2011-2014 is vastgelegd dat het BRU slechts een beperkte rol voor zichzelf ziet op het gebied van groen, recreatie en milieu. De voorgenomen activiteiten zijn gebaseerd op oude toezeggingen en afspraken.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. Voortgangsbewaking groenprojecten Eind 2011 zijn beschikkingen afgegeven voor de zeven groenprojecten 2011-2015, voor in totaal € 650.000. De voortgang van de projecten zal bewaakt worden en waar nodig ondersteund. Hoewel de uiterste looptijd van de projecten tot en met 2015 is, zullen naar verwachting de eerste projecten al in 2013 zijn afgerond. Door middel van een voortgangsrapportage wordt het portefeuillehoudersoverleg twee maal per jaar geïnformeerd over de voortgang. 2. Op basis van oude afspraken: een financiële bijdrage leveren aan de uitvoering van Recreatie om de Stad (RodS) In 2013 zal de besluitvorming over de BRU-bijdrage van in totaal €3,5 mln. plaatsvinden. Het idee is om deze in te zetten voor de inrichting van de deelgebieden Haarzuilens (gemeente Utrecht) en Hollandse IJssel (gemeente IJsselstein). Naar verwachting zal de realisatie van deze projecten enige jaren gaan duren. Er zullen afspraken gemaakt worden over de voortgangsbewaking. 3. In het kader van belangenbehartiging: deelname aan het Woerdens Beraad BRU heeft een vertegenwoordiger in het Woerdens Beraad. Dit overlegorgaan van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in het Groene Hart komt gemiddeld vijf maal per jaar bij elkaar. In 2013 zal er duidelijkheid ontstaan zijn over de mogelijke deelname van het Woerdens Beraad aan de Stuurgroep Groene Hart. Tot slot organiseert het Woerdens Beraad jaarlijks een conferentie voor Groene Hartgemeenten.
Pagina 20 van 69
Programmabegroting 2014
Wat mag het kosten? Groen, Recreatie en M ilieu (b edragen x € 1.000) La ste n Groen en recreatie Management Groen, Recreatie en Milieu Totaa l lasten Ba te n Regiobijdrage Overlopende passiva Voorontvangen BLS-middelen Totaa l ba ten Sa ldo Sa ldo na be ste mming
Rek ening 2012 Begroting 2013
A ctualisatie Begroting 2014 Begroting 2013
39 10
53 29
0 3.519
0 19
49
82
3.519
19
83 0
82 0
19 3.500
19 0
83 34
82 0
3.519 0
19 0
34
0
0
0
Toelichting op de financiële gegevens De inzet op dit programma wordt geminimaliseerd. De dekking van het programma Groen, Recreatie en milieu komt uit de Regiobijdrage. De uitgaven onder actualisatie begroting 2013 van € 3,5 mln betreft de regionale cofinanciering Recreatie om de Stad (Rods, besloten in het algemeen bestuur van februari 2013.
Pagina 21 van 69
Programmabegroting 2014
5.
Wonen
In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma wonen de volgende doelen vastgesteld: Doel: Evenwichtiger spreiding sociale woningbouw in Utrechtse regio In 2007 zijn regionale afspraken gemaakt om de sociale woningbouw evenwichtiger te spreiden. Enkele gemeenten kennen een ruime voorraad van meer dan 30%, terwijl andere gemeenten daar sterk bij achterblijven. Veel gemeenten hebben echter moeite met de uitvoering van de afspraken, zeker gelet op de economische omstandigheden en de realisatie van woningbouw in veelal dure binnenstedelijke locaties. Doel: Eerlijke verdeling van schaarse woonruimte met voldoende slaagkansen woningzoekenden. Voor de sociale woningbouw geldt dat de wachttijden in de Utrechtse regio bijzonder lang zijn. De sociale woningvoorraad dient in beginsel te worden benut voor de huisvesting van doelgroepen die afhankelijk zijn van het aanbod van sociale woonruimte. Voor het aanbod en de verhuring van sociale woonruimte heeft BRU de regionale huisvestingsverordening opgesteld. Hierin staan regels die eenduidig zijn in alle gemeenten, maar die een gemeente ook de mogelijkheid biedt lokaal maatwerk toe te passen. De komende jaren gaat er veel veranderen met de invoering van Europese regelgeving en een nieuwe Huisvestingswet. Veranderingen die de uitgangspunten raken van ons regionaal verdeelsysteem, zoals lokaal maatwerk en de definitie van doelgroepen.
Wat willen we bereiken? Betaalbare huisvesting is een schaars goed in de regio Utrecht. De gewenste oplossingen kunnen zelden binnen een enkele gemeente worden geboden. Daarom hebben de samenwerkende gemeenten al langer geleden deze taak op zich genomen. In de regionale agenda 2010 – 2014 zijn daartoe twee doelen geformuleerd en uitgewerkt: 1. Evenwichtiger spreiding sociale woningbouw in Utrechtse regio. 2. Eerlijke verdeling van schaarse woonruimte met voldoende slaagkansen woningzoekenden.
Wat gaan we daarvoor doen? 1.
Sociale woningbouw stimuleren De woningbouwproductie is vanaf 2011 ingezakt. Met name de sociale woningbouwproductie heeft nog een extra duw gekregen door de financiële onzekerheden bij de woningcorporaties. Als 2014 al herstel laat zien, dan zal zich dit pas in 2015 en later vertalen in de oplevering van meer woningen. Met een vooruitzicht op herstel is 2014 wel het jaar waarin gemeenten en sociale partners afspraken kunnen maken over het vervolg. In samenhang met dit onderwerp worden in 2013 wel nieuwe uitvoeringsafspraken gemaakt over nieuwe woon-werklocaties, zie ook het programma RO.
2.
Actief volgen ontwikkelingen woningbouwcorporaties Voor de realisatie van sociale woningbouw zijn de woningcorporaties onontbeerlijk in de regio. BRU blijft de landelijke ontwikkelingen op de voet volgen en zal samen met de gemeenten en de regionale woningcorporaties de regionale gevolgen bespreken en zo nodig actie ondernemen. Naar verwachting wordt in 2013 het toezicht op de woningcorporaties opnieuw beoordeeld, inclusief de rol van gemeenten hierbij. Gelet op de regionale woningmarkt is regionale afstemming gewenst. Overleg met de woningcorporaties vindt regelmatig plaats, bijvoorbeeld het bestuurlijk
Pagina 22 van 69
Programmabegroting 2014
overleg met het Regioplatform woningcorporaties Utrecht. 3.
Informatie en discussie over de woningmarkt Met actuele informatie over de regionale woningmarkt informeert BRU de gemeenten en haar inwoners. Zo bevordert BRU de discussie tussen gemeenten.
4.
Regionale huisvestingsverordening evalueren en zo nodig aanpassen. In de huisvestingsverordening staat het vergunningstelsel voor sociale huurwoningen en de aanpassingen van de woonruimtevoorraad. Het is een belangrijk instrument voor gemeenten bij de huisvesting van doelgroepen, de aanpak van woonoverlast en de aanpassing van de woningvoorraad. Een besluit tot aanpassing van de huisvestingsverordening wordt in het Algemeen Bestuur genomen.
5.
Afstemming regionaal woonruimteverdeelsysteem Het toewijzingssysteem voor sociale woonruimte is vastgelegd met regels in de huisvestingsverordening. Het systeem wordt uitgevoerd door de betreffende woningcorporaties in de Stichting Woonruimteverdeling Regio Utrecht (SWRU). Woningcorporaties in zestien gemeenten nemen hieraan deel. Gemeenten hebben een mandaat verleend aan de SWRU voor deze uitvoering. SWRU stemt de uitvoering af met BRU en de zeven niet-BRUgemeenten. Resultaten en voortgang worden geagendeerd in de bestuurscyclus van BRU.
6.
Nieuwe Huisvestingswet Het is niet duidelijk wanneer er een nieuwe Huisvestingswet wordt vastgesteld. Al een aantal keren is de behandeling van deze wet uitgesteld. Het is echter wel te verwachten dat een nieuwe huisvestingswet grote gevolgen heeft voor de regionale huisvestingsverordening. Een eerste voorzet uit 2011 heeft dit al duidelijk gemaakt. Na de inwerkingtreding van de wet is er nog een beperkte periode, ongeveer zes maanden, waarbinnen de huisvestingsverordening moet worden aangepast.
7.
Doelgroepenbeleid en platformfunctie. Diverse doelgroepen, bijvoorbeeld middeninkomens, zijn afhankelijk van sociale huisvesting. De regionale woonruimteverdeling is van invloed op de ‘slaagkans’ van deze groepen. Regelmatig is een doelgroep onderwerp van discussie. Aanleiding zijn zowel veranderende landelijk regelingen (bijvoorbeeld aanpassing huurbeleid of andere ministeriële regelingen) als lokale prioriteiten. BRU dient daarbij als platform voor gemeenten, waarbij gemeenten niet alleen geïnformeerd worden maar ook kennis/ervaring kunnen uitwisselen (portefeuillehoudersoverleg wonen).
8.
Bevorderen doorstroming op de woningmarkt De rode draad door de bovenstaande onderwerpen is de doorstroming, of eigenlijk het gebrek aan doorstroming. Al jaren vertoont het aantal verhuizingen een neergaande lijn. Een gezonde woningmarkt heeft doorstroming nodig. Het voorkomt bijvoorbeeld dat woningzoekenden ‘scheef’ gaan wonen en zorgt dat de schaarse woonruimte passend wordt bewoond door de huishoudens waar de woonruimte voor is gebouwd. In BRUverband worden de initiatieven en ideeën over stimulering van doorstroming tussen gemeenten onderling uitgewisseld en bediscussieerd.
Pagina 23 van 69
Programmabegroting 2014
Wat mag het kosten? W onen (bedragen x € 1.000) La ste n Regionale volkshuisvesting Besluit W oninggebonden Subsidies (BW S) Toezicht huisvesting verblijfsgerechtigden W onen met W elzijn en Zorg Management en strategisch beleid Totaa l lasten Ba te n BW S-middelen Regiobijdrage Bijdrage van derden aan beleidsinformatie woningzoekenden (BRUtaal) Bijdrage van derden aan toezicht huisvesting verblijfsgerechtigden Totaa l ba ten Sa ldo voor beste mming BW S Vrijgevallen middelen Rentebaten BLS 2005-2010 Rentebaten BW S budget Sa ldo na be ste mming
Rek ening 2012 Begroting 2013
A ctualisatie Begroting 2014 Begroting 2013
220 436
221 308
10 7.501
9 228
5
12
0
0
-94 10 577
37 578
238 7.749
215 452
266 246 0
30 250 8
95 240 8
85 216 8
9
12
0
0
521 -150 0 0 171 20
300 278 0 0 278 0
343 7.406 5.356 1.747 303 0
309 143 0 0 143 0
Toelichting op de financiële gegevens De dekking voor het programma Wonen komt deels (€ 216.000) uit de regiobijdrage. De verwachte uitgaven voor dit programma zijn in 2014 lager dan in 2013 vanwege de korting op de Regiobijdrage. De overige dekking komt grotendeels uit de bestemmingsreserve rentebaten BWS. De uitgaven onder actualisatie begroting 2013 van € 7,5 mln betreft de besteding van de vrij beschikbare BWS/BLS middelen, besloten in het algemeen bestuur van februari 2013.
Pagina 24 van 69
Programmabegroting 2014
6.
Wegen & Verkeer
In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma Wegen & Verkeer geen specifieke doelen vastgesteld. Eén van de algemene doelen genoemd in de Regionale Agenda 2011 – 2014 is: ‘Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt’. Verkeer en vervoer houdt niet op bij de gemeentegrens, er bestaat een grote regionale samenhang op dit vlak. Om dit te borgen is gemeenschappelijk beleid en kennisuitwisseling noodzakelijk, bijvoorbeeld op het gebied van verkeersmanagement. Eén van de concrete resultaten die daarbij aansluit is: • Het Bestuur Regio Utrecht heeft een grotere rol op zich genomen binnen het VERDER-samenwerkingsverband op het gebied van regionaal verkeersmanagement. Het gaat dan vooral om inbreng die regionaal verkeersmanagement een meer integraal karakter moet geven; niet alleen voor het autoverkeer maar voor alle vormen van vervoer.
Wat willen we bereiken? Doelen van het programma Wegen en Verkeer zijn: 1. Het verbeteren van de bereikbaarheid van de Utrechtse regio en de regionale Kerngebieden. 2. Het verbeteren van de doorstroming van het openbaar (bus)vervoer om het gebruik van de bus te vergroten. 3. Het vergroten van het fietsgebruik als onderdeel van de totale mobiliteit. 4. Regionaal verkeersmanagement: We willen regionaal verkeersmanagement een meer integraal karakter geven. Regionaal verkeersmanagement kenmerkt zich nog steeds door een primaat voor de auto. Daarbij wordt het openbaar vervoer en de fiets in veel gevallen vergeten. Het integrale karakter van regionaal verkeersmanagement moet in elk geval gestalte krijgen bij twee van de verkeersmanagement-diensten: verkeersmanagement in reguliere situaties en verkeersmanagement bij wegwerkzaamheden. Daarnaast willen we de leefbaarheid in de BRU-gemeenten blijven garanderen. De Sturingsvisie Midden-Nederland in het kader van Verkeersmanagement is daarvoor het uitgangspunt.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. In 2009 is het maatregelenpakket VERDER vastgesteld voor de periode 2010-2020. In de jaren 2010 en 2011 zijn veel Plannen van Aanpak ingediend en vastgesteld, waardoor projecten wat betreft voorbereiding van start zijn gegaan. In 2013 zal, vanwege uit te voeren bezuinigingsmaatregelen, samen met de andere in VERDER deelnemende bestuurlijke partners een herprioritering van het programma plaatsvinden. Hierdoor is vertraging in de uitvoering van VERDER opgetreden. Die achterstand moet in 2013 en 2014 worden omgebogen. De aandacht van BRU is met name gericht op de versnelde aanpak van de prioritaire projecten (versnelling openbaar vervoer, verhogen fietsgebruik) van Bestuur Regio Utrecht; 2. In 2014 wordt het project aanpassen haltetoegankelijkheid afgerond. Op dat moment zijn ruim 50% van alle haltes toegankelijk gemaakt. Daarmee voldoet BRU aan de afspraak met het ministerie van I&M om voor 2015 51% van alle haltes aan te passen conform de toegankelijkheid eisen.
Pagina 25 van 69
Programmabegroting 2014
3. In 2012 heeft in overleg met het rijk een herijking van het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer(AROV) plaats gevonden. In 2014 zijn de projecten in uitvoering. 4. De vijf BRU-projecten (projecten en maatregelen wat betreft openbaar vervoer, fiets en ketenmobiliteit) van het programma Beter Benutten zijn in 2014 gereed. 5. Uitvoering van het programma Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) nadert voltooiing. BOR-projecten waarvan de bestedingstermijn door het Rijk is verschoven naar 2013 en 2014 dienen actief te worden gevolgd wat betreft tijdige uitvoering. 6. In 2014 is de N421/Rijsbruggerwegtracé, de extra aansluiting van Houten op de A12 in het kader van A12 SALTO, volop in uitvoering. 7. De twee Fiets Filevrij-routes (Houten-Bunnik-Utrecht/De Uithof-Bilthoven en HoutenNieuwegein-Utrecht West-Maarssen) zijn in 2014 in uitvoering. 8. BRU stelt jaarlijks het Regionaal Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RUVV) vast. In het RUVV wordt vastgelegd welke regionale projecten, die geen onderdeel uitmaken van bestuurlijke afspraken of andere programma's, in aanmerking komen voor een bijdrage uit het begrotingsprogramma Wegen en Verkeer. Prioriteit ligt hierbij bij maatregelen die bijdragen aan de doelstellingen uit / dan wel in een uitvoeringsprogramma zijn opgenomen behorend bij de OV-visie, de fietsvisie, die in 2013 wordt opgesteld en vastgesteld, en de visie op knooppunten, die in 2013 wordt opgesteld en vastgesteld. Ook wordt een Regionaal Verkeers- en VervoersPlan (RVVP) opgesteld. Concreet gaat het hierbij onder andere om de volgende maatregelen: realisatie van ontbrekende schakels in het regionale fietsnetwerk, maatregelen die de ketenmobiliteit bevorderen en doorstromingsmaatregelen voor het openbaar vervoer. BRU volgt de geprogrammeerde projecten actief en stimuleert spoedige realisatie. 9. BRU blijft in 2014 vertegenwoordigd op drie niveaus in het programma Regionaal Verkeersmanagement (strategisch, tactisch en operationeel). Daarnaast zal BRU ook vertegenwoordigd blijven op de twee niveaus voor regionaal verkeersmanagement in het kader van wegwerkzaamheden (strategisch en operationeel). We zullen in deze gremia de BRU-belangen ten aanzien van het openbaar vervoer vertegenwoordigen, maar ook de belangen als het gaat om leefbaarheid van onze gemeenten. BRU beraadt zich, met de regionale RVM-partners, of en zo ja op welke wijze, het zijn dienstverleningscontract met het NDW (Nationale Databank Wegverkeer) vanaf 2014 continueert. De BRU-bijdrage voor het NDW t/m 2013 bedraagt ca. 0,3 mln, als onderdeel van het project RVM. De in 2013 voor OV en fiets aangepaste Sturingsvisie voor het verkeer in MiddenNederland zal naar verwachting in 2014 (volledig) operationeel worden. In 2014 zullen naar verwachting de laatste projecten uit het VERDER-pakket en het BDUActieprogramma Wegen ten behoeve van regionaal verkeersmanagement worden opgeleverd en zal het verkeersmanagement in de gehele regio Midden-Nederland operationeel worden.
Pagina 26 van 69
Programmabegroting 2014
Wat mag het kosten? W egen & Verkeer (b edragen x € 1.000) La ste n Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) - BRU Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) Gem.Utrechte en Prov. Utrecht Lokaal maatwerk & Gedragsbeïnvloeding Uitvoering/regie BDU OV-terminal Fietsprojecten HOV-Utrecht Projecten infrastructuur Autoprojecten Mobiliteitsmanagement Actieprogramma OV OV projecten Regionaal verkeersmanagement Beheer verkeersmodel regio Utrecht Monitoring RVVP VERDER-projecten Management en strategisch beleid Storting Overlopende passiva BDU
Rek ening 2012 Begroting 2013
Vrijval BDU (afrekening beschikkingen) Totaa l lasten Ba te n BDU regulier BDU specifiek Beter Benutten Onttrekking Overlopende passiva BDU BOR-middelen Bijdragen derden verkeersmodel Totaa l ba ten Sa ldo
A ctualisatie Begroting 2014 Begroting 2013
10.207
4.620
10.350
6.169
48.561
0
0
0
2.098
4.122
2.162
1.992
137 23 7.359 22 1.316 2.353 265 6 817 45 339 1 3.934 244 37.343
1.150 15.760 92 19 16 8.867 3.483 74 79 60 7.266 380 501
0 0 46.357 0 0 0 5.917 0 88 0 15.164 1.130 0
0 0 17.790 0 0 0 6.484 0 88 0 4.500 1.121 8.985
104.284
46.489
81.168
47.129
33.678 11.499
32.907 5.058 0 3.825
33.639 5.200 3.000 28.891
33.659 2.213 5.000 0
10.207 339 104.284 0
4.620 79 46.489 0
10.350 88 81.168 0
6.169 88 47.129 0
-10.287
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Wegen en Verkeer wordt gedekt uit de BDU en uit het BOR fonds. Daarnaast ontvangen we een rijksbijdrage via de Provincie Utrecht voor Beter Benutten. De uitgaven met uitzondering van de activiteiten die uit de BOR-middelen worden voldaan, zijn in het meerjarenoverzicht RUVV (zie bijlage B) opgenomen. Omdat de fasering van de projecten niet parallel loopt aan de ontvangsten van de BDU, worden de overschotten en tekorten op de uitgaven geëgaliseerd via de overlopende passiva BDU regulier en specifiek. De projecten die uit het BOR fonds worden betaald, variëren eveneens jaarlijks.
Pagina 27 van 69
Programmabegroting 2014
7. OV Concessie In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma OV Concessie de volgende doelen vastgesteld: Doel: Kwaliteit behouden en groei faciliteren van regionaal openbaar vervoersaanbod De bijna 200.000 dagelijkse openbaar vervoersreizigers waarderen de vervoersmogelijkheden per tram, bus en Regiotaxi Utrecht hoger dan het landelijke gemiddelde. Er is een gestage vervoersgroei binnen het BRU-gebied, ook als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Dit past ook bij de vastgestelde regionale openbaar vervoersambities, om juist het openbaar vervoer te stimuleren als Snel, Betrouwbaar, Gemakkelijk & Comfortabel vervoersalternatief naar de regionale kerngebieden. De toekomstige reizigers willen goed vervoerd worden. Deze kwaliteit staat steeds verder onder druk als gevolg van ontwikkelingen. De komende jaren zijn diverse grootschalige werkzaamheden gepland op het knooppunt Utrecht Centraal en de stationsomgeving, die voor fysieke beperkingen voor de afwikkeling van het regionale openbaar vervoer en dus reizigershinder gaan zorgen. Ook ondervindt het openbaar vervoer steeds meer hinder van congestie in de regio, wat leidt tot meerkosten in de exploitatie van het openbaar vervoer. De groei en daarmee samenhangend toenemende kosten én de beperktere financiële middelen, stellen het regionale openbaar vervoer op korte termijn voor een grote uitdaging. Het doel is om, ondanks de opgaven, het aanbod kwalitatief op peil te houden en de groei volgens de vastgestelde ambities te faciliteren.
Wat willen we bereiken? BRU is als vervoer- en openbaarvervoersautoriteit verantwoordelijk voor het vervoer in de Utrechtse regio. BRU zet zich in voor een kwalitatief hoogwaardig regionaal (openbaar) vervoer. Dit wil BRU bereiken samen met de eigen gemeenten, vervoerders en aanliggende vervoerders, het Rijk en de weg- en railbeheerders. Bus en Tram Naar verwachting gaat in december 2013 een nieuwe concessie in. In het bestek ‘Tram en Bus Regio Utrecht’’ heeft BRU kwaliteitsnormen op het gebied van openbaar vervoer beschreven en geëist. De OV-visie “snel, betrouwbaar en effectief” vormt het beleidskader. Het OV aanbod wordt met name gericht op de wensen van de reiziger, die kan kiezen voor openbaar vervoer en waar openbaar vervoer duidelijk een toegevoegde waarde heeft. Dit heeft vooral betrekking op de bereikbaarheidsfunctie. Het OV draagt als collectief vervoer bij aan de duurzaamheid en de leefbaarheid van de regio. Daarbij zal tijdens de komende concessieperiode de focus van de vervoerder, BRU en andere partijen voortdurend gericht zijn op het beperken van de uitstoot per reizigerskilometer. Uitvoering geschiedt door de vervoerder binnen de hiervoor gestelde financiële kaders. Regiotaxi Utrecht Per februari 2014 zullen vier nieuwe contracten ingaan voor de Regiotaxi Utrecht. Een voor de regiecentrale en drie betreffende de vervoerspercelen. Regiotaxi Utrecht biedt hoofdzakelijk vervoer aan AWBZ en WMO geïndiceerden. Daarnaast vervult Regiotaxi ook een bereikbaarheidsfunctie en hier kunnen OV-reizigers gebruik van maken. Uitvoering geschiedt conform de gemaakte financiële afspraken met de deelnemende gemeenten van BRU. In 2013 is een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheid van bundeling van doelgroepenvervoer, zowel AWBZ, WMO als leerlingenvervoer. Toekomstig beleid hierover is afhankelijk van de uitkomsten.
Pagina 28 van 69
Programmabegroting 2014
Wat gaan we daarvoor doen? 1. Het beheren van de concessie Tram en Bus Regio Utrecht. Het dagelijks bestuur heeft Qbuzz aangewezen als concessiehouder. Er loopt nog een juridische procedure waarmee de gunning aan Qbuzz nog niet onherroepelijk is. 2. Uitvoeren van het beheer van de vier overeenkomsten van Regiotaxi Utrecht, met alle taken en verantwoordelijkheden die hieruit voortvloeien. 3. Het voeren van overleg met de negen gemeenten over uitvoering en kosten van Regiotaxi Utrecht. 4. Uitvoering van het uitvoeringsplan 2014 door de vervoerder. 5. Opstellen van het uitvoeringsplan 2015 door de vervoerder in nauwe samenwerking met en onder regie van BRU volgens de vastgestelde procedure . 6. Monitoren van sociale veiligheid in bus en tram aan de hand van de sociale veiligheidsplannen die zijn ingediend door de vervoerders. 7. Door middel van monitoring en het jaarlijkse uitvoeringsplan zicht houden op de prestaties van de vervoerders en informatie inwinnen over de ontwikkelingen in het OV. Het monitoren houdt ook in dat wordt gekeken of de vervoerder de prestaties haalt zoals die in het bestek ‘Bus en Tram regio Utrecht’ en Regiotaxi Utrecht staan omschreven. Naast de doelstellingen zoals beschreven onder “Wat willen we bereiken?” houdt dit onder andere ook in: • • • • •
Monitoren van rituitval. Monitoren van het gebruik (reizigersaantallen, vervoeropbrengsten). Monitoren van klanttevredenheid. Monitoren van aantal incidenten (aangeleverd door vervoerder via de A-B-C methodiek). Monitoren van de ontwikkeling van het aantal klachten.
8. Op reguliere basis overleg voeren met de vervoerder, vervoerders van aangrenzende concessiegebieden en wegbeheerders om onder andere de bereikbaarheid van Utrecht op peil te houden. 9. Op landelijk niveau overleg voeren met andere overheden met een wettelijk taak op het gebied van openbaar vervoer. 10. Op tactisch niveau activiteiten uitvoeren (uitwerking uitvoeringsplan) op het gebied van vervoersontwikkeling en bereikbaarheid. Binnen het programma OV Concessie wordt het initiatief genomen om de doorstroming van het openbaar vervoer te bewaken en te bevorderen, onder andere door bij te dragen aan visievorming.
Pagina 29 van 69
Programmabegroting 2014
11. Het regionaal OV-belang behartigen en de kwaliteit van het regionale OV bewaken binnen het project OV-Terminal. Zowel de fasering als de eindfase vragen aandacht. 12. Meewerken aan de Uithoflijn, onder andere aan de voorbereiding inrichting proefbedrijf tram. Bijdragen aan de uitvoering van projecten uit de uitvoeringsagenda OV-visie. 13. Ondersteuning van visievorming voor de lange termijn. 14. Ontwikkelen en beheren van dynamische reisinformatiesystemen (DRIS) door deelname in GOVI. Dit bestaat uit het stimuleren van de werking van DRIS door juiste informatielevering door de vervoerders, maar ook door het meedenken in de doorontwikkeling van het systeem (nieuwe functionaliteiten), onder andere naar een Nationale Database OV (NDOV).
Wat mag het kosten? OV Concessie (bedragen x € 1.000) Rek ening 2012 Begroting 2013 La ste n Concessiebeheer bus/tram Regiotaxi Aanbesteding Monitoring Vervoersontwikkeling korte termijn Deelname landelijke overleggen OV Terminal Management OV concessie Storting Overlopende passiva BDU Vrijval BDU (afrekening beschikkingen) Totaa l lasten Ba te n BDU regulier BDU specifiek: terugbetaling lening OV chip Overlopende passiva Luchtkwaliteit Onttrekking Overlopende passiva BDU Concessiebeheer ontvangsten Bijdrage van gemeenten aan uitvoering Regiotaxi Totaa l ba ten Sa ldo
44.736 8.485 496 135 301 21 169 285
A ctualisatie Begroting 2014 Begroting 2013
37.496 5.000 106 254 350 0 195 329
45.243 9.090 465 195 158 34 0 1.008
27.946 9.359 0 195 158 34 0 996 10.892
54.752
43.730
56.193
49.580
45.898 -1.201
44.952 -1.222
45.802 -1.190
46.067 -1.190
0 6.508
0 0
0 7.125
273
0 3.548
0 0
526 3.930
0 4.430
54.752 0
43.730 0
56.193 0
49.580 0
125
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Openbaar Vervoer Concessie wordt grotendeels gedekt uit de BDU. Vanaf 1 januari 2013 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor alle kosten van Regiotaxi Utrecht. BRU verstrekt aan de gemeenten vanuit de BDU middelen van het programma Openbaar Vervoer een maximaal bedrag. Dit bedrag wordt afgebouwd van maximaal € 4,8 mln in 2013 naar maximaal € 4,2 mln per jaar.
Pagina 30 van 69
Programmabegroting 2014
Het verschil tussen de begroting OV concessie in 2014 (€ 49,5 mln.) en de begroting voor de concessie uit de Programmabegroting 2013 (€ 56,2 mln.) wordt verklaard door het feit dat uit is gegaan van de aanbieding van de nieuwe vervoerder. Ten tijde van het opstellen van de begroting loopt er nog een juridische procedure over de aanbesteding. Vanaf de actualisatie begroting 2013 worden de personele lasten (inclusief overhead) voor dit programma geraamd onder Management OV concessie, daarvoor onder de verschillende activiteiten van dit programma. Indien de kosten van de concessie OV in 2014 hoger uitvallen dan in de begroting beschikbaar is, heeft het programma OV concessie nog een buffer aan overlopende BDU middelen van € 1,5 miljoen aanwendbaar.
Pagina 31 van 69
Programmabegroting 2014
8. Netwerkontwikkeling Mobiliteit De Regionale OV-visie, die in 2012 is vastgesteld, vormt het kader waarmee de regio de komende jaren het OV-systeem zal aansturen. In 2013 heeft BRU, samen met andere regionale overheden en het Rijk, bovendien het MIRT-onderzoek OV Regio Utrecht vastgesteld. Deze studie heeft in beeld gebracht welke knelpunten in het regionale OVsysteem op middellange termijn te verwachten zijn en welke oplossingsrichtingen daarbij mogelijk zijn. Het is zaak om daarop voort te borduren en aan de slag te gaan met deze knelpunten en oplossingen. Daarom is reeds in 2013 gestart met de Regionale Verkenning OV corridor ZORO (Zuidwest OVT Rijnsweerd/Uithof Oost). Deze verkenning zal BRU in samenwerking met andere overheden in 2014 afronden en voorleggen aan het AB. Uit de verkenning moet een reële oplossingsrichting (financieel, vervoerkundig, bestuurlijk) voor de problematiek op deze belangrijke OV-corridor komen, die ook uit het MIRT-onderzoek naar voren komt. De regio gaat in 2014 aan de slag met het uitvoeren van het Lange Termijn Spoorprogramma dat in 2013 werd vastgelegd door regionale overheden, NS en Prorail. In dit programma staat per jaar omschreven welke ruimtelijke, infrastructurele en vervoerkundige stappen gezet worden per spoorcorridor om spoorambities stap voor stap dichterbij te brengen. Daarnaast blijft BRU in 2014 betrokken bij de planstudie Ring. Vermoedelijk zal in 2013 of 2014 een tracébesluit worden genomen bij dit project en de rol van BRU is om de belangen van de gemeenten, die geraakt worden door dit project, te behartigen. Het gaat hier met name om bereikbaarheids-, leefbaarheids- en inpassingsaspecten. In de Regionale Agenda 2011-2014 zijn voor het programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit de volgende doelen vastgesteld: Doel: Stevige regionale lobby bij snelwegverbredingen Diverse BRU-gemeenten worden beïnvloed door de planstudie Ring en de overige snelwegprojecten in de regio die de bereikbaarheid verbeteren. Naast de bereikbaarheid zijn leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit echter van groot belang. BRU behartigt bij de planstudie Ring de belangen van de BRU-gemeenten en zorgt ervoor dat deze belangen in de besluitvorming worden meegewogen. Zowel ambtelijk als bestuurlijk wordt periodiek met de betrokken gemeenten overlegd over aandachtspunten bij de diverse snelwegprojecten. Doel: Sterker inzetten op alternatieven voor autogebruik voor leefbaarheid en mobiliteit Door in te zetten op alternatieven voor autogebruik wordt beoogd de leefbaarheid en mobiliteit in de Utrechtse regio te verbeteren. Daarbij staat een integrale benadering voorop. De regio zet in op een schaalsprong in het openbaar vervoer, zodat betere alternatieven voor autogebruik worden geboden. Ook de aansluiting tussen openbaar vervoer en fiets is van groot belang, bijvoorbeeld waar het gaat om het stallen van fietsen. Daarnaast zet BRU in op andere alternatieven, zoals doorgaande fietsverbindingen, mobiliteitsmanagement en tariefintegratie. Uitgangspunt bij het bedenken van nieuwe maatregelen is de zogenaamde ladder van Verdaas en een integraal beoordelingskader om het regionaal belang van maatregelen te bepalen. Doel: Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt Wegen en verkeer houden niet op bij gemeentegrenzen. Als de ene gemeente een weg afsluit of verkeersluw maakt , kan een andere daar last van hebben. Door deze grote regionale samenhang en de complexiteit van het onderwerp is gemeenschappelijk beleid en
Pagina 32 van 69
Programmabegroting 2014
kennisuitwisseling nodig, bijvoorbeeld op het gebied van verkeersmanagement. BRU kan de gemeenten daarbij ondersteunen en op die manier voor meer efficiëntie, betere samenwerking en betere resultaten zorgen.
Wat willen we bereiken? Kwaliteit behouden en groei faciliteren van regionaal openbaar vervoersaanbod De aanhoudende groei van de vraag naar OV in de regio én de beperktere financiële middelen, stellen het regionale openbaar vervoer op korte termijn voor een grote uitdaging. Het doel is om, ondanks de beperkte mogelijkheden, het aanbod kwalitatief op peil te houden en de groei volgens de vastgestelde ambities te faciliteren. Een robuuster regionaal busnetwerk met een sterker accent op de verbindende radiale en tangentiële lijnen tussen bestaande en nieuwe woongebieden, de openbaar vervoer-/P+R-knooppunten en de economische kerngebieden. Uitbouwen van een Tramnetwerk voor de toekomstige regionale ontwikkeling De regio heeft voor de langere termijn hoge ambities met openbaar vervoer en de ruimtelijke ontwikkeling. Door de inzet op stedelijke verdichting, neemt de druk op het verkeerssysteem nog verder toe. Een kwalitatief hoogwaardiger openbaar vervoerssysteem met een grotere capaciteit dan het huidige bussysteem is dan noodzakelijk als aanjager van economische ontwikkeling en het aantrekken van investeringen. Stevige regionale lobby bij snelwegverbredingen Diverse BRU-gemeenten worden beinvloed door de planstudie Ring en de overige snelwegprojecten in de regio die de bereikbaarheid verbeteren. Naast de bereikbaarheid zijn leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit echter van groot belang. BRU behartigt bij de planstudie Ring de belangen van de BRU-gemeenten en zorgt ervoor dat deze belangen in de besluitvorming worden meegewogen. Zowel ambtelijk als bestuurlijk wordt periodiek met de betrokken gemeenten overlegd over aandachtspunten bij de diverse snelwegprojecten. Sterker inzetten op alternatieven voor autogebruik voor leefbaarheid en mobiliteit Door in te zetten op alternatieven voor autogebruik wordt beoogd de leefbaarheid en mobiliteit in de Utrechtse regio te verbeteren. Uitgangspunt bij het bedenken van nieuwe maatregelen is de zogenaamde ladder van Verdaas. Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt Wegen en verkeer houden niet op bij gemeentegrenzen. Gemeenschappelijk beleid en kennisuitwisseling is gewenst, bijvoorbeeld op het gebied van verkeersmanagement.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. Het openbaar vervoersnetwerk faciliteert de groeiende vraag naar OV tegen gelijkblijvende exploitatiekosten. Daartoe moet de kostendekkingsgraad per buslijn omhoog. Daarnaast wordt de positie van het openbaar vervoer bij de wegbeheerder versterkt. Het is van belang ervoor te zorgen dat de huidige sociale functie van het openbaar vervoer overeind blijft. 2. Besluit voorbereiden tot uitbouw van de frequenties van Randstadspoor, inclusief nieuwe stations en infrastructurele aanpassingen, naar 4 of 6 x per uur. Ook wordt op de huidige SUNIJ-lijn en de Uithoflijn gewerkt aan realisatie in de periode 2015-2020 van één doorgaande tramlijn. 3. Er zal voor gezorgd worden dat lokale bestuurders permanent zicht hebben op de stand van zaken van de studies en de eerstvolgende inspraak- en beslismomenten. In de studies worden alternatieven onderzocht voor een zo goed mogelijke inpassing van de snelwegverbredingen. BRU verkent op welke wijze het openbaar vervoer kan helpen om
Pagina 33 van 69
Programmabegroting 2014
4.
5.
6.
7.
op lange termijn de snelwegen te ontlasten. Bij de onderhandelingen over snelwegverbredingen zit BRU aan tafel namens de BRU-gemeenten. BRU subsidieert verbetering van bestaande fietsverbindingen en aanleg van nieuwe verbindingen, vooral woon-school en woon-werk tussen kleine kernen. Daarnaast toont BRU met onderzoek aan hoe maatregelen op het gebied van, gedragsbeïnvloeding, autodelen en leenfietsen werken. BRU neemt een rol op zich op het gebied van regionaal verkeersmanagement binnen het VERDER-samenwerkingsverband. We werken actief samen met het bedrijfsleven op gebieden als vervoersmanagement en mobiliteitsmanagement. BRU fungeert als kennisbank voor de aangesloten gemeenten. Deelname aan landelijke activiteiten, zoals het overleg binnen de koepelorganisatie SKVV (Samenwerkende Kaderwetgebieden Verkeer en Vervoer), overleg met het ministerie van I & M, en het OV-bureau Randstad. Inbrengen van openbaar vervoer belangen in infrastructurele en/of ruimtelijke programma’s, zowel intern binnen BRU als extern.
Wat mag het kosten? Netwerk ontwik keling M obiliteit (bedragen x € 1.000) La ste n Spoorse lobby OV-visie Management en strategisch beleid Projectbureau Randstadspoor Totaa l lasten Ba te n BDU regulier Onttrekking Overlopende Passiva BDU Projectbureau Randstadspoor Spoorse lobby Totaa l ba ten Sa ldo
Rek ening 2012 Begroting 2013
A ctualisatie Begroting 2014 Begroting 2013
76 477 329 0 883
0 88 439 98 625
98 0 599 0 697
98 0 593 0 691
563 273
569 0
546 95
550 85
47
0 56 625 0
0 56 697 0
0 56 691 0
883 0
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit wordt bijna volledig gedekt uit de BDU. Indien de kosten van Netwerkontwikkeling mobiliteit in 2014 hoger uitvallen dan in de begroting beschikbaar is, heeft het programma nog een buffer aan BDU middelen ter hoogte van € 0,24 miljoen beschikbaar.
Pagina 34 van 69
Programmabegroting 2014
9. OV Regiotram In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma OV Regiotram de volgende doelen vastgesteld: Doel: Uitbouwen van een Tramnetwerk voor de toekomstige regionale ontwikkeling De regio heeft voor de langere termijn hoge ambities met openbaar vervoer en de ruimtelijke ontwikkeling. Door de inzet op stedelijke verdichting, neemt de druk op het verkeerssysteem nog verder toe. Een kwalitatief hoogwaardiger openbaar vervoerssysteem met een grotere capaciteit dan het huidige bussysteem is dan noodzakelijk als aanjager van economische ontwikkeling en het aantrekken van investeringen. In de eerste plaats kijkt de regio hiervoor naar het uitgebreide spoorwegennet. Het uitbreiden van frequenties van intercity’s en Randstadspoor krijgt de hoogste prioriteit. In december 2009 heeft het bestuur van BRU vastgesteld dat op termijn vijf openbaar vervoerslijnen vertramd kunnen worden, te beginnen met de Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)lijn om de Zuid. Ook de huidige sneltram Utrecht-Nieuwegein/IJsselstein (SUNIJ) maakt hier deel van uit; deze moet worden gemoderniseerd nu deze het einde nadert van zijn technische levensduur. De komende jaren zou de uitbouw van dit tramnetwerk eigenlijk hand in hand moeten gaan met de binnenstedelijke ruimtelijke en economische ontwikkeling. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat de aanleg van nieuwe tramlijnen pas na 2020 financierbaar is. Doel: In stand houden en moderniseren van de huidige sneltram Utrecht-NieuwegeinIJsselstein (SUNIJ) BRU is in 2012 gestart met de renovatie van het SUNIJ-systeem (infrastructuur, materieel en remise). Hiermee wordt niet alleen een belangrijke regionale openbaar vervoersverbinding in stand gehouden, dit vormt tevens de opmaat naar het gewenste regionale lightrail netwerk.
Wat willen we bereiken? Een deel van het door BRU geconcessioneerde openbaar vervoer is railgebonden. BRU is, als regionale OV-autoriteit, eigenaar van het gehele regionale tramsysteem, dat wil zeggen: de infrastructuur, het materieel, de haltes en de remise. Als eigenaar is BRU ook beheerverantwoordelijk voor de systeemonderdelen en stuurt hiertoe via contracten marktpartijen aan die de uitvoering verzorgen. BRU streeft naar een betrouwbaar (assetmanagement) en veilig (safetymanagement) tramsysteem en wil daarin toonaangevend zijn in Nederland (www.hetbestetramsysteem.nl). Daarom wordt de organisatie van OVI in 2013 en 2014 verder omgevormd naar een hoogwaardig en kostenefficiënt tram/infrabedrijf. Dat geldt ook voor de aanleg van de Uithoflijn, die, in eerste instantie via een technische koppeling, na geplande oplevering in 2018 verbonden zal worden met de bestaande infrastructuur van de SUNIJ lijn.
Wat gaan we daarvoor doen? In het kader van bovenstaande werkt BRU in 2014 specifiek aan de volgende zaken: 1. Het faciliteren van de railgebonden OV exploitatie. Deze jaarlijks terugkerende activiteit bestaat uit het beheer van infrastructuur, materieel, haltes en remise en het op basis daarvan aansturen van de marktpartijen met betrekking tot de uitvoering. 2. Vanuit voornoemde beheerverantwoordelijkheid worden zowel de infrastructuur als het wagenpark grondig herzien. 2014 staat in het teken van de laatste fase van GVI 1 (1C) tijdens de zomervakantie. Aansluitend worden de onderstations (energievoorziening) vervangen. 3. Fase 3 van LVO, Levensduurverlengend Onderhoud van de technische systemen van het trammaterieel, wordt eind 2014/begin 2015 afgerond.
Pagina 35 van 69
Programmabegroting 2014
4. Op basis van het vastgestelde IPvE (2011) wordt de systeemveiligheid van de SUNIJlijn waar nodig aangepast. Het verbeterplan daarvoor wordt in 2013 afgerond. De realisatie ervan start in 2014. 5. Op basis van zowel de instandhoudingsopgave als de uitbreiding met de Uithoflijn moet de remise vernieuwd en uitgebreid worden. 2013 staat in het teken van de (voorbereiding op de) aanbesteding voor de realisatie van het herontwerp van de remise. Contractering en start van de realisatie vindt naar verwachting in 2014 plaats. 6. De ombouw van de SUNIJlijn tot een lagevloersysteem betekent dat haltes van de SUNIJ-lijn geschikt moet worden gemaakt en dat het bestaande materieel van de SUNIJlijn vervangen moet worden conform de specificaties van het materieel van de UHL. In 2013/2014 wordt een bestuurlijk uitvoeringsbesluit inclusief een voorstel voor financiering voorbereid. 7. BRU heeft met een externe partij een resultaatverplichting afgesloten om eind 2014 haar assetmanagementproces te certificeren (PAS-55). Hiertoe is begin 2012 een nulmeting verricht op basis waarvan de relevante werkprocessen worden verbeterd.
Wat mag het kosten? OV Infrastructuur (assets) (bedragen x € 1.000) La ste n OV terminal Beheer & onderhoud tram Overdracht Safetymanagement Ontwikkeling netwerk en systemen Management OV infrastructuur Uithoflijn Storting Overlopende Passiva BDU Vrijval BDU (afrekening beschikkingen) Totaa l lasten Ba te n BDU regulier BDU specifiek Verhuur remiseterrein Uithoflijn -Onderhanden W erk Onttrekking Overlopende Passiva BDU Totaa l ba ten Sa ldo
Rek ening 2012 Begroting 2013
A ctualisatie Begroting 2014 Begroting 2013
0 12.890 497 352 689 1.701 3.053 4.566 -1.811
0 18.365
35 17.251
35 17.406
378 508 829 0 0
366 511 847 0 0
360 440 706 0 0
21.939
20.080
19.010
18.947
13.154 4.979 753 3053 0
12.897 5.054 0
12.923 4.995 583
13.016 4.995 0
2.129
509
936
21.939 0
20.080 0
19.010 0
18.947 0
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma OV Regiotram wordt volledig gedekt uit de BDU. Naast de jaarlijkse budgetten heeft OV infrastructuur nog een bedrag van € 18,3 miljoen uit de specifieke BDU middelen beschikbaar voor onder meer de uitvoering van het GVI.
Pagina 36 van 69
Programmabegroting 2014
10. OV Regiotram: aanleg Uithoflijn Op 18 april 2012 heeft het algemeen bestuur het definitieve Uitvoeringsbesluit voor de realisatie van de Uithoflijn genomen. Tegelijkertijd is ingestemd met de inhoud van het Financieel Plan en de Bestuursovereenkomst. Op 20 juni 2012 is de Bestuursovereenkomst Uithoflijn tussen BRU en Gemeente Utrecht getekend. Doel: realiseren aanleg trambaan Uithoflijn tussen Utrecht Centraal en Uithof in 2018 Doel van het project Uithoflijn is de tijdige aanleg van een goed functionerend openbaar vervoersysteem van Utrecht Centraal tot P+R De Uithof, dat goed is ingepast in de omgeving. Na het Uitvoeringsbesluit van het AB is begonnen met de uitwerking van het Voorlopig Ontwerp Plus tot een geïntegreerd Definitief Ontwerp, dat in het eerste kwartaal van 2013 wordt afgerond. Daarna zal de realisatie worden uitgevoerd binnen 4 deelprojecten: Onderbouw en Omgeving (door de gemeente), Trammaterieel, Bovenbouw, Voorbereiding Exploitatie en Voorbereiding Beheer (door BRU).
Wat willen we bereiken? Het projectresultaat bestaat uit diverse onderdelen die integraal ervoor gaan zorgen dat er niet alleen een werkend tramsysteem wordt opgeleverd, maar dat bovendien op den duur de exploitatiedoelstellingen kunnen worden waargemaakt. De volgende deelresultaten kunnen worden onderscheiden: Tracé tussen Utrecht Centraal en De Uithof met negen haltes; Goed werkend tramsysteem dat voldoet aan de eisen voor het tramsysteem Regio Utrecht, zoals opgenomen in het Integraal Programma van Eisen; Inpassing in de stad: Gemeente en BRU stellen gezamenlijk een verkeersregelstrategie op waarin vastgelegd wordt hoe de prioritering van de Uithoflijn bij de kruisingen geregeld wordt; Inpassing in het regionaal tramsysteem: De Uithoflijn moet passen in de toekomstige uitbreiding van het tramnetwerk, zoals is aangegeven in de OV-visie voor het regionaal tramnetwerk en in de studies naar en besluiten over de inpassing van het tramnetwerk in het Stationsgebied; Met voldoende capaciteit: 16 ritten per uur per richting en reizigersaantallen die groeien van circa 20.000 in 2018 naar meer dan 22.000 in 2025; Op een zo kort mogelijke verantwoorde termijn: start exploitatie 2018; Binnen de tijd en het budget: zoals is vastgelegd in de projectbegroting, zowel ten aanzien van de aanleg van de infrastructuur, de aanschaf van materieel als ten aanzien van de structurele kosten en baten van exploitatie en beheer; Veiligheidstoets: levering van veiligheidsbewijs ten behoeve van goedkeuring infrastructuur en toelating materieel op de baan; Exploitatievoorbereiding: nadat het test- en proefbedrijf succesvol is verlopen vindt overdracht plaats aan het Trambedrijf, waarna de concessiehouder de dienstregeling kan gaan rijden; Overgedragen en in beheer genomen: het overdrachtsdossier is opgesteld met zowel de financieel/administratieve als ook de technische documentatie van het tramsysteem. Nadat alle afnametesten en protocollen zijn afgerond met de beheerder van BRU, wordt het project formeel overgedragen.
Pagina 37 van 69
Programmabegroting 2014
Wat gaan we daarvoor doen? De fasering van het project Uithoflijn is als volgt: 1. Verkenningsfase (projectbesluit): - tracéstudies HOV om de Zuid naar vertrambare busbaan, MKBA; 2. Planstudiefase (uitvoeringsbesluit): - definitie en PvE, RO-inpassing, bestemmingsplan, VO+ en investeringsraming; - DO, contracteringsplan, bestek en directieraming; 3. Realisatiefase: - aanbesteding en gunning, contract en bouwmanagement; - opleveringen, test- en proefbedrijf, overdrachtsdossier assetregister, financiële afsluiting. Momenteel bevindt het project zich zowel in de planstudiefase als de realisatiefase. Voor de bovenbouw – bovenleiding, spoor, beveiligingsysteem e.d. – wordt het DO opgesteld, terwijl de onderbaan in uitvoering is. Als deze gereed is, wordt de bovenbouw daarop aangelegd. Direct nadat het DO is vastgesteld (planning algemeen bestuur van 19 juni 2013) start de aanbesteding van de bovenbouw. Gunning daarvan staat voor eind 2013 / begin 2014 op de planning. De onderbouw voor de Uithoflijn is gedeeltelijk reeds in uitvoering. Het tracédeel A (zie onderstaande illustratie) dat door Prorail wordt aangelegd, parallel aan het nieuwe spoor naar Lunetten, wordt in de zomer 2014 opgeleverd. Het tracédeel B dat grofweg loopt vanaf het treinspoor tot aan De Uithof, wordt in 3 fasen aangelegd vanaf najaar 2012 tot midden 2014. De onderbaan van de overige tracédelen (DO – S – U – T) wordt aangelegd gelijk met de bovenbouw. Deze tracédelen zijn op dit moment busbaan en vragen om een minder intensieve aanpassing om het tramsysteem daar aan te leggen. In de zomer van 2013 wordt begonnen met de prekwalificatie in het kader van de aanbesteding van het trammaterieel. De behandeling van de kredietaanvraag voor de aanschaf van de trams is gepland voor het AB van 19 juni 2013. Na goedkeuring wordt deze investering opgenomen in de (meerjaren) investeringsplanning. De aannemer van de bovenbouw heeft van 2014 tot en met 2016 om het tramsysteem aan te leggen. Begin 2017 is de infrastructuur gereed voor het test- en proefbedrijf. De eerste tramstellen zijn dan ook opgeleverd. Er is een half jaar voor het testbedrijf en een half jaar voor het proefbedrijf ingeruimd. Als het project volgens planning verloopt kan de exploitatie starten in 2018.
Wat mag het kosten? In april 2012 heeft het algemeen bestuur ingestemd met het Uitvoeringsbesluit voor de aanleg van de Uithoflijn. Onderdeel van dit besluit was een financieel plan. Het financieel plan wordt concreet vertaald naar de jaarschijven van de programmabegroting, waarbij in de uitvoering budgetafwijkingen binnen één jaar worden overgeheveld naar de volgende jaarschijf2. De uitkomsten worden voor besluitvorming voorgelegd aan het algemeen bestuur. Dit leidt tot een wijziging van de Programmabegroting. De tabel met de cijfers wordt dan bij dit programma gevoegd.
2
De jaarschijfmethodiek mag de uitvoering van de jaargrensoverschrijdende activiteiten niet hinderen!
Pagina 38 van 69
Programmabegroting 2014
Paragrafen
Pagina 39 van 69
Programmabegroting 2014
Paragraaf Financiering Jaarlijks neemt BRU een treasuryparagraaf (paragraaf financiering) op in zowel de Programmabegroting, de Bestuursrapportage als in het Programmaverslag. In de begroting worden de specifieke beleidsvoornemens opgenomen zoals vermeld in onderstaand treasuryplan. In de rapportages (Bestuursrapportage en Programmaverslag) vindt verantwoording van uitvoering van het beleid plaats.
Wat gaat hiervoor in 2014 gebeuren? Schatkistbankieren In het regeerakkoord is het verplicht schatkistbankieren zonder leenfaciliteit voor onder andere de WGR+ opgenomen. Voor de invoeringsdatum wordt gekoerst op 2013. De redenen voor deze maatregel zijn onder andere het verminderen van de risico’s van uitzettingen van overtollige middelen door decentrale overheden en het verlagen van de EMU-schuld van Nederland. Eveneens zal op aandringen van de medeoverheden het onderling lenen, naast het verplicht schatkistbankieren, tot de mogelijkheden behoren. Onder voorwaarden kunnen openbare lichamen aan elkaar lenen. Die voorwaarden zien erop dat het lenen enkel gebeurt binnen de collectieve sector, zodat dit eveneens leidt tot consolidatie van de schuld. Leningen worden geregistreerd bij het CBS en partijen mogen niet inlenen om uit te lenen. In de programmabegroting 2014 zijn de effecten van het schatkistbankieren opgenomen. Alle beschikbare middelen die na 4 juni 2012 zijn belegd moeten naar verwachting uiterlijk 31 december 2013 in de schatkist vloeien. In de huidige markt zijn de rendementen die de schatkist biedt zeer laag te noemen. De rendementen die de markt biedt ligt momenteel aanzienlijk (1%) hoger dan de tarieven bij de schatkist. Naast de derving van het rendement zijn de WGR+, voor wat betreft de BDU verantwoording, verplicht om jaarlijks bij de verantwoording over het saldo van de gereserveerde bedragen rente toe te voegen. Deze rente is gelijk aan de herfinancieringsrente ECB (Refi). Deze wettelijke verplichting lijkt niet aan te sluiten bij de wetgeving inzake het schatkistbankieren. Indien de BDU wetgeving hierop niet zal worden aangepast zullen eventuele financiële consequenties binnen de BDU budgetten moeten worden opgevangen. Doelstelling treasuryfunctie De doelstellingen van de treasuryfunctie zoals vastgesteld in het statuut zijn onder andere het optimaliseren van het rendement binnen de gestelde kaders. Naast de uitoefening van het treasurymanagement en de uitvoering van het beleid conform het statuut en wetgeving zijn voor het jaar 2014 onder andere de volgende ontwikkelingen verwacht: Project Uithoflijn Het algemeen bestuur heeft in april 2012 een besluit genomen om de Uitfhoflijn aan te leggen. De totale projectkosten zijn € 321 mln.. Naast de projectuitgaven wordt er € 104 mln. geïnvesteerd in materieel. Het project wordt gefinancierd vanuit drie partijen het Rijk, gemeente Utrecht en BRU. Met name het kasritme van de bijdrage van het Rijk lijkt niet aan te sluiten bij de liquiditeitvraag van het project. Dit financieringsvraagstuk zal in 2013 verder worden uitgewerkt en mogelijk nog effect hebben op de programmabegroting van BRU.
Pagina 40 van 69
Programmabegroting 2014
Beleggingen In de Treasury Advies Groep wordt circa vier keer per jaar onder andere een beleggingsvisie voorgelegd van waaruit een beleggingsplan wordt geadviseerd. In 2014 zal, rekening houdend met het schatkistbankieren, met name de focus gericht zijn op de financieringsvraagstukken van de Uithoflijn en andere investeringsprojecten van BRU. De rapportages van de Treasury Advies Groep worden meegenomen in de reguliere planning & control cyclus van BRU. Huisbankierschap In verband met de invoering van het schatkistbankieren zullen er wijzigingen gaan plaatsvinden in het contract dat BRU heeft met de huidige huisbankier ABN AMRO. De contractduur van het huisbankierschap is vanwege de onzekere toekomst van BRU op 1 jaar vastgesteld. Kasgeldlimiet Naar verwachting zal er geen sprake zijn van vlottende schulden waardoor BRU rekeninghoudende met de vlottende middelen (kortlopende deposito’s en rekening couranttegoeden) naar verwachting ruimschoots binnen de voorgeschreven kasgeldlimiet zal blijven. Renterisiconorm De renterisiconorm is bedoeld om er voor te waken dat geen overmatige renterisico's op vaste schuldposities worden gelopen. BRU heeft op dit moment geen vaste schuldposities en geen geldleningen aangetrokken en behoeft derhalve de renterisiconorm niet in acht te nemen. Mogelijk kan de financiering van het project Uithoflijn hier verandering in brengen.
Wat mag het kosten? Paragraaf Financiering (b edragen Rek ening 2012 Begroting 2013 A ctualisatie Begroting 2014 x € 1.000) Begroting 2013 0 La ste n 0 0 0 Totaa l lasten 0 0 0 0 Ba te n Rentebaten 2.418 832 825 838 Totaa l ba ten 2.418 838 832 825 Re sulta at voor be ste mming 2.418 838 832 825 Toevoeging aan bestemmingsreserve -2.418 -838 -832 -825 rente BDU Re sulta at na bestemming 0 0 0 0
De Treasury exploitatie lasten zijn ondergebracht bij Financiën, onder de paragraaf Bedrijfsvoering. De rentebaten lopen via de paragraaf Financiering. Het vrij besteedbare deel hiervan wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve rente BDU.
Pagina 41 van 69
Programmabegroting 2014
Paragraaf Bedrijfsvoering Met de term bedrijfsvoering wordt bedoeld de sturing en beheersing van alle primaire en ondersteunende processen in een organisatie. Van dit begrip zijn talrijke definities in omloop. De kern ervan is dat het de aansturing van de organisatie betreft, zoals die onderscheiden kan worden van de feitelijke uitvoering (het daadwerkelijk maken van producten en het verlenen van diensten) en van het bepalen van beleid (keuzes maken over wat wel en wat niet te doen). De term bedrijfsvoering betekent in deze omschrijving hetzelfde als control. Eén van de verplichte paragrafen van de begroting en het jaarverslag is de paragraaf bedrijfsvoering. Deze verplichting volgt uit het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Voor het verwezenlijken van de programma’s uit de begroting is het essentieel te beschikken over een goede bedrijfsvoering. De toelichting op BBV stelt dat het de functie van de paragraaf bedrijfsvoering is het bestuur hier inzicht in te geven.
Financiën en Control De afgelopen jaren heeft BRU er een kwaliteitslag in de Planning & Control cyclus plaatsgevonden. Hierdoor is de transparantie en de sturing verbeterd. De meest recente verbeteringen is afschaffen van het uitvoeringsplan en de uitvoeringsrapportage van het dagelijks bestuur. Het uitvoeringsplan wordt nu geïntegreerd aan de wijziging van de programmabegroting vastgesteld?. Deze wijziging moet jaarlijks toch al worden opgesteld in verband met het vroegtijdig vaststellen van de BRU begroting door het bestuur (juni voorafgaand aan het nieuwe begrotingsjaar). Daarnaast komt de kadernota in vereenvoudigde vorm terug als vaststellingsbrief voor de Regiobijdrage. De Planning & Control-cyclus van BRU ziet er als volgt uit:
PLANNING
CONTROL
LANGETERMIJN VISIEDOCUMENTEN 1x per 4 jaar
dec. t-2 jun. t-1 dec. t-1 meerjarig juli t-1 dec. t-1
dec. t-1
REGIONALE AGENDA
ALGEMEEN EN DAGELIJKS BESTUUR
VASTSTELLINGSBRIEF REGIOBIJDRAGE PROGRAMMABEGROTING
SECRETARISDIRECTEUR
OPDRACHTEN KADERBRIEVEN JAARPLANNEN incl. productenraming
OVERDRACHTSDOCUMENT
1x per 4 jaar
PROGRAMMAREKENING
jun. t+1
BESTUURSRAPPORTAGE
okt. t
MANAGEMENTRAPPORTAGES
maandelijks
AFDELINGSHOOFDEN FUNCTIONERINGS-/ BEOORDELINGSVERSLAG
PERSOONLIJK JAARPLAN
jun/dec. t
MEDEWERKERS
Pagina 42 van 69
Programmabegroting 2014
De kosten van de paragraaf Bedrijfsvoering worden grotendeels gerekend tot de overheadkosten. Deze worden toegerekend aan de programma’s, voornamelijk op basis van het aantal gebruikte werkplekken. Kosten van bedrijfsvoering met een specifiek karakter zullen zoveel mogelijk direct naar de programma’s worden toegerekend. Hierdoor is er naast de eerder genoemde verdeelsleutel op basis van werkplekken ook een rechtstreekse toerekening mogelijk gemaakt. In verband met de beheersing is ervoor gekozen deze kosten in de paragraaf bedrijfsvoering te begroten. De externe accountant steunt bij de controle van de jaarrekening op de werking van de Interne Controle van BRU. In 2014 zal de Interne controle twee tussentijdse rapportages opleveren. Bij deze controle zal met name de regelgeving inzake het inkoop- en aanbestedingsbeleid aandacht krijgen. Een aanbestedingskalender wordt opgezet. Dit op basis van de bevindingen van de afgelopen begrotingsjaren.
P&O Door uitstel van de WGR+discussie geldt nog steeds dat het juridische kader inzake de rechtspositie van het personeel in kaart gebracht moeten worden. Om het risico van de WW-kosten te beperken (BRU is eigen risicodrager) worden de opleidings- en ontwikkelingsmogelijkheden van de medewerkers verruimd. De verzelfstandiging van het Trambedrijf en als gevolg hiervan de aanpassing in de organisatiestructuur zal ook in 2014 tot de nodige aanpassing van HMR-instrumenten leiden, waaronder het doorvoeren van principes van “Het Nieuwe Werken”.
Communicatie In 2014 wil Bestuur Regio Utrecht (BRU) zich positioneren als dé vervoerautoriteit in de regio, mits dit aansluit bij de besluiten die daarover in 2013 worden genomen.. Team Communicatie biedt de organisatie daarbij communicatieve ondersteuning. Communicatie draagt tevens bij aan het vroegtijdig informeren en betrekken van het AB bij beleidsvoorbereiding en besluitvorming. BRU neemt, daarbij ondersteund door Communicatie, de regierol als het gaat om de reizigerscommunicatie. Communicatie maakt plannen voor OV-projecten (o.a. GVI 1b en 1c, OV-Terminal, nieuwe remise) die in 2014 en verder tot uitvoering komen. Daarnaast is Communicatie verantwoordelijk voor de profilering van het intern verzelfstandigde trambedrijf. Daarvoor wordt een communicatieplan opgesteld. Verder ondersteunt Communicatie de organisatie bij de communicatie over de RVVP-doelen. Als het gaat om de onderdelen verkeer, economie, woonruimtebeleid en ruimtelijke ordening zal Communicatie de successen nog actiever dan in het verleden onder de aandacht van de doelgroepen brengen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door middel van nieuws- en persberichten en via de nieuw opgezette nieuwsbrief RegioNieuws die vanaf 2013 maandelijks verschijnt. Daarnaast adviseert Communicatie over de ontwikkelingen rond de toekomst van BRU en de mogelijke organisatiewijziging als gevolg van de U10-discussie. Daarbij ligt de focus vooral op de informatievoorziening richting de eigen medewerkers en dus op de interne communicatie. Als gevolg van een personele wijziging worden de taken door Team Communicatie in 2014 uitgevoerd met een kleinere personele bezetting.
Automatisering Door het besluit van het dagelijks bestuur op 25 juni 2012 om de huur van het huidige pand aan de Maliebaan op te zeggen per 1 januari 2014, zal de Automatisering in 2014 extern worden gehost. De verhuizing zal diverse werkzaamheden met zich meebrengen m.b.t. de automatisering, waaronder de omgang met de computers en het netwerk.
Pagina 43 van 69
Programmabegroting 2014
Huisvesting Door het dagelijks bestuur is op 25 juni 2012 besloten de huur van de Maliebaan met ingang van 1 januari 2014 op te zeggen. De projectgroep huisvesting zal 2013 benutten om te komen tot een nieuw huisvestingsconcept en een nieuwe locatie, waarover het bestuur in de loop van 2013 zal besluiten. Mogelijk zal het trambedrijf een eigen huisvesting krijgen. Op 1 januari 2014 zal de verhuizing naar de nieuwe huisvesting plaatsvinden, waaronder alle werkplekken, het archief, de automatisering en overige inventaris een nieuwe bestemming krijgen.
Wat mag het kosten? Bedrijfsvoering (bedragen x € 1.000) Totaa l lasten Totaa l ba ten Sa ldo voor beste mming Onttrekking bestemmingsreserve Personele verplichting (frictie) Sa ldo na be ste mming
Rek ening 2012 Begroting 2013 3.441 3.273 -169 169
2.764 2.595 -169 169
0
0
A ctualisatie Begroting 2014 Begroting 2013 3.373 3.245 3.162 3.147 -211 -98 211 98 0
0
Toelichting op de financiële gegevens De kosten van de paragraaf Bedrijfsvoering worden grotendeels gerekend tot de overheadkosten. Deze worden toegerekend aan de programma’s, voornamelijk op basis van het aantal gebruikte werkplekken.
Pagina 44 van 69
Programmabegroting 2014
Paragraaf Weerstandsvermogen Algemeen Deze paragraaf omvat het weerstandsvermogen als inschatting van risico’s die daarmee moeten worden afgedekt. Het weerstandsvermogen is de relatie tussen de weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen. Risico’s die door een voorziening of begrotingspost worden afgedekt, hebben geen invloed op het weerstandsvermogen. Hieruit volgt dat het weerstandsvermogen bestaat uit alle middelen en mogelijkheden om niet-begrote kosten te dekken. De weerstandscapaciteit dient de continuïteit van de organisatie te borgen.
Ontwikkeling risicomanagement Binnen BRU wordt invulling gegeven aan risicomanagement die erop gericht is om op een systematische wijze inzicht te verschaffen in de aard, omvang, frequentie en gevolgen van mogelijke risico’s. Op 21 november 2011 heeft het dagelijks bestuur de Nota Weerstandsvermogen en risico’s vastgesteld. Met deze nota is een kader vastgesteld met betrekking tot het weerstandsvermogen en risico’s. Een gekwantificeerde risicoanalyse kan gemaakt worden en daarmee de benodigde weerstandscapaciteit. Deze nota heeft ook samenhang met de Nota reserves, voorzieningen en overlopende passiva, vastgesteld in de AB-vergadering van 29 februari 2012. Hierin wordt specifiek ingegaan op de hoogte van het weerstandsvermogen. Het systeem van risicomanagement bestaat uit een aantal onderdelen: 1.
2.
Risico-analyse: de inventarisatie van de risico’s. Onderscheid wordt gemaakt in soorten risico’s: Decentrale risico’s: hierbij gaat het om risico’s die regulier voorkomen en die binnen de bedrijfsvoering c.q. programma’s opgevangen moeten worden, zonder dat er sprake is van beleidswijzigingen. Projectrisico’s: risico’s met financiële gevolgen binnen veelal grote projecten, dienen binnen het vastgestelde projectbudget opgevangen te worden. Centrale risico’s:( incidentele) risico’s die een grote impact kunnen hebben op de weerstandscapaciteit als ze zich voordoen en die niet binnen de afzonderlijke programma’s opgevangen kunnen worden. Risicoweging: na de inventarisatie van de risico’s komt de risicoweging waarbij kansklassen worden onderscheiden. Vertaald in een tabel ziet dit er als volgt uit: Kansklasse 1 2 3 4 5
3.
Omschrijving Gering Beperkt Midden Hoog Zeer hoog
kwantificering 10% 25% 50% 75% 90%
Risicobeheersing: Om een risico te kunnen beheersen, zullen voor iedere geïdentificeerd risico beheersmaatregelen genomen kunnen worden. Het risicomanagement onderscheidt een viertal risicostrategieën: Vermijden: hierbij wordt de kans/mogelijkheid van optreden van een bepaald risico opgeheven. Verminderen: hierbij wordt beoogd de kans van optreden of het gevolg van het optreden van een risico te verkleinen, bijvoorbeeld door een voorziening. Overdragen: het verkleinen van het risico door de gevolgen aan anderen over te dragen, bijvoorbeeld door een verzekering.
Pagina 45 van 69
Programmabegroting 2014
Accepteren: wanneer een risico niet wordt vermeden, verminderd of overgedragen, dan wordt het risico geaccepteerd. 4. Weerstandscapaciteit: is het vermogen dat beschikbaar is om financiële tegenvallers op te vangen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitvoering van bestaande taken. De algemene reserve(s) vormen de basis van de weerstandscapaciteit. 5. Weerstandsvermogen: is de verhouding tussen de weerstandscapaciteit en de geïnventariseerde risico’s. Het benoemen van het weerstandsvermogen geschiedt op basis van een ratio. Uitgangspunt is dat BRU de impact van de risico’s minimaliseert. Dit betekent dat het weerstandsvermogen tenminste voldoende is. Dat komt neer op een weerstandsvermogen tussen 1,0 en 1,4. In het geval dat de ratio onder het vastgestelde niveau komt dan dienen er maatregelen te worden genomen om weer op het gewenste niveau te komen.
Risicoprofiel BRU Aan de hand van het kader zijn de centrale risico’s geïnventariseerd. Het gaat hierbij om de risico’s met financiële consequenties die resteren na het nemen van beheersmaatregelen. Frictiekosten personeel opheffing WGR+ In het regeerakkoord is de opheffing van de WGR-plus regio’s aangekondigd. Het moment waarop dit moet plaatsvinden is nog niet bekend. De opheffing betekent een ingrijpende reorganisatie van taken. Het heeft personele consequenties waarvan de omvang van de frictiekosten niet exact berekend kunnen worden. Dit heeft te vooral te maken met het effect van uitstroom van medewerkers. Voor de berekening van de verwachte frictiekosten is een berekening gemaakt. Het mogelijke financiële effect is bepaald op € 2.392.000. In de berekening is geen rekening gehouden met kosten voor omscholing en kosten inhuur. De kans wordt ingeschat op 75% (klasse 4, hoog). Naast de centrale risico’s kent BRU ook programmagerelateerde risico’s en projectrisico’s. Aangenomen wordt dat de beschikbare budgetten voldoende zijn om optredende risico’s financieel het hoofd te bieden. OV concessie • Ontwikkeling reizigersbijdragen OV: o o o o
o
•
Risico van wegvallen bestaande regeling voor studentenjaarkaart Risico van afwijking tariefindexering ten opzichte van de in de begroting opgenomen jaarlijkse tariefstijging Risico tegenvallende vraaguitval door de begrote eenmalige extra tariefstijging in 2013 Risico van afwijking (positief en negatief) van opbrengstontwikkeling ten opzichte van de gemiddelde aangenomen opbrengstontwikkeling van 1,25% over 2012-2015, van 2,25% over 2015-2020 en van 1,25% vanaf 2020 Risico van reizigersgroei in het netwerk exclusief de Uithoflijn. De capaciteit binnen dat deel van het netwerk is laag gesteld. Als er groei optreedt, kan de benodigde capaciteit toenemen wat kan leiden tot meer kosten.
Risico van uit elkaar lopen van de indexering van de kostenontwikkeling en de opbrengstenontwikkeling binnen de OV exploitatie (kan positief en negatief uitpakken)
Pagina 46 van 69
Programmabegroting 2014
•
Uit elkaar lopen van de kostenindex die binnen de OV concessie geldt en de index die voor de BDU geldt
De bovenstaande risico’s zijn alle onderdeel van de concessie openbaar vervoer. Bij het optreden van de risico’s wordt in eerste instantie gekeken of de veroorzaker een bijdrage levert (bijvoorbeeld bij het wegvallen van de regeling van de studentenkaart is het aannemelijk dat het rijk daarvoor compensatie beschikbaar stelt). Afwijkingen in de opbrengsten worden gedeeld met de vervoerder. Indien door het optreden van risico’s in een bepaald jaar minder middelen beschikbaar zijn, wordt het eerstvolgende vervoerplan daarop aangepast. •
Realiseren van de financiële afspraken rond de regiotaxi met de gemeenten
Dit risico wordt beperkt door de uitgaven te monitoren en er op toezien dat de gemeenten de afspraken nakomen. Wegen en verkeer • Verschil in hoogte indexering voor de lopende HOV beschikkingen ten opzichte van de BDU-index Indien dit risico optreedt moet budgettaire ruimte binnen de RUVV worden gevonden door het inzetten van geld uit vrijvallende projecten of projecten die lager worden afgerekend, dan wel door verdere fasering van het beschikbaar stellen van de middelen voor projecten uit het RUVV. OV infrastructuur • Verschil in hoogte indexering van contracten voor beheer en onderhoud van de infrastructuur ten opzichte van de BDU-index. Door dit risico stevig te monitoren kunnen tijdig budgetaanpassingen plaatsvinden zodat de hogere kosten binnen het programma OV infrastructuur opgevangen kunnen worden. Algemeen • Risico nog lagere BDU bijdrage Rijk Indien de BDU substantieel lager wordt vastgesteld dan de nu bekende bedragen, moet een herbezinning op de inzet van de middelen plaatsvinden.
Projectrisico’s BRU voert een aantal projecten in eigen beheer uit. Daarbij is een behoorlijk financieel belang gemoeid: • project LVO € 10,6 mln. • project GVI 3 vastgestelde deelprojecten voor een totaal van € 45,2 mln., • project Uithoflijn € 321 mln. • project aanschaf trammaterieel Uithoflijn (bedrag nog vast te stellen) • project nieuwbouw remise (bedrag eveneens nog vast te stellen). Deze projecten kennen enkele algemene projectrisico’s: • aanbestedingsrisico’s • indexeringsrisico’s bij meerjarige looptijd: uiteenlopen van indexering van dekkingsbron bij projectplan en werkelijke uitvoeringskosten bij realisatie
Pagina 47 van 69
Programmabegroting 2014
• • • • • •
planningsrisico’s vanwege afhankelijkheid van gemeenten, leveranciers en afstemming met raakvlakprojecten exploitatierisico’s (gedurende het project is infrastructuur of materieel tijdelijk niet beschikbaar) technische risico’s (materieel, infrastructuur en omgeving moeten technisch goed op elkaar aansluiten) veiligheidsrisico’s tijdens uitvoering van project kwaliteitsrisico’s (wordt de verwachte kwaliteit ook daadwerkelijk geleverd en behaald) scopewijzigingen, waardoor financiële buffers vroegtijdig worden benut
Binnen de projectplannen wordt rekening gehouden met deze risico’s door vanuit risicomanagement en veiligheidsvoorzieningen op deze risico’s te sturen. Binnen projectbudgetten wordt rekening gehouden met onvoorziene posten, zodat tegenvallers in beperkte mate opgevangen kunnen worden. Project Uithoflijn Voor het project Uithoflijn gelden enkele specifieke risico’s. Die komen voort uit de duur, de omvang en de complexiteit van het project en de dubbele bestuurlijke aansturing vanuit gemeente Utrecht en BRU. In de bestuursovereenkomst zijn de risico’s op hoofdlijnen verdeeld over gemeente Utrecht en BRU: • Gemeente Utrecht draagt de risico’s voor de aanleg van de onderbaan en de omgeving (de omgeving omvat tevens de aankoop en sloop van het Cranenborch pand en de inpassing in de OV terminal van Utrecht Centraal). • BRU draagt de risico’s voor de aanleg van de bovenbouw (alles tussen en met rails en bovenleiding), het materieel, het toekomstige beheer en onderhoud en de toekomstige exploitatie van de lijn. • Voor projectrisico’s is een buffer van € 17 mln in de begroting opgenomen. Bij overschrijding hiervan komt 76% ten laste van BRU en 24% ten laste van gemeente Utrecht. Er is vanuit verschillend perspectief gekeken naar de risico’s van het project Uithoflijn. Er is in eerste instantie gekeken naar de risico’s in het project zelf, de aanleg van de Uithoflijn. Daarnaast is er een nulmeting gedaan waarin de risico’s breder zijn geïnventariseerd. In april 2012 zijn de risico’s van het project bekeken. Belangrijke conclusies destijds waren dat bij een projectbudget van € 321 miljoen een risicobudget beschikbaar was van € 36 miljoen. Het gekwantificeerde risico dat uit dit budget betaald moet worden (bij een waarschijnlijkheid van optreden van 50%) is geraamd op € 48 miljoen. Het verwachte tekort was derhalve € 12 miljoen. Omdat een groot deel van deze risico’s wordt veroorzaakt door risico’s in de financiering (rentekosten), die door afspraken met financierders over kasritmes, omlaag gebracht kunnen worden, heeft het bestuur in april 2012 besloten geen aanvullende middelen te reserveren om mogelijke risico’s op te kunnen vangen. In maart 2013 is er nogmaals naar de risico’s gekeken. De uitkomsten zijn bij de samenstelling van deze paragraaf Weerstandsvermogen nog niet bekend. Het bestuur wordt hierover separaat geïnformeerd.
Pagina 48 van 69
Programmabegroting 2014
De projectrisico’s voor het project Uithoflijn zijn eveneens geïnventariseerd, een zogenaamde nulmeting. De volgende toprisico’s zijn voor BRU als organisatie geïnventariseerd: Geld •
• •
De afgegeven beschikking aan de gemeente Utrecht biedt onvoldoende handvat en kaders om de uitnutting van het budget en de voortgang van de realisatie te kunnen monitoren. Onderschatting van de plan- en voorbereidingskosten in de kostenramingen. De risicovoorziening van € 17 mln blijkt onvoldoende te zijn om de risico’s af te dekken.
Organisatie • Onevenwichtige risicioverdeling tussen gemeente en BRU, gegeven belangen, mogelijkheden voor en genereren van eigen inkomsten en financiële armslag. • Gemeente realiseert (op rekening Uithoflijn) de onderbouw, terwijl de bovenbouw en materieel nog worden ontworpen en aanbesteed. • Uithoflijn is een organisatievreemd project voor BRU, waardoor specifieke kennis en ervaring ontbreekt om het succesvol te kunnen realiseren. Tijd •
Diverse projecten rond Uithoflijn (niet vallende onder de projectorganisatie Uithoflijn) liggen op het kritieke pad van de Uithoflijn.
Kwaliteit • Ontbreken integrale aanvliegroute voor de gehele realisatie en exploitatieperiode. Life cycle costing benadering ontbreekt. Op dit moment is het nog niet opportuun om deze risico’s in geld te kwantificeren omdat deze door een aantal organisatorische beheersmaatregelen en afspraken tussen BRU en gemeente Utrecht verminderd kunnen worden. De vervolgstappen zijn dan ook dat control en risicomanagement een prominente plek in de projectorganisatie krijgen zodat aan de hand van de nulmeting de nodige beheersmaatregelen opgepakt worden. Het bestuur wordt hierover separaat geïnformeerd. Uitgangspunt voor de concrete financiële vertaling van de kwalitatieve en kwantitatieve risicoanalyses is dat de risico’s binnen het vastgestelde projectbudget opgevangen moet worden. Indien dat niet lukt en dus een centraal risico voor BRU wordt, zal in eerste instantie het beschikbare BDU-budget als achtervang dienen. Benodigde Weerstandscapaciteit BRU Het hiervoor genoemde risicoprofiel beperkt zich tot één belangrijk centraal risico, de personele frictiekosten. De omvang is bepaald op € 2,4 mln met een kwantificering van 75%. Dit betekent een benodigde weerstandscapaciteit van € 1,8 mln. Hierbij dient wel vermeld te worden dat de risico’s rond het project Uithoflijn niet zijn gekwantificeerd, m.a.w. dat deze binnen het totale projectbudget opgevangen kunnen worden. Datzelfde uitgangspunt geldt voor de programmagerelateerde risico’s voor OV concessie, OV Infra en Wegen en verkeer.
Pagina 49 van 69
Programmabegroting 2014
Weerstandsvermogen De weerstandscapaciteit komt tot uitdrukking via de algemene reserve en de nieuwe reserve weerstandsvermogen. De hoogte van de weerstandscapaciteit is: - Algemene reserve - Reserve Weerstandsvermogen Totaal
€ 45.000 € 1.800.000 € 1.845.000
De benodigde weerstandscapaciteit komt uit op een bedrag van € 1.800.000 (exclusief risico’s Uithoflijn, OV concessie, OV Infra en Wegen en verkeer). Dit geeft een weerstandsvermogen van 1.845/1.800 is 1,03 en voldoet daarmee aan de norm van voldoende, opgenomen in het kader.
Pagina 50 van 69
Programmabegroting 2014
Paragraaf Verbonden partijen Op dit moment zijn er geen partijen waaraan BRU verbonden is.
Pagina 51 van 69
Programmabegroting 2014
Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen In deze paragraaf beschrijven we het beleidskader voor het onderhoud van kapitaalgoederen. Kapitaalgoederen worden onderscheiden in vaste en vlottende activa, die als bezittingen op de balans staan en waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. In het kader van deze paragraaf gaat het om de vaste activa zoals bedrijfsgebouwen, rijdend materieel en inventaris. Ze onderscheiden zich doordat ze voor hun instandhouding en verbetering structureel een substantieel beslag op middelen in de exploitatiebegroting leggen. Dit geldt niet voor de financiële activa en de bedrijfsmiddelen (vlottende activa) omdat die regelmatig worden vervangen. Tot eind 2008 beschikte BRU niet over de kapitaalgoederen zoals hierboven bedoeld. Met de overdracht van de activa van de SUNIJ-lijn is daar verandering in gekomen. Inmiddels is BRU eigenaar van rijdend materieel (zoals de SIG- en de spitstrams), haltevoorzieningen, infrastructuur en de remise. Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) schrijft voor dat in de programmabegroting aandacht wordt geschonken aan het beleidskader met betrekking tot het onderhoud van de kapitaalgoederen. Het gewenste onderhoudsniveau is daarbij het uitgangspunt. Tevens dient een relatie te worden gelegd met de aan dit onderhoudsbeleidskader verbonden financiële consequenties. OV Infrastructuur In deze paragraaf beschrijven we het beleidskader voor het onderhoud van kapitaalgoederen. Vanaf 2008 heeft BRU diverse onderdelen van de traminfrastructuur van de SUNIJ-lijn overgenomen van Prorail en Connexxion. Deze onderdelen vormen de kapitaalgoederen waarbij BRU ook een onderhoudsplicht heeft. Het gewenste onderhoudsniveau wordt op hoofdlijnen beschreven in het IPvE, en wordt verder gedetailleerd in op te stellen SLA’s. In het IPvE is startpunt worden de kwaliteitseisen van het tramsysteem beschreven en dient daarmee als basis voor het meerjaren investerings- en onderhoudsplan (MIP, MOP), en is in belangrijke mate bepalend voor het meerjarenbeslag op de middelen.
Huisvesting OVI/Trambedrijf Het huurcontract voor het pand op de Maliebaan loopt eind 2013 af. Afhankelijk van de ontwikkelingen rond de WGR+ en de interne verzelfstandiging van het Trambedrijf wordt in de loop van 2013 besloten hoe de huisvesting in 2014 wordt georganiseerd. OV-Infrastructuur In het onderstaand overzicht wordt inzicht gegeven in de begrote en werkelijke onderhoudslasten van de kapitaalgoederen van de infrastructuur over 2012:
Pagina 52 van 69
Programmabegroting 2014
Kapitaalgoed
Weense Trams (2008, 2009) SUNIJ-trams (2008, 2009) Haltevoorzieningen (2009) Remise (2009) Infrastructuur (rails ed.)(2010) Telematica
Onderhouds- en vervangingsinvesteringen in kapitaalgoederen
Levensduurverlengend onderhoud SUNIJ-trams
Aanschaf in € mln.
Boekwaarde
Begrote kosten onderhoud3
2,4 6,2 1,7 10,5
€1 €1 €1 €1
€ 155.000 € 2.970.000 € 918.000 € 400.000
Werkelijke kosten onderhoud 2012 € 514.000 € 2.534.000 € 1.098.000 € 170.000
pm 6,4
€1 €0
€ 6.000.000 280.000
€ 2.820.000 € 198.000
Investeringskrediet in € 1.000
Geïnvesteerd t/m 2012
€ 10.600
€ 3.519
Haltevoorzieningen
1.295
€ 401
Remise (bestaande bouw)
€ 165
€ 366
€0
€0
€ 2.900 € 14.800 € 27.500
€ 2.219 € 11.791 € 267
Remise nieuwbouw Infrastructuur Grootschalige vervanging infrastructuur (GVI): Fase 1 (2011) Fase 1A (2012) Fase 1B (2013/14)
Spitstrams De spitstrams worden gefaseerd buiten gebruik gesteld, afgevoerd en zo mogelijk verkocht (AB besluit 27 februari 2013). Dit wordt uitgevoerd in drie tranches 2013, 2015, en bij de in gebruik name van het nieuwe SUNIJ-materieel. SIG-trams (voormalige Connexxion tramstellen) BRU heeft 26 SIG-trams in eigendom. De uitvoering van LVO-2 (Levensduurverlengend Onderhoud) is naar verwachting afgerond in 2013. De aanbesteding van LVO-3 (technische systemen) wordt begin 2013 afgerond, de oplevering is gepland voor eind 2014/begin 2015. Vanaf december 2011 is een onderhoudscontract aangegaan met Voith voor een periode van acht jaar met optie op verlenging met één jaar. 3
Het betreft ‘out of pocket’ kosten voor reparaties en onderhoud aan het betreffende kapitaalgoed, exclusief schoonmaak, extern advies, overhead en beheerorganisatie. Budget infrastructuur is inclusief de kapitaalslasten voor het project Grootschalige Vervanging Infrastructuur. Dat verklaart dat het budget in 2012 slechts ten dele is benut.
Pagina 53 van 69
Programmabegroting 2014
Remise In en op de remise worden de trams gestald, onderhouden en schoongemaakt. Voorgenomen investeringen in en groot onderhoud van de technische outillage worden zoveel mogelijk uitgesteld in verband met de beoogde vernieuwing in 2015 van de remise . In 2013 wordt het Functioneel Programma van Eisen voor aanpassingen van de remise vastgesteld. Deze aanpassingen zijn nodig in verband met de komst van nieuw materieel voor de Uithoflijn. Naar verwachting wordt in 2013 het projectbesluit genomen waarmee het project aanbestedingsgereed gemaakt kan worden. De planning voorziet erin dat voorjaar 2014 het uitvoeringsbesluit genomen wordt, waarna de realisatie kan starten. Oplevering is gepland in medio 2017, dit sluit aan met de planning van de realisatie van de Uithoflijn. Infrastructuur (trambaan traject Utrecht Centraal- Nieuwegein/IJsselstein-Achterveld) In de zomerperiode van 2014 wordt het laatste deel van het project Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI 1c) uitgevoerd. Het gaat om de vervanging van de wisselstraat, de beveiliging en de centrale verkeersleiding.
Pagina 54 van 69
Programmabegroting 2014
Financiële begroting
Pagina 55 van 69
Programmabegroting 2014
Overzicht van baten en lasten Programma
Rekening 2012
Begroting 2013 (2)
(1)
Geactualiseerde begroting 2013 (3)
begroting 2014
(bedragen x € 1.000) BATEN Bes tuur
1.004
1.146
927
840
Ruim telijke Ordening
526
545
624
567
Econom is che Zaken
278
275
408
376
83
82
3.519
19
521
300
343
309
104.284
46.489
81.168
47.129
54.752
43.730
56.193
49.580
883
625
697
691
21.939
20.080
19.010
18.947
2.418
838
832
825
186.688
114.110
163.721
119.283
1.000
1.146
927
840
Ruim telijke Ordening
245
595
624
567
Econom is che Zaken
221
275
408
376
49
82
3.519
19
Groen, Recreatie & Milieu Wonen Wegen & Verkeer OV Conces s ie Netwerkontwikkeling Mobiliteit OV Infras tructuur (as s ets ) Paragraaf Financiering TOTAAL BATEN
LASTEN Bes tuur
Groen, Recreatie & Milieu Wonen Wegen & Verkeer OV Conces s ie Netwerkontwikkeling Mobiliteit OV Infras tructuur (as s ets ) Paragraaf Financiering Paragraaf Bedrijfs voering TOTAAL LASTEN
RESULTAAT VOOR BESTEMMING Onttrekking van res erves Toevoeging aan res erves RESULTAAT NA BESTEMMING
577
578
7.749
452
104.284
46.489
81.168
47.129
54.752
43.730
56.193
49.580
883
625
697
691
21.939
20.080
19.010
18.947
0
0
0
0
169
169
211
98
184.119
113.769
170.506
118.699
2.569
341
-6.785
584
339
497
7.617
241
-2.513
-838
-832
-825
395
0
0
0
1) Conform vast te stellen Jaarstukken 2012 2) Programmabegroting 2013 e 3) Conform Programmabegroting 2013 inclusief nog vast te stellen 2 wijziging
Pagina 56 van 69
Programmabegroting 2014
Meerjarenoverzicht 2015-2017 Begroting 2015 lasten Baten
Lasten
Begroting 2016 Baten
Lasten
Begroting 2017 Baten
Programma (bedragen x € 1.000) Bes tuur
840
840
840
840
840
Ruim telijke Ordening
567
567
567
567
567
567
Econom is che Zaken
376
376
376
376
376
376
Groen, Recreatie & Milieu
840
19
19
19
19
19
19
294
244
249
234
249
234
Wegen & Verkeer
40.582
40.520
45.363
45.345
38.476
38.467
OV Conces s ie
49.760
49.760
51.578
51.578
51.618
51.618
691
691
691
691
691
691
17.865
17.865
17.957
17.957
18.216
18.216
110.994
110.882
117.640
117.607
111.052
111.028
Wonen
Netwerkontwikkeling Mobiliteit OV Infras tructuur (as s ets ) Totaal
RESULTAAT VOOR BESTEMMING Onttrekking van res erves
112
33
24
Toevoeging aan res erves RESULTAAT NA BESTEMMING
110.994
110.994
117.640
117.640
111.052
111.052
Financiële positie Bestuur Regio Utrecht Kerngegevens BRU (bedragen x € 1.000) Personeelslasten Personeel formatieplaatsen (fte)
Begrote reserves en voorzieningen (x € 1.000) Algemene reserve Bestemmingsreserves Totaal reserves Totaal voorzieningen
2012 *)
2013
2014
4.313 58,16
4.276 55,15
4.276 55,15
2012*)
2013
2014
2015
2016
2017
1.845 14.618 16.463
1.845 7.833 9.678
1.845 8.390 10.235
1.845 9.347 11.192
1.845 9.347 11.192
1.845 9.347 11.192
10
3
2
0
0
0
*) Realisatie, conform vast te stellen Jaarstukken 2012
Pagina 57 van 69
Programmabegroting 2014
Pagina 58 van 69
Programmabegroting 2014
Bijlagen
Pagina 59 van 69
Programmabegroting 2014
Bijlage A: Overzicht portefeuillehouders Het dagelijks bestuur is door het algemeen bestuur benoemd. De portefeuilleverdeling van het dagelijks bestuur is hier opgenomen. portefeuilleverdeling Algemeen • algemene coördinatie • communicatie • externe contacten Bestuur en organisatie • bestuurlijke organisatie • personeel, organisatie, informatievoorziening • Regionale agenda Financiën • financiën Ruimtelijke Ordening • ruimtelijke ontwikkeling • A12 Salto Economische zaken • economische zaken • toerisme • regionaal grondbeleid • energie (inkoop) • Hollandse Waterlinie Groen & milieu • groenbeleid • milieu Recreatie (incl. Groene Hart) • recreatie
portefeuillehouder Dhr. A. Wolfsen voorzitter
plaatsvervanger Dhr. J.J.L.M. Janssen
Dhr. J.J.L.M. Janssen
Dhr. A.J. Gerritsen
Dhr. J.A.E. Landwehr
Dhr. J.J.L.M. Janssen
Dhr. H. Adriani
Dhr. G.P. Isabella
Mw. M.M. van ’t Veld
Dhr. H.M. Ostendorp
Dhr. H.M. Ostendorp
Dhr. M.G.M. de Jong
Dhr. M.G.M. de Jong
Dhr. H.M. Ostendorp
Wonen • volkshuisvesting (incl. woonruimteverdeling) 9. Wegen & verkeer • wegen en verkeer 10. Openbaar Vervoer • concessiebeheer en aanbesteding OV • beheer en onderhoud van OV infrastructuur (assets) 11. Netwerk ontwikkeling mobiliteit • netwerk ontwikkeling mobiliteit
Dhr. G.P. Isabella
Dhr. H. Adriani
Dhr. C. van Dalen
Dhr. F. Lintmeijer
Dhr. A.J. Gerritsen
Dhr. H. Adriani
Dhr. F. Lintmeijer
Dhr. H. Adriani
1.
2.
3. 4.
5.
6.
7.
8.
Pagina 60 van 69
Bijlage B: Meerjarenplanning BDU (Uitvoeringsplan RUVV) "Regionaal Uitvoeringsprogram m a Verkeer en Vervoer (RUVV) %
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Uitvoerende partij
div. gemeenten Houten Nieuwegein div. gemeenten Bunnik div. gemeenten ProRail div. gemeenten div. gemeenten div. gemeenten ProRail ProRail div. gemeenten
expl. BRU 100% Utrecht expl. BRU 100% Utrecht 100% Utrecht 100% BRU
Onderdeel / project
2013
Programm abegroting 2014 2015 2016
2017
2018
PROJECTEN WEGEN EN VERKEER:
66,600
25,766
39,280
64,105
57,227
50,127
38,327
31,227
A. VERDER-PROJECTEN:
15,164
4,500
6,500
27,290
31,000
27,500
20,000
21,000
1,290
2,000
1,290
2,000 28,000
24,500
20,000
20,000
20,000
20,000
20,000
20,000
20,000
4,000
8,000
4,500
Fiets: (nor 2) Houten-Papendorp-LR-LW -Maarssen (nor 3) Maarssen - Utrecht Centrum - Houten (nor 4) Fiets Filevrij Nieuwegein (nor 5) De Bilt-Uithof - IJsselstein (nor 6) Utrecht Noord - Uithof - Bunnik Houten (nor 8) Utrecht Centrum - De Bilt - Zeist (nor 16) 8 leenfietsen OV-halte Jordanlaan Zeist (b2) Bewegwijzering fietsroutes verbeteren (b 201) Fietsenstallingen nabij hoogwaardig OV (a 269) Verbeteren herkenbaarheid fietsnetwerk (nor 14) 5 leenfietsen NS-station Bunnik (nor 17) 5 leenfietsen NS-station Utrecht Zuilen (a 270) Aanleg 5 fietstunnels op N237 Bus + tram : (a 96) Versnelling en frequentieverhoging SUNIJ ( AROV B) (a 88) Verbetering OV-as Utrecht Centrum Utrecht Noord (AROV A) (a 97) Vertramming station Utrecht CS - Uithof (b 80, b 86, a 266) W esttangent (AROV C) (a252) AROV Bustunnels HOV-Zuidradiaal en aansluiting Taatse viaduct (AROV D) (AROV) Oosttangent
4,217 0,115 0,175
Doorkijk 2019
2020
0,027 0,400 0,500 1,000 2,000
7,267 0,267
2,500
4,500
26,000
0,500
2,500
2,000
7,000 2,000 0,000
2,000
Programmabegroting 2014
Bijlage B (vervolg): Meerjarenplanning BDU (Uitvoeringsplan RUVV), %
100% 100% 100% 100% 100% 100%
Uitvoerende partij
Onderdeel / project
Vianen Zeist div. partijen Utrecht Provincie RW S
Auto: (nor 21) P+R locatie Vianen (nor 23) P+R locatie station Driebergen-Zeist (b230) P+R marketing en communicatie (a 159) Stimuleren gebruik deelauto's (a 185b)A12 Salto 2e fase (nieuw) NRU
2,275 0,500 1,600 0,175
Diversen: (divers) RVM-maatregelenpakket (nr xx) Monitoren maatregelen (a 58) Groter aandeel binnenvaart regio Utrecht
1,405 1,130 0,275
2,000 2,000
2,000 2,000
49,274
19,274
27,088
31,123
20,535
16,935
12,635
4,535
5,643
5,982 0,700 0,700 0,880
3,000
3,000
2,000
2,000
2,000
2,000
1,000
1,000
100% Provincie 100% div. partijen 100% Utrecht
B. BRU-PROJECTEN:
conv. conv. 90% 50% 50% 50% 50% 100% 100%
Bunnik Houten Houten Stichtse Vecht Nieuwegein IJsselstein Utrecht div. gem/prov div. gem/prov
Fiets: Fietspad Odijk-Achterdijk Fietspad N410 Houten fietstunnel Binnenweg 2e Vechtbrug Aanpak fietsknelpunten Herinrichting kruispunt Touwlaan-Eiteren Herinrichting Vredenburg noord Fiets Filevrij (BDU-specifiek) Fiets Filevrij (VAT)
2013
Programmabegroting 2014 2015 2016
2017
2018
1,000
3,000
1,000
3,000
Doorkijk 2019
2020 1,000
1,000
1,050 0,100 0,250 1,280 2,181 0,782
Pagina 62 van 69
Programmabegroting 2014
Bijlage B (vervolg): Meerjarenplanning BDU (Uitvoeringsplan RUVV), % 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50%
Uitvoerende partij
Onderdeel / project
De Bilt Houten Nieuwegein Stichtse Vecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht IJsselstein Zeist div. gem/prov
Verbetering fietsverbinding Leijen - NS-station Verbeteringsmaatregelen Lobbendijk Rotonde Sluyterslaan / Richterslaan Kanaaldijk Oost / aansluiting fietsbrug Nigtevecht Stedelijke verdeelring fietsnetwerk Fietsroute door Oog in Al Realisatie Knipstraatbrug Tijdelijke fietsparkeerplaatsen Verbinding Leidsche Rijn Centrum - Lage W eide Herinrichting Touwlaan Fietspaden Utrechtseweg - Driebergseweg Projecten fietsvisie / nieuw RVVP
conv. div. gem/prov conv. div. gem/prov conv. 100% 100% conv. conv. conv. conv. 95% expl. expl. expl. 95% expl.
Zeist Utrecht provincie Utrecht BRU Utrecht Utrecht Utrecht BRU BRU BRU Utrecht div. gemeenten
Bus + tram : Kwaliteit/toegankelijkheid bushaltes (BDU-regulier) Kwaliteit/toegankelijkheid bushaltes (BDU-specifiek)
Stationsgebied Driebergen-Zeist Spoedeisende maatregelen doorstroming OV projecten Loenen/Breukelen AROV A. Doorstromingsmaatregelen AROV B. Uitbreiding frequentie sneltram AROV C. W esttangent AROV D. HOV Utrecht CS - Leidsche Rijn HOV Leidsche Rijn Uithoflijn (HOV Om de Zuid) Uithoflijn (Vrijval Combibrug) Uithoflijn (Overheveling van HOV L R) Indexering HOV LR + HOV OdZ voor 2012 e.v. indexering VERDER-project Vertramming Utrecht CS - De Uithof 50% div. gemeenten OV-projecten nieuw RVVP
2013
Program mabegroting 2014 2015 2016
2017
2018
Doorkijk 2019
2020
0,800 0,125 0,300 0,088 0,400 0,500 0,465 0,455 0,099 0,250 0,220
42,331 2,917 0,893
11,472 1,484
2,850 0,586
1,100 0,288 0,500
2,000
2,000
2,000
2,000
2,000
2,000
19,488
23,523
18,435
14,835
10,535
2,435
8,100
0,233 1,000
14,674 6,178 11,000 2,000
0,288 2,500
0,288 2,000
1,100 5,000
0,700 4,000 9,000
2,800 4,000 10,000
1,000 4,000 10,000
4,000 8,400
2,000
2,000
2,000 0,435
1,000 0,435
0,435
0,435
0,435
2,000
2,000
2,000
2,000
2,000
1,000
Pagina 63 van 69
Programmabegroting 2014
Bijlage B (vervolg): Meerjarenplanning BDU (Uitvoeringsplan RUVV), %
Uitvoerende partij
Onderdeel / project
conv. 100% 50% conv. 50% 50% conv. 50% conv.
prov. Utrecht Bunnik Vianen RW S De Bilt De Bilt div. gem/prov ProRail Ministerie I&M
Auto: A12 Salto (fase 1) A12 SALTO korte termijn maatregelen (BUHZ) Verkeersstructuurplan De Hagen Integratie A2 Rotonde Groenekanseweg-Planetenbaan Rotonde Lijenseweg-Massijslaan Impuls mobiliteitsmanagement (BDU specifiek) Pilot dichtligtijden spoorovergang NDW -bijdrage
70% 70% 70% 70% 70% 70% 70% 70% 70% 70%
Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Maarssen Nieuwegein Utrecht Vianen Zeist div. gemeenten
2013 1,300
Program mabegroting 2014 2015 2016 1,820
2017
2018
Doorkijk 2019
2020
4,600 4,500
4,600 4,500
0,100
0,100
0,100
0,100
0,100
0,100
0,100
0,100
0,100
0,100
0,100
0,220 1,720 0,000 0,300 0,250 0,480 0,050
Lokaal m aatwerk:
2,162
1,992
5,692
5,692
5,692
5,692
5,692
5,692
budgetsubsidie conform verdeelsleutel Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Maarssen Nieuwegein Utrecht Vianen Zeist saldo ROV
0,172 0,208 0,208 0,208 0,208 0,208 0,400 0,172 0,208 0,170
0,172 0,208 0,208 0,208 0,208 0,208 0,400 0,172 0,208
0,172 0,208 0,208 0,208 0,208 0,208 0,400 0,172 0,208
0,172 0,208 0,208 0,208 0,208 0,208 0,400 0,172 0,208
0,172 0,208 0,208 0,208 0,208 0,208 0,400 0,172 0,208
0,172 0,208 0,208 0,208 0,208 0,208 0,400 0,172 0,208
0,172 0,208 0,208 0,208 0,208 0,208 0,400 0,172 0,208
0,172 0,208 0,208 0,208 0,208 0,208 0,400 0,172 0,208
3,700
3,700
3,700
3,700
3,700
3,700
50% div. gemeenten Gemeentelijke aanmeldingen RUVV-projecten
Pagina 64 van 69
Programmabegroting 2014
Bijlage C: Reserves, voorzieningen en vooruit ontvangen bedragen (meerjarig verloop) Reserves en voorzieningen
verwachte saldo 31-12-2012 toevoeging na bestemming 2013
verwachte begrote toevoeging besteding 2013 saldo 31-12-2013 2014
verwachte begrote toevoeging besteding 2014 saldo 31-12-2014 2015
begrote besteding 2015 saldo 31-12-2015
Reserves: Algemene reserve
1.845
Bestemmingsreserves: Vrijgevallen BWS middelen Rentebaten BWS budget Financiële knelpunten BRU Wonen met Welzijn en Zorg Rentebaten BLS 2005-2010 BDU rente Personele verplichtingen frictiekosten
5.356 1.111 122 256 2.296 5.015 462
Totaal reserves
16.463
1.845
-5.356 -303
-211
808 122 256 549 5.847 251
-7.617
9.678
-7
3
-7
3
-1.747 832
832
1.845
-98
638 122 256 549 6.672 153
-268
10.235
-1
2
-1
2
-170
825
825
1.845
88
508 122 256 549 7.671 241
-42
11.192
-130
999
999
Voorzieningen: Voorziening FPU
10
Totaal voorzieningen
10
-
-
2 -
-
2
Pagina 65 van 69
Programmabegroting 2014
Bijlage C (vervolg) Vooruit ontvangen bedragen verwachte toevoeging saldo 31-12-2012 2013
verwachte begrote toevoeging besteding 2013 saldo 31-12-2013 2014
verwachte begrote toevoeging besteding 2014 saldo 31-12-2014 2015
begrote besteding 2015 saldo 31-12-2015
Vooruitontvangen bedragen: BDU Algemeen Wegen en verkeer OV concessie OV Infrastructuur Netwerkontwikkeling mobiliteit
WV OVE OVI NOM
Totaal BDU BOR fonds: BOR provincie Utrecht BOR gemeente Utrecht BOR BRU
WV
Totaal BOR fonds Quick wins Luchtkwaliteit BLS 2005-2010 Technische assistentie V&V Apparaatskosten BOR Integratie A2 Totaal vooruitontvangen bedragen
WV OVE WV WV WV WV
17.846 81.801 1.550 18.257 333
134
119.787
134
-28.891 -7.125 -509 -95
17.980 52.910 -5.575 17.748 238
135 8.985 10.892
-36.620
83.301
20.012
20.951 22.793
203
-9.997
20.951 12.999
43.744
203
-9.997
33.950
247 2.727 3.601 178 122 1.409 171.815
-3.500 -178 -122
337
-50.417
-
247 2.727 101 1.409 121.735
-936 -85
18.115 61.895 5.317 16.812 153
-1.021
102.292
-5.867
20.951 7.132
62
-5.867
28.083
62
-273
20.012
-7.161
136
-5.572
107.698
10.813 29
10.978
247 2.454 101 1.409 134.586
-89
18.251 56.412 16.130 16.841 64
-5.483
20.951 7.194 -
-273
11.040
-5.845
28.145 247 2.181 101 1.409 139.781
Pagina 66 van 69
Programmabegroting 2014
Bijlage D: Investeringsstaat datum besluit Nieuwbouw remise Levensduurverlengend onderhoud trammaterieel (LVO), fase 1 LVO, fase 2 LVO, fase 3 LVO, fase 4 Totaal trammaterieel Haltes GrootschaligeVervanging Infrastructuur (GVI), voorbereiding en 24 oktoberplein GVI, fase 1A GVI, fase 1B GVI, fase 2 Totaal railinfrastructuur
krediet
geplande investeringen 2013
economisch nut
projectbesluit AB 27/2/13
4.120.000
58.601
307.557
3.753.842
economisch nut economisch nut economisch nut economisch nut
projectbesluit AB 23/3/11 projectbesluit AB 23/3/11 projectbesluit AB 23/3/11 projectbesluit AB 23/3/11
3.000.000 3.200.000 3.000.000 1.400.000 10.600.000
623.733
2.342.757 522.250 29.766
33.510 2.677.750 2.970.234
623.733
2.894.773
5.681.494
maatschappelijk nut
Programmabegroting 2013
1.295.000
maatschappelijk nut maatschappelijk nut maatschappelijk nut maatschappelijk nut
projectbesluit AB 15/6/11 projectbesluit AB 29/2/12 projectbesluit AB 27/2/13
2.900.000 14.800.000 27.500.000
2.219.456
45.200.000 61.215.000
Totaal OV Infrastructuur Automatisering
aanschaffingen aanschaffingen 2011 2012
economisch nut
geplande investeringen 2015 PM
-
-
geplande investeringen 2016
geplande investeringen 2017
-
4.120.000
-
3.000.000 3.200.000 3.000.000 350.000 9.550.000
350.000 350.000
401.073
401.073
11.790.876 266.939
3.009.124 27.233.061
2.219.456
12.057.815
30.242.185
-
-
-
2.843.189
15.353.661
35.923.679
-
-
-
61.215.000
17.235 2.860.424
Totaal investeringen 2011-2017
PM
350.000
17.235
Totaal algemeen Totaal investeringen
geplande investeringen 2014
2.219.456 14.800.000 27.500.000 44.519.456 54.470.529 17.235
15.353.661
35.923.679
-
-
-
-
-
-
350.000
17.235 54.487.764
Staat van onderhanden werk Bedragen in Euro projectbesluit Aanleg Uithoflijn Totaal Onderhanden werk OV Infrastructuur
maatschappelijk nut
uitgaven 2011
uitgaven 2012
321.000.000
309.067
2.744.426
321.000.000
309.067
2.744.426
3.053.493
-
-
-
-
-
3.053.493
Pagina 67 van 69
Programmabegroting 2014
Bijlage E: Besparingsmonitor 2011-2014 Nr Besparingsmaatregel
Voortgang
2011
2012
bedragen x € 1 mln. 2013 2014
Totaal
A1a Versobering OV-voorzieningenniveau, OV Concess ie
0,000
7,500
2,000
2,500
12,000
A1b Versobering OV-voorzieningenniveau Wegen en Verkeer
0,050
-0,750
0,150
0,150
-0,400
A1c Versobering OV-voorzieningenniveau OV infrastructuur
0,000
0,012
0,012
0,012
0,036
A2 Eenmalige tariefverhoging OV van 5% naast indexering
0,000
0,000
0,900
0,900
1,800
A3 Verhoging regionale tarieven (P+R- en winkelkaartje)
0,000
0,000
0,500
0,500
1,000
A4 Eenmalige tariefverhoging Regiotaxi van 20%, daarna indexering
0,000
1,650
1,800
0,000
3,450
A5 Scherper nieuw contract Regiotaxi en taakstellende bijdrage BRU
0,000
0,000
1,300
4,200
5,500
A6a Extra snelheidverhogende maatregelen OV, OV Concess ie
0,000
0,100
0,200
0,200
0,500
-0,100
-1,500
-1,400
0,000
-3,000
A7* BRU-bijdrage voor VERDER-projecten integraal met 5% verlagen
0,000
1,200
1,200
1,200
3,600
A8* Infraprogramma herprioriteren op OV-exploitatie
0,000
4,000
4,000
4,000
12,000
A6b Extra snelheidverhogende maatregelen OV, Wegen en Verkeer
Verschil met AB-besluit
A9 Verlaging subs idies nog niet bes chikte RUVV-projecten en lokaal maatwerk
2,500
1,700
0,800
0,500
5,500
A10 Schrappen budget lokale gedragsbeïnvloeding
0,000
0,250
0,250
0,250
0,750
A11 Afs chaffing post Onvoorzien
2,000
2,000
2,000
2,000
8,000
A12 Schrappen bijdrage Regionaal Overlegorgaan Verkeersveiligheid
0,000
0,500
0,500
0,500
1,500
A13 Beperken prijsindexering grote meerjarige projecten
2,600
0,000
0,000
0,000
2,600
A14 Besparing op ontwikkeling tramnetwerk en -s ystemen
0,300
0,300
0,500
0,500
1,600
A15 Vergroten efficiency bij beheer en onderhoud
1,250
1,300
1,500
1,500
5,550
A16 Beperken inhuur en inzet bij Randstads poor
0,000
0,070
0,070
0,070
0,210
0,370 18,70 €
0,370 16,65 €
0,370 19,35 €
1,500 63,70 €
A17 Besparing op de apparaatskosten en budget programma Bes tuur Totaal besparingsmaatregelen voortgang conform planning/besluit Voortgang behoeft aandacht Voortgang niet conform planning/bes luit
0,390 € 8,99 €
0,114
2,700
2,81
*Beparing 2011-2014 is conform prognose, maar na 2014 is er nog een financiële taakstelling van in totaal 2 mln (zie toelichting in besparingsmonitor)
Pagina 68 van 69
Bijlage F: Lijst van gebruikte afkortingen Afkorting AB AROV AWBZ BBV BDU BOR BRU BWS DO EBU ECB HOV GVI HRM IPvE LVO MIP MIRT MKBA MOP NDOV NDW OV P&C PRES RO RodS RUVV RVM RVVP SKVV SLA SUNIJ SWRU U-10 VO WGR+ WMO WW
Verklaring Algemeen Bestuur Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten Brede Doeluitkering Bereikbaarheidsoffensief Randstad Bestuur Regio Utrecht Besluit Woninggebonden Subsidies Definitief Ontwerp Economic Board Utrecht Europees Centrale Bank Hoogwaardig Openbaar Vervoer Grootschalige Vervanging Infrastructuur Human Resource Management Integraal Programma van Eisen Levensduurverlengend onderhoud (trammaterieel) Meerjaren Investerings Plan Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse Meerjaren Onderhouds Plan Nationale Database Openbaar Vervoer Nationale Databank Wegverkeer Openbaar Vervoer Planning & Control Platform Regionaal Economische Samenwerking Ruimtelijke Ordening Recreatie om de Stad Regionaal Uitvoeringsprogramma Verkeer & Vervoer Regionaal Verkeers Management Regionaal Verkeer en Vervoer Plan Samenwerkende Kaderwetgebieden Verkeer en Vervoer Service Level Agreement Sneltram Utrecht – Nieuwegein/IJsselstein Stichting Woonruimteverdeling Regio Utrecht BRU-gemeenten en gemeente Woerden Voorlopig Ontwerp Wet Gemeenschappelijke Regeling plus Wet Maatschappelijke Ondersteuning Werkeloosheids Wet