SAMENWERKINGSVERBAND REGIO EINDHOVEN Programmabegroting 2014
32269-32271\CDE\MGE\-2
Inhoudsopgave OVERZICHT SRE
5
KERNGEGEVENS
6
1. LEESWIJZER
7
2.a ONTWIKKELINGEN SRE
8
2.b TRANSFORMATIE SRE
9
3. PROGRAMMA’S
15
4. FINANCIËLE BEGROTING
37
4.1 Overzicht baten en lasten
39
4.2 Toelichting op het overzicht baten en lasten
39
4.3 Staat van herkomst en besteding van middelen
43
4.4 Inwonerbijdrage
45
4.5 Kengetallen
46
5. PARAGRAFEN
49
5.1 Weerstandsvermogen
51
5.2 Financiering
54
5.3 Bedrijfsvoering
55
5.4 Verbonden partijen
58
5.5 Grondbeleid
59
OVERZICHT GEMEENTELIJKE BIJDRAGEN
61
MEERJARENRAMING PROGRAMMA’S
65
STAAT VASTE ACTIVA EN EMU SALDO
69
STAAT RESERVES EN VOORZIENINGEN EN VOORUITONTVANGEN SUBSIDIES
73
32269-32271\CDE\MGE\-3
32269-32271\CDE\MGE\-4
Regioraad
Overleg portefeuillehouders
Dagelijks Bestuur
Dienst SRE Dir. drs. H.J.G. Engels
RHCe Dir. drs. M.J.M. Duijghuisen
SRE Milieudienst (in afbouw) Dir. ir. J.A. van Gils
Gemeenschappelijke Regeling Bij besluit van 12 mei 1993 is de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant goedgekeurd. Deze regeling is gewijzigd op basis van de reacties van de gemeenten en de op 21 december 2004 door de Tweede Kamer aangenomen Wijzigingswet Wgr-plus, die op 1 januari 2006 in werking is getreden. In 2010 hebben alle 21 aan het SRE deelnemende gemeenten een gelijkluidend besluit genomen over de derde wijziging van de Gemeenschappelijke regeling van het SRE.
Deelnemende gemeenten
21
Regioraad
21 leden
Dagelijks Bestuur R. van Gijzel P.J.M.G. Blanksma-van den Heuvel
Portefeuille Bestuurlijke samenwerking, Bestuurscommissie Mobiliteit, coördinatie MIRT/gebiedsontwikkeling Midden en Oost, Gulbergen Ruimte en volkshuisvesting, gebiedsontwikkeling West Economie, arbeidsmarkt, Brainport Milieu, plattelandsontwikkeling, financiën, personeel en organisatie Zorg en welzijn, cultuur(-historie/RHCe), recreatie en toerisme
M.C.T. Fiers mr. H.C.R.M. de Wijkerslooth J.G.M.T. Ubachs J.A.M. Thijs-Rademakers drs. H.J.G. Engels, secretaris
32269-32271\CDE\MGE\-5
Kerngegevens
32269-32271\CDE\MGE\-6
1. Leeswijzer Hierbij treft u de concept-Programmabegroting 2014 aan van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE). Het betreft de vierde begroting in de bestuursperiode 2010-2014. De begroting is opgesteld op basis van de nota ‘Financiële uitgangspunten Begroting SRE 2014’, zoals vastgesteld in de Regioraad van 13 december 2012. De inwonerbijdrage 2014 is conform deze uitgangspunten niet geïndexeerd en er is geen nacalculatie toegepast. Verder is besloten om de primaire begroting 2014 op te stellen op basis van vigerend beleid, rekening houdend met de (voorlopige) resultaten van de discussie over de transformatie van het SRE. In deze begroting zijn 7 programma’s onderscheiden: 1. Bestuurlijke samenwerking 2. Economie 3. Fysieke leefomgeving (Ruimte en mobiliteit) 4. Sociale leefomgeving 5. Afbouw Milieudienst (nieuw) 6. Service: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe) 7. Voorziening Gulbergen De begroting 2014 is gesplitst in twee delen. Dit hangt samen met de afbakening van de bevoegdheden van Regioraad en Dagelijks Bestuur. De Regioraad stelt kaders, autoriseert de programmabegroting en controleert. De programmabegroting bestaat uit een overzicht van de programma’s, de financiële begroting en (voorgeschreven) paragrafen. Het Dagelijks Bestuur voert uit en legt verantwoording af. De concept-programmabegroting 2014 wordt naar de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten gezonden voor het geven van een reactie. De bestuurlijke behandeling van de programmabegroting is voorzien voor de vergadering van de Regioraad van woensdag 26 juni 2013. In deze programmabegroting wordt per programma aangegeven: omschrijving programma; beleidskader trends en ontwikkelingen wat wil het SRE bereiken; wat doet het SRE daarvoor; wat kost dit het SRE. Naast de programma’s bestaat de programmabegroting uit de financiële begroting met het overzicht van lasten en baten met toelichting. Een aantal aspecten van de financiële huishouding, zoals weerstandsvermogen/risico’s en financiering worden belicht in de voorgeschreven paragrafen.
32269-32271\CDE\MGE\-7
2.a ONTWIKKELINGEN SRE Deze begroting 2014 staat in het teken van de transformatie van het SRE. Er is sprake van een ingrijpende verandering van de wijze waarop in de regio intergemeentelijk wordt samengewerkt. Dat heeft consequenties voor het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven. Niet alleen als bestuurlijk platform, maar ook voor het SRE als organisatie. Ontwikkelingen die nu spelen zijn: 1. Opheffing Wgr+ 2. Oprichting Omgevingsdienst en afbouw Milieudienst SRE 3. Takendiscussie bij het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven 4. Transformatie SRE: verlaging inwonerbijdrage en verschuiving van taken naar de subregio Wet Gemeenschappelijke Regelingen-plus (Wgr+) Het Kabinet heeft de afschaffing van de Wgr+ aangekondigd. Hiermee vervalt voor onze regio de verkeer- en vervoerstaak. Taken en de bijbehorende BDU middelen gaan dan rechtstreeks naar de Provincie. Hiermee komt een einde van het SRE als vervoersautoriteit. Overigens is tot nu toe nog geen wetsvoorstel ingediend. Verwacht wordt dat dit in mei 2013 zal gebeuren nadat minister Plasterk nader is ingegaan op zijn plannen. Of 1 januari 2014 als ingangsdatum gehandhaafd blijft, valt nu nog niet te zeggen. Vorming Omgevingsdienst Landelijk is besloten om een aantal Omgevingsdiensten/Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) op te richten. Door de 21 gemeenten in de regio en de Provincie Noord-Brabant is inmiddels hiervoor een nieuwe gemeenschappelijke regeling opgericht. De Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant is inmiddels haar operationele activiteiten gestart. Tegelijkertijd stoppen de operationele activiteiten van de SRE Milieudienst, omdat die door de Omgevingsdienst worden overgenomen. Nadat alle financiële en personele zaken zijn afgewikkeld zal de Milieudienst worden opgeheven. Takendiscussie Regionaal Historisch Centrum Eindhoven Het RHCe, waarin alle SRE-gemeenten behalve Gemert-Bakel deelnemen, heeft zijn taken voor de periode 2012-2016 beschreven. Toegezegd is om met een aantal uitwerkingsvoorstellen te komen. Hiervoor is een plan van aanpak opgesteld dat loopt tot het najaar van 2013. Inhoudelijk wordt onder andere gekeken naar de mogelijkheden om kosten te besparen door het gedigitaliseerd opslaan van archieven; het beperken van de omvang van archieven; de exploitatie van het RHCe-pand in de Raiffeisenstraat in Eindhoven en de status van het RHCe op termijn. Transformatie SRE: verlaging inwonerbijdrage en verschuiving van taken naar de subregio Rode draad in de Regionale Agenda is multi-level governance. Er is nog nooit zo intensief in de regio samengewerkt als nu. Gelet op het bestaande ‘daily urban system’ in de regio, is de regio van de 21 gemeenten het vertrekpunt voor taken op het regionale schaalniveau. Voor veel vraagstukken kan en moet een ander schaalniveau worden gekozen. Voor het beleggen van taken is het subsidiariteitsbeginsel vertrekpunt. Steeds meer taken kunnen en moeten worden belegd op het subregionaal niveau, daar waar ook operationele kracht kan worden ontwikkeld. Met een aangenomen motie in de Regioraad van december 2012 is dit proces van transformatie van het SRE in een stroomversnelling gekomen. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op dit proces en de consequenties hiervan.
32269-32271\CDE\MGE\-8
2.b Transformatie SRE Motie In de vergadering van de Regioraad van 13 december 2012 is een motie aangenomen die oproept tot transformatie van het SRE. Per 2015 moet het SRE zijn doorontwikkeld tot een bestuurlijk platform met een smalle servicegerichte organisatie, die op adequate wijze de regionale vraagstukken op het gebied van economie, infrastructuur en ruimte behartigt, alsmede het beheer van investeringsfondsen verzorgt. Een substantiële verlaging van de inwonerbijdrage is daarbij nodig om middelen vrij te maken waarmee gemeenten taken op subregionaal niveau gezamenlijk kunnen oppakken. De motie is zonder hoofdelijke stemming met algemene stemmen aangenomen conform de duiding van de voorzitter (Rob van Gijzel). Hierbij ging hij in op de volgende zaken. - De motie moet worden bezien in een brede context. Niet alleen de subregionale samenwerking moet worden vormgegeven, maar ook de regionale én de bovenregionale samenwerking. - Deze transformatie is reeds ingezet, maar het is een complex proces en er zijn veel onzekerheden. - Multilevel governance is uitgangspunt. Dat betekent ook dat de 21 gemeenten een gezamenlijke agenda blijven samenstellen, maar dat de ontwikkeling daarvan, soms beleidsmatig en soms ook qua uitvoering, zal worden gedelegeerd aan degenen die daarbij het meeste belang hebben c.q. het meest betrokken zijn. - Het SRE is een bestuurlijk platform, de draaischijf waar het dagelijks systeem (daily urban system) bij elkaar komt en de integraliteit bewaakt wordt. - Middelen die onttrokken worden aan het SRE worden gereserveerd voor regionale samenwerking, zowel subregionaal als bovenregionaal. - Herallocatie van middelen naar de subregio is afhankelijk van inhoudelijke afspraken. - Transformatie is geen opgave van (alleen) het Dagelijks Bestuur van het SRE, maar een gezamenlijk proces waarin alle gemeenten en bestuurders moeten investeren. Werkgroep Transformatie Om snel uitwerking te kunnen geven aan de motie heeft het Dagelijks Bestuur van het SRE een werkgroep ingesteld. In de werkgroep zijn leden van het DB, indieners van de motie en vertegenwoordigers van het landelijk gebied (op persoonlijke titel) vertegenwoordigd. De samenstelling van de werkgroep is als volgt: Jos van Bree, Mary Fiers, Roeland van Hooff, Jack Mikkers, Frans Stienen en Hans Ubachs. De werkgroep heeft op zich genomen om niet alleen naar het proces te kijken, maar om ook een uitspraak te doen over de inhoud van de samenwerking op regionale schaal. Regionale samenwerking: inhoud en vorm De oproep tot versnelde transformatie van het SRE moet worden gezien in het licht van de discussie die met het verschijnen van het concept van de Regionale Agenda (begin 2011) reeds is gestart. Belangrijkste punt hierbij is de verhouding tussen de samenwerking op regionale schaal en de samenwerking op subregionale schaal. De inhoud van de samenwerking op het schaalniveau van de regio Eindhoven ligt tot en met 2014 vast in de Regionale Agenda. En ondertussen blijven we onze intergemeentelijke samenwerking vernieuwen. Die samenwerking is geënt op een gedeelde agenda, een gedeeld belang en een gedeeld besef dat wij allen gebaat zijn bij een sterke regio. Wij streven naar nieuwe en flexibele samenwerkingsvormen, die gedreven zijn vanuit inhoud. Het belang van de bewoners en bedrijven in de regio stellen wij centraal, ongeacht gemeentegrenzen. We willen daarbij als regio kracht maken en naar buiten toe als een eenheid optreden. Op het terrein van economie, bereikbaarheid en gemeentegrens overstijgende ruimtelijke vraagstukken willen wij vergaand samen werken. Wij gaan in de regio nietvrijblijvende en elkaar versterkende en elkaar gunnende (publiek-private) partnerschappen aan. Dit vanuit de visie dat bestuurlijke krachtenbundeling en nabijheid onmisbaar is bij de (door)ontwikkeling van onze sterke economische regio. De ambities voor onze regio staan onverkort overeind. Het is niet zo zeer de vraag wat we als opgaven te doen hebben, maar meer hoe we het moeten doen. “De innovatie van de implementatie”. Sinds de vaststelling van de Regionale Agenda hebben wij ons samen met de 21 gemeenten van de regio gebogen over de vraagstukken die hieruit voortvloeien: Flexibele netwerksamenwerking Multilevel governance 32269-32271\CDE\MGE\-9
Het onderscheid tussen regionale en subregionale taken en opgaven De grote regionale opgaven van de toekomst De tijd van de grote masterplannen en vaste en eenduidige besturingsmodellen is voorbij. We weten gewoonweg niet hoe de toekomst zich ontwikkelt. De snelheid en ongewisheid waarmee ontwikkelingen plaatsvinden, vragen daarom om flexibele en organische besturingsmodellen waarin alle partijen (overheid, bedrijfsleven, onderwijs, maatschappelijk middenveld) hun rol spelen en hun verantwoordelijkheid nemen. Met dit voor ogen zijn rol en opgaven van het SRE herijkt. Ons uitgangspunt is dat bij de gemeenten het primaat ligt tot realisatie van de Regionale Agenda. Volgens de traditie in onze regio gebeurt dat in samenwerking met de triple helix. Dit heeft gevolgen voor het SRE. In de loop der jaren is het SRE geëvalueerd van “bestuurslaag” naar projectenorganisatie. En de volgende ontwikkeling is van projectorganisatie naar een bestuurlijk platform, dat het regionale (bestuurlijke) netwerk schraagt. Dit platform coördineert de totstandkoming van regionale strategische programma’s. De uitvoering van de Regionale Agenda wordt daarmee vooral een zaak van de gemeenten en de partners in het netwerk. Bepalen regionale opgaven De motie van 13 december vraagt om het definiëren van de onderwerpen en opgaven die voor alle gemeenten gezamenlijk belangrijk zijn. Dit overzicht vormt de basis voor herallocatie van middelen naar samenwerking op het subregionale niveau. Om deze opgaven te kunnen bepalen, zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd. Op regionaal schaalniveau (dat wil zeggen de regio van de 21 gemeenten) doen we alleen wat noodzakelijk is. Het subsidiariteitsbeginsel is uitgangspunt. We beschrijven de gewenste situatie. Wat doen de 21 gemeenten samen? Wat willen we hebben? SRE definiëren we als de samenwerking tussen de 21 gemeenten in de regio Eindhoven. SRE als intergemeentelijke samenwerking staat niet ter discussie Samenwerking in de regio vraagt om een (bestuurlijk) platform, een plaats waar de gemeenten elkaar ’ontmoeten‘ vanuit het principe van coöperatie. Het SRE als organisatie of instituut met taken en personeel gaan we ’heruitvinden‘. De oude vorm ’heffen we op‘ om van de grond af aan opnieuw te ontwerpen. Om de opgaven te bepalen, werken we ‘zero-based’. Niet de veranderingen ten opzichte van het bestaande krijgen aandacht, maar elk voorstel (opgave) wordt opnieuw tegen het licht gehouden. Doel is realisatie op zo kort mogelijke termijn en verankering in deze begroting en de plannen voor het jaar 2014. Overzicht regionale opgaven Tijdens werkconferenties met leden van de Regioraad op woensdag 20 februari 2013 en met leden van de 21 colleges van Burgemeester en Wethouders op 6 maart 2013 is gesproken over de regionale opgaven en over de randvoorwaarden die vervuld moeten worden om de samenwerking op deze thema’s te laten slagen. Afgesproken is dat de 21 gemeenten zich op regionaal niveau gezamenlijk inzetten voor: een regionale agenda waarin het toekomstbeeld van de regio is vastgelegd; het ontwikkelen van strategie op de thema’s Economie en Ruimte (inclusief infrastructuur) en het uitwerken hiervan in een uitvoeringsprogramma en een bovenregionale lobby; vier aanvullende programma’s met afspraken tussen gemeenten (op basis van de Regionale Agenda en de economische en ruimtelijke strategie): (1) werklocaties, (2) arbeidsmarkt, (3) wonen en (4) regionale voorzieningen; de inzet van de regionale investerings- en stimuleringsfondsen. Deze regionale opgaven zijn richtinggevend voor de invulling van de structurele taken van het SRE voor het jaar 2014 en verder. In de volgende tabel zijn de opgaven nader uitgewerkt.
32269-32271\CDE\MGE\-10
Bijlage 1 - Thema’s regionale samenwerking Thema
Businesscase
Opgave
Regionale Agenda
Regionale Agenda 2015-2018
Op basis van gedeelde visie acteren publieke partijen als eenheid op bovenregionale schaalniveaus en bij realiseren regionale opgaven.
Gezamenlijk toekomstbeeld en agenda regio. Regionale governance vormgegeven.
Economie
Economische strategie
Vanuit het publieke belang randvoorwaarden creëren voor realiseren ambities Brainport 2020. Economische groei boven nationaal gemiddelde. Uitbouwen van het innovatie-ecosysteem rondom de regionale topsectoren. Doorontwikkeling toptechnologische regio met internationale allure.
Eenduidige publieke strategie voor economische structuurversterking in de regio Eindhoven Regio positioneren op bovenregionale schaalniveaus
Werklocaties
Evenwichtig en duurzaam aanbod werklocaties overeenkomstig vraag.
Arbeidsmarkt
Behoud werkgelegenheid en inzet volledige beroepsbevolking. Voorzien in arbeidskrachten passend bij toptechnologisch profiel van regio.
Strategie ruimte en infrastructuur
Realiseren van de fysieke condities voor de ontwikkeling van Brainport Creëren aantrekkelijk internationaal vestigingsmilieu Optimale interne en externe bereikbaarheid van de regio.
Eenduidige publieke strategie en gezamenlijke agenda tbv bereikbaarheid, een aantrekkelijk vestigingsmilieu en goed woon- en leefklimaat. Regio positioneren op bovenregionale schaalniveaus
Woningbouw
Evenwichtige en duurzame ontwikkeling woningbouwlocaties op basis van vraag en in relatie tot bestaande voorraad
Bindende afspraken tussen gemeenten inzake kwantiteit, fasering en segmentering, op basis actuele vraag. Afspraken over specifieke doelgroepen zoals arbeidsmigranten en kenniswerkers
Regionale voorzieningen
Evenwichtige ontwikkeling en spreiding van voorzieningen met een (boven)regionale betekenis, resulterend in een een gedifferentieerd en compleet aanbod in overeenstemming met de behoeften van de inwoners Versnellen economische ontwikkeling door gerichte financiële impulsen.
Afstemming inzake ontwikkeling aanbod (boven)regionale voorzieningen in stedelijk en landelijk gebied
Infrastructuur & Ruimte
Investeringsfondsen
Stimuleringsfonds
32269-32271\CDE\MGE\-11
Doel/Resultaat
Relatie bovenregionaal
Relatie intern regionaal
Agenda van de 21 gemeenten op basis van een gedeeld toekomstbeeld Protocol voor wijze van samenwerken. Afspraken inzake (methode) representatie en ambassadeurschap. Belangen bundelen in toekomstbeeld en in gezamenlijke strategie en uitvoeringsprogramma Publieke inbreng in Triple Helix Publieke opdrachtgever Brainport Development Samenstellen agenda voor bovenregionale lobby
Strategische visies over positionering en ontwikkeling EU, rijk en provincie.
Toekomstvisies en identiteit van de 21 gemeenten in de Regio Eindhoven.
Beleid rijk (topsectoren en kennisinstellingen) Fondsen van EU, rijk en provincie voor economische stimulering. Brainport 2020 samenwerking in Zuidoost-Nederland
Bindende afspraken tussen gemeenten inzake kwantiteit, fasering en segmentering werklocaties, op basis marktconsultatie. Afspraken over (methode van) uitgifte en sluitende verhuisketens.
Regionale afspraken op basis subregionale afstemming Gebundelde inbreng provinciaal ruimtelijk beleid Detaillering regionale afspraken op subregionale schaal
Strategie en uitvoeringsprogramma voor arbeidsmarkt samen met sectoren en onderwijs, gericht op evenwicht tussen vraag en aanbod
Bundelen en afstemmen inzet binnen Triple helix via RAP (Regionaal arbeidsmarktplatform). Coördineren collectieve (crisis)maatregelen.
Provincie Noord-Brabant bewaakt ontwikkeling nieuwe locaties in het kader van ruimtelijk beleid. Ontwikkeling werklocaties in grensregio’s België en Limburg Sociaal arbeidsmarktbeleid rijk Fondsen van EU, rijk en provincie
Elke gemeente en subregio heeft een economisch programma. Regionale thema’s worden gebundeld. Ontwikkelagenda’s streekplatforms worden afgestemd. Publieke en marktagenda’s worden afgestemd (Brainport). Internationale promotie en acquisitie (mede vanuit C4) Realisatie bij gemeenten. Uitgifte op basis subregionale afstemming (mogelijk 1 loket).
Creëren innovatieve economische ontwikkeling en nieuwe bedrijvigheid.
Activiteit
Belangen bundelen in toekomstbeeld en in gezamenlijke strategie en uitvoeringsprogramma Gezamenlijke prioriteitstelling en agenda tbv bovenregionale verankering Afstemming Triple Helix Vastleggen afspraken tussen (clusters van) gemeenten (en marktpartijen) over realisatie integrale gebiedsopgaven. Regionale afspraken op basis subregionale afstemming Gebundelde inbreng provinciaal ruimtelijk beleid Detaillering regionale afspraken op subregionale schaal. Vastleggen afspraken tussen gemeenten over ontwikkeling en differentiatie van voorzieningen met een (boven)regionaal karakter (zorg, onderwijs, sport, cultuur). Door afstemming maximaal rendement en verdeling lasten. Leveren bijdrage aan samenwerkingsprojecten met een regionaal economisch effect en een innovatief karakter. Gemeenten ondersteunen bij collectief beroep op bovenregionale (bijvoorbeeld EU) fondsen.
Rijksbeleid en investeringen (MIRT, SVIR) Provinciale verordenende bevoegdheden ruimte en beheer middelen infrastructuur (BDU) Omliggende regio’s met eigen prioriteiten.
Onderkant arbeidsmarkt via (centrum)gemeenten en werkpleinen Inzet sectoren bedrijfsleven. Afstemming onderwijs met markt (TOA) Primaat gemeente voor ruimtelijk beleid en realisatie Operationele afspraken tussen betrokken gemeenten bij gebiedsontwikkelingen
Provincie bewaakt ontwikkeling nieuwe locaties in het kader van ruimtelijk beleid en bevolkingsprognoses.
Primaire verantwoordelijkheid gemeenten. Fasering op basis subregionale afstemming.
Mede bekostiging zorg en onderwijs door Rijk, met daaraan gekoppelde verplichtingen.
Primaat gemeenten. Actieve inzet lokale middelen.
Cofinanciering via fondsen EU, rijk en provincie
Cofinanciering partijen uit de regio.
Verschuiving taken van regio naar subregio De lijst van tabel 1 bevat slechts een beperkt aantal specifiek regionale opgaven. Vergelijken we dit met de huidige situatie, dan vervallen een groot aantal projecten. In het werkprogramma 2013 zijn momenteel circa 65 projecten gedefinieerd (exclusief verkeer en vervoer). De verantwoordelijkheid voor de realisatie en uitvoering van de meeste uit te voeren projecten en opgaven verschuift van het regionale niveau naar het niveau van de subregio of de gemeenten. De opgaven verdwijnen niet. Voor een deel gaat het om beleidsafstemmende taken (zoals zorg), voor een ander deel om realisatie (gebiedsontwikkelingen) of uitvoering (routestructuren). Verschuiving naar het subregionale niveau maakt het totaal aan regionale samenwerking dynamischer en flexibeler, maar ook complexer. Als we er in slagen om onze nieuwe manier van samenwerken vorm te geven, ontstaat meer daadkracht en slagkracht. Op dit moment is het SRE de organisatie waar de regionale belangen vanzelfsprekend belegd zijn. Het SRE verbindt en zorgt voor representatie op bovenregionale schaalniveaus. In de nieuwe vorm van samenwerking ligt veel meer het accent bij de gemeenten en de subregio’s. De rollen worden dus veel meer verdeeld. Dat betekent dat gemeenten zelf ook de verbindende, schakelende rollen moeten vervullen (naar het subregionale, regionale en het bovenregionale niveau). Effectuering Transformatie Afgesproken is dat de gehele transformatie met ingang van het jaar 2015 afgerond is. Afhankelijk van de snelheid waarmee de implementatie vorm krijgt, is het mogelijk om reeds een belangrijk deel hiervan te realiseren in het jaar 2014. In deze concept-programmabegroting echter, kunnen wij niet anders dan uitgaan van reeds genomen besluiten. Ook conform de nota ‘Financiële uitgangspunten Begroting SRE 2014’, zoals vastgesteld in de Regioraad van 13 december 2012, moeten wij uitgaan van vigerend beleid. Omdat bijvoorbeeld de besluitvorming over de opheffing van de wgr+ nog niet is afgerond, zijn de wettelijke taken op het terrein van verkeer en vervoer opnieuw als product opgenomen in 2014, terwijl toch verwacht mag worden dat deze taak per 1 januari 2014 zal worden overgedragen aan de provincie. Ook bij de andere programma’s is uitgegaan van vigerend beleid. Daar waar mogelijk zijn de effecten van de transformatie al geduid. Om de consequenties van de transformatie toch inzichtelijk te maken, hebben wij een uitgebreide meerjarenbegroting opgenomen. In deze meerjarenbegroting zijn bij het jaar 2015 de financiële consequenties van de transformatie indicatief geraamd. Deze meerjarenbegroting treft u aan op pagina 58 van deze begroting. Uitdrukkelijk gebruiken wij het woord indicatief. Wij zullen in de maanden april en mei van 2013 de financiële en organisatorische consequenties van de transformatie nader uitwerken in een “transformatieplan” dat wij in juni aanbieden aan de Regioraad. In dit plan zal ook gespecificeerd worden welke (huidige) taken in aanmerking komen voor overdracht naar gemeenten en subregio’s en wat hiervan de financiële en personele consequenties zijn. Vooralsnog gaan wij er van uit dat de algemene inwonerbijdrage van het SRE per inwoner met deze transformatie zal worden teruggebracht van € 7,66 naar een bijdrage in de orde van 3 euro. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit bedrag nog exclusief de kosten is van het afbouw van de personele bezetting. Zoals u in de inleiding van het werkprogramma 2013 hebt kunnen zien, was het personeelsbestand ven de dienst SRE in 2010 71,5 fte. Op dit moment (begin 2013) is de personele formatie 51,7 fte. Als gevolg van de transformatie gaan wij vooralsnog uit van een personele reductie tot circa 25 fte. Met deze begroting van het SRE voor 2014 gaat de intergemeentelijke samenwerking in de regio Eindhoven een nieuwe weg in. Er zijn flinke stappen gezet, maar er moet ook nog veel gebeuren. De transformatie is geen opgave van (alleen) het SRE, maar een gezamenlijk proces waarin alle gemeenten en bestuurders moeten investeren.
32269-32271\CDE\MGE\-12
32269-32271\CDE\MGE\-13
32269-32271\CDE\MGE\-14
PROGRAMMABEGROTING SAMENWERKINGSVERBAND REGIO EINDHOVEN
32269-32271\CDE\MGE\-15
32269-32271\CDE\MGE\-16
Programma Portefeuillehouder Programmamanager
: Bestuurlijke samenwerking : R. van Gijzel : R. Engels J. Kroese
Producten: Bestuur SRE Bestuurscommissie
Omschrijving Programma Het SRE geeft vorm aan de bestuurlijke samenwerking van de 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant en ondersteunt deze gemeenten bij de uitoefening van een aantal van hun taken. Het SRE initieert, stimuleert en coördineert de samenwerking tussen de 21 regiogemeenten. Het programma Bestuurlijke samenwerking heeft hierin een centrale rol. Het betreft de activiteiten die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het SRE als bestuurlijk platform van de Regio Eindhoven. Het programma Bestuurlijke samenwerking heeft behalve op het faciliteren van de regionale en gemeentelijke bestuursorganen inzake besluitvorming over regionale aangelegenheden, ook betrekking op het faciliteren van de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven. De gemeenten in het stedelijk gebied Eindhoven werken in de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven (BSGE) samen om een oplossing te bieden voor de ruimtelijke problematiek van Eindhoven en de oostzijde van het stedelijk gebied. Beleidskader -
Wet gemeenschappelijke regelingen Gemeenschappelijke regeling SRE Regionale Agenda 2011-2014 Convenant samenwerking stedelijk gebied Eindhoven Verordening op de bestuurscommissie Verordening op het financieringsfonds
Trends en ontwikkelingen Transformatie SRE en Regionale Agenda 2011-2014 – De afgelopen kalenderjaren hebben in het teken gestaan van het uitwerken van de Regionale Agenda 2011-2014 op het punt van de verfijning van de SRE-taken en de relatie tussen de regionale en subregionale opgaven. In de Regionale Agenda is vastgelegd welke taken het SRE op de verschillende beleidsvelden voor de deelnemende gemeenten ter hand zal nemen. Het vaststellen van de Regionale Agenda is gepaard gegaan met een herbezinning op de positionering van het SRE. Rol en positie van het samenwerkingsverband zijn veranderd. Door ontwikkelingen als de (dreigende) afschaffing van de Wgr+, extra bezuinigingsopgaven voor de gemeenten en toenemende subregionale samenwerking – en de motie in de Regioraad van 13 december 2012 als gevolg hiervan- is dit proces van transformatie van het SRE in een stroomversnelling geraakt. Medio 2013 ligt er een transformatieplan waarin is beschreven hoe het SRE per 2015 zal zijn doorontwikkeld tot bestuurlijk platform. In het begrotingsjaar 2014 zal dit regionale bestuurlijke platform waarschijnlijk al (deels) operationeel zijn, maar wat de exacte gevolgen zijn voor de begroting is nog niet overal duidelijk. Onveranderd is gebleven dat het SRE zich met name richt op het bij elkaar brengen van alle partijen om te werken aan de verwezenlijking van de doelstellingen en ambities en samen resultaten te bereiken. De samenwerkende partijen nemen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de strategie en de inhoudelijke agenda. De gemeenten gaan uit van eigen kracht en doen in principe zelf wat zij zelf het beste kunnen. De thema’s worden op een zo laag mogelijke schaal belegd. De thema’s die op regionale schaal worden opgepakt, worden belegd bij het SRE nieuwe stijl. Het SRE richt zich daarbij voornamelijk op strategieontwikkeling en het vastleggen van afspraken tussen partijen over de realisatie daarvan. Herziening convenant Stedelijk Gebied - Voor de gemeenten in het stedelijk gebied geldt dat zij nauw samenwerken in de bewaking van de uitvoering van het Convenant Samenwerking Stedelijk
32269-32271\CDE\MGE\-17
Gebied Eindhoven. Aan de hand van een herbezinning op aard en omvang van deze samenwerking, wordt op dit moment bezien in welke vorm de samenwerking in het stedelijk gebied zal worden voortgezet. Bezuinigingsopgave – Gelet op de fikse bezuinigingsopgave waarmee gemeenten worden geconfronteerd, is het niet meer dan logisch dat deze opgave doorwerkt in het samenwerkingsverband waartoe de gemeente zich verbonden hebben. Zeker nu het kabinet Rutte II een heel pakket van extra bezuinigingsmaatregelen heeft aangekondigd. Uiteraard hangen bezuinigingsopgave, Regionale Agenda en de transformatie van het SRE nauw met elkaar samen; dit kan niet los van elkaar gezien kan worden. In de begroting voor 2014 en in de meerjarenbegroting 2014-2017 zijn de consequenties verwerkt. Wet gemeenschappelijke regelingen-plus (Wgr+) - Op Rijksniveau heeft een evaluatie plaatsgevonden van de werking van de Wet gemeenschappelijke regelingen-plus. Ondanks de positieve uitslag van de evaluatie, moet er vooralsnog van worden uitgegaan dat de plus-status van het SRE vervalt. In dat geval verdwijnen de wettelijke taken uit het pakket van het SRE. Zo gaan de taken met betrekking tot de Brede Doeluitkering (BDU) naar de provincie Noord-Brabant. Hoewel de samenwerking op vrijwillige basis voortgezet wordt, heeft deze ontwikkeling grote gevolgen voor de huidige SREorganisatie. Omdat er nog geen officieel besluit is genomen omtrent de afschaffing van de Wgr+, is er voorlopig van uitgegaan dat de taken in het begrotingsjaar 2014 bij het SRE blijven. Wat wil het SRE bereiken? In zijn algemeenheid dienen de activiteiten van het SRE bij te dragen aan het realiseren van het hoofddoel dat de deelnemende gemeenten zich via het SRE aan de samenwerking hebben gesteld: het excelleren als toptechnologieregio. Voor het SRE leidt dit tot een aantal specifiek geformuleerde subdoelen die bijdragen aan de ambitie om een sterke economie te combineren met hoge ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid. De focus in dit programma is gericht op het verlenen van steun aan de uitvoering van de inhoudelijke agenda in een op maat gemaakt bestuurlijk en financieel arrangement. Wat gaat het SRE daarvoor doen? Bestuur SRE Het product Bestuur SRE is gericht op het in standhouden van onze succesvolle samenwerking. Dit doen we door: het opstellen van een gezamenlijke strategie en agenda, met doelen voor de regionale inzet; het organiseren van samenhang en afstemming tussen de regionale partijen; beleidssynchronisatie tussen gemeenten; gezamenlijk op te trekken naar hogere overheden. De rol van het SRE is: het komen tot afspraken over de inrichting en inhoud van de samenwerking van 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant en het overleggen met andere overheden (Rijk, provincie Noord-Brabant) ten aanzien van de verschillende beleidsvelden, zoals vastgelegd in de Regionale Agenda; advisering en ondersteuning van het regionaal bestuurlijk platform en de bestuursorganen van het SRE (Regioraad, Dagelijks Bestuur en Portefeuillehoudersoverleg) met betrekking tot strategie, planvorming, beleid en uitvoering; het secretarieel en facilitair ondersteunen van de bestuursorganen; adviseren en ondersteunen van het bestuur met betrekking tot communicatie naar interne en externe partijen; het ontwikkelen, opbouwen, onderhouden van een lange termijn relatie met stakeholders (gemeenten, kennisinstellingen, bedrijven en andere overheden). Het product Bestuur SRE is ondersteunend aan de andere programma’s van het SRE.
32269-32271\CDE\MGE\-18
Bestuurscommissie De gemeente Eindhoven begint ruimtelijk gezien vol te raken. Om dit ruimteprobleem op te lossen hebben Eindhoven en de Randgemeenten (Best, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen, Son en Breugel, Veldhoven en Waalre) het Convenant Samenwerking Stedelijk gebied Eindhoven gesloten. In dit convenant zijn niet-vrijblijvende afspraken gemaakt over: de realisatie van 10.000 woningen buiten de gemeentegrenzen van Eindhoven om tegemoet te komen aan de woningvraag vanuit Eindhoven (Eindhovense overloop); het terugdringen van de scheefheid in de verhouding goedkope woningen/dure woningen tussen Eindhoven enerzijds en de randgemeenten anderzijds; de realisatie van bedrijventerreinen buiten de gemeentegrenzen van Eindhoven; het verbeteren van de bereikbaarheid van de regio; het creëren van hoogwaardige voorzieningen. Om de samenwerking bestuurlijk richting te geven, is een Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven opgericht. Het functioneren van de bestuurscommissie is in een verordening vastgelegd. De ondersteuning van de Bestuurscommissie wordt tot nu toe gefaciliteerd door het SRE. De lusten en lasten zijn voor de gemeenten uit het stedelijk gebied. Verwacht mag worden dat de ondersteuning van de samenwerking in het stedelijk gebied in de toekomst door deze subregio zelf zal worden opgepakt.
Wat mag dit het SRE kosten? Ureninzet Dienst SRE
Werkprogramma 2013 8.980
Begroting 2014 8.980
Omschrijving Apparaatskosten Programmakosten Lasten
Werkprogramma 2013 953.881 5.446.140 6.400.021
Begroting 2014 870.692 5.439.510 6.310.202
5.500.000 -900.021
5.500.000 -810.202
Baten Saldo
32269-32271\CDE\MGE\-19
Programma Portefeuillehouders Programmamanagers
: Economie : H. de Wijkerslooth H. Ubachs : J. Kroese
Producten: Economische strategie en afstemming Economische programmering Economische subsidies
Omschrijving programma De regio Eindhoven wil in het jaar 2020 tot de wereldtop behoren als technologieregio. Om de best presterende economische regio van Nederland te zijn en een van de meest innovatieve regio’s van Europa, moeten wij in de regio de productiestructuur, de werkgelegenheid en het productiemilieu versterken. Wij moeten innovatiekracht bevorderen en het innovatie ecosysteem uitbouwen. Alleen zo is groei en welvaart in onze regio mogelijk. Bestaande en nieuwe markten kunnen bediend worden door (verder) in te spelen op maatschappelijke vraagstukken zoals duurzame energieopwekking, slimme mobiliteit, gezonde voeding, vergrijzing en gezondheidszorg. Deze ambitie is vertaald in de Brainport 2020-agenda, met als focusgebied Zuidoost-Nederland. Ook in de Regionale Agenda is ‘economie’ als belangrijkste focus van de regionale samenwerking gedefinieerd. Het SRE formuleert één (publieke) economische strategie voor de regio. Een strategie die is afgestemd met de 21 regiogemeenten en de verschillende schaalniveaus van economische activiteit verbindt. Het SRE brengt dit overheidsstandpunt in het overleg van de Triple Helix in om te komen tot één door alle partijen in de regio gedragen strategie. Op basis van deze strategie ontstaat een uitvoeringsprogramma, waaraan alle partijen bijdragen. Belangrijke randvoorwaarde voor economische ontwikkeling is de aanwezigheid van een aantrekkelijk investerings- en vestigingsklimaat. Leegstand en ruimtelijke verrommeling dienen bestreden te worden. Vraag en aanbod van bedrijventerreinen, kantoren en winkels is mede als gevolg van de crisis niet in evenwicht. Het SRE bevordert dat de samenwerkende gemeenten in de regio komen tot afspraken die leiden tot herziening van de programmering en herstructurering van bedrijventerreinen. In het regionaal arbeidsmarktbeleid gaat het om het in evenwicht brengen van vraag en aanbod en het realiseren van samenhang en een gecoördineerde inzet van alle (arbeidsmarkt)partijen. De regie en coördinatie gebeurt via het RAP (regionaal arbeidsmarktplatform). Er wordt vooral ingezet op: - voorzien in (vervangings)vraag naar arbeidskrachten in de regio; - scholingsoffensief: beter afstemmen van regionale opleidingen op marktvraag; - arrangementen werkzekerheid en scholing om alle potentiële arbeidskrachten te benutten. Investeren in het economisch weefsel van de regio betekent naast inzet op topsectoren ook het stimuleren van de brede basis van innovatieve economische activiteiten en bedrijvigheid. Sectoren als agro-food (als speerpunt van de plattelandseconomie) en toerisme (vrijetijdseconomie) geven kracht aan de regio. In het economisch ontwikkelprogramma wordt een aanpak uitgewerkt die zorgt voor versnelling en economische rendementen. Beleidskader -
Brainport 2020 Regionale Agenda 2011-2014 Programma Gebiedsgerichte Economische Ontwikkeling
Trends en ontwikkelingen Globalisering – Er vindt een belangrijke verschuiving plaats binnen de mondiale economie. Bedrijven worden steeds internationaler en verleggen hun focus naar opkomende economieën. Om deze bedrijven en hun kennisbasis stevig in de regio te verankeren is een innovatief eco-systeem van groot belang. Vergrijzing en krimp – De opkomende vergrijzing in Europa biedt nieuwe economische uitdagingen. Nieuwe marktkansen ontstaan o.a. rondom innovatieve zorg- en dienstverleningsconcepten, technologie in de zorg en andere woon- en leefomgevingen. Ook de bevolkingskrimp zal een belangrijke impact hebben op de wijze waarop economische dragers in kernen en wijken functioneren.
32269-32271\CDE\MGE\-20
Krapte arbeidsmarkt –Demografische ontwikkelingen als vergrijzing en ontgroening veroorzaken een toenemende krapte op de arbeidsmarkt. De beschikbaarheid van voldoende vakkrachten en kenniswerkers is van essentieel belang om de regionale kenniseconomie te stimuleren. Ouderen zullen steeds langer moeten doorwerken en de arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen moet bevorderd worden. Duurzaamheid – Om op de langere termijn economische groei in de regio te kunnen blijven handhaven, zal het duurzamer inrichten van onze regio een belangrijke randvoorwaarde zijn. Niet alleen om in voldoende mate te kunnen blijven voorzien in grond- en hulpstoffen, maar ook om de directe leefomgeving op een hoger kwaliteitsniveau te brengen. Technologie – Een van de meest herkenbare mondiale trends is de steeds verdere integratie van technologie in het dagelijks leven. Technologische ontwikkelingen veranderen onze manier van leven en werken. Nieuwe markten kunnen bediend worden door (verder) in te spelen op maatschappelijke vraagstukken zoals duurzame energieopwekking, slimme mobiliteit, gezonde voeding, vergrijzing en gezondheidszorg. Wat wil het SRE bereiken? -
Het verder ontwikkelen van de Regio Eindhoven tot een top innovatieregio van wereldformaat in 2020: top 3 in Europa, top 10 in de wereld. Het bruto regionaal product in 2020 verhogen van 100 miljard naar 140 miljard. Een economische groei in de regio van 3% per jaar; het dubbele van het gemiddelde in Nederland. De regio verder inrichten als broedplaats voor innovatieve oplossingen die inspelen op lange termijn-maatschappelijke uitdagingen Complete werkgelegenheid in 2020. Iedereen is hard nodig op de arbeidsmarkt, zowel hoogopgeleiden als vakmensen. Naast de kennisindustrie ook de brede basiseconomie inzetten om Brainport stuwkracht te geven. Het voorkomen dat economische en sociale verschillen toenemen en mensen afhaken.
Wat gaat het SRE daarvoor doen? Economische strategie en afstemming Economische strategie in de regio wordt ontwikkeld in Triple Helix verband met een centrale rol voor de Stichting Brainport. Daar worden de agenda’s van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid opengesteld voor elkaar en gezamenlijk prioriteiten en focus bepaald. De Brainport 2020-ambities zijn daarin vertrekpunt. Kernelementen hierin zijn het verder uitbouwen van het innovatie eco-systeem rondom de sterk aanwezige topsectoren -zoals high tech systems, life sciences en medical systems, automotive, food en design- en deze koppelen aan maatschappelijke uitdagingen. SRE vervult een schakelrol in het ophalen van de standpunten van de overheidsgeleding en het vertalen hiervan in één publieke economische strategie die kan worden ingebracht in de Triple Helix. De Brainport-ambitie is hierin leidend. Voor dat proces van strategieontwikkeling is onderling overleg en afstemming essentieel. SRE initieert en coördineert dat. Het stimuleren van innovaties vanuit de economische en maatschappelijke vraagstukken van onze regio staat centraal. Hierbij richten we ons vooral op de kansen voor nieuwe economische dragers. Verder wordt ingezet op: - het nationaal en internationaal positioneren van Brainport als toptechnologie regio; - de koppeling van lokaal en regionaal beleid; - de totstandkoming van een economisch ontwikkelingsprogramma van de regio (vanuit Triple Helix) en de financiering daarvan. Bij de uitvoering hebben meerdere partijen een essentiële rol; - daar waar het uitvoeringsprogramma van Brainport 2020 zich richt op de markt, is er een belangrijke rol weggelegd voor onze ontwikkelingsmaatschappij Brainport Development. SRE is als financier en aandeelhouder mede opdrachtgever aan Brainport Development. SRE doet dit namens de 21 regiogemeenten en zorgt derhalve voor consultatie bij de opdrachtverstrekking en terugkoppeling van resultaten; - het vormgeven van de ondersteuning van de publieke opdrachten in dit programma. 32269-32271\CDE\MGE\-21
Economische programmering Het product Economische programmering heeft betrekking op de vertaling van economische strategie in regionale afspraken en uitvoeringsprogramma’s of uitvoeringsagenda’s. SRE heeft hierin vooral een procesrol. Gezamenlijk met de gemeenten worden regionale afspraken gemaakt over planning en kwalitatieve afstemming. Het SRE zorgt voor het versnellen van het proces en het verbinden van partijen. Voor de realisatie zijn gemeenten en marktpartijen aan zet. Uitvoering geschiedt op subregionaal en lokaal niveau. We onderscheiden de programmering ten aanzien van bedrijventerreinen, arbeidsmarkt en gebiedsgerichte economische ontwikkeling. Deze thema’s vragen alle om regionale afspraken. 1.
Bedrijventerreinen Regionale programma’s en afspraken op het terrein van bedrijventerreinen, detailhandel en kantoren, die leiden tot: a. een evenwichtig en duurzaam regionaal aanbod, passend bij de marktvraag en de Brainport 2020-ambitie; b. een versterking van de samenwerking van de gemeenten bij de ontwikkeling van nieuwe terreinen en betere benutting en kwaliteitsverbetering/herstructurering van bestaande terreinen; c. regionale en subregionale afspraken over planning op basis van analyse van vraag en aanbod; d. afspraken in de regio over de ontwikkeling van campussen.
2.
Arbeidsmarkt Regionale programma’s en afspraken (binnen de Triple Helix) op het terrein van arbeidsmarkt die leiden tot: a. het voorzien in de vervangingsvraag naar arbeidskrachten in de regio en het aantrekken van internationale kenniswerkers en arbeidsmigranten; b. een scholingsoffensief: beter afstemmen van regionale opleidingen op marktvraag; regionaal programma voor techniekonderwijs; c. arrangementen voor werkzekerheid en scholing: alle potentiële arbeidskrachten benutten. Regionaal Arbeidsmarktoffensief.
3.
GEO Regionale programma’s en afspraken op het terrein van Gebiedsgerichte Economische Ontwikkeling die leiden tot: a. het versterken van het bedrijfsleven en ondernemerschap; b. stimuleren innovatieve technologische ontwikkelingen (in bijvoorbeeld sectoren als food en zorg); c. kwalitatief verbeteren van de vrijetijdssector; d. creëren van voorzieningen op het gebied van leefbaarheid; e. ontwikkelen en realiseren van duurzaamheidsconcepten, energietransitie.
Economische subsidies Het SRE wil een bijdrage leveren aan de economische structuurversterking van de regio. Regionale middelen worden ingezet voor cofinanciering. Dat wil zeggen dat ook andere partijen (Europa, Rijk, Provincie, gemeenten, private partners) een bijdrage leveren aan projecten met een aantoonbaar regionaal economisch effect. Door op deze wijze middelen beschikbaar te stellen is het mogelijk om innovaties sneller te realiseren, waardoor de economische voorsprong van ons regionale bedrijfsleven wordt vergroot. Sinds 1994 bestaat daarvoor het Regionaal Stimuleringsfonds. Het fonds heeft een omvang van ongeveer 3,5 miljoen euro per jaar en een gemiddelde multiplier van 11,7. Het SRE is initiator en financier van dit fonds.
32269-32271\CDE\MGE\-22
Wat mag dit het SRE kosten? Ureninzet Dienst SRE
Werkprogramma 2013 11.203
Begroting 2014 11.203
Omschrijving Apparaatskosten Programmakosten Lasten
Werkprogramma 2013 1.225.144 8.524.794 9.749.938
Begroting 2014 1.206.464 8.488.950 9.695.414
6.868.219 -2.881.719
6.851.780 -2.843.634
Baten Saldo
32269-32271\CDE\MGE\-23
Programma Portefeuillehouders
Programmamanagers
: Fysieke Leefomgeving (Ruimte en Mobiliteit) : M. Fiers E. Blanksma H. Ubachs : J. Kroese J. Wiggers
Producten: Gebiedsontwikkeling Wonen Mobiliteit Duurzaamheid
Omschrijving programma Onze ambitie op economisch terrein is om tot de sterkste regio’s in Europa te behoren op het gebied van technologie en innovatie. Deze ambitie kan alleen worden gerealiseerd wanneer er een fysieke leefomgeving is die complementair is hieraan. In de concurrentiestrijd tussen regio’s in Europa en de rest van de wereld betekent dit dat onze regio haar bewoners, bedrijven en bezoekers wat te bieden moet hebben. Bepalend in de concurrentiestrijd zijn schaal, snelheid van realisatie en kwaliteit. Het SRE presenteert een integraal ontwikkelingsprogramma voor de fysieke leefomgeving. Dit is het kader voor de samenwerking tussen gemeenten en de samenwerking tussen publieke en private partners. Het programma richt zich op het creëren van een aantrekkelijke en gezonde (leef-)omgeving voor onze bewoners en bezoekers, met een goed voorzieningenniveau en een hoogwaardig vestigingsmilieu voor bedrijven. Hiertoe behoort een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Het evenwicht tussen het economische, het sociaal-culturele en het ecologische kapitaal is een uitgangspunt in de ontwikkeling van onze regio.
Beleidskader Brainport 2020; Regionale Agenda 2011-2014; Regionale Woonvisie; Regionaal Structuurplan (RSP); Ruimtelijk Programma Brainport; Regionaal Woningbouwprogramma; Regionaal Verkeers- en Vervoer Plan periode 2007 -2015; OV-visie 2012; Bereikbaarheidsprogramma Zuidoostvleugel BrabantStad; Regionale Agenda Mobiliteit; Materialentransitie in de Brainport regio; Energietransitie in de Brainport regio; Programma gezonde leefomgeving 2011-2014. Trends en ontwikkelingen Verstedelijking - Er vindt in onze regio een transformatie plaats van het stedelijk gebied. Dit is een direct gevolg van onze economische opgave en de internationale dimensie die dit heeft. Onze regio en vooral de stad Eindhoven (als centrum van het stedelijk gebied) concurreert als vestigingsplaats voor bedrijven en kenniswerkers met andere technologische regio’s in de wereld. Dit vraagt om een gericht beleid. Niet alleen het bedrijfsleven en de kennisinfrastructuur in de regio moet van internationale kwaliteit zijn, dat geldt in algemene zin ook voor de stad en de regio. We hebben een sterke stad nodig in een vitale regio. Ontwikkeling van het landelijk gebied - Ons landelijk gebied is misschien wel meer in verandering dan het stedelijk gebied. Het gaat hierbij om het versneld ontwikkelen van een “multifunctioneel platteland”, waarbij duurzame en dynamische economische, ruimtelijke en sociale ontwikkelingen worden gecombineerd. Er wordt gezocht naar een balans van wonen, werken en recreatie met agrarische functies, landschap, natuur en water. Hierdoor verandert het aanzicht van het platteland. Een herstel van de relatie van voedselproductie en –consumptie is een opgave voor het landelijk gebied, en in het bijzonder de stadrandzones. De landelijke en stedelijke omgeving zijn sterk van elkaar afhankelijk. De landelijke gemeenten bieden ruimte voor recreatie en toerisme en bieden tegelijk een gedifferentieerd vestigingsklimaat voor bedrijven en een prettige leefomgeving voor velen. De agrarische sector blijft landschappelijk gezien in belangrijke mate beeldbepalend en een economisch krachtige sector. De toenemende combinatie van functies in het landelijk gebied heeft consequenties voor de intensieve veehouderij op het terrein van milieu, gezondheid en schaalgrootte. Dit vraagt om innovatieve oplossingen. Voor de overige externe ontwikkelingen verwijzen wij u naar het programma economie. 32269-32271\CDE\MGE\-24
Wat wil het SRE bereiken? -
Een mooie, groene en gezonde leefomgeving in de regio. Een goede bereikbaarheid, inclusief een goed openbaar vervoer systeem. Een beter woon- en leefmilieu voor de inwoners. Een hoogwaardig vestigingsmilieu voor bedrijven. Een duurzame ontwikkeling van het stedelijke en landelijke gebied. Een verbetering van de verkeersveiligheid. Een transitie naar duurzame energie en Cradle to Cradle.
Wat gaat het SRE daarvoor doen? Gebiedsontwikkeling Met onze ruimtelijke strategie richten we ons op het creëren van een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving voor onze (toekomstige) bewoners en bezoekers, met een goed voorzieningenniveau en een hoogwaardig internationaal concurrerend vestigingsmilieu voor bedrijven. De gebiedsontwikkelingen zijn van groot belang voor de gehele regio, omdat ze de economische groei van Brainport faciliteren. In de gebiedsontwikkelingen wordt daarom nadrukkelijk getracht om aansluiting te vinden bij het gedachtegoed van Brainport 2020. In ruimtelijke zin resulteert dat in het streven naar een onderscheidende fysieke kwaliteit (het ruimtelijk-culturele DNA), zichtbare en beleefbare technologie en design, aantrekkelijke en unieke ruimtelijke concepten, excellente internationale bereikbaarheid en een goede verknoping op het regionale net. Het beoogde ‘eind’resultaat (gebieden zijn nooit klaar) is een verbeterde kwaliteit van het woon- en werkmilieu in de regio Zuidoost-Brabant. Dat wordt o.a. bereikt door een aantal topmilieus te ontwikkelen die zich internationaal onderscheiden. Brainport Avenue (internationale toplocatie hightech industrie); Brainport Oost (bereikbaarheid oostzijde regio; onderscheidende kwaliteit in ontwikkeling); Rijk van Dommel en Aa (regionaal landschapspark met Brainport kwaliteit); Grenscorridor N69 (bereikbaarheid zuidzijde regio; onderscheidende kwaliteit in ontwikkeling); Gebiedsopgaven landelijk gebied Peel, Kempen en Boven-Dommel in aansluiting op de Brainport agenda. Deze gebiedsontwikkelingen worden ondersteund door het SRE omdat ze van (boven-)regionale betekenis en belang zijn. Het SRE bewaakt hierbij de in de planvormingsfase afgesproken kaders, samenhang en kwaliteit. De verantwoordelijkheid en het opdrachtgeverschap ligt in beginsel bij gemeenten en/of de provincie. Wonen In onze regio willen we een ontspannen en evenwichtige woningmarkt. Dat betekent dat er voor alle doelgroepen voldoende woningen zijn van de gewenste kwaliteit. Betaalbaarheid is daarbij een belangrijke factor. Verder is een evenwicht in de woningvoorraad van stad en land essentieel, met name wat betreft de verhouding tussen de sociale en vrije sector. Vanwege het politieke en financiële belang gaat de aandacht vooral uit naar de nieuwbouw van woningen. Door de crisis en de afnemende bevolkingsgroei neemt de bestaande voorraad steeds meer in belang toe. De bestaande voorraad geschikt maken voor de toekomst, zal dus een grote regionale uitdaging worden. Omdat de woningmarkt gemeentegrensoverstijgend is, heeft het SRE de rol van regisseur op de regionale aspecten van de woningmarkt. Het SRE zorgt voor een regionaal afgestemd woningbouwprogramma, stuurt de uitvoering van de drie regionale woonthema’s zoals opgenomen in de Regionale Woonvisie (kenniswerkers/arbeidsmigranten, evenwicht stad-platteland en duurzame bestaande woningvoorraad) en is opdrachtgever voor het onderzoek naar het functioneren van de woningmarkt. Over deze onderwerpen organiseert het SRE de regionale afstemming tussen spelers op de woningmarkt (o.a. in het Platform Wonen). Zo zorgt het SRE samen met de regionale woningmarktpartijen dat de informatie over de woningmarkt, die nu versnipperd bij de diverse partijen aanwezig is, wordt gebundeld en na een analyse door de TU/e via het Kenniscentrum Wonen weer aan de woningmarktpartijen beschikbaar wordt gesteld.
32269-32271\CDE\MGE\-25
Mobiliteit De ambitie om de best presterende economie van Nederland te zijn stelt, behalve eisen aan de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving, ook (en vooral) eisen aan de bereikbaarheid van Zuidoost-Brabant. Bereikbaarheid van de regio als geheel en van het stedelijk gebied en de stad in het bijzonder. Deze bereikbaarheid wordt enerzijds bepaald door de aanwezigheid van de (harde) infrastructuur (wegen, spoor, luchthaven) en anderzijds door het (veilig) mobiliteitsgedrag en de mobiliteitsbehoefte van onze samenleving. De inhoudelijke ambities, c.q. de te realiseren maatregelen zijn vastgelegd in het Bereikbaarheidsakkoord Zuidoostvleugel BrabantStad, die integraal doorwerken in de MIRT (Meerjaren Investeringsprogramma Ruimte en Transport), Gebiedsagenda Brabant, Versterkt Stedelijk Netwerk Brabant en Brainport 2020 (Basicsparagraaf). Dit zal enerzijds zijn uitwerking krijgen binnen de wettelijke taak van het SRE als (nu nog) Wgr+ regio. Anderzijds vanuit de Regionale agenda Mobiliteit (binnen de thema’s Bereikbaarheidsprofiel, Duurzame Mobiliteit en Ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit). WGR+ Op dit moment is het SRE een Wgr+ regio en heeft dientengevolge een extra set aan instrumenten om invulling te geven aan de Brainportambities. De Wgr+ biedt het SRE het directe mandaat om middelen in te zetten voor de uitvoering van mobiliteitsopgaven. De taken vanuit de Wgr+ zijn: - uitvoering geven aan regionaal verkeer- en vervoerplan (RVVP); - beheren van regionale mobiliteitsfondsen (MJUP) ter bekostiging van infrastructurele maatregelen en vervoersdiensten. Financiering vanuit rechtstreekse uitkering naar de Wgr+ regio’s (BDU); - bevoegdheid tot het verlenen en beheren van concessies voor het openbaar vervoer; - regie op het gebied van de verkeersveiligheid; - betrokken bestuursorgaan bij MIRT-overleg, verkenningen en trajectnota’s; - inbreng in landelijk beleid (o.a. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Strategisch Plan Verkeersveiligheid); - verantwoordelijk voor coördinatie projecten uit door het Rijk geïnitieerde programma’s; - basisgegevens. De rol van het SRE is divers. Voor het OV fungeert het SRE als opdrachtgever. Ten aanzien van regionale mobiliteitsnetwerken en de optimale benutting hiervan fungeert het SRE vooral als aanjager en facilitator. Het accent ligt daarbij op de initiatieffase. Alleen als het SRE, als OV-vervoersautoriteit daar direct belang bij heeft, blijft het SRE ook betrokken bij de planvormings- en realisatiefase van projecten. In alle andere gevallen dient verdere planvorming en realisatie lokaal of subregionaal te worden opgepakt. Het SRE is géén wegbeheerder, maar fungeert vanuit BDU wel als financier danwel subsidieverstrekker voor diverse regionale projecten. Regionale Agenda Mobiliteit Wij zien ons gesteld voor 3 centrale opgaven in onze regio: 1. bereikbaar houden en maken van de Brainportregio over weg, spoor, water en via de lucht; 2. het ontwikkelen en bevorderen van mobiliteitsconcepten die leiden tot een ander mobiliteitsgedrag; 3. het stimuleren en ondersteunen van technologische ontwikkelingen en innovatieve oplossingen. Het SRE geeft hieraan invulling aan de hand van drie thema’s: - Bereikbaarheidsprofiel: om de bereikbaarheid van de regio op het gewenste kwaliteitsniveau te houden en daar waar nodig te verbeteren, is het noodzakelijk om een regionaal gedragen bereikbaarheidsprofiel 2020/2030 te ontwikkelen, om (regionale, nationale en internationale) bereikbaarheid te waarborgen; - Ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit: de ruimtelijke kwaliteit van de regio vraagt om een integrale aanpak. Hierbij gaat het om de integrale relatie tussen ruimtelijke ontwikkeling, economie en mobiliteit en om projecten met een ruimtelijke component zoals de gebiedsopgaven; - Duurzame Mobiliteit: om te zorgen dat de bereikbaarheid in de toekomst gewaarborgd blijft, wordt ingezet op nieuwe mobiliteitsconcepten. Duurzame mobiliteit heeft verregaande ambities en vraagt om innovaties die in de regio ontwikkeld en versneld moeten worden. Hiertoe zal een visie duurzame mobiliteit 2030 worden opgesteld en een programma duurzame mobiliteit 2014 – 2016.
32269-32271\CDE\MGE\-26
Duurzaamheid Het doel van het product duurzaamheid is het realiseren van een regio die op een schone, betrouwbare en betaalbare wijze in de energiebehoefte voorziet en kan blijven voorzien, (nagenoeg) zelfvoorzienend is in duurzaam materialenbeheer en waar sprake is van een gezonde leef- en werkomgeving met beleefbare natuur op korte afstand voor iedereen. Energietransitie Voor klimaat- en energietransitie is het programma ‘Energietransitie in de Brainport regio’ opgesteld, dat tot en met 2014 wordt uitgevoerd. Op verschillende terreinen wordt er gewerkt aan vernieuwende energietechnologie. Kansrijke clusters zijn ontstaan rondom: solar, bioenergie en ‘biobased technology’, elektrisch rijden, innovaties in de bebouwde omgeving en slimme netwerken. Succesfactor is de intensieve samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. Energietransitie wordt gezien als economische kans voor innovatie en duurzaamheid. Het toepassen van technologieën in de regio levert daarbij een bijdrage aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen van de gemeenten. Materialentransitie Het programma ‘Materialentransitie in de Brainport regio’ loopt tot en met 2014. Doelstelling van het programma is het verzilveren van de kansen die materialentransitie biedt. Het programma Materialentransitie is verdeeld in twee onderdelen: duurzaam materialenbeheer (gericht op de reductie van huishoudelijk afval) en Cradle to Cradle BIZZ (gericht op bedrijven). Beide projecten samen moeten leiden tot veranderingen in de hele keten, met als doel dat in 2040 de regio zelfvoorzienend is in materialenbeheer. Doelstelling voor 2014 is een reductie van enerzijds 10% van het huishoudelijk restafval en anderzijds 10% van het bedrijfsafval in de regio. Gezonde leefomgeving Doelstelling van het SRE programma ‘Gezonde leefomgeving 2011-2014’ is de realisatie van een gezonde leef- en werkomgeving met groen op korte afstand voor alle burgers in de regio. Met het programma wordt nagestreefd: - het inzichtelijk hebben van gezondheidsproblemen door o.a. geluidsoverlast, luchtvervuiling en geurproblematiek middels een regionale leefbaarheidsmonitor (rekening houdend met berekende en gemeten knelpunten en de beleving); - de daadwerkelijke aanpak van gemeentegrensoverschrijdende problemen en knelpunten op het gebied van het leefmilieu. De rol van het SRE is bij energietransitie en materialentransitie met name coördinerend en stimulerend. Bij Gezonde Leefomgeving wordt met de uitvoering van projecten op het gebied van o.a. regionale monitoring, de aanpak van geluidhinder en kennisoverdracht van wet- en regelgeving ondersteuning geboden aan de taakuitvoering van de regiogemeenten.
Wat mag dit het SRE kosten? Ureninzet Dienst SRE
Werkprogramma 2013 24.267
Begroting 2014 24.267
Omschrijving Apparaatskosten Programmakosten Lasten
Werkprogramma 2013 2.725.320 61.909.541 64.634.861
Begroting 2014 2.585.121 61.917.924 64.503.045
61.183.230 -3.451.631
61.084.214 -3.418.831
Baten Saldo
32269-32271\CDE\MGE\-27
Programma Portefeuillehouder Programmamanager
: Sociale leefomgeving : A. Thijs : J. Wiggers
Producten: Zorg Recreatie
Omschrijving Programma Tot de wereldtop behoren als technologieregio vraagt niet alleen om het combineren van een sterke economie met hoge ruimtelijke kwaliteit, maar ook om sociale leefbaarheid. De “quality of life” wordt niet alleen bepaald door welvaart en het hebben van werk en middelen van bestaan, maar ook door de woonomgeving, voorzieningen, fysieke en mentale gezondheid, onderwijs, recreatie en vrijetijd, sociale betrokkenheid en het behoren tot een zorgzame gemeenschap. De meeste vraagstukken op het gebied van sociale leefbaarheid behoren thuis op het lokale schaalniveau. Dit geldt ook voor de opgave dat jong en oud op alle levensgebieden mee blijven doen en dat mensen grip houden (krijgen) op eigen leven. Het SRE kan op regionale schaal een ondersteunende rol vervullen als het gaat om innovaties en het introduceren en synchroniseren van beleid. In een samenspel tussen overheden, bedrijfsleven, onderwijs, zorginstellingen en bedrijven kan onze regio (technische) innovaties ontwikkelen, die kunnen bijdragen aan betere leefomstandigheden. Innovaties kunnen als regionale pilots worden getest, waarna deze mogelijk breder kunnen worden uitgerold. Essentie is het versterken van het zelforganiserend vermogen en om technologie, kennis en innovatiekracht te verbinden met de groeiende zorgmarkt. Nieuwe gemeentelijke taken op het terrein van zorg vragen om een beleidskader en een implementatietraject. Zulke trajecten starten de gemeenten gezamenlijk. Bij de transitie in de jeugdzorg neemt het SRE bijvoorbeeld het initiatief om kaders te maken voor lokale beleidsontwikkeling en om daarnaast de regio te vertegenwoordigen. Gezamenlijk wordt ook ingezet op een nieuwe inrichting van de zorg. Ook in het SRE gebied is het besef ontstaan dat dingen anders en slimmer vorm moeten krijgen en dat juist in deze toptechnologische regio er alle aanleiding is om techniek/ICT hierbij in te zetten. Recreatief heeft onze regio veel te bieden: een aantrekkelijk cultureel erfgoed, grote bos- en natuurgebieden, recreatieconcentratiepunten, een gevarieerd landschap, plassen en uitstekende voorzieningen in de gemeenten. Delen van de regio hebben een bovenregionale recreatieve functie. Dit zijn met name de stad Eindhoven, de Kempen en de Peel. Wij willen deze potenties benutten en onze recreatieve kwaliteiten verder versterken om zoveel mogelijk aan de behoefte van onze inwoners te kunnen voldoen. Hiervoor is een kwantitatieve en kwalitatieve inhaalslag nodig. Trefwoorden daarbij zijn: voldoende aanbod, bereikbaarheid, toegankelijkheid en diversiteit. Het is verder belangrijk dat recreatieve voorzieningen en aantrekkelijke recreatieve gebieden gemakkelijk bereikbaar zijn per fiets, te voet of met openbaar vervoer. De route naar recreatiegebieden moet niet alleen aantrekkelijk, maar ook veilig zijn. Het is eveneens noodzakelijk het netwerk van fiets- en wandelpaden nabij steden uit te breiden en de barrières tussen gemeenten en recreatiegebieden te overbruggen. Authentieke elementen in landschap, natuur, cultuurhistorie en industrie vormen een belangrijk onderdeel in het toeristisch product van de regio. Via samenwerking van gemeenten en private partijen kan het aanbod collectief, thematisch en belevingsvol worden ontsloten naar verschillende doelgroepen. Beleidskader -
Structuurschema Groene Ruimte Regionale Agenda Wet Maatschappelijke Ondersteuning Wet op de Jeugdzorg Programma Gebiedsgerichte Economische Ontwikkeling
32269-32271\CDE\MGE\-28
Trends en ontwikkelingen Demografische ontwikkeling - Een onzekerheid is de ontwikkeling van de bevolking. Naar verwachting vlakt de bevolkingsgroei in onze regio af na 2020. Een en ander is afhankelijk van de economische ontwikkeling in de regio en de daarbij behorende dynamiek. Het aantal 65+ers neemt fors toe, maar ook het aantal huishoudens neemt toe (eenpersoonhuishoudens). Dit is van invloed op alle beleidsterreinen, maar heeft een enorme impact op de zorg en de inrichting van de zorg. Omdat mensen steeds ouder worden, neemt het aantal ziekten toe. Onze regio telt nu bijvoorbeeld 9.700 mensen met dementie. In 2030 zal dit aantal naar schatting groeien naar 15.000. Balans landelijke en stedelijke omgeving - De landelijke en stedelijke omgeving zijn sterk van elkaar afhankelijk. De landelijke gemeenten bieden ruimte voor recreatie en toerisme en bieden tegelijk een gedifferentieerd vestigingsklimaat voor bedrijven en een prettige leefomgeving voor velen. De agrarische sector blijft landschappelijk gezien in belangrijke mate beeldbepalend en een economisch krachtige sector. Voor de overige externe ontwikkelingen verwijzen wij u naar het programma economie. Wat wil het SRE bereiken? -
Dynamische, sterke regio; die welvaart en welzijn genereert nu en in de toekomst. Hoog voorzieningenniveau met internationale (culturele) allure. Een hedendaagse, levende gemeenschap (met een jong en creatief elan). Een betrokken samenleving met een hoog zelforganiserend vermogen. Sterke nationale en Europese positie en internationale uitstraling. Een nieuwe inrichting van de zorg waarbij vraag en aanbod in balans zijn. De regio als proeftuin voor (sociale en technologische) innovaties. Voorkomen dat economische en sociale verschillen toenemen en mensen noodgedwongen afhaken. Een gebiedsdekkende recreatieve infrastructuur (wandel-, fiets-, ruiter- en ATB-routes).
Wat gaat het SRE daarvoor doen? Zorg Uitgangspunt is dat alle inwoners van Zuidoost-Brabant nu en later (1) actief deel uit kunnen (blijven) maken van de maatschappij, (2) gezond en veilig opgroeien en ouder worden en (3), talenten kunnen ontwikkelen en benutten. . Vanuit het Rijk zijn grote transitieopgaven (Awbz, WMO en jeugdzorg) bij de gemeenten neergelegd. Deze trajecten zijn door de gemeenten gezamenlijk opgepakt. Gezamenlijk wordt ook ingezet op een nieuwe inrichting van de zorg. Kernelementen hierbij zijn: eigen regie, langer thuis wonen en een gesloten zorgketen. We streven naar efficiëntie, lagere kosten, meer integraliteit, sluitende keten, meer eigen regie door cliënten, hogere klanttevredenheid en hogere kwaliteit. Door de verminderde beschikbaarheid van intramurale voorzieningen moeten alternatieven ontstaan. De inzet van technologie en ICT voor het behoud van zelfredzaamheid en vitaliteit wordt hierbij betrokken. Dit is ook een economische groeimarkt die voor de toekomst een enorme potentie heeft Gemeenten, zorgverzekeraars, zorgaanbieders, welzijnsinstellingen en belangenorganisaties werken aan een gezamenlijke aanpak op het terrein van een nieuwe inrichting van de zorg, langer thuis wonen en technologische innovaties. In eerste instantie is dit een lokale verantwoordelijkheid. Het SRE vervult op regionale schaal vooral: - een initiërende en faciliterende rol als het gaat om innovaties en projecten; - het synchroniseren van lokale en subregionale (transitie)vraagstukken; - de regionale agendering, biedt een platform voor uitwisseling van ervaringen; - betrekken van partners bij ontwikkelingen.
32269-32271\CDE\MGE\-29
Recreatie De Brainport-ambitie vraagt om een kwalitatief hoogstaand vrijetijdsaanbod in de brede zin van het woord (o.a. recreatie, cultuur, sport). Een dergelijk aanbod is essentieel voor het creëren van een aantrekkelijke en concurrerende leefomgeving. Daarnaast kent de vrijetijdssector een grote economische impact (in termen van omzet en werkgelegenheid) en creëert de branche veel banen voor minder hoog opgeleiden. Economisch gezien is sturing op diversificatie van voorzieningen wenselijk. Enerzijds om de leefomgeving completer te maken en anderzijds om ‘meer van hetzelfde’ te voorkomen. Wij willen daarom de potenties van de deelregio’s benutten en onze recreatieve kwaliteiten verder versterken om zoveel mogelijk aan de behoefte van onze inwoners én bezoekers te kunnen voldoen. Trefwoorden daarbij zijn onderscheidende identiteit en het profiel ‘techniek, design en kennis’. De regionale opgave is het op een slimme, creatieve manier realiseren van een hoogwaardig en onderscheidend vrijetijdsaanbod. De opgave en rol van het SRE op het gebied van vrije tijd spitst zich toe op het doorontwikkelen van routestructuren en het mede ontwikkelen van de vrijetijdseconomie. In de verschillende deelregio’s van het SRE wordt recreatief en toeristisch potentieel nader uitgewerkt en versterkt: toeristischrecreatief beleid is voornamelijk lokaal en subregionaal, ingezet vanuit toeristische entiteiten als de Peel, de Kempen, Eindhoven en de Groote Heide. Daarnaast werkt ook de provincie Noord-Brabant in nauwe samenwerking met de sector en het SRE aan een integraal uitvoeringsprogramma vrijetijdseconomie. Door in te zetten op onder andere innovatie en gastvrijheid wordt gewerkt aan het creëren van een internationaal toonaangevend vrijetijdsaanbod in Brabant. Wat mag dit het SRE kosten? Ureninzet Dienst SRE
Werkprogramma 2013 5.653
Begroting 2014 5.430
Omschrijving Apparaatskosten Programmakosten Lasten
Werkprogramma 2013 572.620 285.800 858.420
Begroting 2014 555.342 97.300 652.642
188.500 -669.920
0 -652.642
Baten Saldo
32269-32271\CDE\MGE\-30
Programma Portefeuillehouder Programmamanager
: Afbouw SRE Milieudienst : H. Ubachs : J. van Gils
Producten: Afbouw SRE Milieudienst
Omschrijving Programma Begin 2013 is de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant opgericht. Alle taken die de SRE Milieudienst uitvoert, worden overgeheveld naar deze omgevingsdienst. De SRE Milieudienst wordt daarom afgebouwd. Beleidskader -
Sociaal statuut Sociaal Beleidskader Regionale Uitvoeringsdiensten Noord-Brabant (SBK) Mobiliteitsplan Ontvlechtingsplan
Trends en ontwikkelingen Landelijk is besloten om een aantal Omgevingsdiensten/Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) op te richten. De voorkeur was hierbij om het werkgebied van de Omgevingsdiensten gelijk te schakelen aan die van de veiligheidsregio’s. In onze regio is een stuurgroep in het leven geroepen die de opdracht heeft gekregen om namens de SRE-gemeenten en de provincie de oprichting van de Omgevingsdienst voor te bereiden. Voor dit doel is een nieuwe gemeenschappelijke regeling opgezet. De Omgevingsdienst is inmiddels haar operationele activiteiten gestart. Tegelijkertijd stoppen de operationele activiteiten van de SRE Milieudienst, omdat die zijn overgenomen door de Omgevingsdienst. Alle taken die de SRE Milieudienst uitvoert worden overgeheveld naar de Omgevingsdienst, met uitzondering van de ombuds- en bezwarencommissie. Nadat alle financiële en personele zaken zijn afgewikkeld zal de Milieudienst worden opgeheven. Wat wil het SRE bereiken? De taken van de nieuwe Omgevingsdienst komen grotendeels overeen met die van de huidige SRE Milieudienst. Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst heeft vooralsnog besloten niet al het personeel van de huidige SRE Milieudienst te willen overnemen. De gewenste formatie van de Omgevingsdienst is afhankelijk van de hoeveelheid werk die de Omgevingsdienst denkt te gaan uitvoeren. De Omgevingsdienst zal in de loop van 2013 aangeven wat de startformatie, geformaliseerd in een formatieplan, is. Via een proces van pre-allocatie wordt bepaald welke medewerkers overgaan naar de Omgevingsdienst, conform regels zoals afgesproken in het Sociaal Beleidskader Regionale Uitvoeringsdiensten Noord-Brabant (SBK). Het SRE zal conform het principe “mens volgt taak” medewerkers aanwijzen (pre-alloceren) die over zullen gaan naar de Omgevingsdienst. De medewerkers die niet overgaan naar de Omgevingsdienst blijven in dienst van het SRE. Daarmee krijgen ze de status van herplaatsingskandidaat en is het sociaal statuut op hen van toepassing en begint de procedure m.b.t. het (her)plaatsen van medewerkers. Streven zal zijn om mogelijk boventallige medewerkers zo snel mogelijk intern of extern te herplaatsen. Dit onder de voorwaarde dat het (financiële) risico voor de deelnemende gemeenten zo veel mogelijk wordt beperkt. Wat gaat het SRE daarvoor doen? -
-
Er wordt een plan opgesteld voor de ontvlechting van materiële activa (bureaus, ICTvoorzieningen etc) van de SRE Milieudienst. Wat neemt de omgevingsdienst over en wat blijft achter bij het SRE? Medewerkers van de SRE Milieudienst die boventallig zijn, zullen bij het SRE in dienst blijven en intensief van werk naar werk worden begeleid. Voor hen gelden de regels van het Sociaal Statuut SRE. Er is een mobiliteitsplan opgesteld voor achterblijvend personeel, met als doel hen zo snel mogelijk van werk naar werk te begeleiden.
32269-32271\CDE\MGE\-31
Wat mag dit het SRE kosten? Omschrijving Apparaatskosten Programmakosten Lasten Baten Saldo
32269-32271\CDE\MGE\-32
Werkprogramma 2013 0 0 0
Begroting 2014 0 3.300.000 3.300.000
0 0
3.300.000 0
Programma Portefeuillehouder Programmamanager
: Service: RHCe : A. Thijs : M. Duijghuisen
Producten: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe)
Omschrijving Programma Het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe) heeft enerzijds een wettelijke taak met betrekking tot de archiefzorg en wil anderzijds het geheugen van de samenleving zijn en daarmee een bijdrage leveren aan de identiteit van de regio. De formele doelstelling ligt verankerd in de Archiefwet 1995: het RHCe fungeert als archiefbewaarplaats van de overgebrachte archieven van de overheidsorganen binnen de regio Zuidoost-Brabant, met uitzondering van de gemeente Gemert-Bakel. Beleidskader -
Archiefwet 1995 Ministeriële regels Archiefbesluit Beleidsplan 2012-2016 ‘Naar een herijking van het erfgoed. Sporen, lijnen en patronen’
Trends en ontwikkelingen Met het vaststellen van het bedrijfsplan RHCe 2012-2016 ‘Naar een herijking van het erfgoedbeleid. Sporen, lijnen en patronen’ wordt naast het vervullen van de wettelijke archieftaken ingezet op lokale en regionale cultuurhistorie, waarbij met de huidige collectie en de publieksactiviteiten een bijdrage geleverd wordt aan het articuleren van de regionale identiteit. Op het gebied van Informatiebeheer/Auditing wordt ingezet op het digitaliseren van bouwvergunningen (in regionaal verband) en van kranten (in provinciaal/nationaal verband). Voorts zal een eerste inventarisatie worden gemaakt van de omvang van de over te dragen bestanden. Een eerste prognose laat zien dat de huidige depotcapaciteit nauwelijks toereikend zal zijn. Alternatieven zullen worden bestudeerd en uitgewerkt. De eerder aangehaalde digitaliseringsoperaties bieden in ieder geval de nodige soelaas. Daarnaast zal een collectieplan worden opgesteld aan de hand waarvan de huidige collectie gescreend zal worden en lijnen kunnen worden uitgezet voor toekomstige acquisities. In dat verband zullen samen met de aangesloten gemeenten in 2013-2014 de eerste stappen worden gezet om te komen tot een verantwoord construct voor de digitale opslag. Niet enkel voor gedigitaliseerde bestanden, maar meer nog voor de ‘digital born’ documenten. De digitale/gedigitaliseerde bestanden spelen een voorname rol in de brede publiekstoegankelijkheid van de cultuurhistorische informatie. Gestreefd wordt om deze zoveel mogelijk als ’open source’ én integraal (documenten, beeld- en kaartmateriaal) aan te beiden. Aanvullend op deze brede agenda zal toegewerkt worden naar een meer specifieke onderzoeks- en activiteitenagenda, toegespitst op regionale en lokale thema’s. Inmiddels is een Stuurgroep “erfgoed” opgericht om vorenstaande zaken in een versneld tempo op te pakken. De resultaten van deze stuurgroep zullen separaat aan de Regioraad worden voorgelegd. Wat wil het SRE bereiken? Archieven hebben een tweeledige functie. Enerzijds worden ze gevormd als onderdeel van het handelen van overheden, instellingen en personen. De overheidsarchieven zijn het (papieren) geheugen van de overheid. De archiefstukken dienen als instrumenten van het bestuur. Zonder goed geordende en toegankelijke archieven zijn bestuurlijke zorgvuldigheid en continuïteit loze begrippen en is een goede democratische controle op het bestuur vrijwel onmogelijk. In ons staatsbestel rust dan ook op de overheid de plicht haar archieven in beginsel open te stellen voor de burger. Openbare archieven zijn onmisbaar voor de rechtsstaat. Voor deze regio berust de toezichthoudende taak in dat kader bij het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.
32269-32271\CDE\MGE\-33
Anderzijds vormen eenmaal gevormde archieven op termijn een vitaal onderdeel van het culturele erfgoed. Vanuit dat oogpunt vinden ook archieven van instellingen en particulieren met een regionale cultuurhistorische betekenis een plaats binnen het RHCe. Het kennisnemen en bestuderen en benutten van de inhoud draagt bij aan de cultuurontwikkeling en de regionale identiteit en is tevens een vorm van cultuurparticipatie. Het RHCe wil via digitalisering van archiefbestanden de cultuurhistorische informatie zo dicht mogelijk bij de inwoner brengen. Kerndoelstelling hierbij is eveneens toegankelijkheid en openbaarheid. Wat gaat het SRE daarvoor doen? Het RHCe voert de wettelijke taken met betrekking tot archiefzorg van de overgebrachte archieven van overheidsorganen binnen de regio Zuidoost-Brabant (m.u.v. gemeente Gemert-Bakel) uit. Voorwaarden daarvoor zijn: - een (digitaal) archief dat voldoet aan de wettelijke normen en regelgeving (depot en e-depot); - een archiefbestand dat voldoet aan de eisen van een goede staat (conserveren); - een collectie die beantwoordt aan de regionale identiteit (acquisitie); - een documentaire informatiehuishouding die voldoet aan de wettelijke normen en regelgeving en documenten die voldoen aan de vereisten van een archiefdocument (inspectie en advies); - inventarissen en indexen volgens overeengekomen normen (ontsluiting en publieksvoorzieningen). Wat mag dit het SRE kosten? Afdeling RHCe
Begroting 2013 27.786
Begroting 2014 26.142
Omschrijving Apparaatskosten Programmakosten Lasten
Begroting 2013 3.399.554 250.700 3.650.254
Begroting 2014 3.240.365 176.800 3.417.165
3.241.914 -408.341
3.240.105 -177.059
Baten Saldo
32269-32271\CDE\MGE\-34
Programma Portefeuillehouder Programmamanager
: Voorziening Gulbergen : E. Blanksma : R. Engels
Producten: Voorziening Gulbergen
Omschrijving Programma Het beheren en aanwenden van de Voorziening Gulbergen ter realisering van de eindafwerking en de nazorg van de stortplaats Gulbergen en de verdere ontwikkeling van het Landgoed Gulbergen. Inzet is gericht op overdracht van deze taken in 2014 naar provincie en subregio’s. Beleidskader Kader is het Regioraadsbesluit van september 2000. De Regioraad heeft besluiten over onttrekkingen uit de Voorziening Gulbergen gedelegeerd aan het Dagelijks Bestuur van het SRE. De Regioraad heeft daartoe een ‘Adviescommissie Gulbergen’ ingesteld, die het Dagelijks Bestuur gevraagd en ongevraagd adviseert over Gulbergen. De bijdrage voor de ontwikkeling van het Landgoed is gemaximeerd en beschikbaar voor zover er voldoende vrijval ontstaat na de verplichting tot eindafwerking, pré-nazorg en nazorg van de stortplaats. De realisatie van het Landgoed vindt plaats binnen de kaders van het eindconvenant Gulbergen en de tripartiete overeenkomst die ondertekend is door de direct betrokken gemeenten Nuenen en Geldrop-Mierlo, het SRE en NV RAZOB (Attero). Jaarlijks wordt door Attero en het SRE het MIP (Meerjareninvesteringsprogramma) Gulbergen opgesteld. Het MIP is financieel kaderstellend voor de ontwikkeling van het Landgoed Gulbergen. Het MIP laat de samenhang zien tussen de vereiste investeringen in eindafwerking, pré-nazorg en nazorg van de stortplaats RAZOB en de beoogde investeringen en inkomsten voor de ontwikkeling van het Landgoed Gulbergen. Trends en ontwikkelingen In 2011 is door de aanleg van de bovenafdichting en het aanbrengen van de leeflaag de eindafwerking voor de totale stortplaats afgerond. In het kader van het nazorgtraject zijn Attero, SRE en provincie in gesprek over de technische inhoud van het nazorgplan en het hierop vast te stellen doelvermogen. Tot het moment van de overdracht aan de provincie zal de pre-nazorg blijven plaatsvinden. Voor het Mierlose deel van het Landgoed is een goedgekeurd bestemmingsplan vastgesteld. Voor het Nuenens deel is in 2006 de bestemmingsplanprocedure opgestart en op 2 oktober 2008 door de Raad vastgesteld. Naast gedeeltelijke onthouding van goedkeuring door de provincie in 2009 is er tevens een bezwarenprocedure bij de Raad van State gestart. Dit heeft er toe geleid dat in juli 2011 een aantal planonderdelen door de Raad van State zijn vernietigd. Vervolgens zijn er stappen gezet tot het invullen van een herzien bestemmingsplantraject op basis van de Planvisie van Attero/Libéma uit 2011 voor planonderdelen op zowel het grondgebied van Nuenen als Geldrop-Mierlo. Het MeerjarigInvesteringsPlan (MIP 2011-2015) is door het Dagelijks Bestuur SRE goedgekeurd en is de financiële vertaling van de planvisie voor de verdere ontwikkeling van het Landgoed. Met het aantrekken van Libéma als partner bij de ontwikkeling en exploitatie is Attero tegemoet gekomen aan de eis van SRE om de ontwikkelkracht voor het landgoed te versterken.
32269-32271\CDE\MGE\-35
Wat wil het SRE bereiken? -
-
Het op een milieutechnisch verantwoorde wijze overdragen van de gesloten stortplaats aan de Provincie. De ontwikkeling van het Landgoed Gulbergen tot een aantrekkelijk toeristisch en recreatief gebied met een sterke groene geleding, duurzame uitstraling en passend binnen de Brainport-ambitie van de regio. Het beheer en beleggen van de beschikbare middelen met als uitgangpunten de Wet Fido en het Treasurystatuut van het SRE.
Wat gaat het SRE daarvoor doen? -
Opstellen nazorgplan voor stortplaats. Aankoop gronden en in erfpacht uitgeven. Proces begeleiden naar een goedgekeurd bestemmingsplan en ontsluiting Landgoed Gulbergen. Beheer en aanwending voorziening Gulbergen. Faciliteren adviescommissie Gulbergen en Bestuurlijk Overleg.
Wat mag dit het SRE kosten? Omschrijving Apparaatskosten Programmakosten Lasten Baten Saldo
32269-32271\CDE\MGE\-36
Werkprogramma 2013 0 165.000 165.000
Begroting 2014 0 165.000 165.000
165.000 0
165.000 0
FINANCIËLE BEGROTING SAMENWERKINGSVERBAND REGIO EINDHOVEN
32269-32271\CDE\MGE\-37
32269-32271\CDE\MGE\-38
4.1 Overzicht baten en lasten
4.2 Toelichting op het overzicht baten en lasten In het “Overzicht baten en lasten” zijn weergegeven de baten, de lasten en het saldo per programma, de financierings- en algemene dekkingsmiddelen, bestaande uit de gemeentelijke algemene bijdragen, het saldo financieringsfunctie en de posten onvoorzien. Dit resulteert in het resultaat voor bestemming en na de onttrekkingen uit de reserves in het resultaat na bestemming. Onderstaand wordt een toelichting per programma gegeven op de financiële verschillen Werkprogramma 2013 – Begroting 2014. Algemeen Vanaf de begroting 2014 is een verandering doorgevoerd in de methode van toerekenen van overheadkosten naar de diverse producten. Waar voorheen een onderscheid werd gemaakt tussen een viertal tarieven, zijn dit vanaf 2014 nog maar drie tarieven. Daarnaast worden bovenformatieve medewerkers vanaf 2014 niet meer in de overhead meegenomen, maar afzonderlijk verantwoord op financierings- en dekkingsmiddelen onder de post Organisatieverliezen. De tariefwijziging, het niet meer meenemen van bovenformatieve medewerkers in de overhead en diverse (efficiency)kortingen in de afdelingskosten leiden tot de volgende uurtarieven in 2014: -
Tarief A Tarief B Tarief C
€ 125 € 98 € 65
Bestuurlijke samenwerking De lasten op het programma Bestuurlijke samenwerking nemen af met bijna € 90.000. Dit verschil is volledig te verklaren door de daling van uurtarieven waarmee de kosten van overhead aan de diverse producten worden toegerekend.
32269-32271\CDE\MGE\-39
Economie Het programma Economie vertoont een voordeel van ruim € 38.000. Dit voordeel is opgebouwd uit een voordeel van ruim € 54.000 aan de lastenkant en een nadeel van € 16.000 aan de batenkant. Lasten Daling van de uurtarieven veroorzaakt een voordeel op het programma van € 19.000. Daarnaast wordt een voordeel behaald op een marginaal lagere storting in het Stimuleringsfonds (€ 35.000). Voorheen werd dit fonds gevoed vanuit inwonerbijdrage en gerealiseerde renteresultaten. Door de invoering van schatkistbankieren wordt dit laatste nagenoeg onmogelijk. Om de voeding van het fonds toch op peil te houden, worden nu middelen vanuit de bestemmingsreserve rente-egalisatie ingezet. Baten De uren van programmamanagement Stimuleringsfonds worden gedekt vanuit het fonds. Daling van de uurtarieven leidt tot een lagere bijdrage in de apparaatskosten. Binnen de exploitatie leidt dit tot een nadeel van € 16.000 ten opzichte van het werkprogramma 2013. Deze lagere onttrekking uit het fonds compenseert gedeeltelijk de lagere storting aan de lastenkant. Fysieke leefomgeving Het programma Fysieke leefomgeving laat een voordeel zien van bijna € 33.000. Dit voordeel is opgebouwd uit een voordeel van bijna € 132.000 aan de lastenkant en een nadeel van € 99.000 aan de batenkant. Lasten Daling van uurtarieven is nagenoeg volledig de oorzaak van het voordeel aan de lastenkant van € 132.000. Baten Het nadeel aan de batenkant wordt ook grotendeels veroorzaakt door lagere uurtarieven. Deze lagere tarieven zorgen voor een lagere bijdrage uit de BDU met betrekking tot de uren Mobiliteit. Daarnaast wordt geen provinciale bijdrage in het kader van regionale volkshuisvesting meer ontvangen (€ 22.500). Sociale leefomgeving Het programma Sociale leefomgeving vertoont ten opzichte van het werkprogramma 2013 een voordeel van ruim € 17.000. Dit voordeel is opgebouwd uit een voordeel van € 205.000 aan de lastenkant en een nadeel van € 188.000 aan de batenkant. Lasten / Baten Het voordeel van € 17.000 wordt volledig veroorzaakt door de daling van de uurtarieven. Het wegvallen van het project “Laat je niet flessen” zorgt voor een verschil van € 188.000 aan zowel de lasten als de batenkant. Afbouw SRE Milieudienst In de begroting 2014 is “Afbouw SRE Milieudienst” als nieuw programma opgenomen. Op dit programma worden de kosten van fte’s verantwoord welke niet overgaan naar de nieuw opgerichte Omgevingsdienst. Het programma verloopt budgettair neutraal. Aan de lastenkant worden de kosten opgenomen (vooralsnog alleen de directe salariskosten, ontvlechtings c.q. desintegratiekosten zijn bij het opstellen van deze begroting nog niet in te schatten), aan de batenkant worden deze gedekt door detachteringsopbrengsten en/of bijdragen van gemeenten. Service: RHCe Het Regionaal Historisch Centrum laat een voordeel zien van ruim € 230.000. Dit voordeel wordt enerzijds veroorzaakt door een daling van de apparaatslasten van € 159.000, grotendeels het gevolg van een afname in de personeelslasten (pensionering). Daarnaast zijn diverse budgetten gekort of geschrapt (€ 71.000) doordat verder invulling wordt gegeven aan de bezuinigingsopdracht zoals deze voortvloeit uit het bedrijfsplan 2012-2016. De grootste hierbij zijn het vervallen budget TOEN (€ 41.000) en het minder inzetten van extern personeel (€ 23.000).
32269-32271\CDE\MGE\-40
Service: SRE Milieudienst De activiteiten van de SRE Milieudienst worden in 2013 overgedragen aan de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant. Daarom is het programma van af 2014 niet langer in de begroting van het SRE opgenomen. Ten opzichte van het werkprogramma 2013 vertoont het programma een voordeel van € 298.000. Voorziening Gulbergen De voorziening verloopt budgettair neutraal c.q. heeft geen invloed op het begrotingssaldo. Financierings- en algemene dekkingsmiddelen Gemeentelijke bijdragen Het betreft hier de algemene inwonerbijdragen. Er wordt een voordeel getoond ten opzichte van het werkprogramma 2013 van ruim € 2,1 miljoen. Dit wordt veroorzaakt doordat in 2013 een bedrag van € 2,375 miljoen eenmalig is uitgekeerd aan gemeenten ten laste van de reserve Volkshuisvesting. Aan de batenkant wordt in totaal € 230.620 minder aan inwonerbijdrage ontvangen. Voor het RHCe betekent verdere invulling van de taakstelling een lagere inwonerbijdrage 2014 van € 248.325, binnen het SRE wordt € 17.615 meer inwonerbijdrage ontvangen als gevolg van stijgende inwoneraantallen. Taakstelling bezuiniging De lasten worden in 2014 extra taakstellend verlaagd met ruim € 67.000. Het betreft hier de derde stap bezuiniging binnen het RHCe conform het bedrijfsplan 2012-2016. De taakstelling zoals opgenomen binnen het SRE is gehandhaafd op het niveau 2013 en zal worden ingevuld binnen het transformatieproces zoals dit in gang is gezet. Organisatieverliezen In de begroting 2014 verschijnt een post organisatieverliezen van ruim € 287.000. Het betreft hier voornamelijk personeelslasten van bovenformatieve medewerkers welke voorheen in de overhead werden verrekend. Het resultaat hiervan waren zeer hoge uurtarieven en niet reële doorbelastingen. Om de uurtarieven naar een acceptabel niveau te brengen, is er voor gekozen de kosten van bovenformatieve medewerkers niet meer in de overhead te stoppen maar afzonderlijk te verantwoorden op de post financierings- en dekkingsmiddelen. Voor het SRE betreft het een bedrag van € 201.000, het RHCe € 86.000. Saldo financieringsfunctie Het saldo van de financieringsfunctie bedraagt ruim € 539.000 nadelig. Het betreft hier het wegvallen van het renteresultaat als gevolg van de invoering van schatkistbankieren (€ 600.000 nadelig) en een hogere baat ten behoeve van de rentebijschrijving Regionaal Mobiliteitsfonds (€ 61.000 voordelig). Onvoorzien SRE/RHCe De posten onvoorzien van het SRE en RHCe nemen ten opzichte van het werkprogramma af met respectievelijk € 29.635 en € 492. Dit leidt tot een voordeel in de begroting 2014. Onvoorzien / resultaat SRE Milieudienst Ten opzichte van het werkprogramma 2013 vertoont de post onvoorzien / resultaat van de SRE Milieudienst een voordeel van € 640.000. Dit wordt veroorzaakt doordat het programma vanaf 2014 niet meer in de begroting van het SRE is opgenomen als gevolg van de oprichting van de nieuwe Omgevingsdienst.
32269-32271\CDE\MGE\-41
Mutatie reserves Bestemmingsreserve volkshuisvesting In 2013 is € 2,375 miljoen onttrokken aan de reserve volkshuisvesting. Het betreft hier de eenmalige uitkering aan gemeenten. Dit verklaart het verschil met 2014. Verder zijn in 2014 projectgelden vervallen voor Woonvisie (€ 20.000), Rijk van Dommel en Aa (€ 20.000), Brainport Avenue (€ 27.000) en Regionaal Ruimtelijk Beleid (€ 20.000). Algemene reserve Het betreft hier de algemene reserve van de SRE Milieudienst. Ten opzichte van het werkprogramma 2013 vertoont de post een nadeel van € 938.000. Dit wordt veroorzaakt doordat het programma vanaf 2014 niet meer in de begroting van het SRE is opgenomen als gevolg van de oprichting van de nieuwe Omgevingsdienst. Bestemmingsreserve rente-egalisatie Als gevolg van de invoering van schatkistbankieren vindt een deel van de voeding van het SRE Stimuleringsfonds in 2014 plaats vanuit de reserve rente-egalisatie. Dit leidt tot een voordeel van € 600.000 in de begroting 2014. Bestemmingsreserve conservering archieven Het betreft hier een reserve van het RHCe. Verwacht wordt dat uitgaven met betrekking tot conserveren en digitalisering van archieven in 2014 niet volledig gedekt zijn binnen de exploitatie. Conform de nota reserves en voorzieningen mogen middelen uit deze reserve dan worden ingezet. Dit leidt in de begroting 2014 tot een voordeel van € 35.000. MEERJARENRAMING Ten behoeve van een inzicht in de ontwikkeling van de kosten en de gemeentelijke bijdrage is in de bijlagen het overzicht Meerjarenraming 2014-2017 opgenomen. In dit overzicht wordt vanaf 2015 rekening gehouden met de uitkomsten van het transformatieproces SRE. In het begrotingsjaar 2014 is geen rekening gehouden met een indexering. In de jaren daarna wordt uitgegaan van constante prijzen. Verder is in deze begroting de personele afbouw van het SRE budgettair neutraal geraamd. Wij verwachten dat personeel wordt overgenomen door derden of dat hiervoor een afzonderlijke gemeentelijke bijdrage wordt verstrekt.
32269-32271\CDE\MGE\-42
4.3 Herkomst en besteding van middelen Herkomst middelen SRE Van iedere euro die het SRE uitgeeft, komt 15 eurocent van de gemeenten als inwonerbijdrage voor regionale taken en projecten. De grootste financiële bijdrage levert het Rijk (69%), voornamelijk voor de wettelijke taken op het terrein van mobiliteit. Uit onderstaande tabel wordt duidelijk waar de baten van het SRE vandaan komen.
Herkomst middelen SRE Begroting 2014 Overige bijdragen; 429.099; 0%
Saldo financieringsfunctie ; 2.387.519; 3%
EU; 50.000; 0%
Projecten/ contracten (incl. BSG); 11.368.064; 13%
Gemeenten; 13.047.288; 15%
Provincie; 195.000; 0%
32269-32271\CDE\MGE\-43
Rijk; 60.758.860; 69%
Besteding middelen SRE In onderstaande grafiek ziet u de besteding van de middelen per programma. Van deze middelen (€ 88 miljoen) heeft € 13 miljoen betrekking op de gemeentelijke bijdragen.
Besteding middelen SRE begroting 2014
Afbouw SRE Milieudienst; 3.300.000; 4%
Service Cultuurhistorie; 3.417.165; 4%
Voorziening Gulbergen; 165.000; 0%
Financierings- en dekkingsmiddelen; 192.361; 0%
Bestuurlijke samenwerking; 6.310.202; 7%
Sociale leefomgeving; 652.642; 1%
Economie; 9.695.414; 11%
Fysieke leefomgeving; 64.503.046; 73%
32269-32271\CDE\MGE\-44
4.4 Inwonerbijdrage De methodiek van indexering van de inwonerbijdrage is vastgelegd in de “Beleidsnota indexering”, die door de Regioraad in de vergadering van 23 december 2004 is vastgesteld. In de vergadering van 13 december 2012 heeft de Regioraad besloten de inwonerbijdrage voor het jaar 2014 niet te indexeren en geen nacalculatie over het jaar 2011 toe te passen.
32269-32271\CDE\MGE\-45
4.5 Kengetallen Indexeringsmodel
32269-32271\CDE\MGE\-46
32269-32271\CDE\MGE\-47
32269-32271\CDE\MGE\-48
PARAGRAFEN
32269-32271\CDE\MGE\-49
32269-32271\CDE\MGE\-50
5. Paragrafen In dit hoofdstuk worden een aantal aspecten van de financiële huishouding belicht. Het betreft het: - de paragraaf weerstandsvermogen - de financieringsparagraaf - de paragraaf bedrijfsvoering - de paragraaf verbonden partijen - de paragraaf grondbeleid
5.1 Paragraaf weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de weerstandscapaciteit – de middelen en mogelijkheden van het SRE om niet begrote kosten te dekken – en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie. Het omgaan met risico’s is niet iets geheel nieuws. Onderstaande activiteiten worden reeds uitgevoerd: 1. In de programmabegroting en de programmarekening wordt in de financiële paragrafen specifiek aandacht besteed aan de risico’s welke voortkomen uit het samenwerken met verbonden partijen en de inventarisatie binnen de afzonderlijke beleidsterreinen. 2. Via de Management- en Bestuursrapportages (Marap en Berap) wordt gerapporteerd over de actuele risico’s en de getroffen beheersingsmaatregelen. 3. In situationele gevallen worden rapportages opgesteld over risicoprofielen. Op het gebied van beheersing van risico’s zijn binnen het huidige planning & control -instrumentarium al veel instrumenten ingericht, zoals AO/ IC-plannen, procesbeschrijvingen, controles en onderzoeken in allerlei vorm, rapportages en verantwoordingen. Daar ligt echter geen regiobrede analyse of focus aan ten grondslag. Het risico blijft daardoor bestaan dat er witte vlekken zijn of dat er dubbele controles worden uitgevoerd of dat controles gezien de materialiteit niet nodig zijn. Dit is één van de redenen om een risicobeleidskader in te richten en een beheerssysteem te ontwikkelen. Binnen het SRE hebben en gaan er veel veranderingen plaatsvinden, die gevolgen hebben voor de uit te voeren taken. Reden om het inventariseren van de regiobrede risico’s op te pakken zo gauw er duidelijkheid is over het (resterende) takenpakket. Ten behoeven van de implementatie van risicomanagement zal het SRE de volgende stappen in onderstaande volgorde uitwerken: Stap 1 ( reeds opgepakt) Het uitwerken van het risicomanagement beleid en strategie; e Stap 2 ( 2 helft 2013) Het inventariseren van de risico’s. Stap 3 (via PC-cyclus 2014 + bedrijfsvoering gesprekken) Het sturen en integreren van het risicomanagementbeleid binnen de organisatie. Stap 4 (via PC-cyclus 2014) Het realiseren van samenhang in het risicobeheersinginstrumentarium door het aan elkaar knopen en het stroomlijnen van reeds bestaande instrumenten en dit af te stemmen op de aan te houden weerstandsvermogen en capaciteit. Het is van belang te weten of er sprake is van een toereikend weerstandsvermogen. Als het risicoprofiel bekend is, kan een relatie worden gelegd tussen de financieel gekwantificeerde risico’s en de daarbij benodigde en beschikbare weerstandscapaciteit. Een belangrijk onderdeel van het implementeren van het beheerssysteem is het creëren van risico bewustzijn bij de betrokkenen. Vorenliggend plan voorziet in een groeiproces van meerdere jaren. Zonder regiobrede analyse of focus worden onderstaand een opsomming gegeven van alle risico’s bij respectievelijk de dienst SRE en het RHCe. 32269-32271\CDE\MGE\-51
Dienst SRE In de exploitatiesfeer is het SRE bijna volledig afhankelijk van de bijdragen van de deelnemende gemeenten. De vermogensbestanddelen die tot het weerstandsvermogen behoren, zoals de algemene reserve, zijn beperkt in omvang. Het overzicht Reserves en Voorzieningen in de bijlagen bij deze begroting geeft daar een indruk van. Geconcludeerd kan worden dat de mogelijkheid voor het SRE om onvoorziene tegenvallers op te vangen zeer beperkt is. Analyse leert dat personele en apparaatskosten de enige substantiële kostenposten zijn. Voor overige lasten is nagenoeg altijd sprake van specifieke (project)financiering. De mogelijkheden om niet begrote kosten te dekken zijn heel beperkt. Dit vereist een strak beleid gericht op het voorkomen van niet voorziene uitgaven. Met een goed beheer van de personele- en apparaatskosten is dit mogelijk. Schatkistbankieren In het Bestuursakkoord Rijk en Decentrale Overheden worden laatstgenoemde verplicht om vanaf 1 januari 2014 geld dat ze opzij zetten onder te brengen bij het Rijk. Deze tegoeden, die eigendom blijven van de decentrale overheden, worden aangehouden in de schatkist. Gemeenten, provincies en waterschappen ontvangen hiervoor een rente die gelijk is aan het rentepercentage dat de Staat betaalt over leningen op de geld- en kapitaalmarkt. Voordeel SRE Met dit zogeheten ‘schatkistbankieren’ worden risico’s van beleggingen tot een minimum beperkt. De wetgeving en het SRE treasury statuut waren wel al zodanig aangescherpt, dat de risico’s al tot een minimum waren beperkt. Nadeel SRE Het positieve beleggingsresultaat van het SRE (laatste jaren meer dan € 2 miljoen) zal met het invoeren van schatkistbankieren (op termijn) merendeels komen te vervallen. De extra inkomsten werden gebruikt om exploitatierisico’s op te vangen en om extra projecten te realiseren. Denk hierbij onder andere aan een jaarlijkse voeding Stimuleringsfonds van € 600.000,- vanuit de renteopbrengsten. In de begroting 2014 is voorzichtigheidshalve rekening gehouden met een bijdrage uit de voorziening “Rente egalisatie” van € 600.000,-. Mocht het rendement na invoering schatkistbankieren meevallen, dan kan de bijdrage uit de voorziening (gedeeltelijk) vervallen. Wet Hof Bij het op orde brengen van de schatkist trekt het Rijk samen op met de gemeenten, provincies en waterschappen. Op basis van het wetsvoorstel Houdbare Overheidsfinanciën (wet HOF) en de geldende begrotingsregels leveren het Rijk en de decentrale overheden de komende jaren een gelijkwaardige inspanning bij het terugdringen van het begrotingstekort. Dit principe is aan de hand van de doorrekening van het Regeerakkoord (raming EMU-saldo, Startnota) vertaald naar een concrete doelstelling voor de medeoverheden. Het verplicht schatkistbankieren wordt geregeld via de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido). Minister Dijsselbloem stuurt het voorstel tot wetswijziging zo snel mogelijk aan de Kamer. Op verzoek van VNG, IPO en UvW wordt in het voorstel een extra bepaling opgenomen waardoor decentrale overheden hun tegoeden onder bepaalde voorwaarden ook aan elkaar kunnen uitlenen. Ook de eerder beoogde ‘roodstandfaciliteit’ is op verzoek van de medeoverheden geschrapt. Bovendien is afgesproken dat kleine tegoeden worden vrijgesteld van het verplicht schatkistbankieren en dat de rente op geld in de schatkist nooit negatief kan zijn. Het SRE is voornamelijk een doorgeefluik van subsidies. De uitvoering vindt bij de gemeenten en andere organisaties plaats. In dit kader zal het SRE geen last ondervinden van de wet Hof. BTW-compensatiefonds Op aandringen van VNG, IPO en UvW ziet het kabinet af van afschaffing van het BTWcompensatiefonds. De beoogde bezuiniging (€ 550 miljoen per jaar) wordt gerealiseerd via een structurele korting op het Gemeente- en Provinciefonds. De nadelige fiscale risico’s voor het SRE blijven zodoende achterwege.
32269-32271\CDE\MGE\-52
Ontwikkelingen openbaar vervoer Het stringente budgetbeleid in de afgelopen jaren heeft geresulteerd in een positief saldo van de voorziening. Dit biedt de mogelijkheid om toekomstige risico’s op te vangen. Brede DoelUitkering (BDU) Bij het niet correct uitvoeren van de regelgeving kan het Ministerie besluiten de betaling op te schorten dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie hiermee rekening te houden. Risico’s kunnen ook ontstaan doordat derden, in casu uitvoerders van projecten, handelen in strijd met de regelgeving. Deze risico’s kunnen op betrokken derden worden afgewenteld door in de subsidietoekenning van de afzonderlijke projecten vast te leggen dat zij zich aan de voorgeschreven regelgeving hebben te houden en dat, in het geval hieraan niet wordt voldaan, de risico’ s voor eigen rekening zijn. Momenteel speelt de discussie over het wegvallen van de BDU bij de WGR plus regio’s richting de provincie of richting de gemeenten. Wat dit zou betekenen voor het SRE is nu nog erg onduidelijk en sterk afhankelijk van de keuzes. In de begroting is hier geen rekening mee gehouden. Dynamisch Reizigers Informatie Systeem (DRIS) In 2005 is het DRIS-project helemaal opgeleverd. Een onzekere factor in zo’n nieuw systeem wordt gevormd door de beheerskosten. Dit risico is voor de eerste tien jaar afgedekt doordat deze kosten deel uitmaken van het opgeleverde project. Uitvoering SRE EU-programma Ten aanzien van de projecten die mede met Europese middelen worden gefinancierd, loopt de projectverantwoordelijke de risico’s verbonden aan de uitvoering van de projecten conform de door de Europese Unie vastgestelde regels en voorwaarden. Daarnaast loopt het SRE als programmapartner samen met de provincie Noord-Brabant en het Ministerie van Economische Zaken risico's voor projecten waaraan het Comité van Toezicht zijn fiat heeft gegeven, maar die achteraf door de Europese Unie niet of niet volledig worden goedgekeurd. Als gevolg daarvan kan de EU-subsidie worden verminderd of volledig worden ingetrokken. Voor de dan niet ontvangen EU-subsidie kunnen de programmapartners worden aangesproken. Uitvoering overige gesubsidieerde projecten De projecten die worden uitgevoerd worden allemaal mede gefinancierd met externe geldmiddelen. Voorbeelden hiervan zijn recreatieve projecten zoals het ontwikkelen van fiets- en wandelroutes, Milieuprojecten (Cradle2Cradle) alsmede projecten op het terrein van gebieds- en economische ontwikkeling, parkmanagement en ICT-innovatie. In de meeste gevallen treedt het SRE daarbij op als projectverantwoordelijke en is derhalve verantwoordelijk voor een correcte uitvoering van de projecten conform de vastgestelde regels en voorwaarden. Dit houdt een zeker risico in omdat in een aantal gevallen andere partners de feitelijke uitvoering van de projecten verzorgen. De risico’s die het SRE daarmee loopt worden zoveel mogelijk afgedekt door het aangaan van overeenkomsten met de uitvoerende partners, waarin afspraken worden vastgelegd over verrekening van subsidies die in de loop van het project of na afronding eventueel geheel of gedeeltelijk kunnen worden teruggevorderd indien blijkt dat partners zich niet overeenkomstig de regels en voorwaarden van de subsidiegever(s) hebben gedragen. Voorziening Gulbergen Voor de verdere ontwikkeling van het landgoed dient nog een bestemmingsplan te worden vastgesteld. Bij het aangaan van bepaalde investeringen is ervan uitgegaan dat er op het landgoed bedrijfsmatige activiteiten zullen plaatsvinden. Als het bestemmingsplan dit niet zou toestaan zou de betreffende btw teruggevorderd kunnen worden. Dit risico zal binnen de voorziening dienen te worden afgedekt. Afbouw Milieudienst In de begroting 2014 is “Afbouw SRE Milieudienst” als nieuw programma opgenomen. Op dit programma worden de kosten van fte’s verantwoord welke niet overgaan naar de nieuw opgerichte Omgevingsdienst. Het programma verloopt budgettair neutraal. Aan de lastenkant worden de kosten opgenomen (vooralsnog alleen de directe salariskosten, ontvlechtings c.q. desintegratiekosten zijn bij het opstellen van deze begroting nog niet in te schatten), aan de batenkant worden deze gedekt door detachteringsopbrengsten en/of bijdragen van gemeenten.
32269-32271\CDE\MGE\-53
Regionaal Historisch Centrum Bij het Regionaal Historisch Centrum is de laatste jaren een steeds stringenter begrotingsbeleid gevoerd. Daarnaast dienen er, als uitvloeisel van het bedrijfsplan RHCe 2012-2016, in de periode 20132014 flinke besparingen te worden gerealiseerd. Dit betekent dat er risico wordt gelopen bij het opvangen van (onverwachte) tegenvallers. Garantstelling AVI-Moerdijk De garantstelling voor leveringsplicht door de Brabantse gewesten van 510.000 ton brandbaar afval aan AVI-Moerdijk (voor SRE circa 210.000 ton) is ook na de verkoop van Afvalsturing en Razob aan Essent blijven bestaan. De looptijd van deze garantstelling is tot 2017. Overigens wordt het risico door de verkoop aan Essent wel minder, omdat Attero heeft toegezegd ook het in haar bezit zijnde brandbaar afval van buiten de provincie Noord-Brabant te verbranden in de AVI Moerdijk. Indien extra brandbaar afval dient te worden aangekocht zal dit overeenkomstig de tariefafspraken resulteren in een hogere verbrandingsprijs. Aanleverplicht GFT afval De zes Brabantse gewesten dienen jaarlijks een minimale hoeveelheid GFT-afval aan Essent Milieu aan te bieden om een incidentele tariefsverhoging te vermijden. Dit jaarlijkse minimum wordt gebaseerd op de aanlevering in het lopende jaar en de drie voorafgaande jaren. In het “Addendum bij het tarievenmodel GFT” is hiervoor een rekenmodel opgenomen. De Brabantbrede aanleverplicht wordt op basis van inwoneraantallen toegedeeld naar de zes gewesten, waaronder het SRE.
5.2 Financieringsparagraaf Inleiding In de Wet Fido (Financiering Decentrale Overheden) en Ruddo (Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden) zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van de decentrale overheden. De treasuryfunctie wordt daarbij door de wet als volgt gedefinieerd: ”het sturen en beheersen van-, het verantwoorden over-, het toezicht houden op: de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële positie en de hieraan verbonden risico’s”. In de wet worden voorschriften, richtlijnen en normeringen genoemd. Voorbeelden hiervan zijn de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Het in 2010 door de Regioraad vastgestelde treasurystatuut is een heldere vertaling van de Wet Fido en regelt de bestuurlijke infrastructuur voor de uitvoering van de treasuryfunctie in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Naast het treasurystatuut dient het SRE bij zowel de begroting als de jaarrekening een Financieringsparagraaf op te nemen. In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze in het begrotingsjaar 2014 uitvoering wordt gegeven aan de treasuryfunctie. Kasgeldlimiet Volgens de Wet Fido is het SRE verplicht te rapporteren over de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet bepaalt het bedrag welke het SRE maximaal kort mag lenen en wordt uitgedrukt in een percentage (8,2%) van het totaal van de uitgaven. Voor 2014 zou de kasgeldlimiet € 7,2 miljoen bedragen. Voor het SRE vormt deze norm geen risico, aangezien er geen behoefte bestaat om gelden aan te trekken. Renterisico Ook geeft de Wet Fido aan dat er inzicht moet worden gegeven in het renterisico voor de komende 4 jaren. Het renterisico ontstaat bij het aflopen van leningen. Eventueel nieuw af te sluiten leningen kunnen gepaard gaan met hogere rentekosten. Het SRE heeft twee annuïteitenleningen lopen, beide bij de BNG voor de financiering nieuwbouw Regionaal Historisch Centrum. De looptijd van beide leningen is afgestemd op de looptijd van het activum. De eerste lening loopt nog tot 2015 tegen 4,54% en bedroeg oorspronkelijk € 726.000,–. De tweede lening bedroeg oorspronkelijk € 7.079.000,– tegen een rentepercentage van 4,79%. Deze lening heeft een looptijd van 40 jaar met een renteherziening in 2015. De hoogte van de twee lenin32269-32271\CDE\MGE\-54
gen samen ultimo 2014 is € 5,8 miljoen. De renterisiconorm bedraagt 20% van het totaal van de uitgaven. Voor het SRE is dit € 17,6 miljoen. Het renterisico op de vaste schuld is de komende 4 jaar nihil.
Kredietrisico van de verstrekte gelden Voor alle middelen welke worden uitgezet voor een periode langer dan drie maanden, geldt dat de financiële onderneming of het waardepapier over ten minste een AA-rating moet beschikken. Dit overeenkomstig het Treasurystatuut. Het SRE heeft altijd een prudent beleid gevoerd, het merendeel van de gelden zijn uitgezet in solide, vastrentende beleggingsproducten in of bij de grote Nederlandse bankinstellingen. Treasurybeheer De administratieve organisatie en de uitvoering vinden plaats binnen de kaders van de Wet Fido, Ruddo en het SRE Treasurystatuut. Het beleid is gericht op een verantwoord beheer van de middelen, waarbij risico’s zoveel mogelijk worden uitgesloten, de kosten zo laag mogelijk worden gehouden en het rendement vervolgens wordt geoptimaliseerd. Voor de krediet- en schuldencrisis was het beleid voornamelijk gericht op uitzettingen op korte termijn. De rentevergoeding op deze uitzettingen werd steeds minder, er is toen gekozen een obligatieportefeuille aan te schaffen waarmee het rendement werd verhoogd. Deze portefeuille, gericht op de middellange termijn, bestaat uit titels van Europese landen, Europese Unie en diverse Europese financiële instellingen. De totale waarde van de portefeuille in 2014 bedraagt naar verwachting ruim € 60.000.000. Dit is een afname van € 130.000.000 ten opzichte van stand ultimo 2012. Dit is volledig te verklaren door de overdracht van het Regionaal Mobiliteitsfonds naar de provincie of andere partij als gevolg van de verwachte afschaffing van de WGR+ per 2014. Als gevolg van de geplande invoering van schatkistbankieren zal het merendeel van deze middelen in liquide vorm worden aangehouden bij de Nederlandse Staat. De in 2014 nog in bezit zijnde obligaties worden aangehouden tot einde looptijd, waarbij de horizon niet verder gaat dan 2016. Renteloze lening o/g Hermes Openbaar Vervoer BV In het kader van de realisatie van het HOV-project is in 2003 door Hermes een renteloze lening verstrekt groot € 3.176.000,– door SRE af te lossen in 150 maandelijkse termijnen van rond € 21.200,–. Ultimo 2014 resteert een restantschuld van € 254.000. Voorziening Gulbergen De beschikbare middelen in de Voorziening Gulbergen moeten door het SRE zo goed mogelijk op middellange termijn worden belegd. Het beheer, het beleggen van de beschikbare middelen vindt plaats met als uitgangspunten de Wet Fido en het Treasurystatuut van het SRE. Het vermogensbeheer van de middelen in de Voorziening Gulbergen is uitbesteed aan een vermogensbeheerder, te weten Lombard Odier Darier Hentsch.
5.3 Bedrijfsvoering Bij de discussie en besluitvorming over de toekomstige intergemeentelijke samenwerking heeft de Regioraad zich in december 2007 ook uitgesproken over de gewenste organisatiestructuur. Gekozen is om een duidelijker onderscheid te maken in de drie diensten: - Dienst SRE die zich richt op de uitvoering van de Regionale Agenda - SRE Milieudienst die zich richt op de ondersteuning van gemeenten in een dienstverleningsmodel - RHCe die zich richt op het beheer en ontsluiting van de oude archieven c.a. Inmiddels is besloten het takenpakket van de SRE Milieudienst op te laten gaan in een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling in het kader van de Regionale Uitvoering Dienst (RUD). De gevolgen van de RUD-vorming voor het SRE zijn opgenomen in een apart programma “afbouw MD”.
32269-32271\CDE\MGE\-55
Dienst SRE Per 2015 moet het SRE zijn doorontwikkeld tot een bestuurlijk platform met een smalle servicegerichte organisatie, die op adequate wijze de regionale vraagstukken op het gebied van economie, infrastructuur en ruimte behartigt, alsmede het beheer van investeringsfondsen verzorgt. Een substantiële verlaging van de inwonerbijdrage is daarbij nodig om middelen vrij te maken waarmee gemeenten taken op subregionaal niveau gezamenlijk kunnen oppakken. De werkzaamheden na de transformatie dienen efficiënt en effectief te worden gedaan. Hiervoor is een proces ingezet om te komen tot de vorming van een SRE dienst nieuwe stijl. Daarin zal naast de inhoudelijke opgaven ook antwoord moeten worden gegeven op de financiële consequenties en het samenwerkingsvraagstuk. Kwaliteitszorg Efficiencyverbetering o.a. door slimmer organiseren van de processtappen Borging van rechtmatigheidseisen in de manier van werken Hierbij valt specifiek de invoering van een beheerssysteem risicomanagement Inzicht in de informatiestromen rond processen Vergroten vermogen om externe ontwikkelingen door te vertalen naar proceswijzigingen Het beschrijven, verbeteren en implementeren van de werkprocessen heeft continue aandacht. De primaire en prioritaire processen zijn inmiddels beschreven en geïmplementeerd. Het jaar 2013 en 2014 staan in het teken van het invoeren van een risicomanagementsysteem Door de implementatie van een Customer Relationship Management (CRM)systeem is de transparantie van de interne en externe organisatie vergroot. Dit hulpmiddel zal ook in 2014 verder worden geoptimaliseerd. Financiële bedrijfsvoering Afstemming, samenvoeging, stroomlijnen bedrijfsvoeringsprocessen. Afstemming, samenvoeging, stroomlijnen P&C-cyclus (begrotingssystematiek, marap/burap). Versterken van (concern)controlling, zoals rechtmatigheid/doelmatigheidstoets, inkoopproces, Besluit Begroting en Verantwoording (BBV), Informatievoorziening Voor Derden (IV-3). Invoering van een nieuw financieel systeem. Om het geheel van de uitvoering beheersbaar te houden en om tijdig te kunnen bijsturen, wordt naast begroting en jaarverslag gebruikgemaakt van de volgende instrumenten: werkprogramma (jaarlijks), managementrapportage (twee maal per jaar) en bestuursrapportage (eveneens twee maal per jaar met de kanttekening dat de eindrapportage samenvalt met het jaarverslag). Personeelsbeleid Uitvoeren en optimaliseren van het beleid conform strategisch personeelsbeleidplan Het SRE is een beleids- en procesgerichte organisatie. Het SRE richt zich op het flexibel en slagvaardig leveren van hoogwaardige en integrale producten. De besturing van de organisatie moet daarop aansluiten. Dit vraagt om een procesgestuurde organisatie i.p.v. een taakgerichte organisatie. In toenemende mate wordt daarom het accent verschoven van vakkennis bij medewerkers naar proceskennis. Speerpunt is de inzetbaarheid, zowel kwantitatief als kwalitatief, van medewerkers waarbij flexibiliteit van groot belang is. Mobiliteit wordt als belangrijkste HRM-instrument hiervoor ingezet. Informatievoorziening Verdere ontwikkeling en invoeren van de interne en externe digitale informatievoorziening. Uitvoeren van het informatiebeleid. Gebruik maken van ‘sociale media’ om aan vraag van gemeenten te kunnen voldoen. Het SRE is een kennis- en netwerkorganisatie. Dit stelt ook eisen aan de ICT-voorziening. Het primaire doel van ICT is het in stand houden van de kantoorautomatisering en een bijdrage te leveren aan een adequate informatievoorziening. 2013 zal in het teken staan van verdere digitalisering van de informatievoorziening zowel voor intern als extern gebruik. Daarnaast zal het SRE voorsorteren op de mogelijkheden van “sociale media” en zullen medewerkers zich als “netwerkers” meer kunnen profileren. In het kader van de ontvlechting van de Milieudienst zal worden ingezet op het opnieuw inrichten van bedrijfsvoeringsinstrumenten zoals ICT. 32269-32271\CDE\MGE\-56
Organisatie In de loop der jaren is het SRE geëvalueerd van “bestuurslaag” naar projectenorganisatie. En de volgende ontwikkeling is van projectorganisatie naar een bestuurlijk platform, dat het regionale (bestuurlijke) netwerk schraagt. Dit platform coördineert de totstandkoming van regionale strategische programma’s. De uitvoering van de Regionale Agenda wordt daarmee vooral een zaak van de gemeenten en de partners in het netwerk. De aandachtspunten die hieruit voortvloeien zijn: Flexibele netwerksamenwerking Multilevel governance Het onderscheid tussen regionale en subregionale taken en opgaven Optimaliseren en verbeteren van de integraliteit, openheid en samenwerking, waardoor de regio in staat is de grote opgaven waar te maken. Het Nieuwe Werken is binnen de Dienst SRE ingevoerd onder ander door het flexwerk concept en de mogelijkheid om plaatsonafhankelijk toegang te hebben tot informatiebronnen. Er zullen meer mogelijkheden gecreëerd moeten worden voor medewerkers om ook buiten het kantoor actief te kunnen zijn. Hierin moeten ze gefaciliteerd worden. Immers ze zijn voor een belangrijk deel in en ook buiten de regio werkzaam. De dienst SRE kent een eenvoudige structuur met maar één managementlaag. Verantwoordelijkheid voor de inhoud van ons werk is bij medewerkers neergelegd. Binnen deze eenvoudige structuur is de werkwijze wel complex, omdat de werkprogramma”s in samenhang en zo veel mogelijk integraal moeten worden opgepakt. Regionaal Historisch Centrum Het RHCe is een dienst die er voor staat om voor de aangesloten gemeenten uitvoering te geven aan een wettelijke archieftaak en daar, gelet op de eigen cultuurhistorie van het werkgebied een specifieke ‘couleur locale’ aan te geven. Twee aspecten zijn daarbij te onderscheiden: de beheermatige component en de publieksbediening. Waar de eerste zich relatief makkelijk laat vertalen in en naar landelijk vastgestelde regels en normen, is voor het tweede veeleer een goed ontwikkeld antennegevoel richting publiek en politiek van belang. Doelmatigheid in de inzet van personele, financiële en facilitaire middelen is en blijft het kernbegrip. Wel moet geconstateerd worden dat de publieksverwachting niet altijd strookt met de door de aangesloten gemeenten ter beschikking gestelde middelen. Via het vinden van aanvullende middelen binnen lokale, regionale, provinciale en landelijke (subsidie)trajecten en via het aangaan van samenwerkingsconstructies wordt veelal geprobeerd dat gat te dichten. Kwaliteitszorg Het optimaliseren van de werkprocessen is een permanent punt van aandacht evenals het uitvoeren van de wettelijke archieftaken, met inbegrip van de daarbij gedefinieerde landelijke kwaliteitsnormen. Wat betreft de publieke dienstverlening wordt jaarlijks geparticipeerd in landelijke klanttevredenheidsonderzoeken. Financiële bedrijfsvoering Het feit dat het RHCe nog steeds een forse taakstelling kent waar het gaat om het kunnen invullen van de toegewezen fte’s geeft al aan dat er al sedert jaar en dag een strak financieel beleid wordt aangehouden. Personeelbeleid De dienst RHCe, als organisatie in overgang van klassiek beheer naar (pro-)actieve erfgoeddienst, zal ‘slim’ om moeten gaan met de personele inzet bij taken die daarbij sowieso op zijn pad komen. Daarnaast moet ingespeeld kunnen blijven worden op een nog steeds sterk veranderende cultuurhistorische omgeving. Zaak is het dan om via het aanbieden van scholing een breed inzetbaar en gemotiveerd personeelsbestand te generen. Tegelijkertijd is het van belang om opgebouwde kennis en ervaring langere tijd aan de organisatie te binden maar ook om, gelet op de huidige leeftijdsopbouw tijdig en adequaat te ‘investeren’ in jonge(re) medewerkers. Een aantrekkelijk werkgeverschap door het aanbieden van goede arbeidsvoorwaarden, opleidingsmogelijkheden en aantrekkelijk werk is daarbij van groot belang.
32269-32271\CDE\MGE\-57
Informatievoorziening Digitalisering van archiefinformatie op het snijvlak van belangen van materieel beheer én van publieksbediening is een al enige jaren lopend traject. Waar mogelijk wordt daarbij aansluiting gezocht bij binnen de aangesloten gemeenten lopende trajecten en provinciale en landelijke (innovatieve) trajecten. Communicatie Het RHCe, als publieksdienst bij uitstek van het Samenwerkingsverband heeft alle belang bij een sterke P.R. en communicatiebeleid, niet alleen naar het brede publiek maar ook richting de aangesloten gemeenten. In het laatste geval wordt veelal gebruik gemaakt van archiefconsulenten. In onze contacten richting onze bezoekers (fysiek en virtueel) spelen media als kranten, radio, televisie en multimedia een cruciale rol. Voorziening Gulbergen De Regioraad heeft het beheer en de beschikkingsmacht over de gelden in het kader van de verkoop van de aandelen van NV Razob overgedragen aan het Dagelijks Bestuur. Daartoe is de adviescommissie “Voorziening Gulbergen”, onder voorzitterschap van de portefeuillehouder Gulbergen, ingesteld. Vanuit het Dagelijks Bestuur maakt ook de portefeuillehouder financiën deel uit van deze commissie. Deze commissie adviseert het Dagelijks Bestuur over de ingediende plannen, onttrekking aan de beschikbare middelen en de wijze van beleggen van deze gelden. 1 In het rapport “Organisatie van het beheer van de voorziening Razob ” is de organisatie van het beheer vastgelegd. Voor de ambtelijke ondersteuning van de adviescommissie is een beleidsmatig en een financieel adviseur voorziening Gulbergen aangewezen. De Jaarrekening Voorziening Gulbergen wordt jaarlijks vastgesteld.
5.4 Verbonden partijen Brainport Development NV Brainport Development NV is ontstaan uit de fusie tussen NV REDE (Rede) en Brainport Operations BV(BPO). Het betreft een vennootschap met Triple Helix-aandeelhouders, waarbij het overheidsaandeel 50% is. Brainport Development is gericht op het structureel verankeren van de Brainport-strategie. Gelet op de regionale opgave van Brainport Development wordt de financiering (net als eerst met Rede) verkregen via een inwonerbijdrage en zal het SRE als enige subsidiënt optreden. De vier gemeenten (Eindhoven, Helmond, Best en Veldhoven) die ook in het aandelenkapitaal van Brainport Development NV deelnemen, worden op grond van de gemeenschappelijke regeling een extra bijdrage gevraagd op basis van hun specifiek belang. Er zijn voor het SRE een aantal instrumenten voor de beïnvloeding van en de sturing op het nieuwe ontwikkelbedrijf: - Aan de voorkant, als het gaat om het programma en de aard van de activiteiten. Dit gebeurt door de afgesproken consultatie over het jaarplan, SRE vertegenwoordiging in het bestuur van de Stichting Brainport en door onze formele rol als aandeelhouder. - Bij de financiering, waarbij het gaat om de omvang van de uit te voeren activiteiten in relatie tot het budget. - En bij de afstemming met de eigen activiteiten, dus bij de wijze van uitvoering. Hierbij speelt het coördinerend overleg een cruciale rol. Er vindt een periodiek coördinerend overleg plaats tussen de directie van Brainport Development en de participanten in het aandelen kapitaal (op managementniveau) vanuit de in de Stichting Brainport vertegenwoordigde partijen. In dit inhoudelijke overleg worden nieuwe initiatieven besproken en vindt tussen partijen afstemming plaats. Daarnaast dient dit overleg om de jaarplannen mee voor te bereiden en om er voor zorg te dragen dat de eenmaal door het bestuur van de Stichting Brainport vastgestelde plannen, goed verankerd worden in de diverse achterbannen.
1
Inmiddels gewijzigd in de voorziening Gulbergen. 32269-32271\CDE\MGE\-58
Breedband Regio Eindhoven B.V. Op initiatief van het Regionaal Breedband Consortium Zuidoost-Brabant (RBC), bestaande uit circa 20 maatschappelijke organisaties en enkele bedrijven, is een breedbandring (glasvezelinfrastructuur) in Eindhoven, met uitlopers naar Geldrop-Mierlo, Veldhoven en Helmond gerealiseerd, waarop ook eigen vestigingen zijn aangesloten. Hiertoe zijn opgericht de Stichting Glasrijk en de exploitatiemaatschappij Breedband Regio Eindhoven BV. Het SRE, een van de “Founding Fathers”, heeft een zetel in het Algemeen Bestuur van de Stichting Glasrijk en is aandeelhouder in de Breedband Regio Eindhoven BV tot maximaal 136.000 gewone aandelen van nominaal € 1,–. Het SRE streeft naar regionale opschaling van de breedbandring in Eindhoven. SkVV Het SkVV is een koepelorganisatie voor de WGR+ regio’s op het gebied van mobiliteit. Het SRE is aangesloten bij het SkVV en de portefeuillehouder Mobiliteit van het SRE heeft zitting in de Portefeuillehoudersoverleg SkVV. Het SRE betaalt jaarlijks een bijdrage aan SkVV, conform de SkVV verdeelsleutel (naar inwoneraantallen). De begroting wordt jaarlijks vastgesteld in het Portefeuillehoudersoverleg SkVV. Coöperatie Slimmer Leven 2020 Het is SRE is sinds de oprichting partner in de coöperatie. Namens het SRE is de portefeuillehouder Zorg lid van het Bestuur. De jaarlijkse bijdrage is € 5.000.
5.5 Grondbeleid In de Gemeenschappelijke regeling is vastgelegd dat voor de realisering van een uitvoeringsprogramma behorende bij een door de Regioraad vastgesteld beleidsdocument eventueel gronden kunnen worden verworven. Tot op heden is hiervan geen gebruik gemaakt. Voorziening Gulbergen Om het Landgoed Gulbergen te kunnen realiseren, moeten de betreffende gronden in eigendom komen van het SRE. Contractueel worden de gronden in erfpacht gegeven aan Essent. De betreffende gronden worden beschouwd als investeringen met een maatschappelijk nut.
32269-32271\CDE\MGE\-59
32269-32271\CDE\MGE\-60
OVERZICHT GEMEENTELIJKE BIJDRAGEN
32269-32271\CDE\MGE\-61
32269-32271\CDE\MGE\-62
32269-32271\CDE\MGE\-63
32269-32271\CDE\MGE\-64
MEERJARENRAMING PROGRAMMA’S
32269-32271\CDE\MGE\-65
32269-32271\CDE\MGE\-66
32269-32271\CDE\MGE\-67
32269-32271\CDE\MGE\-68
STAAT VAN VASTE ACTIVA EN EMU SALDO
32269-32271\CDE\MGE\-69
32269-32271\CDE\MGE\-70
Staat van materiële vaste activa
EMU-saldo
32269-32271\CDE\MGE\-71
32269-32271\CDE\MGE\-72
STAAT VAN RESERVES EN VOORZIENINGEN EN VOORUITONTVANGEN SUBSIDIES
32269-32271\CDE\MGE\-73
32269-32271\CDE\MGE\-74
Staat van reserves
Staat van voorzieningen
Staat van vooruitontvangen subsidies
32269-32271\CDE\MGE\-75