Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
HAALBAARHEIDSONDERZOEK DUURZAAMHEID SAMENWERKINGSVERBAND REGIO ZWOLLE
November 2011
-1-
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
1.
INLEIDING EN DOELSTELLING
1.1. Inleiding In het regionaal portefeuillehoudersoverleg EZ van 17 december 2010 is afgesproken dat een economische samenwerking ontwikkeld wordt tussen de regionale gemeenten om gezamenlijk de regionale economische investeringsagenda vorm te geven. Eén van de thema’s, waar meerwaarde in samenwerking gezien wordt is Duurzaamheid. Op 10 september jl. hebben de 16 deelnemende gemeenten een intentieovereenkomst getekend om de samenwerking te bekrachtigen. De regio Zwolle omvat de gemeenten Dalfsen, Dronten, Hardenberg, Hattem, Heerde, Kampen, Meppel, Noordoostpolder, Oldebroek, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle. De thema’s waar meerwaarde in samenwerking als kansrijk wordt gezien, zijn: • Logistiek • Vrijetijdseconomie • Health and care • Nieuwe materialen • Agrarisch • Duurzaamheid De gemeente Hardenberg heeft op zich genomen een haalbaarheidsonderzoek voor het thema Duurzaamheid uit te voeren. Dit onderzoek is een verdere uitwerking van het onderzoek ‘Naar een economische investeringsagenda voor de Regio Zwolle’ (B&A groep, september 2010). Het onderhavige verslag geeft een weergave van de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek.
1.2. Doelstelling Overeenkomstig de in de intentieovereenkomst genoemde criteria is de doelstelling van het haalbaarheidsonderzoek na te gaan: - wat de toegevoegde waarde voor de regio is in termen van werkgelegenheid, innovatievermogen en profilering; - wat de mogelijkheden zijn voor een samenwerking binnen de 4 O’s (overheid, ondernemers, onderwijs, onderzoek); - wat de investeringsbereidheid bij de 4 O’s is. Centraal thema in het haalbaarheidsonderzoek is te komen tot een economische investeringsagenda, met inzicht in de toegevoegde maatschappelijke en economische waarde voor de regio.
2.
ONDERZOEKSOPZET
Via interviews bij alle gemeenten, andere overheden, belangrijke spelers in de regio, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen is in kaart gebracht welke plannen en projecten er lopen. Verder is geïnventariseerd tegen welke knelpunten deze partijen aanlopen en waar zij kansen zien om deze
-2-
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
te verbeteren, inhoudelijk, maar ook qua organisatie. Ook is deskresearch uitgevoerd naar het belang van duurzaamheid voor de regionale economische ontwikkeling, en de relatie met onderwijs, onderzoek en innovatie. Ten aanzien van dit laatste aspect is onder meer gesproken met Windesheim en het kenniscentrum voor duurzaamheid Hibertad. De resultaten van de inventarisatie zijn voorgelegd aan een klankbordgroep en in een tweetal plenaire overleggen.
3.
BEGRIP DUURZAAMHEID
3.1. Definitie duurzaamheid Duurzaamheid omvat niet alleen energie en klimaat, maar ook ecologie en sociale aspecten. Meestal wordt voor duurzaamheid de door de VN-commissie Brundtland geformuleerde definitie gebruikt: duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Bij duurzaamheid is er sprake van een ideaal evenwicht tussen ecologische, economische en sociale belangen (people, planet, profit). Voor de helderheid is het 3-P uitgangspunt hieronder weergegeven.
-3-
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
3.2. Niveaus van duurzaamheid Binnen het begrip duurzaamheid zijn er verschillende niveaus te onderscheiden.
Niveau 1 is het objectniveau: isolatie van een woning, vervangen van een lamp door een LED lamp en dergelijke. Bij niveau 2 gaat het om één bepaald duurzaamheidsaspect voor een bepaald gebied, zoals de energievoorziening voor een nieuw bedrijventerrein. Op het hoogste niveau wordt integraal naar de duurzaamheidsaspecten gekeken. Daarbij wordt ook gekeken naar factoren als kwaliteit van de leefomgeving, sociale duurzaamheid, het zich thuis voelen, en dergelijke. De meeste projecten zitten op niveau 1 of 2 en zijn daardoor vaak energiegerelateerd. Een hoger duurzaamheidsniveau maakt een project snel veel complexer; lang niet overal kan die slag gemaakt worden. Er zijn momenteel nog maar weinig projecten, waarbij integraal naar duurzaamheid gekeken wordt. Nieuwveense landen is daar een van, maar ook bij de nieuwe woonwijk Stadshagen, het revitalisatieproject Dieze-Oost in Zwolle en het nieuwe gemeentehuis van Hardenberg is dit het geval. Het niveau van duurzaamheid is belangrijk, omdat met het niveau niet alleen de maatschappelijke meerwaarde toeneemt, maar ook het uiteindelijk financieel/economisch rendement hoger wordt. Belangrijk is ook om duurzaamheid van het begin af aan mee te nemen in de planvorming, en bij elke stap in het proces te betrekken, zowel vanuit de communicatieve als de technische kant. In onderstaande figuur is de samenhang tussen alle duurzaamheidsaspecten bij de realisatie van een project aangegeven. Een goed voorbeeld van deze aanpak is het design, build and maintain concept.
-4-
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
4.3. Ambitie duurzaamheid De ambitie is om over 10 of 20 jaar het begrip ‘duurzaamheid’ dusdanig ingeburgerd te laten zijn, dat het net zo goed achterwege gelaten kan worden. Wat je dan overhoudt is een sociale, groene, economisch sterke regio. Daarmee is meteen het verband tussen duurzaamheid en economie zichtbaar. Hoewel duurzaamheid meer is dan energie, is energie wel een belangrijke driver in de ontwikkeling van duurzaamheid. Ook in projecten waar het accent op andere elementen ligt, speelt energie vaak een belangrijke rol.
-5-
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
Tot op heden zijn duurzaamheid en economie zowel beleidsmatig als bestuurlijk vaak volledig parallelle sporen. Duurzaamheid is echter geen doel op zich, maar een middel om in te zetten voor (onder andere) economische ontwikkeling. Door het gebrek aan verwevenheid worden allerlei mogelijkheden om duurzaamheid in te zetten voor economische ontwikkeling nog onvoldoende benut.
4.
ECONOMIE
4.1. Economische ontwikkeling en rol van de overheid In tegenstelling tot de andere thema’s is duurzaamheid geen branche. Duurzaamheid kan omschreven worden als een jonge, nog volop in ontwikkeling zijnde markt, waarbij het feitelijk gaat over het verduurzamen van een groot aantal verschillende aspecten, die op zich deel uitmaken van andere economische markten. Een belangrijk verschilpunt met andere branches is, dat het primaat niet bij het bedrijfsleven ligt, maar bij de overheid. Geen enkel bedrijf heeft als doelstelling CO2reductie te realiseren. De belangrijkste branches zijn de bouw-, installatie- en energiemarkt. Voor de bouw- en installatiemarkt is belangrijk, dat duurzaamheidsprojecten bijdragen aan het behoud van werkgelegenheid, aangezien deze markten momenteel in behoorlijk slecht weer zitten. Duurzaamheid heeft ook raakvlakken met de andere thema’s, met name met nieuwe materialen. De positie van het bedrijfsleven is drieledig: 1) Het verkrijgen van een imago van duurzaam bedrijf / maatschappelijk verantwoorde onderneming. Investeringen worden vooral gepleegd voor de eigen organisatie en dienen om de concurrentiepositie te versterken.
-6-
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
2)
Het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van duurzaamheid (isolatie, plaatsen zonnepanelen). Voor zover er in duurzaamheid geïnvesteerd wordt door bedrijven, is dit vooral gericht op het versterken van de concurrentiepositie. 3) Investeren in duurzame projecten als belegging door bijvoorbeeld projectontwikkelaars. De belangrijkste aspecten bij deze investeringen zijn de terugverdientermijn en het rendement. Hoewel veel duurzame projecten economisch rendabel zijn, is de terugverdientijd te lang en het rendement te laag om commercieel interessant te zijn. Een bijzondere rol spelen nutsbedrijven als ROVA en Rendo, die veel investeren in duurzaamheidsprojecten. Aandeelhouder van deze bedrijven zijn overheden, en deze opereren daarom als publiek bedrijf met een publiek belang. De rol van de overheid is die van aanjager, facilitator en stimulator, en soms die van investeerder. Het doel hiervan is, dat de overheid een dusdanige uitgangspositie creëert, dat het bedrijfsleven van daaruit het stokje over kan nemen. Ook de provincies zetten sterk in op de ontwikkeling van duurzame energie, de provincie Overijssel onder meer via het Energiefonds (250 miljoen euro).
Een voorbeeld van samenwerking tussen de 4 O’s is het project H0e woning (Hardenberg 0 energie). De H0e woning is een initiatief van Dureno, Dijkhuis en Kuipers. Deze bouwgerelateerde bedrijven uit Hardenberg zijn een samenwerking aangegaan om dit project te starten. Het project bestaat uit het ontwikkelen van een drietal energieneutrale woningen in Hardenberg. De gemeente koopt een van deze woningen aan om mensen in de praktijk te laten ervaren hoe het is om in een energieneutraal huis te wonen, met alle hedendaags comfort. Verder worden in de woningen de toepassing van allerlei materialen en innovaties in de praktijk getest en onderzocht, onder meer door Hibertad. Syntens innovatiecentrum neemt deel aan het project om de opgedane ervaringen en kennis weer verder te verspreiden.
4.2. Omvang van de markt Door o.a. de KVK en de provincies Gelderland en Overijssel is een economische analyse uitgevoerd naar de duurzaamheidssector (‘Clean Tech’) in Oost Nederland. De toegevoegde waarde van duurzaamheid aan de BV Nederland is groot. Overijssel en Gelderland staan nummer 2 en 3 als het gaat om de bijdrage van de duurzame energiesector aan de eigen regionale economie. Het aantal ‘clean tech’ arbeidsplaatsen in Noord-Overijssel (excl. Meppel, Dronten en Noordoostpolder) is 14 % van het totaal aantal arbeidsplaatsen. Van bepaalde duurzaamheidprojecten is vrij goed bekend wat de toegevoegde waarde is ten aanzien van investering en werkgelegenheid. Zo is de gemiddelde investering in het isoleren van bestaande woningen 10.000 euro per woning, waarbij een gemiddelde CO2-reductie van 30% te
-7-
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
behalen valt. Door gezamenlijk doelstellingen af te spreken (bijv. 2500 woningen in 3 jaar in de hele regio) kan de toegevoegde economische waarde zichtbaar gemaakt worden (in dit geval 25 miljoen euro). Hetzelfde geldt voor het profiel van de regio en het zichtbaar maken van de samenwerking naar de burger toe, door bijv. als gemeenten gezamenlijk zonnepanelen in te kopen voor burgers en bedrijven. Van veel projecten en ontwikkelingen zijn echter nauwelijks basisgegevens bekend. Ook is haast niet aan te geven welk deel van een investering als ‘duurzaam’ gerekend moet worden. Het is daarom niet eenvoudig een inschatting te maken van de omvang van de regionale duurzaamheidsmarkt. Op basis van extrapolatie van cijfers van belangrijke partijen wordt geschat dat de komende 3 – 4 jaar ten minste 750 miljoen á 1 miljard euro geïnvesteerd wordt in duurzaamheid in de regio Zwolle, en daarmee rond de 1.000 extra arbeidsplaatsen gemoeid zijn.
4.3. Participatie ondernemers Op 4 november jl. is op de Dag van de Economie ruimte gegeven aan de ondernemers in de regio om aan te geven welke mogelijkheden tot samenwerking zij zien, wat zij van de regionale overheden verwachten en welke inbreng zij zelf willen leveren. De bereidheid van het bedrijfsleven om te investeren in projecten is groot, zo bleek onder meer tijdens de Dag van de Economie. Concreet willen we dit een vervolg geven door een congres met de regionale topbedrijven (‘high road’) en met de innovatieve MKB-bedrijven (‘low road’), o.a. in samenwerking met de provincie Overijssel, Kennispoort en kiEMT. Het eerste congres richt zich op de strategische samenwerking tussen ondernemers, onderwijs en kenniswereld, het tweede op het beter benutten van de innovaties uit de regio.
5.
CONCLUSIES
5.1.
Resultaten inventarisatie projecten en plannen Alle gemeenten hebben duurzaamheidsprogramma’s of –plannen. Er lopen veel initiatieven en projecten, waarvan sommige beeldbepalend of zelfs op nationaal niveau toonaangevend zijn (de ‘pareltjes’); Afhankelijk van toevalligheden, de lokale situatie en het beleid leggen gemeenten allerlei verschillende accenten. Dit heeft tot gevolg dat vanuit regionaal perspectief duurzaamheid over een breed gebied ingevuld wordt, maar wel telkens op kleinere en elke keer verschillende locaties; Vanwege de breedheid van het onderwerp is de kennis en expertise bij veel gemeenten beperkt, vooral bij kleinere gemeenten; Op verschillende onderdelen (zoals biomassa / biogas) is weinig zicht op de beschikbaarheid en de benuttingsmogelijkheden, ook niet bij andere instanties dan gemeenten; Er is een duidelijke wens voor meer gemeenschappelijk verband (overlap, schaalvergroting); Na afronding van een project blijkt het vaak lastig om een vervolgstap te maken; Door het lokale karakter is er vaak weinig zicht op, resp. aandacht voor de reproduceerbaarheid van projecten;
-8-
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
Er is behoefte aan samenwerken en delen van kennis. Verschillende gemeente werken al samen in kleinere structuren of hebben een ad hoc netwerk; Duurzaamheid wordt te weinig zichtbaar gemaakt. Dit heeft zowel betrekking op de interne communicatie als de communicatie naar burgers en bedrijven; Er is terughoudendheid bij investeerders door onzekerheid en gebrek aan noodzaakgevoel. Overigens is er wel een duidelijke tendens naar een toename van dit gevoel te zien.
5.2. Resultaten organisatie / randvoorwaarden Bij de totstandkoming van de regionale wens tot samenwerking op bestuursniveau zijn al een aantal randvoorwaarden gesteld, zoals het vermijden van bestuurlijke drukte. Bij de gevoerde besprekingen zijn ook op ambtelijk niveau randvoorwaarden ingebracht. Deze komen met name voort uit ervaringen uit het verleden, waar regionale samenwerkingsinitiatieven regelmatig vastgelopen zijn. Randvoorwaarden om wel een succesvolle samenwerking te realiseren, zijn: Voortborduren op wat er nu al loopt en beschikbaar is, zowel inhoudelijk als organisatorisch; Duurzaamheid en economie bestuurlijk en beleidsmatig samen brengen; Ook geen ‘ambtelijke drukte’; What is in it for me: alle deelnemende gemeenten moeten voordeel kunnen halen uit de samenwerking, zowel gemeenten in het ‘peloton’ (bij een bepaald aspect) als de koplopers; Coalition of the willing: Niet proberen met alle partijen consensus te bereiken, maar de trekkers/koplopers op een bepaald aspect het initiatief laten nemen en het ‘peloton’ uitnodigen tot deelname. 80 / 20: geen volledigheid nastreven, maar starten met de onderwerpen die het breedst gedragen worden, waar de meeste toegevoegde waarde te creëren valt en waar de samenwerking het snelst zichtbare resultaten kan opleveren. Alle betrokken partijen is gevraagd om aan te geven op welk gebied zij zichzelf als koploper zien en waar zij zich de komende jaren op willen richten om zich tot koploper te ontwikkelen. Op deze wijze kan vastgesteld worden welke partijen op welk terrein zouden kunnen samenwerken om als ‘Centre of Excellence’ voor de regio te kunnen dienen (zie bijlage1). Ook kan hierdoor richting gegeven worden aan toekomstige ontwikkeling.
5.3. Financiering Een aparte randvoorwaarde is de financiering. Om aan de samenwerking handen en voeten te geven is geld nodig. Onderzocht is welke mogelijkheden er bestaan om hiervoor middelen aan te trekken. Gekeken is naar de volgende opties: 1. financiering door gemeenten, in natura of een bijdrage per inwoner; 2. financiering door de provincies; 3. financiering door Den Haag; 4. financiering door de EU. Een financiële bijdrage door gemeenten kan momenteel niet op veel draagvlak rekenen. Ook wordt een bijdrage uit Den Haag niet als erg kansrijk gezien. Daarentegen lijken er wel mogelijkheden te liggen in een financiële bijdrage uit het Europese ELENA programma. Mocht het haalbaar zijn, dan zou dit met een bijdrage van de provincies de opstartkosten van de regionale samenwerking voor alle participerende partijen de programmacoördinatiekosten gedurende 3 jaar kunnen dekken. En passant kan dit al één van de resultaten van de samenwerking worden; de EU subsidie is namelijk specifiek voor bedoeld voor regionale samenwerking.
-9-
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
6.
AANBEVELINGEN
6.1. Opstarten samenwerking Veel partijen zijn los van elkaar met duurzaamheid bezig. Geen van de spelers heeft voldoende inzicht in wat er in de regio allemaal leeft en mogelijk is. Een eerste inventarisatie hiervan is al in het kader van dit onderzoek gedaan, maar dit behoeft nog een verdiepingsslag. De eerste stap van samenwerking zou daarom gericht moeten zijn op: a. het verkrijgen van een goed overzicht in wat er in de regio allemaal loopt aan plannen en projecten; b. het verkrijgen van een goed overzicht in wat er in de regio aan ‘grondstoffen’ mogelijk en beschikbaar is; c. het over een weer uitwisselen van kennis en kunde (inclusief ‘slim jatten’); d. het specifiek investeren in de koplopersposities (zie ook bijlage 1); e. het bewerkstellingen van efficiencyslagen; f. burgers en bedrijven meenemen in het proces door betere communicatie (in- en extern) en profilering, het beter zichtbaar maken van kosten en opbrengsten en het toegankelijk maken van informatie, ook zowel intern als extern. De op Zwolle georiënteerde gemeenten liggen in 4 verschillende provincies, die elk hun eigen insteek hebben. Dit biedt extra kansen om kennis over en weer te benutten.
6.2. Focus aanbrengen Duurzaamheid is een breed terrein. Een tweede stap zou daarom moeten zijn gezamenlijk vast te stellen waar we ons wel en niet op richten (keuzes maken) en waar we op in moeten zetten om de sterke punten van de regio verder te versterken. Hier kan ook een slag gemaakt worden in het bij elkaar brengen van ondernemers en onderwijs/onderzoek. Juist omdat realisatie van duurzaamheid nog in de kinderschoenen staat is er volop kans en ruimte voor innovaties. Een verdere focus kan aangebracht door de samenwerking te koppelen aan toonaangevende projecten of initiatieven die op meerdere plaatsen tegelijk aan het ontstaan zijn, als LDEP’s (lokaal duurzame energie productiebedrijf) en biogasnetwerken en -hubs. Ook hierin is, door het in kaart brengen van de focus van alle deelnemende partijen, al een eerste stap gezet.
6.3. Investeren in de koplopers Het effect van in duurzaamheid gestoken middelen is het grootst als deze geïnvesteerd worden in het versterken van de kennis van koplopers. Voorwaarde is dan wel, dat de koplopers zich ertoe verplichten de door hen ontwikkelde kennis te delen met de andere partijen. Deze middelen kunnen gezien worden als een bijdrage in de ontwikkelingskosten van de koploper.
6.4. Efficiency voordelen benutten Aansluitend op het bovenstaande kunnen partijen een efficiencyvoordeel behalen met het benutten van de door de koploper ontwikkelde kennis en voorkómen dat op meerdere plaatsen hetzelfde wiel uitgevonden wordt. Het opzetten van Communities of Practice of implementatieteams kan een verdere efficiencyslag opleveren.
- 10 -
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
Praktijkvoorbeeld efficiencyvoordeel. In drie gemeenten in de regio is dezelfde persoon verantwoordelijk geweest voor het opzetten van een Energieloket. e In de 1 gemeente kostte dat: 2 jaar e In de 2 gemeente: 6 maanden e In de 3 gemeente: 6 weken
6.5. Structuur aanbrengen De samenwerking kan verder versterkt worden door het opzetten van een servicepunt. Gaandeweg zou dit (analoog aan de ideeën hiervoor, die in de gemeente Zwolle leven) ontwikkeld kunnen worden tot een ‘regionaal duurzaam dienstenbedrijf’. Dit bedrijf heeft een dienstverlenend karakter en kan dienen als ‘neuraal netwerk’ voor de regio, kan kennis bundelen, kan als back office dienen voor lokale initiatieven, kan zorg dragen voor continuïteit en fungeren als ontwikkelwiel. Essentieel is, dat niet alleen gemeenten in dit platform participeren, maar ook provincies, publieke en private bedrijven en kennisplatforms als Kennispoort. Een belangrijk verschil met een platform als Kennispoort is, dat een dergelijk dienstenbedrijf zich sterk op de inhoud richt en niet alleen als contactenknooppunt fungeert. Ook kan dit platform de link leggen naar onderzoek, onderwijs en kenniscentra als Hibertad.
7.
ACTIEPLAN
7.1. Inhoud Zoals eerde aangegeven is de rol van de overheid het aanjagen en stimuleren van nieuwe initiatieven. Voor duurzaamheid geldt dat nog veel sterker dan voor de andere clusters. Met het actieplan pakken de gemeenten die handschoen op. Waar we op in willen zetten is kwaliteit: het niveau van duurzaamheid te verhogen door juist op de plaatsen waar we koploper zijn in deze positie te investeren en deze verder te versterken. De relatie met het bedrijfsleven is: hoogwaardige duurzaamheidsprojecten vragen innovaties, en ontwikkelde innovaties kunnen hier toegepast worden. Het accent ligt hierbij op het creëren van nieuwe werkgelegenheid. De investering in de koploperspositie is de winst voor de ‘trekker’. Maar die investering vindt plaats onder de voorwaarde, dat de koploper de kennis overdraagt aan de andere regionale partijen, waardoor succesvolle concepten uitgerold kunnen worden in de hele regio (kwantiteit). Hiermee kan een groot efficiencyvoordeel behaald worden: dit is de winst voor het ‘peloton’. Hoe groot dat efficiencyvoordeel is blijkt uit het voorbeeld van het Energieloket. De relatie met het bedrijfsleven is: werkvolume voor bouwbedrijven en installatiebedrijven. Het accent ligt hierbij op volume en het behoud van bestaande werkgelegenheid.
- 11 -
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
7.2. Focus Het is belangrijk om focus aan te brengen. Daarom is een selectie uitgevoerd op de speerpunten, waar we ons op willen richten. Dat zijn: Doelgroepen: Nieuwbouw: gericht op kennisontwikkeling en innovaties (hoogwaardige inrichting, smart grids (o.a. met TU Twente). trekker: Zwolle, duwer: Meppel* projecten: Stadshagen + en Nieuwveense Landen Bestaande bouw / corporaties: gericht op volume (versterking bouw- en installatiebranche, behoud werkgelegenheid); trekker: Hardenberg, duwer Dalfsen* projecten: Blok voor Blok, (Bewust) Duurzaam thuis Technieken: Zonne-energie: Veel draagvlak en (grootschalige) initiatieven. Ook veel burgers en bedrijven zijn er mee bezig. Door grootschalige inkoop kunnen de kosten teruggebracht worden. Innovaties: smart solar applications. trekker: Dalfsen, duwer Dronten* projecten: gemeentelijke - en bedrijfsgebouwen benutten voor zonne-energiecentrale, busstationoverkapping met zonnepanelen Biogas: Er zijn veel ontwikkelingen op dit gebied, maar de rentabiliteit is vaak een beperkende factor. Innovaties: Biobased economy, smart gas applications. trekker: Dronten, duwer: Olst-Wijhe projecten: Biogas Salland, toepassen biogas in woonwijk zonder dat tot aardgaskwaliteit behoeft te worden opgewerkt Organisatie en ontwikkeling: Energie ontwikkeling, lokale energieproductie en organisatie: lokaal duurzaam energie productiebedrijf, duurzame energie ontwikkelingsmaatschappij trekker: Meppel, duwer Noordoostpolder* projecten: LDEP, DE-on, DEOZ Bedrijven: gericht op een scala aan activiteiten, zowel vanuit de overheid naar het bedrijfsleven als vice versa. Het accent ligt daarbij op het MKB en op innovaties. trekker; (nog nader te bepalen), duwer Hardenberg* platforms: Kennispoort, kiEMT, Bio-energie Oost Nederland * voor een duo-trekkerschap is gekozen omdat het hebben van een sparring-partner zeer positief werkt. Daar
waar mogelijk is gekozen voor complementaire invalshoeken, zodat de trekkers elkaar kunnen versterken.
7.3. Organisatie en financiering Elk van de 6 speerpunten wordt inhoudelijk getrokken door de trekker en duwer. Hierboven staat een programmacoördinatie, die de trekkers aanstuurt, de onderlinge samenhang bewaakt en waarbinnen centrale activiteiten als communicatie en organisatie van symposia en dergelijke plaats kunnen vinden.
- 12 -
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
Er is een onderscheid gemaakt tussen de financiering van projecten en de financiering van de programmacoördinatie. Financiering op projectniveau vindt al plaats of gaat plaatsvinden door de betrokken gemeenten, bedrijven en andere partijen. Voor innovaties en verdere kennisontwikkeling wordt ingezet op subsidie van de EU en aanvullende subsidies van de provincies. Deze subsidies worden ook ingezet voor de kosten van de programmacoördinatie. De regionale samenwerking biedt de kans om bij het ELENA-programma van de EU subsidie aan te vragen. In de regio zijn er verschillende toonaangevende projecten die op zich wel aan de subsidiecriteria voldoen, maar als enkel project van te beperkte omvang zijn om voor subsidie in aanmerking te komen. Door het bundelen van deze projecten in een regionale samenwerking is dit traject wel kansrijk. Een klein deel van de subsidie van ca. 2 miljoen euro (10 – 15 %) wordt gebruikt ter dekking van de programmacoördinatie en de financiële administratie, het overige deel van de subsidie wordt geïnvesteerd in de koploper-projecten. Niet alle speerpunten worden door de EU gesubsidieerd. Voor die projecten wordt financiering gezocht bij de provincies. Ook hiervan wordt een klein deel gebruikt voor de programmacoördinatie. Projecten binnen ELENA hebben een looptijd van 3 jaar. Als subsidie door de EU wordt toegekend en aanvullend een bijdrage van de provincies kan worden gekregen, is een financiële bijdrage in de programmacoördinatiekosten door de gemeenten de komende 3 jaar niet noodzakelijk.
De organisatiestructuur zou er dan zo uit zien:
8.
VERVOLGSTAPPEN
Tijdens het regionaal portefeuillehoudersoverleg EZ van 23 november a.s. worden de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek gepresenteerd en zullen de voorgestelde vervolgstappen worden aangegeven incl. de gemeenten die bereid zijn hierin een voortrekkersrol te nemen. In het PFO EZ zal gevraagd worden of de portefeuillehouders in kunnen stemmen met de voorgestelde aanpak. Indien dit besluit positief is, zullen de trekkers een plan van aanpak opstellen voor de concrete invulling van de samenwerking.
- 13 -
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
Om te toetsen of een ELENA voorstel voldoende kans van slagen heeft, is er al een niet-bindende voorlopige projectaanvraag bij Brussel ingediend. Daardoor is al bekend welke onderdelen subsidiabel zijn en op welke manier het plan moet worden ingediend. Inhoudelijk moet het plan in overleg met de trekkende partners verder uitgewerkt worden en financieel/administratie met het ESP. Naar verwachting kunnen de plannen van aanpak en het opstellen van een definitieve ELENA aanvraag medio februari gereed zijn.
- 14 -
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
BIJLAGEN
- 15 -
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
Bijlage 1: Overzicht koploperposities
X = ziet zich als koploper O = wil zich ontwikkelen tot koploper
- 16 -
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
Bijlage 2: Overzicht trekkers, duwers en deelnemers
- 17 -
Haalbaarheidsonderzoek Duurzaamheid
Bijlage 3: Lijst geïnterviewden Avedis BMD Parkmanagement Gemeente Dalfsen Gemeente Dronten Gemeente Dronten Gemeente Hardenberg Gemeente Hardenberg Gemeente Hardenberg Gemeente Hardenberg Gemeente Hardenberg Gemeente Hattem Gemeente Heerde Gemeente Kampen Gemeente Kampen Gemeente Meppel Gemeente Noordoostpolder Gemeente Oldebroek Gemeente Olst-Wijhe Gemeente Olst-Wijhe Gemeente Ommen Gemeente Raalte Gemeente Staphorst Gemeente Steenwijkerland Gemeente Zwartewaterland Gemeente Zwolle Gemeente Zwolle Kennispoort N.V. Rova Provincie Overijssel Regio Twente Rendo Duurzaam Stichting Hibertad Stichting kiEMT Stichting kiEMT Stichting kiEMT Stichting Stimuland Stichting Stimuland Stichting Stimuland Syntens Waterschap Groot Salland Wiertz Windesheim
Arend Hofsink Mark van Mast Melanie Gils - van der Loo Rob Tax Wieteke de Jong - Schutte Cindy Elsman Detmer Hoekstra Gertjan Brand* Peter Hermans Rob Hamer Willemien Rouffaer Gerrit Haas Fred Pals Jaap Vosselman Kees Offringa* Peter Musters Jeroen Korte Barbara Luijters Geke Kosse Jan Webbink Jasper Arends Judith Hidders Jenny Botter Aaltje van den Brink - Remmelts Christiaan Voortman Sietse Haven* Stendert de Vries Coert Peters Egbert Dijk Linda van Asselt Wouter Deddens Eberhard Dijkhuis Bas van Beers Erik Meiberg Jeroen ter Mate Bart Jaspers Faijer Erwin Mol Harry Roetert Stendert de Vries Chris Griffioen Peter Wiertz Thomas Adelaar
* lid klankbordgroep
- 18 -