OPLEIDING tot Verzorgende kraam. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak C

Ondersteuningsmagazijn beroepstaak C

Cohort 2012-2013

Verzorgende-IG Kraam

OPLEIDING tot Verzorgende kraam

Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak C

KD 2012

Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 3 Cohort: 2012-2013 Fase: beginner Naam student:………………….

Albeda College Branche gezondheidszorg

1


Cohort 2012-2013



2


Cohort 2012-2013


Beperkte zelfzorgmogelijkheden Leerdoel Theorie

Evaluatie Competentie

De student verwoordt zijn kennis over zelfzorgmogelijkheden en zelfzorgbeperkingen. Boek: Begeleiden van zorgvragers Thema 1 Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen. Hoofdstuk 1 Beperkte zelfzorgmogelijkheden Evaluatie met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. C. Begeleiden J. Formuleren en rapporteren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit Thema 1 Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen, Hoofdstuk 1 Beperkte zelfzorgmogelijkheden  Praktijk 1  Praktijk 2  De kennisopdrachten


3


Cohort 2012-2013


Gevolgen van beperkingen in de zelfzorg Leerdoel Theorie


De student kan de relatie uitleggen tussen gezondheidsbehoeften en beperkingen in de zelfzorg. Boek: Begeleiden van zorgvragers Thema 1 Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen. Hoofdstuk 2 De gevolgen van beperkingen in de zelfzorg Evaluatie met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. C. Begeleiden J. Formuleren en rapporteren M. Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit Thema 1 Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen, Hoofdstuk 2 De gevolgen van beperkingen in de zelfzorg:   

Praktijk 2 Praktijk 3 De kennisopdrachten


4


Cohort 2012-2013


Het belang van zelfredzaamheid Leerdoel Theorie


De student kan het belang is van zelfredzaamheid verwoorden. Boek: Begeleiden van zorgvragers Thema 1 Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen. Hoofdstuk 3 Het belang van zelfredzaamheid Evaluatie met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. C. Begeleiden J. Formuleren en rapporteren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit Thema 1 Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen, Hoofdstuk 3 Het belang van zelfredzaamheid:  

Praktijk 2 De kennisopdrachten


5


Cohort 2012-2013


Zelfredzaamheid Leerdoel Theorie

Evaluatie Competenties

De student krijgt begrip van en inzicht in het belang van zelfredzaamheid. Boek: Begeleiden van zorgvragers Thema 1: Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen. Hoofdstuk 1 t/m 3 Met behulp van beschreven vragen. Vraag evt. verduidelijking aan de docent. D. Aandacht en begrip tonen J. Formuleren en rapporteren M. Analyseren

Activiteit Beschrijf wat jij nodig hebt in het dagelijks leven om de dingen te kunnen doen die je wilt doen. Beschrijf dit voor de volgende 3 gebieden:  Lichamelijk gebied  Psychisch gebied  Sociaal gebied

Vergelijk je beschrijving van de drie gebieden met een of meerdere medestudenten. 1 Wat zijn de overeenkomsten? 2 Waar liggen de verschillen? 3 Wat zou dit betekenen als jullie gezamenlijk in een instelling wonen/ verblijven?


6


Cohort 2012-2013


Zelfzorg tekort interview Leerdoel Theorie


De student is in staat om m.b.v. deze activiteit zelfzorgtekorten te benoemen Studieboek Begeleiden van zorgvragers Thema 1 Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen Hoofdstuk 2 De gevolgen van beperkingen in de zelfzorg Maak een afspraak met je docent en evalueer zoals in de opdracht staat beschreven. D. Aandacht en begrip tonen J. Formuleren en rapporteren

Activiteit Maak een keus uit je boek Begeleiden van zorgvragers van Thema 1 Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen: Hoofdstuk 1 tot en met 3:  De samenwerkingsopdracht (blz.29)  De samenwerkingsopdracht (blz 36)


7


Cohort 2012-2013


Fungeren als intermediair (kennis)

Leerdoel Theorie

Evaluatie

Competentie

De student kan aangeven waaraan een intermediair moet voldoen. Boek: Begeleiden van zorgvragers Thema 2 De communicatie van de zorgvrager met derden ondersteunen. Hoofdstuk 1 Fungeren als intermediair Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek: Begeleiden van zorgvragers, Thema 2 De communicatie van de zorgvrager met derden ondersteunen, Hoofdstuk 1 Fungeren als intermediair:  Kennisopdracht


8


Cohort 2012-2013


Fungeren als intermediair (vaardigheden/houding) Leerdoel Theorie


De student kan aangeven hoe de functie van intermediair vormgegeven kan worden. Boek: Begeleiden van zorgvragers Thema 2 De communicatie van de zorgvrager met derden ondersteunen. Hoofdstuk 1 Fungeren als intermediair I Door middel van het beantwoorden van de evaluatievragen. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen R. Op de behoefte van de klant richten

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek: Begeleiden van zorgvragers, Thema 2 De communicatie van de zorgvrager met derden ondersteunen, Hoofdstuk 1 Fungeren als intermediair:  Samenwerkingsopdracht


9


Cohort 2012-2013


Begeleiden bij zelfredzaamheid Leerdoel Theorie


De student kan omschrijven hoe een kraamvrouw begeleidt kan worden wat betreft zelfredzaamheid. Boek: Begeleiden van zorgvragers Thema 3: een zorgvrager begeleiden Hoofdstuk 1: Begeleiden bij zelfredzaamheid Met behulp van antwoordmodellen. C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het Boek: Begeleiden van zorgvragers, thema 3 een zorgvrager begeleiden Hoofdstuk 1 begeleiden bij zelfredzaamheid:  Praktijk 2  kennisopdracht


10


Cohort 2012-2013


Begeleiden bij activiteiten Leerdoel Theorie

Evaluatie Competenties:

De student kan op methodische wijze een activiteit voorbereiden, uitvoeren en evalueren. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 3 Een zorgvrager begeleiden Hoofdstuk 2 begeleiden bij activiteiten Activiteit 1: Met behulp van antwoordmodel. Activiteit 2: Bespreek dit met medestudenten en docent C. Begeleiden R. op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit 1 Lees het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, thema 3 Een zorgvrager begeleiden, Hoofdstuk 2 begeleiden bij activiteiten:  De kennisopdrachten

Activiteit 2 Bereid een activiteit voor die voor kinderen van een kraamgezin geschikt is volgens methodische wijze. Doe dit volgens de volgende stappen:     

Gegevens verzamelen over de activiteit De behoefte van de zorgvragers in kaart brengen Plannen en voorbereiden van de activiteit Uitvoeren van de activiteit Evalueren van de activiteit


11


Cohort 2012-2013


Begeleiden bij het structureren van tijd (kennis) Leerdoel Theorie

Evaluatie Ondersteunend voor de competentie

De student kan het belang aangeven van het structureren van tijd voor bepaalde kraamvrouwen. Boek Begeleiden van zorgvragers thema 3 Een zorgvrager begeleiden Hoofdstuk 3 Begeleiden bij het structureren van tijd Met behulp van antwoordmodellen. C. Begeleiden R. Op de behoefte van de klant richten M. Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit Boek Begeleiden van zorgvragers, thema 3 Een zorgvrager begeleiden, Hoofdstuk 3 Begeleiden bij het structureren van tijd: 

De kennisopdrachten


12


Cohort 2012-2013


Begeleiden bij veranderingen Leerdoel Theorie


De student kan een kraamvrouw begeleiden bij veranderingen. Boek: Begeleiden van zorgvragers thema 3 Een zorgvrager begeleiden Hoofdstuk 4 Begeleiden bij veranderingen Met behulp van antwoordmodellen. C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het Boek: Begeleiden van zorgvragers, thema 3 Een zorgvrager begeleiden, Hoofdstuk 4 Begeleiden bij veranderingen: 

De kennisopdrachten

Activiteit Bij de geboorte van een kind staat het leven van de kers verse ouders op zijn kop Bedenk welke veranderingen er zich voor doen bij de geboorte van een eerste kind  Verandering van lichamelijke aard  Verandering van psychische aard  Verandering van sociale aard


13


Cohort 2012-2013


Zorg voor financiën en persoonlijke eigendommen Leerdoel Theorie


De student kan zorg dragen voor de financiën en de persoonlijke eigendommen van de zorgvrager Boek: Begeleiden van zorgvragers thema 3 Een zorgvrager begeleiden Hoofdstuk 5 Zorg voor financiën en persoonlijke eigendommen Met behulp van antwoordmodel. C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het Boek: Begeleiden van zorgvragers, thema 3 Een zorgvrager begeleiden, Hoofdstuk 5 Zorg voor financiën en persoonlijke eigendommen:  



14


Cohort 2012-2013


Kinderen van de kraamvrouw begeleiden Leerdoel Theorie


De student kan de kinderen van de kraamvrouw begeleiden Boek: Begeleiden van zorgvragers thema 3 Een zorgvrager begeleiden Hoofdstuk 6 Kinderen van de zorgvrager begeleiden Met behulp van antwoordmodel. C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het Boek: Begeleiden van zorgvragers, thema 3 Een zorgvrager begeleiden, Hoofdstuk 6 Kinderen van de zorgvrager begeleiden:  



15


Cohort 2012-2013


Begeleiden bij verschillende opvoedmethoden Leerdoel Theorie


De student kan verschillende opvoedmethoden herkennen en benoemen. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 3 Een zorgvrager begeleiden Hoofdstuk 6 Kinderen van de zorgvrager begeleiden Beantwoord de vragen die genoemd staan bij evaluatie C. Begeleiden R. op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het Boek: Begeleiden van zorgvragers, thema 3 Een zorgvrager begeleiden, Hoofdstuk 6 Kinderen van de zorgvrager begeleiden: 

De samenwerkingsopdracht Deze opdracht hoef je niet per se buiten de school te doen. Dit kan ook op school. Denk aan interviewen van klasgenoten, docenten en overige medewerkers.


16


Cohort 2012-2013


Begeleiden bij het structureren van tijd (vaardigheden/houding) Leerdoel Theorie


De student kan het belang aangeven van het structureren van tijd voor bepaalde kraamvrouwen. Boek Begeleiden van zorgvragers thema 3 Een zorgvrager begeleiden Hoofdstuk 3 Begeleiden bij het structureren van tijd Beantwoord de vragen die zijn benoemd bij Evaluatie. C. Begeleiden R. Op de behoefte van de klant richten M. Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit Boek Begeleiden van zorgvragers, thema 3 Een zorgvrager begeleiden, Hoofdstuk 3 Begeleiden bij het structureren van tijd:  De samenwerkingsopdracht Maak een dagplanning voor een gezin wat moeite heeft met het structuren van tijd en onlangs een baby heeft gekregen. In de kraamtijd breng jij als kraamverzorgende structuur aan maar je vraagt je af hoe dat zal gaan als jij weg bent. Help hen daarbij om een dagplanning te maken.


17


Cohort 2012-2013


Begeleiden bij veranderingen Leerdoel Theorie


De student kan verwoorden hoe zij reageert op veranderingen. Boek: Begeleiden van zorgvragers thema 3 Een zorgvrager begeleiden Hoofdstuk 4 Begeleiden bij veranderingen Beantwoord de evaluatievragen die genoemd worden in de activiteit. C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Maak uit het Boek: Begeleiden van zorgvragers, thema 3 Een zorgvrager begeleiden, Hoofdstuk 4 Begeleiden bij veranderingen: 

De samenwerkingsopdracht “Vertaal” deze casus naar een situatie die voor je herkenbaar is in een kraamsetting. Een kind krijgen is een van de meest ingrijpende veranderingen die er in een mensenleven mogelijk is. Kortom: er zal inspiratie genoeg zijn en het is aan jou om te leren ondersteuning te bieden op dit emotionele terrein.

Evaluatie vragen: - Hoe reageer jij op veranderingen? - Welke strategie hanteer jij : vluchten, vechten, onderhandelen, aanpassen? Toelichting: Vluchten: Bij veranderingen negeer je deze zo veel mogelijk. Je bent niet betrokken. Vechten: Veranderingen probeer je zoveel mogelijk tegen te houden. Emoties kunnen hoog oplopen. Onderhandelen: Je probeert het beste voor jou uit de verandering te halen door te overleggen (compromissen sluiten). Aanpassen: Je past je meteen aan, aan de nieuwe situatie


18


Cohort 2012-2013


Respectvolle bejegening van de kraamvrouw Leerdoel Theorie

Evaluatie

Competentie

De student kan verwoorden wat respectvolle bejegening van de kraamvrouw inhoud. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 1 Respectvolle bejegening Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de coach. C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het Studieboek Begeleiden van zorgvragers, Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager, Hoofdstuk 1 Respectvolle bejegening:  



19


Cohort 2012-2013


Afhankelijkheid hanteren Leerdoel Theorie

Evaluatie

Competentie

De student kan verwoorden wat het inhoudt voor een kraamvrouw om zich afhankelijk te voelen van anderen. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 2 Afhankelijkheid hanteren Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de coach. C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 2 Afhankelijkheid hanteren:  



20


Cohort 2012-2013


Autonomie bevorderen Leerdoel Theorie

Evaluatie

Competentie

De student kan verwoorden wat de begrippen autonomie en zelfbeschikking inhouden. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 3 Autonomie bevorderen Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de coach. C. Begeleiden

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 3 Autonomie bevorderen:  



21


Cohort 2012-2013


Verantwoordelijkheid hanteren Leerdoel

Theorie


De student kan aangeven waarom het belangrijk is om de kraamvrouw te stimuleren in haar eigen verantwoordelijkheid. Boek: Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager hoofdstuk 4 Verantwoordelijkheid hanteren Met gebruik van het antwoordmodel C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit boek: Begeleiden van zorgvragers, Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager hoofdstuk 4 Verantwoordelijkheid hanteren:  De Kennisopdrachten


22


Cohort 2012-2013


Zorgvuldig handelen bij intimiteiten Leerdoel Theorie

Evaluatie

Competentie

De student kan beschrijven hoe zorgvuldig te handelen bij intimiteiten. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 5 Zorgvuldig handelen bij intimiteit Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de coach. C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit boek Begeleiden van zorgvragers , Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager, Hoofdstuk 5 Zorgvuldig handelen bij intimiteiten:  Praktijk 1  De kennisopdrachten

Activiteit Bespreek de volgende casussen in een groepje van drie personen Casus 1 Je hebt avonddienst in het kraamhotel. Je bent druk aan het werk en loopt naar een rustig deel op de afdeling met je handen vol materialen. Dan zie je dat de echtgenoot van een kraamvrouw naar je toe komt. Je denkt dat hij een vraag heeft over zijn vrouw en spreekt hem daarom vriendelijk aan. Hij vraagt aan jou wanneer zijn vrouw weer met hem naar bed mag. Jij leg hem het een en ander uit en vertelt hem dat hij daar nog even geduld mee moet hebben. Dit vindt hij niet leuk en vraagt vervolgens aan jou of jij vanavond met hem mee wil. Casus 2 Je komt binnen in een gezin en loopt naar de slaapkamer van de kraamvrouw. Je maakt een praatje met haar en je informeert bij haar hoe de nacht is verlopen. Terwijl je in gesprek bent met de kraamvrouw komt haar man uit de badkamer met een klein handdoekje om zijn middel. Hij is duidelijk dat hij van plan is zich in de slaapkamer om te kleden. Vragen: 1. Wat is jouw eerste reactie op deze situaties? 2. Hoe kun je deze situaties met respect voor jezelf en de ander oplossen? 3. Waar ligt jouw grens als het om intimiteit gaat op de werkvloer? 4. Met wie zou jij deze situatie bespreken?


23


Cohort 2012-2013


Begeleiden bij zingeving, ethiek Leerdoel Theorie


De student kan het verband aangeven tussen persoonlijke waarden en normen en begeleiden bij zingeving en ethiek. Boek Begeleiden van zorgvragers thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 6 begeleiden bij zingeving, ethiek en persoonlijke waarden en normen Met behulp van antwoordmodellen. C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 6 begeleiden bij zingeving, ethiek en persoonlijke waarden en normen:  De kennisopdrachten


24


Cohort 2012-2013


Contact maken Leerdoel Theorie


De student kan de voorwaarden voor contact maken benoemen. Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 1 Contact maken met de zorgvrager Door middel van het antwoordmodel Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent R. op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten, Hoofdstuk 1 Contact maken met de zorgvrager:  De kennisopdrachten


25


Cohort 2012-2013


Adequaat communiceren Leerdoel Theorie


De student kan aangeven wat communicatie is en wat communicatiestoornissen zijn. boek: De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 2 Adequaat communiceren (I-care plein en het internet kun je ook gebruiken bij beantwoording van de vragen. Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. R: Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek: De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 2 Adequaat communiceren:  Kennisopdracht


26


Cohort 2012-2013


Afspraken maken Leerdoel Theorie


De student kan haar kennis verwoorden over wat afspraken zijn. Boek: De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 3 Afspraken maken Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent R: op de behoefte en verwachtingen van de klant richten

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek: De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten, Hoofdstuk 3 Afspraken maken:  Praktijk 1  Kennisopdracht


27


Cohort 2012-2013


Afspraken nakomen Leerdoel Theorie

Evaluatie Cmpetentie

De student kan verwoorden waarom het nakomen van afspraken noodzakelijk is. Boek: De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 4 Afspraken nakomen Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent M: Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit boek: De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten, Hoofdstuk 4 Afspraken nakomen:  Praktijk 1  kennisopdracht


28


Cohort 2012-2013


Feedback Leerdoel Theorie


De student kan aangeven hoe op een professionele wijze feedback gegeven moet worden. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 5 Feedback, waardering en kritiek Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent C: Begeleiden D: Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit boek De zorgverlening afstemmen en evalueren,Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten, Hoofdstuk 5 Feedback, waardering en kritiek :  Praktijk 1  Kennisopdracht


29


Cohort 2012-2013


Handelen in conflictsituaties Leerdoel Theorie


De student kan aangeven hoe juist te handelen in een conflictsituatie. Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 6 Handelen in conflictsituatie Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren,Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten, Hoofdstuk 6 Handelen in conflictsituatie:  Praktijk 1  Kennisopdracht


30


Cohort 2012-2013


Omgangsvormen hanteren Leerdoel

Theorie


De student kan aangeven hoe je als kraamverzorgende omgangsvormen kunt hanteren, ook bij kraamgezinnen uit andere culturen. Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 7 Omgangsvormen hanteren Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent R. Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten, Hoofdstuk 7 Omgangsvormen hanteren:  Praktijk 1  Kennisopdracht


31


Cohort 2012-2013


Informeren over de zorgverlening Leerdoel Theorie


De student geeft aan hoe een goed informatiegesprek moet verlopen. Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 8 Informeren over de zorgverlening Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten, Hoofdstuk 8 Informeren over de zorgverlening:  Praktijk 1  Kennisopdracht


32


Cohort 2012-2013


DVD ‘intieme grenzen’ Leerdoel Theorie


De student verwoordt zijn gedachten over intimiteit naar aanleiding van de dvd ‘intieme grenzen’ Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 4 respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 5 Zorgvuldig handelen bij intimiteiten Bespreek de opdracht na met je medeleerlingen en docent R: Op de behoefte en verwachtingen van de klant richten

Activiteit Beantwoord onderstaande vragen naar aanleiding van de dvd; 

In de film wordt gezegd; ”intimiteit uit de weg gaan is niet goed”. Waarom wordt dit gezegd?



Wat vind je van de opmerking over intimiteit van de ADL verzorger?



Wat bedoelt het meisje uit de film; ”met woorden je lichaam verlaten” en met: “gewoon van je lichaam kunnen scheiden”? Begrijp je dat? Leg eens uit.



Wat vind jij van de opmerkingen die er gemaakt worden over het insmeren met bodymilk? Mag de zorgvrager het lekker vinden als jij de zorgvrager aanraakt?



Waarom is het belangrijk dat de zorgvrager niet alleen functioneel wordt aangeraakt?



Hoe vind je deze opmerkingen? Leg uit. De haptotherapeut laat met een oefening iets zien aan de verzorgenden. Wat vind je hiervan?



De haptotherapeut zegt; “met aanraken maak je contact met de ander. Vraag je af waarom je daar bang van bent. Hoe vrijer je je voelt met het durven aanraken, hoe minder gevaarlijk het is.”


33


Cohort 2012-2013


Verantwoordelijkheid dragen Leerdoel

Theorie


De student beschrijft wat hij verstaat onder verantwoordelijkheid en wat de betekenis is van verantwoordelijkheid binnen het beroep kraamverzorgende Boek: begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 4 Verantwoordelijkheid hanteren Bespreek de opdracht met elkaar en met je docent C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk en geef antwoord op onderstaande vragen.

Ieder mens is verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag 1. Wat wordt hiermee precies bedoeld? 2. Ben jij het eens met dit uitgangspunt? Motiveer je antwoord. 3. Leg uit waarom het belangrijk is in je werk op de hoogte te zijn van je eigen taken en verantwoordelijkheden? 4. Hoe zijn deze taken en verantwoordelijkheden geregeld? 5. Is er voor jou een verschil tussen verantwoordelijk zijn en je verantwoordelijk voelen? Licht je antwoord toe. 6. Hoe ga je in je privéleven of in je bijbaantje om met de verantwoordelijkheden die je hebt? 7. Leg met een voorbeeld uit dat het belangrijk is je in je latere werk ook verantwoordelijk te voelen voor het werk dat je doet. Bespreek je antwoorden met een medestudent en schrijf vervolgens op wat je conclusies zijn.


34


Cohort 2012-2013


Aanraken Leerdoel

Theorie Evaluatie

Competentie

De student beschrijft wat het aanraken tijdens de communicatie kan betekenen voor de kraamverzorgende en wat daar moeilijk in kan zijn. Internet Evalueer met elkaar aan de hand van de samenvatting die je hebt gemaakt. Vraag zo nodig verduidelijking aan de coach. D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Ga individueel de onderstaande vragen schriftelijk beantwoorden: 1. Hoe vind jij het om iemand je gevoelens te laten zien door de ander aan te raken. Vind je dit moeilijk of gemakkelijk? Waarom? Bij Wie? In welke situatie? 2. Hoe vind je het als anderen jou aanraken om bepaalde gevoelens uit te drukken of te onderstrepen? In welke situatie? Door wie? 3. Maak een zo lang mogelijke lijst van aanrakingen die je kent? Beschrijf achter de aanraking wat daarmee overgebracht wordt. 4. Welke aanrakingen spreken je het meest aan? Waardoor komt dat? 5. Wat kan in de zorgverlening de betekenis zijn van communicatie door aanraking? 6. Bij welke zorgvragers speelt communicatie door aanraking een zeer belangrijke rol? Ga in een groepje van minimaal vier studenten bij elkaar zitten en bespreek je antwoorden. Maak individueel een samenvatting over: Waarom het belangrijk kan zijn om als verzorgende de zorgvrager aan te raken tijdens de communicatie. Wat je gemakkelijk en moeilijk vindt in het aanraken van een ander. Formuleer eventueel een leerdoel voor jezelf die je in de praktijk kunt gebruiken.


35


Cohort 2012-2013


Actief luisteren (taaltaak) Leerdoel Theorie

Evaluatie Competentie Taaltaak

De student verwoordt het belang van actief luisteren Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 2 Adequaat communiceren Bespreek de opdracht na met je medeleerlingen en docent D. Aandacht en begrip tonen Je kunt deze activiteit gebruiken als taaktaak. Laat de uitvoering observeren door de docent en beoordelen met het beoordelingsformulier luisteren

Activiteit 1 .Je gaat een verhaal vertellen en luisteren.

Werkwijze  Vorm een groep van minimaal 2 studenten.  De één vertelt een verhaal van ongeveer 5 minuten aan de ander over iets wat gisteren is gebeurd.  De eerste 5 minuten luistert de ander geïnteresseerd. Luister actief en maak goed oogcontact. Stel vragen en vat af en toe samen.  Na de 2 minuten gaat de ander bewust niet luisteren, toont geen interesse door weg te kijken, je om te draaien, in je tas te rommelen. Maak vooral geen oogcontact.  Dan draai je de rollen om.  Bespreek met elkaar hoe je het hebt gevonden?  Kon je verder vertellen toen je gesprekspartner niet meer luisterde?  Kon je geen interesse tonen of was het moeilijk om weg te kijken? Evaluatie vragen bij gesprek met oogcontact. Hoe was het om iets te vertellen aan iemand die je wel aankijkt? Wat gebeurde er met je verhaal toen je aan het vertellen was? Hoe heb je laten blijken dat je actief aan het luisteren was? Wat hebben jullie hiervan geleerd? Evaluatie vragen bij gesprek zonder oogcontact. Hoe was het om iets te vertellen aan iemand die je niet aankijkt? Wat gebeurde er met je verhaal toen je aan het vertellen was? Hoe was het om de ander niet aan te kijken terwijl je aan het luisteren was? Kon je het verhaal dat de ander aan het vertellen was volgen? Wat hebben jullie hiervan geleerd?


36


Cohort 2012-2013


Activiteit 2 Je gaat met medestudenten stellingen voorbereiden en in 2 groepen ga je deze stellingen verdedigen. Terwijl je dit doet moet je ook goed luisteren naar de ander partij. De groep die het best kan luisteren wint de wedstrijd Werkwijze De klas in 2 groepen verdelen. Iedere groep maakt een aantal stellingen waar hij het mee eens is of oneens. Iedere groep bereidt de argumenten voor. De ene groep gaat links staan en de andere groep rechts. De voorzitter start de discussie, als er in de handen wordt geklapt door de voorzitter stopt de discussie onmiddellijk. De voorzitter nodigt van iedere groep 1 leerling uit (een willekeurige leerling), deze leerling moet vertellen wat de andere partij als laatste argument naar voren heeft gebracht. Er mag niet worden voorgezegd. Als de aangewezen leerling het niet weet, wordt hij overgeplaatst naar de andere groep. De winnaar is de groep die het grootste is! Activiteit 3 De groep gaat in een rij zitten. De eerste fluistert een zin door aan de tweede, de tweede aan de derde, enzovoorts. Bij de laatste student horen we of de zin nog in zijn geheel is overgekomen. Evaluatievragen;  Hoe komen de boodschappen over?  Welke groep had de meeste boodschappen in zijn geheel goed doorgegeven?  Hoe kwam dit?  Leg het belang uit van actief luisteren.

Zinnen     

De kat van Tim Jansen en Marianne de Boer was zwart wit gevlekt en een grijs streepje over de neus. Mw. de Bruin had een been wat regelmatig achter haar aan sleepte, vooral als ze weer eens was gestruikeld over een pluche kleedje in haar woonkamer. Ik wil graag; een bacardi-cola, een cappuccino en voor die kleine meid daar een glas halfvolle melk met een rietje graag. Je vraagt om ellende natuurlijk als je de deur van je auto open laat staan en je tomtom zit er in, ook al heb je een heel oude wagen met deuken, je moet het niet doen. Ik heb me regelmatig verwonderd over het feit dat mijn boodschap zo verkeerd wordt begrepen, maar na deze opdracht begin ik te begrijpen hoe dit komt en jij?


37


Cohort 2012-2013


Adequaat communiceren Leerdoel Praktische voorbereiding

Theorie


De student beschrijft zijn ervaring met non-verbale en verbale communicatie Groep van minimaal 6 studenten, potloden, papieren, 2 abstracte tekeningen, met driehoeken, cirkels en rechthoeken, op een flap, die duidelijk genoeg zijn om op een afstand gezien te kunnen worden. Eventueel kun je ook eerst zelf een tekening maken op een A4. Boek: De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten. Hoofdstuk 2 Adequaat communiceren Bespreek de opdracht na met je medeleerlingen en docent D. Aandacht en begrip tonen J. Formuleren en rapporteren

Activiteit Je ervaart ,door middel van tekenen, en tekeninstructies, wat het verschil is tussen nonverbale en verbale communicatie. Deze opdracht voer je met twee studenten uit. Uitvoering; De studenten gaan rug aan rug zitten, de ene helft van de koppels richt zijn/haar gezicht naar de plaats waar de tekening zal worden getoond. Of heeft de eigen gemaakte tekening in zijn of haar hand. De ander gaat met zijn/rug tegen de rug van zijn/haar partner zitten met potlood en papier. Hij/zij kan de tekening niet zien. Toon de tekening. De studenten die de tekening kunnen zien geven nu instructies aan de partner die tekent. De tekenaar mag geen vragen stellen. Degene die instructies geeft houdt de handen op de rug en mag geen non-verbale communicatie geven. Doe dezelfde oefening opnieuw, maar met een andere tekening. Laat de koppels van taak wisselen. Degene die nu de instructies geeft, legt uit hoe de tekening getekend moet worden. De tekenaar mag nu vragen stellen. Evaluatie: Hoe ging het? Welke tekening ging het beste? Weet je goede vragen te verzinnen om te kunnen tekenen. Schrijf je ervaringen in het kort op.


38


Cohort 2012-2013


Afhankelijkheid hanteren Leerdoel

Theorie


De student kan verwoorden wat afhankelijkheid betekent. De student kan verwoorden wat het betekent iemand die afhankelijk is te begeleiden. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 2 Afhankelijkheid hanteren Evaluatie, zoals die beschreven staat in de opdracht. C. Begeleiden

Activiteit Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers,Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager, Hoofdstuk 2 Afhankelijkheid hanteren:  de samenwerkingsopdracht


39


Cohort 2012-2013


Afspraken Leerdoel Theorie

Evaluatie

Competentie

De student toont aan dat hij/zij door middel van observeren afspraken kan onderkennen Boek: De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 3 Afspraken maken Bespreek na elke deeloefening de 4 vragen die in de evaluatie van de opdracht staan. Bespreek de totale oefening na met medeleerlingen en de docent M. Analyseren

Activiteit Maak uit het boek: De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten, Hoofdstuk 3 Afspraken maken:  De samenwerkingsopdracht (minimaal 6 studenten)


40


Cohort 2012-2013


Autonomie Leerdoel

Theorie


De student verwoordt, aan de hand van een casus met vragen, wat autonomie inhoudt. De student is in staat een discussie met een medestudent te voeren. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager hoofdstuk 3 Autonomie bevorderen Evaluatie, zoals die beschreven staat in de opdracht. R. Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager, hoofdstuk 3 Autonomie bevorderen: de samenwerkingsopdracht


41


Cohort 2012-2013


Beroepshouding Leerdoel

Theorie Evaluatie Competentie

De student verwoordt het begrip beroepshouding en kan aan de hand van 6 aspecten:  Respect hebben,  Inlevingsvermogen,  openstaan voor,  echt zijn,  betrokkenheid,  kunnen handelen, vertellen wat dit voor hem/haar inhoudt Lees de theorie bij deze activiteit Bespreek de opdracht na met je medeleerlingen en vervolgens met je docent D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Je gaat in groepjes ( minimaal 2 personen, maximaal 4) verschillende aspecten bespreken van de beroepshouding. Je gebruikt hiervoor de theorie die aan deze activiteit is toegevoegd. Werkwijze  Vorm groepjes van minimaal 2 tot max. 4 personen  Omschrijf wat dat aspect voor jou betekent.  Omschrijf een positief voorbeeld van dat aspect wat je meegemaakt hebt in de praktijk.  Omschrijf een negatief voorbeeld van dat aspect wat je meegemaakt hebt in de praktijk.  Wat wil je op dat gebied leren?  Hoe wil je dat gaan leren? Beroepshouding is de grondhouding die door kennis, vaardigheden en ervaringen geschikt is gemaakt om in professionele/beroepsmatige situaties professioneel te kunnen handelen, optreden, overkomen. Werken aan een goede beroepshouding betekent ook dat je werkt aan je grondhouding (bijv. je bent nogal verlegen, via het werken aan je beroepshouding leer je beter met die verlegenheid om te gaan, je zult dan ook merken dat je in je dagelijkse leven minder verlegen wordt of er beter mee om kunt gaan). Werken aan een goede beroepshouding doe je zowel op school als in de praktijk. In beide situaties ben je lerende, dus wordt ook van je verwacht dat je een goede leerhouding hebt. Dat betekent dat je handelt, optreedt en overkomt op een wijze die zo goed mogelijke leerresultaten oplevert voor jou en je medestudenten. De beroepshouding bestaat uit een aantal aspecten:  Respect hebben  Inlevingsvermogen  Openstaan voor  Echt zijn  Betrokkenheid  Kunnen handelen


42


Cohort 2012-2013


Respect hebben Ik houd rekening met ieders eigenheid (normen, waarden, gebruiken, gewoonten) Ik ga zorgvuldig om met andermans bezittingen Ik respecteer de privacy van anderen Ik ga zorgvuldig om met wat me is toevertrouwd Inlevingsvermogen: Ik leef me in in de ander Ik toon begrip voor de ander Ik luister naar de ander Ik toon aandacht en belangstelling voor de ander Ik kan vertrouwen schenken Openstaan voor: Ik sta stil bij achtergronden van gedrag Ik luister niet alleen naar iemands woorden, maar let ook op iemands houding,intonatie ed. Ik stel me open voor anderen, ze kunnen naar mij toekomen Ik ben voorzichtig met mijn conclusies en oordelen Ik laat me niet door mijn eerste indruk leiden Ik geef aan anderen de ruimte voor zichzelf op te komen Echt zijn: Ik heb zicht op mijn mogelijkheden en beperkingen Ik heb zelfvertrouwen Er is overeenstemming tussen mijn gedrag en wat ik denk en voel Ik heb inzicht in hoe ik wel en niet kan reageren Ik kan eerlijk naar mezelf kijken en hierover met anderen in gesprek gaan Ik heb eigen inbreng, mijn eigen mening Ik kan “nee’ zeggen Betrokkenheid: Ik kom afspraken na Ik heb voldoening van mijn werk Ik heb iets voor anderen over Ik ben bereid om aan mezelf te werken. Kunnen handelen: Ik toon inzet Ik neem initiatief Ik doorzie situaties en kan ernaar handelen Ik kan met anderen samenwerken Ik kan me aanpassen aan anderen Ik heb verantwoordelijkheidsgevoel Ik maak dingen bespreekbaar.


43


Cohort 2012-2013


Concretiseren Leerdoel Theorie


De student kan bij vage uitspraken vragen ter verduidelijking maken. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 2 Adequaat communiceren Kijk de opdracht na met behulp van het antwoordmodel. M. Analyseren

Activiteit Maak bij de onderstaande vage uitspraken steeds twee vragen ter verduidelijking 1. Onlangs ben ik in het ziekenhuis opgenomen geweest. 2. Het was lastig hier te komen. 3. Soms zie ik het niet meer zitten. 4. Ik heb veel moeite met het bewegen. 5. Mijn stagebegeleider vond mijn verslag onvoldoende. 6. Ik vond dat hij zich nogal eigenaardig gedroeg. 7. Ik kon zien dat ze er blij mee was. 8. Iedereen heeft een hekel aan me. 9. Ik heb al heel lang last van pijntjes. 10. Ik heb iedere dag veel hulp nodig. 11. Ach ja, het is nu eenmaal zo. 12. Ik leef eigenlijk ongezond. 13. Ik ben zo vreselijk moe de laatste tijd. 14. Dat viel me hartstikke mee allemaal. 15. Vaak is het nodig dat ik tussendoor iets eet.


44


Cohort 2012-2013


Contact maken Leerdoel

Praktische voorbereiding

Theorie


De student is in staat contact te maken met een ander, waarbij de student zich aansluit op het contactniveau van de ander Blinddoek, klaslokaal,allerlei materiaal; tasjes, lippenstift, pennen, sjaals, pen en papier, meerdere kleurpotloden of markers, mede leerlingen. Studieboek De zorgverlening afstemmen en evalueren thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 1 Contact maken met de zorgvrager Bespreek de oefeningen na met je medeleerlingen en met je docent aan de hand van de evaluatievragen. D. Aandacht en begrip tonen,

Activiteit Door middel van 3 verschillende oefeningen ervaar je hoe je contact maakt met anderen en hoe je je aansluit op het niveau van de ander. Je maakt van iedere oefening verslag en bespreekt deze na met je partner. Oefening 1 Bij deze fase bied je de zorgvrager situaties aan waarin hij wordt uitgelokt tot het maken van contact. De 2 studenten op de gang, waarvan er een geblinddoekt is, worden in de klas uitgenodigd. Degene die kan kijken, leidt de geblinddoekte student voorzichtig langs de “voelroute”. Je doet dit door achter hem aan te gaan staan en met beide handen op de schouders de geblinddoekte collega voorzichtig te sturen. Hierbij zeg je wanneer hij moet lopen of stilstaan. Bij een stukje materiaal blijf je staan. De geblinddoekte student pakt het materiaal op. Tast het goed af en vertelt of het materiaal hard of zacht is, of dat het warm of koud aanvoelt, welke vorm het heeft en waarvan het gemaakt is. Hij vertelt niet wat het is. Oefening 2 In deze fase leert de zorgvrager de mensen en dingen te plaatsen die hem omringen. Iedereen gaat ontspannen zitten, en doet zijn ogen dicht. Dan luister je naar alle geluiden die er om je heen te horen zijn. De leider laat af en toe wat geluiden horen. Denk maar aan een voetstap, de schuivende gordijnen of met een lepeltje in een kopje roeren. De leider probeert ook een geluid te vinden dat (bijna) niemand herkent. Oefening 3 In deze fase ontwikkel je voorstelling- en invoelingsvermogen. Schrijf een kort verhaaltje over iets wat je hebt meegemaakt. Daarin moeten situaties zitten die bij jou emoties hebben opgeroepen, zoals iets grappigs, iets droevigs of iets spannends. Schrijf het verhaal in de tegenwoordige tijd, alsof het nu op dit moment gebeurt. Je mag geen emoties beschrijven, maar alleen de gebeurtenis. Na 5 minuten ruil je van schrijfblok. Je leest het verhaaltje van je partner een keer aandachtig door. Pak daarna een aantal kleurpotloden of markers waarvan je de kleur vindt passen bij de emoties die in je opkomen wanneer je jezelf verplaatst in de persoon over wie het verhaal gaat. Geef de zinnen die je leest de kleur die volgens jou bij deze emoties passen. Schrijf onderaan je blad welke emotie bij welke kleur hoort.


45


Cohort 2012-2013


Evaluatievragen: Oefening 1. Op welke manier zorgde de begeleider voor een veilige situatie waarin de geblinddoekte student de begeleider duidelijk verteld wat zij voelde en waarom lukte dat wel of niet? Welke andere ervaringen heeft de geblinddoekte student? Welke andere ervaringen heeft de begeleider? Oefening 2. De leider vraagt aan de groep reacties. Wat heb je gehoord? Wie of wat maakte dat geluid? Wat was je ervaring bij bekende geluiden? Hoe was je ervaring bij onbekende geluiden? Oefening 3. Vertel je partner welke gevoelens jij had bij het lezen van zijn verhaal. In hoeverre vind je partner dat je een goede voorstelling van zaken hebt gemaakt? Herkent jouw partner haar gevoelens in de kleur van de emotie die jij bij haar zinnen hebt geplaatst? Beantwoordt dezelfde vragen opnieuw voor jouw eigen verhaal


46


Cohort 2012-2013


Een gesprek beginnen Leerdoel Theorie


De student laat zien en beschrijft, hoe hij contact maakt door een gesprekje te beginnen in verschillende situaties Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 1 Contact maken met de zorgvrager Bespreek de opdracht na met je medeleerlingen en docent D. Aandacht en begrip tonen,

Activiteit Door middel van een rollenspel, of situatie die jezelf opzoekt, laat je zien hoe jij contact maakt met een ander. Je observeert ook anderen en beschrijft deze observaties aan de hand van een aantal vragen (zie hieronder). Door middel van oefenen ontwikkel je je vaardigheid in het maken van contact. Werkwijze; Vorm groepjes van 3 tot 4 personen en bereidt in je groep een rollenspel voor waarin het beginnen van een gesprekje centraal staat. Je kunt hierbij gebruik maken van je eigen ervaringen, maar je kunt ook je fantasie gebruiken, denk bijv. aan een wachtkamer van een tandarts of een bushalte. De bedoeling is dat in dit rollenspel tot uiting komt hoe je op een vlotte en goede manier contact kunt leggen. De rol van de observatoren;  Hoe wordt er verbaal en/of non-verbaal contact gemaakt  Welke interactie is er zichtbaar. Dit schrijf je op en vertel je naderhand aan de spelers. Naar aanleiding van deze feedback wordt het rollenspel nogmaals gespeeld. In deze versie worden dan de tips uit de nabespreking verwerkt. Dit 2de rollenspel hoeft niet door dezelfde spelers gespeeld te worden het kan ook juist goed zijn om een”vlotte “prater te laten demonstreren hoe hij contact legt. Je kunt ook gesprekjes aangaan binnen de school , waarbij de observator toekijkt en dit later nabespreekt.


47


Cohort 2012-2013


Feedback geven (tip en top) Leerdoel Theorie


De student laat zien dat hij feedback kan geven en ontvangen, volgens de hieronder beschreven stappen Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 5 Feedback, waardering en kritiek Bespreek de opdracht na met je medeleerlingen en je docent E. Samenwerken en overleggen,

Activiteit Je vult de feedbacklijsten in en de zelfbeoordelinglijst. Vervolgens bespreek je deze met je 2 partners. Je gebruikt hierbij de feedback regels (zie bijlage). Je oefent tevens in het samenvatten en doorvragen.

Tip: een suggestie Top: een compliment Je werkt met minimaal 1 en maximaal 3 medestudenten aan deze activiteit. Voor jezelf vul je de zelfevaluatielijst in en voor je partners de feedbacklijsten in. Bespreek deze lijsten aan de hand van onderstaande opdracht . Geef elkaar aan de hand van de ingevulde feedbacklijsten feedback volgens de hieronder beschreven stappen (zie bijlage) 

Voorbereiding (5 min.) Bedenk voor jezelf naar aanleiding van het invullen van de feedbacklijst voor je partners ,wat je goed vindt aan het gedrag van de ander (een top) en wat je minder goed vindt (een tip). Schrijf dit op. Wissel daarna de ingevulde feedbacklijsten uit. Lees de ingevulde feedbacklijsten door en bepaal met elkaar de volgorde van bespreken; bij wie wordt als eerste de feedback gegeven en besproken etc.



Uitvoering (10 min. per persoon) Geef elkaar de feedback (tip en top) volgens de afgesproken volgorde. Degene die feedback ontvangt, luistert en vraagt eventueel om verduidelijking. Iedere ronde neemt maximaal 10 minuten in beslag.



Nabespreking (5 min.) Bespreek met elkaar wat je geleerd hebt over het geven en ontvangen van feedback, neem dit mee naar de algemene nabespreking.


48


Cohort 2012-2013


Bijlage

Stappen bij het geven van feedback; Gebruik altijd; de ik-boodschap 1. Beschrijf welk gedrag je bij de ander hebt waargenomen 2. Vertel welk gevoel er bij je wordt opgeroepen 3. Vertel wat voor gevolg dit voor je heeft (welk gedrag ga je zelf vertonen) 4. Maak de stap naar de ander;  Herkent de ander het?  Klopt het?  Hoe is het voor de ander?  Geef een suggestie voor gedragsverandering als dat nodig/gewenst is

Regels voor het ontvangen van feedback      

Niet verdedigen door “ja maar” te zeggen Luister aandachtig Stel je open Vraag om verheldering als je de ander niet goed begrijpt Feedback is informatie over het effect van jouw gedrag op de ander , niet over jouw bedoelingen Je mag feedback naast je neerleggen, maar proef eerst goed wat die ander je vertelt

Overdenkingen:  Een compliment uitdelen is een krachttoer als je er zelf weinig krijgt  Een fout brengt je verder, niet terug  Wie bang is om fouten te maken, schaamt zich om te leren Uit “Happy Worker” van Yolanda Eijgenstein.


49


Cohort 2012-2013


Feedbacklijst:

1 2 3 4 5 6 7

8 9 10

11

12

13

14 15 16 17 18 19

communiceren

-

+

Geeft informatie op een duidelijke manier Stelt mensen op hun gemak Staat mensen rustig te woord ook als het druk is Let op non-verbaal gedrag

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

Brengt eigen mening naar voren Luistert aandachtig Controleert regelmatig of de ander begrijpt wat er wordt bedoeld Kan gevoelens benoemen Kan zich inleven in de ander Stelt nuttige vragen Samenwerken

1

2

3

4

5

1 1

2 2

3 3

4 4

5 5

1 1

2 2

3 3

4 4

5 5

1

2

3

4

5

Neemt initiatieven om de samenwerking te verbeteren Verdoezelt de eigen fouten niet, maar brengt deze ter sprake Staat open voor kritiek van anderen op zijn functioneren Geeft opbouwende kritiek aan medeleerlingen Maakt duidelijke afspraken en houdt zich daaraan Vraagt naar de mening van anderen Neemt actief deel aan de groepsprocessen Stimuleert andere studenten Kan grenzen aangeven

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5


50


Cohort 2012-2013


Feedbacklijst:

1 2 3 4 5 6 7

8 9 10

11

12

13

14 15 16 17 18 19

communiceren

-

+

Geeft informatie op een duidelijke manier Stelt mensen op hun gemak Staat mensen rustig te woord ook als het druk is Let op non-verbaal gedrag

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

Brengt eigen mening naar voren Luistert aandachtig Controleert regelmatig of de ander begrijpt wat er wordt bedoeld Kan gevoelens benoemen Kan zich inleven in de ander Stelt nuttige vragen Samenwerken

1

2

3

4

5

1 1

2 2

3 3

4 4

5 5

1 1

2 2

3 3

4 4

5 5

1

2

3

4

5

Neemt initiatieven om de samenwerking te verbeteren Verdoezelt de eigen fouten niet, maar brengt deze ter sprake Staat open voor kritiek van anderen op zijn functioneren Geeft opbouwende kritiek aan medeleerlingen Maakt duidelijke afspraken en houdt zich daaraan Vraagt naar de mening van anderen Neemt actief deel aan de groepprocessen Stimuleert andere studenten Kan grenzen aangeven

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5


51


Cohort 2012-2013


Zelfevaluatie: Stellingenlijst communiceren

-

1

Geef informatie op een duidelijke manier Stel mensen op hun gemak Sta mensen rustig te woord ook als het druk is Let op non-verbaal gedrag

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

Breng eigen mening naar voren Luister aandachtig Controleer regelmatig of de ander begrijpt wat er wordt bedoeld Kan gevoelens benoemen Kan me inleven in de ander Stel nuttige vragen Samenwerken

1

2

3

4

5

1 1

2 2

3 3

4 4

5 5

1 1

2 2

3 3

4 4

5 5

1

2

3

4

5

Neem initiatieven om de samenwerking te verbeteren Verdoezel de eigen fouten niet, maar breng deze ter sprake Sta open voor kritiek van anderen op mijn functioneren Geef opbouwende kritiek aan medeleerlingen Maak duidelijke afspraken en hou mij daaraan Vraag naar de mening van anderen Neem actief deel aan de groepsprocessen Stimuleer andere studenten Kan grenzen aangeven

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

1

2

3

4

5

2 3 4 5 6 7

8 9 10

11

12

13

14 15 16 17 18 19

+


52


Cohort 2012-2013


Feedback geven en ontvangen Leerdoel Theorie


De student laat zien, dat zij in staat is feedback te geven, waarbij ze de regels van feedback toepast Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 5 Feedback, waardering en kritiek Bespreek de opdracht na met je medeleerlingen en vervolgens met je docent C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit 1 Geef feedback, volgens de regels, in de onderstaande situaties en noteer je observaties. Vorm een groepje van drie personen (A, B en C). A en B lezen één van de onderstaande situaties en bedenken hoe ze hierover op een goede manier feedback kunnen geven aan C. Denk daarbij aan de regels van feedback geven: 1. Beschrijf het gedrag; wat doet de ander dat onacceptabel is? 2. Beschrijf het effect:; waarom is dat gedrag onacceptabel, wat zijn de gevolgen, wat betekent het voor anderen? 3. Geef jouw verwachting aan; wat vind je dat er moet veranderen? 4. Beschrijf het resultaat; wat gebeurt er als de ander wel verandert en wat gebeurt er als de ander niet verandert? A geeft vervolgens feedback aan C. B observeert hoe C reageert op de kritiek. C geeft aan wat deze kritiek met hem/haar doet.  Kan C er iets mee?  Kan het nog beter geformuleerd worden, zodat C er nog meer mee kan? Na deze nabespreking wissel je van rol.

Situatie 1 Als er bij Jan iets misgaat, begint hij onmiddellijk te vloeken. Hij heeft nogal een luide stem en anderen klagen dan ook wel eens over zijn taalgebruik. Je hoort net dat Jan iets uit zijn handen laat vallen, en ja hoor, hij begint weer te vloeken. Situatie 2 Tom doet zijn werk prima, maar er is één probleem: hij komt nooit op tijd. Tom zit in een werkbegeleidingstraject. Hij heeft met jou afgesproken dat hij voortaan op tijd zal komen. Hij komt nu net weer binnengewandeld, ruim drie kwartier te laat. Situatie 3 Nicolien maakt overal snel een rommel van. Ze laat alles slingeren en ook aan het eind van de dag ruimt ze haar rommel niet op. Het loopt nu tegen vijven en ze maakt nog geen aanstalten om de rommel op te ruimen.


53


Cohort 2012-2013


Situatie 4 Suzan heeft de gewoonte om scherp en onvriendelijk te praten tegen haar collega´s. Als ze haar iets vragen noemt ze hen ´stom´. Je hebt net gehoord hoe ze uitviel tegen een nieuwe collega. Situatie 5 Erik komt met een drankkegel binnen. Hij loopt waggelend en geeft luid en brutaal commentaar aan collega´s en klanten. Sommige klanten deinzen achteruit. Activiteit 2 Je past de stappen toe van feedback, door middel van het geven en ontvangen van een kwaliteit. Gebruik hiervoor het kwaliteitenspel. Werkwijze; Kies een kwaliteit uit voor je buurvrouw/man rechts van je en vertel haar/hem waarom je die kwaliteit bij haar/hem vindt passen. Hierbij volg je de stappen van het geven van feedback. De ontvanger vraagt zo nodig om toelichting en reageert hierop. De ontvanger houdt hierbij de stappen voor het ontvangen van feedback in acht.

Activiteit 3 Maak uit boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten, Hoofdstuk 5 feedback, waardering en kritiek:  De samenwerkingsopdracht


54


Cohort 2012-2013


Feedback, waardering en kritiek Leerdoel Theorie


De student kan het effect benoemen van het geven van complimenten aan mensen. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 5 Feedback, waardering en kritiek Bespreek het na met een aantal studenten of klassikaal met de docent. M. Analyseren

Activiteit Ga naar www.youtube.nl en geef de zoekopdracht Validation. Kijk naar een kort filmpje (16.24 min) over een man die aan ieder persoon complimenten geeft. Bekijk welk effect complimenten hebben. Of kopieer deze link bij youtube: http://www.youtube.com/watch?v=Cbk980jV7Ao


55


Cohort 2012-2013


Intonatie, emotie en gebaren Leerdoel

Theorie


De student beschrijft wat in de communicatie de invloed is van het wel of niet gebruik maken van toepasselijk en emotioneel stemgebruik. De student beschrijft wat de invloed is van wel of niet gebruik maken van ondersteunende gebaren en toepasselijk stemgebruik. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 2 Adequaat communiceren Bespreek de opdracht na met je medestudent aan de hand van de evaluatievragen. D. Aandacht en begrip tonen,

Activiteit 1 Spreek af wie A is en wie B. A leest onderstaande zinnen voor met een gewone vlakke stem zonder gebaren. Evalueer samen aan de hand van de evaluatievragen. Draai de rollen om A leest onderstaande zinnen voor ondersteunt met het juiste spreekritme, intonatie, accentuering, volume en melodie. Evalueer samen aan de hand van de evaluatievragen. Draai de rollen om        

Langzaam, heel langzaam, liep de oude man langs de huizen. Met een razende vaart kwam de straaljager uit de wolken te voorschijn. Zeurderig vroeg Marcel aan zijn moeder: “Krijg ik nou een ijsje?” “En nou is het uit!”riep de onderwijzer kwaad tegen een meisje dat maar bleef kletsen. ”Mammie, mammie, waar ben je?” huilde Peter, die zijn moeder was kwijtgeraakt in de supermarkt. “Hoera! morgen lekker niet naar school! Riepen de kinderen, toen de meester vertelde dat hij voor een studiedag weg moest. “Wil je wel eens met je vingers van die vogelnestjes afblijven!”bulderde de boswachter kwaad. “Och, wat een schattig diertje,” zei Naomie toen ze de kleine poesjes in de mand zag liggen.

Evaluatie vragen  Wat is van de tekst blijven hangen bij degene die luisterde?  Wat is van de non- verbale communicatie over gekomen bij de ander?  Wat deed de manier van lezen met degene die luisterde?  Wat deed de manier van lezen met degene die voorlas?  Wat hebben jullie geleerd van deze manieren van communiceren?


56


Cohort 2012-2013


Activiteit 2 A leest het onderstaande stukje op een langzame, spannende manier voor. Evalueer samen aan de hand van de evaluatievragen. Draai de rollen om A leest onderstaande stukje op en grappige, vrolijke manier voor. Evalueer samen aan de hand van de evaluatievragen. Draai de rollen om             

Hij stond op zijn benen te trillen, en hij voelde zijn hart bonzen. Zo donker was het, dat hij geen hand meer voor zijn ogen zag. Hoe hij zijn oren ook spitste, hij hoorde niets. Het was alsof hij lood in zijn schoenen had en zijn voeten vastgenageld waren aan de grond. Hij balde zijn vuisten en hij voelde het bloed in zijn aderen kloppen. Tranen sprongen in zijn ogen. En de moed zonk hem in de schoenen. Met knikkende knieën ging hij naar zijn broertjes. Hij had een brok in zijn keel. Daar stond hij voor hen. Geen woord kwam er over zijn lippen. Zijn broertjes konden hem in het donker niet zien. Hij streek met zijn hand door zijn haren. Toen schraapte hij zijn keel, krabde zich achter de oren en zei: “Jongens, we zijn verdwaald!”

Evaluatie vragen  Wat is van de tekst blijven hangen bij degene die luisterde?  Wat is van de non- verbale communicatie over gekomen bij de ander?  Wat deed de manier van communiceren met degene die luisterde?  Hoe was het om op deze manier voor te lezen?  Wat heb je geleerd van deze manier van communiceren? Activiteit 3 A leest onderstaande zinnen voor en maakt daar ondersteunende gebaren bij. Evalueer samen aan de hand van de evaluatievragen. Draai de rollen om A leest onderstaande zinnen voor en ondersteunt met het juiste spreekritme, intonatie, accentuering, volume en melodie. Evalueer samen aan de hand van de evaluatievragen. Draai de rollen om      

Meneer, ik begrijp u helemaal niet! Wat is het toch verschrikkelijk warm vandaag. Ik kan die som maar niet uit krijgen ik snap er niets van. Brrrrrr, wat is het koud als je zonder jas op straat loopt. Oei, wat doet mijn kies pijn. Zou mijn vriendje niet meer komen?

Evaluatie vragen:  Wat is van de tekst blijven hangen bij degene die luisterde?  Wat is van de non- verbale communicatie over gekomen bij de ander?  Wat deed de manier van communiceren met degene die luisterde?  Hoe was het om op deze manier voor te lezen?  Wat hebben jullie geleerd van deze manier van communiceren?


57


Cohort 2012-2013


Kennismakingsgesprek Leerdoel

Theorie

De student voert in een simulatie een gesprek met Lydia de Groot met als doel kennismaken. Dit gesprek voldoet aan de criteria. De student reflecteert op eigen handelen door middel van het schrijven van een reflectieverslag van ongeveer 2 A4tjes. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 1, 2, 7 Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 1

Evaluatie

Competentie

Vraag feedback aan je docent Vraag feedback aan je medeleerlingen die aanwezig zijn geweest bij het gesprek. Schrijf een reflectieverslag en lever dit binnen week in bij je docent. D. Aandacht en begrip tonen R. Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit Achtergrond van de kraamvrouw: Lydia de Groot is getrouwd met Ed de Groot. Ze hebben onlangs hun eerste kind gekregen: Marieke. Lydia werkt achter de kassa van een supermarkt en Ed werkt als automonteur in een garage.


58


Cohort 2012-2013


Activiteit Casus 1: ‘Kennismaken’. Je komt voor het eerst in het gezin en gaat kennismaken met Mevrouw de Groot door middel van een gesprek. Dit is de eerste stap naar een professionele samenwerkingsrelatie als leerling kraamverzorgende. Jij neemt het initiatief tot een kennismakingsgesprek, waarin je jezelf voorstelt en het contact aangaat. Je geeft Mevrouw de Groot de gelegenheid jou een beetje te leren kennen en jij stelt vragen waardoor jij Mevrouw de Groot een beetje leert kennen. Na ongeveer 10 minuten rond je het gesprek af. -

-

De docent zal feedback geven aan de hand van de “Criteria van je beroepshouding die voortkomen uit de wetgeving en de beroepscode voor verzorgende” en de criteria voor het verloop van het gesprek. Kies of je in dit gesprek de taaltoets wil laten beoordelen. Geef dit van te voren aan, bij de docent die aanwezig is. Schrijf een persoonlijk leerdoel. Hierbij kun je gebruik maken van de criteria voor het kennismakingsgesprek. Voer dit kennismakingsgesprek met Mevr. Groot in een simulatie. Vraag na afloop van het gesprek feedback aan je docent en aan andere aanwezigen. Schrijf dit op. Schrijf een reflectieverslag volgens de criteria en lever dit binnen één week in bij de docent die aanwezig was.


59


Cohort 2012-2013


Criteria voor het kennismakingsgesprek Criteria Je bent beleefd en respectvol naar de zorgvrager. Je maakt oogcontact Je treedt de zorgvrager op een gelijkwaardige manier tegemoet. Je spreekt duidelijk, verstaanbaar en goed Nederlands Je houdt rekening met de privacy van de zorgvrager. Je toont betrokkenheid bij de zorgvrager door open vragen te stellen. Je spreekt de zorgvrager aan rekening houdend met het verstandelijke niveau van de zorgvrager Je laat merken dat je je verplaatst in de gedachten, gevoelens, en belevingswereld van de zorgvrager. Je luistert actief Je laat merken dat je de gevoelens en gedragingen van de zorgvrager accepteert. Je houdt rekening met de normen en waarden van de zorgvrager. Je onderneemt initiatieven om het gesprek gaande te houden Feedback


60


Cohort 2012-2013


Criteria voor het reflectieverslag In je reflectieverslag geef je antwoord op de onderstaande vragen. Het verslag bestaat uit ongeveer 1 a-4tje Naam

:

Datum

:

Casus

:

Docent die aanwezig was

:

Nummer reflectieverslag

:

1. Hoe was het voor je om dit gesprek te voeren? 2. Noem ten minste 2 voorbeelden van wat je goed vond gaan en beschrijf zo concreet mogelijk wat je goed vond gaan. 3. Noem ten minste 2 voorbeelden van wat je minder goed vond gaan en beschrijf zo concreet mogelijk wat je minder goed vond gaan. 4. Welke feedback kreeg je van de docent? 5. Wat ga je de volgende keer anders doen? 6. Formuleer aan de hand van dit gesprek en je reflectie een persoonlijk leerdoel. 7. Formuleer aan de hand van dit gesprek en je reflectie een nieuw persoonlijk leerdoel.


61


Cohort 2012-2013


Luisteroefening (taaltaak) Leerdoel Theorie

Evaluatie Competentie Taaltaak

De student kan belangrijke informatie van minder belangrijke informatie onderscheiden. Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 2 Adequaat communiceren Bespreek de opdracht na met je medestudenten en docent D. Aandacht en begrip tonen Je kunt deze activiteit gebruiken als taaltaak. Laat de uitgewerkte activiteit beoordelen door de docent met het beoordelingsformulier luisteren.

Activiteit Je luistert met de hele groep naar het verhaal van de docent en je beantwoordt de vragen met: waar, niet waar of ik weet het niet. De docent leest een verhaal voor Hieronder volgen 10 vragen over dit verhaal. Beantwoord de vragen. Er zijn 3 antwoorden mogelijk;  Waar (w)  Niet waar (N)  Ik weet het niet (w/n) Vragen: 1. Er verscheen een man, nadat de eigenaar de lichten in de winkel had uitgedaan 2. De overvaller was een man 3. De man vroeg niet om geld 4. De man die de kassa opende was de eigenaar 5. De eigenaar van de winkel haalde de inhoud van de kassa eruit en rende weg 6. Iemand opende de kassa 7. Nadat de man die om geld vroeg de inhoud van de kassa eruit had gehaald rende die weg 8. De kassa bevatte geld, maar het verhaal zegt niet hoeveel 9. De overvallen vroeg de eigenaar om geld 10. De volgende gebeurtenissen zijn waar in het verhaal: iemand vroeg om geld, er werd een kassa geopend, de inhoud ervan werd er uit gehaald en een man snelde de winkel uit


62


Cohort 2012-2013


Omgaan met macht Leerdoel Theorie


De student kan aangeven hoe met macht wordt omgegaan. boek Begeleiden van zorgvragers Thema 5 Functioneel handelen Hoofdstuk 6 Omgaan met macht Evaluatie, zoals die beschreven staat in de opdracht. D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 4 Functioneel handelen, Hoofdstuk 6 Omgaan met macht:  De samenwerkingsopdracht


63


Cohort 2012-2013


Ooghoogte tijdens een gesprek Leerdoel Theorie

Evaluatie

Competentie

De student beschrijft de invloed van de ooghoogte tijdens en gesprek. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 2 Adequaat communiceren Bespreek de opdracht na met je medestudent aan de hand van de feedbackvragen. Schrijf je bevindingen op. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit 1 Spreek af wie A is en wie B. A kiest een onderwerp om over te praten ( afgelopen weekend, een film, vakantie, hobby enz. ) A gaat zitten en B blijft staan. A gaat over het gekozen onderwerp vertellen aan B. B luistert maar blijft staan of loopt een beetje, je mag af en toe dichterbij en veraf gaan staan maar niet gaan zitten. Na 5 minuten ga je samen evalueren aan de hand van de evaluatie vragen. Vervolgens draai je de rollen om.

Activiteit 2 A neemt het zelfde gespreksonderwerp A gaat liggen en B gaat staan naast A. A gaat over het gekozen onderwerp vertellen aan B. B luistert en blijft staan. Na 5 minuten ga je samen evalueren aan de hand van de evaluatie vragen. Vervolgens draai je de rollen om.

Activiteit 3 A neemt het zelfde gespreksonderwerp A gaat zitten en B gaat ook zitten op de zelfde hoogte. A gaat over het gekozen onderwerp vertellen aan B. B luistert en blijft dit keer ook zitten. Na 5 minuten ga je samen evalueren aan de hand van de evaluatie vragen. Vervolgens draai je de rollen om.


64


Cohort 2012-2013


1. Evaluatie vragen bij gesprek op ongelijke hoogte: zitten/staan Hoe was het om zittend iets te vertellen aan iemand die staat en beweegt? Wat gebeurde er met je verhaal toen je aan het vertellen was? Wat voelde je erbij en wat dacht je? Hoe was het om de ander te blijven staan en te bewegen terwijl je aan het luisteren was? Wat voelde je erbij en wat dacht je? Wat hebben jullie hiervan geleerd?

2. Evaluatie vragen bij gesprek op ongelijke hoogte: liggen / staan Hoe was het om liggend iets te vertellen aan iemand die staat? Wat gebeurde er met je verhaal toen je aan het vertellen was? Wat voelde je erbij en wat dacht je? Hoe was het om te blijven staan en te bewegen terwijl je aan het luisteren was? Wat voelde je erbij en wat dacht je? Wat hebben jullie hiervan geleerd?

3. Evaluatie vragen bij gesprek op gelijke hoogte: zitten/zitten Hoe was het om iets te vertellen aan iemand die op gelijke hoogte zit? Wat gebeurde er met je verhaal toen je aan het vertellen was? Wat voelde je erbij en wat dacht je? Hoe was het om op gelijke hoogte te zitten tijdens het luisteren? Wat voelde je erbij en wat dacht je? Wat hebben jullie als verschil gemerkt bij deze twee verschillende oefeningen? Wat hebben jullie hiervan geleerd?


65


Cohort 2012-2013


Open en gesloten vragen Leerdoel

De student beschrijft het verschil tussen open en gesloten vragen. Internet Leslokaal of thuis of in de mediatheek Kijk de opdracht na met behulp van je antwoordmodel Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. J. Formuleren en rapporteren

Theorie Locatie Evaluatie Competentie Activiteit 1 Vul het onderstaand schema in.

Wat zijn open en gesloten vragen? Open vragen

Gesloten vragen

Beschrijf wat het precies is. Wat zijn de voordelen van deze vragen? Wat zijn de nadelen van deze vragen? Wanneer is het goed deze toe te passen? Wanneer is het niet juist deze toe te passen? Activiteit 2 Maak van onderstaande open vragen gesloten vragen. 1. Hoe vindt u dat? 2. Waar denkt u aan? 3. Hoe moet ik me dat voorstellen? 4. Waar zit dat gevoel? 5. Wat is dat voor een gevoel? 6. Waar hebt u zin in? 7. Hoe komt dat? 8. Hoe bent u hier gekomen? 9. Wat wilt u drinken? 10. Vertelt u eens iets over uzelf?


66


Cohort 2012-2013


Activiteit 3 Geef bij elke vraag aan of deze open of gesloten geformuleerd is. Motiveer je antwoord. waarom je dat vindt. 1. Hoe gaat het ermee? 2. Wil je iets voor mij doen? 3. Waarom heb je dat gedaan? 4. Wil je dat niet? 5. Zou je zonder alcohol kunnen? 6. Woon je nog steeds in Delft? 7. Wanneer kun je me even helpen? 8. Geloof je dat zelf? 9. Wat voor hobby´s heb je? 10. Wat vind je van mijn nieuwe schoenen?

11. Vind je het erg als ik alleen op vakantie ga? 12. Moet je niet eens naar de oogarts? 13. Weet jij soms hoe laat het is? 14. Hoe haal je je dat nou in je hoofd? 15. Van wie mag dat niet? 16. Heeft Mirjam dat gezegd? 17. Wie wil dit even voor me typen? 18. Is dat alles wat je op je hart had? 19. Hoe vind jij die brief nou? 20. Dat is wel wat laat, hé?

Activiteit 4 Maak van onderstaande gesloten vragen open vragen.

1. Heb je een leuke vakantie gehad? 2. Zit die pijn links in uw buik? 3. Hebt u lekker geslapen? 4. Denkt u dat u nog beter kunt lopen? 5. Denkt u ook niet dat het beter zou zijn om te stoppen met roken? 6. Dat is toch niet zo erg? 7. Begrijpt u wel? 8. U wilt geen koffie? 9. Thuis ook alles goed? 10. Daar maakt u zich nogal zorgen over?


67


Cohort 2012-2013


Probleemgesprek 1 (taaltaak) Leerdoel

Theorie

Evaluatie

Competentie Taaltaak

De student voert in een simulatie een gesprek met Mevr. de Groot. met als doel het probleem bespreekbaar maken. Dit gesprek voldoet aan de criteria. De student reflecteert op eigen handelen door middel van het schrijven van een reflectieverslag van ongeveer 2 A4tjes. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten (H 3, 6) Thema 6 Collegiaal opstellen (H5) Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager (H 1 en 2) Vraag feedback aan je docent Vraag feedback aan je medeleerlingen die aanwezig zijn geweest bij het gesprek. Schrijf een reflectieverslag en lever dit binnen week in bij je docent. C. Begeleiden U: Omgaan met veranderingen en aanpassingen Je kunt deze activiteit gebruiken als taaktaak. Lever je criterialijst en reflectieverslag in bij je docent samen met het beoordelingsformulier gesprek voeren

Activiteit Voer dit simulatie probleemgesprek en schrijf een reflectieverslag. Mevrouw de Groot krijgt haar schoonzus op bezoek samen met haar 3 jarig dochtertje Sanne. Sanne blijft twee nachtjes bij het gezin de Groot logeren omdat de ouders van Sanne vanwege een sterfgeval in de vriendenkring onverwacht naar Portugal gaan. Op zolder heeft het gezin een logeerkamer, hier staat een bed en wat speelgoed. Verder dient de zolder ook voor opslag van overtollige spullen. Terwijl je de koffie naar de kraamkamer brengt vraagt mevrouw: ’’Zou jij het bed op de zolder willen opmaken voor mijn nichtje”? Jij geeft aan dat het geen probleem is om het bed op te maken voor Sanne. Vervolgens vraagt mevrouw de Groot ook of jij de zolderkamer wil opruimen voordat het nichtje komt.


68


Cohort 2012-2013


Criteria voor het gesprek over een probleem Criteria Je bent beleefd en respectvol naar de zorgvrager. Je maakt oogcontact Je treedt de zorgvrager op een gelijkwaardige manier tegemoet. Je spreekt duidelijk, verstaanbaar en goed Nederlands Je houdt rekening met de privacy van de zorgvrager. Je toont betrokkenheid bij de zorgvrager door open vragen te stellen. Je spreekt de zorgvrager aan rekening houdend met het verstandelijke niveau van de zorgvrager Je laat merken dat je je verplaatst in de gedachten, gevoelens, en belevingswereld van de zorgvrager. Je luistert actief Je laat merken dat je de gevoelens en gedragingen van de zorgvrager accepteert. Je houdt rekening met de normen en waarden van de zorgvrager. Je onderneemt initiatieven om het gesprek gaande te houden Feedback


69


Cohort 2012-2013



:

Datum

:

Casus

:


:


:



70


Cohort 2012-2013


Probleemgesprek 2 (taaltaak) Leerdoel

De student voert in een simulatie een probleemgesprek met als doel het probleem bespreekbaar maken. Theorie Studieboek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten (H 3, 6) Thema 6 Collegiaal opstellen (H5) Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager (H 1 en 2) Casus doornemen en de criteria voor het gesprek Persoonlijk leerdoel opschrijven. Evaluatie Vraag feedback aan je docent Vraag feedback aan je medeleerlingen die aanwezig zijn geweest bij het gesprek. Schrijf een reflectieverslag en lever dit binnen week in bij je docent. Competentie C. Begeleiden U: Omgaan met veranderingen en aanpassingen Taaltaak Je kunt deze activiteit gebruiken als taaktaak. Lever je criterialijst en reflectieverslag in bij je docent samen met het beoordelingsformulier gesprek voeren Activiteit Voer in een simulatie een probleemgesprek waarbij je het probleem bespreekbaar maakt. Dit gesprek voer je aan de hand van een situatie uit je eigen beroepspraktijk of met behulp van de beschreven casus. Mogelijkheden: 1. Breng je eigen casus in. Schrijf vooraf de belangrijkste onderdelen van het verhaal op papier en geef dit aan de begeleidende docent. 2. Maak gebruik van de beschreven casus over het gezin de Groot. Casus: Jij komt als kraamverzorgende binnen in een lastige situatie. Mevrouw de Groot is namelijk overstuur omdat de borstvoeding veel van haar vraagt. Ze geeft aan weinig geslapen te hebben omdat de baby vaak aan de borst wilde drinken. Ze voelt zich doodmoe terwijl ze eigenlijk heel blij wil zijn. Meneer de Groot zegt dat ze maar met de borstvoeding moet stoppen en geeft aan dat hij genoeg heeft van dat huilen.

-

-

De docent zal feedback geven aan de hand van de “Criteria van je beroepshouding die voortkomen uit de wetgeving en de beroepscode voor verzorgende” en de criteria voor het verloop van het gesprek. Kies of je in dit gesprek de taaltoets wil laten beoordelen. Geef dit van te voren aan, bij de docent die aanwezig is. Schrijf een persoonlijk leerdoel hierbij kun je gebruik maken van de criteria voor het probleemgesprek. Voer dit probleemgesprek in een simulatie. Vraag na afloop van het gesprek feedback aan je docent en aan andere aanwezigen. Schrijf dit op. Schrijf een reflectieverslag volgens de criteria en lever dit binnen één week in bij de docent die aanwezig was.


71


Cohort 2012-2013


Criteria voor het gesprek over een probleem Criteria Je bent beleefd en respectvol naar de zorgvrager. Je maakt oogcontact Je treedt de zorgvrager op een gelijkwaardige manier tegemoet. Je spreekt duidelijk, verstaanbaar en goed Nederlands Je houdt rekening met de privacy van de zorgvrager. Je toont betrokkenheid bij de zorgvrager door open vragen te stellen. Je spreekt de zorgvrager aan rekening houdend met het verstandelijke niveau van de zorgvrager Je laat merken dat je je verplaatst in de gedachten, gevoelens, en belevingswereld van de zorgvrager. Je luistert actief Je laat merken dat je de gevoelens en gedragingen van de zorgvrager accepteert. Je houdt rekening met de normen en waarden van de zorgvrager. Je onderneemt initiatieven om het gesprek gaande te houden Feedback


72


Cohort 2012-2013



:

Datum

:

Casus

:


:


:



73


Cohort 2012-2013


Uiten van gevoelens Leerdoel

Theorie

Evaluatie

Competentie

De student beschrijft de betekenis van minimaal 25 gegeven gevoelens en herkent de gevoelens aan non-verbaal gedrag. De student kan beschrijven welke factoren belangrijk kunnen zijn bij het uiten van gevoelens. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 1 Contact maken met de zorgvrager Evalueer met je groepje en de docent aan de hand van de kaartjes met gevoelens en de betekenissen die jullie erbij hebben gezet. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. D. Aandacht en begrip tonen E. Samenwerken en overleggen

Activiteit Maak in je groepje 32 kaartjes met daarop de gevoelens die beschreven staan op de achterzijde van deze activiteit. Beschrijf achter ieder gevoel de betekenis. Leg de kaartjes op een stapeltje met de tekst naar beneden op een tafel voor de groep. De anderen zitten op stoelen in een halve cirkel. De eerste pakt zonder dat de anderen het kunnen lezen een kaartje van de stapel. Je gaat het gevoel dat op het kaartje staat voor het groepje uitbeelden, zonder woorden. Je mag wel geluid maken. Je kunt gebruik maken van je houding, gezichtsuitdrukking, gebaren enz. De anderen gaan raden om welk gevoel het gaat. Wanneer het goed geraden is bespreek je kort waar je aan zag dat het om dát gevoel ging. Of wanneer het niet goed is geraden probeer je er met elkaar achter te komen hoe je dat gevoel zou kunnen uitbeelden. Dan pakt de volgende een kaartje van de stapel en beeld het gevoel uit. Zo gaat het verder net zolang tot de kaartjes op zijn.

1. Onzeker 2. Afwachtend 3. Boos 4. Verdrietig 5. Onmachtig 6. Trots 7. Verbitterd 8. Ontmoedigd 9. Wantrouwig 10. Angstig 11. Lusteloos 12. Woedend 13. Verontrust 14. Gespannen 15. Minderwaardig 16. Teleurgesteld 17. Bang 18. Geschokt 19. Verveeld 20. Verscheurd 21. Onbegrepen


74


Cohort 2012-2013


22. 23. Tevreden 24. Enthousiast 25. Leeg 26. Onverschillig 27. Dankbaar 28. Blij 29. Gewaardeerd 30. Verliefd 31. Onrustig 32. Vrolijk 33. Gelukkig

Activiteit 2 Ga individueel de onderstaande vragen schriftelijk beantwoorden. Ga in een groepje van minimaal vier studenten bij elkaar zitten en bespreek deze vragen. Maak individueel een samenvatting over: Wat is belangrijk wanneer je over je gevoelens wil praten. Wat denk je gemakkelijk te vinden en wat moeilijk bij het ingaan op de gevoelens van de ander. (Formuleer eventueel een leerdoel voor jezelf, over het bespreekbaar maken van gevoelens, die je in de praktijk kunt gebruiken). Vragen: 1. Waar hangt het voor jou zelf vanaf of je je gevoel wel of niet vertelt? Welke eigenschappen heeft de persoon waar jij je gevoelens bij zou willen vertellen? 2. Waar hangt het voor jou zelf vanaf of je al dan niet op het gevoel van anderen gaat reageren of gaat doorvragen? 3. Hoe uit je zelf gewoonlijk je gevoelens? Wat valt daarbij op? Maak je daarbij gebruik van non-verbaal gedrag en welk gedrag? 4. Wanneer vraag je bij anderen door naar gevoelens en wanneer niet? waarom? Geef voorbeelden van situaties. 5. Reageer je anders bij gevoelens van volwassenen, kinderen, mannen, vrouwen, ernstige zieken, of mensen die in de war zijn? Zo ja waardoor komt dit? Zo nee, waardoor komt dat?


75


Cohort 2012-2013


Waarden en normen Leerdoel

Theorie


De student herkent waarden en normen in verschillende situaties en beschrijft deze. Benoemt de waarden en normen die bij het werkveld passen. Vergelijkt de eigen waarden en normen met anderen en beschrijft deze. Studieboek Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 1 Respectvolle bejegening van de zorgvrager Kijk de opdracht samen na met je docent, vraag zo nodig om opheldering M. Analyseren

Activiteit Door de vragen te beantwoorden en te bespreken, verwoord je je eigen normen en waarden en hoor je of er verschillen zijn tussen jouw normen en waarden en die van je medeleerlingen. Je bespreekt welke normen en waarden jij bij het werkveld vind passen. Werkwijze: Je leest de situatie, beantwoord voor jezelf vragen, vergelijkt en bespreekt deze met een medeleerling. Inleiding: Wie bepaalt dat? Evelien werkt in een kraamhotel. Ze vertelt aan haar vriend wat zij heeft meegemaakt. “Ik heb iets belachelijks meegemaakt. Vorige week was het hartstikke warm. Ik droeg een minirokje met een topje. Heel normaal als het 25 graden is. Kreeg ik toch een opmerking van de direct leidinggevende en het dringende verzoek morgen iets anders aan te trekken. Mijn collega’s vonden dat zulke “blote kleding” niet kon op je werk. Dat slaat toch nergens op? Wat denken zij wel? Ik ga echt geen “truttekleren” kopen voor mijn werk. Als ik dan onderweg vrienden tegen kom, schaam ik mij kapot. Ik bepaal toch zelf wel wat ik aantrek?” Vragen  Zou jij in deze situatie ook zo hebben gereageerd?  Vind jij dat de werkgever zich mag bemoeien met de kleding van de werknemer?  Zijn er op het werk (on)geschreven gedragsregels?  Waarom hebben deze vragen met waarden en normen te maken?


76


Cohort 2012-2013


Zorgvuldig handelen bij intimiteiten Leerdoel Theorie


De student kan aangeven waar zijn lichamelijke grenzen liggen. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager Hoofdstuk 5 Zorgvuldig handelen bij intimiteiten Evaluatie, zoals die beschreven staat in de opdracht. C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 4 Respect tonen voor de zorgvrager, Hoofdstuk 5 Zorgvuldig handelen bij intimiteiten:  de samenwerkingsopdracht


77


Cohort 2012-2013


Verantwoordelijkheid voor eigen taken Leerdoel Theorie


De student kan het verschil aangeven tussen verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid en bevoegdheid boek Begeleiden van zorgvragers Thema 5 Functioneel handelen Hoofdstuk 1 Verantwoordelijk voor eigen taken Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. M. Analyseren

Activiteit Lee het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 5 Functioneel handelen, Hoofdstuk 1 Verantwoordelijk voor eigen taken:  Praktijk 1 en 2  De kennisopdrachten


78


Cohort 2012-2013


Eigen grenzen bewaken Leerdoel Theorie


De student kan het belang aangeven over het stellen van grenzen. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 5 Functioneel handelen Hoofdstuk 2 eigen grenzen bewaken Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. D. Aandacht en begrip tonen.

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 5 Functioneel handelen, Hoofdstuk 2 eigen grenzen bewaken:  Praktijk 1  De kennisopdrachten


79


Cohort 2012-2013


Emoties en gevoelens Leerdoel Theorie


De student heeft inzicht in hoe om te gaan met eigen emoties en gevoelens tijdens het beroep kraamverzorgende Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 5 Functioneel handelen Hoofdstuk 3 Emoties en gevoelens Door middel van antwoordmodellen. D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 5 Functioneel handelen, Hoofdstuk 3 Emoties en gevoelens:  Praktijk 1  Praktijk 2  De kennisopdrachten


80


Cohort 2012-2013


Werk en privé Leerdoel Theorie


De student kan het belang aangeven van een scheiding tussen werk en privé. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 5 Functioneel handelen Hoofdstuk 4 Werk en privé Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. U. Omgaan met veranderingen en aanpassingen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 5 Functioneel handelen, Hoofdstuk 4 Werk en privé:  Praktijk 1 en 2  De kennisopdrachten


81


Cohort 2012-2013


Beroepsgeheim Leerdoel Theorie


De student kan uitleg geven over wat beroepsgeheim inhoudt. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 5 Functioneel handelen Hoofdstuk 5 Beroepsgeheim Kijk je gemaakte kennisopdrachten na met het antwoordmodel. M. Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 5 Functioneel handelen, Hoofdstuk 5 Beroepsgeheim:  Praktijk 1  De kennisopdrachten


82


Cohort 2012-2013


Omgaan met macht Leerdoel Theorie


De student kan aangeven waarom het belangrijk is als verzorgende om te weten hoe om te gaan met macht. Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 5 Functioneel handelen Hoofdstuk 6 Omgaan met macht Door middel van antwoordmodellen U. Omgaan met aanpassingen en veranderingen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 5 Functioneel handelen, Hoofdstuk 6 Omgaan met macht:  Praktijk 1  De kennisopdrachten


83


Cohort 2012-2013


Ethische vragen Leerdoel Theorie


De student kan het verband aangeven tussen eigen waarden en normen en ethische dilemma’s Boek Begeleiden van zorgvragers Thema 5 Functioneel handelen Hoofdstuk 7 Ethische vragen Door middel van antwoordmodellen. M. Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, Thema 5 Functioneel handelen, Hoofdstuk 7 Ethische vragen:  Praktijk 1  Praktijk 2  De kennisopdrachten


84


Cohort 2012-2013


Assertiviteit Leerdoel Theorie


De student kan het belang verwoorden van het reageren op een assertieve manier. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen Hoofdstuk 1 Assertiviteit Door middel van antwoordmodellen U. Omgaan met verandering en aanpassen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 5 Assertief opstellen, Hoofdstuk 1 Assertiviteit:  Praktijk 1  De kennisopdrachten

Activiteit Beantwoord de vragen bij de casus Casus Jij bent thuis en hebt 8 dagen gewerkt. Gisteravond belde de planning met de vraag of je een zogenaamde “thuiskomst” zou willen overnemen van collega Margriet. Margriet was te laat thuis van een verjaardag en stond in de file. Jij hebt nee gezegd, omdat je die avond met jouw vriendin naar de film zou gaan. Vanochtend belde de teamleider op met de vraag waarom jij niet bent gaan werken. Je hebt het uitgelegd dat je vorige week ook al bent ingevallen en dat je je afspraak nu niet weer wilde verzetten. Vraag 1. Vind je dat je subassertief of assertief hebt gedragen? 2. Hoe zou je je gedragen hebben als je agressief zou hebben gereageerd?


85


Cohort 2012-2013


Rechten en plichten Leerdoel Theorie

Locatie Evaluatie Competentie

De student kan het belang aangeven van het kennen en begrijpen van de rechtspositie. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen Hoofdstuk 2 Rechten en plichten Thuis, leslokaal of kleine werkruimte Kijk deze activiteit na met het antwoordmodel. M. Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 5 Assertief opstellen, Hoofdstuk 2 Rechten en plichten:  Praktijk 1  Kennisopdracht


86


Cohort 2012-2013


Ongewenste intimiteiten Leerdoel

Theorie


De student weet het begrip “ongewenste intimiteit” te omschrijven en welke grenzen de student stelt aan de intimiteit in de functionele relatie met een zorgvrager. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen Hoofdstuk 3 Ongewenste intimiteit Kijk deze activiteit na met het antwoordmodel. M. Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren,Thema 5 Assertief opstellen, Hoofdstuk 3 Ongewenste intimiteit:  Praktijk 1  Kennisopdracht


87


Cohort 2012-2013


Agressie Leerdoel Theorie


De student kan aangeven hoe op een juiste wijze om te gaan met agressie. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen Hoofdstuk 4 Agressie Kijk deze activiteit na met het antwoordmodel. U. Omgaan met verandering en aanpassen,

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 5 Assertief opstellen, Hoofdstuk 4 Agressie:  kennisopdrachten


88


Cohort 2012-2013


Onderhandelen Leerdoel Theorie


De student kan het belang uitleggen van onderhandelen en weet hoe er onderhandeld moet worden. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen Hoofdstuk 5 Onderhandelen Kijk deze activiteit na met het antwoordmodel. M. Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 5 Assertief opstellen, Hoofdstuk 5 Onderhandelen:  Kennisopdracht


89


Cohort 2012-2013


Seksualiteit Leerdoel Theorie


De student kan de eigen mening verwoorden rondom het thema “seksualiteit”. Zorg dat je de beschikking hebt over het boekje Seksualiteit uit de serie ‘Zo mooi anders in de zorg’ geschreven door I. Muller en M. Hop. Het is te verkrijgen bij de docent of het OLC of de mediatheek Overleg met een medestudent over de antwoorden. M. Analyseren

Activiteit Lees de eerste 4 hoofdstukken van het boekje “Seksualiteit” uit de serie “Zo mooi is anders” door en beantwoord de vragen bij “Opdrachten” aan het eind van elk hoofdstuk.


90


Cohort 2012-2013


Agressie Leerdoel Theorie


De student kan op de juiste toon de fictieve agressieve kraamheer aanspreken. Zorg dat je de beschikking hebt over het boekje “Agressie” uit de serie ‘zo mooi anders in de zorg’ geschreven door I. Muller en M. Hop. Het is te verkrijgen bij de mediatheek/OLC. Formeer een groepje van 3 tot 4 mede studenten. Door met elkaar dit onderwerp te bespreken en de evaluatievragen individueel te beantwoorden. C. begeleiden D. aandacht en begrip tonen

Activiteit Lees hoofdstuk 3 van het boekje ‘Agressie” door. Let vooral op jouw reactie in de bedreigende fases. Doe daarna opdracht 1:  1 persoon is de agressieve heer (opdracht: Kan de verzorgende de juiste toon vinden om jouw agressie te stoppen?)  1 persoon is de kraamverzorgende (Evaluatie: Kon je de juiste toon vinden om de kraamheer te woord te staan? Geef aan waarom wel en waarom niet).  1 of 2 personen zijn observator. (opdracht: Kan de verzorgende de juiste toon vinden om de kraamheer te woord te staan?)


91


Cohort 2012-2013


Assertief, subassertief of agressief Leerdoel Theorie

Evaluatie

Competentie

De student beschrijft het verschil tussen; subassertiviteit, assertiviteit en agressiviteit. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen Hoofdstuk 1 Assertiviteit Bespreek de opdracht na met je de groep en met de docent. Evalueer op de volgende punten en zet je antwoorden op papier; Hoe was je reactie; in het begin, veranderde je gedrag en wanneer gebeurde dit? Hoe was je gedrag op het laatste moment? Hoe zou je je gedrag willen noemen; subassertief, assertief of agressief? Vergelijk je gedrag in deze situatie met je gedrag in de praktijk. Herken je dit? M. Analyseren U. Omgaan met verandering en aanpassen

Activiteit Dit is een groepsactiviteit. Je ervaart door middel van een rollenspel het verschil in subassertief, assertief en agressief gedrag. Je bespreekt het na in de groep. Werkwijze; 5 studenten staan te wachten op een bus (staan op het kleed), De bus kan ieder moment komen. En dan …komt de bus (docent komt aangelopen)


92


Cohort 2012-2013


Assertiviteit Leerdoel Theorie


De student maakt onderscheidt tussen subassertiviteit, assertiviteit en agressiviteit boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen Hoofdstuk 1 Assertiviteit Bespreek de opdracht samen na met je de groep en met de docent U. Omgaan met verandering en aanpassen

Activiteit Je ervaart door middel van opdrachtkaarten (zie bijlage) Wat het verschil is tussen; subassertiviteit, assertiviteit en agressiviteit. Werkwijze;  Vorm een groep van 10 studenten  2 studenten krijgen een kaartje;  1 kaartje waarop een boodschap staat die op een assertieve, subassertieve of agressieve manier moet worden gebracht en  1 kaartje waarop staat op welke wijze er moet worden gereageerd.  De andere studenten moeten raden op welke manier het verzoek werd gedaan en op welke wijze hierop werd gereageerd.  Iedereen krijgt een keer de beurt.


93


Cohort 2012-2013


Beroepsgeheim Leerdoel Theorie


De student gaat na hoe je het beroepsgeheim in verschillende praktijksituaties kunt hanteren. Boek: Begeleiden van zorgvragers thema 5 Functioneel handelen hoofdstuk 5 beroepsgeheim Evaluatie, zoals die beschreven staat in de opdracht. M. Analyseren

Activiteit Maak uit het boek Begeleiden van zorgvragers, thema 5 Functioneel handelen, hoofdstuk 5 beroepsgeheim:  samenwerkingsopdracht


94


Cohort 2012-2013


Ethische kwestie simulatie Leerdoel De student voert in een simulatie een gesprek met een kraamvrouw met als doel professioneel om te gaan met de ethische kwestie. Theorie Boek Begeleiden van zorgvragers Thema Functioneel handelen Hoofdstuk 2, 4, 5, 6 Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema Assertief opstellen Evaluatie De student reflecteert op eigen handelen door middel van het schrijven van een reflectieverslag van minimaal 1 A4. Vraag feedback aan je coach Vraag feedback aan je medeleerlingen die aanwezig zijn geweest bij het gesprek. Schrijf een reflectieverslag en lever dit binnen week in bij je coach. Competentie D. Aandacht en begrip tonen M. Analyseren Activiteit Voer in een simulatie een probleemgesprek waarbij je het probleem bespreekbaar maakt. Dit gesprek voer je aan de hand van een situatie uit je eigen beroepspraktijk of met behulp van de beschreven casus. Mogelijkheden:  Breng je eigen casus in. Schrijf vooraf de belangrijkste onderdelen van het verhaal op papier en geef dit aan de begeleidende docent.  Maak gebruik van de beschreven casus over het gezin Wynia. Casus: Je bent gebeld door het kraamcentrum om de zorg over te nemen bij het gezin Wynia. Je collega Debby heeft gisteravond bij het squashen haar enkelbanden gescheurd en kan daarom niet werken. Wanneer je kennismaakt met het gezin valt het op dat ze erg blij reageren op het feit een andere kraamverzorgster te krijgen. In de loop van de dag beginnen ze steeds opmerkingen te plaatsen wat Debby allemaal niet goed deed in de dagen dat ze er was. Van sommige punten kan je je het voorstellen dat mevrouw en meneer Wynia het vervelend vonden. Aan de andere kant: je wil je collega Debby niet afvallen. -

-

De docent zal feedback geven aan de hand van de “Criteria van je beroepshouding die voortkomen uit de wetgeving en de beroepscode voor verzorgende” en de criteria voor het verloop van het gesprek. Kies of je in dit gesprek de taaltoets wil laten beoordelen. Geef dit van te voren aan, bij de docent die aanwezig is. Schrijf een persoonlijk leerdoel hierbij kun je gebruik maken van de criteria voor het probleemgesprek. Voer dit probleemgesprek in een simulatie. Vraag na afloop van het gesprek feedback aan je docent en aan andere aanwezigen. Schrijf dit op. Schrijf een reflectieverslag volgens de criteria en lever dit binnen één week in bij de docent die aanwezig was.


95


Cohort 2012-2013


Criteria voor het gesprek Criteria Je bent beleefd en respectvol naar de zorgvrager. Je maakt oogcontact Je treedt de zorgvrager op een gelijkwaardige manier tegemoet. Je spreekt duidelijk, verstaanbaar en goed Nederlands Je houdt rekening met de privacy van de zorgvrager. Je toont betrokkenheid bij de zorgvrager door open vragen te stellen. Je spreekt de zorgvrager aan rekening houdend met het verstandelijke niveau van de zorgvrager Je laat merken dat je je verplaatst in de gedachten, gevoelens, en belevingswereld van de zorgvrager. Je luistert actief Je laat merken dat je de gevoelens en gedragingen van de zorgvrager accepteert. Je houdt rekening met de normen en waarden van de zorgvrager. Je onderneemt initiatieven om het gesprek gaande te houden Feedback


96


Cohort 2012-2013



:

Datum

:

Casus

:


:


:



97


Cohort 2012-2013


Gesprekken over seksualiteit Leerdoel Theorie


De student geeft aan welke assertieve houding zij kan inzetten bij een seksueel getinte opmerking. Zorg dat je de beschikking hebt over het boekje en de DVD “Seksualiteit” uit de serie ‘zo mooi anders in de zorg’ geschreven door I. Muller en M. Hop. Het is te verkrijgen bij de mediatheek/OLC. Formeer een groepje van 2 tot 4 medestudenten. Door met elkaar dit onderwerp te bespreken en de evaluatievragen individueel te beantwoorden. M. Analyseren D. Aandacht en begrip tonen

Activiteit Bekijk de DVD behorende bij het boek Seksualiteit. Er zijn 4 zorgvragers te bekijken:  Bekijk de introductie van de zorgvrager  Bekijk daarna het eerste deel van de casus waarin de zorgvrager een seksueel getinte opmerking maakt of handeling toepast.  Bespreek met elkaar hoe jij zou reageren op deze situatie.  Bekijk daarna hoe verzorgende Linda heeft gereageerd.  Bespreek daarna met elkaar hoe jij deze zorgvrager hierover zou willen aanspreken.  Bekijk daarna het gesprek van verzorgende Linda met de zorgvrager. Evaluatie:  Wat zou jij anders dan Linda gedaan hebben?  Welke stijl van reageren sluit het beste aan bij hoe jij het zou willen doen?  Zou jij de gesprekken over seksualiteit ook kunnen voeren of laat je dat liever over aan iemand anders? Motiveer je antwoord.


98


Cohort 2012-2013


Samenwerken Leerdoel Theorie


De student kan benoemen welke factoren meespelen bij samenwerken. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 6 Collegiaal opstellen Hoofdstuk 1 Samenwerken Kijk deze activiteit na met het antwoordmodel. M. Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 6 Collegiaal opstellen, Hoofdstuk 1 Samenwerken:  Praktijk 1 en 2  Kennisopdracht


99


Respect voor de collega’s Leerdoel Theorie Competentie

Cohort 2012-2013


De student kan benoemen hoe hij/zij met verschillende collega’s kan samenwerken op een respectvolle manier Boek:de zorgverlening afstammen en evalueren. Thema 6 hoofdstuk2 R .op de behoefte van de klant gericht U .omgaan met veranderingen en aanpassingen

Activiteit Lees het boek Maak de kennisopdrachten Activiteit Discussieer over de volgende stellingen in een groep van drie studenten Stelling: 1. Ik ga niet samenwerken met iemand met een hoofddoek 2 Dikke mensen zijn gezellig 3 Ik ga geen stukje uit de bijbel voorlezen tijdens de maaltijd als me dat gevraagd word 4 Ik feliciteer iedere vader doormiddel van het geven van een hand


100


Cohort 2012-2013


Het bespreken van je werkwijze en je beroepshouding Leerdoel Theorie


De student legt in eigen woorden uit wat wordt verstaan onder werkwijze en beroepshouding en kan reflecteren op zichzelf. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 6 Collegiaal opstellen Hoofdstuk 3 Het bespreken van je werkwijze en je beroepshouding Kijk deze activiteit na met het antwoordmodel M. Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 6 Collegiaal opstellen, Hoofdstuk 3 Het bespreken van je werkwijze en je beroepshouding:  Praktijk 1 en 2  Kennisopdracht


101


Cohort 2012-2013


Werksfeer Leerdoel Theorie


De student kan aangeven aan welke voorwaarden een goede werksfeer moet voldoen. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 6 Collegiaal opstellen Hoofdstuk 4 Werksfeer Kijk deze activiteit na met het antwoordmodel. M. Analyseren E. Samenwerken en overleggen

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 6 Collegiaal opstellen, Hoofdstuk 4 Werksfeer:  Praktijk 1  Kennisopdracht


102


Cohort 2012-2013


Conflicten in het team Leerdoel Theorie


De student kan het verloop en de aandachtspunten van een conflict aangeven. boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 6 Collegiaal opstellen Hoofdstuk 5 Conflicten in het team Kijk deze activiteit na met het antwoordmodel. M. Analyseren

Activiteit Lees het hoofdstuk Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 6 Collegiaal opstellen ,Hoofdstuk 5 Conflicten in het team:  Praktijk 1 en 2  Kennisopdracht


103


Cohort 2012-2013


Conflicthantering 1 Let op dit is een opdracht die alleen door de docent gegeven kan worden! Leerdoel De studenten benoemen welk gedrag remmend werkt op een conflict en welk gedrag een conflict aanjaagt. Benoemen hoe een conflict in de samenwerking te veranderen is naar een win-win situatie. Praktische voorbereiding - De docent begeleidt de groep (minimaal 9 studenten) - Briefjes met 3 verschillende instructies elk voor een derde van de studenten. - Lokaal met veel stoelen liefst zo leeg mogelijke ruimte, tafels zoveel mogelijk weg halen of aan de kant zetten. - Eventueel videocamera om de oefening op te nemen en afspeel apparatuur voor de nabespreking. Leslokaal met één deur en het liefst één raam. Heeft het lokaal twee ramen; pas de opdrachtenbriefjes dan aan in zet de stoelen bij het grote raam. Evaluatie De docent evalueert na de oefening relevante vragen kunnen zijn: - Wat hebben jullie ervaren bij deze oefening? - Vond je dat de stoel van jou was: dat jij besliste wat ermee gebeurde? - Hoe ging je om met mensen die iets anders wilden? Ging je samenwerken, overtuigen, argumenteren, ruziën, of heb je toegegeven? - Als je anderen hebt geconfronteerd hebt hoe deed je dat dan? - Hoe heb je de instructies opgevat? Hoe kwam het dat je ze zo hebt geïnterpreteerd? - Zag je ze als instructies die hoe dan ook, koste wat het kost en ongeacht wat anderen wilden uitgevoerd moesten worden? Waarom? - Wat maakte dat het conflict werd aangejaagd? Wat maakte dat het conflict werd geremd? - Als je deze opdracht nog eens zou uitvoeren, hoe zou je het dan aanpakken? Waarom? - Zie je verbanden tussen wat hier gebeurde en werkelijke situaties? - Welke conflicthanteringstijlen herkennen jullie. (Dit kunnen de studenten alleen beantwoorden wanneer hier al theorie over is gegeven. Deze oefening is ook goed om te doen voordat je het over conflicthantering gaat hebben.


104


Cohort 2012-2013


Conflicthantering 2 Leerdoel

Theorie


De student beoordeelt welk gedrag gericht is op het remmen van een conflict en welk gedrag op het aanjagen van een conflict. De student beschrijft bij de gegeven uitspraken die gedaan zijn in conflictsituaties, wat remmend en wat aanjagend gedrag is. boek “De zorgverlening afstemmen en evalueren” Thema 6 Collegiaal opstellen Hoofdstuk 5 Conflicten in het team Evalueer met elkaar aan de hand van de antwoorden die jullie individueel hebben gegeven. M. Analyseren

Activiteit 1 Beoordeel onderstaande uitspraken die zijn gedaan in een conflictsituatie. Gaat het bij de uitspraak om conflictafremmend gedrag of conflictaanjagend gedrag? Schrijf bij elke uitspraak een korte uitleg en benoem het afremmende of aanjagende gedrag. Ga in een groepje van minimaal vier studenten bij elkaar zitten en bespreek je antwoorden. Uitspraken:  “Ik begrijp niet goed waar je boos over bent en wat ik verkeerd heb gedaan kun je het met een voorbeeld verduidelijken.”  “Dat moet jij nodig zeggen, alsof jij nooit iets fout doet.”  “O, dat wist ik niet. Eerlijk gezegd heb ik het zo nooit bekeken”  “Wat ben jij een zeurpiet zeg.” o “Dat zie je toch echt verkeerd, dat is echt anders als jij denkt.”  “Als ik het goed begrijp, vind jij dat ik te snel heb toegegeven.”  “Ik zie dat anders, ik heb er moeite mee als jij dat zo doet, dat geeft mij het gevoel dat ik er niet toe doe.”  “Jij loopt er altijd de kantjes vanaf dus ik zou mijn mond maar houden als ik jou was.”  “Dat ben ik niet met je eens. En trouwens: ik niet alleen, ik weet van meer collega’s dat ze het niet met jou eens zijn.”  “Ik heb helemaal geen zin om met je verder te praten ik ga weg, doei.” Activiteit 2 Vakantie-romance (rollenspel). Vorm een groep van 4 personen en speel met elkaar het rollenspel (zie bij ondersteunend materiaal)


105


Cohort 2012-2013


Culturen Leerdoel Theorie


De student kan verwoorden wat voor invloed verschillende culturen hebben op het samenwerken. Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 6 Collegiaal opstellen Hoofdstuk 2 Respect voor collega’s Evaluatie, zoals die beschreven staat in de opdracht. M. Analyseren

Activiteit 1 Bekijk het volgende korte filmpje: http://www.youtube.com/watch?v=omk6TAxJYOg Of ga naar www.youtube.com en zoek op: “pixar short film for the birds” (3.24min)

Activiteit 2 Maak uit het boek De zorgverlening afstemmen en evalueren, Thema 6 Collegiaal opstellen, Hoofdstuk 2 Respect voor collega’s:  De samenwerkingsopdracht Variatie: - Maak individueel een kort verslag van de duidelijkste kenmerken van 1 of meerdere culturen. Beantwoord dan de vragen uit de samenwerkingsopdracht. - Laat de presentatie achterwege. - In plaats van jezelf in te beelden te leven en werken in deze cultuur ga je er van uit dat je iemand uit deze cultuur gaat verzorgen. Ook dan kun je de vragen uit de samenwerkingsopdracht beantwoorden.


106


Cohort 2012-2013


Eurorail Leerdoel Praktische voorbereiding

Theorie

Evaluatie

De studenten verwoorden hun (voor)oordelen ten aanzien van andere culturen levens en geloofsovertuiging De docent licht het spel toe, verdeelt de groepjes en leidt de discussie Min 15 tot 25 studenten Tijd 90 min Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 6 Collegiaal afstemmen Hoofdstuk 2 Respect voor collega’s Bespreek de opdracht samen na met je docent

Activiteit Eurorail is een gezelschapspel, Je komt achter je (voor) oordelen over andere culturen. Om tot een goed inzicht te komen van deze (voor)oordelen is het belangrijk dat je het spel eerlijk speelt. Pas dan krijgt je een goed inzicht in je houding ten aan zien van andere culturen.

Speluitleg De studenten behoren tot een groep gelukkigen die een 15 daagse treinreis gaan maken. Dat wil zeggen 15 dagen en nachten in de trein en dat in een coupe met 4 andere mensen. Elke student gaat dus met 4 onbekende jongeren op reis, zij vormen een reisgezelschap zonder begeleider, maar wel met hetzelfde einddoel. Gelukkig mag jezelf kiezen met wie je deze reis gaat ondernemen. Hieronder een lijst van 10 passagiers waaruit je er vier mag kiezen. 1. Een Nederlandse radicale feministe 2. een Britse skinhead die veel bier drinkt 3. een jonge kunstenaar die HIV besmet is 4. een moslim op weg is naar Mekka 5. een vijftig jarige man hoogopgeleid, vegetariër, homoseksueel 6. een jonge Afrikaanse vrouw met haar baby 7. een Iranese vluchteling 8. een student theologie 9. een zakenman met een burn-out en laptop 10. een jonge prostituee die net is afgekickt van harddrugs

Opdracht Individueel Maak je eigen keuze van 4 favoriete medereizigers en 4 mensen waarmee je zeker niet wenst te reizen Tijd 10 minuten De spelleider vormt groepjes van 4, maximaal 5 studenten .


107


Cohort 2012-2013


Opdracht Groep In de groepjes bekijken de studenten elkaars keuzes. Ieder groepslid onderbouwt waarom hij tot deze keuze is gekomen. Het is de bedoeling dat de groep tot een gemeenschappelijke keuze van 4 gewenste en 4 ongewenste passagiers komen. Tijd 20 minuten Deze keuze wordt daarna in de grote groep gebracht. De spelleider vraagt telkens naar het waarom van de keuze. Dit wordt genoteerd op een flap

Opdracht Discussie Vervolgens start de spelleider een discussie met de volgende vragen:  hoe realistisch is de voorgestelde keuze  heeft iemand in de realiteit een gelijkwaardige situatie beleefd  welke factoren hebben hun keuze bepaald  wat is belangrijk  wat was het moeilijkste  was het moeilijk om tot een overeenstemming te komen  welke stereotypen roept deze lijst bij jullie op  waar komen deze vooroordelen vandaan. Tijd 45 minuten


108


Cohort 2012-2013


Bijlage; Handleiding spelleider Het is belangrijk dat iedereen elkaars mening respecteert en dat de studenten Elkaar niet op hun persoonlijke visie aanvallen De studenten zullen af en toe in een moeilijke positie terecht komen: Er is een gevaar dat de discussie leid tot de vraag wie de minste vooroordelen heeft, daar gaat het hier niet om. Het inzichtelijk maken dat iedereen over vooroordelen beschikt staat centraal. Neem in de discussie ook mee dat de beschrijving van de mensen heel kort en zakelijk is. Eigenlijk weten we niets over de achtergrond en persoonlijkheid van de personen in kwestie. Laat de studenten een vergelijkbare situatie in het dagelijkse leven bedenken, waarin direct geoordeeld of veroordeeld wordt (mensen die we voor het eerst ontmoeten, het journaal of nieuws uit de krant). Stimuleer de studenten hun antwoorden voldoende toelichten; Waar wordt voor gekozen, wat is het uitgangspunt geweest voor hun keuze

Evaluatie Probeer de studenten zelf te laten ontdekken dat openstaan voor andere en culturen en gewoontes een voorwaarde is voor een echte ontmoeting en dat dat een toegevoegde waarde in je leven kan zijn. Tijd 15 minuten


109

OPLEIDING tot Verzorgende kraam. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak C

Recommend Documents