Uitnodiging Op vrijdag 3 maart 2006 wordt om 19.30u. in het Museum van Deinze en de Leiestreek
het KGK- Jaarboek 2006 voorgesteld en de KGK- Tentoonstelling geopend
ALLE LEDEN ZIJN VAN HARTE WELKOM De Bijdragen tot de Geschiedenis van Deinze en de Leiestreek, deel LXXIII, of het KGK???Jaarboek 2006 bevat ca. 420 bladzijden met 9 diverse artikels van Michel CLOET, René DE CLERCQ, Luc GOEMINNE, André HEYERICK, Paul HUYS en Herman MAES. Het thema van de KGK- tentoonstelling is dit jaar “Uit de school geklapt“. Meer informatie verder in dit blad. Naast dit traditioneel jaarprogramma brengt de Kring ook nog eens drie extra-publicaties : Luc GOEMINNE, Toponymie van Machelen. Oude en nieuwe plaatsnamen Paul HUYS, Picqué (Deinze 1799- Brussel 1869), deel III Paul HUYS, Van huizen en mensen, de dingen die voorbijgaan…Over de Gentstraat in mijn kinderjaren (1933-1946)
3383
Uitnodiging Op vrijdag 3 maart 2006 wordt om 19.30u. in het Museum van Deinze en de Leiestreek
het KGK- Jaarboek 2006 voorgesteld en de KGK- Tentoonstelling geopend
ALLE LEDEN ZIJN VAN HARTE WELKOM De Bijdragen tot de Geschiedenis van Deinze en de Leiestreek, deel LXXIII, of het KGKJaarboek 2006 bevat ca. 420 bladzijden met 9 diverse artikels van Michel CLOET, René DE CLERCQ, Luc GOEMINNE, André HEYERICK, Paul HUYS en Herman MAES. Het thema van de KGK- tentoonstelling is dit jaar “Uit de school geklapt“. Meer informatie verder in dit blad. Naast dit traditioneel jaarprogramma brengt de Kring ook nog eens drie extra-publicaties : Luc GOEMINNE, Toponymie van Machelen. Oude en nieuwe plaatsnamen Paul HUYS, Picqué (Deinze 1799- Brussel 1869), deel III Paul HUYS, Van huizen en mensen, de dingen die voorbijgaan…Over de Gentstraat in mijn kinderjaren (1933-1946)
Vernieuwing van het bestuur van de Kring Om de kring in orde te stellen met de nieuwe vzw-wetgeving werden nieuwe statuten opgesteld, die neergelegd werden d.d. 31 oktober 2005 op de griffie van de Rechtbank van Koophandel te Gent.
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3384 Ook het bestuur onderging enkele wijzigingen: Bestuur KGK - 1 januari 2006 A. Leden van de Raad van Bestuur Erevoorzitter Voorzitter
Herman Maes Willy Jonckheere
Ten Bosse 11 - 9800 Deinze Winkelstraat 36 - 9800 Deinze
Ondervoorzitter
Luc Goeminne
Dorpsstraat 32, bus 1 - 9800 Deinze
Secretaris
Trui Galle (echtg. Luc Van Nevel) Berg 17 - 9800 Deinze
Penningmeester
Ive Steyaert
Bestuursleden
* * * * * * * * * * * *
Leeuwstraat 31, 9800 Deinze
Luc Bauters Pastoriestraat 67 – 9800 Deinze Morgan De Dapper Soudanlaan 3, - 9800 Deinze Stefaan De Groote Peperstraat 7 - 9800 Deinze André Heyerick Markt 46, bus 8 - 9800 Deinze Paul Huys Deinse Horsweg 18 - 9031 - Drongen Denis Pieters Blauwstraat 48, 9030 Wondelgem Hugo Thoen Erfgoedlaan 7 – 9800 Deinze Veerle van Doorne Snoekstraat 46 - 9800 Deinze Martin Van Haesebroeck Oudestraat 21 - 9800 Deinze David Vanhee Alfons Bynlaan 5A, 9031 Drongen Tony Vanhee Reigerslaan 2 - 9800 Deinze Vic Wouters Pontstraat 22, 9800 Deinze
B. Leden van de Algemene Vergadering zijn de hierboven vermelde leden van de Raad van Bestuur aangevuld met: * Mevrouw Luc Matthys-De Clercq, Erevoorzitster, St.-Vincentius Rustoord,Ten Bosse 150, 9800 Deinze * Filip Kempeneers Bredestraat 128, 9800 Deinze * Graaf Juan t’ Kint de Roodenbeke Ooidonkdreef 11, 9800 Deinze * Urbain Vanwildemeersch Beekstraat 105c - 9800 Deinze Graag willen we de bestuursleden die hun mandaat niet meer vernieuwd hebben bedanken voor hun jarenlange inzet voor de Kring en voor hun trouwe vriendschap.
Eerste extra-uitgave : Paul HUYS, Kunstschilder Charles-Louis Picqué (Deinze 1799 – Brussel 1869), deel III, uitgave KGK-Deinze, 2006, 108 pp., 52 ill. waarvan 12 in vierkleurendruk. Formaat 22 x 21 cm, verkooprijs € 14 (verzendingskosten € 5 niet inbegrepen). De oplage is beperkt tot 250 ex. In 1993 publiceerde de Kring de monografie die KGK-bestuurslid P. Huys schreef over “Kunstschilder Charles Picqué, met oeuvrecatalogus”. Drie jaar later verscheen de aanvullende studie “Picqué in Italië en Engeland”, met aanvulling van de oeuvrecatalogus, als bijdrage in ons jaarboek van 1996. Voor beide studies samen werd de auteur bekroond met de Provinciale Prijs voor Kunstgeschiedenis (periode 1993-1996). Het werk dat op 3 maart zal worden voorgesteld in het Museum is dus het derde opeenvolgende deel gewijd aan deze kunstschilder.
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3385 Het boek bevat een aanvullende oeuvrecatalogus (nrs. 226-265) met een 40tal geschilderde werken, voornamelijk portretten, waaronder acht familieportretten van de familie Joos de Ter Beerst en zes familieportretten van de familie Rolin, vier zeldzame stukken uit zijn Italiaanse periode (1827-1830), enkele genrestukken, e.a.m. De auteur, P. Huys, zal op de voorstelling aanwezig zijn, maar tevens op zaterdag 4 maart, van 14 tot 17 uur, in het Museum. Tweede extra-uitgave : Luc GOEMINNE, Toponymie van Machelen, uitgave KGK-Deinze, 2006, 281 pp., 12 krtn. Formaat 24 x 16 cm, verkooprijs € 20 (verzendingskosten € 5 niet inbegrepen). De oplage is beperkt tot 300 ex. Dit boek over Machelen is reeds de vijfde toponymische studie die KGK-ondervoorzitter L. Goeminne schreef over gemeenten uit de regio: Zulte, Olsene, Petegem, Astene en nu dus Machelen. Naast een historische schets bevat het boek ook heel wat elementen over de economische, landschappelijke en bevolkingsevolutie van de gemeente. Het glossarium bevat 849 diverse plaatsnamen met verklaring. Stamboomonderzoekers vinden hun gading in de bijlagen met nominatieve bevolkingslijsten uit 1423, 1572, 1638 en 1695. De auteur, L. Goeminne, zal op de voorstelling aanwezig zijn, maar tevens op zaterdag 4 maart, van 14 tot 17 uur, in het Museum.
Derde extra-uitgave : Paul HUYS, Van huizen en mensen, de dingen die voorbijgaan…Over de Gentstraat in mijn kinderjaren (1933-1946), uitgave KGK-Deinze, 2006, 156 pp., ill. Formaat 22 x 21 cm, verkooprijs € 16 (verzendingskosten € 5 niet inbegrepen). De oplage is beperkt tot 250 ex. Dit boek is een uniek levend geworden brokje Deinse geschiedenis, dat laat zien hoe het vroeger (vóór, binst en kort na de Tweede Wereldoorlog) was, welke huizen er toen stonden en welke mensen er woonden: tussen de Knok en de grens met Petegem ongeveer 120 huizen langs de zuidkant, ongeveer 130 huizen langs de noordkant. Het boek van P. Huys bevat gegevens over zowat tweehonderd families, die in de jaren ’30-’40 in de Gentstraat gewoond hebben. De auteur, P. Huys, zal op de voorstelling aanwezig zijn, maar tevens op zaterdag 4 maart, van 14 tot 17 uur, in het Museum. Deze drie boeken kunnen gereserveerd worden door betaling op postrekening 0000434500-37 van KGK-Deinze, met vermelding van “Picqué” (€ 14), “Machelen” (€ 20), “Gentstraat” (€ 16). Portkosten: extra € 5. Bij gezamenlijke bestelling van de drie voor € 50 dienen geen portkosten betaald te worden.
2013. W. JONCKHEERE. : De ‘Geschiedenis van Deinze’ nadert de voltooiing Zoals onze lezers weten bestaat het project “Geschiedenis van Deinze” uit drie delen. Het eerste deel (Deinze-Petegem vóór 1800) en het tweede deel (Deinze-Petegem na 1800) verschenen reeds respectievelijk in 2003 en 2005, terwijl deel drie “Het platteland en de dorpen in Deinze” voorzien is voor het einde van 2006. De auteurs en de ‘Werkgroep’ zullen dit jaar de handen vol hebben, maar ze zijn vastberaden om de geplande termijn te halen. Intussen raken de eerste twee delen ook in ruimere kring bekend. Deel 1 van de Geschiedenis van Deinze werd geciteerd in het verslag van volgend Duits Colloquium: Stadt und Regionen : Internationale Forschungen und Perspektiven, Kolloquium,
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3386 Böhlau Verlag, 2005. In zijn referaat ‘Von der Stratifikation zur Gestalt. Der Paradigmenwechsel in der Stadtgeschichte der Niederlande’ had prof. Wim Blockmans het over: ‘Erwähnenswert ist auch eine grosszügige und von renommierten Historiken herausgegebene und geschriebene, reichlich illustrierte Geschichte der südlich von Gent gelegenen kleinen stadt Deinze.’ In het jongste nummer van “De Leiegouw” , Zesmaandelijks tijdschrift van de Vereniging voor geschied- taal- en volkskundig onderzoek in het Kortrijkse, jg. 47, afl. 2, 2005, pp. 298-303 geeft gewezen rijksarchivaris Niklaas Maddens een uitvoerige boekbespreking van beide verschenen volumes. Met zin voor precisie onderwerpt hij de publicaties aan een grondig onderzoek, waarbij hij ook wijst op (kleine) tekortkomingen. Ik wil u zijn besluit niet onthouden: “ De medewerkers verdienen alle lof en bewondering voor het reusachtige werk dat zij verricht hebben. Weinig gemeenten kunnen bogen op zo’n uitgebreide, goed onderbouwde en degelijke geschiedenis. Het zal ongetwijfeld vele decennia lang standhouden en een referentiewerk blijven. In veel opzichten kan het model staan voor veel andere Vlaamse steden. Wij feliciteren dan ook van harte de Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en de Leiestreek en het stadsbestuur van Deinze, die aan deze magistrale realisatie ten grondslag liggen”. Net op de valreep voor het verschijnen van dit Contactblad kreeg ik nog de recensie onder ogen van Gaëtan Regniers, journalist van “Het Laatste Nieuws” in het recente nummer van “Brood en rozen”, Tijdschrift voor de Geschiedenis van Sociale Bewegingen”, 2005, afl. 4, pp. 120-122. Hier werd enkel het tweede boekdeel onder de loupe genomen. Kijk, zo hoor je het ook eens van iemand anders. Wie deel I of deel II nog niet in zijn bezit heeft kan zich best tot de dienst Cultuur op het Stadhuis wenden of tot KGK-voorzitter W. Jonckheere.
2014. Paul HUYS (nr. 434): Deinze honderd jaar geleden – aflevering III (1906) Bronnen: “Gazette van Deinze”, “De Deinsche Burger”, “Vooruit” (N.B. Alle citaten zijn door ons in de moderne spelling overgezet). 28 januari “Enige dagen geleden heeft men, in de O.L.V.-kerk alhier, het hoogaltaar afgebroken, dat door een nieuw moet vervangen worden. Bij de H.H. Reliquieën die er in gesloten waren, heeft men het volgende opschrift gevonden: Anno Domini 1643, mensis Septembris die sexta, ego Antonius Triest, episcopus Gandavensis, consecravi Ecclesiam et altare hoc in honorem Beatae Mariae semper Virginis, et reliquias SS. Martyrum Vincentii et Theoberum in eo inclusi, et singulis Christi fidelibus hodie unum annum, et, in die anniversarii consecrationis hujusmodi ipsam visitantibus quadraginta dies de vera indulgentia in forma Eclesiae consueta concessi. (*) (Gazette van Deinze, jrg. 19, nr. 926 van 28.01.1906) (*) vertaling (P.H.): Op 6 september in het jaar O.H. 1643 heb ik, Antonius Triest, bisschop van Gent, de kerk en dit altaar ter ere van de H. Maria altijd Maagd gewijd en er de relikwieën in opgeborgen van de H. Vincentius en de HH. Thebaanse Martelaren; aan alle gelovige christenen heb ik verleend: vandaag een aflaat van één jaar, en als zij, op de verjaardag van deze wijding de kerk bezoeken, een aflaat van veertig dagen op de voor de Kerk gebruikelijke manier.
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3387
2 februari “Petegem. Brandstichting. Het parket van Gent is hier vrijdag (2 febr.) afgestapt om een onderzoek te doen inzake een brand op de Molenhoek, bij de de vlashandelaar De Cock. Een aanhouding is bewerkstelligd.” (Vooruit, nr. 37 van 06.02.1906) 3 februari “Deinze. Vreselijk ongeluk. De 22 jarig Modest Lievens, van Vinkt, die uit de werkerstrein stapte, die hier zaterdagmorgen (3 febr.) om 5.15 in het station kwam, is door een goederentrein een been afgereden. Herhaaldelijk reeds hadden de werklieden geklaagd dat telkens bij de aankomst der treinen er anderen manoeuvreerden. Hunne reclamaties werden niet aanhoord: nu misschien zal men daaraan verandering brengen – nu er gebeurd is wat vroeg of laat moest gebeuren.” (Vooruit, nr. 35 van 04.02.1906) – Het waren de dokters Liebaert en Filliers die ter plaatse van het ongeval zelf het been tot boven de knie afzetten; het slachtoffer - en zijn twee broers – waren mijnwerkers (DDB, nr. 5 van 04.02.1906) Begin februari De militielijsten voor de loting van het jaar 1906 zijn opgesteld voor het kanton Deinze; de lijst telt 233 namen van twintigjarigen: 46 uit Deinze, 27 uit Petegem, 15 uit Astene, 14 uit Bachte-Maria-Leerne, 8 uit Grammene en 6 uit Gottem; in Machelen, Olsene en Zulte zijn resp. 15, 22 en 22 lotelingen. (DDB, nr. 5 van 03.02.1906). Een week later wordt de uitslag van de militieloting gepubliceerd; Albert Saverijs trekt het nr. 31, het op één na laagste nummer. De belangstellende vindt er alle 233 betrokkenen nominatim opgesomd. (DBB, nr. 6 van 10.02.1906) 19 februari “Gottem. Kinderlijk opgevist. Maandag (19.02) heeft de knecht van M. De Smet aan de overzet het lijk gevonden van een pasgeboren wichtje van het mannelijk geslacht. Het was gans naakt en was, waarschijnlijk, door een stoomboot op kant gespoelt”. (Vooruit, nr. 52 van 21.02.1906) 22 februari Op zondag 22 februari trekt de Jaarlijkse Cavalcade (karnavalstoet), georganiseerd door de maatschappij “Nut en Vermaak”, door de straten van Deinze. Er worden 15 verschillende groepen opgesomd, w.o. acht met een praalwagen (DDB, nr. 7 van 18.02.1906) 25 april “Gottem. Dodelijk ongeluk. Leonard De Keukelaere, 80 jaar oud, die bezig was zijn vee te verzorgen in de koestal, is onder de instortende gevel bedolven. Toen men de ongelukkige uithaalde, had hij opgehouden te leven. Hij was armen en benen gebroken en had vreselijke wonden over geheel het lichaam.” (Vooruit, nr. 115 van 25.04.1906; het lopende Vooruitfeuilleton was toen “De drie musketiers” van Alexandre Dumas) 13 mei “Onze stadsgenoot, M. Antoine Van Parys, komt ter Kon. Academie van Gent, in de hogere klas van versieringskunst, de eerste prijs te bekomen. Hartelijke gelukwensen.” (Gazette van Deinze, nr. 941 van 13.05.1906) 3 juni “Nieuw orgel ingewijd in de Sint-Martinuskerk van Petegem.” Het orgel was een gift van de Z.E.H. Pastoor Urb. De Bouvrie. (Gazette van Deinze, nr. 944 van 03.06.1906) 17 juni “Grammene. De plaag der dorpen. Zondagavond (17.06) heeft de 19-jarige Remi Vertriest, werkzaam in de brouwerij Bossuyt, zoon van de Petegemse bareelwachter Kamiel Vertriest, een messteek boven het schouderblad gekregen van een kerel die tot nu toe onbekend is. Het leven van Vertriest is in gevaar.” (Vooruit, nr. 171 van 20.06.1906) – Veertien dagen later is de dader aangehouden en gevankelijk naar Gent gevoerd; het is de 16-jarige Kamiel De Ram uit Aarsele,die de messteek toebracht “omdat Vertriest hem (onvrijwillig!) op de teen getrapt had”. (DDB, nrs. 25 en 26 van 24.06 en 01.07.1906) 4 augustus
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3388 “Deinze. Verdwenen. Met de velo van de baas van zijn logist is verdwenen Jozef Raveel, 18 jaren oud, agréé (sic). Men verliest zich in gissingen over die verdwijning. Raveel is geboortig van De Pinte”. (Vooruit, nr. 216 van 04.08.1906) 5 en 12 augustus Op zondag 5 augustus hield de schuttersgide van Sint-Sebastiaan de jaarlijkse koningsschieting; koning werd Maurice De Backer. De week daarna, op 12 augustus, schoot Maurice Callebaut zich tot koning bij de (veel jongere) concurrerende gilde “De Vriendenkring” (van liberale signatuur). (DDB, nrs 32 en 33 van 12 en 19.08.1906) 2 september Petegem. Zeldzaamheid: zevende zoon, geboren bij de echtelingen Th. Coddens-Bekaert. Het kind werd gedoopt donderdag te 17 uur. Peter was burgemeester Isidoor Colle (deze overleed enkele maanden later, op 14.12.1906, 61 jaar oud) en meter was mevrouw Jean Lagrange. ’s Avonds was er gebuurtefeest. (Gazette van Deinze, nr. 956 van 02.09.1906) 2 en 9 september Deinze. Toneel. Aankondiging van een toneelopvoering, op 2 en 9 september door “de toneelafdeling van de Volkskring”, als eerste opvoering van het seizoen 1906-1907. Opgevoerd werd het drama De Gebroeders De Grave van Cesar van Cauwenberghe. (Gazette van Deinze, nr. 950 van 22.07.1906; zie verder ook het nr. 955) 4 november De bibliotheek van het “Vlaamsch Gezelschap” (bij de wed. Yde) ging weer open voor het winterseizoen (elke zondag, 9-11uur, van 4 november tot 1 april 1907). De overige zes maanden (april – september) was de bibliotheek gesloten. Een catalogus van de boekwerken was beschikbaar (5 centiemen). De bibliotheek bevatte de (quasi) “volledige werken van Conscience, Snieders, Sleeckx, Ledeganck en Van Duysse”, benevens veel “werken van geschiedenis, aardrijkskunde en huishoudkunde”. (DDB, nr. 43 van 28.10.1906) 27 november tot 16 december Deinze. Drie weken durende werkstaking in de weverij van Oct. Lammens. Uitvoerige berichtgeving hierover door G(ustaaf) Gevaert, die ook melding maakt van twee “meetings” in het lokaal “Voor ons Recht” op de Markt in Deinze, resp. op vrijdagavond 7 dec. (spreker: Gezel Arthur Verschraeghe, over “De werkstaking en de werkersbeweging”) en op vrijdag 14 dec. (sprekers: G. Gevaert en Van Sweden). (Vooruit, nrs. 333 van 29.11, 336 van 02.12, 341 van 07.12 en 348 van 14.12.1906). Het laatste artikel hierover (Vooruit, nr. 350 van 16.12.1906) bloklettert: “Deinze. De werkstaking bij M. Lammens gewonnen! (…) Aanzienlijke loonsverhoging op alle werken. (…) na 3 weken staking gaan maandag (=17.12) de stakers aan het werk. De tweede week echter publiceert De Deinsche Burger een rechtzetting vanwege fabrikant Octaaf Lammens, waarin hij o.m. toelichting geeft over de zgn. “minderwaardige” wol, waarmee zijn wevers moeten werken en die te maken heeft met de maandenlange lock-out (19.09 tot 12.11) bij de wolfabrieken in Verviers, waar hij gewoonlijk zijn wol bestelt, en wel atijd van beste kwaliteit. Lammens geeft ook interessante details i.v.m. de “normale” werkweek in zijn weverij, nl. 60 uren in de zomer en 63 uren in de winter, of een gemiddelde werkduur van 10 uur en een kwart per dag. Hij deelt ook een nominatim-loonlijst van zijn 24 werknemers mee, nl. 15 wevers (hoogste en laagste dagloon: 2,56 tot 1,58 fr.) en 9 weefsters (resp. 2,05 tot 1,61 fr.) en tot staving wil hij daarvan kennis laten nemen in de betaalboeken zelf. (DDB, nr. 49 van 09.12.1906) 2 december Deinze. Toneel. Aankondiging van het tweede seizoensoptreden in de Volkskring, op zondag 2 december, met opvoering van het drama in 3 bedrijven Jacquard (*), “het schone nieuwe toneelstuk van [de Deinzenaar] Pieter Kints”, gevolgd door Stanley, “het lieve blijspel [van Palmer Putman] dat een achttal jaren geleden veel bijval bekwam”. (Gazette van Deinze, nrs. 964 van 28.10, 968 van 25. 11 en 969 van 02.12.1906). (*) J.M. Jacquard (Lyon 7.7.1752 – Oullins bij Lyon 7.8.1834), uitvinder van het zgn. Jacquard-weefgetouw. 18 december
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3389 “Deinze. Bende. De gendarmerie komt te Vinkt een ‘rovershol’ te ontdekken, gevuld met voorwerpen, die gestolen werden in de omliggende gemeenten Poeke, Kanegem, Ruiselede, Lotenhulle, Meigem en Vinkt. Een der dieven, dertig in getal, zegt men, werd aangehouden. De bende pleegde meer dan 70 diefstallen. Aanhoudingen zijn ophanden.” (Vooruit, nr. 352 van 18.12.1906) Andere gedenkwaardigheden (cultureel, artistiek) uit het jaar 1906: Aan de Gentse Academie (1905-1906) volgen Robert Aerens, Jan-Frans Cantré, Oscar Colbrandt, Domien Ingels, Constant Permeke, Emiel Poetou, Leon Sarteel, Albert Servaes en Frits Van den Berghe de Schilderklas bij Jan Delvin. En op het Driejaarlijks Salon te Gent triomfeert het luminisme van Claus c.s. (Leon De Smet, Anna De Weert, Jenny Montigny). Reis van de Duitse expressionist Ernst Barlach (tekenaar-beeldhouwer) door de Russische steppen. Geboren: De schrijvers Karel Jonckheere, Clara Eggink, Stefan Andres, Samuel Beckett, John Dickson Carr, Dino Buzatti, Leopold Sédar Senghor (de Senegalese dichter van de “négritude”); de componist Dimitri Sjostakovitsj. Overleden: de schilders Paul Cézanne en Alfred Stevens; de (toneel)auteur Hendrik Ibsen; de natuurkundige Pierre Curie. Geschreven: “Het uitzicht der dingen” (Streuvels); “De wandelende Jood” (Aug. Vermeylen); “Nils Holgerssons wonderbare reis” (Selma Lagerlöf); “Und Pippa tanzt” (Gerhart Hauptmann); “The Jungle” (Upton Sinclair, over de vleesindustrie in Chicago); “Totentanz” (Frank Wedekind); “Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke (R.M. Rilke). Geschilderd: “Deeske neergehurkt” (Gustave Van de Woestijne); “Kerstnacht” (Albert Servaes); “De Leie te Sint-Martens-Latem” (Valerius De Saedeleer); “Kermis te Machelen” (Modest Huys); “Jonge boerin in de tuin” (Jenny Montigny); “Les demoiselles d’Avignon” (Picasso; aanvang kubisme); “Zelfportret met barnsteenhalssnoer/Parijs 1906” (Paula Modersohn-Becker, Duits expressionisme). Geprijsd: Theod. Roosevelt (USA-president 1901-1909) met de Nobelprijs Vrede (bemiddeling in de Oorlog Rusland-Japan). Gebeurd: Uitbarsting van de Vesuvius; San Francisco verwoest door aardbeving en brand.
2015. Herman MAES : Maessprokkels Klooster van Nazareth In Scheldeveld Jaarboek 2002 wordt geschreven over het Klooster van Nazareth, een Deinse buurgemeente. Er staat een lijst in van kloosterzusters die tussen 1830 en 1950 aldaar actief geweest zijn. In die tijd staat slechts één Deinzenares: nml. Martha Lecompte, alias zuster Walburge, geboren te Deinze 23-2-1894. Ze was er kloosteroverste en onderwijzeres. Ze stierf in de kliniek te Waregem op 17-1-1985. ( Scheldeveld 2002 pp. 5260 ). Sint Pietersvuur In dezelfde jaargang Scheldeveld schreef dezelfde auteur, Eddy Vaernewijck, een bijdrage over Cyriel Buysse en het Sint-Pietersvuur ( in 1929 – 1930 ) op 29 juni. Toen ik in mei 1953 in Astene kwam wonen ( nr 68A, dan 82, nu 104 ) was ik daar juist op tijd om mee te maken hoe Marcel Van de Ginste op de stapelplaats ( nu de woning van zijn zoon ) aan de Leie nog een St.- Pietersvuur aanstak, er rond danste en er door sprong om dan een druppel jenever te drinken en de kruik te laten doorgeven. De buren deden mee.
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3390 Ik sprong toen mee over het vuur ook in 1954; dan niet meer. Een oud-germaans-heidensgebruik, ooit gechristianiseerd ( in 8e of 9e eeuw? ) was uitgestorven ( een vuur was uitgedoofd ). Nu vlug weer naar de T.V. Commercieel probeert men andere feesten in te schuiven: Valentijn … Halloween … Kerstman … om christelijk-heidense feesttradities te vervangen door opgedrongen consumptie en publiciteit ( o.a. via reclame op TV ). En dan de Dag van dit en de Week van dat: consumptiedrift, … Nog in Scheldeveld 2002 En van dezelfde auteurs lazen we een bijdrage over Gaston Martens, toneelschrijver en ook beeldhouwer. Dat beeldhouwen ging hij bij Antoon Van Parys leren. Pagina 96 heeft de auteur het over een woning te Deurle, aan de hoek Pontstraat – Oude Vierschaar, een woning in “de volksmond De Rembrandt genoemd”. Over die woning vertelt de auteur niets. Die woning werd 1940-46 betrokken door Maurits Van Parijs en echtgenote Irene De Spiegelaere, beiden afkomstig van Aalter. Zij hadden aan de Kortrijkse Steenweg te St.-Denijs-Westrem een herberg “De Bouvier” die ze tijdens WO II moesten verlaten in verband met het gebruik door de Duitsers van het vliegveld ( 1940 ). Het echtpaar ( met drie kinderen ) betrok dan die hoekwoning te Deurle om er herberg te houden. Irene Van Parijs ( - De Spiegelaere ) schilderde en was in de leer bij Albert Claeys ( en ook wel Albert Saverijs ) en ze noemden hun nieuwe herberg “Rembrandt”. In 1946 mochten ze opnieuw naar St.-Denijs-Westrem en namen de naam Rembrandt mee. ( dat is nu de “Colmar” – overgenomen na het overlijden van de echtgenote in 1966 en van Maurits van Parijs en een paar jaren later helemaal herbouwd. ) Irene Van Parijs schilderde graag Leielandschappen ( à la Claeys ) en vond nadien een eigen stijl. Ze hield in de Rembrandt vele tentoonstellingen, ook wel van werken van Claeys, van Saverijs, e.a. Ze hadden een zoon Wilfried ( gehuwd met Jacqueline – Jako, na de scheiding, als herbergierster van Den Appel in de Gentstraat en nadien The Club aan de Markt – ze huwden en trokken naar de USA, kwamen jaren later samen terug ). Ze hadden een dochter Eleonore en een dochter Elfriede, die de broer van mijn vrouw trouwde in 1951 ( drie dochters ). RUG en EHE Terwijl mijn bijdrage over de “Rijksuniversiteit Gent en de Ecole des Hautes Etudes à Gand in 1945-1946” ter perse was, las ik het biografisch werk van Joris Dedeurwaerder, over “Professor Speleers”, een boek van 900 bladzijden dat toen pas was verschenen. Op p. 486 in dat boek wordt de EHE een “tegen de vernederlandste universiteit opgerichte oorlogsmachine” genoemd. Op p. 659 wordt EHE “de kampmachine gesticht in de Vlaamse academiestad met het geld der franskiljonse magnaten en banken en Franse subsidies, om de Vlaamse universiteit te bevechten, haar Vlaams beschavingswerk te vernietigen, haar invloed teniet te doen en de weg te versperren in het openbaar leven aan de gediplomeerden die ze afleveren zou” genoemd in een citaat van Prof. Dr. Speleers, oogspecialist te Gent, prof. te Gent 1916-1918 en opnieuw tijdens WO II, een vriend van Dr. Adriaan Martens (Deinzenaar-Astenaar) en van dr. med. Juliaan Filliers ( Petegemnaar- Bachtenaar ). Dr. Filliers was ook een vriend van Jef Van Risseghem, Deins burgemeester 1933-1944 en 1952-1964. Dr. Filliers was ook stichtend lid van KOK in 1928. Er waren ook Deinzenaars die, in het spoor van Henri Liebaert, gingen betogen tegen de vernederlandsing van de RUG. Er waren ook Deinzenaars die aan de RUG in 1916-1918 studeerden. Dat hebben we hier vroeger al verteld in ons Contactblad. Zangverbond In Deinzenarijen 2003 in ons Jaarboek 2003 schreven we over het Willemsgenootschap, een zangkoor te Gent en vermeldden we het Duits-Vlaams zangverbond van 1847. In Dronghine 2002 p. 105 staat een lijst van medailles van de “Zangmaetschappij van Baerle” en daarin staat een medaille vermeld ( nr. 5 ) ( wat deelname bewijst ):
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3391 - 1e verjaaringsfeest gevierd te Gent op 27-28 juni 1847 van het Vlaamsch-Duitsch Zangverbond. - Deze groep van Baarle vierde mee met het 400-jarig jubelfeest van de Koninklijke Maatschappij van rethorica – met kenspreuk “Als’t past bi apetite” – de Fonteine van Gent 1848. - Op 14-9-1862 was er een festival te Deinze, blijkens een medaille van deelname van het Zangkoor van Baerle. - Zr namen ook deel aan een festival van de Fanfare Ste.-Cecilia van Deinze 1869 - Ze namen ook deel aan een Festival van de Kleinzonen der Leie, te St.-Martens-Leerne. In 1868 op 24 mei nog eens. - In 1866 aan een viering van Vooruit – Deynze. - Op 15-8-1854 aan het festival van het Willemsgenootschap te Gent. - Op 24-5-1868 nog eens te St.-Martens-Leerne. Dit zanggenootschap zou bestaat hebben van 1844 tot in 1872 ( laatst bekende optreden ). Dit staat in een bijdrage van KGK-lid Piet Cassiman. Emiel Claus De eertijdse bewoner van de Astense villa Zonneschijn, de schilder Emiel Claus, naar wie te Astene een straat is genoemd ( de Emiel Clauslaan ) en te Deinze een plein ( het Emiel Clausplein ), heeft te Gent een monument aan het Citadelpark. Dat monument is het werk van Yvonne Serruys. Over haar en over dat monument lazen we een artikel in “Ghendtsche Tydingen” van 15 juli 2002. (31e Jg. Nr. 4 ) p. 186e e.v. Ook Anna De Weert – Cogen wordt hier vermeld. Het brons werd gegoten door de firma Vindevogel d.w.z. door de vader van Geo Vindevogel ( 1923-1977 ) ( Van Geo Vindevogel staan 2 beelden in Deinze. ) Het monument werd ingehuldigd op 9 mei 1926 in de aanwezigheid van koningin Elizabeth en van Kamiel Huysmans, toen minister van Kunsten en Wetenschap (en dus ook van Onderwijs). In een voetnoot las ik een lijst van werken van Claus met zijn vrouw, Charlotte Dufaux, als onderwerp. Daarbij valt me op dat het huwelijksportret van deze notarisdochter, dat in ons museum hangt, niet nominatief vermeld wordt. Het plaasteren beeld van Claus ( gemaakt door Serruys ) wordt wel vermeld in een voetnoot en staat er ook in gefotografeerd. De tentoonstelling Anna De Weert – J. Montigny – Y. Serruys, in ons museum gehouden 1987-88 staat wel in een voetnoot vermeld. Het is goed dat ook de geschiedenis van onze monumenten geschreven wordt. Dit artikel in Ghendtsche Tydingen is de bewerking van een deel uit een KULlicentiaatsverhandeling van Marjan Sterckx.
2016. Paul HUYS (nr. 435) : Baldadige soldaten in Meigem anno 1589 Op 18 juli 1589 leggen een zestal inwoners van Meigem – m.n. Claeys Bauwens, Joos van Dale, Franchoys de Weert, Philips Bruynkint, Marijn Adaems en Thomaes Schorman – een verklaring af in verband met geleden “oorlogsschade”, hun toegebracht door een bende van “Yessche” (=Ierse?) soldaten, die tot tweemaal toe het dorp hebben geteisterd. De eerste “overval” op het dorp was vier of wijf weken eerder gebeurd, d.w.z. tussen 15 à 20 juni (de datum wordt niet gepreciseerd). De soldaten zijn blijkbaar hongerig en moe: ze willen eten en slapen. Vooreerst eisen ze veel en lekker eten. Ze stellen zich daarbij niet tevreden met “bakenvleesch” (= varkensspek) ofte “rentvleesch” (= rundsvlees), maar willen vers vlees: ze schieten zomaar onder de hoenderen wat ze nodig hebben en maken zich meester van de “jonge viggen” van Marijn Adaems om ze te braden. Brutaal eisen ze daarna slaapgerief op (lakens, lijnwaad en “saergiën”), dat ze nadien niet teruggeven maar met zich meenemen. Als ze (’s anderendaags?) uit het dorp vertrekken eisen ze van de dorpelingen ook nog klinkende munt: bij de enen proberen ze 4, of 3, of 2 guldens af te persen, bij anderen nemen ze genoegen met 10 stuivers. Om de (rijkere) dorpelingen onder druk te zetten, driegen ze er ook mee, de paarden mee te nemen: aldus b.v. bij Joos van
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3392 Dale, die zijn paard vervolgens weer moet “afkopen” van de soldaten, waarvoor hij “drie schellinghen zes grooten” heeft af te dokken. Blijkbaar hebben de dorpelingen die eerste overval nogal lijdzaam ondergaan en allicht geen klacht neergelegd. Maar vier of vijf weken, later, op 18 juli 1589, staan diezelfde “hiessche” soldaten er weer: opnieuw opeisingen onder dreiging van geweldpleging als ze niet gauw genoeg hun zin krijgen. Om de dreiging effectiever te maken, worden ook de vrouwen daarbij niet gespaard: de vrouw van Philips Bruynkint, die hoogzwanger is (“die alle hueren comt te baeren” – lezen we in de neergelegde klacht), krijgt slagen toegediend, en hetzelfde lot ondergaat ook de dienstmaerte van Joos Meere ten huize van Pieter vander Straten. Ook voor spijs en drank is het beste weer amper goed genoeg. De soldaten lusten geen ordinair bruin bier, en eisen “wit bier” (dat blijkbaar van een betere kwaliteit was)… Maar deze keer zijn de Meigemse dorpelingen niet zo meegaand als de eerste keer. Teveel is teveel! Nog dezelfde dag – terwijl de soldaten in het dorp zelf verblijven – trekken enkele dorpelingen naar het kasteel van Nevele, om zich daar over de soldateska te beklagen. Bij de voor geregelde troepen gebruikelijke “fourage” willen ze zich blijkbaar nog wel neerleggen, maar in dit geval – zo merken ze kwaad op – doet deze bende allerlei opeisingen “zonder bevelschrift van hun colonel of van hun kapitein”. En dat nemen onze Meigemse mannen niet. Ze kunnen bekomen dat een luitenant uit het Nevels kasteel hen naar Meigem vergezelt en deze slaagt erin de soldaten uit het dorp te doen vertrekken. De officieel afgelegde verklaring betreffende al deze feiten is bewaard gebleven in het archief van de Gentse Oudburg (d.i. het kasselrijbestuur waronder het Land van Nevele, en dus ook het dorp Meigem, ressorteerden1. We hebben ze voor u naverteld. 1. Rijksarchief Gent, Oudburg, nr. 2197 (Enkwesten einde 16e eeuw).
Willy JONCKHEERE: Geschiedenis en Kunst op televisie (Canvas) (met dank aan ‘Tijdingen uit Leuven’ ts. van de Vereniging Historici Lovanienses, nr. 138, jan. 2006) “Geschiedenis op maandag “ programmeert op 13 februari : WO I : Verdun (90 jaar na datum) 20 februari : WO I : Het einde van de oorlog (uit Days that shook the world) 27 februari : WOII : The Goebbels experiment 1 6 maart : WO II : The Goebbels experiment 2 13 maart : WO II : Hitlers familie 20 maart : WO II : Neurenberg 1 (60 jaar na datum) 27 maart : WO II : Neurenberg 2 (60 jaar na datum) Kunstdocumentaire op donderdag 9 en 16 februari : Michelangelo 23 feb. en 2 mrt. : Leonardo da Vinci 9 mrt. t.e.m. 6 apr. : Hoe de kunst de wereld maakt (How Art made the World, tevens in boekvorm, uitg. Ludeon) 13, 20 en 27 apr. : nieuwe Meesterwerken 4, 11, 18 en 25 mei : In de voetsporen van Alexander de Grote
2017. Paul HUYS (nr. 436): Een doodslag voor wat pluimen op een hoed (Zeveren, 1547)1 Sint-Mattheusdag, 21 september 1547: in het huis van tavernier Jacob Mestdach in Zeveren zitten wat herbergklanten bijeen. Onder hen ook de 23-jarige Franskin de Clercq, aldaar gekomen “naer den noene omme te drinckene eene canne bier of twee”, samen met “andere diverssche personnen oock zittende ende met hem drinckende”. In “zijn ghelaghe” (=drinkgezelschap) was ook Laukin de Zuttere, “metter dochtere van eenen Jan de Deckere,
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3393 (die) zyn lief was zomen zeeght”. Op zijn muts had Laukin enkele pluimen staan, waarmee hij blijkbaar nogal pronkte. Franskin wil er een van hebben, hetgeen Laukin “refuseerde”. Franskin dringt aan met de woorden: “Hoe, Laukin, meucht ofte wilde ghy my niet eenne plume gheven? Ic hebbe u eens paer handtschoenen gheschoncken!”. Laukin reageert daarop door “zyne bonnette metten plumen” op de tafel te gooien voor Franskins neus, hem toesnauwende: “Daer staen zy; wilde ghyse hebben, neemtse ende pluctse”. Geen toegeeflijk aanbod dus, maar een impliciete uitdaging, die niets anders betekenen kan dan: durf het maar eens aan er een te nemen! Franskin heeft de “beledigende uitdaging” blijkbaar maar al te goed begrepen. In zijn eer gekrenkt2, wordt hij “tot gramscepe verwect”, en dit des te meer daar hij “ghelyc meest alle dandere jonghers vanden voirseiden ghelaghe wat by drancke was”. Hij neemt dus de uitdaging aan, grijpt de bepluimde muts vast en houdt ze voor Laukins gezicht, zeggende: “Ic en begheerse alzo niet, hautse ende zeerste.” Er valt een “caecksnite” en er ontstaat een vuistgevecht, dat weldra uit de hand loopt. Franskin heeft geen mes noch enigerlei ander wapen, maar Laukin wel en hij brengt Franskin “met eenen snydere een wonde in zyn hooft” toe. Nu er bloed vloeit, grijpen de andere herberggasten in: ze brengen de (licht!) gewonde Franskin een nevenkamer in, waar hij “hem liet vermaken” (= verzorgen). Intussen maakt Laukin in de gelagkamer “groote beroerte om zyn bonnette metten plumen die inden voirseiden twist verlooren ende wech ghenomen wierdt”’ en hij wil ook perse (“fortselinghe”) de kamer binnendringen waar Franskin verzorgd wordt. Dat wordt hem belet en hij wordt de herberg uitgezet, “buuten upden weech”. De twee vechtersbazen zagen elkaar nooit meer terug… Een half uur later komt de dochter van Jan de Deckere, Laukins liefje, de herberg weer binnengelopen, “de tydinghe bringhende dat Laukin de Zuttere doot ghesleghen lach upde strate ende dat tzelve ghedaen hadde de weerdt vanden huuse, met een bylkin daermede hy (…) den vornoemden Lauryns de Zuttere de herssenen inne ghesleghen hadde”. Naderhand echter bleek dit bericht ten dele onjuist te zijn, want het slachtoffer had zijn dodelijke “wonde ende quetsure ontfaen in zyne slincker zyde”, hem toegebracht met een messteek. Het bovenstaande verhaal berust helemaal op de versie van het gebeurde, zoals dat door een van de protagonisten zelf, Franskin de Clercq, is weergegeven in zijn officiële getuigenverklaring bij het gerechtelijk vooronderzoek. Die feitenversie wordt echter - luidens datzelfde vooronderzoek – integraal bevestigd en onderschreven door vijf andere ooggetuigen3, die gezamenlijk verklaren “dat den twist ende woorden ghebuert ende gheschiet zyn in effecte inder vormen ende manieren hier vooren by den voornoemden Franskin verclaerst ende te kennen ghegheven”. Zij weten hieraan enkele bijzonderheden toe te voegen, o.m. dat tijdens de twist “de keerse vutgheworpen ofte ghesmeten was ende datter groote beroerte ende rammelinghe ghebuerde, zo dat zy niet justement wel en zaghen hoe tvornoemde Franskin gheraecte ande voirseide quetsure in zyn hooft”. Bovendien konden zij getuigen hoe – na afloop van de eigenlijke vechtpartij tussen Franskin en Laukin – deze laatste wegens zijn “beroerte (…) gheraviseert ende berespt” (= tot andere gedachten gebracht en berispt) werd door Jan de Deckere, de vader van zijn liefje dus. Woedend om die terechtwijzing werpt Laukin een “taillieure” naar Jan de Deckere, evenwel zonder hem te raken. Om verdere twist met Laukin te vermijden, verlaat Jan de Deckere dan maar de herberg. Als de “beroerte” aldaar geen einde wil nemen, wordt Laukin uit de herberg gezet waarop de deur achter hem wordt gesloten. Maar daarmee is het incident nog altijd niet ten einde… We lezen dus nog even voort in het verslag van het vooronderzoek van 25 november 1547 (een kalligrafisch mooie tekst van twaalf dichtbeschreven folio’s!). Daarin worden nog méér getuigenissen geacteerd, waaruit we talrijke nieuwe bijzonderheden vernemen die in de verklaring van Franskin zelf ontbraken. Maar vooraf nog de “personalia” van deze andere getuigen; het zijn er twaalf in totaal, of drie (of vier?) na allemaal mensen uit Zeveren zelf: - Jan Bultick (Zeveren, 36 j.) - Looy de Dobbelaere (Zeveren, 40 j.) - Dierkin van Roykene (uit ?, 23 j.) - Jan van Eede (Zeveren, 53 j.)
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3394 - Jan Strobbe (Zeveren, 24 j.), gehuwd met Margriette tZutters, zuster van wijlen Laukin de Zuttere; - Margriete tZutters ( 21 j.), vrouw van de voornoemde Jan Strobbe4; - Gheeraert Nemegheeer (Zeveren, 33 j.); - Mauris Wittewronghele (Zeveren, 47 j.); - Lievin Dhaleyn (24 j.), koster van Zeveren; - Jozynkin de dochter van Jan de Deckere (Wontergem, 23 j.), het liefje van wijlen Laukin de Zuttere; - Jan de Deckere (Wontergem, 53 j.), vader van de vorige5; - Maykin vanden Eecken, “joncwyf” van Pieter vander Donct (Wontergem, 25 j.). De voornaamste getuigenverklaringen komen van Laukins naaste verwanten: zijn zwager Jan Strobbe, diens vrouw Margriete (die Laukins zuster was) en dan Jozynkin de Deckere, Laukins lief, en haar vader, Jan de Deckere. Uit hun resp. getuigenissen halen we alleen het belangrijkste dat nodig is voor een juister inzicht in de aan- en afloop van de gebeurtenissen. Jan Strobbe woonde rechtover de herberg van Jacob Mestach. Omtrent 9 uur ’s avonds (vergeten we niet: het is eind september en dus al pikdonker) hoort hij rumoer op de straat vóór de herberg: er is blijkbaar een ruzie aan de gang tussen Mestach en Laukin. Vanuit zijn kamer hoort hij Mestach tot Laukin roepen: “Hey, knecht waer zyt ghy, ghy moeter anne!” Enkele vrouwen op straat maken daarbij “groot mesbaer”. Jan Strobbe komt naar buiten gelopen, naar de herberg toe, maar blijkbaar is het kwaad intussen al geschied. Hij hoort Laukin (die – naar we nu vernemen – Jacob of Coppin Mestachs eigen neef is!) zeggen: “Hey, Coppin oom, nu zyn wy beede wel, want wy hebbens beede ghenomen”. En even later: “’Hey Jacob oom, dat ghy my dit ghedaen hebt, ic bender doot man, ome, ende het es met my nu al ghedaen’, zinckende subitelick daernaer neder ter eerden ende stervende”. Ook Jan Strobbes vrouw, Margriete de Zuttere, is persoonlijk getuige geweest van de fatale twist tussen Laukin en zijn oom Jacob Mestach. Zij hoorde Laukin tot Jacob zeggen: “Wat gaet (u) anne? Wilt ghyt wreken, wrecket!”, waarop Mestach repliceerde: “Ic zalt wel wreken, hebbende daerna nog eeneghe woorden”. Intussen wordt Laukin vastgehouden door zijn lief Jozynkin en door ene “Maye, de maerte”, die beiden willen beletten dat het inderdaad tot iets erger komt. Jacob heeft immers een “bylkin” in de hand en Laukin “eenen blooten snidere”, een getrokken mes dus. Maar Laukin weet zich los te rukken uit de handen van de beide vrouwen, loopt op Mestach toe en het fatale gebeurt. Ook Margriete de Zuttere hoort Laukins laatste woorden, die zij als volgt citeert: “’Nu zyn wy beede wel, ende ic hebts ghenomen. Hey Coppin oom, dat ghy my dit ghedaen hebt. Ik ben doot man. (…) Nu eyst met my al ghedaen’, zonder dat hy meer sprack ofte meer eeneghe kennesse gaf, maer starf ter plaetse.” Uit de verklaring van Jozynkin de Deckere, Laukins lief, vernemen we dan eindelijk het “waarom” van de ruzie tussen Laukin en zijn oom Jacob Mestach. Na de herbergtwist tussen Laukin en Franskin (die hierbij gekwetst werd) was de bepluimde hoed van Laukin ergens zoek geraakt (bij een van de herbergklanten?). Als Laukin op de straat staat, vóór de herberg waar hij is buitengezet, realiseert hij zich dat hij zijn hoed-met-pluimen mist. Tot zijn lief zegt hij: “Haddic myn bonette, ic zoude naer huus gaen.” Maar hij heeft de hoed niet en wil terug naar binnen in de herberg, die gesloten blijft. En men wil hem niet weer binnenlaten. Woedend gaat hij ergens een dikke essen stok halen en bewerkt daarmee de deur van de herberg om die te forceren. Daarop komt zijn oom Jacob naar buiten en roept hem toe dat hij moet weggaan “zonder meer eeneghe stekinghe ende fortse up myn huus te doene ende myn gasten te beroerene, oft anders ic zoude u den hals afsteken”. Jozynkin en de meid Maye proberen Laukin in bedwang te houden “om grief te belettene”, maar we hebben al gelezen dat – en hoe – het uit de hand is gelopen, tot en met het fatale einde. Bij het bijltjes- en messengevecht was Jozynkin – aldus haar eigen getuigenis – “zoo perplex ende benaut” dat ze het verloop van het gevecht niet precies heeft kunnen volgen.
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3395 Uit de getuigenverklaring van Jan Bultinck blijkt dat hij op de straat vóór de herberg het dode lichaam van Laukin zag liggen, omringd door Jan van Eede, Gheerkin Nimegheer “ende noch eene vrauwe persoon (nl. Margriete de Zuttere) met eenen keersse in de hand”. En wàt na de doodslag? Dat lezen we in de verklaring van Mauris Wittewronghele en koster Lievin Dhaleyn. Kort na negen uur zagen zij beiden Jacob Mestach, “beroert, benaut ende perplex zynen wech nemende naer tkerkhof, zegghende tot hemlieden: ‘Ic ben doot man, Laukin ende ic hebben ghevochten’, begheerende inde kercke gheleedt te worden” (nl. om daar volgens het geldende asielrecht bescherming te genieten). Wittewronghele en koster Dhaleyn “bevonden den zelven Jacob zeere ende griefvelic ghequetst, den welcken zy wat hilpen vermaken (= verzorgen)”. Maar waar precies ze hem verzorgd hebben (in de kerk? elders?) vernemen we niet uit hun beider getuigenis. Hoe liep het verder met Jacob Mestach af? Het valt ons immers op dat er van hem geen ondervraging is geacteerd in het verslag over het gerechtelijk vooronderzoek. Toch was hij – als betrokkene in de fatale laatste vechtpartij – tegelijk dader en kroongetuige. Kunnen we uit het ontbreken van zijn getuigenis niet met grote kans op zekerheid besluiten dat hij niet onderhoord kon worden omdat hij … voortvluchtig was? Dat is althans wat we kunnen opmaken uit een lakonisch zinnetje in de getuigenverklaring van Jan de Deckere. Deze getuigt hoe hij ’s anderendaags Mestach ontmoette, die hem vertelde dat hij werd gestoken door Laukins mes en dat hij terugsloeg met zijn bijltje. Jan de Deckere sluit zijn getuigenis af met de verklaring “dat hy deposant halp (= hielp) den vornoemden Mestacht over de Leye”. Méér woorden worden daaraan niet verspild, maar de zin ervan is duidelijk. De Leie oversteken betekende: op de vlucht slaan om zich aan de arm der wet te onttrekken. Vanuit Zeveren was de dichtste oversteek over de Leie allicht de oever aan Westaarde. Aan de overkant lag Machelen. Uit ons archiefstuk blijkt niet wat er verder met Jacob Mestach is gebeurd. Heeft hij ergens (voorlopig) asiel gevonden en van daaruit de Keizerlijke Majesteit om genade gesmeekt en heeft hij al of niet de gevraagde “remissie” bekomen? We weten het allemaal niet. 1. Rijksarchief Gent, Oudburg, nr. 2197 (Losse stukken: burgerlijke en criminele enkwesten): “Informatie precedente ghehoirt ende ghehauden by den bailliu skeysers ons gheduchts heeren van zynen Casteele ende oudderburch van Ghendt, up tfaict manslach ende homicide, ghedaen ende gheperpetreert inden persoon van wylen Laureyns de Zuttere, joncman thuwene, up sheeren strate te Zeverne int Lande van Nevele (…) desen xxven novembris xvC zevenenveertich”. 2. Schending van iemands eergevoel was vijf eeuwen geleden iets wat onmiddellijk moest gewroken worden. Zeer vaak was dit een rechtstreekse aanleiding tot vechtpartijen, die in vele gevallen op doodslag uitliepen. Robert Muchembled, in La violence au village (XVe-XVIIe siècle), Turnhout, Brepols, 1989, blz. 43, ziet daarin het allerbelangrijkste motief voor geweld (“Les protagonistes déploient une violence essentiellement réactionelle : leurs principaux mobiles sont l’honneur (22%) , la solidarité avec un individu agressé (18%), la vengeance (17%), les questions d’intérêt (16%), voire les jeux et les plaisanteries qui tournent mal (13%)"). Het onderhavige geval van de doodslag op Laukin de Zuttere lijkt ons – in zijn oorsprong en in zijn verdere afwikkeling – echt een schoolvoorbeeld waarin een aantal van deze hoofdmotieven tegelijk een rol hebben gespeeld: uit de hand gelopen plaisanterie, gekwetst eergevoel, solidariteit met een aangevallene, wraakneming. Een vraagje hierbij: hoe komt het in godsnaam dat een hoogst interessant boek als dat van Muchembled (dat over Artesië handelt) nog altijd niet in het Nederlands voorhanden is? 3. Die vijf (maar in de tekst zelf staat, foutief, vier!) getuigen waren: Dierkin Hoste (uit Grammene, 27 jaar), Jooskin de Meye (Vinkt, 19j.), Dieter Nemegheer (Meigem, 16 j.), Dierkin van Herberghe (Wontergem, 20 j.) en Roelkin Adams (Wontergem, 21 j.). Het valt op dat geen enkele van hen inwoner van Zeveren is. Waarom bezochten zij een herberg in Zeveren, buiten hun eigen dorp dus? 4. Margriete tZutters werd, een klein jaar later, nog een tweede keer ondervraagd (“gherecoleet”), nl. op 29 augustus 1548. De zaak was toen blijkbaar nog altijd in onderzoek en/of in afhandeling. In haar tweede verklaring preciseert Margriete dat zij met een kaars in de hand tussen de beide
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3396 vechtenden in ging staan. Mestach hield zijn hand achter de rug, waardoor zij niet kon zien of hij “den snidere” nog in zijn hand had. 5. Ook Jan de Deckere werd later “gherecoleet”, nl. op 22 september (1548).
Willy JONCKHEERE: Onze auteurs op verplaatsing ! Herman MAES, Dr. Cyriel De Baere (1884-1961); Germanist en ereburger van Kruishoutem, in jaarboek 2005 van Heem- en Geschiedkundige Kring “Hultheim”, pp. 129- 133. Luc GOEMINNE, De plaatsnaam Marolle te Kruishoutem, in jaarboek 2005 van Heem- en Geschiedkundige Kring “Hultheim”, pp. 32-37. Luc GOEMINNE, De plaatsnaam Pladijsbos te Kruishoutem, in jaarboek 2005 van Heem- en Geschiedkundige Kring “Hultheim”, pp. 38-39. Luc GOEMINNE en Maurits VANDEPUTTE, Weerbare mannen te Kruishoutem, Lede en Nokere in 1638, in jaarboek 2005 van Heem- en Geschiedkundige Kring “Hultheim”, pp. 4766. Luc GOEMINNE, De bevolkingsevolutie van Wannegem-Lede. Mensen en dieren en grondareaal te Kruishoutem en omlgeveing in 1767, pp. 67-70. Luc GOEMINNE, Mensen en dieren en grondareaal te Kruishoutem en omgeving in 1767, pp. 71-72. Luc GOEMINNE en Maurits VANDEPUTTE, Weerbare mannen te Ooike in 1638, in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde, dl. XLIII, Oudenaarde, 2006, pp. 391-401. Paul HUYS, “Treurlideken over het concurs gestorven en begraven in ’t bisdom van Gent”, Een spotlied op bisschop Van der Noot, 1727, in De Oost-Oudburg, jaarboek XLII, 2005, pp. 12-24. Paul HUYS, Marie Verstraete, weduwe Coene, een Deinse honderdjarige anno 1823, in Vlaamse Stam, jg. 41, 5, 2005, pp. 397-399. Paul HUYS, Deinse dossiers in het archief van het oude “gasthuis” te Leuven (ca. 1890), in Vlaamse Stam, jg. 41, 5, 2005, pp. 442-444. Paul HUYS, lemma Bruycker, Julianus Franciscus (gezegd Jules) de, tekenaar-etser, in Nationaal Biografisch Woordenboek, uitg. Koninklijke Academiën van België, Brussel, dl. 17, 2005, kol. 135-150 en plaat III. In Molenecho’s, jg. 33, 2005, 3, publiceerde Paul HUYS een 4tal korte bijdragen: - De molenaar-dief, een gewillige prooi voor des duivels net: over een Duits satirischdidactisch dichtwerk uit de 16e eeuw, pp. 171-172. - Nog over molenheiligen: Sint-Victor en Sint-Quirinus, pp. 176-177. - Is het beter dat de molen uitbrandt of het vrouwenhuis? Duitse 17e eeuwse molenraadsels, p. 178. - Twee molenliederen van Willem Gijssels uit 1928, p. 179. In Molenecho’s, jg. 33, 2005, 4, publiceerde Paul HUYS nog een 4tal korte bijdragen: - De molenaar-bedrieger, uitgebeeld op een 15e eeuws Zwitsers wandtapijt, pp. 227-229. - Molenlied van de Wase dichter Camille Melloy, pp. 230-231. - Over een oud Provençaals molenrijmpje, p. 231. - Gentse molenadvertenties 1837-1850, pp. 232-234.
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3397 2018. Paul HUYS (nr. 437) : Vader en zoon Saverys met Roger Raveel op het Vierjaarlijks Salon van Luik, 1953 Onlangs, per toeval, de cataloog van het Luiks Salon van 1953 1 onder ogen gekregen. En natuurlijk nagekeken wàt er door de Deinzenaars en andere streekgenoten was ingezonden… We vonden er vader (°1886) en zoon (°1924) Saverys in elkaars gezelschap: Albert met twee schilderijen (nrs. 207-208), Jan met drie werken, nl. twee schilderijen (209-210) en een tekening (339). Ook Roger Raveel (Petegemstraat 35, Machelen) had werk naar Luik ingestuurd, nl. twee schilderijen (199: L’Homme; 200: La Charette) en een inkttekening (337). Het was vermoedelijk de eerste keer dat Raveel aan een der Vierjaarlijkse Salons van België2 deelnam; ongewoon is bovendien dat hij eerder in Luik dan in Gent3 tentoonstelde. Uit zijn Luikse inzending van 1953 (“La Charette”) kunnen we ook opmaken dat het “karretje” als typisch Raveel-motief toen ook al in zijn werk was opgedoken. In Luik 1953 was de Leiestreek verder nog vertegenwoordigd met Hubert Malfait (nrs. 158159), Jules De Sutter (92-93) en Jules Boulez (43), die geboortig was van Sint-Eloois-Vijve. Onder de – toen stilaan al – “oudere garde” duiken de namen op van beroemdheden als Delvaux (84-86) en Magritte (156-157). “Ere-gast” uit die generatie – maar het was een postuum afscheid in de vorm van een in memoriam-herdenking – was de in 1953 pas overleden Brusselse expressionist Jean Brusselmans ( nrs. 1-19). Nieuwkomers daarentegen – uit de generatie van Raveel en Jan Saverys – waren in 1953 b.v. Rik Slabbinck (220-221) en Luc Peire (220-221), Jan Burssens (44-45) en de tekenaarglazenier Armand Blondeel (268), die later Academiedirecteur in Deinze zou worden. Onder de jongere beeldhouwers uit diezelfde generatie valt de naam op van Rik Poot, in Luik present met twee beelden (392-393). Oude Salon-catalogen zoals die van “Luik 1953” zijn intussen heel “zeldzame” stukken geworden, waarnaar men soms lange tijd – en vaak tevergeefs – kan zoeken. Op de antiquarische boekenmarkt (b.v. in het Luxemburgse “boekendorp” Redu) wordt er véél geld voor gevraagd (en overigens graag betaald): het worden wat men noemt “collector’s items”… 1. “Salon Quatriennal de Belgique – Liège 1953” (03.10 tot 03.11.1953), Musée de l’art wallon, Parc de la Boverie; catal. 52 blz., 443 nrs. (1-264 : schilderkunst ; 265-354 : tekeningen en gravures ; 355-431 beeldhouwwerken). Een ex. van de catalogus in de Bibliotheek van het Kon. Museum Brussel (B-1337). 2. De Vierjaarlijkse Salons van België verliepen volgens een vast beurtsysteem (Brussel 1948, 1952…; Luik 1949, 1953…; Gent 1950, 1954…; Antwerpen 1951, 1955…); maar vanaf medio jaren ’50 zat de mot er duidelijk in en verviel de regelmaat. In Gent had het allerlaatste Vierjaarlijkse Salon met vertraging plaats in 1960: het was een – moeizaam bereikte – jubileumeditie, nl. het 50e Gentse Salon (het allereerste Salon had plaats in 1792!). 3. Aan het 49e Salon van Gent in 1954 nam Raveel deel met eveneens twee schilderijen (cat. nrs. 153-154). Ook H. Malfait en Alb. Saverys waren er present, Jan Saverys niet.
2019. Stefaan DE GROOTE : Tentoonstelling over Cyriel Buysse in de maak, op initiatief van onze collega’s van “Het Land van Nevele” Cyriel Buysse (1859-1932), geboren in Nevele, was en is nog steeds één van de belangrijkste Vlaamse schrijvers. Werken als ‘Het recht van de sterkste’ en ‘Het gezin van Paemel’ behoren tot het Vlaamse erfgoed. De heemkundige kring ‘Het Land van Nevele’ werkt op dit ogenblik aan een overzichtstentoonstelling van deze auteur met als titel “Mijnheer Cyriel” en ondertitel “Leven en werk van Cyriel Buysse” .
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3398
Het wordt één van de belangrijkste projecten ooit van de vereniging, die de steun krijgt van de gemeente Nevele, de provincie Oost-Vlaanderen en de Vlaamse Gemeenschap. Ook de Gentse Universiteit (vakgroep Nederlandse literatuur) en het Cyriel Buysse-Genootschap zelf werken mee. De tentoonstelling zal meer dan twintig panelen omvatten, die met foto’s en teksten een evocatie zullen geven van het Nevele uit de negentiende eeuw, de sociale toestanden van toen, de families Buysse en Loveling in Nevele, het leven en werk van de auteur zelf, tijdgenoten van Buysse zoals Maurice Maeterlinck en Emile Claus, het naturalisme, zijn periode in Nederland, maar ook in WO Deurle en Afsnee… echter ook ingezoomd op de Cyriel Buysse voor de na I herbouwde molen enEr zijnwordt paalwoning te Deurle rol die de auteur speelde op het vlak van de sociale emancipatie van het arme Vlaanderen en zijn invloed op het theater en de literatuur in ons land. Tegelijk met de tentoonstelling wordt ook een publicatie over Cyriel Buysse uitgebracht.
Een hele groep bestuursleden van de vereniging werkt mee aan de tentoonstelling. Zij konden hierbij rekenen op de steun van Nele Van Uytsel, die nog tot eind november deeltijds werkzaam is voor de heemkundige kring en nadien opnieuw voltijds zal werken voor het museum Huis van Alijn in Gent. De grafische ondersteuning en lay-out gebeuren door leerkrachten en laatstejaars vanmet dezijn grafische afdeling in Mariakerke. Cyriel Buysse vrouw Nelly voor het VISO Roze Huis in Afsnee. Daarnaast trouwe Netje Voor het eerst te zien in Nevele in juni de 2006 endienstmeid nadien op reis door Vlaanderen Van 3 tot 11 juni wordt de tentoonstelling een eerste keer opgesteld in de vroegere cichoreifabriek Buysse-Loveling in Nevele, zodat deze op die manier een eerste keer wordt gepresenteerd aan de Nevelse bevolking zelf. Daarna is het de bedoeling dat de tentoonstelling een reis maakt door heel Vlaanderen. Geïnteresseerde scholen, openbare bibliotheken, verenigingen, gemeenten… kunnen een aanvraag doen om vanaf het najaar 2006 de tentoonstelling ook bij hen op te stellen. Bijkomende inlichtingen via de website ‘www.landvannevele.com’ of de bestuursleden Stefaan De Groote (via
[email protected]) en Jan Luyssaert (via
[email protected]) Cyriel Buysse met zijn vrouw Nelly voor het Roze Huis in Afsnee. Daarnaast de trouwe dienstmeid Netje
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3399
2020. Paul HUYS (nr. 438): Sint-Maria-Leerne, een “arm dorp” van twee dozijn huishoudens (1609) In 1609 werd, na een kwarteeuw godsdiensttwisten en “rebellie”, het Twaalfjarig Bestand getekend. De aartshertogen Albrecht en Isabella (hier aan het bewind sinds 1598) konden proberen hun gebieden wat vrede en rust te bezorgen: 25 jaar miserie en ellende hadden ze immers achter de rug, die het normale leven helemaal hadden ontwricht: dorpen half ontvolkt, braakliggende gronden, weinig of geen oogsten, oorlogs- en contributielasten, armoe troef! En toch belastingen moeten betalen… De “pointers en zetters” (= die de lijsten van de belastingsplichten opmaakten) van SintMaria-Leerne hadden weer hun ronde gedaan en bepaald wie wàt te betalen had. Maar de inwoners pikten het (ditmaal) niet en trokken in het verweer. Proces dus, van de “gewone inzetenen van Vosselare en anderen” (eisers, bij rekwest van 30.01.1609) tegen de bovenvermelde “pointers en zetters”, verweerders in het proces1. Ziehier de bezwaren van de Leernenaars tegen (een teveel aan) belastingen. Er zijn hier, betogen ze, maar 26 of 28 huishoudens, waarvan het merendeel bestaat uit ‘lieden van zeer sobre ghestaethede, bedrijfvende oick seer weijnigh landt als een, twee, drij soo vier ghemeten2, luttel min ofte meer”. Niet meer dan zes of zeven pachters zijn er die ‘eenich notabel bedrijf van lande doen”. De rest (“tsurplus”) maakt twee derde uit van de hele bevolking… Dit wat de landbouw betreft. En de nering? Ook niet veel zaaks, want binnen de parochie van Sinte-Maria-Leerne zijn er nauwelijks “eenighe gegoedde ofte die eenighe negotatie ofte neeringhe zijn doende”, behalve “eenen meulenaere ende eenighe thiendepachters”. En zowel de molenaar als die tiendenpachters worden genoegzaam “in alle lasten vande prochie ende oock contributien ghetauxeert”. Er is derhalve, aldus het betoog van de eisers, “binnen de voorseide prochie gheenen anderen rijkdom nochte negotatie die particulierlick saude moghen ghetauxeert worden”. Derhalve, zeggen zij, is het “teenemaal onghefondeert te willen mainteneeren dat de insetenen vande voors. prochie van Sinte Maria Leerne souden moeten [bijdragen] inden last vande voorseide contributie ofte anderssins een vierde”. Bovendien, zo luidt hun ultieme argument, “en sal niet bevonden worden zulckx erghens bij placcate ofte ordonnantie van desen hove (= de Raad van Vlaanderen) ghestatueert te zijne”. Hoe is dit dispuut over belastingen afgelopen? We weten het niet. Op het documentje, dat we hierboven hebben samengevat en dat ook het “hele” dossier uitmaakt, staat in de marge de apostille: “Zij getoocht den suppleanten om te replyqueren. Actum den 11 febr. 1609”. M.a.w.: ze mogen voor een repliek zorgen. Als men het ons vraagt, hebben de Leernenaars uiteindelijk toch betaald, armoe of niet, rechtsgrond of niet … Niets nieuws onder de zon. 1. Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 9344 (a° 1609). 2. Geme(e)t: oude oppervlaktemaat van één derde van een bunder; 1 bunder = 1,416956 ha; 1 gemet= 0,472318 ha.
2021. Herman MAES : Maessprokkels Stamboom en Moederslijn Wanneer je je stamboom zoekt en de rouwbrieven overleest die daarbij als documentatie horen, dan stoot je op namen van mensen waaraan je in jaren niet hebt gedacht : O ja! Die… Wanneer je in je vakantie aan de Vlaamse kust op een terrasje zit te genieten en te kijken naar al die mensen die voorbijwandelen, wanneer je zo “portretten zit te schieten”, dan komt daar wel eens een onbekende voorbij die je doet denken aan iemand die je in jaren niet gezien hebt en waar je in jaren niet aan hebt gedacht. Een plotse flits uit een ver verleden schiet voorbij. Of een naam doet je denken aan een lang vergeten schoolgenoot.
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3400
Het verleden laat sporen na in ons geheugen; diepe sporen, maar ook rimpelingen in de geheugenmassa, rimpelingen die eventjes moeten geraakt worden. En dat rakelt dan vergeten familieleden op, of vergeten schoolherinneringen, herinneringen uit de jeugdbeweging, uit de soldatentijd, uit het begin van een beroepsleven. En zo laat iedereen sporen na, ook in het geheugen van anderen. Foto’s helpen die herinnering wakker worden, wakker blijven. Want eigenlijk is dat de zin van de familiefoto : herinneringen bewaren. Daarom geef ik de voorkeur aan doodsbeeldekens met de foto van de overledene. Ik vroeg ooit aan een vriend (Dr. phil. Paul Huys) een foto van zijn vader voor een K.O.K.bijdrage. Hij bracht mij die foto, en ik zei hem : “Jamaar, ik vraag geen foto van jou, maar van je vader.” Hij antwoordde : “Maar dat is mijn vader.” Merkwaardig is wel dat we die fysische gelijkenis zelf niet zien, anderen zien ze wel. Nu was die vader Huys wel kleiner dan zijn zoon. (Paul Huys zag de gelijkenis niet.) Maar gelijkenissen zijn er; soms over de generatie heen. Daarom is fotomateriaal nuttig. We hadden ooit een familie-ontmoeting : alle kinderen en kleinkinderen van de Leo Maes – Sofie Fierens. We waren er met 94. Ik kwam er te laat toe en toen ik de toegangsdeur van de feestzaal opentrok, verschoot ik : ik zag ineens mezelf in een spiegel maar er was geen spiegel. Toen bleek dat ik niet mezelf zag, maar wel mijn broer Leo die juist buitenkwam waar ik binnen wou. We zijn zeker geen tweeling. Met acht jaar leeftijdsverschil kan dat niet. Maar men herkent zijn familie in gebaren en houdingen. Mijn schoonmoeder woonde twintig jaar bij ons in; tot bij haar overlijden. Ze zei dat mijn zoon wipt bij het stappen zoals ik; dat hij zijn sigaretten rookt en houdt zoals mijn vader (ik rook geen sigaretten, wel pijpen). Maar uiterlijk gelijkt hij niet op mij; qua bewegen dus wel. Het houden van de handen, het fronsen van de wenkbrauwen etc, verraadt stamboomverwantschap. En vaak zien buitenstaanders dat beter dan de betrokkenen zelf. Soms valt die (pseudo)-gelijkenis maar op in bepaalde houdingen, in profiel, of “en face”. Let eens op het voorhoofd, op de haarinplanting en/of haaruitval, op de neus, de ogen, de bewegingen en zelfs de stem en de manier van spreken ; de gestalte en de houdingen of bewegingen. Daar zit vaak/soms verwantschap in. “Ik kreeg van mijn ouders, van ieder mijn part, van vader de schouders van moeder het hart.”
Dit was een lied dat we leerden zingen bij broeder Petrus van de broeders Hiëronymieten in St.- Niklaas (en ik ken het nog na 65 jaar nu ik er 75 ben). Veel later las ik bij Goethe : “Vom Vater hab’ ich die Statur des Lebens ernstes Führen ; von Mütterchen die Frohnatur und Lust zu fabulieren”
(gestalte, houding) (levensernst) (blijheid, opgewektheid) (fantasie)
Maar die vader en die moeder hebben van hun ouders “hun part” gekregen en een “part” doorgegeven. De stamboom leeft; traag, onvermoeid, maar zeker
Mütterchen = Mutter + -chen en ‘-lein’ voor verkleinwoord. Verkleinwoorden hebben vaak een vlei betekenis. Dus : Moederken (van Gezelle) of moeke ‘k En is u hiernederwaart, geschilderd of geschreven … geen beeltenis gebleven. … Tenzij dat beeld in mij.
Ik zelf (mijn broers ook) sprak van “moeder”. Mijn kinderen spreken over “moeke”. Het schoonste woord op ’s werelds rond
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3401 het mooiste woord in ’s hemels mond …? t’Is moeder.
Ik lees een bijdrage over Wakken; ik lees ook de voetnoten. En wat haal ik eruit? De moederslijn (die meestal in stamboom vergeten wordt) van Rudy Pauwels : Irma van de Male = was de dochter van Edmond Van de Male en van Marie Sophie Belpaire. Irma huwde Marie Joseph Edmond Van Severen. Zij kregen 5 kinderen. (o.a. Joris Van Severen en de latere echtgenote van Fernand Pauwels). Marie Sophie Belpaire kwam uit een gezin van 15 kinderen waarvan er slechts 3 trouwden. Haar vader was Felix Hippalyte Belpaire (°Oostende 1803, †Wakken 1877, X Eugénie Lansweert). Hij was geneesheer en kwam op 10-04-1827 te Wakken wonen. Kort nadien trouwde hij – er kwamen 15 kinderen. Hij was “vaccinateur” en in 1834 kreeg hij een ereteken (gouden Erepenning) wegens de bevordering van de koepokinenting (hij kreeg dat samen met Dr. De Meulenaere) . (Roede van Tielt, jg.33,1,2002, voetnoot op p. 35). Hippolyte Belpaire (X Lansweert) Marie Sophie Belpaire (X Van de Male) Irma Van de Male (X Van Severen) zus van Joris Van Severen (X Pauwels) Rudy Pauwels (X Naessens) en zus Peter Pauwels (tot voor kort notaris te Deinze) en zus
Het is natuurlijk omwille van Joris Van Severen dat de auteur van de bijdrage, Juul Desmet, die voetnoot toevoegde, die mij naar Rudy Pauwels deed noteren. Rudy’s moeder staat niet nominatief vermeld. Maar ik kende de familieband om de relatie te leggen en er de aandacht op te vestigen dat we allen die moederslijnen hebben, niet alleen de vaderslijnen. Koninklijk In de laatste maanden van 2002 verscheen een boek over “De kinderen van de koning”, een boek over de afstammelingen en erfgenamen van Leopold I ( 1790-1865 ) tot vandaag – zowel de wettelijke als de natuurlijke kinderen. In zo een boek verwacht men Deinze niet. En toch! Op p. 162 las ik een nota over “graaf Almar d’Alcantara di Querrieu uit Bachte-MariaLeerne”. ( mij verder onbekend – wie geeft ons uitleg? ) en op p. 200 een nota over het bezoek van prins Karel en een opmerking over diens grootvader Filip ( = broer van Leopold II) als bezoeker aan Ooidonk. Bij het bronnenmateriaal van dat boek staan ook heel wat gesprekken o.a. met graaf Juan II t’ Kint de Roodenbeke ( p.277 ) van Ooidonk (die Juan II is de huidige graaf ).In het boek staat het afkappingsteken verkeerd.
2022. Paul HUYS (nr. 439): Archivalische sprokkelingen (ca. 1670-1715) Zigeunersvrouwen in Vinkt * Op donderdag 9 juni 1672 lopen twee “giptenessen” (zigeunersvrouwen) door de straten van Vinkt. Ze worden, verdacht van diefstal, aangehouden door ene Pieter Quintyn, inwonend bij Maurus van Overberch die in Vinkt herberg houdt. De giptenessen hebben een pak met (gestolen) kleren bij zich. Dit vernemen we door het getuigenis van Livine Spiessens, huisvrouw van Joos Vermeulen, 37 jaar oud, (zeer jonge!) schoonmoeder van de genoemde Pieter Quintyn. Nog een resem andere Vinktenaars worden tijdens het vooronderzoek in deze zaak gehoord. Tijdsomstandigheden: de Oorlog van de Grote Condé
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3402 (1672 – 1678), beëindigd door de Vrede van Nijmegen (1678) tussen Frankrijk en de Republiek der Nederlanden. Bron: Rijksarchief Gent (RAG), Fonds Oudburg (OUDB), 2226, zonder foliëring (actum 10.06.1672).
Herbergen in Bachte en Leerne en een brandewijnkot in Meigem * Jacobus de Visch zoon van Philips, ± 30 jaar oud, herbergier inden Pilegrim1 tot Sint-JansLeerne, wordt verhoord i.v.m. een diefstal gepleegd door een (Franssprekende) soldaat, genaamd Jacobus Monthel; een andere verklaring wordt afgelegd door Joos de Wulf, zoon van Jacques, ± 40 jaar oud, tavernier inden blenden haene2 tot Sint-Maria-Leerne (“Ste Marie Lederne”). Tijdsomstandigheden: laatste jaar van de Negenjarige Oorlog (1688 – 1697), een veroveringsoorlog van de Zonnekoning Lodewijk XIV, tegengehouden door de “Grote Alliantie” (Republiek der Nederlanden, Spanje, het Duitse Rijk). Bron: RAG, OUDB, 2213 (actum 05.10.1697).
** In een gerechtszaak anno 1702 getuigt Sebastiaen Moerman, zoon van Joos, 30 jaar oud, herbergier inde Cogghe tot Bachte. Acht jaar later getuigt Guillielmus vanden Berghe, zoon van Pieter, ± 25 jaar oud, weerdt inde groote Cogghe tot Bachte, in een andere rechtszaak. Vraag: gaat het om dezelfde of om een verschillende herberg3. Tijdsomstandigheden: Spaanse Erfopvolgingsoorlog (1702 – 1713) na de dood van de Spaanse Koning Karel II († 1700) met als troonpretendent Filips van Anjou (kleinzoon van Lodewijk XIV). Beroemde veldslagen tussen Frankrijk en de Geallieerden: Ramillies (1706), Oudenaarde (1708), Malplaquet (1710). In 1713 (Vrede van Utrecht) kwamen onze gewesten onder Oostenrijks bewind. Bron: RAG, OUDB, 2229, f°50 (actum 03.12.1702), resp. f°61 (actum 10.03.1710).
***In een gerechtszaak tegen ene Reynier de Buck, een Gentenaar, wordt geacteerd dat hij op 17 juli 1713 “gekomen is in Meigem, in een brandewijnhuis, bewoond door de koster van aldaar”. Eerder ongewoon zoiets: een koster (!) die een brandewijnhuis openhoudt… Zal wel niet met de zegen van zijn pastoor geweest zijn! De kwalijke faam, die dergelijke drankgelegenheden genoten, wordt preciezer uitgedrukt in de toen meer gebruikelijke benaming “brandewijnkoten”. En zeggen dat de “dreupelkoten” op de actuele Gentse Feesten zo immens populair zijn… Bron: RAG, OUDB, 2230 (Crimineel Register 18.02.1713 – 04.01.1726), f°78.
Vijf willekeurige feiten: 1672, 1697, 1702, 1710, 1713. En vijf keer oorlog! Hebben onze gewesten wel iets anders gekend dan oorlog? Men zou het haast gaan denken…
1. Over de herberg De Pelgrim in Sint-Jans of Sint-Maria-Leerne: zie Noël Kerckhaert, “Oude Oostvlaamse huisnamen”, dl. 4 (1990), blz. 97; van deze herberg, gesitueerd langs “den rechten herrewegh” van Deinze naar Gent, geeft hij drie archivalische vermeldingen, resp. 1712,1714 en 1719. Onze vindplaats is dus nog 15 jaar vroeger gedateerd dan de eerste bij Kerckhaert. 2. Over de herberg De Blinde Haan in Sint-Jans of Sint-Maria-Leerne: zie N. Kerckhaert, “Oude Oostvlaamse huisnamen”, dl.1 (1977), blz. 55. De auteur citeert twee archivalische vermeldingen, resp. 1694 (herbergier is op dat moment Jan van Renterghem fs. Pieter, 29 jaar oud), en 1719 (ligging: “op den rechten herrewegh van Ghendt op Deynse”). 3. Er waren in Bachte blijkbaar twee herbergen van die naam: enerzijds De Hoge Kogge of de Grote Kogge ( zie N. Kerckhaert, a.w., dl. 2, blz.70, citaat uit 1775, en blz. 141, citaat uit 1680) en anderzijds de Kogge of de Kleine Kogge (zie Kerckhaert, a.w., dl.3, blz. 78, citaat uit 1651). De Potter & Broeckaert, Geschiedenis van Bachte-Maria-Leerne, blz. 40, vermelden de Kogge in Bachte a° 1580, met als waard ene Willem de Snouc. Voor de ligging (in de 19e eeuw nog) zie Popp-kaart Bachte, op de hoek van de Pastoriestraat te Bachte. Nog andere Koggevermeldingen, die we in diverse archiefbronnen hebben aangetroffen, zijn te vinden in: - RAG, Baronie Nevele, nr. 1868: vermeld in 1680, 1683 en 1709; - RAG, Baronie Nevele, nrs. 1989 en 1991: vermeld in 1702 – 1709;
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3403 - Gazette van Gend, dd° 02.06.1774: “Dat men met het doen van twee Zondagsche KerkGeboden en het houden van twee Zit-Dagen van 14 tot 14 dagen, waer van den eersten gehouden is den 21 Mey, en den tweeden ende laesten gehouden zal worden ten een ure naer middag, in de Herberge de groote Kogge, bewoond door Pieter De Smet, binnen de Prochie van Bachte, openbaer te koop zal veylen de naerschrevene Goederen, alle gelegen binnen de Prochiën van Bachte en S. Maria-Leerne. Onder den I. koop binnen de Prochie van Bachte: eene herberge, genaemd de Kogge, met den Lochting, Stallen en voordere Gebouwen, Bomen ende Haegen…, groot ontrent een half gemet, paelende nord, oost ende zuyd de Straete, west den volgenden koop, ingesteld op 202 pond gr. – II. koop binnen het zelve Bachte eene schoone Erfve, zynde eene onbehuysde hofstede, deel maekende van den I. koop met eene groote Stallinge in Steen en eene groote Schuere…, groot omtrent een half gemet…, ingesteld op 114 pond gr. – Onder de volgende kopen (er zijn er ruim twintig!) ook landerijen, waarvan genaamd den gulden Bom (koop V) en een ander genaamd den vergulden Bom (koop VIII). Bachtetoponymisten en dito genealogen kunnen deze uitvoerige en interessante Gazette van Gendadvertentie best eens in haar geheel lezen…
2023. American Biographical Institute Het blijft maar prijzen regenen voor KGK-bestuurslid Hugo Thoen. Zopas nog kreeg het Stadsbestuur van Deinze een bericht toegestuurd dat de ABI aan ons bestuurslid de “American Medal of Honor” toegekend heeft, een onderscheiding die slechts een paar honderd personen in de hele wereld ontvingen, en die hem werd toegekend voor “his achievements to the History of Mankind”. Hugo, van harte proficiat !
2024. Paul HUYS (nr. 440): “Informatie op eenighe brutaliteyten voorgevallen op de prochie van Vynck” (1781) Gelezen in het “Register Crimineel, 1778 – 1781” van het Kasselrijbestuur van de Oudburg in Gent1: een korte notitie, aldaar geacteerd onder de titel “Informatie op eenighe brutaliteyten voorgevallen op de prochie van Vynck” (januari 1781). Drie Vinktenaars leggen een verklaring af over een gebeurtenis, overkomen aan de echtgenote van Pieter de Schuyter; zij heeft het verteld aan de ene en de andere, maar ze
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3404 heeft blijkbaar toch geen officiële klacht ingediend, b.v. bij de baljuw van Vinkt of iemand anders met rechtsbevoegdheid. De eerste verklaring is die van de ene Joducus de Baets, zoon van Frans, 45 jaar oud, geboren en wonend in Vinkt. Hij heeft, zowat twee of drie weken geleden, gehoord van zijn schaapherder Albertus de Clercq, dat de huisvrouw van Pieter de Schuyter hem had gezegd dat zij in de buurt van de Baets’ hofstede “soude geattaqueert geweest hebben”. De deposant (= hij die de verklaring aflegt) heeft “daaraan geen attentie gegeven” en zelfs “ermee gelachen”. Albertus Duyvetter, zoon van Joannes, 31 jaar oud, geboortig van Vinkt er er wonend, werkman bij Pieter (sic) Baets, de vorige deposant, heeft vernomen dat vrouw de Schuyter gezegd heeft dat zij in de maand januari 1781 “zoude geattaqueert gheweest hebben”. Ook de paardenknecht ten hove van Judocus de Baets, m.n. Frans Rogghe, 23 à 24 jaar oud, geboren en wonend in Vinkt, verklaart precies hetzelfde. Door geen van de drie deposanten wordt enige nadere bijzonderheid betreffende dit “attaqueren” meegedeeld. Klaarblijkelijk wist iedereen wat dit woord impliceerde. (Poging tot?) aanranding van een vrouw dus, een fait-divers? Waarom we hier dit verhaaltje-van-niemandal toch maar vertellen? Omdat het ergens typisch is en een beetje de tijd(sgeest) van twee eeuwen geleden laat aanvoelen. Drie bedenkingen hierbij. 1. Een vrouw wordt, ergens te velde, lastig gevallen. Het wordt doorverteld, maar heel zwaar wordt daaraan niet getild. Nee, er wordt zelfs om gelachen. Een mannenmaatschappij! 2. Toch wordt er, weken later, een “proces-verbaal” opgemaakt, op het niveau zelfs van het kasselrijbestuur. Formalisme? Want uiteraard zonder enig gevolg. 3. De verklaringen van drie mannen, die het allemaal weten van horen zeggen via-via, kunnen volstaan. Ze tekenen alle drie met een kruisje, want ze zijn ongeletterd. En de vrouw zelf is blijkbaar niet eens ondervraagd. Werd aan haar verklaringen weinig of geen geloof gehecht? En waarom niet? Een kluifje allicht voor feministen en/of genderspecialisten? Of gewoonweg fataliteit bij simpele zielen? De dingen gebeuren omdat ze moeten gebeuren. En als ze gebeurd zijn, vraagt niemand zich verder af waarom. Het leven zit nu eenmaal zo in elkaar… 1. Rijksarchief Gent, Fonds Oudburg, reg. 2242, f° 255r°/v°.
2025. Herman MAES: Maessprokkels ’t Heilig Huizeken in Drongen In “Dronghine”, Jb. 2002 p. 59 lezen we een verklaring van de naam van de Drongense pleisterplaats aan de Leie. De verklaring werd gegeven door Armand Pien, de weerman. Pien verteld er over zijn kinderjaren en de zomervakanties aan de Leie … en in de Leie. Zijn moeder organiseerde er stoeten en verkleedpartijen aan ’t Heilig Huizeken … “twee zusters hielden het cafeetje open. De schepenstrekkers van de Leie, de ruige bonken, mochten daar niet vloeken. Vandaar komt de naam ’t Heilig Huizeken” ( Jo Bombay ) “Twee zusters” bedoelt hij twee zusters van zijn moeder? Of twee ( gewezen ? ) kloosterzusters? “Schepentrekkers” = of cf. de Boottrekkers ( van de Wolga): schepen werden getrokken door paarden, mannen, zelfs vrouwen. Om de binnenvaart te trekken of te duwen heeft men weinig PK nodig. Dat was milieuvriendelijk vervoer. Was het ook mensvriendelijk? Er lag langs de rivieren een “trekweg”. Bomen De oudste en dikste boom in België zou – volgens De Standaard van 2 aug. 2003 – in het dorp Liernu staan, een dorp van 749 inwoners (dus zowat Zeveren centrum) van de fusie Eghezée in de provincie Namen. Hij staat er nabij de kerk en er werd ooit recht gesproken onder die boom (en dat helpt de leeftijd van de boom te bepalen).
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3405 Die zomereik is amper 19 m. hoog, maar heeft aan de grond een omtrek van 14,24 m. en is op 10 m. hoogte 10,82 m. dik in omtrek. Het verbaast me dat het een eik is want de eik heeft – zo las ik ooit – normaliter een levensduur van 800 jaar, de beuk 900 jaar en de linde 1000 jaar. Het zou me derhalve niet verbazen dat er hier of daar een linde staat die ouder is dan de 1000 jaar die men de eik van Liernu geeft. Er bestaat in de gemeente een “confrerie(broederschap) du Gros-chène” en er is een straat met de naam “Rue du Gros Chène”. Waar staan bij ons de oudste bomen? Lees wat we over Meire-linde schreven. Kijk naar de bomen in de Ooidonk-dreef: geplant einde 16e eeuw, dus meer dan 400 jaar oud. Kijk naar die drie dreven met lindebomen die op de Gampelaere- hoeve uitkomen te Astene (dicht bij Petegem). Een dreef bestaat zelfs uit vier rijen bomen: van de hoeve naar het kasteel (nu de Ceder). Waarschijnlijk was er ook ooit een dreef van lindebomen die evenwijdig liep met die dubbele rij van Astenedreef: alleen de laatste bomen staan er nog, uitkomend in de Gampelaeredreef, op de plaats waar in de jaren 1950 nog het boswachtershuisje stond. Een prachtig bomenbestand is er ook nog bij het kasteel Van Crombrugge in St.-Martens-Leerne. Een prachtige dreef moet er ook geweest zijn van de Oudenaardse steenweg naar de hoeve Het Nieuwgoed. Napoleon liet destijds in heel Frankrijk (en wij waren daarbij ingelijfd) aan beide zijden van de wegen bomen planten opdat zijn soldaten in de schaduw van de bomen konden marcheren. Zulke stroken bestaan nog; ook bij ons: 1°de weg van Grammene naar Gottem en Dentergem, 2° de weg van Astene naar Deurle (aangelegd in de Oostenrijkste tijd) waarvan aan de Halifax en de Riva (verdwenen) een fraai stuk is bewaard, het stukje kasseiweg dat in 1947-1948 afgesneden werd bij het betoneren / macadammiseren van de weg. Het bomenbestand verzorgen is een taak: linden-eiken-beuken. Populieren deugen daar niet voor. Olmen en platanen wel; en berken en de akkers omzomende wilgen. Wie herinnert zich nog de prachtweg die de Karel Picquélaan ooit was, voordat men er de bomen rooide (op verzoek van hen die in de schaduw van de bomen hadden gebouwd). Karel De Waele kan ons over die boomfunctie nog wel meer vertellen. En over hun levensduur en jaarringen. Dendrologie = Boomkunde, is een hulpwetenschap van de geschiedenis om de levensduur van houten voorwerpen te bepalen (bvb. van scheepswrakken). Standbeelden Heel wat steden en gemeenten hebben een standbeeld of een herdenkingsmonument. Groot-Deinze – elf gemeenten – heeft er geen. Tenzij de monumenten ter gedachtenis van de gesneuvelden van 14-18. De slachtoffers van 39-45 (40-44) zijn er gewoon bijgeschreven. Maar zo heeft elk dorp een monument, al is het maar een grote gedenkplaat. Deinze heeft dan wel een extra-beeld ter memorie van mei 1940: de meidagen op de markt. En Vinkt herdenkt ook zijn burgerslachtoffers van mei 1940. Maar standbeelden niet. Indrukwekkende grafkerken ook niet (tenzij Vinkt) Deinze wordt dus niet vernoemd in het boek: “Duurzamer dan Graniet” (182 blz. groot formaat) over Monumenten en grafkerken voor stadsgenoten, vooral gezien in hun verband met de Vlaamse Beweging. Dit boek werd aanbevolen door de Oost-Vlaamse bestendige deputatie en de provincieraad. De publicatie ging gepaard met een tentoonstelling aan het Campo Santo. Ook over gedenkplaten schreef men in dat boek. Deinze heeft er wel enkele. Daarover plannen we wel een eigen bijdrage (ze is al 85 % klaar). In een KGK-bijdrage schreef ik ooit dat ook standbeelden en monumenten een “biografie” moeten krijgen. Dit boek is een eerste grootscheepse aanzet daartoe; en een wegwijzer. Straatnamen In de straatnamen vindt men vele eigennamen. Ook in Deinze (meer dan 40). In Deinze zijn dat dan meestal namen van mensen die in Deinze een rol – een rolletje - speelden (cf. KGK Jb.1999 fr.364). In Gent beperkt men zich in de straatnaamgeving tot namen van Gentenaars (in principe – maar er is ook een Gezellestraat zelfs Rooseveltstraat. In Deinze zijn er ook nietDeinzenaars die een straat hebben Guido Gezelle – hij heeft in 55 gemeenten een straat
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3406 Peter Benoit – hij heeft in 62 gemeenten een straat Stijn Streuvels – hij heeft in 78 gemeenten een straat -ook in Deinze, waar men nu beslist heeft de zijstraten van de Stijn Streuvelsstraat een naam te geven naar een roman van deze auteur. Door de vele verkavelingen komen er nieuwe straten en dus nieuwe namen ter sprake. Vb Ten Bosse en vele andere. Oude toponiemen lenen zich ook voor die naamgeving. Ook restaurants gebruiken toponiemen: d’Hulhaege, Wallebeke, Westaarde, het Veer, ’t Begijntje, Vosselare Put, d’Oude Leie, Laakmeershoeve, … Ze geven betekenis aan de naam. Naamgeving moet zinvol zijn; ook het geven van namen aan kinderen. Niet toegeven aan een ééndagsbevlieging of aan een mode van één week… of aan een succes van achtdagen. (cfr. Duurzamer dan Graniet p. 9-23 – 2003 – bijdrage van Jan Art) P.S. De persoon met de meeste straten naar hem genoemd is Cardyn (107) en dan Conscience (83) – (Cardijn komt ook in Wallonië voor) Koningen en Prinsen m/v werden niet meegeteld. Naast koningen en prinsen m/v kreeg alleen Conscience al een straat toen hij nog leefde. Ook een standbeeld toen hij nog leefde – de enige. In principe geen levenden tenzij vorsten en vorstinnen.
2026. Paul HUYS (nr. 441): Troepenlast te Meigem op het einde van de 80-jarige oorlog (1645-1647) Aangetroffen in het kasselrijarchief van de Gentse Oudburg1: een documentje betreffende troepenlast te Meigem in de jaren 1645 tot 1647, op de vooravond dus van de Vrede van Westfalen (1648) die een einde stelde aan de Tachtigjarige Oorlog. De titel van het document (drie folio’s beschreven) luidt: “Dit naervolghende zijn de principaelste foelen2 ende extorsiën die de prochie van Meyeghem gheleden ende onderstaen heeft gheduerende de jaeren 1645, 1646 ende 1647 zoo hier naer volcht”. We citeren integraal de volledige tekst, maar – voor het gemak van de Contactblad-lezer – omgezet in hedendaags Nederlands, zij het zoveel mogelijk met behoud van de oorspronkelijke bewoordingen én zinsbouw, om toch nog enigszins de typische “smaak” te proeven van een tekst van drieëneenhalve eeuw geleden. (1645) Ten eerste is in de parochie Meigem in de maand juni 1645 komen logeren – en ook in alle parochies van het Land van Nevele – heel het leger van de hertog van Lotharingen (“Loreyne”); ze hebben daar gelegerd, zijn vertrokken en daarna teruggekeerd gedurende een lange tijd en hebben alle inwoners verjaagd en geruïneerd, zowel door het roven van hun vee (“bestiaelen”) als op andere manieren [zoals] het verbranden van hun hout, paardetuig (“arnasch”), huisraad en al hetgeen de landslieden hadden thuisgelaten – ja zelfs huizen en schuren hebben ze in brand gestoken, alsook de groene vruchten, de klaver en het maaigras afgesneden. [De schade] volgens de opgemaakte schatting bedraagt omtrent 500 pond groten. Item zijn binnen de voornoemde parochie in de maand september (1645) van het voormelde leger van Loreinen een regiment paardevolk en een regiment voetvolk komen logeren, die de inwoners deerlijk overvallen (“bespronghen”) hebben en beroofd, zowel door hun dieren te vangen als door losgelden te eisen (“verrensoeneren” = op rantsoen zetten) en nog op andere manieren. Item op de eerste oktober van hetzelfde jaar (1645) is in Deinze en omstreken gekomen het hele leger van de koning van Frankrijk, evenals het hele leger van de Staten van Holland, die opnieuw alle ingezetenen hebben verjaagd; in een deel van de parochie [is] door het fourageren van het Franse leger grote schade toegebracht. (1646)
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3407 Item in het jaar 1646 is het leger van de koning van Frankrijk vóór de stad Kortrijk gekomen en het leger van de koning van Spanje in Harelbeke; na de inname (“het overgaen” = in Franse handen) van de stad3 heeft het Spaanse leger zich teruggetrokken naar Wakken en Deinze, waardoor opnieuw alle ingezetenen van de parochie Meigem verjaagd en gevlucht zijn van in de maand maart tot in de maand augustus, zodat de vruchten op het veld begonnen te bederven die niet afgesneden en gemaaid waren. Daarvan hebben diverse ingezetenen grote en excessieve schade geleden, [zelfs] zonder dat zij – zowel door het voorbijtrekken van het leger van Lamboen (?) als nog diverse andere keren – hebben moeten vluchten. (1647) Item in het jaar 1647, toen het leger van de koning (= van Frankrijk) de stad Dixmuide had ingenomen en bij het beëindigen van de veldtocht (“in het scheeden van de compaeynghe”) afgekomen [was] door het land, waarbij alle veldvruchten werden uitgedorst en bedorven (“ut desschende ende bedeervende”); [het was] in de maand november dat het voornoemde leger is komen logeren in Deinze en in alle parochies in de buurt, tot in Nevele toe: onder andere in Meigem heeft de prins van Chimay gelogeerd met heel zijn troepenmacht, die – naar men begrepen heeft – zowat dertig compagnies sterk was, zowel paardevolk als voetvolk; [zij hebben] daar gelogeerd gedurende acht dagen, alle ingezetenen verjaagd en uitgeplunderd (“uitghedoschen”) en al het graan geconsumeerd, zowel gemalen als ongemalen (“art ende murwe”), dat gefoerageerd was of op andere manieren, zodat er weinig of niet is overgebleven; [zij hebben ook] hout verbrand, getouwen en huisraad; al hetgene de inwoners hadden thuisgelaten is er meestal ingebleven (= verloren gegaan). Tot zover dan de archieftekst, zoals we hem genoteerd en “vertaald” hebben. De inhoud ervan spreekt wel voor zichzelf. Het is – weer eens – het eeuwige verhaal van overvallen, geplunderd, weggejaagd en geruïneerd worden van mensen in oorlogsgebied, slachtoffers van voorbijtrekkende en/of ingekwartierde troepen, waarbij als (ongeschreven) regel gold: “het land voedt het leger”. Het Meigemse relaas over drie oorlogsjaren (1645-1647) kan vermoedelijk als “typevoorbeeld” gelden voor zoveel andere dorpen en steden die hetzelfde lot hebben ondergaan4. 1. Rijksarchief Gent, Oudburg, nr. 1881. Dit bundel bevat gelijkaardige documenten betreffende (uitgaven voor) troepenlogementen door de parochies Aalter, Deurle, Knesselare, Lovendegem, Zwijnaarde e.a.m. gedurende de periode 1645-1650. 2. Foelen (sic): allicht Fr. “fouille” = fouillering, huiszoeking (in verband met de daarop volgende term extorsiën = afpersingen). 3. Op 20 juni 1646 namen de Fransen de stad Kortrijk in. Datzelfde jaar vielen ook het kapersnest Duinkerken, alsmede Sint-Winnoksbergen en Veurne in hun handen. De Fransen hadden al eerder, nl. op 23 september 1645, de vestingstad Menen veroverd, die ze bezet hielden tot halfweg augustus 1646. 4. Voor het specifiek “Deinse” tijdskader in deze periode: zie A. Cassiman, Geschiedenis van Deinze (KOK-Jaarboek 1953-1954), blz. 224-225.
2027. Herman MAES : Maessprokkels De kinderbisschop of ezelspaus Vanaf de rekeningen van de stad Deinze anno 1400 staat er jaarlijks het “alderkinderenfeest” genoteerd omdat de uitgaven die de stad deed moesten genoteerd worden. De kinderen kozen een bisschop—van—één—dag onder huns gelijken. Die knaap, als bisschop gekleed (cfr. onze Sinterklaasverkleding) leidde zijn genoten naar de kerk en die bengels namen plaats in het kerkkoor, op de plaats waar normaliter de priesters de mis bijwoonden. Men koos meestal een jongen wiens ouders vermogend genoeg waren om een maaltijd te betalen voor hun zoon en zijn gezellen, de onderwijzers en de wethouders (schepenen, heren van de wet). De wethouders aan tafel verantwoordden een uitgave uit de stadskas. Vandaar de vermelding in de stadsrekeningen.
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3408 In de loop der jaren ontaardde dat feest in een karnavaleske bedoening. In de jaren der beginnende hervorming meer dan te vooren. In 1540 was er nogal wat twist van Gent (en Deinze in dat spoor) met keizer Karel V, graaf van Vlaanderen, over de belastingen. Toen werd dat feest wel eens uitgesteld omwille van “den troebelen tijd”. De geestelijkheid gebruikte die troebelen als argument om het feest af te schaffen en zelfs te verbieden. De geestelijkheid vond het een bespottelijk misbruik van de kerk, een ontering van de kerk en van de mis. In 1544 werd het feest verboden. Beyens Tijdens WOI werd baron Eugene Beyens minister van buitenlandse zaken. Hij stond op een goed blaadje bij koning Albert I en zou na de oorlog nog een rol spelen (eerder achter de schermen) in de diplomatie. Die Beyens was een raadgever van Albert I, o.a. voor de troonrede van november 1918. Die baron Beyens is een afstammeling van Pieter Beyens, een rijke Deinzenaar, notaris en burgemeester van Deinze 1778-1784 en 1788-1792, geboren in 1731 te Wontergem en gestorven te Deinze in 1794. Pieter – Jean Baptist (1766-1829) (= 9e kind) – Eugene Henri (1816-1894) – Napoleon Eugene (1855- 1934). Zie KOK jaarboek 1992, p. 274: art. van Rene De Clercq, Vrijmetselaars in Groot-Deinze vóór 1830 over Pieter en drie zoons) Pieters vader, Frans °1680, zoon van Jacob °1644, zoon van Frans °1620, zoon van Pieter °1584, zoon van Goswijn °ca. 1550, zoon van Damien ) ca. 1525. Minister Eugene Beyens had drie zoons (een ervan sterft aan 9 jaar), geboren in 1906 Antoine, en in 1910 Jean baptist gezegd Albert. Hun kleinkinderen werden geboren in 1968 en 1969. Strontraper In ons museum, tussen de balie en de toiletdeur, hangt een klein schilderijtje dat we kregen van Lucien Lagrange. Het is het portret van de Deinse strontraper. Dat zou een De Waele zijn. Om stront te rapen moest men een erkenning van het stadsbestuur hebben. Stront van de trekhonden (nu heet dat hondenpoep en is dat niet meer van trekhonden maar eerder van schoothondjes en van grotere soortgenoten) en vooral van trekpaarden of ezels, muilezels. (Waar het rookt is het warm, zei Uilenspiegel, en hij warmde zich aan een paardenstront). Een andere naam voor die job was “mestraper”. Mijn leraar wiskunde aan het atheneum in Sint-Niklaas, Alfred Bovy, gaf aan de domsten in de klas steeds de raad “strontraper achter de trein” te worden ! In Ghendtsche Tydinghen 2005, p. 338, stond een bijdrage over dat “beroep”. Luc Devriese verwees naar onderrichtingen die het Gentse stadsbestuur in 1854 uitvaardigde over het mestrapen, want “mest is de god van de landbouw”. Men had, na pest en cholera, ontdekt dat hygiëne belangrijk was: een nieuw ontdekt arbeidsterrein, dat anno 2000 voor heel veel TV- en krantenreclame zorgt en een heel productieproces achter zich heeft. In 1854 moest de kandidaat-mestraper zich laten inschrijven in een register ten stadhuize bij het hoofdbureau van politie. Alleen wie een certicaat (van de wijkcommissaris) kon voorleggen dat hij dat beroep vroeger uitoefende mocht dat beroep uitoefenen. Een beschermd beroep dus. Men moest ook bij de COO als zodanig bekend staan. De aldus wettelijk ingeschreven mestraper moest dan wel steeds zijn bewijs van inschrijving bijhebben en aan de rechterarm een blikken plaat met nummer dragen, gekregen van de stadsdienstmestrapen. (Zoals ook de kraamzetters en kruiers in het station). Ook de uitoefening van het beroep werd omschreven: hij moest zich tot de omschreven wijk beperken (per loting toegekend). Hij mocht geen wagen gebruiken door paard of ezel getrokken, wel een steekkar of kruiwagen (met of zonder trekhond ?). Het resultaat van hun werk moesten ze storten op de door de politie aangeduide stortplaatsen. Het is ook toen dat officiële ruimdiensten al bestonden en het werkterrein werd afgebakend tussen “cocessiehouders van de vuilophaaldienst” enerzijds en “ degenen die zich bijzonderlijk bezigheouden met het weghalen van menschendrek”. Er werd zelfs voorgeschreven hoe ze hun “drek” mochten vervoeren en hoe ze die moesten afdekken om
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3409 de burgers niet te storen. In de dienst vuilnisophalen had een meneer Pubelle zich te Parijs al zeer verdienstelijk gemaakt. Ge dacht misschien dat iedereen dat beroep zo maar mocht beginnen ? Neen, een diploma moest men niet hebben. Maar om minister te worden heb je dat ook niet nodig. Maar daartussen ! De krant Ik hou van mijn krant ’s morgens bij het ontbijt: eerst eens helemaal doorbladeren en naar de titels kijken, naar de oplossing van het kruiswoordraadsel van gisteren, naar de overlijdensberichten want die draaien vaak rond leeftijdsgenoten. Dan weet ik welke artikels ik helemaal wil lezen, later op de dag… als ik het intussen niet vergeet. Maar ik kijk ook graag eens in een krant van meer dan 50 jaar oud. Nu ligt voor mij : De Eendracht van Deinze Derde jaargang nr. 11 van 17 maart 1934 Katholiek Vlaamsch en Demokratisch Weekblad Orgaan van de Katholieke Unie van het Distrikt Deinze De kantons Deinze Nazareth en Nevele Bureel, Markt 68 Deinze Verantwoordelijke uitgever A. Voet, Gentpoortstraat 57 Deinze
Het is een krant van heel groot en dus onhandig formaat. Naast artikels over internationale en nationale situaties en reacties in binnen- en buitenland staat er ook heel wat Deins nieuws. * De brouwerij Anglo Belge uit Zulte deelt mee: dat Jules Verschelden café Terminus opende op 30 november 1933 in het vroeger huis Albert Van den Poel. Verschelden is “de vermaarde beroepsrenner, vroeger te Auwegem, Hoek KortrijkstraatAudenaardschesteenweg. * Notaris Blanchaert en notaris Maurice Van Cauwenberghe kondigen verkoop aan “uit ter hand”. Van Cauwenberghe kondigt ook en openbare verkoping aan, te houden “ter herberg ‘In den Roskam’ gehouden door mijnheer Charles Provijn, te Deinze, Congoplein”. Het gaat om “Woonhuis met Erve en Afhankelijkheden” Thieltschesteenweg, bewoond door “d’heer Vermaercke, winkelier”. We vernemen : - dat er een Cabaretgezelschap is opgericht dat verleden jaar voor de eerste maal optrad in de Volkskring in het drankhuis ’t Zangershof. Het kwam andermaal samen bij Rob. La RoyDavit: bestuurder Albert Balcaen, Odiel Goderis pianist, Robert La Roy, Astere Cornelis, J.B. Mestdagh, Guy de Saint Aubin, Albert Schurgers, Roger Buyse en erevoorzitter Jozef Vermeersch. - dat op 29 april 1934 het Kongres van de Bond van de Kroostrijke gezinnen voor OostVlaanderen in Petegem gehouden werd. Banket bij R. De Keyser in De Drie Koningen, aan het station. - KOK-Jaarvergadering, met toespraken van voorzitter De Coster, secretaris Baert, penningmeester Callebaut én een voordracht van Hugo Van den Abeele over de Zijdenijverheid. Leon De Clercq schenkt een in zijde geweven portret van Leopold I. Em. De Coutere gaf een zijden vlag voor het gestarte museum (in het stadhuis). - Burgerlijke Stand : twee kleine kinderen, Van de Ginste en Biebuyck, overleden. - Advertenties: Martin De Smet, ondernemer in Synghem verkoopt bouwmateriaal (later komt het bedrijf naar Deinze, Tolpoortstraat, Gentiel en Frits waren toen 14 jaar). Sint-Hendrikscollege Cafe Sint-Cecilia, Markt 61 Wijnhandel Jos. Van Risseghem, Tolpoorstraat 120 (burgemeester)
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3410 Eugeen Duyck- Menu, Kortrijkstraat 125: tabak-sigaren-sigaretten-chocolade-confiserioepralines J. De Backer- Baetens, gesticht in 1877 bouwstoffen; opvolgers gebroeders De Backer Drukkerij Voet, Gentpoortstraat 57 Slachter Alphonse Dhaene, Kortrijkstraat 8 J. Goetgeluck, Gentsche steenweg 13, Banden Electriciteit: Gaston Scheerlinck ( vader van Piet, Jan en Filip), Markt 92, slachtoffer mei 1940 Photographie: A. Claerhout-Buyse (vader van Adriaan, Eric en zus), Guido Gezellelaan 145 Kolen en Voederstoffen: Maurice Van Steenkiste- Claeys, Oude Brugsche Poort 37 Astere Dhondt: kaas, chocolade, conserven, Statiestraat Jos Peirsegaele-Tavernier, Markt 160, brouwerij Den Molenberg (laatste trapgevel op de Markt) depot bier Vandenheuvel, depot Koningsbronnen (water-limonade) Oscar Van Landeghem, verzekeringen, Kortrijkstraat 34 Albert Vanden Poel, auto’s (van postkoets tot auto’s) A. De Bruyckere- Standaert, fruit, groenten Edg. En Et. Hertoge, Gentpoorstraat 13-15, mechaniek en elektriek Wed. G. Menu-Dhondt, Markt 64, Mans- en Vrouwstoffen, ijzeren bedden, matrassen, plaatsen van rouwkapellen Georges Pelgrim, Gentstraat 10, gediplomeerd tandheelkundige, tand- en mondziekten en mondstukken A. Dujardin- Hoste en M. Callebaut, matrassen, bedden, Statiestraat 10 J. Vanderdonckt-Bergé, Tolpoorstraat 25, Glas- en schilderwerken. G. De Roo- Van Hoe, Markt 112, Glas- en schilderwerken Gerard De Blauwere, agent Renault Astere Colle, brouwer Sint-Martens-Leerne en Prudent Lambert, Kortrijkstraat 80, beiden depothouder Straal-Bronnen Antoine Blomme, M De arkt 122, verzekeringen Maurice De Ruyck- De Muyter, Kortrijksche steenweg, behandpapier Remi Lust, Gentsche steenweg, kachels Vrije Vakschool, Tolpoortstraat 3 en 5 (nu VTI) Stokerij, houthandel Maere (stokerij tot in de jaren 1950) Dit zijn zaken, nu 75 jaar geleden. De kleinkinderen zijn nu volwassen. Vindt je grootvader in deze lijst? Of is het al je overgrootvader ? 2028. Paul HUYS (nr. 442): Troepenlast in Vinkt anno 1711 Een bundeltje in het kasselrijarchief van de Gentse Oudburg1 bevat een reeks documenten m.b.t. uitgaven en “excessen” van de troepen bij het verlaten van het platteland, anno 1711 (d.i. tijdens de Spaanse Successieoorlog, 1701-1713). Het betreft o.m. documenten uit Vinkt (een viertal stukken) en Zeveren (1 stuk dd° 31.01.1711), alsook uit Aalter en Bellem, Baarle en Drongen, Deurle en Latem, Hansbeke, Lotenhulle, Mariakerke, Merendree, Nazareth, Ruiselede, Vinderhoute, Vosselare, Zwijnaarde enz. Wat Vinkt betreft, is er b.v. een brief dd° 26.05.1710, gesigneerd door Jooris Bracke en Fr. Collot (?) in verband met het leveren van “eenighe fouraige waeghens ofte peirden, broot ende courtoisien”, voor een gezamenlijke som van 225-0-0 ponden (niet gespecifieerd: waarschijnlijk ponden parisis, of toch ponden groten die twaalfmaal meer golden?). Een ander stuk is getiteld “Declaratie van tgonne de onderschreven notable pointers ende zetters der prochie van Vynckt te coste zijn gheweest door den commandant van Deynse, omme te voldoen aen het beschryf van myne edele heeren Mannen van leene vanden Casteele ende Auderburgh van Ghendt in daeten 28en Januarij 1711”.
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3411 In dit document (1 folio r°/v°), gedateerd 30.01.1711 en ondertekend door Jan d’Haijere, St. (?) Rogiers en Jacobus van Vla … (?), staan een vijftal uitgaveposten opgesomd, voor een totale som van 35-7-1 ponden. - Alvooren bij ordre vanden secretaris vanden voorn. Commandant van Deijnse ghegheven aen dhuysvrauwe van Andries Florin (?) tot thien pistolen2 in specie, is in courant ghelt £ 17-10-0 - Item aen den partisan Casenieres een pistole, is in courant £ 1-15-0 - Item noch betaelt over thaire (= verteer) ghedaen met den voorn. Casenieres ende partisan Wildero £ 2-0-0 - Item sijn de voorn. pointers ende setters noch te coste gheweest over de leverijnghe van haever aen eenen officier die commandeerde een detachement tgonne de eerste reyse tot Landeghem heeft gheteirt, ter causen het selve detachement niet en saude teiren opde selve prochie van Vynckt, tsaemen tot £ 4-14-2 - Item over leverijnghe van haut ende haever aenden voorn. Commandant van Deijnse volghens de bestedijnghe tsaemen ter somme van £ 9-7-11 We citeren deze korte, op zich niet zo belangrijke kostennota, omdat ze ons een paar dingen leert over de toen heersende gebruiken m.b.t. de contacten met (bevriende en/of vijandige) doortrekkende en/of ingekwartierde legers. 1. Er werd blijkbaar van alle gedane uitgaven zorgvuldig boekhouding gevoerd, met het oog op (eventuele, latere) recuperatie van gedane kosten; dit was meestal een taak voor de lokale “pointers en zetters” (die zorgden voor de lijstopmaak en soms de inning van de nominatieve belastingen). In dit geval werden de gegevens opgevraagd door het kasselrijbestuur (= de Gentse Oudburg, waaronder het Land van Nevele – en dus ook Vinkt – ressorteerde). De vraag van de Oudburg werd blijkbaar “per omgaande” (i.c. twee dagen later al) beantwoord. 2. Een courant gebruik was de zgn. “courtoisie” (Fr. hoffelijkheid), d.w.z. een “present(je)”, waarmee de goedwilligheid van de legerhoofden werd “afgekocht”, om te ontsnappen aan de opeisingen en leveringen allerhande waarmee een legertroep de lokale bevolking “teisterde”. Dit “smeergeld” (of soms een tegenwaarde in natura) moest m.a.w. dienen om mogelijke lasten af te wentelen van de eigen parochie of stad op liefst een andere (buur)gemeente. Uit het geciteerde voorbeeld blijkt dat Vinkt de eerste keer de teerkosten aan het nabije Landegem had gegund… 3. Het platteland was in hoge mate afhankelijk van de nabijgelegen grote(re) stad, die haar invloed rondom deed gelden. Zie b.v. het feit dat Vinkt moest rekening houden met de wensen (lees: bevelen en eisen) van de Commandant van Deinze. 4. Een laatste bemerking betreft de term “partisan”, die in twee uitgaveposten voorkomt. Ene Casenieres en ene Wildero worden aangeduid met die term, waarmee gewoonlijk (guerilla?) strijder van de ongeregelde troepen bedoeld zijn. Maar welke rol speelden zij in een “normale” oorlog, zoals die van 1711? Wie die “partisanen” Casenieres (=Casimirus ?) en Wildero” zouden kunnen zijn, is ons niet bekend. Het is overigens de allereerste keer dat we in dit soort documenten het woord “partisan”3 hebben aangetroffen! Wie kent andere vindplaatsen in soortgelijke teksten? En wie heeft een verklaring voor de partisanen in onze Vinktse casus? 1. Rijksarchief Gent, Oudburg, nr. 1927. 2. Pistool (Fr. Pistole, uit It. piastola): buitenlandse gouden munt, in het bijzonder de Spaanse kroon of de Franse Louis d’or. Een pistool had een gewicht van 4 engels en 14 azen (4 x 1,538 gr.) + (14 x 0,05 gr.) of 6,852 gr.; in 1709 moest daarvoor 9 gulden en 15 stuivers neergeteld worden (zie Vlaamse Stam, XL, 4, juli-aug. 2004, blz. 319). 3. Kan het woord “partisan” (partijgenoot) in deze context iets te maken gehad hebben met de term “blauwe of valsche partye” die toentertijd gebruikt werd als aanduiding van kleine groepjes soldaten, die meer dan een kwartier gaans van hun eenheid verwijderd waren en niet meer konden beschouwd worden als deel uitmakende van een “Party” of geregelde eenheid? In een Plakkaat van de Raad van Vlaanderen dd° 03.09.1709, gepubliceerd op 06.09.1709 (zie Stadsarchief Gent, reeks 1bis, bundel 8: Placaerten 1707-1725), werd een verordening
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3412 uitgevaardigd betreffende “de desorders ghedaen door Roovers oft blauwe partyen”, tegen wier acties door de lokale wethouders wachtposten en patrouilles georganiseerd moesten worden (zie hierover in Vlaamse Stam, XL, 4, juli-aug. 2004, blz. 318-319).
Museumkroniek Na de KGK-tentoonstelling plant het museum nog tal van activiteiten: * 15-04-2006 tot en met 4-06-2006: tentoonstelling van werk van Stief Desmet, leraar aan de Academie voor Schone Kunsten te Deinze (SASK). * 8-07-2006 tot en met 1-10-2006: retrospectieve Valerius De Saedeleer De monografie, geschreven door Piet Boyens, zal tevens dienst doen als catalogus * 28-10-2006 tot en met 26-11-2006 : tentoonstelling Raoul De Keyser Deze data zijn niet definitief. Verder: Nocturnes in september, oktober en november Erfgoeddag op 3-04-2006, in het teken van “Kleur” Open Monumentendag op 10-09-2006 met als thema “Import/Export” Randactiviteiten rond de viering van 25 jaar Museum 2029. Paul HUYS (nr. 443): De sterfte in de dorpen rond Deinze tijdens de hongerjaren 1846-1848 Tijdens de beruchte hongersnood van 1846-1848, ten gevolge van enerzijds de crisis in de huisnijverheid en anderzijds het mislukken van de graan- en vooral de aardappeloogsten in 1845-1847, steeg niet alleen het aantal behoeftigen1 op schrikwekkende wijze, maar bovendien had die verarmde en verziekte bevolking ook nog af te rekenen met een verhoogde sterfte, die trouwens het normale gevolg was van deze erbarmelijke situatie in economisch en sociaal opzicht. Hoe groot die sterfte was hebben we – voor de negen landelijke dorpen rond Deinze, die nu van Groot-Deinze deel uitmaken – berekend door de overlijdensaangiften in de registers van de Burgerlijke Stand van die resp. gemeenten in lijst te brengen. In de hieronderstaande Tabel 1 bundelen we de gegevens betreffende tien achtereenvolgende jaren, nl. van 1843 tot en met 1852. Tegelijk verdelen we dat decennium in drie triades, resp. 1843-1845 (d.w.z. net vóór de hongerjaren), 1846-1848 (de hongerjaren zelf) en 1849-1851 (de nasleep van de grote crisis). Die gegevens in de negen landelijke dorpen van (het huidige) Groot-Deinze vergelijken we daarna met de sterfte in Petegem, dat niet puur landelijk was; het zgn. Petegem-Binnen, d.i. het gebied rond de Knok, moet immers als (semi-) verstedelijkt beschouwd worden. Tabel 1. Overlijdens jaren 1843 tot 1852 (in vetjes de sterfte tijdens de hongerjaren 1846-1848) Gemeente Astene Bachte-Maria-Leerne Gottem Grammene Meigem Sint-Martens-Leerne Vinkt Wontergem Zeveren
1843 1844 1845 45 27 31 29 13 22 48 32 19
36 29 26 18 31 17 56 34 23
59 27 24 16 37 17 57 27 20
1846 1847 1848 36 22 23 14 50 18 89 27 28
35 30 53 29 56 15 104 49 35
35 29 35 24 45 16 104 25 26
1849 1850 1851 31 30 26 17 38 13 47 27 16
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
36 26 29 15 27 12 45 26 12
46 18 23 15 27 14 46 16 11
1852 35 25 18 19 24 15 412 25 10
3413 Jaartotalen Per 3 jaar Petegem
266 39
270 810 48 131
274
307
44
46
406 339 1051 59 38 143
245 27
228 689 27 97
216 43
212 34 -
De tabel is op zichzelf voldoende duidelijk, ook zonder veel commentaar. Bekijken we even de totalen, dan zien we dat de sterfte in de negen dorpen samen tijdens de hongerjaren zelf met 241 eenheden steeg (van 810 tot 1051), om in de daaropvolgende jaren opnieuw af te nemen met 362 eenheden (van 1051 tot slechts 689 overlijdens). Ook wordt duidelijk dat de (toename van de) sterfte niet in alle dorpen even groot was en zich bovendien niet overal op gelijk(e) tijdstip(pen) manifesteerde. In Astene b.v. waren niet 1846-1848 de ergste sterftejaren, maar wel 1845 en 1851. Opvallend is ook dat een paar dorpen grotendeels gespaard bleven van een abnormale sterfte: dit was het geval voor Bachte-Maria-Leerne en Sint-Martens-Leerne. Maar algemeen gezien was 1847 voor de meeste dorpen het piekjaar inzake overlijdens, het duidelijkst b.v. in Gottem, Meigem en Wontergem, en in mindere mate ook in Zeveren. Maar in Vinkt werd die piek van 104 overlijdens in 1847 (t.o. 56 in 1844, d.i. bijna een verdubbeling) nog eens herhaald in 1848. Van 1849 af werd de situatie in alle dorpen weer genormaliseerd, in die mate zelfs dat de sterftecijfers over 1849-1851 (samen 689 overlijdens) een heel stuk lager waren dan in de periode 1843-1845 (met een totaal van 810 doden). Een uitzondering echter was – zoals reeds aangetipt – de onverwachte en alsnog onverklaarbare tweede Astense piek in 1851. Wat Petegem betreft, was de toestand niet zo uitgesproken ongunstig. Wel was de sterfte er in het jaar 1847 iets hoger dan normaal, maar dat was niet het geval in 1846 en 1848. De triade 1846-1848 (met 143 overlijdens) lag zelfs nauwelijks iets hoger (nl. 10%) dan in de voorafgaande drie jaren (met 131 overlijdens). In 1849 en 1850 was het sterftecijfer er zelfs abnormaal laag (telkens slechts 27 overlijdens). In Tabel 1 hebben we het uitsluitend gehad over absolute cijfers. Die zeggen uiteraard wel een en ander, zeker in onderlinge vergelijking, maar anderzijds geeft ons dat geen juiste kijk zolang we niet weten in welke verhouding die absolute cijfers staan tegenover het inwonertal van de betreffende dorpen. De invloed van die hogere sterftecijfers tijdens de hongerjaren 1846-1848 proberen we daarom nog iets te verduidelijken in de Tabel 2, waarin we de bevolkingsaantallen vergelijken op drie verschillende momenten: 1845 (het jaar voor de crisis begon), 1849 (het jaar onmiddellijk na de crisistriade) en 1852 (na enkele jaren van herstel). Tabel 2. Bevolkingscijfers 1845 – 1849 – 1852 (in vetjes het inwonersaantal na de hongerjaren) Gemeente Astene Bachte-M-L. Gottem Grammene Meigem S.Martens-L. Vinkt Wontergem Zeveren
1845
1849
1852
Verschil 1845/1849
Verschil 1849/1852
1492 1373 1207 700 1321 764 2148 1055 869
1406 1335 1139 702 1251 705 2052 1092 743
1450 1324 1110 682 1277 687 1950 1044 730
-86 (5,4%) -38 (2,7%) -68 (5,6%) + 2 (0,3 %) -70 (5,2%) -59 (7,7%) -96 (4,4%) +37 (3,4%) -126 (14,6%)
+44 -11 -29 -20 +26 -18 -102 -48 -13
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3414 Jaartotalen
10929
10425
10254
-504 (4,8%)
-171
Petegem
1559
1445
1447
-114 (7,3%)
+2
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3415 Opnieuw enige commentaar bij deze cijferreeksen. Vergelijking 1845/1849 Voor de negen dorpen samen kwam het verschil in inwonerstal tussen 1845 (10929 inwoners) en 1849 (10425 inwoners) neer op een verlies van 504 eenheden of 4,8% van de bevolking. Sommige dorpen zaten beduidend boven dat gemiddelde: Zeveren b.v. met een achteruitgang van 14,6% of Sint—Martens-Leerne met 7,7% bevolkingsverlies; ook in Meigem, Gottem en Astene – elk met iets meer dan 5% achteruitgang – lag de sterfte nog iets boven dat gemiddelde. Daarentegen was het verlies aan inwoners, in % uitgedrukt, vrij laag geweest in Bachte-Maria-Leerne (2,7%), terwijl Vinkt (4,4%) toch al dicht naar dat gemiddelde opschoof. Daartegenover was in Grammene (toename met 2 eenheden of nagenoeg een status quo) en in Wontergem (37 inwoners meer of een aangroei met 3,4%) het inwonerstotaal door de crisisjaren heen zelfs gestegen. Petegem ten slotte had tussen 1845 en 1849 114 inwoners verloren of een achteruitgang met 7,3%, hetgeen gevoelig meer is dan het gemiddelde van 4,8% in de andere negen dorpen van Groot-Deinze. Vergelijking 1845/1852 Als we de vergelijking maken tussen 1845 en 1852 (d.w.z. na enkele jaren van mogelijkheid tot demografisch herstel na de crisis) moeten we toch constateren dat geen enkele van deze dorpen, afzonderlijk bekeken, in 1852 het peil van 1845 had kunnen herstellen. Bij allemaal was het bevolkingscijfer nog altijd lager: het minst in Wontergem (-11 eenheden), Grammene (-18) en Meigem (-44), het meest in Zeveren (-139 of een verlies van 16% van de totale bevolking), Sint-Martens-Leerne (-77 of precies 10%) en Vinkt (-198 of zowat 9% minder). Ter afsluiting toch nog een nabemerking. Voor een juiste interpretatie van het hierbovenstaande mag vanzelfsprekend het geheel van de schommelingen inzake bevolkingscijfers niet uitsluitend aan de (hogere) sterfte in 18461848 toegeschreven worden. Die schommelingen worden immers tegelijk meebepaald door het saldo tussen de sterftecijfers én de geboortecijfers, aangevuld met de gegevens van een (positief of negatief) migratiesaldo (d.i. het verschil tussen nieuwkomelingen en gemeenteverlaters). Met deze factoren is geen rekening gehouden in deze bijdrage, waarin we de volle nadruk hebben gelegd op het fenomeen van de sterfte zelf. We nemen ons echter wel voor, in een apart artikel nog een gelijkaardig onderzoek te doen betreffende de geboortecijfers tijdens diezelfde periode. 1. Zie daarover: P. HUYS, “Behoeftigen te Deinze in de beruchte hongersjaren 1846-1848”, in het K.O.K.-Kontaktblad, IV, 5 (juli 1984). Blz. 334-335, nr. 391. De behoeftigheid was in de periode 1840-1847 het grootst in de gemeenten Zeveren (volkstelling oktober 1846: 755 inwoners, waarvan 18,67% behoeftigen), Wontergem (1846: 755 inw., waarvan 16,06% behoeftigen) en Vinkt (1846: 2119 inw., waarvan 15,57% behoeftigen) d.w.z. zowat 1 op 6 à 7 inwoners! Over die periode van hongersnood – een der allergrootste uit onze geschiedenis – leze men vooral: G. JACQUEMYNS, “Histoire économique des Flandres (1845-1850)” (Brussel, 1928). Een uitvoerige en grondige detailstudie over die hongersjaren in het naburige Vosselare (nu deelgemeente van Nevele) publiceerde Jelle Haemers onder de titel “Arm Vlaanderen! De crisis van de jaren 1840 in Vosselare” in Het Land van Nevele, jrg. 32, afl. 4 (nov. 2001), blz. 267-306 2. In 1853 (maar dat valt uiteraard net buiten de hier onderzochte periode) kende Vinkt een bijzonder erge tyfusepidemie. Men leze daarover L. DE RUYCK in Het Land van Nevele, jrg. 25, nr. 3 (sept. 1994), blz. 165-198.
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!
3416
“Uit de school geklapt” Didactisch klasmateriaal zoals wandplaten, stempels en inhoudsmaten uit de naoorlogse tijd. Hoe aanschouwelijk en levendig was het onderwijs toen? Van 4 maart tot 2 april 2006 toont het Museum van Deinze en de Leiestreek op initiatief van de Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en de Leiestreek haar didactisch schoolmateriaal daterend uit de jaren ’50, ‘60 en later. In slechts een halve eeuw tijd is het uitzicht van een lagere schoolklas sterk veranderd. Heel wat ‘oud’ lesmateriaal bevindt zich vandaag in musea of archieven, als het al niet eerder op het containerpark belandde. In ‘Uit de school geklapt’ worden kleurrijke wandplaten ontrold en maatbekers en stempels vanonder het stof gehaald. Het Museum kan putten uit de vele schenkingen van scholen en privépersonen, en tracht de bezoekers een kijk te gunnen in het didactisch materiaal dat leerkrachten vroeger hanteerden om in de basisschool les te geven. Ook de jonge bezoekers, die vandaag heel wat ander werkmateriaal als computers en moderne media gewoon zijn, worden van harte uitgenodigd. Zij kunnen in een rondleiding ontdekken hoe de leerstof destijds aan hun ouders en grootouders werd voorgesteld en hoe anders, of net niet, dat gebeurde in vergelijking met vandaag. Tenslotte kunnen zij het lesmateriaal ook aan de lijve ondervinden, in een creatieve verwerking. Praktisch : “Uit de school geklapt” Museum van Deinze en de Leiestreek Lucien Matthyslaan 3-5 9800 Deinze Tel: 09/381.96.70 Fax: 09/381.96.79 Website: www.museumdeinze.be Epost:
[email protected] Openingsuren : weekdagen van 14 tot 17.30 u. zaterdag, zondag & feestdagen van 10 tot 12 u. en van 14 tot 17 u. maandag gesloten. Op aanvraag worden speciale rondleidingen met creatieve verwerking voorzien voor scholen, zowel in de voor- als namiddag
Lidgeld 2006 al in orde? Prachtig. Dank u wel !!!