3247
Uitnodiging Op vrijdag 25 februari 2005 wordt om 19.30u. in het Museum van Deinze en de Leiestreek het KGK- Jaarboek 2005 voorgesteld en de KGK- Tentoonstelling geopend ALLE LEDEN ZIJN VAN HARTE WELKOM De Bijdragen tot de Geschiedenis van Deinze en de Leiestreek, deel LXXII, of het KGKJaarboek 2005 bevat ca. 450 bladzijden met 9 diverse artikels van Piet CASSIMAN, Romain DE BOUVER, René DE CLERCQ, Luc GOEMINNE, André HEYERICK, Paul HUYS, Herman MAES, Sofie MOEYKENS en Robert WIEME. Het thema van de KGK- tentoonstelling is dit jaar “De Leiestreek Toen en Nu“. Aquarellen van Hubert Matthijs worden er geconfronteerd met foto’s van Vic Wouters. Eric Claerhout zorgt voor een aangepaste voordracht. De tentoonstelling loopt van zaterdag 26-02-2005 tot en met zondag 17-04- 2005.
Vers van de pers Onze lezers weten het allang dat KGK-bestuurslid Paul Huys een ijverig publicist is die niet enkel meewerkt aan ons jaarboek of Contactblad, maar ook elders regelmatig artikels pleegt. In het Jaarboek 2004 van de ‘Stedelijke oudheidkundige commissie van Wervik’ vinden we terug: P. HUYS, ‘Achterlenen van het Ronsevaalse (Nevele) in Geluwe (17e -18e eeuw)’, pp. 67-84. In het jaarboek XLI, 2004 van de ‘Heemkundige Kring De Oost-Oudburg’ verscheen: P. HUYS, ‘Een onderwijsenquête door Maria Theresia (Oost-Oudburg, 1777)’, pp. 85-94.
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3248 Heel wat leden hebben intussen hun bijdrage 2005 reeds vereffend. Wie dit nog niet deed wordt verzocht dit ‘onverwijld’ te doen. Ter herinnering:
Lidgeld 2005
Gewoon lid Steunend lid, bestuurslid, deelgenoot Erelid op Postrekening 000-0434500-37 van KGK-Deinze p/a Brielstraat 7 9800 DEINZE
: : :
€ 15 € 23 € 30 of meer
Wie in orde is met het lidgeld 2005, door overschrijving of door betaling aan de balie van het Museum, kan op de vergadering van 25 februari 2005 zijn jaarboek meenemen. Wie om welke reden dan ook zijn jaarboek liever thuis besteld krijgt, betaalt € 4 portokosten extra. Als de lidgelden bij het begin van het jaar overgemaakt worden, betekent dat een hele hulp voor onze administratie. Wij zijn de leden daarvoor bijzonder dankbaar. Na het verschijnen van het jaarboek volgt immers de (forse) rekening van de drukker. We hebben het reeds vroeger vermeld: heel wat leden stellen er blijkbaar prijs op steunend lid te worden. Moge hun voorbeeld tot navolging strekken. Wij appreciëren de aanmoediging ten zeerste. In elk geval zijn ALLE leden van harte bedankt voor hun steun!
Nacht van de Geschiedenis Bij deze 3e editie van de ‘Nacht van de Geschiedenis’, georganiseerd door het Davidsfonds, plant de Deinse DF-afdeling een nocturne in het Museum van Deinze en de Leiestreek op dinsdag 22 maart 2005, om 20 uur, onder het motto: ‘Het verleden van Deinze’. In de afdeling ‘Volkskunde’ van het Museum zullen kleine groepjes geïnteresseerden rondgeleid worden door ervaren gidsen van het Museum. Bij de wisseling van de groepen zullen oude volksliederen klinken, gebracht door het J.K.D.-koor onder leiding van Jackie Van Obbergen (Steunend KGK-lid). DF-leden betalen € 2, anderen € 3. Gelieve wel vóór 10-03-2005 uw aanwezigheid te melden aan: Jos Moortgat, 09 386 32 91 of aan: Rik Verhulst, 09 386 58 61
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3249 1961. Deinze honderd jaar geleden, (1905) Bronnen: “Gazette van Deinze” en “De Deinsche Burger” 31.12.1904. Burgerlijke Stand Deinze: in 1904 136 geboorten, 114 overlijdens, 39 huwelijken; 256 inwijkelingen, 248 uitwijkelingen; bevolking op 31.12.1904: 5052 inwoners. Burgerlijke Stand Petegem: in 1904 104 geboorten, 72 overlijdens, 16 huwelijken; 213 inwijkelingen en 168 uitwijkelingen; bevolking op 31.12.1904: 3131 inwoners (1585 M + 1546 V). (DDB, jrg. 29, nr. 3, 15.01.1905 ). 05.02.1905. Lijst van de lotelingen ( lichting 1905 ) voor het hele kanton Deinze ( = 13 gemeenten ). GvD 875, 05.02.1905 ). 12.02.1905. Uitslag van de militieloting, met mededeling van alle getrokken nummers voor elk van deze lotelingen. ( GvD 876, 12.02.1905 ). 12.02.1905. Op 12 februari in de schouwburg van “Vooruit” opvoering van “Alles of niets”, toneelspel in 1 bedr. Van Deinzenaar Pieter Kints, en “ Karliene”, operette van Hipp. Van Peene ( muziek van Karel Miry ), en “Voor den Vrede”, beroemd drama, naar het Franse “La Justicière” van Edm. Duesberg. ( DDB 3, 15.01.1905 ). 05.03.1905. Op zondag 5 maart: Zesde Karnavalstoet of Cavalcade, door “Nut en Vermaak” georganiseerd “ten voordeele vanden Arme”. ( GvD 879, 05.03.1905 ). 19.03.1905. Op zondag 19 maart laatste opviering van het seizoen 1904-1905 door de toneelen symphonieafdelingen van de Volkskring: “M. Perrichon op reis”, blijspel in 4 bedr., en “De ingebeelde zieke”, blijspel in 2 bedr. ( GvD nr. 879, 05.03.1905 ). 06.08.1905. Prijsuitreiking in het Sint-Henricuscollege, met mededeling van de erelijst der prijzen. Verscheidene prijzen toegekend aan Karel Calewaert ( de latere bisschop van Gent ). ( GvD 901, 06.08.1905 ). 27.08.1905. “Verleden zondag ( = 27 aug. ) werd in Ledeberg de tweejaarlijksche tentoonstelling geopend door den H. Gouverneur onzer provincie. Voor de eerste maal waren er bij de tentoonstelling prijskampen uitgeschreven voor kunst, nijverheidskunst en nijverheidswerken. (…) Onze stad heeft er ditmaal zijne vertegenwoordigers gevonden die de eer van Deinze waardig hebben verdedigd. Zo heeft de heer Maurits Dolphijn den eersten prijs bekomen in de afdeeling beeldhouwkunde hoewel hij slechts sedert een jaar dezen nieuwen ingestelden cursis ( sic ) bij onze teekenschool volgt. De heeren Saverijs, De Ruyck en René Lagrange bekomen er met hunne schilderijen eveneens eenen welverdienden bijval. Dit feit zal ongetwijfeld een nieuwe spoorslag zijn voor de bekroonden en andere leerlingen onzer teekenschool.” ( GvD 905, 03.09.1905 ). 10.09.1905. Uitslagen, behaald in de Tekenschool: bijzondere onderscheidingen ( een “eeremetaal” ) toegekende aan Albert Saverijs en aan Louis Oppeel. (GvD 906, 10.09.1905 ). 05.11.1905. “De bibliotheek van het ‘Vlaamsch Gezelschap’, bij mevrouw weduwe Alfred Yde-Clappaert, zal open zijn vanaf heden zondag 5 november en opeenvolgende zondagen tot
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3250 1 april 1906”, van 9 tot 11 uur ’s voormiddags. Cataloog der boekwerken beschikbaar à 5 centiemen. “Benevens bijna al de volledige werken der meest gekende Vlaamsche schrijvers en dichters, als Conscience, Snieders, Sleeckx, Ledeganck, Van Duysse ( sic ), enz., bevat de boekerij een groot getal leerrijke werken, handelende over geschiedenis, aardrijkskunde, huishoudkunde, enz. “. ( DDB 45, 05.11.1905 ). 12.11.1905. In 1862 overleed de Petegemse gemeenteonderwijzer Adriaan Adolf Tayart, gehuwd met Pauline Bekaert; hij was daar onderwijzer van 1844 tot aan zijn dood. Bij KB van 12 november 1905 is zijn zoon, “schildknaap Victor Tayart de Borms” (° Petegem, 13.08.1862 ), benoemd tot politiecommissaris van Brussel. In het GvD-artikel wordt een stuk geschiedenis van de familie Tayart ( tot 16e eeuw ) meegedeeld. ( GvD 917, 26.11.1905 )1 * * * * In “De Deinsche Burger” staan ook enkele interessante geschiedkundige bijdragen. We signaleren er een drietal. 08.01.1905. Losse notitie, door een Deinzenaar neergeschreven in een exemplaar van de “Almanach ofte oprechten Nederlandschen Hemel-Meter voor het jaar MDCCCLX” ( = 1860 ). De notitie luidt, letterlijk geciteerd, als volgt: “Memorie van millitaire logement die wy gehad hebben te weten de eerste Engelsche syn gekomen op den 15 september 1814 en hebben in Deynse gelegen tot den 17 octobre een geheel bataillon en syn naer Doornyck getrocken. Op den 19 dito wesende feeste isser een bataillon Hanoversche gekomen, en hebben gebleven tot sondags den 23 dito en syn naer Antwerpen getrocken, en op den selven dag quam een batellon Osnobrucksche landwehr, en die bleven in Deynse veertien daegen tot den sesden novembre, die vertrocken naer Audenaerde, van waer zy gekomen waeren, en op den selven dag quamen in Deynse weder een batillon Hansoversche, die naer Antwerpen gegaen waeren op den 23 octobre, en zyn blyven liggen tot Palmsondag den 19 maerte 1815.” In de notitie wordt verder nog meegedeeld dat “voor militaire logementen van de Belgische voor hun cost en dranck te geven [werd betaald] de some van seven stuyvers en alf voor iederen man voor eenen dag”. In december 1816 werden de inkwartieringskosten verhoogd tot een frank daags voor elke man, “door de dierte der levensmiddelen”. De troepen, die in 1814-1815 in Deinze legerden, maakten deel uit van de legers der Verbondenen die op 18 juni 1815 Napoleon versloegen in Waterloo2. ( DDB 2, 08.01.1905 ) 29.11.1905. Artikel over het schilderij “De aanbidding door de herders” in de O.-L.-Vrouwekerk van Deinze, met vermelding o.m. van het kerkbezoek door enkele Franse officieren van Maarschalk Maurits van Saksen in 1745 en van de “redding” van het schilderij in 1794, toen de Fransen het als oorlogsbuit wilden wegvoeren ( het werd verborgen in de woning van ene Pieter Haelvoet ). Dit artikel is gesigneerd LEYEMAN ( d.i. Armand Pauwels ) en hij schrijft erbij: “naar oude papieren, in mijn bezit”. ( DDB 48, 26.11.1905 ). 10.12.1905. Uitvoerig artikel ( vier halve tekstkolommen ), door de zo-even vermelde LEYEMAN, over de Deinse kunstschilder Charles-Louis Picqué ( 1799-1869 ). Dit artikel van Armand Pauwels bevat enkele bijzonderheden die nergens elders te lezen staan! ( DDB 50, 10.12.1905 ). *
*
*
*
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3251
Tenslotte, als toetje ( maar ditmaal niet uit GvD of DDB ), nog enkele artistieke en andere “gedenkwaardigheden” uit het jaar 1905: Geboren: de schrijvers Gerrit Achterberg, J-P. Sartre, Michael Sjolochov en Arthur Koestler. Gestorven: beeldhouwer Constantin Meunier; auteur Jules Verne. Geschreven: “Het leven van Rozeken van Dalen” ( Buysse ); de romans “De moeder” ( M. Gorki ) en “Professor Unrat” ( Heinrich Mann ) ; het toneelstuk “Majoor Barbara” ( G.B. Shaw ); “Les heures d’après-midi” ( liefdeslyriek van Emile Verhaeren ); het “Futuristisch manifest” ( Marinetti ). Geschilderd: “Les saltimbanques” ( Picasso ); “Portret van de Latemse pastoor Van Wambeke” ( Gust. Van de Woestijne ); “De heilige avond” ( Alb. Servaes ); “Onweer op de Leie” ( Val. De Saedeleer ); “Kleine Eva” ( Frits Van den Berghe ). Gecomponeerd: de Zevende Symfonie ( bekend als “Nachtgesang” ) van Gustav Mahler; de opera’s “Een kort leven” ( M. De Falla ) en “Salome” ( R. Strauss ); de operette “De lustige weduwe” ( Fr. Lehar ); het klavierwerk “Miroirs” ( Maurice Ravel ). Geprijsd: Rob. Koch met Nobelprijs geneeskunde ( tbc-onderzoek ). Gebeurd: “Salon d’Automne” ( Parijs ) maakt Cézanne en Matisse bekend; oprichting van “Die Brücke” ( Duitse expressionistische kunstenaarsgroep, Dresden ); oprichting van “Sinn Fein” ( = wij voor ons, Iers-nationalistische beweging ).
1. Over de Petegemse onderwijzer Tayart zie onze nota in K.O.K.-Kontaktblad VIII, 2 ( 1988 ), blz. 948, alsook K.O.K.-Jaarboek XXIX ( 1962 ), blz. 64-65. 2. Over de militaire logementen in Deinze in 1814-1815 zie ook onze nota in K.O.K.-Kontaktblad, VIII, 2 ( 1988 ), blz. 958.
Paul HUYS nr. 408
1962. Brieven van tante Delphine Steunend KGK-lid Eric Claerhout bezit niet alleen een rijk fotoarchief over Deinze maar hij heeft ook heel wat andere realia die verband houden met het Deins verleden. Zo kwam hij in 2002 in het bezit van een pakket van 330 brieven, behorend tot het familiearchief van Alfons Coppens gehuwd met ‘Delphine’ Van Severen, met wie Eric Claerhout verwant was. Alfons Coppens (°Deinze, 28-01-1864; † Deinze 06-08-1952) was gemeentesecretaris in Grammene, maar tevens makelaar in verzekeringen en onroerende goederen, makelaar in verzendingen met ‘den ijzeren weg’, secretaris van het ‘Beschermingscomiteit der Goedkope woningen en der Werken van Voorzorgswezen van Deinze’. De bevoegdheid ervan strekte zich uit over alle gemeenten van de kantons Deinze, Nazareth en Nevele. Zijn echtgenote, Delphine Van Severen, voluit Amelia-Delphina, was huisvrouw (° Deinze 28-08-1865 † 08-06-1941).
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3252
Coleta Snauwaert
X
1. Fredericus Van Severen
- Amelia-Delphina (= tante Delphine) X 1891 Alfons Coppens
- Elza - Lea X
2. Aloïs Speeckaert
- Emma X 1899 Gustaef Claerhout
Abel
Eric - Henri Eric is de zoon van Abel en de kleinzoon van Gustaef Claerhout. Gustaef huwde in 1899 met Emma Speeckaert, dochter van Aloïs en Coleta Snauwaert. Emma had nog een jongere broer, Henri Speeckaert, die in Deinze begon als fotograaf in 1895 en na enkele jaren (1900) uitweek naar Brussel. Het is deze Henri die het portret maakte van Koning Albert I dat destijds afgebeeld werd op de bankbriefjes van 1000 frank (cfr. KGK- Contactblad, jg. 22, 2002, pp. 2921-2922) Toen Henri naar Brussel verhuisde nam zijn schoonbroer Gustaef, die tot dan de bakkersstiel beoefende, de fotografiezaak over en werd meteen de stichter van de fotografendynastie Claerhout, die tot vandaag doorloopt (cfr. ‘Kroniek van een Fotografengeslacht, 18952003…’, Gent 2003) De moeder van Emma en Henri Speeckaert, Coleta Snauwaert, was weduwe toen zij met Aloïs Speeckaert huwde. Haar eerste echtgenoot was Fredericus Van Severen. Uit dit eerste huwelijk werden twee dochters geboren waarvan een de naam kreeg van Amelia-Delphina die in 1891 met bovenvermelde Alfons Coppens huwde. Voor de ‘grotere’ familie waren zij tante Delphine en nonkel Fons. “We gingen er ieder jaar getrouw nieuwjaren met de besuikerde hartenpeperkoek, gewikkeld in knapperig goudgeel cellofaanpapier en getooid met een grote rode strik”, herinnert Eric Claerhout zich nog heel levendig. En nonkel Fons en tante Delphine waren present op alle familiefeesten.
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3253 Uit dit huwelijk Coppens-Van Severen werden twee dochters geboren, Elza en Lea. Deze twee jonge dames verlieten Deinze in 1920 en gingen bij hun oom Henri wonen. Elza huwde in 1924 en bleef in Brussel wonen. Lea kwam in 1927 terug naar Deinze en huwde met (Louis-)- Maurice Dierick.
Het brievenarchief waarover Eric Claerhout beschikt loopt van 1890 tot 1954. De kernperiode 1920-1924, met de drukste correspondentie, viel samen met de Brusselse jaren van Elza en Lea Coppens, en hierin worden heel wat Brusselse en Deinse wetenswaardigheden uitgewisseld die het louter familiaal karakter overstijgen. Hierin speelt de correspondentie van tante Delphine en haar beide dochters een centrale rol. Op de voorstelling van ons jaarboek en de opening van de tentoonstelling dd. 25 februari 2005 zal Eric Claerhout een aantal Leiegedichten voordragen en tevens een paar stukjes uit de ‘Brieven van tante Delphine’ voorlezen. In onze volgende Contactbladen zal ‘tante Delphine’ wel meer opduiken. W. J. 1963. Wie kent nog deze buitenlandse Deinzenaren? YVES BEUCHE In de dertiger jaren der XXste eeuw liep tussen de leerlingen van het Sint-Hendrikscollege (toen nog Saint-Henri) een stille, ietwat bedeesde, knaap met een moeilijke naam voor een Deinzenaar. Zijn naam was Yves Beuche. Yves Beuche werd te Petegem geboren op 7 augustus 1924 als zoon van Clara Cozijns, geboren te Deinze op 29 september 1896. Clara Cozijns, dochter van Adolf en Romont Franciska Elodie, was gehuwd te Heilbronn in Duitsland op 31 december 1921 met Max Karl Beuche, koopman in schoenen, van Duitse nationaliteit, geboren en afkomstig uit Eberswalde een stad ten N.O. van Berlijn. Clara Cozijns kreeg door haar huwelijk de Duitse nationaliteit die ze doorgaf aan haar zoon. Yves groeide op bij zijn moeder, eerst te Deinze tot december 1927 in de Tolpoortstraat 93, nadien te Petegem, Gavere 26, tot zijn moeder verhuisde naar haar nieuwe woonst ook in de Gaverse Steenweg 14 vlak aan de spoorwegovergang, en in 1938 ontworpen door de jonge Petegemse bouwkundige Toon Maes. Op 1 april 1940, één maand vóór het uitbreken van de oorlog in ons land op 10 mei1940, vertrok Yves Beuche naar Eberswalde, vermoedelijk bij zijn vader. Op de oktobermis van 1943 was Yves in verlof bij zijn moeder te Petegem. Hij was toen ingelijfd in de Wehrmacht. Jaren later kwam steeds weer het beeld van de bedeesde knaap naar voor. Wat was er met hem verder gebeurd?
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3254 Navraag in Eberswalde leverde daar geen resultaat op, omdat alle gemeentelijke documenten door de oorlog zijn vernietigd. Pas in oktober 2004 zprgde de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge e.V. te Kassel voor verdere berichten. Yves Beuche sneuvelde op 20 september 1944 te Sanko 178, H.V. PI. (Polen). Hij was gefreiter (korporaal) en maakte deel uit van Gr.E.B. 195 Konstanz met herkenningsnummer –521.P.Kp. G.E.B. 352. Hij werd begraven op het soldatenkerkhof te Jodlowa in de gouw Podkaparchie (vroeger Tarnow). Door de aanleg van verzamelkerkhoven werd hij overgebracht naar het Siemianowice-Sammelfriedhof, Block 2, Reihe 10, Grab 939 samen met ongeveer 40.000 lotgenoten. Zo rust de jonge man, in Petegem geboren, in verre Poolse grond. PAULA TIRCS In de twintiger jaren van de XXste eeuw woonde te Deinze in de Tolpoortstraat 108 een slachter-caféhouder in ‘Den Bonten Os’: Désiré Biebuyck (+1926) met zijn echtgenote Rachel Dujardin (1864-1944). Hun kinderen waren: Anna Maria Rachel (1892-1952) later briewolverkoopster; Laura Irma Anna (1896-1974) idem; André Edmond Désiré (1892-) bediende in de administratie en Marcel Gentiel (1900-) slachter die in 1924 huwde met Bertha Leonie Van Laere (1901-) die later een slagerij openhielden in de Guido Gezellelaan en de ouders zijn van de wetenschappelijk-vorser Daniël Biebuyck. De oudste drie huwden niet en bleven bij hun moeder wonen. Toen in 1923 het uiteenvallen van het Habsburgse Rijk na de nederlaag van 1918 leidde tot een zware hongersnood in het verzwakte en vernederde Hongarije, startte hier in Turnhout het ‘Hongaarsche Kinderwerk’. Aan de katholieke gezinnen werd gevraagd een Hongaars kind op te nemen voor 6 maanden. Alleen gezonde maar verzwakte kinderen konden worden aanvaard. 27 kinderen waaronder 4 jongens, kwamen in groep naar Deinze. Zo kwam op 1 juni 1925 in het gezin Biebuyck een 8 jarig meisje aan: Paula Tircs, geboren te Diosgjor op 2 april 1917, dochter van Jozef en Francsesc Ferez. Zij liep school te Deinze bij de zusters Maricolen, bleef na zes maanden en zou nooit terugkeren. Zij groeide op en toen haar pleegtantes in 1938 bij de feesten van het Eucharistisch Jaar naar Budapest reisden en de moeder van Paula bezochten, wilde Paula niet mee omdat ze bij het weerzien van haar moeder zich niet van haar zou kunnen losmaken om weer naar Deinze te komen. Paula, een levenslustig meisje, ging werken in het gezin en de zaak van Gaston De Jonghe, een handel in huishoudelijk materiaal, vlak naast het Postgebouw in de Tolpoortstraat. Zij was jarenlang bevriend met Julia Cassiman. Toen zij in 1946 kennis kreeg met Constant De Dapper uit Lovendegem, met wie ze wilde trouwen, kreeg ze moeilijkheden met haar pleegfamilie en verhuisde naar de Tolpoortstraat 67 op 12 november 1946.
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3255
Moeder Biebuyck en Paula Tircs bij haar aankomst te Deinze in 1925
Eerste communie van Paula Tircs
Ze huwde te Lovendegem met Constant De Dapper, geboren te Gent op 22 april 1916, en ging er wonen op Binnenslag 8 op 11 december 1947. Enkele tijd later bouwde het paar zelf een woning, Binnenslag, 51 te Lovendegem. Het gezin kreeg vijf kinderen: Annette, Bernadette, Henri, Jozef en Mia. De moeder van Paula kwam éénmaal op bezoek te Lovendegem. Paula kende geen woord Hongaars meer. Paula Tircs overleed te Zomergem op 6 janurari 1995 en haar man eveneens te Zomergem op 16 april 1996. Piet CASSIMAN
1964. Over Philippus Jacobus Van Laere (1758-1830), Petegemse Schepen in de Franse Tijd Op 1 nivôse Jaar IV (= 22 december 1795) stelden “de borgers Philippe Jacques van Laere en Louis van Wambeke, municipaele officieren” van de Commune van Petegem, een viertal processen-verbaal op1. Wat ons hier interesseert, is niet zozeer de inhoud van die documenten, maar wel de figuur van de eerstgenoemde der beide municipale officieren, Ph. J. van Laere. Deze Petegemse landbouwer moet wel een “republikein” van het allereerste uur zijn geweest, want we vinden hem al vermeld – kort na de eerste inval van de Fransen – onder de “representanten” van Petegem-buiten, die op 20 december 1792 in de herberg “de Croone” aangeduid waren2. Het jaar daarop worden de Fransen weliswaar uit ons land verdreven, maar in 1794 zijn ze hier dan terug, voor de komende twintig jaar zelfs… En Ph. J. van Laere duikt weer op, als aangestelde onder het nieuwe bewind. In 1796 wordt hier door de Fransen de Burgerlijke Stand ingevoerd, ter vervanging van de kerkelijke parochieregisters (die mogen blijven voortbestaan, maar zonder civiele
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3256 rechtskracht). Tussen april en september 1797 (= het jaar V) treedt Philippe Jacques Van Laere enkele keren op als agent municipal (we zouden nu zeggen: schepen – ambtenaar van de burgerlijke stand) bij de registratie van geboorten, huwelijken en overlijdens3, en dat is eveneens het geval in het jaar VI4. De huwelijken tijdens de jaren VII en VIII werden allemaal in de kantonhoofdplaats Deinze gesloten (ook voor de huwenden van Petegem) en daarom springen we over naar die van het jaar IX en volgende, toen de gemeente Petegem weer de eigen huwelijken mocht registreren. En weer komen we bij Philippe Jacques Van Laere terecht, die de huwelijksakten nu signeert als “adjoint du maire” of adjunct van de burgemeester, of m.a.w. als (eerste) schepen5. In de loop van het daaropvolgende jaar X treedt Ph. J. Van Laere dan zelf in het huwelijk – voor de tweede keer zelfs – en dan is het de burgemeester zelf die optreedt als ambtenaar van de burgerlijke stand om de huwelijksakte van zijn schepen te registreren6. Ook in de huwelijksregisters tot en met het einde van het jaar XIII (=1805) treffen we telkens weer Philippe Jacques van Laere aan, die er de akten registreert als “adjoint au maire, faisant fonction officier public de l’etat civil”7. In het jaar XIII zelf zijn het burgmeester Charel Vermeiren en zijn “adjoint” Philippe Jacques Van Laere, die – willekeurig afwisselend – instaan voor het signeren van de Petegemse huwelijksakten8. De laatste keer dat we Ph. J. Van Laere aantreffen als administrerend ambtenaar van de burgerlijke stand is bij twee huwelijksakten van resp. 14 januari en 2 februari 1807: hij signeert de akten als “adjoint (absent le maire)”. Vanaf 29 april 1807 – en ononderbroken (!) – tot 3 augustus 1818 signeert burgemeester J(an Albert) Van de Keere9 de Petegemse huwelijksakten zelf, zonder zich nog door een schepen te laten vervangen. Samenvattend: we vinden Philippe Jacques Van Laere achtereenvolgens vermeld met de volgende functies: 1792 (20.12) : “representant” van Petegem-buiten 1795 (22.12) : “municipael officier” van Petegem 1797 (april)/ 1798 (april) : “agent municipal” (d.d. ambtenaar burg. stand) 1800 (okt.)/ 1807 (febr.) : “adjoint au maire » (d.d. ambtenaar burg. stand) Tussen eind 1795 en begin 1807, bijna twaalf jaar lang, was hij dus in elk geval een van de belangrijkste burgers in het gemeentebestuur van Petegem, in een functie die we nu (ongeveer) als schepen zouden kunnen omschrijven, zeker in de jaren 1800-1807, toen zijn functie uitdrukkelijk als adjunct van de burgemeester wordt genoemd. Misschien is hij ook nog na 1807 schepen geweest, maar dat moeten we nog verder onderzoeken. Terloops opgemerkt: over de namen van de burgemeesters in die periode zijn we slecht ingelicht. Het lijstje, dat we in de “Geschiedenis van Petegem” van De Potter & Broeckaert vinden, vermeldt voor de Franse Tijd slechts: 1801 Karel Vermeeren [°Deinze OLV 31.12.1769] 1808 J.A. Van de Keere [°Petegem S.M. 08.08.1762] 1818 B.F. Van de Keere [°Petegem S.M. 20.05.1768] De Petegemse huwelijksregisters kunnen ons alvast leren dat Karel Vermeeren10 alleszins burgemeester was tussen 11 november 1801 (huwelijksdatum van zijn schepen Van Laere) en 19 september 1805 (en mogelijk zelfs tot eind 1806/begin 1807?). Maar reeds op 29 april 1807 – dus zeker een jaar vroeger dan De Potter-Broeckaert vermelden – was (notaris) J.A.
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3257 Van de Keere burgemeester van Petegem. Maar ook dat moeten we later nog wel eens preciezer uitzoeken. * * * Terug nu naar Philippus Jacobus van Laere, want onder die doopnamen vinden we hem vermeld in het doopregister van Petegem-Sint-Martinus (f° 943), gedoopt op 22 november 1758. Hij was het zesde kind, (en de derde zoon) in het gezin van Daniël van Laere en Joanna Catharina Cla(e)ijs. Dit echtpaar, omstreeks 1750 gehuwd, kreeg tussen juli 1752 en juli 1772 niet minder dan twaalf kinderen, onder wie negen zonen11. Ook vader Daniel van Laere was een geboren Petegemnaar, zoon van Petrus van Laere en Catharina van Quaethem; hij werd gedoopt in de Sint-Martinuskerk op 2 december 1728. Philippus Jacobus van Laere huwde op 21 mei 1793 in de Sint-Martinuskerk met een Petegemse, Norbertina Billiet (° 22.07.1762), dochter van Petrus Billiet en Livina de Rouck. In de doopregisters van de Sint-Martinusparochie vonden we hun oudste twee kinderen: Joannes Baptista (°07.03.1794) en Beatrix (°23.08.1796). In de Volkstelling van het jaar IV (1796) staat hun gezin vermeld (nrs. 295-300) op de wijk “T’aud St. Huybrecht”; benevens het echtpaar zelf en hun twee kinderen vermeldt de telling als inwonend ook nog een knecht van 19 jaar en twee meiden van resp. 16 en 13 jaar. Na 1796 had het echtpaar Van LaereBilliet nog twee andere kinderen, m.n. Pieter (°1798?) en Maria Coleta (° 1799/1800?). Maar op 14 vedémiaire IX (= 6 oktober 1800) stierf Norbertina Billiet, 38 jaar oud. De overlijdensaangifte gebeurde door haar man, “le citoyen Philippe Jacques van Laere, demeurant à Peteghem, cultivateur et adjoint à la Mairie » (sic). Dertien maanden later, op 11 november 1801, hertrouwde de jonge weduwnaar – zoals reeds vermeld (zie noot 6) – met een meisje uit Machelen, Joanna Theresia Dirckx (= Dierickx), die ruim achttien jaar jonger was dan hij. Met haar had hij (minstens) zeven kinderen: eerst drie jongens – Charles Louis, Jean François en Petrus Casimir – en daarna nog vier meisjes12. Blijkens het Petegems bevolkingsregister van 182913 telde het gezin toen – benevens de ouders – nog zes inwonende kinderen, tussen 25 en 12 jaar oud. Het jaar daarna – op 11 april 1830 – stierf Philippus Jacobus van Laere, 71 jaar oud14, in zijn woning op de wijk Sint-Hubert; zijn overlijden werd aangegeven door zijn zoon Jan Francies, dan 27 jaar oud en landbouwer zoals zijn vader zelf was geweest; tweede getuige was Pieter van de Wiele, de veldwachter van Petegem. Het uitbreken van de Belgische Omwenteling en de oprichting van de autonome staat België heeft hij niet meer meegemaakt. En, voor de genealogen, hierbij nog even de stamreeks van Laere:
PETRUS VAN LAERE
DANIEL VAN LAERE (Petegem 1728-1785)16 PHILIPPUS JACOBUS VAN LAERE Petegem 1758-1830)
x
CATHARINA VAN QUETHEM15
x
JOANNA CATHARINA CLA(E)IJS
NORBERTINA BILLIET (+1800)
THERESIA DIERICKX Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. JOANNA Dankuwel!!!
3258 x xx
Elf kinderen (1794-1828) 1. Rijksarchief Gent (RAG), Modern Archief Deinze (MAD), nr. 1069. 2. A. Cassiman, “Geschiedenis van Deinze” (1954), blz. 239. De Petegemse representanten waren: Philip van Laere, Bernard van Eechaute, Jacob de Vreese, Jacob de Smet, Lieven Huys, Pieter van de Woestijne, Louis van Wonterghem en Marus Parmentier. 3. Ph. J. Van Laere signeert als “agent municipal” de geboorteakten van 25 germinal V (= 14.04.1797) tot 20 fructidor V (= 06.09.1797), de huwelijksakten tussen 20 floréal V (= 09.05.1797) en 26 messidor V (= 14.07.1797) en de overlijdensakten tussen 28 germinal V (= 17.04.1797) en 19 fructidor V (= 05.09.1797). De andere akten van het jaar V zijn meestal gesigneerd door Pierre Augustin de Smedt, “adjoint municipal” van Petegem. 4. Huwelijken op 17 brumaire VI (= 07.11.1797) en 6 floréal VI (= 25.04.1798). De overige huwelijken in dat jaar VI werden geacteerd door Jacques de Vreese, “officier public” van Petegem (ook al vermeld in noot 2). 5. B.v. de huwelijken van 10 vendémiaire IX (= 02.10.1800), 30 nivôse IX, 20 floréal IX, 20 thermidor IX en 30 messidor IX (= 19.07.1801). 6. Huwelijk op 20 brumaire X (= 11.11.1801) van “Philippe Jacques van Laere, agé de 43 ans moins onze jours, né à Peteghem le 22 novembre 1758, cultivateur, demeurant et adjoint au maire de la dite commune de Peteghem, veuf, fils de feu Daniel et de Catherine Claeijs, encore vivante »; zijn (tweede) vrouw wordt « Jeanne Thérèse Dirckx, agée de 24 ans six mois et 29 jours, née à Machelen le 12 avril 1777, cultivatrice, domicilée à Peteghem, jeune fille majeure de Jean Baptiste et de feue Marie Maes ». Administrerend ambtenaar van de burgerlijke stand is “Charles Vermeiren, maire de la commune de Peteghem”. 7. B.v. de huwelijken van 24 prairial X (= 13.06.1802) en van de 2e jour complémentaire de l’an X ( = 19.09.1802), van 14 frimaire XI (= 05.12.1802) en van de 3e jour complém. XI (= 20.09.1803), van 17 brumaire XII (= 09.11.1803) en 4 fructidor XII (= 22.08.1804). 8. In het jaar XIII signeert “maire Charel Vermeiren” de huwelijksakten op 25 vendémiaire (=27.10.1804), 26 nivôse (= 16.01.1805) en 2e jour complém. (=19.09.1805); Ph. J. Van Laere anderzijds signeert de huwelijksakten op 21 frimaire (=12.11.1804), 26 nivôse (= 16.01.1805) en 9 prairial (= 29.05.1805). 9. Huwelijksakten Petegem: 03.08.1818 (sign. JvandeKeere, maire). De laatste door hem ondertekende overlijdensakte dateert van twee maanden later, nl. 07.10.1818. De eerste, door de nieuwe burgemeester ondertekende huwelijksakte dateert van 27.10.1818; ze is ondertekend door Bernard François Vande Keere, Bourguemaître”, een jongere broer van Jean Albert Vande Keere. Zij waren allebei zonen (geb. resp. 08.08.1762 en 20.05.1768) van Albertus vande Keere en Joanna Catharina Dhont (die gehuwd waren in Petegem Sint-Martinus op 16.05.1761). 10. De Petegemse burgemeester (1801-1805?) Karel Vermeeren werd in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Deinze op 31 december 1769 (f° 1507) gedoopt als Carolus Emanuel, zoon van Judocus Vermeeren en Carola van der Meersch (gehuwd Deinze OLV op 16.08.1765). In de Deinse volkstelling van het jaar IV (1796) staat hij vermeld onder het volgnr. 680, als inwonende neef bij (zijn oom en tante) Jean Baptiste Vanderdonckt – Anne Marie Vermeeren, handelaars op de Fruitmarkt te Deinze; hij was toen 27 jaar. 11. De twaalf kinderen van Ph. J. van Laere x J. C. Cla(e)ijs, allen gedoopt te Sint-Martinus Petegem (17521772): Joannes Jacobus (16.07.1752), Barbara Petronilla (02.07.1754), Maria Francisca (07.10.1755), Philippus Franciscus (19.06.1757), Philippus Jacobus (22.11.1758), Antonius Livinus (28.05.1760), Petrus Joannes (22.08.1761), Joannes Baptista (16.10.1763), Joanna Petronilla (26.06.1765), Petrus Franciscus (01.10.1767), Ludovicus (21.08.1769) en Constantinus (08.07.1772). N.B. Er wordt voor Petegem een L. Van Laere vermeld als schepen in 1819; mogelijk was dat de hierboven vermelde Ludovicus (geb. 1769)? 12. Dit blijkt uit het Petegemse bevolkingsregister van 30.03.1816 (RAG, MAD, nr. 1066) waar het gezin vermeld wordt (woning nr. 95) als bestaande uit Ph. J. Van Laere (54 j. oud), Joanne Therese Dierick (39 j.) en tien kinderen (tussen 19 en één jaar oud), nl. uit 1e x: Beatrix (19j.) , Pieter Fs. (18 j.) en Marie Colette (16 j.); en uit 2e x: Charles Louis (14 j.), Jan Francies (12 j.), Petrus Casimir (10 j.) en vervolgens nog 4 meisjes van resp. 9, 6, 2 en 1 jaar. 13. RAG, MAD, nr. 1067 (woning nr. 164: echtpaar Van Laere-Dierick). 14. Stadsarchief Deinze, Overlijdens Petegem, 1830, akte nr. 6 (dd° 12.04.1830).
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3259 15. Petrus van Laere en Catharina van Quaethem huwden in Sint-Martinus Petegem op 10 juni 1725. De vrouw stierf eerst; met een plechtige rouwdienst werd zij op 16 september 1744 begraven, in een graf in de Sint-Martinuskerk zelf (“sepulta in ecclesia cum officio solemni”). 16. Daniel van Laere stierf in Petegem op 13 april 1785, 56 jaar oud (geb. 1728) en werd twee dagen later begraven; in de overlijdensakte wordt hij “scabinus forensis” (buiten-schepen) genoemd. Zijn vrouw Joanna Catharina Claeijs is pas 1801 overleden (zie noot 6).
Paul HUYS nr. 409
1965. Dr. med. Speleers (een Deinse relatie) Reimond Speleers werd in Waasmunster geboren in 1876, liep school in St-Niklaas (St Jozef en dan college) studeerde te Leuven, specialiseerde ooggeneeskunde en oor-neuskeelgeneeskunde in Berlijn en vestigde zich als oogarts in 1903 te St.-Niklaas, nadien te Gent. Waasmunster en zijn heide en bossen was een stuk van mijn kinderjaren, vooral samen met Karel Mechiels (later directeur van de academie voor Schone Kunsten) en Pol De Sutter (later amateur-schilder en textiel-industrieel) Speleers was te Leuven vriend van de Deinzenaars Jef Van den Eynde en Juliaan Filliers1. Met Filliers voor het hele leven : trouwgetuige in 1908 en lijk- en rouwredenaar in 1936. Speleers was jaarlijks te gast in dat huis aan de bareel/spoorwegovergang, (dat in 1980 werd afgebroken voor NMBS-werken, waar nu Lidl is); dat was een vaste pleisterplaats voor de vrienden die op de laatste zondag van augustus van de IJzerbedevaart naar huis reden (in de jaren ’30) (zie K.O.K. Jb. 1996) Speleers werd ’14-’18 activist met voorbehoud (zie N.E.Vl. Bew.) maar week toch uit naar Nederland want zijn huis in Gent werd in brand gestoken. Hij kreeg 12 jaar. Hij legde in Nederland opnieuw doctorsexamen af om er zijn praktijk te mogen uitoefenen in Eindhoven (zoals de Deinzenaar Dr. Adriaan Martens) en haalde dat “cum laude”. In 1929 kon hij zoals Dr. Martens en zoals Jef Van den Eynde, terugkomen (maar Van den Eynde stierf juist voor de terugkomst). In september 1944 werd Dr. Speleers opgesloten in het hechteniskamp in Lokeren. Op zekere dag was er in dat kamp (waar zowat 5000 “onwaardigen” zaten) grote beroering : een ploeg hogere officieren van Polen in het Britse leger kwamen in het kamp, wezen de kampdirecteur in het hoekje, en namen a.h.w. het bevel over. Ze moesten “Sir Dr. Speleers” hebben. Waarom? In 1943 hadden de Duitsers Dr. Speleers (en in ieder bezet land nog enkele befaamde medici en wetenschappers) uitgenodigd om de vondst in Katyn nabij Smolensk te onderzoeken. Daar hadden de Duitsers een massagraf ontdekt van Poolse officieren. De Duitsers beweerden dat de Sovjets de moordenaars waren. De Russen beweerden dat de Duitsers de moorden hadden gepleegd. Speleers behoorde tot hen die vaststelden dat de Russen die (2000?) Polen hadden vermoord (aan de hand van tijdsdocumenten en de medische aspecten van de daden). Daarover wilden de Poolse officieren Speleers ondervragen. Zijn deelname aan die internationale commissie werd hem in zijn proces zwaar aangerekend : hij kreeg 20 jaar. In 1948 mocht hij, zwaar ziek geworden, naar huis. In 1951 stierf hij (75 jaar). Nu wordt internationaal aanvaard dat de Katyn-moorden door de Russen werden gepleegd. Ook de Sovjets hebben het toegegeven. De verhouding Russen/Polen/Duitsers is al eeuwenlang een delicate zaak. De verhouding Churchill/Polen culmineerde in het incident Sikorski en de Poolse exilregering in Groot-
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3260 Brittannië tijdens WO II (1942). Een wespennest waarin Speleers een vingertje had gestoken. Met kwalijke gevolgen omdat hij toen (1943) zei dat de Russen “het gedaan hadden”. Over Dr. Speleers is nu 2002 een wetenschappelijk-verantwoorde studie verschenen, geschreven door Joris Dedeurwaarder. 1. Tot die groep behoorden ook August Borms en Karel Heynderickx,, beiden ook van St.-Niklaas. Tot die groep behoorde ook Dr. med. Jef De Belie, die in 1926 mij ter wereld hielp komen (een zoon van De Belie werd geneesheer, een andere zoon apotheker, respectievelijk Jef Jr. en Karel)
Herman MAES nr. 82 1966. Les eclaireurs, een bewaarschool (vervolg) Werking: In een brief d.d. 19 oktober 18891 schrijft LEONIE DOSSCHE2, directrice van “Les Eclaireurs”: “Sedert 2 jaar bestuur ik een vrije kosteloze bewaarschool, die thans 90 leerlingen telt. Deze instelling is dus hoogst nuttig; bovendien is het onderwijs kosteloos.” Zij vroeg dan ook een geldelijke toelage en voegde eraan toe: “Ik onderwerp mij natuurlijk aan al de voorschriften van de Wet op het onderwijs. Ik zal me de grootste opofferingen getroosten om meer en meer aan de bloei en vooruitgang van het onderwijs te werken en alzo de lichamelijke en zedelijke opvoeding van de mij toevertrouwde schoolkinderen te bevorderen.” De Gemeenteraad van 21 november 1889 besloot: “Gezien de aanvragen van mevrouw(?) Ida De Groote, overste van het klooster der Maricolen, en Juffer Dossche [directrice van de Eclaireurs-school] voor het aannemen der respectieve [alhier bestaande] bewaarscholen en een jaarlijkse toelage uit de stadskas; beslist eenparig tot de aanneming van beide scholen; aan elk wordt een toelage toegekend van 250 fr.3 Op 23 juli 1894 vroeg LEONIE DOSSCHE aan het “Ministère de l’Intérieur en de l’Instruction publique” een subsidie van 1500 fr. op de fondsen 1894-18954 Haar school telde immers 72 leerlingen en was aangenomen door de stad Deinze, die een jaarlijkse toelage van 250 fr. verstrekte. Anderzijds bedroegen de kosten van de school per jaar 2000fr. In de gemeenteraad 25 april 1896 luidde het als volgt: “Vraag van de heer Berragan5, secretaris van de “Cercle des Eclaireurs” tot heraaneming van deze private bewaarschool. De bestuursraad der vrije bewaarschool heeft juffer Dossche vervangen door JUFFER UYTTERSPROT6. Er is geen reden om de tot heden verleende voordelen in te trekken; dus de toelage van 250fr./jaar aan juffer Uyttersprot wordt behouden.” Op de in noot 3 genoemde “Lijsten der ontvangsten en uitgaven” vond ik voor het jaar 1902 als ontvangster der toelage MATHILDE DE CORTE, onderwijzeres.7 In dezelfde documenten vond ik voor de jaren 1904, 1905, 1906 en 1907 MEJUFFER BRACKE.8 Alhoewel er ook voor 1907 in de begroting een toelage van 250fr. voorzien was, werd op 27 juli 1907 slechts een bedrag van 187,50 fr. uitbetaald. In 1908 werd geen toelage meer voorzien, noch uitbetaald.
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3261 We mogen dus aannemen dat de school op het einde van het schooljaar 1906-1907 de activiteiten stopte. De werking kan ik het best illustreren aan de hand van enkele citaten uit het verslag van de algemene vergadering, dat op 4 maart 1898 gestuurd werd aan de leden9 “… dat het huidig komiteit het bestuur der Vrije Liberale Bewaarschool over zeven jaren heeft aanvaard met een tekort van meer dan twee duizend franken.. “Na zeven jaren spaarzaam bestuur en na den schitterende uitslag van het Tombola, mogen wij ons eindelijk aanbieden met een boni in kas, alle achteruitgestelde schulden betaald zijnde. De Deinse Liberalen hebben dezen goeden toestand te danken, bijzonderlijk aan het Middenkomiteit der Eclaireurs van Brussel, die gedurende dit verlopen tijdstip meer dan vier duizend franken heeft geschonken; aan de heer Jules D’Huyvetter, die de moeilijke taak van Schatbewaarder eener kas waar immer te kort was, vervulde; aan de Leden der Deinsche sektie, die milddadig de school hebben ondersteund en het zullen blijven doen. Verschillende Leden hebben beloofd hun bijdragen aanzienlijk te vermeerderen, en het is te hopen dat wij voortaan de school zullen zien verbeteren en aangroeien met medehulp van al onze Liberale vrienden.” De inkomsten bestonden uit de lidgelden en de opbrengst van een tombola. Ten voordele van het sinterklaasfeest der “kleinen” werden concerten gegeven. Naast de vrijzinnige opvoeding werd ook zeer groot belang gehecht aan de franse taal. Op de feesten ter gelegeheid van prijsuitreiking of sinterklaas waren zeker de helft van de gebrachte nummers franstalig10. Het programma op de prijsuitreiking van 10 augustus 1899 zag eruit als volgt: 1. Het aangezicht, koor. 2. Le petit chien, gedicht, door Hélène Soenen. 3. Het tederhartig kind, gedicht, door Jeanne Janssens. 4. Spaarzaam en edelmoedig, kindertoneeel, solo door Agnes De Gryse. 5. La bonbonnière, gedicht, door Simonne Kluyskens. 6. De mus en het paard, gedicht, door Esther Saverys. 7. Maison à louer, chansonnette, door Jeanne Seeuws. 8. De sim, de aap en de noot, fabel door Julienne Menu. 9. La lune, gedicht, door Diana Vlerick. 10. Le petit Savoyard, saynète (komediestukje), rôle principal Roger Minnens. 11. Printemps, chœur. 12. Danse 13. Prijsdeling. In 1895 vond de prijsuitreiking plaats op 25 augustus en heropende de school op 1 oktober. In 1899 was dit resprectievelijk 20 augustus en 20 september. Op zondag 20 augustus 1899 woonde een afvaardiging van het Brusselse Middenbestuur de prijsuitreiking bij, die plaats had om 16u. ’s Middags was een Banket voorzien bij Mevrouw Weduwe Alfred Yde11. Voor de Deinse leden bedroeg de prijs 3,50 fr. (een halve fles wijn inbegrepen). Daarvoor kregen ze “Potage aux tomates, Saumon à la Chambord, Filet de bœuf à la jardinière, Homard-salade, Patisserie-fruit-dessert ».
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3262 Het in het begin vernoemd artikel vermeldde verder namen van leerlingen; ook in de programma’s van de prijsuitdelingen vond ik enkele namen. Ik vermeld ze in alfabetische volgorde; tussen haakjes vermeld ik het desbetreffende jaar G(eorges) Corbisier (1893/94) ° 28 december 1886, fs Emillius (zijdewever en winkelier), Gentstraat nr. 42; E(lisa) De Gryse (1895) ° 10 juli 1885, fa Robert (schoenmaker), Statiestraat 1; P(=Leopold Jacobus) De Vooght (1893/94) ° 18 september 1888, fs Leopold Francies (zijdewever), Gentstraat nr. 52; (Marie-)Jeanne Janssens (1899) ° 23 februari 1893, fa Deodatus (herbergier), Martensveld nr. 55 ; Simonne Kluyskens (1899) ° 21 november 1893, fa Victor (fabrikant en eigenaar), Kortrijkstraat nr. 35; B(lanche) Lagrange (1895) ° 18 december 1889, fa Leopold Arthur, brouwer, Statiestraat nr. 6 L(odewijk) Lagrange (1893/94 en 1895) ° 14 juni 1889, fs, Emiel12 (zijdefabrikant), Markt nr. 32 N(ina) Lagrange (1893/94) ° 9 juli 1886, fa Leopold Arthur; M(arie-Louise) Lebrun (1893/94 en 1895) ° 23 januari 1884, fa Felix (« chef-garde bij de ijzerenweg »), Oude Gentstraat nr. 64; Alice Julienne Menu (1899) ° 20 oktober 1894, fa Gustaaf13, (zijdewever), Oude Gentstraat nr. 14; J(oanna) Minnens (1895) ° 25 augustus 1888, fa Edmond (koophandelaar in ijzerwaren), Statiestraat nr. 26; M(arcella) Minnens (1893/94 en 1895) ° 15 juli 1887, fa Edmond ; Roger Minnens (1899) ° 22 augustus 1890, fs Edmond; L(eon) Pauwels (1893/94) ° 15 november 1886, fs Alphonse (handelaar in verfwaren), Statiestraat nr. 32; Esther Saverys (1899) ° 13 maart 1892, fa Alphonse (huisschilder) Tolpoortstraat nr. 58; B(ertrand) Seeuws (1893/94) ° 21 oktober 1889, fs Julius (zijdefabrikant), Tolpoortstraat nr. 60; Jeanne Seeuws (1899) ° 2 maart 1892, fa René (zijdefabrikant, Statiestraat nr. 8; L(ucien) Seeuws (1893/94 en 1895) ° 4 maart 1887, fs Julius; Hélène Soenen (1899) ° 11 februari 1893, fa Gustaaf (kuiper en herbergier), Statiestraat nr. 21; R(ené) Stevens (1893/94) ° 12 mei 1891, fs Lodewijk (rijtuigmaker), Gentstraat nr. 5; L(eona) Tevels (1893/94 en 1895) ° 21 december 1888, fa August14 (koophandelaar in “merceriën”), Tolpoortstraat nr. 89; R(emi Vander) Elstraete(n) (1893/94) ° 3 juni 1888, fs Karel (zijdewever-herbergier), Gentstraat nr. 26; Diana Vlerick (1895 en 1899) ° 10 februari 1891, fa Pieter (kantoorbediende), Tolpoortstraat nr. 51 Een paar namen vormen wel een probleem; Elisa De Gryse, Marie-Louise Lebrun, Roger Minnens en Esther Saverys, waren meer dan 7 jaar oud op het ogenblik dat ze verschenen op de programma’s van de prijsuitreiking van de bewaarschool. Of kwamen ze enkel als “gastspeler” hun vroegere school steunen? 1. 2.
Archief Deinze, dossier nr. 1.851.9 Ik vond een ongehuwde onderwijzeres LEONIE DOSSCHE (° 9/2/1866); zij woonde op de markt nr. 31 bij Florent Vanderstraeten, rentenier, en zijn nichten Celina en Estella. Zij verhuisde op 26 juni 1896 naar Gavere
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3263 3.
4. 5.
6.
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
14.
Hiervan werd een gedeelte door de staat gesubsidieerd. Op de lijsten “Rekeningen der uitgaven en ontvangsten voor de gewone dienst der bewaarscholen – bijvoegsel aan de gemeenterekening” en in de “Rekening en verantwoording van de ontvangsten en uitgaven der gemeente” (Archief dossiernummer 2.073.521.8) stond deze school in het 2de stelstel (“Bij overeenkomst vastgesteld hulpgeld dienende voor vaste toelagen en voor schadeloosstelling voor het onderwijs der arme leerlingen”). Genoemd Ministerie had namelijk een krediet van 300.000 fr. aangenomen te verdelen onder de vrije aangenomen scholen. In de bevolkingsregisters 1890 vond ik de gebroeders Berragan, brouwers, in de Kerkstraat nr. 172. Ze waren op 24 juli 1885 uit Gent gekomen en keerden er terug: Gustaaf op 16 februari 1893, Richard op 18 maart 1885. Sophie Uyttersprot () 1870, onderwijzeres, kwam op 20 april 1896 uit Denderbelle; zij logeerde op de Markt nr. 30 in de herberg “Het oud Stadhuis” bij Francisca De Baets (weduwe van Francies Van Maldeghem). Volgens de bevolkingsregisters 1900 huwde zij met Joseph Van Driessche, surnumeraris der rechtstreekse belastingen te Gent en verhuisde naar de Statiestraat nr. 5. Ze vertrokken naar Ledeberg op 30 september 1902. Zij kwam uit Gent op 19 februari 1903 en keerde er terug op 30 december 1904. Zij woonde in de Nieuwstraat nr. 23. In de bevolkingsregister vond ik geen mejuffer Bracke die als onderwijzeres aangeduid werd. In het Liberaal Archief, Kramersplein 23 te Gent vond ik enkele aanvullende inlichtingen over deze school. Dit was echter niet zo verwonderlijk, want in de Maricolen waren nog in de jaren ’20 de leerlingen verplicht om tijdens de speeltijd frans te spreken. Jaarboek 2000 vermeldt op blz. 281 Victorine Clappaert (weduwe van Alfred Yde) in “Le Progrès” in de Stationsstraat nr. 2. Was omstreeks 1900 bestuurslid van “De Broederhulp” – zie foto 26 in het fotoalbum “Deinze in oude prentkaarten, deel 2. Was voorzitter en “leider” bij “De Jonge Turners” (zie Jaarboek K.O.K. 1990 blz. 89 en vlg.). Was omstreeks 1900 ook bestuurslid van “De Broederhulp” – zie foto 26 in het fotoalbum “Deinze in oude prentkaarten, deel 2. Hij was ook de schoonbroer van Aimé Schamp, na Wereldoorlog II socialistisch schepen van Petegem. Zie noot bij Emiel Lagrange.
1967. Over de doodslag gepleegd door molenaar Jan Van Overtfelt op Adriaan Kellens in het Molenhuis van Sint-Maria-Leerne (1619) Op 29 april 1619, in Sint-Maria-Leerne, werd Adriaan Kellens neergestoken door de plaatselijke mulder Jan van Overtfelt, bij een poging tot tussenkomen bij een uit de hand gelopen woordentwist. Het dossier met de officiële lijkschouwing ( verplicht in het geval van een gewelddadige dood ) bleef bewaard in het kasselrijarchief van de Gentse Oudburg. Aan dat dossier ontnemen we de volgende bijzonderheden. De lijkschouwing gebeurde, dezelfde dag nog, door meester Hercules van Kerrebrouck, chirurgijn te Maria-Leerne, in aanwezigheid van d’heer Jooris de Hondt, baljuw, Gillis Dhanens en Mathys Dhane, schepenen van de Baronnie en Land van Nevele, mitsgaders Gillis Dombrecht, man van leen ( = namens het Leenhof van Nevele ),en dit ten huize van de oude molenaar Jacques van Overtfelt, vader van de dader. De chirurgijn “heeft bevonden int zelve lichaem gheïnfligeert ( = toegebracht ) te zijn een wonde rechts boven tslincke memmeken ( = linkerborst ) gaende naer de rechte zijde, penetrerende duer de rebben, soodat therte ontwijffelijck gheraeckt was ende alsoo ontwijffelijck danof overleden”. ’s Anderendaags, op 30 april, werd door dezelfde heren (maar zonder de chirurgijn ) een gerechtelijk vooronderzoek (“informacie preparatoire”) gehouden betreffende deze “manslach, gheperpetreert ( = gepleegd ) bij Jan van Overtfelt fs. Jaecques, meulener deser prochie, … ten huyse vanden perpetrant ( = dader ) inde camer van zijnen vader”. Er worden drie getuigen ondervraagd, allen inwoners van Sint-Maria-Leerne:
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3264 -Rogier de Brauwere, 41 jaar oud, landsman en slager; hij signeert zijn verklaring met zijn merkteken, nl. een liggende drietand; - Jaecques van Overtfelt, 71 jaar, molenaar; hij signeert met zijn merkteken, een rijn of molenijzer; -Leonore Note, 70 jaar oud, weduwe van het slachtoffer Adriaen Kellens. Uit hun gecombineerde verklaringen ( die bijzonder gelijkluidend zijn ) kunnen we het verloop van de gebeurtenissen vrij nauwkeurig reconstrueren. In het Molenhuis van vader Van Overtfelt is de slager De Brauwere een varken komen slachten. Nadien wordt – in de kamer van het molenaarshuis – stevig gedronken, in aanwezigheid van enkele dorpelingen die hun graan naar de molen hebben gebracht – Lambert de Muer, Guillaume Vlericq en nog anderen – benevens ook Adriaen Kellens met zijn echtgenote Leonore. Kort daarna komt ook de jonge mulderszoon, Jan van Overtfelt, de kamer binnen en vraagt te drinken, hetgeen hem geweigerd wordt door zijn vader, die hem zegt: “Ghij hebt ghenouch ghedroncken!”. Het blijft daarbij. Korte tijd later voegt ook de vrouw van Jan van Overtfelt ( de jonge muldersvrouw dus ), genaamd Tanneken Gallens, zich bij het drinkend gezelschap. Zij krijgt woorden met haar eigen knecht ( “haren cnaepe” ) Adriaen Borlonce (?), aan wie ze het verwijt maakt – blijkbaar ten onrechte, volgens de getuigen althans – dat hij “oncuyschheyt hadde bedreven met haer maerte ende zynen wille met haer ghedaen, zoowel inden stal als up haer bedde ende dat zy een hoer ende caroigne ( = schoft, loeder; vgl. Fr. charogne = kreng, aas ) was.” Ze beschuldigt hem er ook van dat hij een hemd gestolen heeft. De knecht ontkent de eerste beschuldiging en in verband met het hemd beweert hij dat zij hem dat al een jaar schuldig was “ als besproken in zyn huyr ( = huurovereenkomst ). En de meid noemt hij een even grote “fielt” als haar meesteres zelf. Dat wordt dan plots te veel voor de jonge molenaar, Jan van Overtfelt, die zijn knecht te lijf wil. Het wordt hem belet door zijn vader en door Adriaen Kellens, die sussend tussenkomen. Daarop gaat Jan van Overtfelt in “zijn schappraye” een broodmes halen, terwijl de knecht door het venster uit de kamer wegvlucht. Jan wil hem achterna hetgeen hem belet wordt door zijn eigen moeder en door de vrouw van Kellens, die de deur weten te sluiten. Met het “bloot mes schermutserende” wordt Jan nu ook aangepakt door de slager en Adriaen Kellens die samen proberen hem te ontwapenen. De vader, die bij dit “wurstelen” bijna een messteek in de arm krijgt, grijpt nu een tang om zich te verweren. Verontwaardigd vraagt de slager aan de mulderszoon: “Ghij keyter, soude ghy u vaeder guaet doen?”, waarop deze antwoordt “Neen ick”, maar tegelijk haalt hij met zijn bloot mes uit naar Adriaen Kellens en kwetst hem boven de linkerborst. De getroffen Kellens trekt zijn lijfrok open en de omstaanders zien “datter abondantelijck bloet vuyte wonde quam”. Kellens vraagt nog aan zijn aanvaller: “Maer Jan, waeromme quetste mij? Waeromme doede mij dat? Wy hebben emmers van daghe soo ghenouchelijck gheweest, noch ick en hebbe u niet misseyt”. Waarop Jan van Overtfelt antwoordt: “’t Is my leeet dat ick ghedaen hebbe”. Ondertussen probeert men met een “plaester van wit van lynnewerck daeruppe” het bloed te stelpen, dat “uute wonde quam al oft duer een tap ( = tapkraan ) gheloopen hadde”. Maar de gewonde valt flauw en sterft even later. Slager de Brauwer, vergezeld van ene Roelant de Meyere, gaat onmiddellijk de pastoor halen “omme den ghequetsten zijn rechten”tadministreren” ( = de laatste Sacramenten toe te dienen), maar de dood is hun voor… Uit een ander archiefdossier (Oudburg 2001) vernemen we het vervolg van de geschiedenis, die voor de dader heel slecht afloopt. Na de manslag op Adriaen Kellens (parochiaan van
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3265 Sint-Maria-Leerne, die ‘”tot de meulene sijn graen ter molaige was comen dragen”) heeft Jan van Overtfelt fs. Jacques (geboortig van Nevele, “meulenare van stijl”) zich “gheabsenteert” en is vervolgens bij verstek (“bij sententie van verstekijnghe”) gebannen gheweest uuten Lande ende Graefschepe van Vlaenderen op verbeurte van u lijff”. Maar hij was zo onvoorzichtig geweest toch terug te komen naar Vlaanderen, en wel naar Deurle waar hij dan gevangen genomen werd door de baljuw van Zijne Majesteit. Er volgt een nieuwe sententie, op aanklacht van banbreuk ditmaal. Op 13 oktober 1625 wordt Jan van Overtfelt veroordeeld “up een schavot ande pilaren vanden Graven Casteele te worden gheëxecuteert ( = onthoofd ) metten sweerde, zo datter de doot naervolght”. En al zijn goed wordt geconfisqueerd ten profijte van de Koninklijke Majesteit. Ja…, als de jonge mulder maar niet dronken geweest was. En als de jonge molenaarsvrouw maar liever gezwegen had over de onkuisheid van haar knecht met haar maarte! Als, als… “Maar woorden, eens uitgesproken, weten van geen terugkeer!” (Horatius). Bronnen: RAG, Fonds Oudburg, nrs. 71 (Lijkschouwingen 1619-1719) en 2201 (Enkwesten 1620-1629 ). Paul HUYS nr. 410
1968. Leo d’Hulster (°Tielt) In 1850 schreef de rederijkerskamer van Tielt een “letter- en tooneelprijs” uit die gehouden werd op 20 en 21 mei. Men vroeg : Een lofdicht op Leo d’Hulster, geboren te Tielt, in leven leraar aan het atheneum te Gent, verdienstelijk letterkundige en dichter. Dat lofdicht moest van 70 tot 100 verzen lang zijn. Een tweede opgave vroeg een “opstel in proza”, zijnde een redevoering op de voor- en nadelen der ambachten en neringen zoals die bestonden vóór de omwenteling van 1789. Dit opstel moest ten minste honderd drukregels omvatten. Dat ging ook met een stoet gepaard. De pas opgerichte vereniging “Union et Progres” van Deinze was er aanwezig. Deze vereniging bestond rond de persoon van de zijdefabrikant Ricard die in 1848 van Lyon via Lier naar Deinze was gekomen om er met staatssteun de zijndenijverheid te vestigen. Maar Ricard (en zoons) hield zich meer bezig met toneel en met vuurwerkmakerij en het zijn zijdefabricatie in handen van zijn werknemers. Zijn fabriek ging failliet, maar enkele werknemers hadden er genoeg kennis opgestoken om voor eigen rekening te beginnen. Dat deden vooral de Lagranges : Ivo en Jan. Hun zoons zetten dat verder en de zijdenijverheid floreerde hier enkele generaties lang. Hugo Vanden Abeele heeft de geschiedenis ervan beschreven in een extra uitgave 1935. De Maatschappij “Union et Progres” had in 1849/’50 haar lokaal in “à la cour du commerce” bij het station (“statieplaats”), later Het Koophandelshof, zwaar beschadigd door de beschieting in 1918. Omstreeks 1900 (?) bewoond door de kinders Coorevits (zegt Arm. Pauwels). In 1849 speelde Union et Progres franstalig toneel in Tielt : 4 eenakters : C’est monsieur qui paye, Le lait d’anesse, Une scéance de madame blanche, Zelia le danseuse
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3266 In 1850 was ook de Maatschappij van Rhetorica van Deinze aanwezig in Tielt maar of ze er optrad is niet zeker.(cf K.O.K. Jb. 1945 p. 81 en voetnoot 45) Leo d’Hulster – leraar Atheneum Gent (Ottogracht) - °15/01/1784, Tielt - †16/05/1843, Gent – was 1837-’39 lid van de spellingscommissie en voorstander van Algemeen Nederlands, dus tegenstander van de particularisten. In 1845 gaf Prudens Van Duyse een bundeling van bijdragen van d’Hulster uit. d’Hulster staat vermeld in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging met een artikel van Hans van Acker die ook in het Nationaal Biografisch Woordenboek deel XII van 1987 aan d’Hulster een nota wijdde. Herman MAES nr. 83 1969. De onderwijsenquête door Maria Theresia in 1777 Medio april 1777 kregen de diverse kasselrijbesturen vanuit het Oostenrijkse Landsbestuur te Brussel een door minister Starhemberg ondertekende brief toegestuurd waarin deze hun kennis gaf van de bezorgdheid van de Keizerin betreffende het onderwijs en de opvoeding van de jeugd in de Belgische Provincies. Vooraleer over te gaan tot het nemen van bepaalde maatregelen, vooral in verband met de keuze van het onderwijzend personeel (“les mesures à prendre pour fixer le choix des professeurs”), wilde Hare Majesteit eerst een beter zicht krijgen op de reële toestand ter plaatse in de dorpen en steden zelf. De kasselrijbesturen, elk in zijn ressort, kregen de opdracht daartoe een onderzoek te organiseren in de parochies, met de vraag naar de bestaande scholen of pensionaten (“les écoles et pensionats particuliers”), de morele kwaliteiten van het personeel (“les qualités personelles des maîtres”) en de degelijkheid van het verstrekte onderwijs (“la confiance que peut mériter l’enseignement que la jeunesse y reçoit”). In het archief van de kasselrij van de Gentse Oudburg1 is een dossier bewaard met de resultaten van deze rondvraag. Benevens het rondzendschrijven zelf van Starhemberg2 bevat dit dossier 37 antwoordbrieven3 vanwege de lokale besturen met de gevraagde gegevens. Ziehier nu de antwoorden vanwege de dorpen die tot het huidige Groot-Deinze4 behoren. Namens baljuw, burgemeester en schepenen van “de prochie van Bachte ende Reckelijnghe” meldde op 5 mei F. Heyndrickx als griffier “dat alhier gheene schole ofte ander particuliere etablissementen tot onderwijsijnghe der jonckheijt binnen deser prochie ofte ghehuchte van Reckelijnghe en is” ( brief 1 ). Voor Meigem schreef griffier Van Hulle op 7 mei “datter binnen dese prochie geene particuliere etablissementen voor pensionairen en sijn, nemaer datter binnen de selve prochie eene schole is tot onderwijsijnghe der jonckheijt int lesen, schrijven ende sijfferen, de gonne bedient wordt door Joseph van Nevele, ghsworen prijser” (brief 15 ) Het antwoord vanwege Sint-Maria-Leerne op 7 mei luidde negatief voor de pensionaten, maar er was wel “eene schole tot onderwijsijnghe der jonckheijt int lesen, schrijven ende sijfferen”,bediend door “Pieter Boedrie, gesworen prijser ende costumier5, van wie het publicq niet seer te vreden is ter causen hij deselve schole niet wel en observeert ende des somers geene en es haudende” (brief 25). Nagenoeg precies dezelfde woordelijke tekst komt eveneens voor in de antwoordbrief van 7 mei vanwege Sint-Martens-Leerne: ook daar geen “particuliere etablissementen”, maar wel een school voor lezen, schrijven en cijferen, opengehouden door Maximus de Graeve,
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3267 “maeckelaer in peirden”, met exact dezelfde bemerking als hierboven i.v.m. het “niet wel observeren” en de sluiting van de school tijdens de zomer ( brief 27 ). Voor Vinkt antwoordde op 7 mei griffier Van Hulle negatief voor wat de “particuliere etablissementen voor pensionnairen” betreft, maar er was in Vinkt wel “eene schole tot onderwijsijnghe int leesen, schrijven ende sijfferen”, bediend door Jacobus Damman, ”landstman ende keirsmaecker” ( brief 30 ). Rest ten slotte nog de brief Zeveren, op 28 april ondertekend door griffier Beyens, die meedeelde dat er “binnen dese prochie geene scholen ofte particuliere etablissementen voor pensionnaren en sijn, dan alleenelijck eene gemeene schole, onlangs hij den heere (= de dorpsheer van Zeveren ) geërigeert tot onderwijs der jonckheijt inde lecture ende letterkonste”, en bediend door “eenen meester (= niet met name genoemd), geene andere qualiteijten van geleertheijt besittende” (brief 35). Samengevat krijgen we dus volgende overzichtsabel: Parochie Bachte en Rekkelinge
Pensionaat geen
School Onderwijzer geen -
Lesvakken -
Opmerking -
Meigem
geen
een
Joseph van Nevele gezw. schatter
lezen, schrijven en rekenen
St. Maria-L
geen
een
Pieter Boedrie gezw. Schatter
lezen, schrijven nalatigheid; en rekenen niet ’s zomers
St.Mart.-L.
geen
een
Max. de Graeve paardenkoopman
lezen, schrijven nalatigheid; en rekenen niet ’s zomers
Vinkt
geen
een
Jacobus Damman landbouwer en kaarsenmaker
lezen, schrijven en rekenen
Zeveren
geen
een
Naam onvernoemd
lezen, schrijven geen rekenen
-
-
De bovenstaande toestand kan men toch maar bezwaarlijk als heel bevredigend bestempelen: overal is slechts de meest elementaire (school)-voorziening en in Bachte-Rekkelinge zelfs helemaal niets (allicht op Deinze aangewezen!). In de twee Leernes is er alleen een winterschool, met in beide dorpen een onderwijzer die het onderwijs niet bijzonder ter harte neemt. Wat de leervakken betreft, komt in de bestaande scholen de trits lezen-schrijvenrekenen aan bod, behalve in Zeveren waar de (anonieme) onderwijzer alleen “lecture ende letterkonst”, d.w.z. lezen en schrijven aanleert en wegens ontbrekende bekwaamheid zelf geen rekenen kan onderwijzen. Hoeft het ons dan te verwonderen dat het analfabetisme zo groot was ten plattelande dat – uitgezonderd de geestelijkheid, de griffiers en de onderwijzers zelf ( en dan nog soms! ) – bijna iedereen zo goed als compleet ongeletterd was. Het gebeurde zelfs dat ook burgemeesters, schepenen en baljuws de hun voorgelegde stukken met “een kruisje” moesten ondertekenen6.
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3268 Deze dorpen rond Deinze komen er niet veel beter of slechter uit dan elders in de kasselrij van de Oudburg. Drongen b.v., toch een grote en goed bevolkte parochie, blijkt eveneens maar over één enkele school, maar met pensionairen te beschikken. Het kleine Mendonk, had – zoals Bachte – evenmin een school. De meeste dorpen telden maar een enkele school, die in een aantal gevallen alleen ’s winters gehouden werd. (aldus b.v. in Mariakerke en Zeveneken). Slechts enkele dorpen telden twee scholen ( o.a. Eke, Evergem, Hansbeke, Landegem en Nevele; de twee scholen te Lochristi en te Nazareth waren alleen ’s winters geopend); ook Ruislede telde twee scholen, nl. een gewone en nog een andere die omschreven wordt als “spinhuys” (“ofte vergaederinghe van geestelijcke dochters, houdende pensionnairen voor lesen, schrijven, spellewercken enz.”). Sleidinge Sint-Baafs telde drie scholen, waaronder één die ook pensionnairen hield. Ook Lovendegem telde drie scholen, en Oostakker zelfs vier ( maar drie ervan waren alleen winterscholen, terwijl de vierde wel het hele jaar open was, “mitsgaeders haudende pensionairen tot het leeren van de fransche taele”). Vijf scholen waren er in Zomergem7, nl. één op elke wijk: de Kerkwijk, Beke, Meirlare, Hoetsel en Haeghenecke. En Waarschoot stond aan de top met niet minder dan zeven scholen (benevens nog een in Waarschoot-Keure!). Maar daar allemaal nog dieper op ingaan, zou het bestek van deze beperkte bijdrage over Deinse scholen al te vér te buiten gaan… 1. 2.
RAG, Oudburg, nr. 131. In de brief van Starhemberg, dd° 14.04.1777, wordt ook melding gemaakt van een nota waarin de Keizerin haar inzichten inzake onderwijs preciseerde (“les vues que sa sagesse et ses soins maternels Lui ont dictées à cet égard, se trouvent développées dans la note dont je joins ici quelques exemplaires”). In het Oudburgdossier ontbreekt echter, jammer genoeg, een exemplaar van deze keizerlijke nota! 3. Het gaat om in totaal 36 brieven ( en nog een 37e waarvan de afzender – ene griffier Mestdagh – de naam van zijn parochie vergat te vermelden!). Zowat de helft daarvan zijn parochies uit het Meetjesland (hier ruim geïnterpreteerd als de hele streek ten NW van Gent, zuidelijk bepaald door de lijn Drongen-NeveleDeinze), nl. Bellem, Belsele, Doornzele, Drongen, het graafschap Evergem (d.w.z. inclus.Wondelgem en Sleidinge Sint-Baafs), de keure van Sleidinge (met Lovendegem en Waarschoot), Hansbeke, Landegem, Lovendegem, Mariakerke, Merendree, Nevele, Oostwinkel, Poesele, Ronsele, Ruiselede, Vinderhoute, Waarschoot en Zomergem. Tot het huidige Groot-Deinze behoren Bachte-met-Rekkelinge, Meigem, Sint-Maria-Leerne, Sint-MarensLeerne, Vinkt en Zeveren. Ook Vosselare en – bezuiden de Leie – de dorpen Deurle, Eke, Nazareth en SintMartens-Latem stuurden een antwoord in. En ten oosten van Gent deden dat ten slotte ook nog de parochies Desteldonk, Lochristi, Mendonk, Oostakker, Zaffelare en Zeveneken. Welke die “anonieme” parochie van de slordigen en/of verstrooide griffier Mestdagh was weten we niet (waarschijnlijk toch een kleinere vlek, want er was géén school…). 4. De overige dorpen van het huidige Groot-Deinze, m.n. Astene, Gottem, Grammene, Petegem en Wontergem ressorteerden niet onder de Gentse Oudburg maar onder de kasselrij Kortrijk. Ongetwijfeld is ook in die kasselrij een gelijkaardige enquête georganiseerd. We zullen pogen na te gaan of in het Kortrijkse kasselrijarchief (Rijksarchief Kortrijk) het desbetreffende dossier nog bewaard bleef en raadpleegbaar is (dat archief is nog altijd maar voorlopig en “breedweg” geïnventariseerd en inhoudelijk nog onvoldoende uitgebreid beschreven. Maar – dank daarvoor aan wijlen V.V.F.-voorzitter Valere Arickx – beter een voorlopige dan helemaal geen inventaris! 5. Costumier = tollenaar, nl. heffer van zekere tolrechten, die “costume” genoemd werden (vgl. “costumen” = gewoonterecht). 6. Zie Hugo Van den Abeele (?), in “De Leye. Katholiek Weekblad”, jrg. II, nr. 44 ( van 03.11.1929), p. 3-4, die voor het eerst deze archiefbron consulteerde. 7. Over Zomergem wordt nog verder gespecifieerd dat van die scholen de “principaelste wetenschap bestaet in het leeren van Vlaemsche geprinte boeken aen de kinderen, ende de beginsels van het schrijven over dat het gaet: sonder dater eenen in staet is van de jonckheijt te onderrichten in de beginsels der fransche taele, vele min van de latijnsche, oock niet in de cijferconst tensij de cleijne (= elementaire grond-)beginsels.”
Paul HUYS nr. 411
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3269 1970. Korte verhalen uit WO I Het Belgisch Militair Ereveld 1914-1918 te Harderwijk Nl. Op de stedelijke begraafplaats van Harderwijk hebben wij onlangs het mooi onderhouden Belgisch Militair Ereveld 1914-1918 bezocht. Na de val van Antwerpen in oktober 1914 werden duizenden Belgische soldaten gevangen genomen. De Duitsers waren er niet in geslaagd de oostkant van Antwerpen volledig af te grendelen. Voor 33 000 Belgische soldaten die aan die zijde van Antwerpen verbleven lag de kans om naar neutraal Nederland te ontsnappen voor het grijpen. Conform de Internationale Militaire Conventie van Den Haag werden zij daar ontwapend en over heel Nederland in kazernes en kampen geïnterneerd. In de volgende steden en gemeenten waren verblijfplaatsen ingericht: Aardenburg Amersfoort Amsterdam Appeldoorn Arnhem Asten Bakhuizen Bergen op Zoom Boekel Breda Budel Burum Delft Den Helder Deventer Didam Doesburg
Dongen Dordrecht Eerde Eindhoven Enschede Epe Ermelo Etten Gaasterland ’s Gravenhage (Den Haag) Groningen Groningen Haarlem Harderwijk Hardinxveld Heerlen Hengelo
Huisduinen Hulst Kamerik Kampen Kerkrad Koudum Melissant Middelharnis Mirns Nunspeet Oldebroek Oosterbeek Orthen Renkum Roermond Rotterdam Sliedrecht
Sneek Soesterberg Sondel Sommelsdijk Sterksel Stratum Spekholzerheide Tilburg Ulft Utrecht Venray Waalwijk Waalwijk Waddinxsveen Woensel Woerden Zegwaart Zoetemeer
Gedurende hun maandenlange internering stierven 349 soldaten o.a. door een epidemie van de ‘Spaanse griep’. Een groot aantal van de overledenen werd in 1960 door de Nederlandse oorlogsgravenstichting ontgraven en verzameld op een nieuw ereveld op de stedelijke begraafplaats van Harderwijk. De namen van 124 doden die niet konden herbegraven worden zijn vereeuwigd op het herdenkingsmonument dat centraal op het ereveld staat. Bij de ingang staat een bord met de volgende tekst: “Dit is het Belgisch Militair ereveld 1914-1918 met de graven van 225 Belgische militairen uit WO I. Zij waren in oktober 1914, na de val van Antwerpen, met nog 33 000 wapenbroeders uitgeweken naar het neutrale Nederland om aan Duitse krijgsgevangenschap te ontkomen. In ons land werden zij volgens de regels van de Internationale Conventie van Den Haag ontwapend en geïnterneerd. Ruim 25.000 van hen werden ondergebracht in kazernes en tentenkampen in Amersfoort en Harderwijk, de andere in Loosduinen bij den Haag, in Assen, Gaasterland, Leeuwarden, Kampen, Zwolle, Zeist. Enkele honderden militairen stierven tijdens de interneringsjaren, onder andere aan de gevolgen van een griepepidemie in de zomer van 1918”.
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3270 Wij vonden daar het individueel graf van de Emile Rogge van Meigem en op het monument de naam van de Albert Willems van Petegem. Emile Rogge – soldaat 2e Klas 1908 Hij werd geboren op 23 december 1888 in de fusiegemeente Meigem in de Kerkstraat 138, als zoon van Camiel en marie Clémense Derdijn, landbouwers. Hij overleed op 16 november 1918 in het interneringskamp van Harderwijk. Waarschijnlijk werd hij geveld door de ‘Spaanse griep’. Hij behoorde tot de ‘Artillerie de Côte’ (kustartillerie). Zijn akte van overlijden is te Meigem ingeschreven onder nr. 19 van 1919. Hij was op 15 oktober 1918 te Melissant (op het eiland Overflakkee) tewerkgesteld en van daar overgeplaatst naar Harderwijk. Hij verbleef 3 maanden aan het front en was 49 maanden geïnterneerd in Nederland. Na de oorlog maakten zijn familieleden aanspraak op de toepassing van de wet van 1 juni 1919 waarbij ‘ene begiftiging werd ingesteld ten voordele van de oud-strijders van de oorlog van 1914-1918’.
Als tweede Deinzenaar treffen we op het herdenkingsmonument als laatste de naam aan van Albert Willems, een van de 124 soldaten die niet konden herbegraven worden. Hij was inwoner van de deelgemeente Petegem, woonde in de Karrewegstraat en oefende het beroep van landbouwer uit. Zijn ouders, Vital en Maria Elodia Bruneel, hadden zes kinderen waarvan hij als jongste zoon geboren werd op 27 maart 1893. Hij bleef ongehuwd en is te Amersfoort Nl door ziekte overleden op 7 augustus 1918 om 5 u in de namiddag. Hij was ingelijfd bij de ‘Vestingsartillerie van Antwerpen’. Sergeant Majoor Nicolaas de Vroede, 49 jaar, en Jan David Schlaepfer, eveneens Sergeant Majoor, hebben zijn overlijden aangegeven. Zijn akte werd pas op 27 februari 1922 te Amersfoort ingeschreven en het bericht van zijn dood werd door het Ministerie van Landsverdediging op 29 juni 1926 aan de burgerlijke stand van de gemeente Petegem medegedeeld. Een afschrift van zijn akte van overlijden is er geboekt onder nr. 51/1926. Hij “Stierf voor België”. Het Ministerie van Oorlog had reeds op 16 december 1919 zijn persoonlijke zaken aan de familie toegestuurd. In de individuele graven liggen 50 Oost-Vlamingen waaronder Jules Vandenheede uit Zulte. Hij werd aldaar geboren op 21.01.1879 en overleed te Oldebroek op 23.02.1915. We vonden ook Emile Vanheuverswijn uit Kruishoutem, aldaar geboren op 12.01.1872 en te Soest overleden op 19.12.1917. Julien Gustaaf Landuyt is van de West-Vlaamse gemeente Wakken. Hij werd er geboren 18.10.1886 en overleed op 04.10.1916 te Harderwijk. De woonplaats van de 124 soldaten die niet konden herbegraven worden is niet aangegeven.
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3271 Romain DE BOUVER 1971. Pastoors – priesters (paters en zusters?) uit Deinze 18de eeuw Wij hebben voor de pastoors van onze Oostvlaamse Leiestreek de lijsten van pastoor Michem – zie K.O.K. Jb. 1981 voor het Ancien regime en Jb. 1984 voor de tijd daarna. Er bestaat een repertorium van alle priesters van het bisdom Gent van 1802 af (het jaar van het concordaat Paus-Napoleon). Er bestaat geen lijst van Deinzenaars die in het ancien regime priester of pastoor geworden zijn. Uit rekeningen en verslagen (over visitaties) is wel een en ander samen te brengen, ook uit niet-Deinse publicaties. In het Land van Nevele 2002 (1ste afl.) lees ik een nota (een voetnota) over Jacob Wyme/Wieme : - ° 19/12/1675, Deinze - zoon van Jacob (griffier van Deinze) en Catherina De Vylder - pastoor van Landegem van 10/07/1730 tot 15/07/1750 - †13/02/1751, Drongen Nota geplukt uit pastoor Michems lijst van pastoors van het Land van Nevele, in 4de jg. van het “Land van Nevele” afl. 4 van 1973 (maar ook in K.O.K. 1979). De naam Wyme/Wieme komt in de streek Deinze-Nevele vrij vaak voor; elders veel minder. Een merkwaardige bron over pastoors en het leven in, voor en rond de kerk is : 1) Hilde Vervaeke : Het kerkelijk leven in de dekenij Deinze onder deken Michiel Zachmoorter (1612-1660) en bisschop Antoon Triest (1622-1657) in Het Land van Nevele jg. 13 = 1982 afl. 3 2) Katrien Bergé : Kerkelijk leven in de landelijke dekenij Deinze (1661-1762) in K.O.K. Jb. 1981 (= jg. 48) De Deinse priesters Van Doorne, vier broers en alle vier priesters, werden door Achiel Cassiman gesitueerd in K.O.K. jg. 1942 (een van hen stierf alop 29-jarige leeftijd; de anderen lieten een rijke erfenis na voor het wezenhuis). Pastoor Michem schreef in 1979 K.O.K. een bijdrage over “Priesters uit Deinze in de 18de eeuw”. De vier broers Van Doorne en nog een andere Van Doorne, Jacob Wieme en nog een Rudolf Wieme, een Beyens, een Bruggemans, twee De Jans en een Vandermeulen. Pastoor Voor de 19de eeuw is er het repertorium. Voor de tijd vóór 1700 moet er nog gezocht worden naar Deinse priesters (niet voor de priesters te Deinze maar voor die Deinzenaars (= te Deinze geboren) die priester werden. Michiel Zachmoorter was zo een Deinzenaar. Verwanten van hem, de Baudaerts en de Joncmans, waren reeds in de 16de eeuw wegens ketterij of “herecy” uitgeweken : de Baudaerts naar Engeland en vandaar naar Nederland, de Joncmans naar Duitsland. Zijn er Deinzenaars die pater of broeder werden? We kennen pater Van Quickenborne die Jezuïet werd en missionaris bij de indianen. (cf. K.O.K. Jb. 1943 en Jb. 1980). Maar er zijn er allicht nog. En kloosterzusters? Herman MAES nr. 84
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3272 1972. Bisschoppelijke beslissingen i.v.m. enkele Deinse parochies (± 1720) Bladerend in een paar oude boekdelen1 van de “Acta Episcopatus” (waarin dag voor dag de bisschoppelijke beslissingen geacteerd werden) hebben we genoteerd wat hier en daar vermeld stond in verband met enkele parochies in en rond Deinze, meer bepaald tijdens het tweede en derde decennium van de 18e eeuw ( 1717-1730), toen mgr. Philippus Erardus van der Noot bisschop van Gent was. Hij was toen al hoogebejaard (°1639) en zou in 1730 overlijden, op de leeftijd van 91 jaar, na een episcopaat dat zowat 35 jaar geduurd had. Sommige beslissingen hadden betrekking op strict religieuze aangelegenheden ( benoemingen, relikwieën broederschappen), andere dan weer hadden te maken met materiële problemen (financiën, leningen, herstellingen ). We zouden die indeling – naar de aard van het onderwerp – kunnen gebruiken om de losse gegevens in deze bijdrage enigszins te structureren, maar geven er toch de voorkeur aan de gegevens te bundelen per parochie. We beginnen met de parochie die we het vaakst vermeld vonden, nl. Zeveren. Daarna volgen, in alfabetische orde, enkele notities betreffende Deinze, Gottem, Meigem, Petegem, SintJans-Leerne, Sint-Martens-Leerne,Vinkt en Wontergem. Zeveren (Herstelling pastorie) Pastoor Meester Jannes Delcourt vraagt de toelating tot het lichten van een som van 20 pond groten courant geld, voor het “maken” (=herstellen) van het pastoreel huis. Toelating wordt verleend voor een som van 40 (sic) pond. AE 25, f°200r°, actum 02.04.1723, en f° 228v°, actum 01.12.1723 (Begrafenis) Toelating wordt gegeven tot de geheime begrafenis (“secreta sepultura”) van het lijk van Maria Christina van Vaernewijck”; de reden tot geheimhouding is ons niet bekend. AE 25, f° 228v°, actum 01.12.1723 (Kosterij) Op verzoek van de pastoor, Meester Joannes Delcourt,wordt het kostersambt toevertrouwd aan Philippus Verhoye; hij krijgt daarbij in levenslange cijns het aan het ambt verbonden stuk land (“mits in prijse overnemende het huys ende de boomen erop staende”). AE 26, f° 102r°, actum 05.03.1728. (Herstelling kerk) Toelating wordt gegeven aan de kerkfabriek tot het lichten van een som van honderd pond groten wisselgeld tot reparatie van de parochiekerk van Zeveren. AE 26, f° 112v°, actum mei 1728. (Relikwie) Aan de kerk van Zeveren (pastoor Joannes Delcourt) schenkt de bisschop een relikwie van de parochiepatroon Sint-Amandus (“duas partes Reliquiarum Sanct Amandi martyris”) .A.E. 26, f° 128v° en 136v°, actum 06.12.1728 Deinze (Proces) De kerk en de armendis van Deinze krijgen de toelating tot het voortzetten van een proces, reeds ingespannen op rekwest van Louis van Wonterghem en Ferdinandus van Doorne (armen- en dismeesters der O.-L.-Vrouwekerk) tegen vrouw Barbara de la Motte met consoorten “aengaende de preferentie ter liquidatie ende penninghen der gedecreteerde goederen van Geeraert Cornelis”. AE 25, f° 9r°, actum 21.07.1717. Details betreffende dit proces zijn ons niet bekend. (Goedkeuring orderegel) Goedkeuring van de “regelen” van de Confraterniteit of het “Gulden van de H. Moeder Anna”. AE 25, f° 177r°, actum 25.09.1722 Gottem (Relikwie) Aan de kerk van Gottem (pastoor: Nobertus Marcx) wordt een relikwie van de H. Doorn (“particula ex Spina Sacrae Coronae passionis D.N. Jesu Christi”) geschonken. AE 25, f° 189 r°, actum 22.12.1722
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3273 Meigem (Fondatie) Goedkeuring van een fondatie aan de kerk van Meigem. AE 25, f° 215r°, actum 01.08.1723. (Broederschap) Goedkeuring van de oprichting van de “Broederschap van de H. Rozenkrans” in de parochiekerk. AE 25, f° 142r° (1720) (Relikwieën) Toelating tot de verering van de relikwieën in de parochiekerk. AE 25, f° 239v° ( 1724) Petegem (Broederschap) Erkenning van de pas opgerichte “Broederschap van de H. Antonius Abt” (“Confraternitas Sancti Antonii abbatis”) en toelating tot het bekend maken van zijn verering (“Permissum fuit publicari cultam qua erigitur confraternitas”). AE 25, f° 41r°, actum 10.06.1718. Sint-Jans-Leerne (= Maria-Leerne) (Herstelling kerk) Aan de pastoor wordt de toelating verleend tot het lichten van een som van 50 pond groten wisselgeld voor het uitvoeren van een herstelling aan de kerk. AE 26, f° 2r°, actum 04.05.1725. Sint-Martens-Leerne (Aankoop monstrans) pastoor Jacobus de Boer van de parochie Sint-Martens-Leerne krijgt de toelating tot het aankopen van een “remonstrantie” voor de kerkdienst. AE 25, f° 204v°, actum 08.05.1723. Vinkt (Pruik) De pastoor krijgt, op voorlegging van een medisch attest, toelating tot het dragen van een pruik2. AE 25, f° 68v° (1719). (Tweede onderpastoor) “… heft Sijne Hoogwaardicheijt gedecreteert dat eenen tweeden priester, alhoewel niet teenemael nootsaeckelijck op de prochie van Vinckt, ten minsten seer dienstigh sal wesen tot gerief vande insetenen en profijtigh tot hunne ziele saligheijt, vermits nochtans den selven (priester) predicke oft catechizere onder de vroeghmiss”. AE 26, f° 88r°, actum 29.11.1727. Wontergem (Herstelling pastorie) Pastoor Petrus Weyns van Wontergem (verwijzend naar de bevindingen van de bisschoppelijke visitatie in 1723 betreffende de toestand van de pastorie) vraagt – en bekomt – de toelating tot het lichten van een som van 800 guldens wisselgeld op de pastorele goederen en tienden, voor het uitvoeren van de nodige herstelling. AE 26, f° 1r°, actum 02.05.1725. Dit alles – ruim een dozijn items bijeen – is de toevallige oogst van enkele uren grasduinen in een paar episcopale folianten. Men kan zich voorstellen wat er allemaal nog meer te rapen zou vallen bij het systematisch en exhaustief doornemen van alle “acten”, verspreid over de vele tientallen boekdelen die samen in de tijd van enkele eeuwen overspannen. Er wacht dus nog veel archiefwerk! 1.
Gent, Bisdom, Oud bisschoppelijk Archief: Acta Episcopatus , dl 25 (1717- april 1725) en dl. 26 (mei 17251732). 2. Het is opvallend, in deze zgn. “Pruikentijd” (18e eeuw), aan hoeveel parochiepriesters het dragen van een pruik (“gestare comam” of “uti capileino fictivo”) op doktersadvies (“viso judicio doctoris medici”) vergund werd; die toelating gold meestal ook voor het gepruikt zijn tijdens het opdragen van het H. Misoffer. In 1737 kreeg b.v. ook de pastoor van Wontergem die toelating (AE 28, f° 39r°).
Paul HUYS nr. 412
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3274
1973. Koorzang 1. De provinciegouverneur had op 12 april 1859 aan de burgemeester gevraagd of er koren bestonden in Deinze. Op 30 april antwoordde de burgemeester zelf. Hij begon met zich te verontschuldigen voor het late antwoord! In die tijd werd inderdaad vaak al per kerende post geantwoord, of toch ten laatste binnen de week – tenzij er ernstige opzoekingen of bezoeken nodig waren. De verontschuldiging van de burgemeester – dat was in 1859 Doctor medicinae De Beil – was dat op de vorige vergadering (wekelijks) van het college van burgemeester en schepenen, de schepenen afwezig waren gebleven. De schepenen in 1859 waren Bernard Depaepe en François Francoys. De burgemeester deelde mee dat er te Deinze één koorvereniging bestond die 10 à 12 leden had. Die vereniging was toen juist toegestreden tot de vereniging Vooruit, waarvan ze nu een afdeling vormde. De leden van de zangvereniging waren : - drie zoons van Jan Lagrange (handelaar) - twee zoons van Ivo Lagrange (zijdefabrikant) - twee zoons van Goeminne (graanhandelaar) - de heren Vanderstraeten (lederbewerker) Delava (notarisklerk) Dujardin (schilder) Bogaert (kleermaker) Het waren wellicht ook de mensen die in 1860 afscheid namen met het “Vlaamsch Gezelschap” van het stamlokaal in St. Sebastiaan, boven de Holpoort die zou afgebroken worden omdat de octrooien (tollen) afgeschaft werden. St. Sebastiaan werd uitgebaat door Minnens . Het Vlaams Gezelschap nam afscheid met “De Vlaamsche Leeuw” en met het Wilhelmus als slot van een zangavond. Het was een Karel Lagrange die hen beiden liederen had leren zingen, waarschijnlijk in 1849. Wat later in de jaren 1860 werden ook Gentpoort en de Brugse Poort afgebroken in Deinze. Die afbraken veranderden het stadsbeeld. 2. In de meeste steden en dorpen bestonden er zangvereningen want zingen – gewoon voor zichzelf – en samenzingen was een volksvermaak. Ook in het gezin werd er gezongen, samen of bij het werk. Op 17/06/1894 nam “De Zanglust” van Ooidonck deel aan een zang- en muziekfestival in Lotenhulle. De zangvereniging “De kleinzonen van de Lei” uit St. Martens Leerne namen ook deel aan dat festival (en vele andere – zie “Roede van Tielt” 33ste jg. nr. 1 van 2002) van de “Zangmaatschappij Vlaanderens zonen”. In 1913 (6 juli) richtte B.M. Leerne een festival in voor zang en muziek. Een Deinse Sylvie Deleu zou over Vlaanderens zonen van Lotenhulle een scriptie gemaakt hebben in 1996, als studente publiciteitsconsulente (Roede v. Tielt 2002 p. 11). Herman MAES nr. 85
1974. De Deinse schilder Pieter Cras op het Gents Schildersalon in 1810
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3275
Pieter Jan Cras1, de oom van Charles-Louis (Karel) Picqué, was huisschilder maar voelde tegelijk artistieke ambitie als kunstschilder. Zijn vroegste deelname aan een Gents schildersalon dateert van juli 1810, toen hijzelf 30 jaar oud was. De Gentste kunstsalons (een innovatie ingevoerd door de Franse bezetter) begonnen in 17922; het salon van 1810 was het zevende in de reeks3. In de saloncataloog, op p. 9, vinden we vermeld: P.J. Cras, de Deynze. Nr. 5 - Fête champêtre donnée au jardin de Mr. Ottevaere, le 12 sept. 1808. Toile, haut. 46 pouces, larg. 34 pouces. Nr. 6 - Querelle de paysans dans une guinguette. Bois, haut. 9 1/2 , larg. 12 pouces. Nr. 7 - Passe-temps de la soirée dans un cabaret de village. Bois haut. 9 ½, larg. 12 pouces. Van Cras waren dus drie weken aanvaard : een groot schilderij, in hoogteformaat, geschilderd op doek ( 46 x 34 duim of ca. 1,15 x 0,85 m ), met de uitbeelding van een tuinfeest; en daarnaast twee kleinere schilderijtjes, allebei in breedteformaat, op houten paneel geschilderd, met identieke afmetingen ( 9 ½ x 12 duim of ca. 24 x 30 cm). resp. getiteld “Boerentwist in een uitspanning” en “Avondontspanning in een dorpsherberg”. Geen enkel van deze drie werken is ons in werkelijkheid bekend; misschien bestaan ze nog, in een of andere privé-verzameling. Hopelijk komen ze ooit nog ergens naar boven. Het zou onze kennis betreffende de Deinse schilder toch een iets bredere basis geven en een voorlopige artistieke evaluatie van zijn werk mogelijk maken. Het interessantste van de drie schilderijen, want het duidelijkst aan Deinze gebonden, is ongetwijfeld het “Tuinfeest” van 12 september 1808 bij de Deinse burgemeester (of “maire”, in de terminologie van de Franse bezetter!). Wat de aanleiding was tot dat tuinfeest is ons niet bekend. Was het een strikt privéfeest ( naar een of andere heuglijke aangelegenheid in zijn persoonlijk leven) of bood de “maire”, toen 52 jaar oud, dat feest aan in zijn ambtelijke hoedanigheid van Deins burgervader? We weten het niet…4 De andere twee kleinere paneeltjes waren duidelijk zgn. “genretafereeltjes”, d.w.z. voorstellingen van dingen, situaties, gebeurtenissen uit het gewone, dagelijkse leven. In de officiële waardencanon van de toenmalige (neoclassicistische) schilderkunst 5 stond het genreschilderen op de tweede plaats. Het meest in aanzien staande, zgn. “grote genre” was het historieschilderen (op thema’s uit de mythologie of uit de bijbelse, antieke of eigen vaderlandse geschiedenis). Daarna, in de hiërarchie der waarden, kwamen de genrekunst en het portret en –pas (ver) daarna – het stilleven en het landschap. Die rangorde werd hier bij ons zeker nog tot in de jaren achttien ’30 en ’40 strikt gerespecteerd. De ambitie van Charles Picqué b.v. was eigenlijk erkend te worden als historieschilder ; zijns ondanks was hij echter “slechts” portrettist. Maar dat is een ander verhaal. Terug naar Cras en het genreschilderen. Ook zijn tweede deelname aan de Gentse Salons, nl. aan het tiende salon van 1817, bestond in een inzending van twee (kleine) genretafereeltjes – maar daarover hebben we vroeger al geschreven6. Ter opfrissing van het geheugen vermelden we alleen de titelbeschrijving in de saloncataloog van 1817 (p. 31): Nr. 165 – Landelijk feest ( 1 voet x 1 ½ voet) Nr. 166 – Literair debat in een herberg ( 1 ½ x 2 voet). Dit brengt de oeuvre-beschrijving van P.J. Cras op vijf stuks, en daaraan kunnen we nog twee ( of mogelijk drie?) werken toevoegen die we kennen uit een kunstveiling uit 1834, maar ook daarover hebben we het vroeger al gehad7.
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3276 En bij die zeven (of acht?) werken – waarvan de huidige verblijfplaats ons helaas helemaal niet bekend is – mogen we nog de twee Cras-werken toevoegen die het Deinse Museum rijk is. Het eerste is een portret van de Wakkense rederijker Pieter Joost de Borchgrave ( 1806), in 1820 door Cras geschilderd ten behoeve van een postuum De Borchgrave-huldebetoon door de Deinse rederijkersmaatschappij8. Het andere werk is het “Interieur van een linnenkoopman”, afgebeeld in de Museumcataloog van Deinze9. En wie van onze lezers brengt nu nog eens een volgende Cras-werk aan de oppervlakte? Minstens het dozijn zouden we toch moeten vol kunnen maken!
1. Over Pieter-Jan Cras ( Deinze 1781 –Brugge 1847 ) zie o.m. K.O.K.-Jaarboek, jrg. 50 (1983), pp. 137-143, alsook K.O.K.-Kontaktblad XII,6 (okt. 1992), p. 1614, nr. 1308. 2. Zie Prosper Claeys, “Les expositions d’art à Gand 1792-1892. Essai historique’’ (Gent, 1892). 3. De eerste zes Salons werden georganiseerd resp. in 1792, 1796, 1802, 1804, 1806 en 1808 (een ex. van de desbetreffende saloncatalogen in de Univ. Bibl. Gent onder nr. G. 9834). Cras nam er niet aan deel. 4. In de nochtans vrij anekdotisch gekleurde “Geschiedenis van Deinze” van de Deinse bakker Leonard Lagrange (manuscript 2 dln., verz. K.G.K.-Deinze; zie K.O.K.-Jaarboek 1943, p. 94), wordt het jaar 1808 niet eens behandeld. Over Jan-Baptist Otttevaere ( 1756-1822), Deins burgemeester van 1800 tot 1814, zie o.m. A. Cassiman, “Geschiedenis van Deinze” (K.O.K.-Jaarboek 1953-54), pp. 248-251, alsook K.G.K.Contactblad, XVII,5 (okt. 1997), pp. 3214-2316, nr. 1606. 5. zie daarover P. Huys in de Charles Picqué-monografie (Deinze, K.O.K., 1993), p. 122. 6. P. Huys, “Pieter Cras op het Gentse schildersalon van 1817”, in: K.O.K.-Kontaktblad XII,1 (febr. 1992), p. 1519, nr. 1265. 7. P. Huys, “Werk van Pieter Cras geveild, 1834”, in K.G.K.-Contactblad, XVII,6 (dec. 1997), p. 2341, nr. 1621. 8. zie H. Maes, “Pieter Cras, schilder van De Borchgrave”, in K.O.K.-Jaarboek 50 (1983), p. 139. 9. Zie Cataloog Museum Deinze (Deinze, 2001 2), p.69 (met kleurafb.)
Paul HUYS nr. 413
1975. Inkt Bij het snuisteren doorheen de paperassen over de Deinse stadsschool om een bijdrage te schrijven voor ons KGK-jaarboek 2002, kwamen we ook losse papierflodders tegen die we niet gebruikten. Zo lazen we een kostennota waarin genoteerd stond dat stadsschoolmeester Augus Van Coppenolle voor het jaar 1864 de som van 3 (zegge en schrijve drie) frank ontving voor het aankopen van inkt voor de arme kinderen. De door de stad aangenomen school, d.w.z. de school der Maricolen (toen ook Marollen of Morales genoemd), kreeg 1 frank voor de inkt voor de arme meisjes (behoeftige) die er op kosten van de stad schoolliepen. 1 frank voor het hele jaar = 1 of 2 literflessen? 1 fr. in 1864! Was dat veel of weinig? Een brood van 1 kgr. kostte 0,34 fr.; 20 “pistolets” kostten 1 fr. De jaarwedde van de onderwijzer beliep (na twee verhogingen) 500 fr. Een werkman verdiende per dag van 10 à 12u werken 1fr. – zes dagen per week. De Deinse burgemeester kreeg een jaarvergoeding van 1 fr. per dag (ook voor zon- en feestdagen). De (ongeschoolde) werkman verdiende dus drie broden per dag (voor hem, zijn vrouw en zijn 5 of 10 of 15 kinderen). Vandaar dan de uitdrukking “zijn brood verdienen” want velen verdienden geen broodbeleg (en wat met woonst, kledij, verwarming? cf. film Daens). Mijn grootmoeder had 11 kinderen van haar wever. Zij sneed hun boterhammen en smeerde er boter op. Ze smeerde de boter alvorens de snee brood te snijden. Mijn vader vertelde (en zijn zussen bevestigden) dat de boterpot aangroeide i.p.v. te verminderen (maar het
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3277 botergehalte verminderde, aangevuld met kruimels). Ken je het lied van de 4 weverkens en hun lege schapraai ter botermarkt gaan en de boter die was er zo diere! De Italiaanse dichter Petrarca, de eerste Renaissancist, geboren in 1302, reisde Europa af, op zoek naar handschriften . Latijnse natuurlijk, dus in kloosters. Te Gent deed hij zijn beklag over het feit dat hij er geen inkt kon kopen. In 1863-‘64 waren er 84 arme kinderen in de stadsschool voor jongens. In ’64-’65 waren er 100. In 1863 –‘64 waren er 74 arme mensen in de aangenomen meisjesschool. In ‘64-’65 waren er 89. (6-10-1864 in Register Briefwisseling 1863-1867 nr. 21) Met “arm” bedoeld men “onbemiddeld” om zelf het schoolgeld te behalen; daarmee werd bvb. de hele “classe ouvrière” bedoeld. Het bleek dus nodig dat moeder de vrouw die meestal thuis bleef, het inkomen aanvulde met thuiswerk voor een fabriek. Vaak konden de kinderen bij dat thuiswerk meewerken (vb. bij wevers : bobijnen maken) en dat interessanter voor het gezin dan naar het school te gaan. Schoollopen was niet verplicht. Het werd verplicht bij wet van 1914; maar toen brak de oorlog uit. Pas in 1919 begon het verplicht schoollopen in ons land. Ouders die daarin verzuim lieten aan (haagshool stimuleerden) werden voor de vrederechter gedaagd. (Ik had een broer in 1919 geboren. Ik begon lager onderwijs in 1932, na de “kakschool.”) Herman MAES nr. 86 1975. Nog over het gezin van de zilversmid J.B. Van Haenewyck, burgemeester van Deinze In het K.G.K.-Contactblad XIX,1 (jan. 1999), nota nr. 1673, blz. 2482-2485, schreef ik over de zilversmeden J.B. van Haenewyck (Leuven ± 1709 – Deinze Sint-Martinus 1781) en P. van Landeghem (Deinze 1745). De eerstgenoemde, J.B. van Haenewyck (zoon van Theodorus), was een tijdlang burgemeester van Deinze, tussen 1760 en 1778 (mogelijk met onderbrekingen?). In de in het Latijn opgestelde geboorteakte van een van zijn kinderen wordt hij “consul” (=eerste burger, of burgvader) van Deinze genoemd. Ons K.G.K.-medelid Guy Thoonen bezorgde mij onlangs een aantal (via VVF-Leuven verkregen) gegevens betreffende de Leuvense voorouders van de Van Haenewycks, inclusief de precieze geboortedatum (1711 i.p.v. 1709) van de Deinse zilversmid-burgemeester. Daarvoor mijn oprechte dank aan Guy Thoonen (en aan de heer Debeurme, Leuven). Ziehier een stukje stamboom, dat ik uit de verstrekte gegevens samenstelde: Theodorus van Haenewyck x Anna van Villeers (xLeuven SP 29.12.1681) Theodorus Franciscus van Haenewijck X Catharina Vanmeerbeeck (Leuven SP 13.12.1682) (xLeuven SP (Leuven ca. 1682) 12.11.1708) (Leuven St.-Jacobs 5.4.1717)
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3278
Franciscus Theodorus vH (Leuven SP 19.9.1709)
Joannes-Baptista vH x Isabella Froye (Leuven SP 9.3.1711) (Duinkerke 1730) (Deinze SM 14.11.1781) (Temse 1805) zilversmidburgemeester (vijf kinderen, 1767-1774)
Guy Thoonen maakt er mij tevens opmerkzaam op, dat mijn bovengenoemde artikel in het Contactblad een vergissing bevat, m.n. in het lijstje van de kinderen Van Haenewyck (p. 2484, 2e alinea). Het eerste kind, een meisje, werd niet in de Sint-Martinus-, maar wel in de O.-L.-Vrouweparochie gedoopt, terwijl andersom de overige vier kinderen, allemaal jongens, niet in de O.-L.-Vrouwekerk, maar wel in de Sint-Martinuskerk werden gedoopt: net het omgekeerde dus van hetgeen er telkens staat. Hierbij dus, ter correctie, de juiste gegevens betreffende deze vijf kinderen: -Isabella Ludovica Jacoba, geboren 18.09 en gedoopt 19.09.1767 (O.L.Vr.) -Mattheus Alexander Panthaleon, geb./ged. 27.11.1770 (St.-Mart.) -Joannes Josephus Benedictus, geb./ged. 15.12.1771 (St.-Mart.) -Henricus Jacobus Maria, geb. 01.04 en ged. 02.04.1773 (St.-Mart.) -Petrus Maria Modestus, geb. 12.11 en ged. 13.11.1774 (St.-Mart.) Ter gelegenheid van deze rechtzetting maak ik tevens graag van de gelegenheid gebruik om nog een aanvulling op te nemen in verband met J.B. van Haenewycks vrouw, Isabella Froye (dochter van Laurentius). Zij was geboortig van Duinkerke (1730) en overleed, bijna een kwarteeuw na haar man, in Temse (1805). Deze beide laatste gegevens waren mij in 1999 nog niet bekend. Er was evenwel nog meer. Er was immers omstreeks diezelfde periode te Deinze nog een tweede van Haenewyck actief, nl. de doctoor (lic. med.) Joannes van Haenewyck (ca. 1729-1759), eveneens uit Leuven afkomstig. Ik schreef over hem in mijn studie over “Geneeskundigen in Deinze”, gepubliceerd in het K.G.K.-Jaarboek van 2003, blz. 100. En ik wees daar op de waarschijnlijkheid dat zij beiden – de zilversmid-burgemeester (die zich in 1767 in Deinze was komen vestigen) en de doctoor (die sinds 1754 in Deinze actief was, maar vijf jaar later, op 30-jarige leeftijd overleed) - familieleden van elkaar kunnen zijn. Guy Thoonen bezorgde mij intussen ook de juiste geboortegegevens betreffende deze doctoor Joannes van Haenewyck, ook een zoon van ene Theodorus. Ook deze Joannes was geboortig in Leuven, Sint-Pietersparochie, en zijn ouders waren Theodorus (Franciscus) van Haenewyck en Anna Carolina Berckmans, die gehuwd waren in Leuven Sint-Geertrui op 21 juli 1726. Joannes Theodorus was hun oudste kind, geboren op 2.2.1728, en ze hadden nadien ook nog een dochter, Anna Maria, geboren 6.1.1730. Dit levert het volgende stukje stamboom op: Theodorus Franciscus vH x Anna Carolina Berckmans (x Leuven SG 21.7.1726)
Joannes Theodorus van Haenewyck Anna Maria (Leuven SP 2.2.1728) (Leuven SP 6.1.1730) (Deinze 4.8.1759) Lic. Med. te Deinze (1754-1759) Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3279
Waarbij opvalt dat zowel Joannes Baptista vH (°1711) als Joannes Theodorus (°1728) een Theodorus als vader hebben en waarbij de vraag rijst of hun resp. vaders niet één en dezelfde persoon kunnen zijn, hetgeen zou impliceren dat Joannes Baptista uit een eerste huwelijk met Catharina Vanmeerbeeck stamt en (na haar overlijden, in 1717) Joannes Theodorus uit een tweede huwelijk met Anna Carolina Berckmans. In dat geval zouden de goudsmid Joannes Baprista vH en de doctoor Joannes vH (met een leeftijdsverschil van 16 jaar en 11 maand) halfbroers van elkaar zijn; Het lijkt ons een volkomen plausibele veronderstelling. Indien die juist is, mogen (moeten) de beide stamboomfragmenten aaneengekoppeld worden tot één enkele, met als gemeenschappelijke voorouders Theodorus van Haenewyck1 en Anna van Villeers. 1.
Mogelijk is hij als Joannes Theodorus in Leuven Sint-Pieter geboren op 28 juli 1654 als oudste zoon van Theodorus van Haenewyck en van Catharina Schokaert. Hij zou dan 27jaar geweest zijn toen hij in december 1681 met Anna van Villeers huwde. N.B. In de familienaam Van Haenewyck wisselen de y- en de ij-spelling, maar omwille van de eenvormigheid kozen we overal voor de y-spelling. Hetzelfde geldt voor de doopnaam Theodorus, die in een aantal akten ook als Theodorius gespeld wordt; we kozen de eenvormige spelling Theodorus.
Paul HUYS nr. 414
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!
3280
GESCHIEDENIS VAN DEINZE deel 2 Deinze en Petegem in de 19e en 20e eeuw Op vrijdag 18 maart 2005 wordt dit tweede boekdeel voorgesteld in het Museum van Deinze en de Leiestreek. Wie nog geen exemplaar bestelde kan dat nu best meteen doen. Dit monumentaal werk mag in geen enkel Deins gezin ontbreken en zeker niet bij de leden van KGK. U kunt uw bestelling faxen (09 381 95 09) of versturen naar Stadsbestuur, Markt 21, 9800 Deinze tel.: 09 381 95 00 epost:
[email protected] Kostprijs per boekdeel is amper 49 euro (per 10 ex. of meer: 45 euro). Wil je het boek met de post ontvangen dan betaal je een extraatje van 7 euro per ex. Het bedrag kan overgeschreven worden op rekening 000-0019969-84 van het Stadsbestuur Deinze met vermelding van “deel II GvD” Wie zijn boek bestelt via overschrijving kan het nadien afhalen in het Stadhuis, dienst Cultuur, ingang Gentpoorstraat 1, 2e verdieping. Met contante betaling is het werk ook verkrijgbaar op volgende adressen: Stadhuis Deinze, Markt 21 VVV-kantoor en Openbare Bibliotheek, Gentpoortstraat 1 Museum van Deinze en de Leiestreek, L. Matthyslaan 3-5
Lidgeld 2005 al in orde? Prachtig. Dankuwel!!!