VERGRIJZING IN DE GEHANDICAPTENZORG
Op tijd bouwen voor ouderen (hoofdstuk 5). Signaleringsrapport College bouw ziekenhuisvoorzieningen (rap.nr. 548). Utrecht, 17 februari 2003
1.
Inleiding
De komende jaren zal het aantal ouderen in de gehandicaptensector sterk toenemen. De toename van het aantal oudere bewoners in instellingen voor verstandelijk gehandicapten heeft te maken met een aantal ontwikkelingen. In de eerste plaats was sprake van een verbetering van de medische zorg voor verstandelijk gehandicapten en in algemene zin een stijging van het welvaartspeil hetgeen een stijging van de levensverwachting van de verstandelijk gehandicapten tot gevolg heeft gehad. Ten tweede is een duidelijke vergrijzing van de instroom in instellingen waar te nemen. De gemiddelde leeftijd van nieuw opgenomen cliënten nam voortdurend toe, vooral als gevolg van een andere visie op uithuisplaatsing. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op lichamelijk, zintuiglijk en verstandelijk gehandicapten en de kenmerken daarvan, de prevalentie van ouderen in de gehandicaptensector, het huidige zorgaanbod en de vormgeving daarvan in de toekomst.
2.
Verstandelijk gehandicapten
In het algemeen treden bij mensen met een verstandelijke beperking dezelfde verouderingsaandoeningen op als bij andere ouderen. Het risico op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, verhoogde bloeddruk, chronische obstructieve longaandoeningen en suikerziekte lijkt vergelijkbaar te zijn. Echter, als gevolg van de combinatie van verouderingsaandoeningen en reeds op jonge leeftijd aanwezige (vaak aangeboren) aandoeningen, hebben veel verstandelijk gehandicapten op oudere leeftijd relatief ernstigere beperkingen of hebben meerdere aandoeningen tegelijk. Specifiek is dat verouderingsaandoeningen bij mensen met een verstandelijke beperking al kunnen optreden vanaf 45-jarige leeftijd. Verouderingsaandoeningen die voorkomen bij mensen met een verstandelijke beperking kunnen onder meer motorische beperkingen zijn met als gevolg een verhoogd risico op incontinentie en chronische obstipatie en afnemende mobiliteit (Evenhuis, 1997). Ook dementie komt voor. De ouderenpopulatie van mensen met een verstandelijke beperking is qua behoefte aan verpleegzorg te vergelijken met de populatie van verpleeghuizen. De zintuiglijke stoornissen die bij verstandelijk gehandicapten optreden als gevolg van het ouder worden, treden even vaak op als bij de algemene bevolking. Alleen is hier de handicap vaak ernstiger dan bij andere ouderen. Ook kan sprake zijn van psychiatrische problematiek bij oudere gehandicapten (acute verwardheid en depressies). Specifiek in de vergrijzing van verstandelijk gehandicapten zijn gehandicapten met het Syndroom van Down. Het Downsyndroom gaat gepaard met een verhoogd risico op allerlei aandoeningen, die zich op alle leeftijden voor kunnen doen. Deze groep kent andere gezondheidsproblemen zoals problemen ten aanzien van het psychisch functioneren, stereotiep gedrag en communicatieve vaardigheden. Daarnaast heeft de cliënt een verhoogd risico op visuele en auditieve beperkingen. Afhankelijk van het niveau van functioneren, treden er bij personen met het Downsyndroom problemen op in het cognitief functioneren.
1
Zo is bekend dat op “jonge leeftijd” (ongeveer 45 jaar), vaak dementie kan worden vastgesteld (dit geldt overigens alleen voor mensen met het Downsyndroom die ernstig en matig verstandelijk gehandicapt zijn) (M.A. Maaskant, 1990). Bij licht verstandelijk gehandicapten met het Syndroom van Down lijkt geen regressie plaats te vinden in het cognitief functioneren. De vergrijzing heeft tot gevolg dat een verschuiving in de zorg aan het plaatsvinden is. Met de vergrijzing lijkt het waarschijnlijk dat het accent zal verschuiven van onderwijs en arbeid naar wonen, zorg en verpleging. Het toenemende aantal ouderen geeft een groeiende druk op de woonvoorzieningen voor gehandicapten. Prevalentie van ouderen in de verstandelijk gehandicaptensector Het totaal aantal verstandelijk gehandicapten in de Nederlandse bevolking bedraagt thans ongeveer 104.400. Dit aantal zal in de periode tot 2010 naar verwachting groeien tot 109.700 en in de periode tot 2020 tot 110.800. Deze groei heeft te maken met de reeds eerder genoemde ontwikkelingen en met het feit dat de levensverwachting toeneemt. In 1999 was ongeveer 17% van de verstandelijk gehandicapten 50 jaar en ouder. In 2010 zal ongeveer 27% ouder dan 50 jaar zijn. De vergrijzing van de verstandelijk gehandicapte populatie is groter dan in de Nederlandse bevolking als geheel. Dit wordt mede veroorzaakt doordat het aantal gehandicapten jonger dan 65 jaar niet evenredig aan het aantal jongeren in de totale bevolking toeneemt. De groei van het aantal verstandelijk gehandicapte 65-plussers in Nederland zal in de komende jaren ruim drie keer zo groot zijn als de groei van het aantal 65-plussers in de gehele Nederlandse bevolking (RIVM 1998). In algemene zin kan worden vastgesteld dat in de komende jaren tot 2020 geen grote veranderingen op zullen treden in het aantal verstandelijk gehandicapten. Wel kan geconstateerd worden dat de mate van vergrijzing binnen de populatie verstandelijk gehandicapten substantieel verschilt van de mate van vergrijzing binnen de Nederlandse bevolking als geheel. Huidige stand van zaken De zorgvraag wordt bij ouder wordende verstandelijk gehandicapten bepaald door de mate waarin de gehandicapte in staat is met zijn/haar handicap om te gaan. De vraag naar zorg en de omvang van de zorgverlening zal toenemen naarmate de handicap ernstiger wordt. De zorgvraag die samenhangt met de problematiek ten gevolge van het ouder worden is voor verstandelijk gehandicapten niet anders dan voor andere ouderen. De toenemende wens tot integratie in de maatschappij heeft geleid tot allerlei ontwikkelingen op het gebied van huisvesting. Wat betreft het wonen is sprake van decentralisatie naar wooneenheden in de wijk en naar begeleid zelfstandig wonen. Er wordt naar gestreefd om mensen met een verstandelijke handicap zo veel mogelijk te laten deelnemen aan de samenleving. De afbouw van grootschalige voorzieningen en de groei van kleinschalige voorzieningen zorgen voor een omslag in de zorg. Ouder wordende verstandelijk gehandicapten wonen meestal in intramurale of semi-murale instellingen. Binnen de gehandicaptenzorg is geen afzonderlijk zorgcircuit voor ouderen, en ook geen aangepast woon-/en dagbestedingsaanbod. Voor mensen die in een gezinsvervangend tehuis (GVT), in kleine woonvormen verblijven of begeleid zelfstandig wonen, wordt de situatie, als zij ouder worden, moeilijker. De voorzieningen waarvan zij gebruik maken zijn niet altijd op hun veranderde dagritme en intensieve zorg- en verpleegbehoefte ingesteld. In woonvoorzieningen voor volwassen verstandelijk
2
gehandicapten verblijven de meeste cliënten. Bij deze voorzieningen is 35% (bij algemene instellingen) tot 41% (bij GVT’s) van de cliënten 45 jaar of ouder. Ongeveer 8% van de cliënten is momenteel 65 jaar of ouder. Uitgaande van de huidige levensverwachting betekent dit dat in de toekomst deze woonvoorzieningen het karakter zullen krijgen van ouderenvoorzieningen. De gezinsvervangende tehuizen en kleine woonvormen zijn niet berekend op ouder wordende verstandelijk gehandicapten. De tehuizen zijn gericht op het ontwikkelen en in stand houden van de vaardigheden en niet op het verplegen en verzorgen van cliënten. De ruimte die nodig is voor allerlei hulpmiddelen schiet dan ook tekort. Dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten Het aanbod aan dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten hangt af van de leeftijd en het niveau van functioneren. Vormen van dagbesteding kunnen zijn: dagbesteding binnen een dagcentrum en betaalde of onbetaalde arbeid. Dagverblijven bieden voor volwassen gehandicapten arbeidsmatige- en vormende activiteiten geconcentreerd op één locatie. De gemiddelde leeftijd in een dagcentrum is 38 jaar. Ongeveer 10% van de cliënten heeft een ernstige tot zeer ernstige handicap. Een sterke toename is de afgelopen jaren ontstaan in het betaalde of onbetaalde werk buiten een dagcentrum, dit komt mede door het streven naar meer vermaatschappelijking. Doordat het behoud van de zelfstandigheid van de cliënt een belangrijk doel geworden is (verandering van de zorgvraag) treden er veranderingen op in het aanbod van dagbesteding. Ouder wordende cliënten willen steeds vaker dagbesteding in de directe omgeving van de woonomgeving, wat eigenlijk strijdig is met de beleidsuitgangspunten van het Ministerie van VWS, waarin staat dat dagbesteding gescheiden van het wonen moet worden aangeboden. Door in de directe omgeving dagbesteding te kunnen ontvangen zijn cliënten minder afhankelijk van derden en zijn vervoersmomenten korter. Dit heeft een voordeel voor dementerende ouderen. De verwachting is in algemene zin dat door de vergrijzing cliënten meerdere dagdelen niet zullen werken. Ook het aanbieden van dagprogramma’s voor ouderen kent tegenwoordig een eigen stijl. Niet de productiegerichte benadering of het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden staat op de voorgrond, maar een rustig programma met ruimte voor eigen behoeften in een eigen tempo. Meerdere instellingen kennen al een gevarieerd aanbod aan dagprogramma’s voor ouderen. Bestaande vormen worden aangepast door het in deeltijd participeren mogelijk te maken en flexibele begin- en eindtijden en rusttijden te hanteren. Ook worden er andere vormen opgezet voor ouderen zoals de senioren-soos en het meer bewegen voor ouderen. Daarnaast bezoeken steeds meer oudere verstandelijk gehandicapten de dagbesteding van verzorgings- en verpleeghuizen.
3.
Zintuiglijk gehandicapten
Het aantal mensen tussen de 55 en 75 jaar met een visuele en auditieve beperkingen neemt geleidelijk toe. Van volwassenen met visuele of auditieve beperkingen is 80% ouder dan 65 jaar. Oudere mensen met een zintuiglijke handicap hebben meer beperkingen dan jongeren. Bij ouder wordende zintuiglijk gehandicapten is vaak sprake van een combinatie van een zintuiglijke problematiek met andere
3
lichamelijke beperkingen, zoals het lopen, het gaan zitten en opstaan. Bij jongeren is dit meestal niet het geval. Dit verschil is vooral toe te schrijven aan de hogere leeftijd. Bij meer dan de helft van alle blinde en slechtziende volwassenen is er sprake van één of meer bijkomende lichte of ernstige beperkingen. Bij mensen met zeer ernstige visuele beperkingen heeft ongeveer 30% een andere ernstige lichamelijke beperking. De combinatie van visuele en auditieve en/of communicatieve beperkingen komt ook voor bij ernstig tot zeer ernstig visueel gehandicapten Prevalentie van zintuiglijk gehandicapte ouderen Het aantal visueel gehandicapten kan geschat worden op 736.000. Hiervan zijn er circa 64.000 mensen zeer ernstig visueel gehandicapt en 192.000 ernstig tot zeer ernstig. Het aantal mensen met een auditieve handicap bedraagt naar schatting 1.024.000, waarvan circa 32.000 zeer ernstig en 352.000 ernstig tot zeer ernstig auditief gehandicapt. Het aantal mensen dat beperkingen bij het spreken ondervindt kan geschat worden op circa 208.000, waarvan circa 16.000 ernstig en 80.000 tot zeer ernstig.
In de relatie leeftijd en het ontstaan van de handicap kan aangegeven worden dat circa 20% van de visueel gehandicapten en auditief gehandicapten met (zeer) ernstige beperkingen aangeboren zijn, bij 72% respectievelijk 64% de beperkingen samenhangen met ziekte of ouderdom en bij een beperkt deel het gevolg van een ongeval. (Zeer) ernstige beperkingen bij het spreken lijken vaker aangeboren te zijn, bijna in de helft van de gevallen, terwijl 36 % het gevolg is van ziekte of ouderdom en een zeer beperkt aantal, 2%, van een ongeval (SCP 1997). Huidige stand van zaken De zorgverlening aan mensen met een zintuiglijke handicap, al dan niet gecombineerd met bijkomende problemen, zoals een verstandelijke handicap, wordt aangeboden door een breed scala aan organisaties, instellingen en voorzieningen. Naast instellingen voor zintuiglijk gehandicapten (visueel gehandicapten, auditief en/of communicatief gehandicapten en visueel en auditief gehandicapten met een verstandelijke handicap), wordt door deze doelgroep gebruik gemaakt van voorzieningen, zoals thuiszorg, algemene instellingen voor verstandelijk gehandicapten, verpleeghuizen en verzorgingshuizen en gezinsvervangende tehuizen. De zorg in de instellingen voor zintuiglijk gehandicapten is gericht op alle zorgvragen en typen van dienstverlening (verblijf, dagbehandeling/ deeltijdbehandeling en ambulante behandeling). De mate waarin instellingen, waar cliënten met een zintuiglijke handicap verblijven deconcentreren verschilt. De ideeën over de mate waarin verblijf in de toekomst gedeconcentreerd gerealiseerd zal worden, laten geen grote verschuivingen zien. Door de instellingen wordt aangevoerd dat voor tenminste een deel van de populatie een beschermde omgeving wenselijk is. Daarbij kan gedacht worden aan cliënten met ernstige gedragsproblemen, sommige vormen van autisme en aan bijvoorbeeld mensen met een zintuiglijke handicap en een ernstige verstandelijke handicap. Daarnaast is er een beperkt aantal, veelal oudere cliënten dat “geïnstitutionaliseerd” is en die de woonwens hebben om op het instellingsterrein te blijven.
4
In Nederland zijn vijf instellingen die gericht zijn op auditief en visueel en/of communicatief gehandicapten. De instellingen richten zich op alle leeftijden. Niet alle instellingen richten zich op alle zorgvragen. Er is sprake van een specialisatie. Zo zijn er instellingen die zich alleen richten op slechthorenden. Andere instellingen richten zich op auditieve en communicatie problematiek en op cliënten met ernstige spraak/ taal moeilijkheden. Een deel van de cliënten heeft daarnaast een verstandelijke handicap. Voor ouderen met een zintuiglijke handicap zijn er zeven woon-zorg centra oftewel verzorgingshuizen. In deze centra zijn gangen aangepast zodat men geen obstakels aantreft. Bijvoorbeeld geleidegangen, gemarkeerde looppaden en andere duidelijke aanduidingen die deze mensen helpen om de weg in huis te vinden. Ook bij de tuinaanleg wordt rekening gehouden met de handicap. Zintuiglijk gehandicapten met een verstandelijke handicap Voor zintuiglijk gehandicapten met een verstandelijke handicap zijn er negen instellingen. De instellingen richten zich op cliënten voor alle leeftijden. De ouderen verblijven in de aangewezen instellingen. De problematiek van deze doelgroep is complexer omdat er sprake is van een combinatie van handicaps. Dagbesteding voor zintuiglijk gehandicapten Mensen met een enkelvoudig probleem en een deel van de mensen met een gecombineerde problematiek hebben meestal een reguliere baan. Ook kan sprake zijn van gerichte arbeidshulp en/of arbeidstraining. Hiertoe werken instellingen samen met arbeidsregie teams, waarvan er vijf in Nederland zijn. Andere vormen van dagbesteding, bijvoorbeeld school en werk worden door alle instellingen aangeboden. Daarnaast zijn er sociale werkplaatsen voor visueel gehandicapten. Oudere zintuiglijk gehandicapten zullen in de toekomst in de verzorgingscentra dagbesteding krijgen aangeboden.
4.
Lichamelijk gehandicapten
Lichamelijk gehandicapten zijn mensen van alle leeftijden, met een ernstige, blijvende dan wel langdurige, al dan niet aangeboren lichamelijke of meervoudige handicap, die niet primair het gevolg is van verouderingsprocessen. Het betreft hier lichamelijk gehandicapten en dus niet ouderen die lichamelijke gebreken gaan vertonen. Lichamelijk gehandicapten kunnen door het ouder worden minder in staat zijn met hun handicaps om te gaan. Bijvoorbeeld de kracht in de armen kan verminderen waardoor zij minder gemakkelijk in hun rolstoel gaan zitten of zich met de rolstoel verplaatsen. Ook de afname van zintuiglijke vermogens en het optreden van cognitieve stoornissen kan de zelfstandigheid van lichamelijk gehandicapten beperken. Hierdoor zullen zij een grotere behoefte krijgen aan verpleging en verzorging. Prevalentie van lichamelijk gehandicapte ouderen Het aantal lichamelijk gehandicapten kan geschat worden op circa 495.000. Hiervan zijn 150.000 mensen met een ernstige lichamelijke beperking en ruim 450.000 met een matige beperking. Het aantal lichamelijk gehandicapte ouderen is moeilijk aan te geven (uitvoeringstoets lichamelijk gehandicapten 2002).
5
Huidige stand van zaken Lichamelijk gehandicapten hebben behoefte aan verschillende vormen van zorg en assistentie. Dat hangt samen met hun persoonlijke wensen, de problematiek waarmee zij kampen en de mate waarin zij in staat zijn de regie over hun eigen leven te voeren. Deze sociale redzaamheid is voor een belangrijk deel bepalend voor de omvang en inhoud van de behoefte aan wonen, zorg, assistentie of dagbesteding. De lichamelijke handicap kan immers de enige handicap zijn, maar ook combinaties met andere problemen of stoornissen kunnen voorkomen. Deze leiden tot verschillende zorgvragen, ondermeer op het gebied van hulpmiddelen, ADL, verpleging, begeleiding, huishoudelijke verzorging en behandeling. Het merendeel van de lichamelijk gehandicapten woont zelfstandig, alleen of met anderen. Daarnaast verblijven lichamelijk gehandicapten ook in verpleeghuizen, verzorgingshuizen en de intramurale grote woonvormen en de semi-murale kleine woonvormen of gezinsvervangende tehuizen voor lichamelijk gehandicapten. In Nederland zijn vier grote woonvormen voor lichamelijk gehandicapten. Vanwege meer mogelijkheden thuis en andere woonvormen heeft de populatie in de grote woonvormen een zwaardere zorgvraag gekregen dan aanvankelijk bij de oprichting van de woonvormen de bedoeling was. Binnen de grote woonvormen is de cliëntengroep meer vergrijsd dan bij de kleine woonvormen: 13% van de cliënten van een grote woonvorm is 65 jaar of ouder. Bij de kleine woonvormen is dit percentage 5%. De vergrijzing hangt samen met de beperkte doorstroom van cliënten. Bijna de helft woont 15 jaar of langer in een grote woonvorm (bij de kleine is dit 25%). Dagbesteding voor lichamelijk gehandicapten Voor lichamelijk gehandicapten die in verpleeghuizen verblijven is het mogelijk dat het verpleeghuis dagbesteding buiten de muren koopt. In de meeste gevallen zijn de budgetten niet toereikend om dit te doen. Met de invoering van de functionele aanspraken en de daarvoor benodigde geldmiddelen zouden de mogelijkheden voor lichamelijk gehandicapten in verpleeghuizen groter kunnen worden.
5.
Verwachte gevolgen van de vergrijzing voor de gehandicaptenzorg
Verstandelijk gehandicapten Met de omslag in de gehandicaptenzorg van een grootschalige naar een kleinschalige opzet van de huisvesting en met het toenemen van het aantal ouderen binnen de zorg komt de vraag op hoe de huisvesting voor oudere verstandelijk gehandicapten in de toekomst vormgegeven kan worden. Veel accommodaties binnen de intra- en semimurale instellingen zoals hierboven vermeld zijn oorspronkelijk niet bedoeld voor ouderen, maar worden steeds meer aangepast aan de zorgvraag van de oudere cliënt. Instellingen zijn zich bewust van het steeds groeiende aantal ouderen en proberen zoveel mogelijk aanpassingen in de bestaande huisvesting door te voeren zodat aan de hulpvraag van de cliënt wordt voldaan. De aanpassingen die worden verricht hebben betrekking op ruimtes, gangen, woonkamers en slaapkamers. De groei van het aantal ouderen in de intramurale zorg heeft ook tot gevolg dat binnen de gehandicaptenzorg, in algemene zin, het accent van de zorg gaat verschuiven. Nu is de aandacht vooral gericht op het arbeidsproces en integratiemogelijkheden in de wijk. In de toekomst zal dit gaan verschuiven naar de zorg, het wonen en activiteiten die binnen de woonvoorziening worden aangeboden.
6
Het gevolg hiervan is een toenemende behoefte aan andersoortige zorgvoorzieningen (snoezelruimte in verband met dementie, etc) Deze behoefte zal in de toekomst alleen maar verder toenemen naarmate de levensverwachting van deze grotere groep ouder wordende verstandelijk gehandicapten groeit. Verder kan gezegd worden dat de groei van de vraag voortvloeiend uit de AWBZ-financiering aanzienlijk gestegen is. Er wordt vooral veel aanspraak gemaakt op het persoonsgebonden budget en extramurale zorg. Deze groep gehandicapten zal op dit moment geen gebruik maken van voorzieningen maar naar mate zij ouder worden wel. Waar rekening mee gehouden moet worden is dat cliënten die nu in de wijk wonen in de toekomst eventueel terug kunnen keren naar de hoofdlocatie. Om het mogelijk te maken dat cliënten in de wijk blijven wonen is omkeerbaar en levensloopbestendig bouwen van belang. De intramurale instellingen beschikten niet altijd over specifieke deskundigheid die nodig was voor de zorg aan de ouder wordende verstandelijk gehandicapten. In instellingen heerste veel onduidelijkheid over hoe om te gaan met iemand die als persoon en in zijn/haar gedrag aan het veranderen is. De oorzaak van deze veranderingen zochten de deskundigen niet meteen in het ouder worden van de cliënt. De achtergrond hiervan was dat er bijna geen kennis was op het gebied van oudere gehandicapten. Daarnaast had iedere cliënt nog eens zijn/haar eigen hulpvraag. De laatste jaren is de expertise toegenomen. Samenwerkingsverbanden met verpleeg- en verzorgingshuizen, met name voor dementerende verstandelijk gehandicapten komen van de grond. De samenwerking bestaat voornamelijk uit het in gebruik nemen van de voorzieningen van het verpleeg -/ verzorgingshuis en het samen organiseren van dagbesteding. In het samenwerken met andere zorginstellingen komen nog veel cultuurverschillen aan het licht. Deze cultuurverschillen zijn begrijpelijk omdat de zorgvraag van verstandelijk gehandicapten die ouder worden anders is dan de ouderen die in een verpleeg- / verzorgingshuis verblijven. Voor de huisvesting van verstandelijk gehandicapten bij of in verpleeg-/verzorgingshuizen worden meestal appartementen gerealiseerd of wordt een aparte vleugel van het verpleeg- of verzorgingshuis in gebruik genomen. Zintuiglijk gehandicapten/ lichamelijk gehandicapten De opvattingen over de doelgroepen zintuiglijk en lichamelijk gehandicapten verschillen in het beleid van VWS niet van die over anderen gehandicapten. Er wordt van uitgegaan dat mensen met een handicap volwaardige burgers zijn, die zo volledig mogelijk moeten kunnen deelnemen aan maatschappelijk verkeer. Centraal daarbij staan de keuzevrijheid en keuzemogelijkheden van de cliënt. Aangesloten moet worden bij de individuele behoefte aan ondersteuning. Bij voorkeur zouden mensen met een handicap zich zelfstandig moeten kunnen redden. Alleen als dat niet meer het geval is, zal zorg door derden verleend moeten worden. De eerste aangewezen vorm van ondersteuning en zorg is die welke in de thuissituatie gegeven kan worden. Daarna volgt indien nodig dagbesteding en deeltijdopname en tenslotte pas opname in een instelling. Ouderen met een zintuiglijke handicap en andere beperkingen zullen nu doorgaans doorstromen naar een verzorgingshuis met een bijzondere functie (zie hierboven beschreven). Maar met het huidige beleid dat gericht is op de totstandkoming van kleinschalige woonvoorzieningen, bij voorkeur in de vorm van zelfstandige huisvesting, gesitueerd buiten de hoofdlocatie moet er rekening mee gehouden worden dat veel andere zintuiglijk gehandicapten ouderen in de woonwijk wonen.
7
Momenteel verblijven in de grote en kleine woonvormen mensen met een lichamelijke handicap die niet in staat zijn (met hulp) redelijk zelfstandig in de maatschappij te participeren. De populatie van de woonvormen bestaat steeds meer uit gehandicapten met meervoudige problemen, mensen met ernstige beperkingen op verschillende gebieden. Door deze wijziging in de populatie is de zorg- en dienstlening geïntensiveerd en richt zich op meervoudige en complexe zorgvragen. In de toekomst zal naar verwachting door de vergrijzing het aantal lichamelijk gehandicapten dat aangewezen is op zorgvoorzieningen toenemen. Wellicht kan in de thuissituatie van lichamelijk gehandicapten zorg thuis uitkomst bieden. Ook moet rekening worden gehouden met een uitbreiding van de capaciteit voor intensieve zorgbehoevende lichamelijk gehandicapten. Deze capaciteit kan gevonden worden in de lichamelijk gehandicaptensector zelf, maar ook zou aangehaakt kunnen worden bij voorzieningen in de sector verpleging en verzorging.
6.
Conclusies
•
In algemene zin kan geconcludeerd worden dat in de komende jaren geen grote veranderingen zullen optreden in het aantal verstandelijk gehandicapten. Wel kan geconstateerd worden dat de mate van vergrijzing binnen de verstandelijk gehandicapten substantieel hoger is dan de mate van vergrijzing binnen de Nederlandse bevolking als geheel.
•
Specifiek is dat verouderingsaandoeningen (bijvoorbeeld dementie bij mensen met het Syndroom van Down) bij mensen met een verstandelijke handicap al kunnen optreden vanaf 45-jarige leeftijd.
•
De groei van het aantal ouderen heeft tot gevolg dat het accent van de zorg gaat verschuiven. Nu is de aandacht gericht op het arbeidsproces en integratiemogelijkheden in de wijk. In de toekomst zal dit verschuiven naar de zorg, het wonen en activiteiten, al dan niet gecombineerd.
•
Veel accommodaties binnen de intra- en semimurale instellingen zijn oorspronkelijk niet bedoeld voor ouderen, maar worden steeds meer aangepast aan de zorgvraag van de oudere cliënt. Instellingen zijn zich bewust van het steeds groeiende aantal ouderen en proberen zoveel mogelijk aanpassingen in de bestaande huisvesting door te voeren zodat aan de hulpvraag van de cliënt wordt voldaan.
•
De gezinsvervangende tehuizen en kleine woonvormen zijn onvoldoende berekend op ouder wordende verstandelijk gehandicapten. De tehuizen zijn gericht op het ontwikkelen en in stand houden van de vaardigheden en niet op het verplegen en verzorgen van cliënten. De ruimte voor hulpmiddelen schiet te kort. In veel voorzieningen worden de groepen verticaal samengesteld (jongeren en ouderen in één groep).
•
De vraag van zintuiglijk en lichamelijk gehandicapten naar ambulante zorg en deeltijd/ dagbehandeling heeft in de afgelopen jaren een sterke stijging laten zien. De verwachting is dat de stijging van de vraag naar deze vormen van zorgverlening zich zal voortzetten, mede door de toekomstige vergrijzing van de bevolking. Ook zal er rekening mee gehouden moeten worden dat
8
de capaciteit voor intensieve zorgbehoevende zintuiglijk en lichamelijk gehandicapten uitbreiding behoeft. •
Doordat de vraagontwikkeling van persoonsgebonden budget en extramurale zorg het afgelopen jaar aanzienlijk is gestegen moet er rekening gehouden worden met de groep die nu geen gebruik maakt van voorzieningen maar naarmate zij ouder worden daar wel gebruik van gaan maken.
•
In de toekomst dient rekening gehouden te worden met omkeerbaar en levensloopbesteding bouwen zodat de woonruimte voor iedere doelgroep geschikt is.
Literatuur College bouw ziekenhuisvoorzieningen, Voorzieningen voor zintuiglijk gehandicapten College bouw ziekenhuisvoorzieningen, Voorzieningen voor lichamelijk gehandicapten Evenhuis, H.M. Prof.dr. Moderne gezondheidszorg voor mensen met verstandelijke beperkingen. Want ik wil nog lang leven. 28-29 Kwartel, van der A.J.J. Brancherapport gehandicaptenzorg 1999-2000 Maaskant, M.A. e.a. Veroudering bij mensen met een verstandelijk handicap 1990. Sociaal Cultureel Planbureau. Rapportage gehandicapten 2000, veranderingen in de prevalentie van verstandelijk gehandicapten. Solinge, van H. Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut. Beperkte doorstroming in instelling voor verstandelijk gehandicapten augustus 1998. Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, Landelijke tabellen cliëntenregistraties 1999, 2001.
9