Nr. 2006-067
Houten, 8 mei 2006
Aan de gemeenteraad Onderwerp: Discussienotitie inzake het ambtsgebed
Aan de raad, Tijdens de bijeenkomst van het Seniorenconvent van 13 maart 2006 is van gedachten gewisseld over het ambtsgebed. Naar aanleiding van de recent ontstane discussie is tijdens de bijeenkomst van 4 april 2006 besloten de discussie hierover versneld te voeren. Afgesproken is dat aan de hand van een notitie van de burgemeester in de raad van 9 mei 2006 een korte discussie zal plaatsvinden waarin de fracties hun mening zullen weergeven. Deze discussie zal bepalen hoe in de toekomst met het ambtsgebed zal worden omgegaan. Historische achtergrond van het ambtsgebed Voor 1795 kenden alle openbare bestuurscolleges in ons land het ambtsgebed. Sinds de Franse Revolutie is een onoverzichtelijke situatie ontstaan, die na 1815 bij de komst van het Koninkrijk der Nederlanden voortduurde. In tal van openbare colleges werd het ambtsgebed weer e ingevoerd, maar niet overal. Vervolgens is het in de loop van de 19 eeuw onder invloed van modernisme en liberalisme hier en daar weer afgeschaft. In 1950 werd het ambtsgebed nog in 624 van de toen 997 gemeenten en in zes provincies gehanteerd. Opvallend is dat het ambtsgebed in de naoorlogse periode in 92 gemeenten opnieuw is ingevoerd. Dit was een direct gevolg van de emancipatie van het christelijke volksdeel in ons land. De laatst bekende inventarisatie dateert van 1979. Uit een enquête bleek dat 474 van de toen 815 gemeenten het ambtsgebed hanteerden en evenals vier provincies. Bekend is dat sindsdien in diverse gemeenten het ambtsgebed is afgeschaft. In veel gevallen is deze afschaffing het gevolg geweest van het wegvallen van een confessionele meerderheid in raden. Ook is bekend dat het ambtsgebed bij collegevorming naast andere zakelijke kwesties onderdeel was van het onderhandelingsproces en als gevolg daarvan ook in diverse gemeenten sneuvelde. Het komt overigens ook regelmatig voor dat een niet-confessionele meerderheid de gevoelens van de christenen respecteert en het ambtsgebed gehandhaafd blijft. Recente cijfers zijn echter niet beschikbaar. Er zijn varianten met zowel een ambtsgebed aan het begin als aan het eind van de vergadering; er zijn ook gemeenten die een ambtsgebed alleen aan het begin kennen en geen slotgebed. In 1950 en in 1979 kende circa ¾ van de gemeenten zowel een begin als een slotgebed; ¼ slechts een begingebed. Kerkelijke betekenis van het ambtsgebed Over oorsprong en betekenis van het ambtsgebed bestaan diverse misverstanden. Het ambtsgebed is strikt gezien een vaste formule die door de voorzitter van de raad namens die raad wordt uitgesproken. Hij doet dat niet als privé-persoon. In het ambtsgebed wordt vaak de hulp ingeroepen van God en wordt de wens uitgesproken dat goede besluiten worden genomen. Bidden daarentegen is een persoonlijke handeling, een persoonlijke geloofsband tussen de bidder en degene die hij aanbidt. Het ambtsgebed is ook geen “gebed” in letterlijke zin. Een bestuurscollege als de gemeenteraad kan niet bidden.
Een ambtsgebed is niets meer of minder dan een proclamatie, een uitspraak, een getuigenis, die niet door alle leden van het bestuurscollege behoeft te worden onderschreven, maar die uitspraak kan wel van dat bestuurscollege als collectief uitgaan. Het is eerder een publiek verzoek. Het is zeker geen verzameling particuliere uitspraken van 27 raadsleden; het is een collegiale erkentenis van de soevereiniteit van God. Het ambtsgebed wordt uitgesproken namens het collectief, waaraan niet een bepaalde gemeenschappelijke geloofsovertuiging van de individuele leden aan ten grondslag hoeft te liggen. Overigens hoeft geen enkel raadslid het ambtsgebed mee te bidden; het is niet bedoeld als persoonlijk gebed, maar is een proclamerende uitspraak van de raad als geheel. De burgemeester leest het als voorzitter van de raad als ware het een formulier voor. Een individueel lid kan het daarmee eens of oneens zijn. Men neemt dus niet aan een gebed deel. (Dat is ook de reden dat de raadsvoorzitter met het raadslid de heer A. Mouahbi de afspraak heeft gemaakt dat hij –gezien zijn principiële bezwaren tegen het ambtsgebed- pas in de vergadering komt na voorlezing van het ambtsgebed en aan het eind de vergadering verlaat voor het voorlezen van het slotgebed. Een raadslid kan persoonlijk niet gedwongen worden aan bepaalde activiteiten deel te nemen als dat in strijd is met zijn geweten.) Op basis van deze oorsprong is het in de christelijke visie geen alternatief om een ogenblik stilte bij de aanvang van een vergadering te houden om degenen die dat wensen de gelegenheid te geven voor een stil en persoonlijk gebed. Dit soort gebeden kan men ook thuis bidden en dat zullen diverse confessionele bestuurders ook nu al doen. Een ogenblik stilte vervangt in ieder geval niet de proclamatie van het bestuursorgaan. Het is aan de raad zelf om (bij meerderheid van stemmen) om te bepalen of er een ambtsgebed dient te worden uitgesproken. Bij dit soort besluiten hoort een minderheid zich uiteraard neer te leggen. De formele positie van het ambtsgebed Tot 2002 kwam de tekst van het ambtsgebed letterlijk voor in het Reglement van orde voor de raad. Dat oude ambtsgebed dateerde uit de jaren zestig. Uw huidige raadsvoorzitter voelde al wat langer de behoefte aan een wat meer aan de hedendaagse tijd aangepaste redactie. Met het oog op deze actualisatie is bij de vaststelling van het nieuwe Reglement van orde in 2002 de letterlijke tekst van het ambtsgebed al uit het reglement geschrapt. Artikel 14 derde lid bepaalt nu nog slechts dat na de opening en sluiting van de vergadering de voorzitter een ambtsgebed voorleest. Daarbij is dus een zekere vrijheid voor de voorzitter geïntroduceerd voor wat betreft de concrete tekst. De afgelopen periode is overleg gepleegd met het plaatselijke pastoresconvent. Uit dit overleg is een nieuwe versie voor zowel het aanvangs- als het slotgebed voortgekomen, die in maart 2006 met instemming van het Seniorenconvent is ingevoerd. Het pastoresconvent heeft hierbij onder meer aandacht besteed aan het draagvlak van het ambtsgebed; de nieuwe redactie is zodanig dat ook raadsleden met een andere dan de christelijke geloofsovertuiging zich hierin kunnen herkennen. Zoals hiervoor reeds aangegeven, is het al of niet hanteren van een ambtsgebed een onderdeel van democratische besluitvorming. De raad kan derhalve besluiten artikel 14 derde lid te laten vervallen. Met het oog op de gevoeligheid van het onderwerp is het wel verstandig hier een goede discussie over te laten plaatsvinden, alvorens besluiten te nemen. Deze notitie voorziet hierin.
Eventuele alternatieven Bij discussies over het ambtsgebed worden diverse alternatieven gesuggereerd. De meest genoemde zijn: het openen en sluiten zonder ambtsgebed (het afschaffen van het ambtsgebed); het volstaan met een begingebed; een korte stilte na de opening (gelegenheid geven voor een stil en persoonlijk gebed); het voorlezen van de rechten van de mens uit de Universele Verklaring van de VN; het (roulerend) voorlezen van de grondrechten uit de Grondwet; een gebed van gelovigen buiten de raadszaal in een zaal apart (om hiermee de scheiding kerk en staat vorm te geven). Zoals uit de hiervoor beschreven kerkelijke achtergrond van het ambtsgebed mag blijken, zijn varianten als een korte stilte of een gebed buiten de raadszaal geen alternatieven waarin confessionele bestuurders zich zullen herkennen. Het voorlezen van de grondrechten uit Grondwet of uit de Universele Verklaring van de VN Is van een geheel ander karakter dat het ambtsgebed en zal in confessionele kring zeker niet als alternatief worden gezien. Het volstaan met een begingebed en het laten vallen van het slotgebed is een reëel compromis; vanuit het pastoresconvent bestaat een voorkeur voor beide, maar een oproep aan het begin van de vergadering komt nog steeds tegemoet aan de bedoelingen van het ambtsgebed. Voorstel Conform de afspraken in het Seniorenconvent wordt voorgesteld aan de hand van deze discussienotitie in de raadsvergadering van 9 mei 2006 meningen en opvattingen over het ambtsgebed uit te wisselen.
De burgemeester,
C.H.J. Lamers
Bijlagen die voor de leden van de raad ter inzage liggen op de gebruikelijke wijze: Meegezonden bijlagen bij dit voorstel: Tekst oude en nieuwe ambtsgebed gemeente Houten.
Tekst oude en nieuwe ambtsgebed gemeente Houten
Tekst nieuw ambtsgebed Houten 2006
Begingebed God, bron van wijsheid en gerechtigheid, Nu wij als plaatselijke overheid zijn samengekomen, vragen wij U: Schenk ons wijsheid en geduld bij het nemen van onze besluiten. Verlevendig in ons een diep besef van onze verantwoordelijkheid en laat onze arbeid de werkelijke belangen van onze gemeente Houten bevorderen. Amen.
Eindgebed God, Nu wij van hier gaan, vragen wij U: wees met ons en met onze gemeente. Wilt U ons leiden in het uitvoeren van de besluiten die genomen zijn en laat al ons werk dienstbaar mogen zijn aan het welzijn van onze gemeenschap. Amen.
Tekst oude ambtsgebed Houten
Begingebed Almachtige God, Wij belijden geheel van u afhankelijk te zijn en vragen u, wil ons uw zegen schenken in deze vergadering en onze beraadslaging besturen, opdat onze besluiten mogen strekken tot uwe eer en ter bevordering van de belangen dezer gemeente. Amen. Eindgebed
Almachtige God, Wil uw zegen schenken aan ons werk, opdat de genomen besluiten en gehouden besprekingen mogen strekken tot uwe eer en tot bevordering der belangen van deze gemeente. Amen.
Nr. 2006- 067 De raad van de gemeente Houten heeft het voorstel van de burgemeester van 8 mei 2006, nr. 2006-067 gelezen en besluit;
-Om lid 3 van artikel 14 van het “Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad” te schrappen
Dit is besloten in de openbare vergadering van de raad op 4 juli 2006.
De raad van de gemeente Houten, de griffier,
de voorzitter,
E.A. Scholten-Quispel
C.H.J. Lamers