Nr. 35 van de agenda 2002 van Provinciale Staten van Overijssel Aan Provinciale Staten onderwerp Provinciaal arbeidsmarktbeleid.
datum: 20 augustus 2002 kenmerk: EMT/2002/2618
De behandeling van dit stuk is gepland voor de vergadering van de: – Adviescommissie Werk voor iedereen + bereikbaar Overijssel op 2 oktober 2002 om 9.30 uur. Behandeling in de vergadering van Provinciale Staten op 30 oktober 2002. Bijlagen: I. Ontwerpbesluit nr. 35 - I (bijgevoegd) II. ‘Participatie vraagt om werk’, nota Arbeidsmarktbeleid provincie Overijssel 2003-2006 (te raadplegen via het Stateninformatiesysteem - SIS-kenmerk PS/2002/361) Bijlagen zijn op te vragen via e-mail ‘
[email protected]’ (ook indien deze niet beschikbaar zijn via het SIS).
1. SAMENVATTING De huidige regering stelt in het sociaal-economisch beleid arbeidsparticipatie centraal. Versterking en uitbreiding van de mogelijkheden voor mensen om deel te nemen aan het arbeidsproces en te kunnen participeren in de samenleving is de essentie van sociaal-economisch beleid. Daartoe wordt een activerend arbeidsmarktbeleid gevoerd, waarbij gemeenten en UWV (Uitvoering Werknemersverzekeringen) de verantwoordelijkheid, de ruimte en de middelen krijgen voor het voeren van een activerend reïntegratiebeleid. Zij krijgen de beschikking over één ongedifferentieerd, flexibel vrij besteedbaar reïntegratiebudget. Inzet van gesubsidieerde banen, zoals de In- en Doorstroombanen voor maatschappelijke dienstverlening blijft vooralsnog mogelijk. Met uitvoeringsorganisaties zullen prestatieafspraken worden gemaakt. Vanuit de optiek van het provinciaal arbeidsmarktbeleid wordt hiermee nog eens onderstreept: de ingezette lijn met de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, ofwel de SUWI-structuur, waarbij een grote rol is weggelegd voor gemeenten en UWV. Hierdoor dient de provincie haar nietformele taak ten aanzien van het arbeidsmarktbeleid opnieuw te bezien en vooral na te gaan in hoeverre er door middel van samenwerking met de organisaties vertegenwoordigd in de Regionale Platforms Arbeidsmarkt (waaronder gemeenten en werkgevers- en werknemersorganisaties) een koers kan worden gevaren die daadwerkelijk faciliterend is aan het regionale arbeidsmarktbeleid. Daarnaast kan gedacht worden aan samenwerking en/of uitwisseling van informatie tussen provincies en andere sociaal-economische organisaties actief in dit speelveld. Een van de elementen die kan bijdragen aan het versterken van de regionale economische structuur en het beter functioneren van de arbeidsmarkt is het verhogen van de arbeidsparticipatie gelet op de vergrijzing in de komende jaren. Het gaat dan in het bijzonder om de groepen niet-uitkeringsgerechtigden (herintreders/stille reserves), kansarme en risicogroepen (allochtonen en jongeren) en ouderen. Het vinden van personeel met de juiste opleidingskenmerken blijkt in Overijssel meer problematisch te zijn, dan elders in Nederland1. Onontbeerlijk hiervoor is inzicht in de kwalitatieve aspecten van de regionale arbeidsmarkt, met andere woorden de match tussen vraag en aanbod en de daarbij behorende opleiding. Van essentieel belang is dus de schakeling tussen onderwijs en arbeidsmarkt en/of werkgelegenheid. Een vereiste hiervoor is het verbeteren van de transparantie van de regionale arbeidsmarkt. Onder het provinciaal arbeidsmarktbeleid gaat het om projecten die extern worden uitgevoerd en die de provincie Overijssel initieert en faciliteert. Van belang vanuit de optiek van de provincie is dus niet alleen meer naar de aanbodzijde van de arbeidsmarkt te kijken, maar vooraal ook aandacht te hebben voor de vraagzijde en de sectoren. 1
ECORYS-NEI Regionale en Stedelijke Ontwikkeling, Rotterdam, juli 2002.
2 Alleen op die manier kan worden gewerkt aan het verhogen van de algehele arbeidsparticpatie in Overijssel. Bijzondere aandacht blijft nodig voor laagopgeleiden, die nog niet over een voldoende startkwalificatie beschikken. 2. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING Met de intrekking van het ‘Beleidskader Banenplan Overijssel 1998-2002’ in oktober 2001 hebben Provinciale Staten vastgesteld, dat het gevoerde arbeidsmarktbeleid dient te worden heroverwogen daar het nationale arbeidsmarktbeleid structureel is gewijzigd. Tegelijkertijd werden nieuwe beleidsaccenten voor 2002/2003 aangegeven en is door Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten toegezegd bij de voorbereiding van de begroting 2003 te komen met aanzetten voor een nadere bepaling van het provinciaal arbeidsmarktbeleid. Het onderwerp provinciaal arbeidsmarktbeleid is diverse malen aan de orde geweest in de Adviescommissie Werk voor iedereen + bereikbaar Overijssel. Daarnaast is er met RPA Twente en RPA IJssel-Vecht contact geweest over de ontwikkeling van het regionale arbeidsmarktbeleid en de daarbij voorgestane samenwerking tussen de provincie en de RPA’s. Ook projecten van andere organisaties op sociaaleconomisch terrein kunnen worden gefaciliteerd, mits zij daadwerkelijk bijdragen aan het bereiken van de verwoorde doelstellingen. De faciliterende rol van de provincie – voornamelijk gericht op de aanbodkant van de arbeidsmarkt – is structureel en organisatorisch sterk gewijzigd, daar gemeenten en UWV over eigen middelen beschikken om uitvoering te geven aan het terrein van Werk en Inkomen. Dit neemt niet weg dat aanvullend beleid vanuit de provincie een positieve en effectieve rol kan vervullen voor een goed functioneren van de regionale arbeidsmarkt. De provinciale overheid heeft belangrijke taken – onder andere ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en economisch structuur-beleid – die alle qua randvoorwaarden invloed hebben op diverse onderdelen van de arbeidsmarkt. Er is derhalve sprake van wisselwerking tussen beleidsvelden. Kernpunten in het provinciaal economisch beleid zijn dan ook de stimulering van de economische ontwikkeling en de groei van de arbeids-participatie. In een arbeidsmarkt, waar de match tussen vraag naar en aanbod van arbeid een grotere rol gaat spelen is er alleszins reden na te gaan, waar de rol van de provincie ligt en hoe en welke bijdrage de provincie Overijssel kan leveren aan een betere werking van de regionale arbeidsmarkt. 3. ONDERDELEN PROVINCIAAL ARBEIDSMARKTBELEID Doelstelling van het provinciaal arbeidsmarktbeleid blijft het voorkomen en terugdringen van (langdurige) werkloosheid, alsmede het goed functioneren van de regionale arbeidsmarkt te bevorderen in samenwerking met gemeenten, Regionale Platforms Arbeidsmarkt en overige organisaties op sociaal-economisch terrein. Het provinciaal arbeidsmarktbeleid is primair faciliterend van aard en legt de komende jaren (2003-2006) prioriteit bij het verhogen van de arbeidsparticipatie in Overijssel. Er zijn twee lijnen, waarlangs dit provinciaal arbeidsmarktbeleid bijeen kan worden gebracht, namelijk: I. het verhogen van de arbeidsparticipatie van specifieke doelgroepen, waaronder: niet-uitkeringsgerechtigden (herintreders, stille reserves), kansarme en risicogroepen (allochtonen en jongeren) en ouderen, door het wegnemen van belemmeringen voor de toetreding tot de arbeidsmarkt en het verminderen of voorkomen van (langdurige) werkloosheid; II. optimalisering aansluiting vraag naar en aanbod van arbeidskrachten. Instrumenten die daarvoor worden ingezet zijn het regionale arbeidsmarktinformatiesysteem en het faciliteren en ontwikkelen van projecten in samenwerking met de regionale arbeidsmarktplatforms. Primair betreft het (sector)projecten vanuit de vraagzijde van de regionale arbeidsmarkt met als doel daarbij tegelijkertijd knelpunten in het aanbod – waar mogelijk – op te lossen. Op welke wijze vindt uitvoering plaats van dit beleid. In de eerste plaats gaat het daarbij om projectsubsidies ‘Functioneren arbeidsmarkt’. Deze zijn, zoals voornoemd, onder te verdelen in projecten vanuit de vraagzijde van de arbeidsmarkt en daarnaast betreft het medefinanciering van projecten gericht op directe of indirecte toeleiding van specifieke doelgroepen naar de arbeidsmarkt. Uitdrukkelijk zal worden gezocht naar combinaties van de twee genoemde elementen. Ten tweede, het verbeteren van de transparantie van de arbeidsmarkt. Met deze middelen – ingezet ten behoeven van het onder andere met andere partijen ontwikkelen van een regionaal arbeidsmarktinfor-
3 matiesysteem – wordt een gerichte bijdrage geleverd aan het oplossen van knelpunten tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Het doel hiervan is het inzichtelijk maken van de toekomstige knelpunten (zowel kwalitatief en kwantitatief) op de korte en middellange termijn, zodat gerichter uitvoering kan worden gegeven aan de regionale arbeidsmarkt. Het provinciaal arbeidsmarktbeleid is verwoord in de nota en zet – kort samengevat – in op de volgende thema’s: 1. trendstudies (regionale) arbeidsmarktontwikkeling (hoofdzakelijk het in samenwerking met de RPA’s (laten) ontwikkelen van het arbeidsmarktinformatiesysteem); 2. verbetering afstemming arbeidsmarkt-(beroeps)onderwijs (in samenwerking met de RPA’s en de eenheid Zorg en Cultuur ontwikkelen en uitvoeren van beleid op dit terrein); 3. oplossen knelpunten in de personeelsvoorziening (door middel van subsidies uit de provinciale arbeidsmarktmiddelen stimuleren, faciliteren en initiëren van projecten die meehelpen knelpunten op te lossen); 4. versterken provinciale rol (onder andere: bestuurlijke rol in de RPA’s; stimuleren van initiatieven ter verbetering van functioneren arbeidsmarkt via kanaal RPA’s; het zorgdragen voor een effectieve afstemming danwel informatie-uitwisseling tussen beleidsmedewerkers arbeidsmarkt van de provincies). Op grond van een goed functionerend arbeidsmarktinformatiesysteem, kan het beleid in 2003 zo nodig worden aangevuld, met inachtneming van het dan geldende collegeprogramma. Zoals vermeld in het ECORYS-NEI-rapport blijkt het vinden van personeel met de juiste opleidingskenmerken in Overijssel meer problematisch te zijn dan in de rest van Nederland. Bovendien ligt het opleidingsniveau van de niet-werkende werkzoekenden in Overijssel lager dan het gemiddelde in Nederland. De verdeling naar sectoren wijkt in Overijssel af ten opzichte van andere provincies in Nederland, in die zin dat de industrie nog relatief sterk is vertegenwoordigd. Dit kan zowel een sterkte als een zwakte zijn voor de toekomstige ontwikkeling in de regio. Dit betekent dat de komende jaren vooral inzet moet plaatsvinden op integratie en interactie met andere beleidsvelden. Economie (onder andere via de (beleids)dimensies innovatie en stimulering van regionale bedrijfsontwikkeling) en arbeidsmarkt zijn immers zeer nauw met elkaar verweven. Daarnaast zijn – in algemene zin – onderwijs en scholing belangrijk voor zowel de inzetbaarheid van de (potentiële) beroepsbevolking als voor het productieve vermogen van werkenden. 4. FINANCIËLE MIDDELEN Voor de uitvoering van het provinciaal arbeidsmarktbeleid zijn in de begroting voor 2003 circa € 1.473.000,-- aan programmakosten opgenomen. Gezien het vorenstaande en het belang dat de provincie hecht aan het goed functioneren van de regionale arbeidsmarkt als een van de pijlers van haar sociaaleconomisch beleid kan de provincie deze niet-onbelangrijke taak adequaat blijven vervullen. 5. VOORSTEL Wij stellen u voor – overeenkomstig het bijgevoegde ontwerpbesluit – het provinciaal arbeidsmarktbeleid voor de komende jaren vast te stellen. Gedeputeerde Staten van Overijssel, voorzitter, G.J. JANSEN griffier, H.A. TIMMERMAN
4
5 Bijlage I Ontwerpbesluit nr. 35 - I
Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 20 augustus 2002, kenmerk EMT/2002/2618, met betrekking tot het provinciaal arbeidsmarktbeleid; besluiten: 1. Het provinciaal arbeidsmarktbeleid vast te stellen, waarbij de komende jaren (2003-2006) prioriteit wordt gelegd bij het verhogen van de arbeidsparticpatie in Overijssel; in het bijzonder gericht op specifieke doelgroepen, waaronder niet-uitkeringsgerechtigden (herintreders en stille reserves), kansarme en risicogroepen (allochtonen en jongeren) en ouderen; 2. (sector)projecten te initiëren en faciliteren, die primair uitgaan van de vraagzijde van de regionale arbeidsmarkt en tegelijkertijd ondersteunend zijn aan voornoemde doelgroepen om knelpunten op de regionale arbeidsmarkt meehelpen op te lossen; 3. in samenwerking met gemeenten, Regionale Platforms Arbeidsmarkt en andere organisaties op sociaaleconomisch terrein – op basis van het arbeidsmarktinformatiesysteem – toekomstige knelpunten op de arbeidsmarkt inzichtelijk te maken. Hierdoor kunnen gerichter instrumenten worden ingezet ten behoeve van de schakeling tussen onderwijs en arbeidsmarkt en/of werkgelegenheid. Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
Participatie vraagt om werk! Nota Arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006 van de provincie Overijssel
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
2
Inhoudsopgave
Pag.
Samenvatting 3 Inleiding
4
Hoofdstuk 1 Arbeidsmarktontwikkelingen
6
1.1 De landelijke trends op de arbeidsmarkt 1.2 1.3 1.4
Groei werkgelegenheid, werkgelegenheidsstructuur, beroepsbevolking, arbeidsparticipatie Werkloosheid, arbeidsongeschiktheid Hogere kwaliteitseisen en inzetbaarheid
Hoofdstuk 2 Gewijzigde structuur als gevolg van het SUWI-dossier 2.1 2.2 2.3
6 7 9 10 11
Structuur Uitvoering Werk en Inkomen Raad voor Werk en Inkomen Rol van de Regionale Platforms Arbeidsmarkt
11 11 11
Hoofdstuk 3 Arbeidsmarktbeleid inhoud en uitvoering tot heden
13
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Vraagzijde Aanbodzijde Match van vraag en aanbod Fondsen; Europees, nationaal Rolverdeling bij de uitvoering
Hoofdstuk 4 Provinciaal arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006 4.1 4.2 4.3
Doelstelling arbeidsmarktbeleid Provinciale rol en beschikbare instrumenten Organisatie van de uitvoering
Hoofdstuk 5 Thema”s en actiepunten 5.1 5.2
Thema”s van het arbeidsmarktbeleid Voorgenomen activiteiten
13 14 16 16 17 18 18 19 20 21 21 24
Tot slot
27
Bijlage 1: geraadpleegde bronnen
28
3
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Samenvatting
Met de intrekking van het “Beleidskader Banenplan Overijssel 1998-2002” in oktober 2001 hebben Provinciale Staten vastgesteld, dat het gevoerde arbeidsmarktbeleid dient te worden heroverwogen daar het nationale arbeidsmarktbeleid structureel is gewijzigd, waardoor tevens de rol van de provincie is veranderd. Dit neemt niet weg dat aanvullend beleid vanuit de provincie een positieve en effectieve rol kan vervullen voor een goed functioneren van de regionale arbeidsmarkt. Er is dus alleszins reden na te gaan, waar de rol van de provincie ligt en hoe en welke bijdrage de provincie Overijssel kan leveren aan een betere werking van de regionale arbeidsmarkt. Het vinden van personeel met de juiste opleidingskenmerken blijkt in Overijssel meer problematisch te zijn, dan elders in Nederland. Onontbeerlijk hiervoor is inzicht in de kwalitatieve aspecten van de regionale arbeidsmarkt, met andere woorden de match tussen vraag en aanbod en de daarbij behorende opleiding. Ofwel de schakeling tussen onderwijs en arbeidsmarkt en/of werkgelegenheid. Doelstelling van het provinciaal arbeidsmarktbeleid blijft het voorkomen en terugdringen van (langdurige) werkloosheid, alsmede het goed functioneren van de regionale arbeidsmarkt te bevorderen in samenwerking met gemeenten, Regionale Arbeidsmarkt Platforms en overige organisaties op sociaal-economisch terrein. Het gaat er derhalve om de regionale economie te versterken door een bijdrage te leveren aan een goed werkende arbeidsmarkt: gericht op zowel volledige werkgelegenheid als een adequate personeelsvoorziening. Het provinciaal arbeidsmarktbeleid is primair faciliterend van aard en legt de komende jaren (2003 - 2006) prioriteit bij het verhogen van de arbeidsparticipatie in Overijssel. Er zijn twee lijnen, waarlangs dit provinciaal arbeidsmarktbeleid bijeen kan worden gebracht, namelijk: 1) het verhogen van de arbeidsparticipatie van specifieke doelgroepen (waaronder: nietuitkeringsgerechtigden (herintreders, stille reserves), kansarme- en risicogroepen (allochtonen en jongeren) en ouderen); 2) optimalisering aansluiting vraag naar en aanbod van arbeidskrachten. Instrumenten die daarvoor worden ingezet zijn het regionale arbeidsmarkt informatiesysteem en het faciliteren en ontwikkelen van projecten in samenwerking met de regionale arbeidsmarktplatforms. Primair betreft het (sector)projecten vanuit de vraagzijde van de regionale arbeidsmarkt met als daarbij tegelijkertijd knelpunten in het aanbod - waar mogelijk - op te lossen. Het beleid wordt inhoud gegeven aan de hand van de geformuleerde thema”s. Op grond van een goed functionerend arbeidsmarktinformatiesysteem, kan het beleid in 2003 zo nodig worden aangevuld, met inachtneming van het dan geldende collegeprogramma.
4
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Inleiding Het is de afgelopen jaren goed gegaan met de werkgelegenheid in Nederland. Het landelijke en het regionale werkloosheidspercentage ligt relatief laag ten opzichte van de ons omringende landen. Het landelijke percentage van de beroepsbevolking dat officieel werkzoekend is schommelt rond de 2% en loopt thans iets op. Volgens de meest recente cijfers (van het Provinciaal werkgelegenheidsregister, BIRO) is de werkgelegenheid in de provincie in 2001 met 8.310 personen gestegen, iets hoger dan het landelijk gemiddelde. De economische groei in 2001 was voor Overijssel 1,1% ten opzichte van het landelijke gemiddelde 1,4%. In de periode 1995-2000 was dit respectievelijk 3,4 % en 3,7 %. Provincie Overijssel doet het tot nu toe dus relatief gezien goed. De vraag naar arbeid in bepaalde sectoren, zoals de zorg en het onderwijs, blijft niettemin groot en in deze sectoren zijn er dan ook problemen met de werving van voldoende, geschikt, personeel. De landelijke Raad Werk en Inkomen (RWI) - het overlegorgaan van vertegenwoordigers van werkgever, werknemers en gemeenten - signaleert in haar eerste beleidskader de nodige knelpunten op de landelijke arbeidsmarkt. Het arbeidsmarktbeleid heeft de afgelopen 20 jaar min of meer geheel in het teken gestaan van de werkloosheidsbestrijding. Terecht, want het niet hebben van werk belemmert mensen in hun maatschappelijk functioneren. En nog steeds is de werkloosheid - relatief gezien - hoog, indien dit wordt bekeken vanuit het perspectief hoe groot de groep mensen is in Nederland, die niet actief is op de arbeidsmarkt. Arbeidsmarktbeleid is echter breder dan alleen aanbodversterking. Aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt en tegelijkertijd in de match tussen werkgever en werknemer zitten de nodige fricties. Wat zou helpen deze op te lossen is oog te hebben voor het versterken van de relatie tussen het onderwijs en de aansluiting ervan op de arbeidsmarkt. Om daarmee - in de toekomst - op een adequate wijze tegemoet te kunnen komen aan de personeelsproblematiek - in bijvoorbeeld de zorgsector - gelet op de vergrijzende samenleving en de verwachte schaarste aan goed opgeleid personeel. De uitvoeringsstructuur van het arbeidsmarktbeleid is geheel veranderd. Via de weg van prestatieafspraken is er een regierol weggelegd voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hierbij worden het middel van financiële prikkels richting gemeenten niet geschuwd. De gelden van het Europees Sociaal Fonds worden centraal verdeeld, waarbij nu alle gemeenten aanvragen kunnen indienen. Bovendien is het karakter van de ingezette middelen veranderd. In belangrijke mate is er sprake van een accentverlegging naar het voeren van een preventief arbeidsmarktbeleid. Organisaties in onze provincie zullen met uitstekende plannen moeten komen om financiering van arbeidsmarktprojecten te realiseren. Provincie Overijssel kan hierbij een initiërende en regisserende rol spelen. Daarnaast moeten wij alert zijn dat landelijke middelen in voldoende mate worden ingezet voor het oplossen van de regionale problematiek.
5
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Feit is overigens dat de provincie in het arbeidsmarktbeleid geen formele rol heeft, zoals de Centra voor Werk en Inkomen (CWI), gemeenten en Uitvoering Werknemersverzekeringen (UWV). De provincie beschikt echter over belangrijke taken die invloed hebben op diverse onderdelen van de arbeidsmarkt. De taken op het terrein van welzijn en zorg hebben bijvoorbeeld invloed op het wegnemen van belemmeringen voor bepaalde groepen mensen om aan het arbeidsproces deel te nemen. Ook de gevolgen van het infrastructuurbeleid en verkeer en vervoer hebben hun uitwerking op keuzes die werknemers maken. Een van de kernpunten in het provinciaal economisch beleid is de stimulering van de economische ontwikkeling en de groei van de arbeidsparticipatie. De provinciale overheid heeft, zoals gezegd, belangrijke taken op onder andere het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en het economisch structuurbeleid, wat invloed heeft op de regionale en lokale ontwikkeling en op de condities, waaronder het bedrijfsleven werkt. Kortom in een arbeidsmarkt, waar “matching” (hoe komt en vraag naar arbeid en aanbod van arbeid het best bij elkaar) een grotere rol gaat spelen, is er alleszins reden na te gaan, waar onze rol ligt en welke bijdrage de provincie Overijssel kan leveren aan een betere werking van de regionale arbeidsmarkt. Dat is het doel van deze nota. Daartoe worden in hoofdstuk 1 ontwikkelingen en trends op de arbeidsmarkt weergegeven. Hoofdstuk 2 gaat in op de gewijzigde structuur als gevolg van het SUWIdossier. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de stand van zaken van het arbeidsmarktbeleid op nationaal en provinciaal niveau. In hoofdstuk 4 worden het doel en onze rol ten aanzien van het arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006 weergegeven. Dit mondt in hoofdstuk 5 uit in thema’s en acties van de provincie in de komende jaren.
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
6
Hoofdstuk 1 Arbeidsmarktontwikkelingen Telkens blijkt dat ontwikkelingen op de (regionale) arbeidsmarkt moeilijk zijn te voorspellen, omdat diverse factoren hun invloed hebben. Internationale ontwikkelingen, de invloed van technologie in zijn algemeenheid, maatschappelijke veranderingen rondom zorg en arbeid, vergrijzing en ontgroening et cetera hebben veel invloed op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De situatie in Nederland en uiteraard ook die van de provincie Overijssel wordt in een open economie direct beïnvloed door deze verschillende ontwikkelingen. Ondanks deze onzekerheid is niettemin een aantal trends waarneembaar, die voor een geheel andere arbeidsmarktsituatie zullen zorgen. Dit hoofdstuk bestaat uit de volgende onderdelen: De landelijke trends op de arbeidsmarkt Groei werkgelegenheid, werkgelegenheidsstructuur en beroepsbevolking, participatie Werkloosheid, arbeidsongeschiktheid Hogere kwaliteitseisen en inzetbaarheid 1.1
De landelijke trends op de arbeidsmarkt
Aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt zijn de volgende ontwikkelingen zichtbaar:1 • De werkgelegenheid zal in de komende jaren veel minder toenemen dan in de afgelopen jaren het geval is geweest. Die afname zal het sterkst zijn in die sectoren, die in verband met hun conjunctuurgevoeligheid de afgelopen jaren de sterkste groei kenden. Hierdoor bestaat tevens het risico dat er een uitstoot plaatsvindt van vooral die werknemers die, vaak bij gebrek aan beter gekwalificeerden, op de top van de conjunctuur zijn binnengehaald. • Door de toenemende complexiteit en functionele flexibilisering van arbeid vereisen dezelfde beroepen en functies geleidelijk aan meer capaciteiten en daarmee een steeds hoger opleidingsniveau. • De kansen op werk zullen daardoor bij veel functies afnemen voor ongeschoolden en andere werkzoekenden, waarvoor een lage productiviteitsperceptie bij werkgevers geldt. • Moeilijk vervulbare vacatures zullen zich de komende jaren meer gaan concentreren op de niveaus op en vanaf MBO-niveau. • Het aantal vacatures zal in de komende jaren afnemen. Toch zal het aantal knelpunten in de vacturevervulling groot blijven vanwege een daling in de vrijwillige baanmobilitieit, door verscherping van de functie-eisen en door tekortkomingen in de kwalificaties van een deel van het arbeidsaanbod. • Voor hogere opleidingsniveaus zullen kwantitatieve tekorten blijven gelden, terwijl voor laaggeschoolden vooral de kwalitatieve aansluiting tussen vraag en aanbod problemen in de vacaturevervulling zal veroorzaken. De aanbodzijde van de arbeidsmarkt laat het volgende beeld zien:
1
Bron: RWI, Beleidskader Werk en Inkomen, april 2002
7
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
• De beroepsbevolking is in de afgelopen jaren sterk gegroeid. Dit is het gevolg van de groei van de bevolking in de leeftijdscategorie van 15 tot en met 64 jaar. De oorzaak hiervan is vooral de groei van de arbeidsparticipatie geweest, waarbij tweederde van de groei voor rekening van vrouwen kwam. • De beroepsbevolking zal in de jaren tot 2006 nog met 1,1% per jaar groeien. Deze verwachting is vooral gebaseerd op de toenemende arbeidsparticipatie van verschillende groepen. • De arbeidsparticipatie zal minder snel groeien door vergrijzing, verzadiging op de hogere opleidingsniveaus en enige ontmoediging van het arbeidsaanbod door de afnemende arbeidsmarktperspectieven. • Een belangrijke manier om tot een hogere arbeidsparticipatie te komen is een verhoging van het opleidingsniveau: de netto arbeidsparticipatie is vooral sterk toegenomen in de hogere opleidingscategorieën. De ruimte voor meer participatie zou daarmee vooral zitten bij de lagere opleidingscategorieën; de vraag naar lager opgeleiden neemt echter af. • Veel werklozen met een werkloosheidsuitkering zoeken om verschillende redenen geen werk, ook al zijn ze formeel daartoe verplicht. Daarnaast zijn veel werklozen niet verplicht werk te zoeken. • Vermindering van het ziekteverzuim is een belangrijke mogelijkheid om te komen tot vergroting van het arbeidsaanbod. • Voorkomen is beter dan genezen. Daarbij mag dit preventieve beleid de reïntegratie van het huidige WAO-bestand - gelet op het potentiële arbeidsaanbod binnen dat omvangrijke bestand - niet buiten beeld brengen. • De werkloosheid is de afgelopen jaren ook onder minderheden sterk gedaald. De afstand op de arbeidsmarkt van deze groep is in termen van participatie echter groter dan uit de werkloosheidscijfers blijkt. • Jongeren profiteren op de arbeidsmarkt vaak als eersten van een aantrekkende economie. Daarentegen ondervinden zij ook snel de gevolgen van een omslag in de conjunctuur. Na jaren van een sterke daling dreigt de jeugdwerkloosheid daarom weer op te lopen. 1.2
Groei werkgelegenheid, werkgelegenheidsstructuur en beroepsbevolking
Groei (regionale) werkgelegenheid Op basis van de BIRO-cijfers is het aantal werkzame personen in 2001 gegroeid met 8.310 ten opzichte van 2000, een stijging met circa 1.7%. Opvallend is daarbij dat het aantal parttime werkzame personen niet groeide, terwijl dat de afgelopen jaren wel het geval was Deze werkgelegenheidsontwikkeling ligt positief ten opzichte van het landelijk gemiddelde. De groei vond met name plaats in de niet-commerciële dienstverlening. De komende jaren blijft de verwachting dat knelpunten in de aansluiting van vraag en aanbod van arbeid optreden. Verwacht wordt dat als gevolg van de steeds verdergaande toename van opleidingseisen binnen beroepsgroepen, er minder vraag zal zijn naar lager opgeleiden en relatief gezien meer naar hoger opgeleiden. Tegelijkertijd wordt verwacht dat het aanbod van hoger opgeleiden achterblijft bij de baanopeningen voor hoger opgeleiden. De grootste knelpunten waar het hoger opgeleiden betreft worden verwacht bij de handel, zakelijke dienstverlening, gezondheidszorg, onderwijs en overheid.
8
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Het aantal vacatures op landelijk niveau is de afgelopen jaren sterk gegroeid als gevolg van de groei van de werkgelegenheid. In juni 2000 bereikte het aantal openstaande vacatures met 218.000 een ongekend hoogtepunt. In het derde kwartaal van 2001 werd voor het eerst een daling van het aantal vacatures zichtbaar. De stand kwam uit op 171.000. Het overgrote deel van de vacatures bevindt zich op het middenniveau van de markt.
Per de peildatum 1 april 2002 (CWI - Oost Nederland) waren er 15.369 ingediende vacatures in Overijssel over de periode van de laatste 12 maanden, het aantal openstaande vacatures bedroeg 3.033, waarvan 1.040 langer dan drie maanden openstond. Op basis van ECORYS-NEI rapport werd (bron: CBS) voor 22% van de vacatures een opleidingsniveau van HBO- of WO verlangd in Overijssel (vergelijkbaar met het landelijke cijfer). Het aandeel geregistreerde werklozen met een opleiding op dit niveau bedraagt echter nog geen 10%. De percentages van 32% en 40%, MAVO/VBO respectievelijk HAVO/VWO/MBO zijn vergelijkbaar met de landelijke cijfers. Overigens behoort in Overijssel ongeveer 25 % van de geregistreerde werklozen tot de categorie met een opleiding op niveau basisonderwijs. Landelijk ligt dit percentage op 6%. Werkgelegenheidsstructuur De traditionele sectoren, zoals industrie (20%) , niet-commerciële dienstverlening (29.7%) en de bouw (7,4%) zijn in Overijssel overtegenwoordigd. Het aantal functies in de landbouw en visserij neemt gestaag af. Daarnaast neemt het relatieve belang van de banen in voedingsindustrie, vervoer en communicatie af. De dienstverlenende sector is nog steeds ondervertegenwoordigd vergeleken bij andere provincies. In 2001 groeide de zakelijke dienstverlening volgens de BIRO gegevens met 4 %. De algemene verwachting is echter dat in 2002 de werkgelegenheid in de dienstensector slechts in beperkte mate zal stijgen. Beroepsbevolking, arbeidsparticipatie Het aantal mensen in de leeftijd 15 tot 65 jaar (de potentiële beroepsbevolking) bedraagt in Overijssel in 2000 718.000 personen. Het aantal personen dat tot de beroepsbevolking kan worden gerekend stijgt. De werkzame beroepsbevolking stijgt nog sneller, tot 456.000. Zowel beroepsbevolking als aantal werkzame personen in Overijssel groeide in de periode 1993 - 2000 sneller dan gemiddeld in Nederland. Daarmee is een steeds groter deel van de Overijsselse bevolking werkzaam. Dit is de netto participatiegraad. Gaat het om de bruto arbeidsparticipatie dan is het inclusief mensen die actief zoekende en beschikbaar zijn. De netto participatie in Twente is met 61% lager dan in Noord- en Zuidwest-Overijssel, waar particpatiegraden gelden van respectievelijk 63% en 67%. De netto participatiegraad bedroeg in Nederland in 2000 65%. De groei is vooral toegenomen bij mannen tussen 55 en 64 jaar en bij vrouwen tussen 35 en 44 jaar. De landelijke beroepsbevolking is in 2001 vooral toegenomen, doordat meer vrouwen zijn gaan werken. Etnische minderheden vormen een steeds groter deel van de bevolking van Nederland.
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
9
In 1998 behoorde 9% van de bevolking tot de minderheden. In 2015 zal dat zijn opgelopen naar 14%. In de vier grote steden neemt het aandeel minderheden toe van 28% naar 49% in 2015. Minderheden participeren minder op de arbeidsmarkt dan autochtonen. Niet alleen de netto participatie ligt lager. Ook de bruto participatie ligt ver beneden het niveau van de autochtonen. De werkloosheid onder minderheden ligt drie maal zo hoog als onder autochtonen, hoewel het beeld wisselt per etnische minderheidsgroep.2
1.3
Werkloosheid, arbeidsongeschiktheid
De vraag naar arbeid laat een afzwakkend beeld zien. Het aanbod van arbeid groeit nog wel in bepaalde sectoren, zoals de zorg en het onderwijs. Helaas moet worden geconstateerd dat - ondanks de positieve resultaten van de afgelopen jaren - in de provincie Overijssel nog steeds veel mensen van arbeid zijn buitengesloten. Dit is niet alleen een majeur sociaal probleem, maar ook een bedreiging voor de leefbaarheid en de economische basis in een gebied. Werkloosheidsbestrijding - met name de preventieve vorm ervan - blijft daarom landelijk een zeer hoge prioriteit houden, zowel vanuit sociaal als economisch gezichtspunt. Primair is dit een taak van gemeenten en UWV. Werkloosheid De provincie kent een groot aantal mensen dat - om wat voor reden dan ook - niet werkt. Ten opzichte van het landelijk gemiddelde valt de provinciale werkloosheid met gemiddeld 3% in 2000 in de provincie weliswaar mee, maar dit percentage verbleekt tegen bijvoorbeeld een werkloosheidspercentage op gemeentelijk niveau, van 8% in Deventer. Binnen de provincie zijn er dus aanzienlijke verschillen op gemeentelijk niveau. Niettemin waren er in Overijssel per 1 januari 2002 nog ruim 26.000 ingeschreven werklozen en 47% hiervan staat langer dan een jaar ingeschreven. Wat verder opvalt is dat 49% van deze groep valt in de leeftijdscategorie van 39 jaar en ouder. Hier binnen heeft de groep van 57,5-plussers een aandeel van 10%. Op basis van deze cijfers kan worden geconcludeerd dat het werklozenbestand behoorlijk van samenstelling verandert en daarbij tegelijkertijd vergrijst. De (langdurige) werkloosheid is in onze provincie daarom een aanhoudend en omvangrijk probleem. Zoals hiervoor al bleek, is er met name een tekort aan werk voor laaggeschoolden. Het opleidingsniveau van de niet-werkende werkzoekenden in Overijssel ligt lager dan het landelijk gemiddelde. Bijzondere aandacht blijft daarom nodig voor laaggeschoolden die niet over een voldoende startkwalificatie beschikken. Arbeidsongeschiktheid Na een aantal jaren van afname is er sinds 1996 weer sprake van een toenemende instroom van uitkeringsgerechtigden wegens arbeidsongeschiktheid. Die toename kan niet volledig worden verklaard door de toename van de beroepsbevolking. Daarbinnen is 2
Sociale nota 2002
10
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
wel een aantal verschuivingen opgetreden, dat het toenemende arbeidsongeschiktheidspercentage zou kunnen verklaren. Het arbeidsongeschiktheidsrisico is het grootste bij vrouwen en bij ouderen en deze categorieën maken een groeiend deel uit van de beroepsbevolking. Arbeidsongeschiktheid wil niet zeggen: afgeschreven voor de arbeidsmarkt. Ruim een op de vijf WAO-gerechtigden werkt. De weg naar de WAO begint met ziekteverzuim. Voorkomen van WAO-instroom begint dan ook met een goed verzuimbeleid. Onderzoek naar de mogelijkheid van reïntegratie van zieken en arbeidsgehandicapten, leert dat de beste kansen voor een succesvolle interventie liggen in de eerste maanden na uitval wegens ziekte.3 Stroomt men onverhoopt toch de WAO in, dan stroomt nog altijd 31% binnen een jaar weer uit. Daarna neemt de herstelkans snel af. Na twee jaar is de uitstroom wegens herstel vrijwel nihil.4
3 4
Bruinsma, H. & Jongh, H. de. (2000). Werkenden in de WAO. ESB 85, nr. 4244, p. 164 LISV. (2001) Ontwikkeling arbeidsongeschiktheid. Jaaroverzicht WAO, WAZ en Wajong 2000.
11
1.4
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Hogere kwaliteitseisen en inzetbaarheid
Onder de noemer van “employability” streven arbeidsorganisaties naar een grotere inzetbaarheid voor hun medewerkers nu en in de toekomst. Taken veranderen, de vereiste kennis en vaardigheden worden naar boven bijgesteld en dat betekent dat medewerkers zich moeten ontwikkelen om ook in de toekomst van waarde te zijn voor de organisatie. Via scholing, training, loopbaanbeleid, competentie-management e.d. wordt de inzetbaarheid verhoogd. Het upgraden van het personeelsbestand is daarom een belangrijk doel, zeker tegen de achtergrond, dat Overijssel beslist geen voorsprong heeft wat het scholingsniveau betreft (zie paragraaf 1.3). Bovendien verlaten jongeren de regio voor een studie aan een universiteit of hogeschool en daarna zoekt een deel van die hoger opgeleiden hun emplooi elders, daar de opleiding niet of minder goed aansluit bij de beschikbare vacatures in Overijssel. In de samenvatting van het Sociaal-economisch beleid 2002-2006 van de SER wordt als een van de elementen voor het vergroten van het aanpassingsvermogen van de arbeidsmarkt genoemd: het serieus inhoud geven aan een “levensloopbewust beleid”, waardoor werk, zorg en scholing beter kunnen worden gecombineerd. Verwacht wordt dat bij een goede vormgeving en uitvoering van dit beleid de inzetbaarheid van de (potentiële) beroeps-bevolking flink kan worden verbeterd, zodat een (extra) participatiewinst - vooral van vrouwen en 55-plussers - valt te bereiken en de productiviteit per werkende kan verbeteren. Later dit jaar brengt de SER hierover een advies uit met de titel “Een leven lang leren voor en door (potentieel) werkenden”.
12
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Hoofdstuk 2 Gewijzigde structuur arbeidsmarktbeleid als gevolg van SUWI-dossier 2.1.
Structuur Uitvoering Werk en Inkomen
De uitvoeringsstructuur van het arbeidsmarktbeleid is geheel veranderd. Een sterke regierol is weggelegd voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Het ministerie van SZW schuwt daarbij het middel van financiële prikkels richting - vooral de grote - gemeenten niet. Belangrijke taken op basis van de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (Wet SUWI) zijn weggelegd voor de Centra voor Werk en Inkomen (CWI), gemeenten en het UWV. Het nieuwe zit hem hierbij vooral in de veel strikter aangebrachte verantwoordelijksverdeling van de taken op het terrein van de uitvoering van het arbeidsmarkt- en reïntegratiebeleid. Vooral de verantwoordelijkheid van gemeenten bij de arbeidstoeleiding is fors toegenomen. De administratieve intake voor een uitkering of anderszins vindt plaats in het CWI, maar de beoordeling of een cliënt in aanmerking komt voor een uitkering en de reïntegratie van de cliënt op de arbeidsmarkt is een verantwoordelijkheid van de gemeente of de UWV. Waar het reïntegratie zelf betreft, deze wordt vervolgens uitbesteed aan contractpartijen, de reïntegratiebedrijven. 2.2
Raad voor Werk en Inkomen
De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) is opgericht. De RWI is het overlegorgaan van vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gemeenten. Voor het eerst in de geschiedenis schoven gemeenten aan bij de traditionele sociale partners in deze nieuwe Raad. De beleidsvoorstellen van de RWI zijn niet vrijblijvend voor de partijen die in de Raad zijn vertegenwoordigd, noch voor degenen aan wie de adviezen zijn gericht. Begin april heeft de RWI haar eerste beleidskader gepubliceerd. Het beleidskader bevat voorstellen aan de minister van SZW over het te voeren beleid rondom werk en inkomen. De RWI ziet twee hoofddoelstellingen voor het arbeidsmarkt- en reïntegratiebeleid: • bevorderen van werkgelegenheid en arbeidsdeelname; • bestrijden van ziekteverzuim, werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid. 2.3
Rol Regionale Platforms Arbeidsmarkt
Voorts zijn de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid (RPA) geïntroduceerd om boven lokale regie te voeren op arbeidsmarkt- en sociaal zekerheidsbeleid. Voor de inhoudelijke en bestuurlijke facilitering van de RPA”s heeft het SUWI Steunpunt themagroepen in het leven geroepen die een concrete uitwerking geven aan vraagstukken waar de RPA”s tegenaan lopen. Dit zijn onder andere: regionale arbeidsmarktinformatie, het totstandbrengen van samenwerkingsverbanden met andere regionale bestuurlijke samenwerkingsverbanden, het totstandbrengen van samenwerking rond de reïntegratie van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, zoals gehandicapten en gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Vanuit de bestaande praktijk (“best practices”) willen de themagroepen inzicht geven in hoe een aantal succesvolle projecten tot stand is gekomen, binnen welke netwerken en
13
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
welke organisaties/belangen daarbij een positieve rol hebben gespeeld. Dit zou de RPA’s kunnen helpen bij het kiezen van hun partners bij het uitstippelen van beleid. Aandachtspunt hierbij is dat de RPA’s zich op dit moment in een (start)fase van visie- en beleidsontwikkeling bevinden. Daarbij kunnen de RPA’s natuurlijk leren van goede voorbeelden die er om hen heen plaatsvinden, beter is het nog dit leerproces direct te faciliteren door henzelf na te laten denken over de taakopvattingen, instrumenten en werkwijze van het eigen RPA. Niet alleen het RPA bevindt zich in een ontwikkelstadium, dit geldt eveneens voor de veranderingstrajecten waarin de andere deelnemende organisaties (met name CWI , gemeenten en UWV) zich bevinden. Velen zijn nog “in reorganisatie” of zoekende naar de nieuwe rolinvulling in het SUWI-speelveld. Eén van de belangrijkste veranderingen in de nieuwe bestuursstructuur van SUWI is derhalve, dat de rol van sociale partners - werkgevers en werknemers -, die (nog) cruciaal was bij de inrichting van de Arbeidsvoorzieningstructuur in 1991, maar ook bij de uitvoering van de werknemersverzekeringen, anno 2002 is uitgehold. De sociale partners hebben thans alleen nog bestuursverantwoordelijkheid in de (adviserende) RWI en RPA’s. SUWI legt de sturing over de structuur van werk en inkomen neer bij de overheid. Minder polder en meer regie vanuit het Rijk en de gemeenten. Overige belanghebbenden, waar-onder sociale partners, maar ook scholingsorganisaties, provincies e.d. kunnen een rol vervullen wanneer zij in staat zijn effectief samen te werken. In tegenstelling tot de Arbeidsvoorzieningsstructuur, die veel meer wettelijk was ingekaderd, is bij de RPA’s veel meer sprake van een organisch groeimodel, waarbij regionale partijen van onderop tot regie moeten komen over regionale vraagstukken. De vrijblijvendheid is tamelijk groot. De gemeenten hebben daarbij het voortouw, zoals wettelijk is verankerd in artikel 23 van de SUWI-wet. Die vrijblijvendheid kan zowel een zwakte als een sterkte blijken te zijn. Immers indien de samenwerkende partijen hun goede wil tonen en elkaar vinden in dit overlegorgaan, dan kan er sprake zijn van een vruchtbare samenwerking, waarin bij de arbeidsmarkt betrokken partijen in de desbetreffende regio participeren, met als uiteindelijk doel te komen tot: afstemming van het regionale arbeidsmarktbeleid, coördinatie van de besteding van reïntegratiemiddelen en het bevorderen van een sluitende keten van dienstverlening. Welke rol is er nu weggelegd voor de provincie en andere sociaal-economische organisaties binnen het regionale arbeidsmarktbeleid. Zoals eerder vermeld, heeft de provincie geen formele taak op het terrein van het arbeidsmarktbeleid. Niettemin is de provincie actief op tal van andere beleidsterreinen, die vaak een voorwaardenscheppende functie vervullen voor de economische ontwikkeling en - bedrijvigheid in de regio. In de volgende hoofdstukken wordt hierop nader ingegaan.
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
14
Hoofdstuk 3
Arbeidsmarktbeleid: inhoud en uitvoering tot 2002
Om te bepalen, welke rol wij als provincie kunnen en willen spelen, is het van belang na te gaan wat de doelstelling en inhoud van het arbeidsmarktbeleid is en welke andere beleidsfactoren op dit terrein opereren. Om aan te geven welke feiten en waarnemingen (noties) ten grondslag liggen aan het in het volgende hoofdstuk geformuleerde provinciale beleid, worden bepaalde passsages vet gedrukt. Doel van het arbeidsmarktbeleid is het zodanig afstemmen van de vraag naar en het aanbod van personeel, dat sprake is van volledige werkgelegenheid en de bedrijven in hun personeelsbehoefte kunnen voorzien. In de meest ideale situatie heeft iedereen een baan en hebben de bedrijven en instellingen in hun personeelsbehoefte kunnen voorzien en beschik-ken zij daarmee over voldoende, geschikt, personeel. De institutionele structuur waar-binnen het arbeidsmarktbeleid wordt bestuurd en uitgevoerd is zeer sterk in beweging. De effectiviteit van het gevoerde arbeidsmarktbeleid moet worden verhoogd, want met name de groeisectoren binnen de economie hebben voldoende, geschikt, personeel nodig en voorts biedt het een unieke kans werklozen uit hun maatschappelijke isolement te halen. Zoals gezegd, is er naast het reguliere arbeidsmarktbeleid thans meer sprake van het voeren van een activerend en vooral preventief gericht arbeidsmarktbeleid. Arbeidsmarktbeleid kent drie componenten: • Maatregelen aan de vraagzijde • Maatregelen aan de aanbodzijde • Match van vraag en aanbod; een “bemiddelingssysteem” Vervolgens wordt kort ingegaan op de volgende punten. • Fondsen; Europees , nationaal • Rolverdeling bij de uitvoering 3.1
Vraagzijde
Door middel van maatregelen en faciliteiten in de financiële en fiscale sfeer verlaagt de rijksoverheid de arbeidskosten en probeert daarmee de vraag naar arbeid te stimuleren. Werkgevers worden daardoor geprikkeld meer laaggeschoolden in te schakelen, door bijvoorbeeld taken te splitsen of bepaalde werkzaamheden uit te voeren die anders blijven liggen. Door de in hoofdstuk 1 geschetste ontwikkelingen verandert de vraag naar arbeid. Door medewerkers blijvend te scholen kan de inzetbaarheid worden gewaarborgd en kunnen zij in functieniveau stijgen. Door deze opwaartse mobiliteit ontstaan aan de onderkant van de arbeidsmarkt vacatures, waarop nieuwe instroom kan plaatsvinden.
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
15
Met name het midden- en kleinbedrijf is tot dusverre de motor van de economie geweest en vooral dit segment zal veel moeten investeren in de kwaliteiten van het personeel. De personele kwaliteit in de zakelijke dienstverlening is een van de belangrijkste succesfactoren. Scholing en training hebben daarom een hoge prioriteit. Door de kleinschaligheid van de bedrijven in het MKB, hebben deze bedrijven vaak te weinig organiserend vermogen. Bovendien moeten nieuwe initiatieven de strijd aan met de dagelijkse productiedruk. Aan de andere kant is het aanbod van scholing niet altijd op de vraag toegesneden. Een sector als het MKB heeft dan ook de behoefte aan maatwerk. Scholing van werkenden wordt daarmee een van de hoogste prioriteiten in het arbeidsmarktbeleid en het moderne personeelsbeleid. 3.2
Aanbodzijde
In het activerende arbeidsmarktbeleid zijn grofweg drie dimensies te onderkennen: beleid gericht op het bestrijden van langdurige werkloosheid preventief beleid gericht op het voorkomen van langdurige werkloosheid beleid gericht op een blijvende inzet van werkenden Instrumenten die hierbij worden ingezet zijn: • het creëren van extra banen in de gesubsidieerde sfeer: Instroom- Doorstroombanen (ID-banen); werkervaringsplaatsen en detacheringen (WIW) en begeleid en beschermd werken (WSW) • het reïntegreren van arbeidsgehandicapten (REA) • arbeidsmarktgerichte scholing en training van werkzoekenden • sociale activeringsprogramma”s, als opstap naar arbeid of scholing • het gebruiken van de uitkeringsbeslissing en -verstrekking als hefboom naar werk • het scholen van niet of niet-voldoende gekwalificeerde werkenden De overheid streeft naar een situatie waarin voor nieuwe werklozen een sluitende aanpak bestaat, dat wil zeggen dat voor elke nieuwe werkloze een trajectplan wordt gemaakt, dat zo snel mogelijk moet leiden tot doorstroming naar reguliere scholing of een (gesubsidieerde) baan. Het gevaar bestaat dat relatief veel middelen op landelijk niveau naar de sluitende aanpak worden gesluisd, hetgeen ten koste kan gaan van de inzet van middelen voor langdurig werklozen. Vooral in de grote steden, waar relatief gezien nog steeds veel langdurig werklozen zijn vertegenwoordigd, zal een blijvende inzet moeten plaatsvinden ten behoeve van deze groep. Overheidsbeleid gericht op de aanbodzijde van de arbeidsmarkt bestaat uit: -
De relatie onderwijs- arbeidsmarkt
Het onderwijs wordt gestimuleerd hun opleidingsprogramma’s optimaal af te stemmen op de behoefte van de arbeidsmarkt. Voorwaarde daarvoor is een intensieve relatie met het bedrijfsleven en de werkgevers in de non-profitsector. Een groot probleem vormen de vroegtijdig schoolverlaters, die daardoor onvoldoende gekwalificeerd zijn. Door een preventieve aanpak zal de overheid en het onderwijs deze uitval moeten voorkomen.
16
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Veel moet worden gedaan om jongeren een goede startkwalificatie te geven. De grote steden kennen een goede infrastructuur van onderwijsinstellingen, maar veel opgeleiden verlaten de stad vanwege onvoldoende vraag naar hun kwaliteiten of in verband met vervolgopleidingen die niet worden aangeboden. -
Het reïntegreren van uitkeringsgerechtigden
Op basis van wetgeving (WSW, WIW, REA) worden maatregelen getroffen om werklozen weer in het reguliere - of gesubsidieerde arbeidsproces op te nemen. -
Het flexibiliseren van arbeidsinzet
In aanvulling op het algemeen arbeidsmarktbeleid is er flankerend beleid, dat ingrijpt op de arbeidsmarktpositie van bijvoorbeeld vrouwen, zoals de maatregelen om arbeid en zorg beter te kunnen combineren. Flexibelere arbeidsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Werkgevers en werknemers zullen de inzet van personeel op een meer flexibele wijze moeten organiseren. Bijvoorbeeld flexibele werktijden bieden meer mogelijkheden voor onderlinge afspraken en door meer deeltijdbanen kunnen met name vrouwen langer in het arbeidsproces blijven. Naast specifiek beleid voor herintredende vrouwen is er ook specifiek beleid gericht op etnische minderheden. De regering heeft als emancipatiedoelstelling om de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen tot 65% in 2010. In de intentieverklaring is als doelstelling gesteld om tot en met 2005 70.000 herintredende vrouwen te bemiddelen naar de arbeidsmarkt. In het eerste jaar van de intentieverklaring moet 15% van de groep herintredende vrouwen behoren tot de groep etnische minderheden. Daarna wordt bezien of dit percentage moet worden bijgesteld.5 -
Het verhogen van de arbeidsparticipatie van ouderen
De arbeidsparticipatie kan worden bevorderd door meer mensen te laten toetreden op de arbeidsmarkt. Een andere mogelijkheid is het voorkomen van uitstroom. Daarbij kan naast de categorie moeders met jonge kinderen worden gedacht aan de oudere werknemers. Tussen 1990 en 2000 is landelijk de netto participatiegraad van mannen van 55 tot 64 jaar toegenomen van 42% naar 48%.6 Voor vrouwen in die leeftijdsklasse was de toename van 11% naar 20%. Voor mannen is er weliswaar sprake van een verbetering, maar 48% is in vergelijking met de leeftijdscategorie eronder (88% voor de mannen van 45 tot 54 jaar) nog altijd erg laag. Doordat de participatie van de “jongere ouderen” van 50 tot 54 jaar niet meer stijgt, wordt gevreesd dat de arbeidsdeelname van ouderen gaat stabiliseren in plaats van verder toenemen.7 De regering is dan ook van oordeel dat mensen langer moeten doorwer-ken.Via fiscale maatregelen, het bevorderen van CAO-afspraken en een leeftijdsbewust personeelsbeleid worden de mensen aangespoord langer door te werken.
5
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 27 223, nr. 23 Arbeidsmarktbeleid etnische minderheden 2000-2003, Sociale nota 2002 7 Beer, P.T. de. (2001). Ouderen blijven steeds langer werken. ESB 86, nr 4311, p 460,462 6
17
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Inzet moet plaatsvinden op een intensief beleid, gericht op het voorkomen van voortijdige uitstroom van ouderen en vrouwen (inclusief de groepen behorende tot de minderheden).
3.3
Match van vraag en aanbod; bemiddelingssystemen
Om vraag en aanbod bij elkaar te brengen is een privaat - en publiek bemiddelingssysteem opgezet. De arbeidsmarkt kent een groot aantal private intermediairs, zoals uitzendbureaus, werving- en selectiebureaus, loopbaanadviseurs, etc. Ook de reïntegratiemarkt kent specialistische bedrijven die via trajectbegeleiding, coaching en dergelijke werkzoekenden aan een baan proberen te helpen. In de publieke sfeer is het Centrum voor Werk en Inkomen het loket waar werkzoekenden, maar ook schoolverlaters of werkenden terecht kunnen vragen over werk of inkomen (uitkering). In het UWV zijn de vijf voormalige uitvoeringsinstellingen (waaronder GAK, Cadans enz.) samengevoegd. De reïntegratie-activiteiten zijn daarvan afgesplitst en onder de werking van de markt gebracht. Ook gemeenten dienen een beroep te doen op marktpartijen bij een groot deel van de uitvoering van haar taken in het kader van het arbeidsmarktbeleid. Ter ondersteuning van het regionale arbeidsmarktbeleid zijn er (zie paragraaf 2.3)de Regionale Platforms Arbeidsmarkt opgericht. In Overijssel zijn er twee RPA’s, de RPA IJssel-Vecht en RPA Twente. Deventer is opgenomen in het RPA Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Zutphen). 3.4
Fondsen; Europees, nationaal
In het verleden is het Europees Sociaal Fonds een belangrijke financieringsbron van arbeidsmarktprojecten geweest. Thans is een nieuw programma - doelstelling 3 - gestart dat een looptijd heeft van 2000 - 2006. Er worden ruime middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van een activerend arbeidsmarktbeleid. Weliswaar is de start aarzelend geweest, dit neemt niet dat het een zeer belangrijke aanvullende financieringsbron vormt voor het algemeen en specifieke arbeidsmarktbeleid in Nederland. Behalve het ESF-3, waarin € 1.750,-- miljoen tot 2006 is te verdelen zijn er ook de meer regionale Europese programma’s, zoals Interreg IIIa en Leader+ Oost Nederland, die in Overijssel worden uitgevoerd en(co-)financieringsbron kunnen zijn voor een zeer gevarieerd geheel aan projecten. Een goede wisselwerking is gewenst tussen projecten die raakvlakken hebben met de onderscheiden thema’s van de regionale arbeidsmarkt. Op deze wijze kan tegemoet worden gekomen aan de eis van co-financiering en het beschikbaar stellen van nationale middelen. Onze inzet is erop gericht hieraan te kunnen voldoen.
18
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Gemeenten beschikken over Fondsen Werk en Inkomen, waarmee uitvoering wordt aan haar taken op het terrein van Werk en Inkomen. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verdeelt deze middelen. De Raad Werk en Inkomen voert een eigen subsidieregeling uit, waar naast werkgevers en ook branches en sectoren een beroep op kunnen doen. In 2002 kan de RWI voor € 90,- miljoen aan subsidieaanvragen op basis van de Stimuleringsregeling Vacaturevervulling door Werklozen en met werkloosheid bedreigde Werknemers (SVWW). O&O fondsen Het bedrijfsleven financiert in de eigen sector of branche de zogeheten O&O-fondsen (Opleiding- en Ontwikkelingsfondsen) Deze fondsen beschikken over gelden afkomstig uit de arbeidsvoorwaardenruimte, die ingezet kunnen worden voor het opzetten van projecten die bijdragen aan de arbeidsmarktsituatie in de eigen sector. Het bedrijfsleven vormt via de O&O-fondsen een belangrijke partner bij het ontwikkelen van projecten zowel aan de vraag- als de aanbodkant. 3.6
Rolverdeling bij de uitvoering
Hierover is al iets gezegd in paragraaf 3.3. Gemeenten en UWV hebben een sterke uitvoeringsrol en drukken daarmee een grote stempel op de uitvoering van Werk en Inkomen en tegelijkertijd op het lokale arbeidsmarktbeleid. De regie wordt sterk bepaald door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De provincie heeft in dit kader geen formele rol. Gezien de veranderde situatie waarbij niet alleen meer aandacht van belang is voor de aanbodkant, maar thans ook de vraagkant van de arbeidsmarkt belangrijker wordt - zowel kwalitatief als kwantitatief - heeft de provincie ook een verantwoordelijkheid. De provinciale activiteiten hebben zich tot op heden inderdaad gericht op het mogelijk maken van projecten die vrijwel alle direct gericht waren op medefinanciering van maatregelen nagenoeg uitsluitend gericht op de aanbodzijde van de arbeidsmarkt. In het volgende hoofdstuk wordt hierop nader ingegaan.
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
19
Hoofdstuk 4
Provinciaal arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Provincie Overijssel vervult al jaren een taak in het arbeidsmarktbeleid in de provincie. Tot voor kort ging het daarbij in het bijzonder om: facilitering door de provincie van uitvoeringsprojecten die de arbeidsmarkttoeleiding beogen van langdurig werklozen. Deze doelstelling beperkte zich met name tot de werkloosheidsbestrijding. Nog steeds behoeven specifieke doelgroepen extra aandacht. Inmiddels is er echter door de invoering van de SUWI-structuur dusdanig veel gewijzigd, dat aandacht vrijwel uitsluitend gericht op de aanbodkant niet meer toereikend is en minder noodzakelijk is geworden, daar de gemeenten en de UWV en Centra voor Werk en Inkomen deze grotendeels voor hun rekening nemen. Daar er zich in de personeelsvoorziening in bepaalde sectoren problemen (aan de vraagkant) voordoen en daarbij tegelijkertijd de match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt knelpunten blijft vertonen, moet deze doelstelling dus worden bijgesteld. 4.1
Doelstelling arbeidsmarktbeleid
Wij willen als provincie Overijssel in de periode 2003 - 2006: Het voorkomen en terugdringen van (langdurige) werkloosheid, alsmede het goed functioneren van de arbeidsmarkt bevorderen in samenwerking met Regionale Platforms Arbeidsmarkt, gemeenten en overige organisaties op sociaal-economisch terrein. Het gaat er derhalve om de regionale economie te versterken door een bijdrage te leveren aan een goed werkende arbeidsmarkt: gericht op zowel volledige werkgelegenheid als een adequate personeelsvoorziening. Een tweezijdig doel derhalve. Enerzijds bijdragen aan een situatie waarin voor alle mensen die willen werken een zinvolle baan beschikbaar is en anderzijds een bijdrage aan de beschikbaarheid van kwalitatief en kwantitatief voldoende personeel voor het bedrijfsleven. Want als het gebiedsdeel Overijssel in staat is het bedrijfsleven van goed opgeleid en gemoti-veerd personeel te voorzien, dan hebben wij een sterke concurrentiepositie ten opzichte van andere regio’s. Immers, in de toekomst is de slag om goed personeel en kennis een van de doorslaggevende factoren voor de economische ontwikkeling en bedrijvigheid in een regio. Dit betekent dat wij op alle drie de onderdelen van het arbeidsmartkbeleid actief moeten zijn. Vraagkant
faciliteren van (sector)projecten vanuit de vraagzijde van de regionale arbeidsmarkt
Aanbodkant: de arbeidsparticipatie van specifieke doelgroepen te verhogen, waaronder niet-uitkeringsgerechtigden (herintreders en stille reserves), kansarme- en risicogroepen (allochtonen en jongeren) en ouderen. Het faciliteren van projecten gericht op deze doelgroepen, waar mogelijk in combinatie met
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
20
eerstgenoemde projecten. Matching:
hoe komt vraag en aanbod het best bij elkaar: door een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de transparantie van de arbeidsmarkt door het
samen met de RPA’s ontwikkelen van een provinciebreed arbeidsmarktinformatiesysteem. Daar er dan meer geprognotiseeerde gegevens ter beschikking komen - onder andere over de vraagkant van de regionale arbeidsmarkt in de periode tot 2006 en over de daarbij in de toekomst wenselijk geachte competenties - kunnen hierdoor gerichter instrumenten worden ingezet ten behoeve van de schakeling tussen onderwijs en arbeidsmarkt en/of werkgelegenheid. De provincie heeft geen formele taak op het terrein van arbeidsmarktbeleid. Daarom zal, gelet op ons takenpakket, de nadruk meer dan voorheen worden gelegd op de vraagkant van de arbeidsmarkt: economische ontwikkeling, faciliteren van het bedrijfsleven, informatie-voorziening, et cetera. Wij hebben als provincie politieke doelen en een takenpakket dat mogelijkheden biedt voor een actief arbeidsmarktbeleid. Daar de vraag naar arbeid grotere knelpunten gaat vertonen, zal een intensievere regie van de match tussen vraag en aanbod van arbeid noodzakelijk zijn. De provincie wil hierin een faciliterende en stimulerende rol in spelen. 4.2
Provinciale rol en beschikbare instrumenten
De beleidsdoelstelling, zoals hiervoor geformuleerd, kunnen door ons in een vijftal te onder-scheiden rollen uitgevoerd.
1. De rol van regisseur van het proces van beleidsintegratie en interactie met andere
2. 3. 4. 5.
beleidsvelden, zowel intern als extern (met name in de beleidssectoren economie, welzijn, cultuur en zorg). Met name in de richting van het bedrijfsleven kan deze rol een meerwaarde hebben. Wij moeten bedrijven laten zien dat door integratie van maatregelen de economische ontwikkeling verder wordt gestimuleerd. De rol van initiator van nieuwe maatregelen en ideeën om de werking van de regionale arbeidsmarkt te bevorderen. Daarbij zullen wij thema’s formuleren die voortkomen uit de arbeidsmarkt analyses en de te verwachten knelpunten. De rol van belangenbehartiger van de provincie, in de richting van de rijksoverheid, Europa, het bedrijfsleven, onderwijsinstellingen, etc. Het belang van de regionale dimensie van het arbeidsmarktbeleid neemt toe. De rol van projectfinancierder ten behoeve van werkgelegenheidsinitiatieven en experimenten; soms als enige financier, vaak als co-financier. De rol van informatieverstrekker aan belanghebbenden op dit beleidsterrein, in het bijzonder kan hierbij worden genoemd het stimuleren en faciliteren van de ontwikkeling van een provinciebreed arbeidsmarktinformatiesysteem.
Vanuit deze rollen kunnen verschillende activiteiten worden uitgevoerd. Daarbij worden steeds instrumenten ingezet.
21
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
22
De navolgende beschikbare instrumenten zijn te onderscheiden:
a) b) c) d)
Het beschikbaar stellen van eigen budget; het organiseren en beheren van externe budgetten, bijv. Europese fondsen; het voeren van overleg binnen bestaande gremia; uitbrengen van rapportages met als doel informatie-overdracht, -voorziening.
De uit te voeren arbeidsmarktactiviteiten zijn steeds wisselende combinaties van rollen en instrumenten. 4.3
Organisatie van de uitvoering
De uitvoering van ons arbeidsmarktbeleid heeft zowel een externe als een interne component. Met de externe uitvoering doelen we vooral op de afstemming met de partijen, zoals vertegenwoordigd in de Regionale Arbeidsmarkt Platforms als op het provinciale niveau. Intern betreft het de wijze waarop we de uitvoering in eigen huis hebben georganiseerd. Afstemming van het arbeidsmarktbeleid met de verschillende partijen binnen de provincie Overijssel achten wij van groot belang. De provincie is lid van het RPA IJssel-Vecht en RPA Twente. Deze RPA’s hebben de volgende samenstelling: gemeenten, sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisatie) CWI en UWV. De provincie is niet vertegenwoor-digd in het RPA Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Zutphen), maar ontvangt wel als lid van de RPA Adviesraad informatie over voorgenomen activiteiten. Zoals beschreven onder paragraaf 2.3 zijn de RPA’s nog volop in ontwikkeling. Daarnaast kan ook worden gedacht aan een wisselende vorm van samenwerkingsverbanden op regionale schaal, hetzij samen met andere provincies of met andere organisaties op sociaal-economisch terrein. Het provinciale arbeidsmarktbeleid zal als gevolg van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt de komende jaren meer worden bepaald door de vraagkant van de arbeidsmarkt. De activiteiten onder de noemer “Functioneren arbeidsmarkt” behoren tot de productgroep “Bevordering economische activiteiten” en zijn organisatorisch ondergebracht bij de Eenheid Economie, Milieu en Toerisme, Team Europese Programma’s en Arbeidsmarkt. Vanwege de raakvlakken met andere terreinen, zoals “Stimulering werkgelegenheid” en de portefeuilles welzijn en onderwijs zal onderling overleg en afstemming over activiteiten plaatsvinden. Het is niet onze taak als provincie zelf projecten uit te voeren. Wel kan de provincie, afhankelijk van de te stellen prioriteiten een initiërende, stimulerende, en waar mogelijke innovatieve rol spelen. De uitvoering van projecten geschiedt dus door derden. Jaarlijks wordt een jaarprogramma opgesteld. Voor de eerste maal voor de zomer van 2003 (betrekking hebbend op 2003 - 2004). Deze zal ter kennisneming worden aangeboden aan de provinciale statencommissie Werk voor Iedereen en Bereikbaar Overijssel.
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
23
Hoofdstuk 5 Thema’s en actiepunten 5.1
Thema’s van het arbeidsmarktbeleid
Op basis van de geschetste arbeidsmarktontwikkelingen en de hiervoor beschreven politiek-bestuurlijke doelstelling, zullen wij de komende jaren (2003- 2006) activiteiten ontwikkelen die vallen binnen een bepaald thema. Thema 1.
Trendstudies (regionale) arbeidsmarktontwikkeling.
Permanent zullen wij - vooral op basis van bestaande gegevensbronnen en studies - de ontwikkeling van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt - zowel landelijk als regionaal volgen en overleg voeren met belanghebbenden over de beleidsgevolgen van de gesignaleerde trends. Onderzoek en analyse naar ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn hierbij van belang. Reden te meer om samen met andere partijen een regionaal arbeidsmarktinformatiesysteem te (laten) ontwikkelen. Samenwerking met de partijen vertegenwoordigd in de RPA’s (RPA IJsselvecht en RPA Twente) is hierbij noodzakelijk. Sub 1 De transparantie van de Overijsselse arbeidsmarkt De arbeidsmarkt, ook die van Overijssel, wordt gekenmerkt door het feit dat vraag en aanbod niet of slechts in onvoldoende mate op elkaar aansluiten. Om de beide kanten van de arbeidsmarkt nu en in de toekomst zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht beter op elkaar te laten afstemmen, is bestaande informatie niet voldoende of ongeschikt. Prognoses over de in de toekomst vereiste competenties zijn niet beschikbaar. Het is daarom ook niet mogelijk beleidsmatig richting te geven aan de schakeling van werkgelegenheid en onderwijs en de wijze waarop de potentiële arbeidsreserve optimaal voor het goed functioneren van de arbeidsmarkt kan worden aangewend. Provincie en de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid hebben inmiddels het besluit genomen een provinciebreed informatiesysteem te ontwikkelen. Het systeem zal informatie moeten leveren over de ontwikkeling van vele opleidingstypen en beroepen c.q. beroepsgroepen op de korte - en middellange termijn. Ook zal het basisinformatie moeten leveren voor de regionale verdiepingsonderzoeken, die de Regionale Platforms zullen instellen voor het in de regio”s te ontwikkelen beleid. Stand van zaken Als gevolg van de hoge kosten die zijn gemoeid met de ontwikkeling van het systeem heeft de opdrachtverlening voor het onderzoek enige vertraging ondergaan. De opdrachtnemer zal nu via de weg van de EU-aanbesteding in beeld komen. Rekening houdend met de te volgen EU-aanbestedingsprocedure en de onderzoekstermijn zullen de eerste onderzoeks-resultaten in het tweede kwartaal van 2003 ter beschikking komen. Rondom de vaststelling van deze nota zal de beslissing inzake gunning aan het onderzoeksbureau actueel zijn of net afgerond zijn. Na het bekend worden van de opdrachtnemer zullen Statencommissie WIBO en Provinciale Staten daarover worden geïnformeerd.
24
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Sub 2 Het provinciaal werkgelegenheidsregister De arbeidsmarkt in Nederland wordt gevormd door vele lokale en regionale arbeidsmarkten. Vaak verschillen deze markten sterk van elkaar. Goede kennis en juiste informatie over de arbeidsmarkt zijn dan ook erg belangrijk om een bijdrage te leveren als het gaat om ontwikkelen van beleid en het meten van resultaten op die vele markten. Daarnaast wordt de regionale informatie steeds belangrijker door de veranderingen die plaatsvinden in de landelijke en regionale structuur van organisaties op het gebied van arbeidsmarkt en werkgelegenheid. Het Bedrijven- en Instellingenregister Overijssel, kortweg BIRO, wordt thans beter benut en levert voor een deel basismateriaal voor het arbeidsmarktinformatiesysteem en is ook ingezet voor het ontwikkelen van werkgelegenheidsprognose die door het ETIL (BV Economisch Technologisch Instituut Limburg) zullen worden gemaakt. In het najaar verschijnt dit rapport. Op basis hiervan zullen de RPA’s - die als trekker fungeren - de uitkomsten hiervan vertalen naar regionaal arbeidsmarktbeleid en uitvoering. Het BIRO brengt (bedrijfs)vestigingen waar werkgelegenheid is in kaart. Het BIRO is aangesloten bij de Stichting LISA, dat hetzelfde doel, maar dan landelijk, nasteeft, primair ten behoeve van onderzoek en beleid. Hierdoor kunnen ontwikkelingen op lokaal en regionaal gebied worden gevolgd. Bijvoorbeeld de ontwikkeling van man / vrouw / full- en parttime en uitzendkrachten. Daarnaast worden structuren op sector- of op bedrijfstakniveau in beeld gebracht. Ook biedt het register actuele informatie over omvang en ontwikkeling van openstaande vacatures naar branche of regio. Al deze informatie wordt jaarlijks geactualiseerd door middel van een omvangrijke enquête, waarvoor alle vestigingen met vijf of meer werkzame personen worden benaderd, van de overige vestigingen wordt een steekproef gehouden. Thema 2 Verbeteren afstemming arbeidsmarkt -(beroeps)onderwijs In het verlengde van het vorige thema is het van eminent belang dat er betere informatie beschikbaar komt over de toekomstige behoefte aan personeel en de kwalificaties waarover zij moeten beschikken om te voldoen aan de vraag van de werkgevers. Door de gegevens die uit het provinciebrede arbeidsinformatiesysteem ter beschikking komen zal het (beroeps) onderwijs de leergangen gerichter kunnen afstemmen op de toekomstige behoefte aan personeel en de kwalificaties die aan de vraagzijde worden verwacht. Daarnaast is blijvende scholing en upgrading van werkenden - “een leven lang leren” van essentieel belang, mede gelet op de te verwachte knelpunten als gevolg van de ontgroening-/ vergrijzingsproblematiek en de daarmee gepaard gaande arbeidskrapte in bepaalde sectoren. Ook hiervoor is een goede afstemming en samenwerking met het onderwijsveld en de werkgevers (-organisaties) nodig. Onderwijs en scholing zijn - in algemene zin - belangrijk voor zowel de inzetbaarheid van de (potentiële) beroepsbevolking als voor het productieve vermogen van werkenden.
25
Thema 3
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Oplossen knelpunten in de personeelsvoorziening
In de komende jaren zullen mede als gevolg van demografische ontwikkelingen knelpunten optreden in de personeelsvoorziening in vrijwel alle sectoren, zowel profit als non-profit. Het beschikbaar zijn van voldoende gekwalificeerd personeel is een van de meest cruciale factoren voor de regionaal economische ontwikkeling. Het bijdragen aan oplossingen voor dit probleem is een grote uitdaging voor de nabije toekomst. Het gaat hierbij niet alleen om de harde economische sectoren, maar ook om andere, zoals bijvoorbeeld de zorgsector. De provincie kan in samenwerking met de RPA’s een bijdrage leveren aan: • de her-, bij- of omscholing van werkenden in (met name) het MKB en de inbedding van scholingsstructuren in die sectoren, waarin daar nog minder aandacht voor is; • het samen met gemeenten, CWI, UWV en reintegratieorganisaties, stimuleren van de arbeidsdeelname van (langdurig) werkzoekenden en arbeidsongeschikten; • het verhogen van de arbeidsparticipatie van niet-uitkeringsgerechtigden (herintreders, stille reserves), kansarme- en risicogroepen (allochtonen en jongeren) en ouderen; • het verkennen van mogelijkheden van grensoverschrijdende arbeidsmarktprojecten bijvoorbeeld gericht op jongeren/vroegtijdig schoolverlaters - in het grensgebied met Duitsland; • het onderzoeken van mogelijkheden van elders in provincies met succes ingezette arbeidsmarktprojecten in bepaalde sectoren en deze waar mogelijk over te brengen naar deze regio en deze te koppelen aan Europese fondsen (waaronder Interreg IIIa of Leader + Oost Nederland). Van belang hierbij te noemen is het recentelijk aangekondigde onderzoeksvoorstel van de Raad Werk en Inkomen voor een project over de afstemming tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt specifiek gericht op de categorie werkzoekenden zonder uitkering. Voor deze groep geldt dat de mogelijkheden tot beleidsmatige beïnvloeding beperkt zijn. Voor het functioneren van de arbeidsmarkt is het niettemin van belang om meer informatie over deze groep te verkrijgen. Informatie over de wijze waarop werkzoekenden aan werk trachten te komen en de aanpak van bedrijven om nieuw personeel te werven, wordt jaarlijks opgeleverd door de CWI. In de CWI-onderzoeken is tot nu toe weinig aandacht besteed aan de werkzoekenden zonder uitkering. Onderzoek naar omvang, kenmerken en motieven van deze groep is gewenst. Een complicerende factor hierbij is de heterogeniteit binnen deze groep. Nagegaan wordt of mogelijkheden en wensen van werkzoekenden zonder uitkering aansluiten bij de vraag van werkgevers. Voor wat de vraagzijde van de arbeidsmarkt betreft wordt tevens aandacht geschonken aan de door de werkgevers ingeschatte risico’s van het werven onder deze doelgroep en de mogelijkheden om deze risico’s weg te nemen. Een voorbeeld van een project, waarvoor begin dit jaar subsidie uit de provinciale arbeidsmarktmiddelen verleend is het project “Groeibanen - Westermaat” in Hengelo. De essentie van dit project is langdurig werklozen geleidelijk en onder begeleiding in een baan te laten groeien. De begeleiding komt zowel van de gemeente als van de betrokken werkgever, die een werkplek in zijn bedrijf openstelt.
26
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
ETIL zal (zoals vermeld in thema 1, sub 2) in opdracht van de provincie Overijssel dit najaar een rapport met werkgelegenheidsprognoses publiceren; deze zijn tevens bouwstenen voor het arbeidsmarktinformatiesysteem.
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
27
Thema 4
Versterking provinciale rol
Door de centralisatie van het beleid op het terrein van werk en inkomen - de regierol van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - is het zoeken naar een nieuwe regionale rol van de provincie ingegeven vanuit een publiek belang. Iedere provincie en daarbinnen de deelregio’s kennen immers een eigen arbeidsmarkt, een structuur waarbij de bewoners qua werk vaak zijn aangewezen op grotere centra. Voor deze gebieden dient een maatwerkoplossing te worden gecreëerd die zich vertaalt in een gebiedsgerichte aanpak. Dat daarbij er een relatie is tussen arbeidsmarktbeleid (aanbodversterking/reïntegratie) en het beleid op het terrein van welzijn en zorg is evident. Dit geldt echter evenzeer voor andere terreinen: het economische beleid (vestigingsbeleid, acquisitie, sectorbeleid) en de infrastructuur (verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening). Versterking van de provinciale rol kan ook plaatsvinden door elders in het land met succes ingezette projecten te verbreden naar andere provincies en/of gemeenten. Bijvoorbeeld het project WerkWijzer uit Breda - destijds geinitieerd vanuit de Provincie NoordBrabant - , dat als thema heeft de arbeidsparticipatie van ouderen en zich richt op 45-plussers, waarvoor een EUQAL-subsidie is toegekend om het over te brengen naar andere gebiedsdelen in Nederland. Tevens hangt hiermee samen de Taskforce Ouderen, een initiatief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Als vervolg hierop is in voorbereiding het projectvoorstel 45+ vrouwen in de zorg, regio Twente (initiatief van RPA Twente).De Taskforce Ouderen organiseert dit najaar een conferentie over dit onderwerp gecombineerd voor Overijssel en Gelderland. 5.2 Voorgenomen activiteiten Wij zullen de thema’s de komende jaren inhoud geven met een aantal concrete activiteiten met gebruikmaking van wisselende combinaties van rollen en instrumenten. Hieronder worden de voorgenomen activiteiten per thema weergegeven. Thema (1) Voorgenomen activiteiten____________________________ 1.Trendstudies arbeidsmarktontwikkeling / informatieverstrekker aanverwante studies
- arbeidsmarktinformatiesysteem - ondersteuning Provinciaal Werkgelegenheidsregister, BIRO - analyses van (te verwachten knelpunten op de arbeidsmarkt op brancheniveau t.b.v. op te zetten projecten. - naar aanleiding van vragen vanuit Provinciale Staten vorig jaar is vanuit de Provincie (eenheid EMT) en OOM opdracht verleend tot onderzoek (door ECORYS-NEI Regionale en Stedelijke Ontwikkeling, juli 2002) naar de economische situatie in de provincie Overijssel. De uitkomsten hiervan zullen worden meegenomen in het provinciaal arbeidsmarktbeleid; - in het kader van de reconstructie is er (in opdracht van de eenheid EMT) een economische schets gemaakt voor het reconstructie-gebied, in drie delen; nagegaan wordt of daar
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
28
genoemde consequenties in relatie tot de regionale arbeidsmarkt aanleiding zijn voor initiatieven specifiek gericht op deze gebieden. Thema (2)
Voorgenomen activiteiten
2. Verbeteren relatie arbeidsmarkt beroepsonderwijs
- entameren breed overleg bedrijfsleven en onderwijs als input voor mogelijke projecten gericht op vraagzijde van de arbeidsmarkt - stimuleren initiatieven gericht op vergroten startkwalificaties jongeren/vroegtijdig schoolverlaters;
andere initiatieven
- vanuit de eenheid Zorg en Cultuur is een extern onderzoek (Rijnland advies) uitgevoerd naar de relatie onderwijsarbeidsmarkt. Inzet is op basis van een startnotitie de prioriteiten - voor de komende drie jaar- vast te stellen. - vanuit Team GSB is een extern onderzoek gedaan naar de arbeidsmarktpositie van allochtonen in de vijf grote steden in Overijssel, op 9 oktober a.s. wordt tijdens een seminar dit onderzoek (verricht door I&O Research) gepresenteerd.
3. Oplossen knelpunten arbeidsmarkt
- faciliteren/initiëren/stimuleren van projecten in het kader van “Functioneren arbeidsmarkt”, die primair uitgaan van de vraagzijde van de arbeidsmarkt en tegelijkertijd de aanbodzijde van de regionale arbeidsmarkt - in de vorm van de specifieke doelgroepen, zoals niet-uitkeringsgerechtigden (herintreders, stille reserves), kansarme- en risicogroepen (allochtonen en jongeren) en ouderen - dienen;
4. Versterken provinciale - bestuurlijke deelname, formeel lidmaatschap RPA’s rol
Twente en IJsselvecht - stimulering van initiatieven ter verbetering functioneren arbeidsmarkt via kanaal RPA’s (bovengenoemde en RPA Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Zutphen) het actief bijdragen aan de conferentie provinciaal arbeidsmarktbeleid vanuit BOAG Economie/IPO 3 oktober 2002; het zorgdragen voor een effectieve afstemming dan wel informatie-uitwisseling tussen beleidsmedewerkers arbeidsmarkt van de provincies.
29
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Aan de hand van het jaarprogramma - dat wij vanaf 2003 ieder jaar zullen opstellen (voor de eerste maal voor de zomer van 2003) - zullen wij informeren over de stand van zaken met betrekking tot arbeidsmarktbeleid en de arbeidsmarktprojecten in de periode 2003 2004.
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
30
Investeringen
____
begroting_ _________meerjarenbegroting____
x €1.000 2003 2004 2005 2006 _________________________________________________________________________ __ Budget (2.7.10.15) Functioneren Arbeidsmarkt
1.473
1.626
1.626
1.626
De programmakosten zijn voor het jaar 2003 als volgt verdeeld: NB dit is een globale indicatie. - Verbeteren transparantie arbeidsmarkt - Projectsubsidies functioneren arbeidsmarkt vraagkant arbeidsmarkt / sectorbenadering (plm. 3-6 projecten); aanbodkant (ca.10 projecten) 1.223
250
31
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
Tot slot De situatie op de arbeidsmarkt verandert in hoog tempo, zo blijkt uit deze nota. De provincie Overijssel heeft in de afgelopen jaren een sterke economische groei doorgemaakt. Niettemin kennen met name de vijf grote steden nog tal van problemen die niet heel snel zijn op te lossen. Het gaat er dan ook om samen met alle betrokken partijen in dit speelveld een actief arbeidsmarktbeleid te voeren. De provincie Overijssel levert hieraan ook haar bijdrage door de inspanningen de komende jaren te intensiveren, door een integrale aanpak tussen arbeidsmarkt, onderwijs, welzijn, zorg en economie. Vanuit een duidelijke rol, aanvullend op de verantwoordelijkheden van het bedrijfsleven, landelijke en lokale overheid en andere belanghebbenden. Samen moeten we ernaar streven dat onze provincie een goede regionale economie heeft, waar voor iedereen werk beschik-baar is.
Participatie vraagt om werk! Nota arbeidsmarktbeleid 2003 - 2006
32
Bijlage 1:
Geraadpleegde bronnen
Publicaties, Tijdschriften
Raad Werk en Inkomen, Beleidskader Werk en Inkomen april 2002; onderzoeksprogramma 2002, juli 2002 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 27 223, nr. 23 Arbeidsmarktbeleid etnische minderheden 2002003 Europese Commissie, Werkgelegenheid en Sociale zaken, 2001,Werkgelegenheids- en sociaal beleid van de EU voor 1999-2001: banen, samenhang en productiviteit ECORYS-NEI Regionale en Stedelijke Ontwikkeling, Rotterdam, Economische situatie in Overijssel, juli 2002 (onderzoek naar aanleiding van Wärtisila, in opdracht van de Provincie Overijssel en OOM) I&O Research, Enschede, De arbeidsmarktpositie van allochtonen in Overijssel, nog te verschijnen, mogelijk september 2002 Data ontleend aan CBS, Statline, bewerking Provincie Overijssel Sociaal Economische Raad, Den Haag, 2002: Advies Sociaal-economische beleid 2002-2006, 02/08 ; Advies Werken aan arbeidsgeschiktheid, 02/05, EU en vergrijzing, 02/02 Sociale Nota 2002, Ministerie van Sociale Zeken en Werkgelegenheid Orbis arbeid en sociale zekerheid bv, in opdracht RPA Zuidelijk Noord-Holland, P. Nijhuis, “Reïntegratie: een baan vol horden” -Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jaargang 18 2/2002, themanummer over employability De Aanpak, A.J.E. Edzes, Het bestuurlijke (on)vermogen van Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid, mei 2002 Sociaal Bestek, tijdschrift voor werk, inkomen en zorg, Toekomst gemeentelijk arbeidsmarktbeleid, juni 2002; Regiefunctie lokaal arbeidsmarktbeleid, mei 2002 Forum, opinieblad van VNO-NCW, Jan van Zijl, voorzitter van de Raad voor Werk en Inkomen, De losse eindjes van het regeerakkoord, 25 juli 2002 Provincies.nl, nummer 5, In stelling voor arbeidsmarktbeleid, mei 2002 VNG-magzine, Zuid-Holland wil ook sociaal zijn, “Provincie moet gemeentelijke beleid aanvullen”, 28 juni 2002; Recht op participatie, 31 mei 2002, naar aanleiding van verschijnen notitie Reïntegratie, participatie en gesubsidieerde arbeid ESB, nr. 4360, J.J.M. Theeuwes, Bonussen voor de onderkant, 10 mei 2002; nr., ROA Maastricht, Te weinig kenniswerkers, 28 juni 2002 Staatscourant nr. 139, WAO Uitzendbureau vult gat in de markt, 24 juli 2002; nr. 134 Zorgtaken ouderen onderschat in EU-strijd tegen vergrijzing, 17 juli 2002; nr. 133, Sociaal leven nog steeds weinig toegankelijk voor gehandicapten, 16 juli 2002; Werkloosheid hoger opgeleiden neemt toe, 12 juli 2002; ID-banen ontberen doorstroombeleid, 10 juli 2002; nr. 101, VNG voor gesubsidieerde arbeid, 31 mei 2002