NIEUWSBRIEF 14 - SOCIAAL SECRETARIAAT DIENSTBETOON Geachte mevrouw, geachte heer, In deze laatste nieuwsbrief van ons sociaal secretariaat van dit jaar belichten we, met de eindejaarsperiode in het vooruitzicht, enkele actuele onderwerpen. Wij gaan uitgebreid op de ganse reglementering rond de inhaalrustdagen in de bouwsector in, en lichten ook nog even het recent afgesloten akkoord over het anciënniteitsverlof in de bouw toe. Ook de mogelijke vermindering van de boetes bij overtreding van de verplichting tot betaling van de CO2-bijdrage bedrijfswagens komen aan bod In het begin van 2012 zal onze sociale en fiscale reglementering enkele grondige wijzigingen kennen : denken we hierbij onder meer maar aan de nieuwe opzeggingstermijnen voor bedienden (in kalenderdagen) die eraan zitten te komen voor de bedienden die een arbeidscontract afsluiten in 2012, nieuwe fiscale vrijstellingen voor opzeggingsvergoedingen, het verslag over het aantal afgelegde kilometers voor berekening van de mobiliteitsvergoeding in de bouw, de nieuwe RSZ-regeling rond de studentenenarbeid, afschaffing van de crisispremie, het nieuw economisch werkloosheidsstelsel voor de bedienden, en de nieuwe fiscale berekeningsregels die er voor berekening van het belastbaar privé-voordeel van bedrijfswagens zitten aan te komen. Sommige van deze maatregelen werden reeds geofficialiseerd, andere staan volop in de steigers.... Wij komen er graag in het begin van 2012 op terug. Ondertussen wensen wij u, uw familieleden en uw medewerkers zeer prettige eindejaarsfeesten en een gelukkig, sprankelend en gezond 2012 toe ! Mario Robberechts Directeur sociaal secretariaat Dienstbetoon VRIJSTELLING OF VERMINDERING VAN DE FORFAITAIRE SANCTIE BIJ NIET-BETALING VAN DE SOLIDARITEITSBIJDRAGE Werkgevers moeten op het privégebruik van bedrijfswagens een CO2-bijdrage betalen. Degenen die de CO2-bijdrage niet aangeven of deze die een incorrecte aangifte doen teneinde de betaling van deze bijdrage te ontduiken, zijn een forfaitaire vergoeding verschuldigd waarvan het bedrag gelijk is aan het dubbele van de normaal verschuldigde CO2-bijdrage. Indien de werkgever echter een rechtvaardiging kan inroepen voor het niet of niet-correct aangeven van zijn bedrijfswagens, dan kan hij aan de RSZ vragen om, afhankelijk van de rechtvaardigingsgrond, de boete te verminderen of zelfs kwijt te schelden.
-1-
In het KB van 25 oktober 2011 werd vastgesteld onder welke voorwaarden de RSZ een vrijstelling van 50% of 100% van de sanctie kan toekennen. De vrijstelling kan worden toegekend wanneer de werkgever een bedrijfswagen, die hij ter beschikking stelt van de werknemer, te laat meldt of vergeet te melden. De voorwaarden voor de vrijstelling zijn dezelfde als voor een vraag om vrijstelling voor een laattijdige of vergeten aangifte: De vrijstelling van 50% geldt bij uitzonderlijke omstandigheden via een gemotiveerde vraag gericht aan de RSZ. Het beheerscomité delegeert zijn beslissingsbevoegdheid aan de RSZ. De vrijstelling van 100% geldt bij redenen van dwingende billijkheid gericht via een gemotiveerde vraag aan de administratie van de RSZ. Het beheerscomité beslist op unanieme wijze over de toekenning. De mogelijkheid tot vrijstelling treedt in werking op 23 november 2011. Bron: Koninklijk besluit van 25 oktober 2011 tot wijziging van artikel 55, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, BS 23 november 2011, 69307 PC BOUW 124 - INVOERING VAN HET ANCIËNNITEITSVERLOF VANAF 18 JAAR DIENST In uitvoering van een CAO die op 13 oktober 2011 in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf werd afgesloten, hebben de arbeiders-bouw voortaan vanaf 18 jaar anciënniteit in hetzelfde bedrijf recht op één dag anciënniteitsverlof per jaar ten laste van hun werkgever. In het jaar dat de arbeider de anciënniteit van 18 jaar bereikt, kan hij de dag opnemen vanaf de datum waarop hij de vereiste anciënniteit bereikt. Tijdens de volgende jaren heeft hij dan telkens recht op één dag. Deze regeling heeft een suppletief karakter, wat als volgt wordt verduidelijkt in de CAO zelf : de CAO wijzigt impliciet de bepalingen van ondernemingsakkoorden betreffende het anciënniteitsverlof, tenzij deze bepalingen gunstiger zijn. Voorbeelden: 1 dag na 20 jaar, opgenomen in een ondernemingsakkoord, wordt 1 dag na 18 jaar; 3 dagen na 20 jaar opgenomen in een ondernemingsakkoord, worden 1 dag na 18 jaar en 2 dagen na 20 jaar. De werkgever moet de dag enkel betalen als het anciënniteitsverlof effectief wordt opgenomen. Hij moet bijgevolg het loon voor de dag anciënniteitsverlof niet betalen, als de arbeider het verlof niet opneemt of niet heeft kunnen opnemen ingevolge schorsing of beëindiging van de overeenkomst (dus geen uitbetaling bijv. aan langdurig zieken of aan een arbeider van wie de arbeidsovereenkomst opgezegd of verbroken werd). Het anciënniteitsverlof kan evenmin worden overgedragen naar een volgend jaar. De CAO trad in werking op 1 september 2011, zodat er ook in 2011 nog een dag anciënniteitsverlof kan opgenomen worden door de arbeiders die de 18 jaar anciënniteit bereiken.
CRISISPREMIE WORDT ONTSLAGUITKERING IN 2012 Vanaf 1 januari 2012 maakt de crisispremie plaats voor de ontslaguitkering. De crisispremie in zijn huidige vorm blijft officieel behouden tot 31 december 2011. Er zullen vanaf 01/01/2012 enkele wijzigingen optreden.
-2-
Zo verandert onder meer het toepassingsgebied. Vanaf 01/01/2012 zullen er ontslaguitkeringen worden toegekend aan arbeiders, dienstboden en werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques. Het wordt ook niet meer beperkt tot de privésector. De werknemers die met een arbeidsovereenkomst worden aangeworven in de openbare sector kunnen dus ook aanspraak maken op de ontslaguitkering. De ontslaguitkering valt vanaf 2012 volledig ten laste van de RVA in alle gevallen. Ze wordt beschouwd als een werkloosheidsuitkering. Het bedrag is dus vrij van belastingen. Men heeft echter geen recht op een ontslaguitkering wanneer de arbeiders ontslagen worden: - tijdens de proef; - met het oog op (brug)pensionering; - om dringende reden; - en nog geen 6 maanden anciënniteit hebben opgebouwd in de onderneming op het ogenblik waarop de werkgever de arbeidsovereenkomst beëindigt; - bij een werkgever in herstructurering aan wie de RVA een deel van de inschakelingsvergoeding van de arbeider terugbetaalt, in dit geval heeft de werknemer immers al een vergoeding gekregen die groter is dan de vergoeding waarop hij recht zou hebben bij loutere toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet. Het bedrag van de uitkering hangt af van de datum waarop de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van de werknemer begint en van zijn anciënniteit. Zo zullen arbeiders, die vallen onder de nieuwe ontslagregeling, recht hebben op een ontslagpremie ter waarde van 1.250 EUR ten laste van de RVA. Wanneer er arbeiders zijn, die vallen onder de oude ontslagregeling, hangt het bedrag van de premie af van de anciënniteit: Anciënniteit
Bedrag
< 5jaar
1.250 EUR
vanaf 5j < 10 j
2.500 EUR
vanaf 10j
3.750 EUR
De betaling van de ontslaguitkering kan ten hoogste één keer per kalenderjaar toegekend worden in geval van ontslag bij dezelfde werkgever. Bron: http://www.werk.belgie.be Wet van 12 april 2011, Belgisch Staatsblad van 28 april 2011. OPNAME WETTELIJKE VAKANTIEDAGEN VÓÓR 31 DECEMBER 2011 Werknemers zijn verplicht om al hun wettelijke vakantiedagen waarop ze recht hebben, op te nemen vóór 31 december 2011. Het is niet toegelaten vakantie over te dragen naar volgend jaar. Dit gebeurt dikwijls in de praktijk, maar is wettelijk niet toegelaten. Voor bijkomende vakantiedagen die worden toegekend op sectoraal of ondernemingsvlak kan men als onderneming zelf bepalen of deze overdraagbaar zijn of niet. De werkgever moet het wel mogelijk maken dat de werknemers al hun vakantiedagen kunnen opnemen. Indien de werkgever dit verhindert, kan hij sancties oplopen. Om aan te tonen dat de werkgever hiervoor inspanningen heeft geleverd, kan hij bv. een schriftelijke mededeling overmaken aan de werknemers waarin hij het aantal niet opgenomen vakantiedagen vermeldt en hen vraagt deze dagen op te nemen vóór het einde van het jaar. De werkgever moet de werknemers ook duidelijk maken dat vakantiedagen niet overdraagbaar zijn naar volgend jaar. Indien werknemers weigeren hun vakantiedagen op te nemen voor het einde van het jaar, laat de werkgever hen dit best schriftelijk bevestigen. Zo dekt de werkgever zich in tegen mogelijke sancties en hoeft de werkgever voor
-3-
de bedienden het vakantiegeld voor de niet opgenomen dagen niet te betalen. Wat indien bepaalde dagen niet kunnen worden opgenomen? Indien een bediende door overmacht (bv. ziekte, ongeval, moederschapsrust,...) zijn vakantiedagen onmogelijk kan opnemen vóór 31 december 2011, moet de werkgever het vakantiegeld betalen voor de niet opgenomen vakantiedagen. Ook het dubbel vakantiegeld zal nog verschuldigd zijn, indien dit niet reeds werd uitbetaald. Bedienden die uit vrije wil niet al hun vakantiedagen hebben opgenomen, hebben geen recht op vakantiegeld voor de niet opgenomen dagen, tenzij de werkgever dit vrijwillig zou toestaan. Arbeiders kregen de niet opgenomen vakantiedagen reeds uitbetaald door de verlofkas in mei of juni. Arbeiders kunnen mogelijks worden aangesproken door de mutualiteit of RVA om ziekte-uitkeringen of tijdelijke werkloosheidsuitkeringen die overeenstemmen met niet opgenomen vakantiedagen, terug te betalen. Bron: Koninklijk Besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, BS 6 april 1967 ARBEIDSDUURVERMINDERING 2011 IN DE BOUW 1 ARBEIDERS (P.C. 124) 1.1 Realisatie van de arbeidsduurvermindering In de bouwnijverheid wordt de arbeidsduurvermindering gerealiseerd via het toekennen van 12 rustdagen per jaar. Op die manier wordt de effectieve wekelijkse arbeidsduur, die nog steeds 40 uur bedraagt, op jaarbasis teruggebracht tot 38 uur. De reglementaire basis van het stelsel van de rustdagen vinden we vooreerst in het KB nr. 213 van 26 september 1983. De arbeiders uit de bouwnijverheid hebben op basis van dit KB voor elk jaar recht op 6 rustdagen. De overige 6 rustdagen worden toegekend op basis van een CAO die telkens in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf wordt afgesloten. De data van 12 inhaalrustdagen voor 2011 werden vastgesteld op: - 21 april - 22 april - 3 juni - 31 oktober - 27 en 28 december 2011 (op grond van het KB van 10 oktober 2010 (BS van 21 oktober 2010) dat het KB nr. 213 uitvoert); - 29 en 30 december 2011 en 3 - 4 - 5 en 6 januari 2012 (op grond van de CAO van 22 april 2010 - KB van 12 januari 2011 - BS van 9 februari 2011) 1.2 Verbod op tewerkstelling en uitzonderingen Tijdens de 12 inhaalrustdagen geldt er een principieel verbod tot tewerkstelling, zowel ten aanzien van de bouwvakarbeiders, de bedienden, leerlingen als uitzendkrachten in de bouw. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor de volgende gevallen: a) in de gevallen waar arbeid op zondag is toegestaan (artikel 12 van de Arbeidswet van 16 maart 1971). Het gaat hierbij om ofwel: het toezicht op de bedrijfsruimte; het schoonmaken, herstellen en onderhouden, in zoverre deze werkzaamheden voor de regelmatige voortzetting van het bedrijf nodig zijn, alsmede de werkzaamheden buiten de productie, die nodig zijn voor de regelmatige hervatting van het bedrijf na de sluitingsperiode van de bouwplaatsen (bv. schilderwerken in een school tijdens de kerstvakantie); arbeid verricht om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of een dreigend ongeval (bv. strooiwerkzaamheden op de wegen, het herstellen van een beschadigd stuk wegdek wanneer dit niet kan uitgesteld worden);
-4-
dringende arbeid aan machines of materieel, en arbeid die door een onvoorziene noodzaak wordt vereist; arbeid om beschadiging van grondstoffen of voortbrengselen te voorkomen. b) wanneer de arbeiders belast zijn met de klantendienst bij handelaars in bouwmaterialen, met uitzondering van het vervoer. De ondernemingen voor de handel in bouwmaterialen moeten aan het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf de toestemming vragen en verkrijgen voor het tewerkstellen van arbeiders op zaterdagen (volgens de procedure die beschreven werd in de CAO van 30 juni 1980). c) wanneer ze tewerkgesteld zijn in de ondernemingen die op het ogenblik van de toekenning van de rustdagen, gewoonlijk een periode van intense activiteit kennen. Van dit uitzonderingsgeval kan enkel gebruik gemaakt worden tijdens de laatste zes rustdagen (29 en 30 december 2011 en 3 - 4 - 5 en 6 januari 2012). Onder een "intense activiteit" wordt een "activiteit verstaan die normaal gezien aanleiding zou kunnen geven tot het verrichten van bijkomende uren". Dit uitzonderingsgeval geldt vooral voor de installateurs in centrale verwarming Het werken tijdens de inhaalrustdagen kan niet gerechtvaardigd worden omdat een bepaalde uitvoeringstermijn nageleefd dient te worden Wanneer van één van de uitzonderingen op het verbod tot werken tijdens de inhaalrustdagen gebruik gemaakt wordt, moet geen toelating bij de sociale inspectie aangevraagd worden. De werkgever beslist op eigen verantwoordelijkheid tot het werken tijdens de inhaalrustdagen. Wel dient een mededeling te gebeuren aan de Inspectie van de Sociale Wetten van het district waar de werken worden uitgevoerd. Deze mededeling moet indien mogelijk vooraf gebeuren, zoniet uiterlijk 24 uur na het begin van de werkzaamheden. 1.3 Vervanging van de gewerkte inhaalrustdagen De arbeiders die tijdens één of meerdere inhaalrustdagen moeten werken, ontvangen hiervoor hun normaal loon en hebben recht op inhaalrust, die normaal binnen de 6 weken moet toegekend worden. Wanneer er arbeid werd verricht in een periode van intense activiteit, wordt deze termijn op 7 maanden gebracht. De vervangingsrust bedraagt: één volle dag, indien de arbeid langer dan vier uur heeft geduurd; tenminste een halve dag, indien hij niet langer dan vier uur heeft geduurd. In dit geval moet de vervangingsrust vóór of na 13 uur verleend worden en mag er op die dag niet langer dan vier uur arbeid worden verricht; en mag uiteraard niet samenvallen met rusttijden die ingevolge bv. het werken op zondag of het verrichten van overuren moeten toegekend worden. Arbeiders die tijdens de inhaalrustdagen werkten en nog niet alle gepresteerde dagen recupereerden, mogen niet tijdelijk werkloos gesteld worden vooraleer deze inhaalrustdagen genomen werden. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet de werkgever het aantal niet toegekende inhaalrustdagen op het bewijs van volledige werkloosheid C4 vermelden. 1.4 Sancties De werkgevers, hun lasthebbers of aangestelden die: de inhaalrustdagen niet toekennen; arbeid laten verrichten tijdens deze dagen behalve in de uitzonderingsgevallen; de inhaalrust bij toegelaten arbeid op een inhaalrustdag niet toekennen binnen de voorgeschreven termijn;
-5-
kunnen strafrechtelijk vervolgd worden (geldboete van EUR 50 tot EUR 500 (x 5,5)) of kunnen een administratieve geldboete (van EUR 25 tot EUR 250 (x 5,5)) oplopen. 1.5 Vergoeding voor de inhaalrustdagen Voor de inhaalrustdagen moet geen loon worden betaald door de werkgever. De vergoeding van de rustdagen is voor de bouwvakarbeiders ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid (FBZ): zij betaalt een vergoeding voor de rustdagen uit via de uitbetalingsinstellingen voor werkloosheidsuitkeringen (= de vakbonden of de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen). Iedere arbeider heeft in principe recht op de betaling van alle rustdagen die binnen de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen. Er is geen anciënniteitsvereiste, noch een pro rata regeling. Het bedrag van de vergoeding is afhankelijk van de looncategorie waartoe de arbeider behoort. Daartoe moet de werkgever in de DMFA-aangifte voor het 3de kwartaal het uurloon van iedere arbeider (tot op 3 cijfers na de komma) vermelden. Bij een deeltijdse tewerkstelling wordt bij de berekening van de vergoeding rekening gehouden met de contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur zoals vermeld in de DMFA-aangifte. Voor de arbeiders die in het 4de kwartaal worden aangeworven, wordt er gewerkt op basis van de DIMONA-aangifte. 1.6 Overhandiging en uitbetaling via het attest "Inhaalrustdagen" De vergoedingen voor de rustdagen worden door het Fonds voor Bestaanszekerheid al voorberekend via het speciaal formulier "Rustdagen" dat begin december op naam van iedere arbeider aan de bouwbedrijven verstuurd wordt. De werkgever dient de berekening gemaakt op dit formulier na te kijken: indien het attest juist is, moet het aan de arbeider overhandigd worden. Het totale bedrag "Rustdagen" wordt bekomen door het aantal vergoedingen waarop de arbeider recht heeft (rubriek II van het formulier) te vermenigvuldigen met het dagbedrag dat overeenstemt met de beroepscategorie van de arbeider (cfr. barema onder rubriek III van het formulier). 1.7 Correctie van het aantal voorberekende inhaalrustdagen In sommige gevallen heeft een arbeider geen recht op de betaling van bepaalde rustdagen, niettegenstaande die dagen binnen de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen. Dit is het geval wanneer zijn arbeidsovereenkomst op dat ogenblik geschorst is om één van de volgende redenen: wederzijdse instemming; arbeidsongeval of beroepsziekte; volledige loopbaanonderbreking of volledig tijdskrediet; beroepsopleiding; voorlopige hechtenis; ongerechtvaardigde afwezigheid of onbetaald verlof. Bij schorsing wegens ziekte behoudt de arbeider het recht op betaling van de rustdag door het FBZ behalve wanneer deze schorsing al ononderbroken loopt sinds 1 januari van het jaar waarop de rustdag betrekking heeft. In geen geval kan de zieke arbeider echter de rustdag op een later tijdstip inhalen. In een aantal andere gevallen heeft een arbeider na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst nog recht op de betaling van rustdagen die buiten de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen: de arbeider die verbonden was met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die ontslagen werd (behalve om dringende reden) in de periode van 60 dagen voorafgaand aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen op het einde van het jaar, heeft nog recht op betaling van de rustdagen van de hoofdperiode op voorwaarde dat hij op dat ogenblik nog volledig werkloos is. Werknemers die brugpensioen of begeleidende maatregelen genieten, hebben echter geen recht meer op de betaling van de rustdagen van de hoofdperiode; de arbeider die verbonden was met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur van minstens drie
-6-
maanden welke een einde nam in de periode van 60 dagen voorafgaand aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, heeft recht op de betaling van een gedeelte van de rustdagen. Ook hier is de voorwaarde dat hij in de hoofdperiode nog volledig werkloos is. Hij heeft enerzijds recht op de dagen die binnen de overeenkomst vallen en anderzijds op een aantal bijkomende rustdagen in verhouding tot de duur van zijn arbeidsovereenkomst (elke maand tewerkstelling geeft recht op 1 rustdag). De attesten die niet mogen overhandigd worden, moeten aan het Fonds voor Bestaanszekerheid, Koningsstraat 132 Bus 1 te 1070 Brussel (telefoon: 02/209.65.56 (dienst rustdagen) - fax: 02/209.65.00) worden teruggezonden, met vermelding van de reden van de schorsing en/of de datum van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het Fonds voor Bestaanszekerheid zal later een aangepast formulier opmaken. 1.8 Aflevering van het attest bij een tewerkstelling tijdens de inhaalrustdagen Indien de werkgever, gebruikmakend van de voorziene uitzonderingen, zijn arbeiders tewerkstelt tijdens één of meerdere van de twaalf inhaalrustdagen, dienen deze arbeiders niettemin op het normale tijdstip het attest te ontvangen. De door het Fonds voor Bestaanszekerheid uitbetaalde vergoeding dekt dan de vervangingsrustdag(en) die binnen de zes weken of binnen de zeven maanden moet(en) worden toegekend. 1.9 Schorsing van de opzeggingstermijn De opzeggingstermijn die door de werkgever betekend wordt, wordt geschorst tijdens de acht inhaalrustdagen (dus niet tijdens de weekends of op de feestdagen) die in de hoofdperiode van 27 december 2011 tot en met 6 januari 2012 worden toegekend. Vanzelfsprekend zal de opzeggingstermijn niet geschorst worden wanneer de werknemer zelf opzegt. 1.10 Klein verlet Het klein verlet dat tijdens de inhaalrustdagen zou vallen, moet niet worden betaald (geen loonverlies). 1.11 Ziekte - ongeval - gewaarborgd loon Tijdens de 12 inhaalrustdagen, die gedekt zijn door een vergoeding, kan er geen aanspraak gemaakt worden op gewaarborgd loon ziekte. Een arbeider die arbeidsongeschikt wordt vóór of tijdens de inhaalrustdagen heeft slechts recht op gewaarborgd loon voor de dagen die zich situeren vóór en/of na de inhaalrustdagen. 1.12 Tijdelijke werkloosheid Tijdens de inhaalrustdagen kunnen de arbeiders geen aanspraak maken op werkloosheidsuitkeringen wegens schorsing van de arbeidsovereenkomst ingevolge slecht weer of economische redenen. De arbeiders zullen voor de inhaalrustdagen de code A (loon zonder arbeid) moeten invullen op hun nominatieve C 3.2 A controlekaart. De werkgever mag voor de inhaalrustdagen noch de met de aard van de tijdelijke werkloosheid overeenstemmende code, noch het aantal uren van tijdelijke werkloosheid in het rooster van rubriek 3 op het "C 3.2-WERKGEVER" formulier invullen. Ingeval de werknemers tewerkgesteld zouden worden tijdens de inhaalrustdagen, dient hen eerst de inhaalrust te worden toegekend vooraleer zij tijdelijk werkloos mogen gesteld worden. De RVA-Antwerpen is er op ons verzoek mee akkoord gegaan dat de aangevraagde periode van economische werkloosheid met 2 weken verlengd wordt door de inhaalrustperiode tussen 27 december 2011 en 6 januari 2012. Van de onderbreking ingevolge inhaalrust moet wel melding gemaakt worden in de kennisgeving tot invoering van de economische werkloosheid. De inhaalrustdagen worden gelijkgesteld met een periode van werkhervatting tussen 2 economische werkloosheidsperiodes van 4 weken, als zij in een bijlage bij het arbeidsreglement opgenomen waren. 1.13 Betaling van de feestdagen van Kerstmis en Nieuwjaar Voor de betaling van de feestdagen van Kerstmis en Nieuwjaar, dient er een onderscheid gemaakt te worden al naargelang de situatie waarin de arbeider zich bevond vóór de inhaalrustdagen:
-7-
de arbeiders die vóór de inhaalrustdagen aan het werk of in tijdelijke werkloosheid waren, hebben ten laste van hun werkgever recht op de betaling van deze feestdagen; de arbeiders van wie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschorst is om een andere reden dan tijdelijke werkloosheid, behouden het recht op de betaling van de feestdagen volgens de algemene regeling inzake de feestdagen (zie het artikel dat hierover in ons magazine nr. 3 van dit jaar verscheen); de arbeiders die door de werkgever - tenzij omwille van een dringende reden - vóór de inhaalrustdagen ontslagen werden en op het ogenblik dat de feestdagen vallen, nog volledig werkloos zijn, kunnen recht verkrijgen op betaling van Kerstmis en Nieuwjaar ten laste van hun vorige werkgever. Beide feestdagen moeten betaald worden indien zij binnen de 60 dagen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vallen en de arbeider minstens 1 maand in dienst van de onderneming bleef. Als de arbeider meer dan 14 dagen en minder dan 1 maand in dienst bleef, kan hij op de betaling van maximum 1 feestdag aanspraak maken, voor zoverre die binnen de 14 dagen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst valt. 1.14 De verwerking van de inhaalrustdagen in de DMFA-aangifte De twaalf inhaalrustdagen worden onder de prestatiecode 12 aangegeven in de DMFA-aangifte aan de RSZ. Zij worden als arbeidsdagen meegeteld om het bedrag van de structurele vermindering van de RSZ-bijdragen te berekenen. 2 BEDIENDEN (ANPCB NR. 218) Bedienden in de bouw volgen de regeling van de bouwvakarbeiders. Ook voor hen bedraagt de wekelijkse arbeidsduur 38 uur op jaarbasis. Voltijdse bedienden moeten gedurende 40 uur per week in de bouw tewerkgesteld worden en krijgen recht op twaalf inhaalrustdagen die zij op dezelfde data moeten nemen als de werklieden. Voor elke inhaalrustdag waarop een bediende recht heeft, ontvangt hij/zij het normaal loon ten laste van de werkgever. Belangrijk is dat: de bediende gebonden moet zijn door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik van de toekenning van de rustdagen; de bediende die ontslag neemt in de loop van het jaar en die niet meer verbonden is door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik dat de rustdagen worden toegekend, er niet kan van genieten; de bediende die in de loop van het jaar in dienst treedt en die verbonden is door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik dat de rustdagen worden toegekend, er volledig kan van genieten. Zo heeft een bediende die recent (bv. 15 november 2011) aangeworven werd, recht op de negen inhaalrustdagen die tijdens de hoofdperiode vallen indien hij/zij op dat moment nog met een arbeidsovereenkomst verbonden is. de bediende die ontslagen wordt door zijn werkgever in de loop van het jaar en wiens overeenkomst een einde neemt in de periode van 60 dagen die voorafgaan aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, recht heeft op volledige betaling van de rustdagen ten laste van zijn vorige werkgever, tenminste als hij/zij bij het begin van de hoofdperiode nog volledig werkloos is; de bediende die ontslagen wordt door zijn werkgever in de loop van het jaar en wiens overeenkomst een einde neemt vóór de periode van 60 dagen die voorafgaat aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, enkel recht heeft op de rustdagen die binnen de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen.
-8-
De opzeggingstermijn van bedienden wordt niet geschorst tijdens de inhaalrustdagen die in de eindejaarsperiode vallen. 3 LEERLINGEN Het aantal inhaalrustdagen waarop een leerling recht heeft, is afhankelijk van de soort van leerovereenkomst waarmee hij verbonden is. 3.1 Middenstandsleerovereenkomst De leerlingen die een middenstandsopleiding volgen, hebben automatisch recht op de inhaalrustdagen. Zij blijven op de inhaalrustdagen van het werk afwezig en ontvangen aan het eind van de maand hun normale maandelijkse leervergoeding van de werkgever. 3.2 Jongerenleerlingwezen (JLW) - alternerende bouwopleiding (ABO) Jongeren kunnen in een bouwbedrijf ook opgeleid worden via het jongerenleerlingwezen (JLW), een stelsel dat zich richt tot jongeren tussen 15 en 18 jaar, of de alternerende bouwopleiding (ABO), bestemd voor jonge werkzoekenden tussen 18 en 23 jaar zonder kwalificatiegetuigschrift bouw uit het voltijds onderwijs. Deze leerlingen krijgen een vaste maandelijkse vergoeding van de werkgever. In verband met de inhaalrustdagen werd volgende regeling uitgewerkt door een CAO van 1 februari 2001: zij hebben recht op evenveel inhaalrustdagen als er maanden gedekt zijn door hun leerovereenkomst in 2011; de werkgever mag de maandelijkse vergoeding verminderen naar rato van het aantal rustdagen waarop zij geen aanspraak kunnen maken. Voorbeeld: Een bouwleerling van 21 jaar wordt op 1 september 2011 met een leerovereenkomst aangeworven. Bij toepassing van de pro rata regeling heeft hij nog recht op 3 inhaalrustdagen op het einde van het jaar. De leerling heeft immers de rustdag van 31 oktober reeds genoten. De periode op het einde van het jaar telt 8 inhaalrustdagen. De drie inhaalrustdagen worden aan de maand december 2011 toegerekend: dit betekent dat het bedrag van de leervergoeding met 1 dag wordt verminderd voor de maand december en met 4 dagen voor de maand januari. De leervergoeding voor de maand december (EUR 721,80) wordt met een uurbedrag van EUR 4,16 x 8 uur x 1 inhaalrustdag verminderd of EUR 33,28. De leervergoeding voor de maand januari (EUR 721,80) moet met EUR 133,12 (EUR 4,16 x 8 uur x 4 inhaalrustdagen) verminderd worden. Voor het aantal dagen dat de leerling niet door de patroon wordt betaald, betaalt het Fonds voor Vakopleiding een dagvergoeding aan de leerling uit. Deze vergoeding wordt in functie van de leeftijd van de jongere vastgelegd. WIJZIGINGEN STUDENTENREGELING VANAF JANUARI 2012 De regeling voor studenten zal vanaf 1/1/12 grondig gewijzigd worden:
-9-
1. Vanaf 2012 zal de student 50 dagen per kalenderjaar aan voordelig tarief kunnen werken. Tot nu toe mochten studenten 23 dagen tijdens de zomermaanden werken en 23 dagen buiten de zomer, in totaal 46 dagen. Vanaf 2012 zal er geen onderscheid meer worden gemaakt tussen werken in de zomermaanden of werken buiten de zomermaanden. 2. Er komt een eenvormig solidariteitspercentage aan 8,13% voor prestaties tijdens het ganse jaar (5,42% ten laste van de werkgever en 2,71% ten laste van de werknemer).Dit is een aanzienlijke vereenvoudiging en verlaging tegenover de 2verschillende bijdragepercentages (23 dagen gedurende de zomer aan 7,51 procent, 23 dagen buiten de zomertijd aan 12,51 procent) die voordien golden. De totale solidariteitsbijdrage zal echter 8,14% zijn aangezien de werkgeversbijdrage met 0,01% zal verhogen ter financiering van het Asbestfonds. 3. Als de student meer dan 50 dagen bij één en dezelfde werkgever werkt, zullen de eerste 50 dagen onderworpen worden aan solidariteitsbijdrage wanneer er een correcte aangifte (DMFA) gebeurt vanaf de 51ste werkdag. Zoniet, RSZ-onderworpen vanaf de 1ste werkdag. Als de student bij verschillende werkgevers werkt, valt men vanaf de 51ste werkdag onder de gewone RSZ-bijdragen op voorwaarde dat er ook een correcte aangifte (DMFA) gebeurt vanaf de 51ste werkdag. Zoniet, zal de hele periode van tewerkstelling bij de betrokken werkgever onderworpen worden aan gewone RSZ-bijdragen. 4. Werkgever en student kunnen steeds het openstaand saldo op "de teller "raadplegen. Deze "teller studentenarbeid" wordt per kwartaal bijgehouden dankzij de multi-dimona waarbij de werkgever het aantal dagen studentenarbeid doorgeeft op basis van de gesloten studentenovereenkomst. Zo kan de werkgever er zeker van zijn dat de 50 dagen per kalenderjaar niet worden overschreden! Het saldo van de nog te presteren dagen op de teller zal steeds up-to-date zijn, aangezien de Dimona-aangiftes bijna onmiddellijk online worden geregistreerd en verwerkt. 5. De maximumduur van de studentenovereenkomst wordt verhoogd van 6 naar 12 maanden. Dit zal het voor werkgevers mogelijk maken contracten voor de duur van een jaar te sluiten en bijvoorbeeld een student voor één weekenddag gedurende het hele jaar of gedurende de twee volledige zomermaanden aan te werven. 6. Versoepeling rechten kinderbijslag Onder de huidige regeling mogen studenten tijdens de zomer (juli-augustus-september) onbeperkt werken en buiten de zomer maximaal 240 uur per kwartaal, opdat hun ouder(s) de kinderbijslagen voor het betrokken kwartaal mogen behouden. Indien er echter meer dan 240 uur gedurende het 2e kwartaal wordt gewerkt, verliezen ze momenteel de bijslagen voor dit kwartaal én dit van de zomermaanden. De regering heeft beslist deze bijzondere regel af te schaffen. Voortaan zullen de ouders bij overschrijding van de 240 uren, enkel nog de bijslagen van het betrokken kwartaal verliezen. Meer info op: - www.socialsecurity.be - student@work Bron: http://www.werk.belgie.be Indien u de DIMONA-aangifte door ons laat uitvoeren, meldt dit dan voor 15 uur aan ons op werkdagen, zodat wij de DIMONA-aangifte nog tijdig kunnen indienen bij de RSZ-diensten. DIMONA-aangiftes voor werknemers die uit dienst gaan, moeten ten laatste de werkdag na de uitdiensttreding verricht worden. DIMONA-aangiftes die ons via Prisma On lIne worden toegezonden, worden om het uur via onze FTP-verbinding met de RSZ aan de RSZ doorgezonden (7 dagen op 7) Dienstbetoon VZW, erkend sociaal secretariaat 710 Theodoor Van Rijswijckplaats 7 bus 1 2000 Antwerpen Tel: 03 203 44 11 Fax: 03 232 63 75 Indien u deze nieuwsbrief wenst te ontvangen op een ander emailadres, vragen wij om dit te melden op ons algemeen mail-adres
[email protected] disclaimer De verstrekte informatie wordt u op vrijwillige basis verleend. We proberen steeds de juridische actualiteit met de grootste aandacht en zorgvuldigheid te behandelen. Gelet op onze middelenverbintenis als sociaal secretariaat, wijzen we elke aansprakelijkheid af voor schade van welke vorm dan ook die voortvloeit uit het gebruik van de aangeboden informatie.
- 10 -
De aangeboden informatie is uitsluitend bestemd voor informatievergaring. Openbaarmaking, vermenigvuldiging, verspreiding en/of verstrekking van de op deze website verstrekte informatie aan derden buiten onze wil om, is niet toegestaan.
- 11 -