NIEUWSBRIEF 15 - SOCIAAL SECRETARIAAT DIENSTBETOON Geachte mevrouw, geachte heer, Aan het begin van 2012 zag een pleïade van nieuwe of gewijzigde sociale reglementeringen het levenslicht. In onze eerste nieuwsbrief van dit jaar besteden wij uitgebreid aandacht aan die maatregelen die een directe impact hebben op de loonberekeningen. Vergeet daarom niet om ons zeker volgende informatie te bezorgen : opgave van de cataloguswaarde van de bedrijfswagens waarvoor wij een fiscaal voordeel moeten toepassen; nazicht van de mobiliteitsvergoedingen die in de vaste loongegevens van uw bouwvakarbeiders opgenomen zijn. Door een wijzigingen van de tarieven kan het zijn dat deze vergoedingen aangepast moeten worden. Dit is zeker het geval wanneer deze vergoedingen vastgelegd werden in functie van een vast aantal kilometer die de bouwvakarbeiders tussen hun woonplaats en hun vaste plaats van tewerkstelling (bijv het atelier) of een vast verzamelpunt afleggen. bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met één van werknemers opgave van de reden en manier van beëindiging (bijv opzegging - verbreking), in voorkomend geval datum van betekening van de opzegging en opgave van de opzeggingstermijn,... met vriendelijke groeten Mario Robberechts Directeur sociaal secretariaat Dienstbetoon PRIVÉGEBRUIK VAN BEDRIJFSWAGENS - NIEUWE BEREKENINGSWIJZE VAN HET FISCAAL VOORDEEL VANAF 1 JANUARI 2012. Wanneer een onderneming een bedrijfswagen kosteloos ter beschikking stelt van een werknemer of bedrijfsleider voor persoonlijk gebruik, ontstaat er hieruit een belastbaar voordeel alle aard in hoofde van de gebruiker. Dit voordeel alle aard is aan bedrijfsvoorheffing onderworpen. Tot eind 2011 werd dit voordeel berekend op basis van de CO2-uitstoot van de wagen, het type brandstof en het aantal privé-kilometers. Het aantal privé-kilometers werd vastgelegd op 5000 km of 7500 km, afhankelijk van het feit of de afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling minder of meer dan 25 km bedraagt. Eind 2011 werd kenbaar gemaakt dat de regering Di Rupo I een nieuwe berekeningswijze zou opstellen waardoor het privaat gebruik van bedrijfswagens vanaf 2012 veelal
-1-
duurder zal uitvallen. Met de publicatie van de nieuwe berekeningswijze in het Staatsblad van 30 december 2011 werd dit uiteindelijk bevestigd zodat wij voortaan enkel rekening moeten houden met de cataloguswaarde van het voertuig en zijn CO2-uitstoot voor het bepalen van het fiscaal voordeel. Eind januari werden er aan deze berekeningswijze nog enkele essentiële wijzigingen aangebracht, die vooral hun uitwerking gaan hebben vanaf 1 mei 2012. Vanaf dan zal er ook rekening met de ouderdom van het bedrijfsvoertuig moeten gehouden worden en worden enkele achterpoortjes en ontwijkingsmechanismen die de oorspronkelijke nieuwe reglementering niet voorzien had, volledig afgesloten. Deze nieuwe berekeningswijze is vanaf 1 januari 2012 zowel op werknemers als op zelfstandige bedrijfsleiders van toepassing. Opdat ons sociaal secretariaat het fiscaal voordeel correct kan berekenen, is het van essentieel belang dat u ons alle informatie over de bedrijfswagen (onder meer cataloguswaarde, brandstoftype, CO2-uitstoot en vanaf 1 mei 2012 ook de datum van eerste inschrijving van het voertuig) tijdig opgeeft. Berekeningsformule De nieuwe berekeningsformule voor het voordeel van alle aard ziet er als volgt uit : voor dieselwagens: cataloguswaarde x (5,5% + (CO2-95) x 0,1%) x 6/7 voor benzinewagens: cataloguswaarde x (5,5% + (CO2-115) x 0,1%) x 6/7 Definities Om deze formules te kunnen toepassen, houden we rekening met de volgende parameters: de cataloguswaarde: zijis gelijk aan de gefactureerde waarde, inclusief opties en BTW en zonder kortingen, verminderingen, ristorno’s of rabats. Deze definitie is zowel van toepassing op nieuwe wagens, als op tweedehandswagens als op wagens in leasing; de CO2-uitstoot van de wagen. Dit is een gegeven dat wordt meegedeeld door de Directie Inschrijvingen Voertuigen van de FOD Financiën. Als de Directie geen gegevens over de CO2-uitstoot van een wagen bezit, hanteert ze de volgende gelijkstellingen: -voor een wagen met een benzine-, lpg- of aardgasmotor is de hoeveelheid uitgestoten CO2 gelijk aan die van een wagen die 205 gr/km uitstoot; - voor een wagen met een dieselmotor bedraagt de hoeveelheid uitgestoten CO2 195 gr/km. de referentie-uitstoot. Voor dieselwagens is deze gelijk aan 95 g/km en voor benzinewagens of wagens met een LPG- of aardgasmotor 115 g/km1. het CO2-basispercentage. Dit is gelijk aan5,5%. Dit wordt evenwel aangepast indien de CO2-uitstoot van de wagen hoger of lager ligt dan de referentie-uitstoot: verhoging of verlaging met 0,1% per gram CO2 (met een minimum van 4%2 en een maximum van 18%); Minimumbedrag Het bekomen voordeel van alle aard mag niet lager liggen dan 820 EUR per jaar (dit is het basisbedrag, dat elk jaar geïndexeerd wordt). Voor het inkomstenjaar 2012, aanslagjaar 2013 bedraagt het minimumbedrag 1.200 EUR op jaarbasis. Voorbeeld Een bediende heeft een bedrijfswagen (Audi A4 2.0 TDI120, diesel) met een CO2-uitstoot van 134 gram per kilometer. Hij woont op minder dan 25 kilometer van zijn werkplaats. De cataloguswaarde bedraagt 28.600 EUR. Volgens de vroegere formule zou het voordeel van alle aard voor deze werknemer in 2012 het volgende bedragen: 0,00245 x 134 g/km x 5.000 / 12 = 136,79 EUR per maandVolgens de nieuwe formule wordt dit: 28.600 EUR x (5,5% + (134-95) x 0,1%) x 6/7 / 12 = 192,03 euro per maand Bijdrage van de begunstigde Wanneer de werknemer of de bedrijfsleider een bijdrage betaalt voor het privégebruik van de bedrijfswagen, mag het bedrag van deze bijdrage in mindering gebracht worden van het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit
-2-
de bovenvermelde berekening. Wat betaalt de werkgever/de onderneming? Een deel van de kost van de bedrijfswagens zal ten laste genomen moeten worden door de werkgever of de onderneming die de wagen ter beschikking stelt. Hiervoor wordt een deel van het voordeel van alle aard als niet-aftrekbare kost of verworpen uitgave gezien. Deze verworpen uitgave bestaat uit de kosten van de bedrijfswagen ten belope van 17% van het bekomen voordeel van alle aard, zoals berekend volgens de bovenvermelde formule. Deze nieuwe bepaling is van toepassing bovenop de al bestaande aftrekbeperkingen op de met de bedrijfswagens verbonden kosten. Nieuwe berekeningswijze in functie van de ouderdom van de wagen (vanaf 1 mei 2012 ?) De nieuwe reglementering bevatte nog veel onduidelijkheden waardoor zogenaamde achterpoortjes open stonden. Meer bepaald stelde men begin januari 2012 vast dat er zich belastingsontwijkingen aan het ontwikkelen waren waarbij nieuwe wagens als tweedehandsauto’s voorgesteld werden. Op die manier wordt de basis van de berekening van het voordeel kunstmatig naar beneden gehaald en worden belastingen ontweken. De strikte toepassing van de wet zou ook een verschil kunnen opleveren voor éénzelfde wagen die even oud is, wanneer de ene nieuw is aangekocht en de andere tweedehands. Tijdens de Ministerraad van dinsdag 24 januari 2012 werden deze achterpoortjes in de wetgeving gesloten. Voor de verduidelijking van de toepassing van de maatregel kan worden verwezen naar de tekst die de fiscus sinds 26 januari 2012 op zijn website heeft geplaatst en terug te vinden is via : http://www.minfin.fgov.be/portail2/nl/downloads/current/2012-01-26-voordeel-van-alle-aard-firmawagen.pdf. Het begrip ’cataloguswaarde’ voor nieuwe voertuigen en de begrenzingen verbonden aan de CO2-uitstoot, blijven ongewijzigd. Nieuw is echter de invulling van het begrip ’cataloguswaarde’ voor tweedehandse wagens en de uitbreiding van de formule voor de berekening van het voordeel alle aard (cataloguswaarde x CO2-coëfficiënt x 6/7) met een leeftijdscoëfficiënt. Onder voorbehoud van publicatie van de definitieve tekst in het Belgisch Staatsblad luidt de nieuwe wettekst als volgt: Onder cataloguswaarde wordt verstaan: 1° bij verwerving in nieuwe staat: de gefactureerde waarde inclusief opties en belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno; 2° in de andere gevallen: de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan particulieren, inclusief opties en belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno. De cataloguswaarde wordt vermenigvuldigd met een percentage dat is bepaald in de onderstaande tabel, teneinde rekening te houden met de periode die is verstreken vanaf de datum van eerste inschrijving van het voertuig bij de Directie voor de Inschrijving van de Voertuigen: Periode verstreken sinds de eerste inschrijving van het voertuig (een begonnen maand telt voor een volledige maand) . Bij de berekening van het voordeel in aanmerking te nemen percentage van de cataloguswaarde: van 0 tot 12 maanden 100% van 13 tot 24 maanden 94% van 25 tot 36 maanden 88% van 37 tot 48 maanden 82%
-3-
van 49 tot 60 maanden 76% vanaf 61 maanden 70%. Onder voorbehoud van tijdige publicatie in het Belgisch Staatsblad zijn voorgaande wijzigingen van toepassing vanaf aanslagjaar 2013 (inkomsten 2012), met dien verstande dat de procentuele vermindering van het voordeel alle aard op basis van de leeftijd van de wagen pas vanaf 1 mei 2012 voor het eerst zal moeten toegepast worden. Wettelijke referentie Wet houdende diverse bepalingen van 28 december 2011, art. 39§2 + art. 49 (B.S. 30/12/2011 - 4e editie) 1 Deze referentie-uitstoot wordt jaarlijks bij koninklijk besluit vastgesteld. 2 Dit minimum zal steeds van toepassing zijn op voertuigen met een uitstoot van 0 gram CO2 per kilometer, zoals elektrische wagens. NIEUWE OPZEGGINGSTERMIJNEN VANAF 1 JANUARI 2012 Vanaf 1 januari 2012 zijn de opzeggingstermijnen van de arbeiders en bedienden grondig aangepast. Deze wijzigingen houden verband met de toenadering tussen het arbeiders- en bediendenstatuut. Hieronder kunt u alvast de voornaamste wijzigingen terugvinden. 1. Arbeiders - Voor arbeiders die in dienst waren vóór 1 januari 2012 blijven de oude regels van toepassing, tenzij de sector zelf wijzigingen doorvoert. Heel wat sectoren hebben de opzeggingstermijnen immers aangepast voor alle werknemers; Voor de bouwsector (PC 124) gebeurden er geen aanpassingen, terwijl er voor bijv het PC 111 Metaal en het PSC 149.01 Elektriciens wel wijzigingen aan de opzeggingstermijnen komen Voor arbeiders die in dienst zijn vanaf 1 januari 2012 zijn er in principe nieuwe opzeggingstermijnen van kracht (conform artikel 65§2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten), tenzij de sector zelf wijzigingen uitgewerkt heeft. Omdat er op het vlak van de opzeggingstermijnen voor de bouwsector al lang een afwijkend stelsel van toepassing was, kunnen de bestaande opzeggingstermijnen in de bouw tot 31/12/2012 van toepassing blijven. Daarna verhogen ze met 15% Wij publiceren hierna de tabel met de opzeggingstermijnen die al lang in de bouwsector bestaat en tot 31/12/2012 van toepassing blijft. PC 124 Bouwsector - Opzeggingstermijnen Anciënniteit Opzeg gegeven vóór 31 december 2012 Opzegtermijn te geven door de werkgever Opzegtermijn te geven door de werknemer Van 0 tot 6 maanden
3 werkdagen
1 werkdag
Van 6 maanden tot 3 jaar
14 dagen
7 dagen
Van 3 jaar tot 20 jaar
28 dagen
14 dagen
20 jaar en meer
56 dagen
28 dagen
-4-
Voor sectoren zoals het PC 111 - Metaal en het PSC 149.01 (Electriciens) komen er wel nieuwe opzeggingstermijnen. 2. Bedienden - Voor bedienden die in dienst waren vóór 1 januari 2012 blijven de oude regels van toepassing; Concreet betekent dit het volgende : Opzegging gegeven door de werkgever Wordt de opzegging door de werkgever gegeven, dan bedraagt de opzeggingstermijn 3 maanden per verworven of aangevatte periode van 5 jaar anciënniteit wanneer het jaarloon van de bediende niet hoger is dan EUR 31.467 (bedrag geldig in 2012) Overtreft het jaarlijks brutoloon van de bediende EUR 31.467, dan wordt de opzegging bepaald hetzij door een overeenkomst tussen de partijen, gesloten ten vroegste op het ogenblik waarop de opzegging wordt gegeven, hetzij door de rechter. Deze opzegging mag niet korter zijn dan 3 maanden per verworven of aangevatte periode van 5 jaar anciënniteit. In de praktijk wordt meestal de "formule-Claeys" toegepast om deze termijn te bepalen. Overtreft het jaarlijks brutoloon van de bediende EUR 62.934, dan kan een overeenkomst tot bepaling van de duur van de door de werkgever na te leven opzeggingstermijn worden gesloten ten laatste op het ogenblik van de indiensttreding. Voor deze bedienden van wie loon het bedrag van EUR 62.934 overtreft, kan bijgevolg op twee ogenblikken een overeenkomst worden gesloten over de redelijke opzeggingstermijn: het ogenblik van de aanwerving en van de verbreking (minimum 3 maanden opzegging per begonnen schijf van 5 jaar anciënniteit). Opzegging gegeven door de bediende Wanneer de opzegging door de bediende wordt gegeven, bedraagt de opzeggingstermijn maximaal 3 maanden wanneer het jaarloon minder dan EUR 31.467 bedraagt. Dit maximum wordt op 4½ maanden gebracht wanneer het jaarloon tussen EUR 31.467 en EUR 62.934 ligt en op 6 maanden wanneer het jaarloon EUR 62.934 overschrijdt. Tegenopzegging gegeven door de bediende Geeft een bediende tijdens de opzeggingsperiode aan de werkgever een tegenopzegging, dan bedraagt de na te leven termijn van de tegenopzegging 1 maand indien het jaarloon niet hoger is dan 31.467 EUR en 2 maanden indien het jaarloon hoger is dan EUR 31.467 zonder EUR 62.934 te overschrijden. Indien het jaarloon hoger is dan EUR 62.934, wordt de duur van de tegenopzeggingstermijn vastgesteld bij overeenkomst die wordt gesloten vanaf het ogenblik dat het ontslag wordt gegeven, of door de rechter, zonder dat hij 4 maanden mag overschrijden. - Voor bedienden die van wie de arbeidsovereenkomst aanvangt na 1 januari 2012 moet het volgende onderscheid gemaakt worden: Opzegging gegeven door de werkgever â-ª Categorie 1: lagere bedienden: de huidige regels blijven van toepassing, dat wil zeggen 3 maanden opzeg per begonnen schijf van 5 jaar anciënnieit; â-ª Categorie 2: hogere bedienden met een brutojaarloon van meer dan EUR 31.467 (bedrag in 2012); de opzeggingstermijnen zijn uitgedrukt in kalenderdagen en zijn bij wet bepaald. Er zijn vanaf 1 januari 2012 geen onderhandelingen meer mogelijk; Anciënniteit
Termijn
minder dan 3 jaar in dienst
91 dagen
3 jaar tot minder dan 4 jaar in dienst
120 dagen
4 jaar tot minder dan 5 jaar in dienst
150 dagen
5 jaar tot minder dan 6 jaar in dienst
182 dagen
minstens 6 jaar in dienst
30 dagen per begonnen jaar anciënniteit
Bij niet-naleving van deze opzegtermijnen is een verbrekingsvergoeding verschuldigd. Nu de opzegtermijnen voor bedienden werden omgezet van maanden naar dagen, wordt het dagloon als volgt berekend:
-5-
dagloon= (actueel maandloon x 3) /91 waarbij: het actuele loon ook de voordelen omvat die werden verworven krachtens de overeenkomst; voor het eventuele variabele gedeelte van het actuele loon het gemiddelde wordt genomen van de variabele vergoedingen over de 12 voorafgaande maanden. Het loon wordt dus berekend op een driemaandelijkse basis (maandloon x 3), en vervolgens gedeeld door het aantal dagen dat het kwartaal telt, namelijk 91. Voor het overige wordt niet geraakt aan de beginselen om de grondslag voor de verbrekingsvergoeding te berekenen. Onder "actueel loon" wordt verstaan het loon waarop de werknemer aanspraak kan maken op het moment waarop de overeenkomst wordt verbroken. Indien dit loon volledig of gedeeltelijk variabel is, zal rekening worden gehouden met het gemiddelde van deze variabele vergoedingen over de voorbije 12 maanden. Tot slot zullen alle voordelen worden toegevoegd die werden verworven krachtens de overeenkomst, alsook die voorzien zijn door een wet, een collectieve arbeidsovereenkomst of een eenzijdige verbintenis van de werkgever: eindejaarspremie (voor zover deze een verworven recht is), voordelen in natura omgezet in speciën, enz. Zodra het actuele maandloon bepaald is, moet dit worden omgezet in een dagloon (aan de hand van de bovenvermelde formule). â-ª Categorie 3: hoogste bedienden met een brutojaarloon hoger dan EUR 62.934 (bedrag in 2012): op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst afgesloten wordt en uiterlijk op het ogenblik van de indiensttreding, kan de opzeggingstermijn in overeenkomst tussen de werkgever en de werknemer bepaald worden. De opzeggingstermijn mag in elk geval niet korter zijn dan de minimumtermijn (3 maanden per begonnen schijf van 5 jaar anciënniteit) Bij ontslag van alle hoogste bedienden zal er vanaf 1 januari 2012 tevens een extra bijdrage moeten betaald worden aan het sluitingsfonds, waarvoor een KB de juiste modaliteiten nog moet vastleggen. Ontslag door de werknemer Voor de bedienden voor wie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst start na 31 december 2011, wordt de opzegtermijn als volgt bepaald: 45 dagen voor de bedienden die minder dan 5 jaar geleden werden aangeworven; 90 dagen voor de bedienden die tussen 5 en 10 jaar geleden werden aangeworven; 135 dagen voor de bedienden die langer dan 10 jaar geleden werden aangeworven; 180 dagen voor de bedienden die langer dan 15 jaar geleden werden aangeworven voor zover hun jaarloon groter is dan EUR 62.934. 3. Algemene bepalingen Voor arbeidsovereenkomsten die vanaf 1 januari 2012 afgesloten zijn, maar waarbij de werknemer voorheen ook al in dienst was bij dezelfde werkgever met een arbeidsovereenkomst die afgesloten was vóór 1 januari 2012, met een onderbreking van maximaal 7 kalenderdagen tussen beide overeenkomsten, mogen de opzeggingstermijnen van de oude regeling nog toegepast worden. Bij nieuwe arbeidsovereenkomsten vanaf 1 januari 2012 telt de anciënniteit als uitzendkracht bij dezelfde werkgever mee voor een maximumperiode van 1 jaar. De aanwerving moet onmiddellijk of met een onderbreking van maximaal 7 kalenderdagen, volgend op de uitzendarbeid. Het moet bovendien gaan om een identieke functie. De periode van tewerkstelling als uitzendkracht moet ononderbroken zijn waarbij periodes van inactiviteit van een week of minder ook beschouwd worden als periode van uitzendarbeid. Met betrekking tot de anciënniteit als uitzendkracht die in aanmerking moet worden genomen, bestaan er in sommige sectoren tevens bijkomende regels. Wettelijke referentie : Wet van 12 april 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en tot uitvoering van het interporfessioneel akkoord (B.S. 28/04/2011)
-6-
BEPERKTE BELASTINGVRIJSTELLING OP ONTSLAGVERGOEDINGEN VANAF 1 JANUARI 2012 Vanaf 1 januari 2012 wordt er een deel van de opzegvergoeding of een deel van het loon dat tijdens de opzeggingstermijn betaald wordt, vrijgesteld van belastingen. Deze nieuwe belastingsvrijstelling is van toepassing op de bezoldigingen of opzeggingsvergoedingen die vanaf 2012 worden toegekend en voor zover de opzegging door de werkgever ten vroegste op 1 januari 2012 is ter kennis gebracht. 1. Bezoldigingen van werknemers of bedrijfsleiders De belastingvrijstelling geldt zowel voor arbeiders, bedienden als andere categorieën van werknemers. Ook bedrijfsleiders die met hun vennootschap verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst, kunnen van dit voordeel genieten. 2. Bezoldigingen ontvangen naar aanleiding van een ontslag De belastingvrijstelling kan zowel van toepassing zijn op een gedeelte van: - de bezoldigingen die tijdens de opzegtermijn worden betaald; als - de opzegvergoedingen. Uiteraard voor zover de opzegging of de verbreking door de werkgever ten vroegste op 1 januari 2012 ter kennis werd gebracht aan de werknemer. 3. Voorwaarden om de vrijstelling van belastingen te genieten De fiscale vrijstelling wordt enkel toegekend aan arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur die door de werkgever worden beëindigd. De belastingvrijstelling is niet van toepassing in geval van beëindiging: - tijdens de proefperiode; - met het oog op (brug)pensionering; - omwille van dringende reden; - door de werknemer. 4. Van belastingen vrijgesteld bedrag. 4.1. Bedrag De bezoldigingen of opzeggingsvergoedingen: die vanaf 2012 worden toegekend en voor zover de opzegging door de werkgever ten vroegste op 1 januari 2012 is ter kennis gebracht, worden vrijgesteld tot een bedrag van 425 euro (nog te indexeren bedrag, met indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar 2012, 620 euro); die vanaf 2014 worden toegekend en voor zover de opzegging door de werkgever ten vroegste op 1 januari 2014 is ter kennis gebracht, worden vrijgesteld tot een bedrag van 850 euro (nog te indexeren bedrag, met indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar 2014, ongeveer 1.200 euro). Om uit te maken welk bedrag van toepassing is, wordt gekeken naar het ogenblik waarop het ontslag ter kennis werd gebracht aan de werknemer. 4.2. Beperking van het bedrag Teneinde misbruiken tegen te gaan, wordt de vrijstelling op twee wijzen beperkt. Ze wordt namelijk beperkt per beëindiging van de arbeidsovereenkomst en per belastbaar jaar. Beperking van het bedrag per beëindiging van de arbeidsovereenkomst Het maximumbedrag van de vrijstelling geldt ten eerste per beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Wanneer een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd en de bezoldigingen of opzeggingsvergoedingen die naar aanleiding van de beëindiging van deze arbeidsovereenkomst worden betaald of toegekend, over méér dan één belastbaar jaar zijn verspreid, dan zal de vrijstelling slechts voor maximum 425 (850) euro worden verleend. Wanneer in het eerste belastbaar jaar minder dan het voornoemde maximumbedrag werd betaald of toegekend, kan in het daaropvolgende belastbaar jaar wel nog een vrijstelling worden verleend, zij het slechts voor het saldo. Het maximumbedrag van de vrijstelling per opzeg wordt bepaald in functie van het ogenblik van de betekening van de opzegging of ontslag. VOORBEELD: Een werkgever betekent op 5 februari 2012 aan een bediende een opzeggingstermijn van 12 maanden die ingaat op 1 maart 2012. Ook al zullen de bezoldigingen die naar aanleiding van de beëindiging van deze arbeidsovereenkomst worden betaald of toegekend, over 2012 en 2013 verspreid zijn, de vrijstelling zal slechts voor maximum 425 euro worden verleend. Desgevallend zal de vrijstelling binnen éénzelfde belastbaar jaar bij voorrang worden aangerekend op de bezoldigingen voor de gepresteerde opzegtermijn. Deze zijn in beginsel immers belastbaar tegen het progressief tarief, in tegenstelling tot de opzeggingsvergoedingen die in beginsel belastbaar zijn tegen een gemiddeld tarief.
-7-
Beperking per belastbaar jaar Dat het maximumbedrag van de vrijstelling geldt per beëindiging van de arbeidsovereenkomst, heeft ook tot gevolg dat de vrijstelling meerdere keren kan genoten worden, namelijk telkens als een werkgever een arbeidsovereenkomst beëindigt. Het maximumbedrag van de vrijstelling geldt echter ook per belastbaar jaar. Wanneer in éénzelfde belastbaar jaar meerdere werkgevers een arbeidsovereenkomst beëindigen en bijgevolg bezoldigingen of opzeggingsvergoedingen betalen naar aanleiding van de beëindiging van deze arbeidsovereenkomsten, dan zal de vrijstelling slechts voor maximum 425 (850) euro worden verleend. Het maximumbedrag zal het bedrag zijn dat van toepassing is op de in het belastbaar jaar zelf betekende opzeggingen en de vrijstelling zal ook bij voorrang worden aangerekend op de bezoldigingen voor de gepresteerde opzeggingstermijn. VOORBEELD Een werkgever ontslaat op 5 februari 2012 een arbeider mits betaling van een opzeggingsvergoeding van 56 kalenderdagen. Diezelfde arbeider wordt op 1 maart 2012 aangeworven door een andere werkgever maar wordt door die werkgever op 15 oktober 2012 ontslagen mits prestatie van een opzeggingstermijn van 14 kalenderdagen. De bezoldigingen en opzeggingsvergoedingen die betaald werden naar aanleiding van de beëindiging van deze arbeidsovereenkomsten, zullen slechts voor maximum 425 euro worden verleend. 4.3. Bedrijfsvoorheffing De belastingvrijstelling wordt reeds verrekend in de bedrijfsvoorheffing die moet ingehouden worden op de bezoldigingen die ontvangen worden naar aanleiding van een ontslag. 4.4. Fiscale fiches Met voornoemde beperking en aanrekeningsvolgorde zal ook rekening gehouden worden bij het opstellen van de fiscale fiches 281.10 en 281.20. 5. Datum van inwerkingtreding van de belastingvrijstelling Deze belastingvrijstelling wordt toegepast op de bezoldigingen of opzeggingsvergoedingen die vanaf 2012 worden toegekend en voor zover de opzegging door de werkgever ten vroegste op 1 januari 2012 is ter kennis gebracht. 6. Invloed van de belastingvrijstelling op de belastingheffing op kleine opzeggingsvergoedingen Tot 870 EUR (geïndexeerd bedrag) werd een opzeggingsvergoeding tot eind 2011 progressief belast. Daarboven werden de opzeggingsvergoedingen afzonderlijk belast tegen de gemiddelde aanslagvoet van het laatste vorig jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad. De belastingheffing van opzeggingsvergoedingen tot 870 EUR volgens het progressief tarief wordt vanaf 1 januari 2012 opgeheven. Voortaan wordt de belastbare opzeggingsvergoeding steeds belast aan het gemiddeld tarief 7. Wettelijke referentie Wet van 19 juni 2011 tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (B.S. 28/06/2011) MOBILITEITSVERGOEDING ARBEIDERS BOUW (PC 124) - WIJZIGINGEN VANAF 01/01/2012 Vanaf 1 januari 2012 kent het stelsel van de mobiliteitsvergoeding in de bouwsector volgende wijzigingen: 1. Verhoging bedrag mobiliteitsvergoeding Op 1 januari 2012 wordt de mobiliteitsvergoedingen voor de chauffeurs verhoogd worden van EUR 0,1237 naar EUR 0,1316 per werkelijk afgelegde kilometer (dit is het maximale bedrag dat volgens de RSZ-reglementering vrij is van sociale zekerheidsbijdragen). Voor de passagiers komt er een verhoging met 6,39%, waardoor voortaan volgende tarieven gelden :
-8-
Werkelijk totale afgelegde afstand
Mobiliteitsvergoeding per km
Mobiliteitsvergoeding per km
per dag
heen en terug
heen en terug
Bedrag per 1 januari 2011
Bedrag per 1 januari 2012
0 tot 59 km
EUR 0,0485
EUR 0,0516
60 tot 77 km
EUR 0,0529
EUR 0,0563
78 tot 103 km
EUR 0,0548
EUR 0,0583
104 tot 129 km
EUR 0,0567
EUR 0,0603
130 tot 155 km
EUR 0,0605
EUR 0,0644
156 tot 207 km
EUR 0,0641
EUR 0,0682
208 tot 259 km
EUR 0,0661
EUR 0,0703
260 km en meer
EUR 0,0680
EUR 0,0723
Voor de arbeiders die zich met de trein verplaatsen, is het dagbedrag van de mobiliteitsvergoeding vanaf 1 januari 2012 verhoogd van EUR 0,0870 naar EUR 0,0818. Dit bedrag moet vermenigvuldigd worden met het aantal kilometers vermeld op de treinkaart. De ondernemingen die een mobiliteitsvergoeding hebben laten opnemen in de vaste loongegevens van de arbeiders (zie onze maandelijkse prestatiestaten), moeten ons uitdrukkelijk opdracht geven tot aanpassing van de op de prestatiestaten afgedrukte bedragen van mobiliteitsvergoedingen. 2 Notie chauffeur De chauffeur die in opdracht van de werkgever personeel naar de plaats van tewerkstelling vervoert en/of terug met een voertuig van de werkgever, ontvangt de mobiliteitsvergoeding chauffeur voor de volledige rit, dus ook voor het traject dat hij alleen rijdt. Voorheen ontving de chauffeur enkel de verhoogde mobiliteit voor het traject dat hij passagiers vervoerde. De bestuurder die geen personeel vervoert, ontvangt de mobiliteitsvergoeding passagier. 3 Geolocalisatie: werkgroep De sociale partners zijn overeengekomen om in een werkgroep een gedragscode in verband met de geolocalisatiesystemen uit te werken. De Confederatie Bouw heeft reeds geruime tijd een model van reglement opgesteld dat tegemoet komt aan de eerbiediging van de privacy van de werknemers en waardoor een inmenging in de persoonlijke levenssfeer tot een minimum moet herleid worden (zie www.confederatiebouw.be → leden → gids van A tot Z → geolocalisatie). 4 Betaling verplaatsingskosten Wanneer de werkgever geen collectief vervoer organiseert en wanneer de arbeider zich op vraag van de werkgever met zijn eigen vervoermiddel van bij hem thuis rechtstreeks naar de mobiele bouwplaats moet verplaatsen, zullen de verplaatsingskosten (100% treinkaart) voortaan vanaf de 1ste km terugbetaald worden.
-9-
Vorheen was er geen tussenkomst indien de werkelijke totale afgelegde afstand die per dag werd afgelegd minder dan 10 km bedroeg. Deze uitbreiding geldt echter enkel voor de verplaatsingskosten en niet voor de mobiliteitsvergoedingen en enkel voor het geval dat de arbeider zich met zijn eigen vervoermiddel verplaatst. Voor verplaatsingen die met openbaar vervoer gebeuren, geldt de verplichting tot tussenkomst voor afstanden beneden de 10 km ook. 5 Detail mobiliteitsvergoeding Op de maandelijkse loonbrief wordt het bedrag van de mobiliteitsvergoeding vermeld. Nieuw is dat de werkgever vanaf het eerste kwartaal 2012 per trimester aan zijn arbeiders een schriftelijk detail moet bezorgen van de toegekende mobiliteitsvergoedingen. Het detail vermeldt per dag het aantal werkelijk afgelegde kilometers en het toegekende bedrag. Het wordt samen met de loonfiche voor de laatste maand van het trimester afgegeven De werkgever moet deze verplichting niet nakomen indien de arbeider hem individueel of de syndicale delegatie hem collectief hiervan vrijstelt. U kan een voorbeeld van een detail, waarin de volgens de CAO verschuldigde mobiliteitsvergoeding en eventueel de verplaatsingskosten berekend worden, terugvinden het Excelblad dat op onze website www.dienstbetoon.be - Rubriek Modeldocumenten - Rubriek Arbeidsovereenkomsten terug te vinden is. De modellen waarbij de syndicale afvaardiging of de arbeider individueel de werkgever vrijstelt, zijn evenees terug te vinden in de Rubriek Modeldocumenten (subrubriek Arbeidsovereenkomsten) op onze website www.dienstbetoon.be Indien u de DIMONA-aangifte door ons laat uitvoeren, meldt dit dan voor 15 uur aan ons op werkdagen, zodat wij de DIMONA-aangifte nog tijdig kunnen indienen bij de RSZ-diensten. DIMONA-aangiftes voor werknemers die uit dienst gaan, moeten ten laatste de werkdag na de uitdiensttreding verricht worden. DIMONA-aangiftes die ons via Prisma On lIne worden toegezonden, worden om het uur via onze FTP-verbinding met de RSZ aan de RSZ doorgezonden (7 dagen op 7) Dienstbetoon VZW, erkend sociaal secretariaat 710 Theodoor Van Rijswijckplaats 7 bus 1 2000 Antwerpen Tel: 03 203 44 11 Fax: 03 232 63 75 Indien u deze nieuwsbrief wenst te ontvangen op een ander emailadres, vragen wij om dit te melden op ons algemeen mail-adres
[email protected] disclaimer De verstrekte informatie wordt u op vrijwillige basis verleend. We proberen steeds de juridische actualiteit met de grootste aandacht en zorgvuldigheid te behandelen. Gelet op onze middelenverbintenis als sociaal secretariaat, wijzen we elke aansprakelijkheid af voor schade van welke vorm dan ook die voortvloeit uit het gebruik van de aangeboden informatie. De aangeboden informatie is uitsluitend bestemd voor informatievergaring. Openbaarmaking, vermenigvuldiging, verspreiding en/of verstrekking van de op deze website verstrekte informatie aan derden buiten onze wil om, is niet toegestaan.
- 10 -