LOKAAL BESTUUR
Jaargang 39 nummer 3 Herfst 2015
Magazine van het Centrum voor Lokaal Bestuur van de PvdA
NIEUWE WONINGWET LOKAAL AAN ZET!
Sluiten of klassen samenvoegen?
4
KLEINE SCHOLEN
8
Column Jacqueline
MODERNE SLAVERNIJ
2
Zetten in op arbeid
NIEUWE GEDEPUTEERDEN
Trots en teleurstelling
LODEWIJK ASSCHER
10 Jos van Kemenade
6
OUDE GLORIE
12 LOKAAL BESTUUR / ZOMER 2015
1
Kalk
MODERNE SLAVERNIJ Foto: Bert Beelen
Foto: Hollandse Hoogte
JACQUELINE KALK
secretaris Centrum voor Lokaal Bestuur
Een toestand waarin een mens eigendom is van een ander of als zodanig wordt behandeld. Dat is toch slavernij? Die gedachte kwam bij mij op toen ik het bericht las over bijstandsgerechtigden die in de gemeenten Oude IJsselstreek en Aalten drie jaar lang en onder slechte arbeidsomstandigheden bloemen moesten vouwen. Uit angst hun uitkering te verliezen, hielden deze mensen hun mond. En dat alles in het kader van re-integratie. Drie jaar lang bloemen vouwen dient het re-integratieproces niet, dat behoeft geen uitleg. Wat wél uitleg verdient, is de vraag hoe het zo ver heeft kunnen komen. Waarom is dit niet eerder ontdekt en aan de kaak gesteld? En waarom hebben wij deze kwestie tijdens ons onderzoek naar sociaal en democratisch decentraliseren – waarin Oude IJsselstreek een van de cases was - niet boven tafel gekregen? Ongetwijfeld spelen veel factoren daarin een rol. De bijstandsgerechtigden waren bang. Slechts een enkeling durfde met naam en toenaam de zaak te bespreken met een journalist of de vakbond. Het dreigement om gekort te worden op je bijstandsuitkering of deze helemaal te verliezen, raakte deze mensen in hun bestaanszekerheid. Logischerwijs word je daardoor bang. Soms zo bang dat je er alles voor over hebt om dat te voorkomen, en dus houd je je mond. Bovendien zijn bijstandsgerechtigden niet georganiseerd. Er is geen vakbond die opkomt voor hun belangen. Er zijn natuurlijk wel cliëntenraden, maar zij vervullen deze functie ook maar ternauwernood. Het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Werk en Inkomen (ISWI), de gezamenlijke sociale dienst van beide gemeenten, was verantwoordelijk. Uiteindelijk moet ook de directeur van deze dienst toegeven dat het niet de bedoeling
LOKAAL BESTUUR
Jaargang 39 nummer 3 Herfst 2015
colofon
Magazine van het Centrum voor Lokaal Bestuur van de PvdA
LOKAAL BESTUUR NIEUWE WONINGWET LOKAAL AAN ZET!
Sluiten of klassen samenvoegen?
4
KLEINE SCHOLEN
2
Zetten in op arbeid
NIEUWE GEDEPUTEERDEN
Trots en teleurstelling
LODEWIJK ASSCHER
10 Jos van Kemenade
6
Magazine voor PvdA-politici in gemeente, provincie en waterschap. Verschijnt vier keer per jaar.
8
Column Jacqueline
MODERNE SLAVERNIJ
OUDE GLORIE
12 LOKAAL BESTUUR / ZOMER 2015
1
Lokaal Bestuur is een voortzetting van De Gemeente, opgericht in 1907 door F.M. Wibaut en P.L. Tak.
De Amsterdamse wijk Floradorp wordt gedomineerd door sociale huurwoningen van corporatie Ymere. Kunnen gemeenten zorgen voor gemengdere wijken? Zie pagina 4 Foto: Hollandse Hoogte
Overname van artikelen, delen daaruit of illustraties alleen na toestemming. REDACTIE
Aukelien Jellema (voorzitter), Bea de Buisonjé, Maarten Divendal, Manon Fokke, Jacqueline Kalk, Antoine van Lune, Ingrid Wolsing. De redactie werkt op basis van een redactiestatuut.
MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER
Jan Chris de Boer, Yasemin Çegerek (Afgevaardigde), Harriët van Domselaar, Jacqueline Kalk (column), Timothy Schelhaas (illustratie), Jan Schuurman Hess, Jurjen Sietsema, Frans Stieber
Gratis voor leden van het Centrum voor Lokaal Bestuur. Voor niet-leden € 30,- per jaargang. Losse nummers (€ 3,50 inclusief verzendkosten) zijn te bestellen bij de PvdA, telefoon 020-55 12 205. INTERNET
Stan Wagter / Ronald Koopmans
Lokaal Bestuur is ook te raadplegen op internet: http://www.lokaalbestuur.nl twitter.com/lokaalbestuur
VORMGEVING
KOPIJ
Jos B. Koene Amsterdam
Reacties en bijdragen naar:
[email protected]
BASISLAYOUT EINDREDACTIE
ABONNEMENTEN
Leonie Wildeman
Omslagfoto UITGAVE
Centrum voor Lokaal Bestuur van de Partij van de Arbeid, Postbus 1310, 1000 BH Amsterdam. ISSN: 0167-0980 39e jaargang no. 3
2
is dat mensen jaren achtereen in een fabriek werken om hun uitkering te behouden. Maar waarom heeft hij daar zo lang over mogen nadenken? Een andere, maar niet minder belangrijke, vraag: waar was de politiek? De gemeenteraden van Oude IJsselstreek en Aalten hadden het vaak over ISWI. Dan ging het over zaken als huisvesting, maar niet over het beleid dat werd gevoerd om bijstandsgerechtigden weer aan het werk te helpen, of over de vraag wat een redelijke tegenprestatie is in relatie tot de bijstandsuitkering. Deze kwesties zijn in de politiek niet aan de kaak gesteld. De mensen die werden uitgebuit door de gemeenschappelijke sociale dienst, vonden de weg naar de gemeenteraad niet. En andersom beschikten de gemeenteraden ook niet over voldoende voelhoorns om zelf te ontdekken dat er zaken niet in orde waren. Een werkbezoek aan de fabriekshal had verheldering kunnen brengen. De raadsleden hadden dan zelf kunnen constateren dat de werkomstandigheden verre van optimaal waren. En een paar vragen aan de mensen zelf had al snel een beeld gegeven van de lange periode dat zij dit werk al deden. Dit schrijnende voorbeeld laat vooral zien hoe het niet moet. Inmiddels is de wetgeving aangepast en mag het ook niet meer. Dat is goed, maar het zou nog beter zijn als de weg naar de lokale politiek voor bijstandsgerechtigden vanzelfsprekend is. En andersom, dat de lokale politiek zich verantwoordelijk voelt voor de menselijke maat en hierop toezicht houdt. Ook als er een gemeenschappelijke regeling verantwoordelijk is voor de uitvoering. Dan kunnen de bloemen weer gevouwen worden door mensen die daarvoor loon ontvangen. Mensen die niet als eigendom worden behandeld, maar zelf zeggenschap hebben over hun bestaan.
SECRETARIAAT
Leonie Wildeman Postbus 1310 1000 BH Amsterdam Tel. 020-55 12 205 e-mail:
[email protected]
PRODUCTIE EN DRUK
Opmeer Drukkerij Den Haag
BEWEGING IN DE POLITIEK Staan politieke partijen nog steeds aan de basis van maatschappelijke verandering? De SDAP, en later de PvdA, waren ingebed in een brede sociaaldemocratische beweging. Met vereende krachten werd de verzorgingsstaat ingericht: de positie van vrouwen veranderde, de universiteit werd toegankelijk voor de kinderen van de timmerman en de 40-urige werkweek een feit. Allemaal zaken die tot stand kwamen door afgedwongen politieke keuzes. Maar de invloed van de politiek is in de loop van de jaren veranderd. TEAM CENTRUM VOOR LOKAAL BESTUUR
Politiek en politieke partijen worden niet meer direct in verband gebracht met maatschappelijke verandering. Zij worden eerder gezien als een belemmering voor deze veranderingen. Een voorbeeld is Urgenda (een organisatie voor duurzaamheid en innovatie), met 900 mede-eisers daagden zij de Nederlandse staat onlangs voor de rechter om aanvullende milieumaatregelen af te dwingen. De rechter gaf Urgenda gelijk. De regering moet, samen met de SER-partners, meer doen aan energiebesparing en duurzame energie. Waar de politiek er niet in slaagt de beweging richting echte verduurzaming te maken, krijgt Urgenda dit wel voor elkaar. Woud van regels Maar de politiek wil ook beweging creëren. Het kabinet koos in dit verband de term ‘doedemocratie’. Burgers moeten vaker zelf oplossingen vinden voor maatschappelijke vraagstukken. We zien dit al veelvuldig gebeuren. Denk bijvoorbeeld aan de energiecollectieven, de zorgcorporaties en de vele bewonersinitiatieven op het gebied van de openbare ruimte, zoals het zelf onderhouden van speeltuinen, oevers van sloten en groenvoorziening. Nu is het niet zo dat deze initiatieven ontstaan en bestaan dankzij het kabinet. Vaak is er sprake van een golfbeweging, waarin periodes met veel maatschappelijke beweging en minder actieve periodes elkaar afwisselen. Ook met de decentralisaties wil de politiek beweging creëren. Er moet in de maatschappij een andere manier van denken ontstaan in relatie tot zorg, werk, inkomen en arbeidsdeelname van kwetsbare groepen. De overheid is in de gedecentraliseerde wereld niet meer de eerste partner die je als burger om hulp vraagt, maar het sluitstuk van je zoektocht. Deze beweging past in een gro-
ter idee van eigen verantwoordelijkheid en geloof in het eigen vermogen van burgers om problemen op te lossen. Het moet burgers met elkaar verbinden en hun, positief geformuleerd, meer kansen geven zaken naar eigen inzicht te organiseren. Een mooi streven, ware het niet dat de politiek voor deze beweging nog lang niet altijd voldoende ruimte biedt. Wil je deelnemer worden in een windmolenpark, dan kom je erachter dat veel van deze initiatieven stranden, omdat er geen gebied kan worden gevonden waar deze parken kunnen worden gerealiseerd. Kijken we naar de zorg, dan zien we een overspannen Tweede Kamer die moord en brand schreeuwt als iemand niet de zorg krijgt of lijkt te krijgen waar hij om heeft gevraagd. En willen ouders zelf hun kinderopvang regelen, dan stranden zij veelal in een woud van regels. De politiek wil nog te veel vooraf controleren en is ang-
stig voor fraude en het overdragen van verantwoordelijkheden. Maar meer zeggenschap voor de burger of cliënt is niet mogelijk
Willen we richtinggevend blijven, dan moeten we weer een beweging worden als deze vooral vanuit wantrouwen wordt benaderd. De politiek zit zichzelf hier in de weg. Katalysator Zelden zijn politieke partijen nog de katalysator van de maatschappelijke beweging die we zo graag in gang willen zetten. We vinden als PvdA van alles en we leggen, als we de kans krijgen, van alles vast in wetten, moties en amendementen. Maar deze instrumenten zijn al lang niet
meer voldoende om aan te sturen op beweging in de maatschappij. Een omgekeerde beweging, zoals in het geval van Urgenda, is steeds vaker zichtbaar. Hierbij gaat maatschappelijke beweging voorop en is politieke besluitvorming het sluitstuk. Willen we richtinggevend blijven, dan moeten we weer een beweging worden. We moeten focussen op het creëren van beweging buiten het stadhuis in plaats van besluitvorming binnen het stadhuis. Maar hoe doe je dit? Ligt de oplossing in Politiek van waarde, waarin onder andere de opdracht wordt geformuleerd om van onderop een agenda te realiseren, ons te versterken als werkvloer- en buurtpartij en een politiek te voeren die gericht is op samenwerking tussen politici en burger?
tie van de bevolking blijft. Zij bepaalt ook in belangrijke mate of de vernieuwing en verandering slaagt. Heeft de bevolking echt behoefte aan een democratie op buurt- en wijkniveau? En zo ja, geldt dat voor alle wijken? En mochten we buurtrechten invoeren, hoe voorkomen we dan dat deze het speeltje worden van de witte middenklasse, terwijl het voor de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en de bijstandsgerechtigden, voor wie we zelfs het vrijwilligerswerk nog in regels vastleggen, niet mogelijk is om hiervan te profiteren? Onze beweging is ontstaan omdat grote groepen in de samenleving geen toegang hadden tot democratie. Het algemeen kiesrecht en het vrouwenkiesrecht waren immers nog niet ingevoerd. Veel van de initiatieven in de huidige samenleving zijn vooral goed voor bepaalde groepen. Groepen die ook toegang hebben tot belangrijke bronnen zoals geld, kennis en tijd. Aan ons de uitdaging om te voorkomen dat alleen deze groepen er met de hoofdprijs vandoor kunnen gaan. Denk mee Niet elke vorm van beweging is goed. We willen geen neoliberale beweging, waarin mensen alles zelf maar uit moeten zoeken, maar een beweging waarin de waarden bestaanszekerheid, goed werk, binding, verheffing en zeggenschap centraal staan. Tijdens het Festival van het Binnenlands Bestuur op 14 november gaan we op zoek naar de eigentijdse invulling van de sociaaldemocratische beweging en de politiek binnen die beweging. Wil je hierover meedenken? Meld je dan nu alvast aan via onze website: www.lokaalbestuur.nl.
Speeltje Basisvoorwaarde voor sociaal democraten is dat de democraLOKAAL BESTUUR / ZOMER 2015
3
Illustratie: Timothy Schelhaas
NIEUWE WONINGWET: DE VRIJBLIJVENDHEID VOORBIJ Op 1 juli is de nieuwe Woningwet in werking getreden. Vanaf nu krijgen gemeenten en huurdersverenigingen veel meer invloed op de woningbouwcorporaties. Via woonvisies moeten gemeenten, huurders en corporaties bindende afspraken maken over de opdrachten voor corporaties op de lokale woningmarkt. Een ander belangrijk punt: corporaties gaan zich meer richten op woningbouw voor mensen met de laagste inkomens. Volgens PvdA-Kamerlid Jacques Monasch is het de meest sociaaldemocratische wet die in deze regeerperiode is aangenomen. Maar hoe denken onze wethouders hierover? Lokaal Bestuur vroeg het de PvdA-wethouders Albert Smit (Assen) en Jop Fackeldey (Lelystad).
JAN CHRIS DE BOER FREELANCE JOURNALIST
4
Ben je blij met deze nieuwe wet? Smit: ‘In Assen was deze wet niet nodig geweest, omdat we al goede afspraken met de lokale corporaties maken. Dat geldt zowel voor beheer en onderhoud als voor noodzakelijke nieuwbouw en investeringen in leefbaarheid. De nieuwe wet geeft een aantal verplichtingen die fundamenteel te maken hebben met de identiteit van de corporaties. De banden met de overheid worden strakker aangehaald. Dat creëert een nieuw spanningsveld.’ Fackeldey: ‘Ik ben blij met de wet, omdat die ons als gemeente, samen met de huurders, veel meer invloed geeft. Wat ook bij de bestuurders van de corporaties om een andere houding vraagt. Daarnaast is de kerntaak van de corporaties nu duidelijk gedefinieerd. Zij moeten ervoor zorgen dat inwoners met een kleinere portemonnee fatsoenlijke en betaalbare huisvesting kunnen krijgen. Dat is van groot belang.’
volkshuisvestingsbeleid hebben en de corporaties moeten daar naar redelijkheid uitvoering aan geven. Bovendien wordt de positie van de huurders in de nieuwe wet versterkt. Ook ben ik blij dat de corporaties blijvend mogen investeren in maatschappelijk vastgoed. Weliswaar minder dan in het verleden, maar de wet biedt nog voldoende mogelijkheden.’ Fackeldey: ‘Het allerbelangrijkste is dat de rollen goed verdeeld zijn en dat huurders zeggenschap hebben over het beleid van hun corporaties. Minstens zo belangrijk is dat er nu een wettelijke basis is waarbinnen we afspraken met corporaties kunnen maken. Door de verhuurdersheffing en andere kosten hebben corporaties veel minder te besteden dan vroeger. Tegelijk hebben ze maar één echte structurele inkomstenbron, namelijk de huren. Vanwege de betaalbaarheid is het onwenselijk die te veel te verhogen. Dat betekent dus keuzes maken. En die keuzes kan de gemeente, als we tenminste zorgen voor een heldere en vastgelegde woonvisie, samen met de corporatie maken.’
Wat zijn voor jou de belangrijkste punten uit de wet? Smit: ‘Dat gemeenten en corporaties niet meer uit kunnen gaan van vrijblijvendheid. De gemeente moet een actueel
Waar ben je positief over? Smit: ‘Over het principe dat de gemeentelijke woonvisie leidend is en een duidelijke agenda vormt voor het maken van prestatieafspraken. Daarnaast
Jacques Monasch PvdA-Kamerlid
Stem het woningaanbod goed af op de vraag van de inwoners. Zorg voor meer maatwerk Tweede Kamerlid Jacques Monasch is een tevreden man. ‘In de fractie heb ik gezegd dat ik ervan overtuigd ben dat dit de meest sociaaldemocratische wet is die deze regeerperiode is aangenomen. De gemeenten krijgen een leidende rol en de macht van de corporaties wordt gebroken. Meer invloed voor gemeenten en huurders versterkt de lokale democratie. We zagen de werkgebieden van de corporaties de afgelopen jaren steeds groter worden. Daar is met deze wet een einde aan gemaakt. De corporaties moeten weer lokaal opereren en krijgen meer ruimte om woningen aan te bieden aan mensen die eigenlijk te veel verdienen om voor een sociale huurwoning in aanmerking te komen en te weinig om een huis te kunnen kopen.’ Maar hoe zit het dan met de problemen die Smit en Fackeldey benoemen op het gebied van de regio-indeling? ‘Gemeenten hebben een jaar de tijd om daar afspraken over te maken. Lukt dat niet, dan wordt er landelijk ingegrepen.’ Monasch is blij dat het accent bij de corporaties nadrukkelijker komt te liggen op de sociale woningbouw. ‘De laatste jaren werd er te veel geld gestoken in projectontwikkeling, grondaankopen en logge organisaties. Met deze wet gaan de corporaties weer terug naar hun oorspronkelijke taak. En, nog belangrijker: de corporaties gaan weer passend toewijzen, wat betekent dat het toewijzen van woningen gebaseerd wordt op het inkomen van de huurder. In 2009 verdween dit uit de wet, waardoor 300.000 mensen nu in een huurwoning zitten die voor hen eigenlijk te duur is. Er hoeft dan maar een kleine verandering in hun inkomen te zijn of ze kunnen de huur niet meer opbrengen.’ Welke adviezen heeft Monasch nog voor onze raadsleden? ‘Ik vind dat gemeenten zich moeten gaan inspannen voor betaalbaar wonen. Mijn advies is dan ook om in de prestatieafspraken de aandacht te richten op woningen voor de lagere inkomens en lage middeninkomens en dat aanbod over de gemeente te verspreiden. Daarmee voorkom je ook dat je eenzijdige wijken krijgt. Stem het aanbod bovendien goed af op de vraag van de inwoners, veel meer maatwerk dus. Let daarbij vooral ook op jongeren en ouderen. En zorg, in samenwerking met de corporaties, voor verduurzaming van de voorraad woningen.’
krijgen gemeenten meer zicht op de investeringscapaciteit van corporaties. In sommige delen van Nederland ontbreekt het zicht hierop volledig.’ Fackeldey: ‘Ik ben zowel positief over het proces dat leidde tot deze wet als over de wet zelf. De minister heeft, zo is mijn indruk, heel goed geluisterd naar de adviezen en reacties van onder andere het G32-stedennetwerk. Samen met de VNG hebben we een intensieve lobby gevoerd.’ En negatief? Smit: ‘De regio-indeling van corporaties had meer aandacht moeten krijgen. De woningmarktgebieden zijn nu niet congruent aan de werkgebieden van
Gemeenten en corporaties kunnen niet meer uitgaan van vrijblijvendheid de corporaties. In Assen spreken we bijvoorbeeld van het woningmarktgebied Groningen-Assen, waarbij het noordelijke deel van Drenthe het belangrijkste aandachtsgebied is voor Assen. Dat sluit op geen enkele wijze aan op het werkgebied van de belangrijkste corporaties in onze stad.’ Fackeldey: ‘Er is nog veel te regelen. Krijgen we als gemeenten en huurders voldoende inzicht in de financiële mogelijkheden van de corporaties? Hoe gaat de nieuwe Autoriteit Woningcorporaties functioneren? Gaat ze gemeenten ondersteunen of komt er via een eigenstandig toezichtkader toch weer een
vorm van rijkstoezicht? Bovendien lost de wet het echte basisprobleem natuurlijk niet op, want door de verhuurdersheffing en andere financiële aanslagen blijven corporaties, en daarmee hun huurders, in de klem zitten. Er dreigt een tekort aan huurwoningen. De doelgroep groeit en corporaties kunnen onvoldoende investeren. Ook de betaalbaarheid blijft onder druk staan. Deze wet lost dit probleem niet op, maar maakt het gelukkig ook niet erger. En wat betreft het werkgebied en de schaal van de corporaties, waar Albert Smit het over heeft, dat kan inderdaad tot problemen leiden, al zal dat per regio verschillen. Er zijn regio’s waar de interregionale samenwerking en afstemming al goed geregeld zijn. De wet geeft ons nog een jaar de tijd om dat overal te regelen. Dat is een goede stok achter de deur, want de woningmarkt houdt zich niet aan gemeentegrenzen. Maar het zal nog een hele puzzel worden om de regio-indeling voor elkaar te krijgen en daar de juiste corporatie aan te koppelen.’ Welke betekenis heeft deze wet voor jouw gemeente? Heb je meer mogelijkheden of zijn er juist beperkingen gekomen? Smit: ‘Voor de gemeente Assen zijn er in mijn ogen meer beperkingen ontstaan, omdat meer regio-overleg noodzakelijk wordt. Er is in de wet veel vastgelegd over de investeringsmogelijkheden in kern- en buitengebied. Als gemeente kun je nu ook minder shoppen. Allemaal onnodig complicerend.’
Waar moet je om denken bij het opstellen van een woonvisie? Het PvdA-netwerk Huurders geeft tips. 1. Ga samenwerken met huurdersorganisaties Bevorder als fractie deze samenwerking. Zorg dat je weet wat de actieve huurders in je gemeente van hun verhuurder vinden en wat hun wensen of klachten zijn. Breng dat naar de raad. 2. Stel een woonlastenonderzoek in Dat is een goed middel om, voorafgaand aan het opstellen van een woonvisie en het maken van prestatieafspraken, zicht te krijgen op de betaalbaarheid van huurwoningen in je gemeente. Definieer betaalbaarheid niet te nauw. Het is onwenselijk dat huurders nog wél kunnen wonen en eten, maar geen geld meer overhouden voor sociale participatie van henzelf en hun kinderen. 3. Stel betaalbaarheid voorop De betaalbaarheid van woningen is op dit moment de grootste zorg van huurders. Zijn er voldoende betaalbare woningen voor de verschillende doelgroepen, zoals jongeren, ouderen, gezinnen met een laag inkomen of een middeninkomen, mensen met een beperking, woonwagenbewoners, mensen in de maatschappelijke opvang, statushouders? En als er een woning vrijkomt, wordt die dan geliberaliseerd of weer tegen een betaalbare prijs verhuurd? Hoe strakker de prestatieafspraken over betaalbaarheid, hoe beter. 4. Maak je sterk voor gemengde wijken Niet alleen omdat wij daar als sociaaldemocraten intrinsieke waarde aan hechten, maar ook omdat segregatie een voedingsbodem is voor veel andere problemen. 5. Zorg voor voldoende passende woningen voor iedereen Het is belangrijk dat de beperkte hoeveelheid woningen eerlijk verdeeld wordt (woonruimteverdeling), maar schaarste wordt te makkelijk gezien als een natuurverschijnsel waar we niets aan kunnen doen. Als overheid ben je niet alleen verantwoordelijk voor de juiste
verdeling, maar in de eerste plaats ook voor voldoende woningen. Blijf er daarnaast ook voor zorgen dat de voorraad woningen past bij de samenstelling van de bevolking. Zorg voor de aanpassing van de bestaande woningvoorraad, zodat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen. Denk daarbij ook om brandveiligheid en vluchtroutes. Dit is vaak goed geregeld in verzorgingshuizen, maar verdient de nodige aandacht bij het aanpassen van bestaande woningen. 6. Ook huurders willen graag duurzamer wonen Omwille van het milieu én de lagere woonlasten. Omdat dit voor verhuurders extra kost met zich meebrengt, hebben zij vaak een duwtje in de rug nodig van het gemeentebestuur om tot actie over te gaan. Mogelijk kan de fractie helpen om een energiecoöperatie van huurders van de grond te tillen. 7. Houd toezicht op huurdersparticipatie De inkomsten van corporaties bestaan voor bijna honderd procent uit huurpenningen. Daarom behoren huurders meer zeggenschap te krijgen over wat er met hun geld gebeurt. De voorbije jaren kon het bij corporaties - onder andere - zo uit de hand lopen, omdat ze een loopje namen met hun actieve huurders. De lokale overheden stonden erbij en keken ernaar. Voorkom dat de geschiedenis zich herhaalt. Spreek de wethouder erop aan als de huurdersparticipatie een wassen neus blijft. Stuur aan op een ordelijk overleg met huurders en verhuurders. 8. Sta ook stil bij particuliere/commerciële huurders Zowel wat betreft betaalbaarheid als zeggenschap hebben zij het vaak een stuk zwaarder dan de mensen die in de sociale huursector wonen. De wet eist helaas geen prestatieafspraken met commerciële verhuurders, maar verder zijn veel van deze tips ook op hen van toepassing. Heb je nog vragen? Mail ze naar
[email protected].
Fackeldey: ‘De wet geeft ons veel mogelijkheden. Nu konden we in Lelystad altijd al op een heel goede manier met onze corporaties samenwerken, dus ook zonder de wet waren we een eind gekomen. Maar de wet geeft wel duidelijke kaders en dwingt ons meer dan in het verleden om ook als gemeente nadrukkelijk de huurders bij het woonbeleid, de woonvisie en de prestatieafspraken met de corporaties te betrekken. Beperkingen zijn er ook, bijvoorbeeld de verminderde investeringen in leefbaarheid. Maar ik kan nu nog niet voorspellen hoe dat gaat uitpakken.’
Denk je dat uitwassen, zoals een Maserati met chauffeur als dienstauto voor de directeur van een woningcorporatie, daarmee worden uitgebannen? Smit: ‘Ik heb niet de illusie dat dergelijke uitwassen plotseling niet meer voorkomen. Grenzen worden getrokken, maar ook overschreden. Dat is van alle tijden.’ Fackeldey: ‘Ik denk dat de parlementaire enquête en alles wat daarna gebeurd is, bestuurders van corporaties en gemeenten heeft doen beseffen dat de sector onder een vergrootglas ligt en
Biedt de wet mogelijkheden voor een creatieve aanpak? Smit: ‘De creativiteit zal met name gevonden moeten worden in de omvang van de werkgebieden van de corporaties. Daarnaast moeten er creatieve wegen worden bewandeld om corporaties nog te kunnen laten investeren in maatschappelijk vastgoed.’ Fackeldey: ‘De inkt van de wet is net droog, dus daar is het te vroeg voor. Maar er bestaan bijvoorbeeld goede ideeën over wooncoöperaties, groepen inwoners die zelf als corporatie functioneren. De wet maakt dat type experimenten mogelijk. Dit kan soms een oplossing zijn voor situaties waarin een groep inwoners zelf een initiatief wil en kan nemen. Groot voordeel is dat het kleinschalig kan mét een maximale invloed en betrokkenheid van de bewoners.’
De wet dwingt ons de huurders bij het woonbeleid, de woonvisie en de prestatie afspraken te betrekken
De wet zorgt ook voor meer toezicht op de corporaties.
dat dit type uitwassen, het zijn natuurlijk wel uitzonderingen, voorkomen moet worden. In hoeverre het toezicht daaraan bij kan dragen, hangt natuurlijk af van de kwaliteit van het toezicht.’ Hoe worden de nieuwe verantwoordelijkheden in jouw gemeente opgepakt? Smit: ‘In Assen zijn we druk bezig met stakeholders, de corporaties en de politiek om de nieuwe woonvisie vorm te geven. Daarna gaan we aan de slag met de nieuwe prestatieafspraken. Dat zal in de eerste helft van 2016
gebeuren.’ Fackeldey: ‘We hebben een analyse van onze woningmarkt afgerond en aan de gemeenteraad gestuurd. Inmiddels is een woonvisie in voorbereiding die intensief met alle stakeholders en de corporaties besproken zal worden. Op basis daarvan worden prestatieafspraken gemaakt. Ook met de huurdersvertegenwoordiging hebben we een aantal gesprekken gevoerd en dit willen we nog verder intensiveren.’ Vind je de standpunten van de PvdA over sociale woningbouw voldoende terug in de wet? Smit: ‘De nieuwe wet is tot stand gekomen onder bewind van een VVD-minister. Als zaken niet goed gaan, kun je ze repareren met deze wet. Fundamenteler zou een antwoord zijn op de vraag of we de zelfstandigheid van de corporaties weer moeten opheffen. Dus: draaien we de privatisering terug of creëren we allerlei nieuwe regels waar de bureaucratie de handen vol aan krijgt en waardoor maar weinig extra huizen gebouwd worden?’ Fackeldey: ‘Op die vraag kan ik volmondig “ja” zeggen. Jacques Monasch heeft namens de PvdA een prima klus geklaard! Ik heb eerdere versies van deze wet gezien waar veel nadrukkelijker het VVD-stempel op stond. Maar deze versie durf ik wel als een PvdA-wet te bestempelen.’
LOKAAL BESTUUR / ZOMER 2015
5
‘In het lokaal bestuur kunnen we het verschil maken door een activistische bestuursstijl. Doe dat met trots’
ASSCHER: WIJ ZIJN GEEN MOOIWEERZEIL Foto: Hollandse Hoogte
Het is bijna drie jaar geleden dat Lodewijk Asscher als vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aantrad in het kabinet-Rutte II. Een kabinet dat regeert met straffe tegenwind, maar ook vastbesloten is om koers te houden, de gesloten akkoorden te realiseren en de kabinetsperiode af te maken: een kabinet met een missie. Lokaal Bestuur kijkt met Lodewijk Asscher naar de afgelopen drie jaar én naar de toekomst. Waar is hij trots op, hoe ziet hij de toekomst van de PvdA en welke boodschap heeft hij, in deze zware tijd, voor onze lokale bestuurders?
JURJEN SIETSEMA FREELANCE JOURNALIST
6
De vicepremier te spreken krijgen is geen sinecure. Zijn agenda is vlak na de vakantie alweer goed gevuld. Toch lukt het om een afspraak te maken vlak na de eerste ministerraad van het nieuwe seizoen. In de persconferentie na afloop van de ministerraad spreekt premier Rutte zich uit over een onderwerp waarover de vicepremier zich eerder die week al heeft uitgelaten: de steeds verder dalende koopkracht van ouderen. Waar het voor de vicepremier duidelijk is dat hier hoe dan ook iets aan gedaan moet worden, is dat voor de premier nog maar de vraag. Rutte geeft geen garanties. Twee kabinetspartijen, twee gedachten.
Ik ga u teleurstellen Vlak na zijn aantreden vertelt Lodewijk in een artikel in Vrij Nederland dat hij zich aan mensen had voorgesteld met de woorden: ‘Hallo, ik ben Lodewijk en ik ga u teleurstellen’. ‘Dat is inmiddels wel gelukt’, zegt hij. ‘Toen ik de overstap naar Den Haag maakte, ontstond er in de kranten een totaal overdreven hosannastemming. Ik heb toen meteen gezegd: “Ik ga mijn best doen, iedere dag weer. Maar denk nu niet dat alles beter wordt omdat ik in Den Haag zit.” Hetzelfde geldt voor de partij. Diederik beloofde niets bij de Kamerverkiezingen van 2012. Toch waren er veel mensen die het gevoel hadden dat het allemaal beter zou worden. En dat terwijl we de grootste crisis in tachtig jaar binnenstapten en moeilijke veranderingen moesten doorvoeren. Daarom heb ik bewust niet gezegd dat ik als persoon, of wij als partij, alles ineens goed zouden gaan maken. We moeten heel hard werken om stap voor stap onze idealen dichterbij te brengen.’ Lodewijk wordt regelmatig genoemd als kroonprins van de PvdA. Een uitspraak waar hij erg nuchter onder blijft: ‘Dat soort titels gaan al heel lang rond en ik ben eraan gewend geraakt om ze te negeren en te relativeren. Ik prijs mij gelukkig dat ik in het team van bewindspersonen én in de samenwerking met Diederik en Hans bezig ben met de inhoud van de zaak en niet met dit soort dingen.’ Schijnconstructies ‘De afgelopen drie jaar waren voor veel mensen heftig. Ook voor mij was het een woelige periode om minister te zijn. Toch
ben ik trots op de dingen die we hebben kunnen veranderen. Ik had me van tevoren een aantal dingen voorgenomen: ik wilde de schijnconstructies aanpakken, proberen mensen meer zekerheid te bieden en arbeid en zorg verbeteren. Op die gebieden zie je enorme verandering. Het maakt dus uit of de PvdA in de regering zit of niet. Sociale Zaken was een heel economische portefeuille geworden, waarin het vooral ging over de economische effecten. Ik heb geprobeerd de fatsoenlijke arbeidsmarkt weer voorop
We moeten heel hard werken om stap voor stap onze idealen dichterbij te brengen te stellen met de waarden die daarbij horen. Dan is het logisch dat er een Wet aanpak schijnconstructies (WAS) komt. De WAS is een fatsoenlijke wet waarmee we uitbuiting, onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegen willen gaan. Gelijk loon voor gelijk werk, dat is het uitgangspunt.’ Niet alleen de WAS maar ook de Wet werk en zekerheid (Wwz) en de uitbreiding van het zorgverlof zijn zaken die voor Lodewijk een rode draad vormen en belangrijk zijn voor de PvdA als beweging. ‘Mensen hebben hier ook behoefte aan. Je wilt niet alleen een kostenpost of een nummer zijn. Je wilt gewaardeerd worden om wat je doet. De schoonmakers die weer in dienst worden genomen bij een bedrijf of organisatie en die ik, in tranen, sprak op
LERS Foto: ANP / Novum Regiofoto / Dirk Hol
Lodewijk Asscher op werkbezoek bij een metaalbedrijf.
het Plein, zijn daar een symbool van. Dat is bij uitstek iets wat bij Sociale Zaken hoort.’ ‘Ik heb bewust voor Sociale Zaken gekozen, omdat het bijna iedereen raakt. Of je werk hebt en of je op je werk goed behandeld wordt, is ongelooflijk belangrijk voor hoe je je leven leidt en hoe je in de samenleving staat.’ Van raadslid tot minister Is er een lijn zichtbaar van het begin van zijn politieke loopbaan, als raadslid en wethouder in Amsterdam, tot het ministerschap? ‘Qua portefeuilles heb ik van alles gehad. Maar de politiek is voor mij altijd een manier geweest om mijn idealen te vertalen. Ik zoek naar datgene wat mensen direct raakt. Dat kan een school zijn of zaken die spelen op bijvoorbeeld de Wallen. Ik probeer altijd veranderingen voor elkaar te krijgen. Het ministerschap is abstracter en langzamer dan het werk van een lokale bestuurder. Wat dat betreft is het werk in het lokaal bestuur dus fantastisch, maar het ministerschap heeft meer impact, omdat je veranderingen voor grotere aantallen mensen kunt realiseren.’ Van papier naar praktijk ‘Het is een uitdaging om de nieuwe wetten de komende jaren van het papier te krijgen. Ze moeten in de praktijk gaan werken. Bijvoorbeeld de Wwz, werkgevers hebben daarvoor getekend en zien echt wel dat het belangrijk is dat je mensen zekerheid biedt. Aan de andere kant zijn ze soms heel calculerend en benaderen ze werknemers als een risico. Dat vind ik niet goed en het past ook niet in de Nederlandse traditie. Deze slag win je niet met een
wet. In Den Haag wordt al snel gedacht: papier is geduldig en als een wet in het Staatsblad staat, gaan we verder met het volgende punt op de agenda, maar dat is natuurlijk onzin. Het gaat erom wat er in werkelijkheid met een wet gedaan wordt. We lezen vandaag over allemaal mooie economische groeicijfers, maar we weten ook dat er veel mensen zijn die dat op tv zien en heel gefrustreerd zijn omdat zij geen baan kunnen vinden. Voor mij is het heel belangrijk dat we de ambities die in de wet staan het komende half jaar waar gaan maken. Dat mensen weer een baan vinden, fatsoenlijk behandeld worden met een goed contract en investeringen in hun scholing.’ De vraag is natuurlijk hoeveel ruimte Lodewijk daarvoor krijgt van coalitiepartner VVD. ‘Ik neem veel ruimte op mijn beleidsterrein. Ik wil waardengedreven politiek laten zien. Dat doet soms pijn bij de VVD. Toch hebben ze zich in de afgelopen jaren een betrouwbare partner getoond. Het sociaal akkoord was veel VVD’ers, denk ik, een doorn in het oog, maar ze hebben het wel trouw gesteund, inclusief de WAS. Soms moet je een knokpartij leveren, maar dat is logisch. Ook dat is politiek.’ Quotumwet En dan is er nog de Quotumwet die ervoor moet zorgen dat werkgevers voldoende arbeidsgehandicapten in dienst nemen op straffe van een boete van vijfduizend euro per niet ingevulde werkplek. Hoe zit dit bij de overheid? Geven ze zelf het goede voorbeeld? ‘Het ministerie van Sociale Zaken regelt dat soort dingen van oudsher altijd al
heel netjes omdat het hier in de genen zit. Maar voor de Rijksoverheid als geheel moet er nog wel wat gebeuren. Toch vind ik het mooi dat de overheid zelf ook de ambitie heeft om veel mensen met een beperking in dienst te nemen.’ Dankbaar Hoe kijkt Lodewijk terug op bijna drie jaar ministerschap? ‘Ik ben er dankbaar voor. Ik merk dat ik heel gemotiveerd ben als ik dingen kan doen die voor het algemeen belang zijn. Maar ik leef altijd in het besef dat het morgen voorbij kan zijn. Dat hoort bij politiek. Daarom probeer ik er iedere dag iets goeds mee te doen.’ Zijn er ook dingen waarvan hij wakker ligt? ‘Ik ben ook verantwoordelijk voor integratie. En daar maak ik mij zorgen over. Hoe voorkomen we dat de spanningen uit het Midden-Oosten
Soms moet je een knokpartij leveren. Ook dat is politiek bij ons in de straten worden uitgevochten en hoe blijft ons land één geheel? Ik vind het, ook voor de PvdA in de regering, een verantwoordelijkheid om de boel bij elkaar te houden. En ik maak mij zorgen over de grote groep kwetsbare mensen die niet in staat is om zelfstandig het minimumloon te verdienen. Door technologische ontwikkelingen (robots), maar ook door arbeidsmigratie uit Oost-Europa, denk ik dat de druk op deze groep alleen maar zal toene-
men. Je kunt deze mensen wel heel streng verplichten om te solliciteren, maar dat is waarschijnlijk niet de oplossing. Ik zoek nog naar mogelijkheden om deze grote groep toch in het reguliere arbeidsproces hun brood te laten verdienen. Werk is namelijk niet alleen belangrijk voor de portemonnee, maar ook voor de eigenwaarde van mensen. Ik kijk momenteel naar een opvolger voor de oude SPAK (specifieke afdrachtskorting) van Melkert, waarin je werkgevers een afdrachtskorting geeft, een subsidie, zodat mensen toch het minimumloon kunnen verdienen en de werkgever er minder voor betaalt.’ Buikpijn De uitslag van de raads- en Statenverkiezingen was voor de PvdA dramatisch. Met lede ogen zagen we aan dat veel PvdA’ers het veld moesten ruimen. Door de achterban wordt er gewezen naar het landelijk beleid. ‘Ik ben verantwoordelijk voor werk, Diederik voor de partij als geheel en Hans voor de vereniging. We hebben er alle drie buikpijn van dat veel lokale bestuurders, door kritiek op het landelijk beleid, niet terug konden komen. Juist als oud-raadslid, oud-wethouder en oud-lijsttrekker kan ik me voorstellen hoe frustrerend dat moet zijn geweest. Je hebt misschien een prima campagne gevoerd, het in jouw gemeente erg goed gedaan en toch krijg je, vanwege het landelijk beleid, op je kop.’ ‘De komende anderhalf jaar zijn daarom ontzettend belangrijk. We moeten laten zien dat we trouw blijven aan onze idealen. We zijn opgericht om onze idealen te koesteren en ze in de praktijk te
brengen. Als je in de oppositie zit, denk je: potverdorie, wanneer kunnen we het weer eens laten zien. En als je bestuurt, denk je: wat was de tijd mooi dat we geen compromissen hoefden te sluiten. Ik denk dat mensen bezorgd zijn of we onze idealen nog in de praktijk kunnen brengen. Ik ben ervan overtuigd dat we dat wel degelijk kunnen laten zien. Ik geloof niet dat we terug moeten naar het begin, of de basis, maar dat we moeten laten zien welke idealen ons beleid bepalen. Wees daar trots op en ga geen dingen verdedigen waar je niet achter staat. Alleen dan kunnen we weer de brede volkspartij worden die we altijd zijn geweest. Al zal dit niet meer vanzelfsprekend zijn. Geen enkele partij heeft op dit moment de beschikking over een eigen electoraat. We beginnen allemaal op nul. De kracht van je verhaal, je boodschap en de geloofwaardigheid van je kandidaten moeten er vervolgens voor zorgen dat je veel mensen aanspreekt. Ik ben ervan overtuigd dat we dat kunnen.’ Trots ‘In het lokaal bestuur kunnen we het verschil maken door een activistische bestuursstijl. Doe dat met trots. Wees ook trots op datgene wat je collega’s op andere plekken in het land aan het doen zijn. Word bovendien niet onzeker van de klappen die je krijgt. Dat moeten we er soms ook voor over hebben. We zijn per slot van rekening geen mooiweerzeilers, maar doen het voor de goede zaak.’
LOKAAL BESTUUR / ZOMER 2015
7
KLEINE SCHOLEN: JA OF NEE
Foto: Hollandse Hoogte
Sluiten, fuseren of klassen samenvoegen: om het onderwijsaanbod toekomstbestendig te maken staan veel schoolbesturen voor deze moeilijke keuze.
FRANS STIEBER ALGEMEEN DIRECTEUR REFLEXIS OPENBAAR BASISONDERWIJS
In grote delen van het land worden minder kinderen geboren en daalt het aantal leerlingen op scholen. Tussen 2010 en 2020 neemt het aantal basisschoolleerlingen met ongeveer 25 procent af. Niets doen is geen optie. Sluiten, fuseren of klassen samenvoegen: veel schoolbesturen staan voor deze moeilijke keuze. Lokaal Bestuur vroeg Frans Stieber (algemeen directeur Reflexis Openbaar Onderwijs) en Jan Schuurman Hess (voorzitter Vereniging Zelfstandige Dorpsscholen) om hun mening.
n de Achterhoek is de zogenaamde ontgroening (daling van het leerlingenaanIAchterhoekse tal) volop gaande. Als schoolbesturen niets doen, valt in 2020 ruim 60% van de basisscholen onder de noemer ‘kleine scholen’. Meerdere scholen
zullen onder de opheffingsnorm komen. Het fuseren of sluiten van deze scholen is onvermijdelijk. De maatschappij is volop in beweging. Het onderwijs moet leerlingen voorbereiden op hun toekomstige functioneren in een dynamische omgeving. De kwaliteit van een school heeft te maken met het onderwijs(aanbod), het team (expertise en omvang), het innovatieve vermogen en de betaalbaarheid van dit alles. Het behelst dus meer dan de ‘voldoende’ van de onderwijsinspectie. In het bestuursakkoord primair onderwijs is afgesproken dat geïnvesteerd wordt in talentontwikkeling, onderzoekend/ontwerpend leren en bredere inzet van ICT. Hoe kan een kleine school, waar elke leeftijdscategorie slechts enkele kinderen telt, ervoor zorgen dat kinderen samen onderzoek doen en sociaal leren waardoor ze zich optimaal kunnen ontwikkelen? Het (passend) onderwijs vraagt bovendien om meer specialisme en expertise. Hoe kun je van een klein schoolteam eisen dat alle expertise in huis is en dat alle onderwijsontwikkelingen kunworden geïmplementeerd? Leefbaarheid mag volgens nen Ook uit onderzoeken blijkt dat mij geen criterium zijn. een jaargroep met minder dan vijf leerlingen en een combiOok kinderen in een klein natiegroep met meer dan twee dorp hebben recht op jaargroepen dergelijke moeikwalitatief goed onderwijs lijkheden met zich meebrengt. Gelet hierop zou de ondergrens van een basisschool zelfs 40 tot 45 leerlingen moeten zijn in plaats van de huidige opheffingsnorm van 23 leerlingen. Het sluiten van de laatste basisschool in een dorp wordt vaak gezien als een aanslag op de leefbaarheid. Maar leefbaarheid mag volgens mij geen criterium zijn. Ook kinderen in een klein dorp hebben recht op kwalitatief goed onderwijs. Bovendien blijken dorpen zonder basisschool ook leefbaar te zijn. In de Achterhoek is in meerdere kernen de laatste school al gesloten. Doordat kinderen hun nieuwe schoolkameraadjes meebrengen naar dorpsactiviteiten is de deelname aan dergelijke activiteiten zelfs groter geworden en ontstaat er een band met andere kernen. Het sluiten van een school is een veranderingsproces, waarin alle partijen vier fasen (ontkennen, weerstand, verkennen, betrokken) moeten doorlopen. Dit houdt in dat een schoolbestuur een dergelijk proces tijdig moet starten en iedereen daarbij moet betrekken. Ouders begrijpen heel goed dat onderwijs verdergaat dan de leerstof alleen. Dat het ook gaat over het maken van vriendjes/vriendinnetjes en over voldoende leeftijdgenootjes op school en dat het voor de ontwikkeling van hun kind dus beter is om naar een grotere school in het volgende dorp te gaan. Maar ouders hebben wel tijd nodig om die afweging te maken. Het ingezette beleid heeft in de Achterhoek geleid tot vlekkenplannen, waarin schoolbesturen en gemeenten vastlegden dat er binnen een straal van drie tot vier kilometer een basisschool moet staan. De afstand tussen huis en school blijft daardoor voor iedereen acceptabel. Het idee dat schoolbesturen erop uit zijn om zo veel mogelijk kleine scholen te sluiten, is dan ook onjuist. Het sluiten van een school gebeurt om kwaliteitsredenen.
8
JAN SCHUURMAN HESS VOORZITTER VERENIGING ZELFSTANDIGE DORPSSCHOLEN
nder druk van bevolkingskrimp wordt korte metten gemaakt met cruciale O voorzieningen op het platteland. In kleine dorpen werden het afgelopen jaar meer dan honderd scholen gesloten. Meestal betekent het verdwijnen van de laatste
school dat alle andere voorzieningen eerder al werden gesloten: winkels, de kerk, sportvoorzieningen en de bibliotheek. De laatste school is dan ook meer dan vier muren met wat tafels en een 'smart board' Zonder school wordt een dorp een onaantrekkelijke vestigingsplaats voor jonge mensen en jonge gezinnen. Voor ouderen is het dorp in het gunstigste geval een ankerplaats voor herinneringen aan vervlogen tijden. Verenigingen doven na het sluiten van de school uit. Verfransing van het Nederlandse platteland wordt zichtbaar. Wat rest zijn stille, uitgestorven straten. Een veelgehoord argument in de discussies over het sluiten van kleine scholen is dat zij de onderwijskwaliteit niet zouden kunnen garanderen, maar dat is flauwekul. De omvang van een school zegt niets over de onderwijskwaliteit. Ook grote scholen kennen zwakke broeders. Niet voor niets heeft Lodewijk Asscher als wethouder van Amsterdam jarenlang gewerkt aan de verbetering van de onderwijskwaliteit in zijn stad. In een stedelijke omgeving, met alle diversiteit in de klas, wordt veel gevraagd van docenten. Op het platteland, in combinatiegroepen en met gedifferentieerd (passend) De laatste school onderwijs worden andere aspecten van het in een dorp is meer onderwijsvak aangesproken. Voor sociaaldemocraten blijft de onderwijskwaliteit altijd dan vier muren met leidend, in de steden én op het platteland. wat tafels en een In scholen, die tegenwoordig steeds vaker bestuurd worden door managers, worden 'smart board' meesters en juffen ondertussen ziek van de bureaucratie. De bovenschoolse manager die de laatste school in het Zeeuwse dorp Kats, waar ik vandaan kom, sloot, schoof zichzelf in de 23 maanden dat hij hier werkzaam was, €21.500,- per maand toe, goedgekeurd door zijn managementteam, het bestuur, de wethouders en gemeenteraadsleden. Voor het sluiten van de school kreeg de schoolkoepel een premie van meer dan €450.000,-. Leve de kenniseconomie! Maar hoe zit het eigenlijk met de verzelfstandiging van publieke voorzieningen? Van wie is een laatste school in een dorp eigenlijk? Van de bovenschoolse manager? Van bestuurders, die de school in het piepkleine dorp niet eens kunnen vinden en verwarren met het gymnastieklokaal? Of is de laatste school in het dorp van docenten, van ouders en de gemeenschap? Managers en hun wetenschappelijke adviseurs vinden in de bevolkingskrimp een te makkelijk excuus om voorzieningen te saneren. Docenten, ouders en dorpsbewoners blijken machteloos. In Kats hebben bewoners en oud-docenten zich niet neergelegd bij het sluiten van hun school. Ze ontwikkelden een schoolplan, verdiepten zich in de financiën en ontdekten dat er, zonder overbodige overhead en commerciële onderwijsdiensten, maar met eigen inzet en betrokkenheid een enorme kracht te ontwikkelen is: onderwijskundig, financieel en maatschappelijk. Het is tijd voor goed onderwijs en minder bureaucratie! Inmiddels hebben zij de verbinding gezocht met andere delen van het land én met de grote steden, want ook gezinnen uit de stad zijn soms gebaat bij een rustige omgeving met een veilige leef- en onderwijsomgeving. Die mogelijkheid gaat Kats bieden. Bovendien zijn er medestanders gevonden in Gelderland, Friesland, Groningen en Noord-Brabant. In het Katse plan van de Verenigde Zelfstandige Dorpsscholen gaat het om de kernwaarden van de sociaaldemocratie: verheffing, binding, zeggenschap en goed werk voor iedereen. Dus ook voor meesters en juffen. De Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer én in het kabinet erkent de strijd voor het behoud van kleine scholen. De laatste school in een dorp is voor sociaaldemocraten van onschatbare waarde.
dilemma In iedere editie legt Lokaal Bestuur een dilemma aan je voor. Deze keer is dat:
KRIMPREGIO'S Jullie gemeente bestaat uit dertien verschillende dorpen en buurtschappen. In het grootste dorp is een winkelcentrum en staat een middelbare school. Tot nu toe is het beleid er altijd op gericht geweest alle dertien buurtschappen en dorpen zo goed mogelijk te bedienen, ongeacht de kleur van de coalitie. Het huidige college zegt deze lijn niet langer voort te kunnen zetten. Door toekomstige nieuwbouw en (zorg)voorzieningen in de drie grootste kernen te concentreren, ontstaat er een schaalgrootte waarop het voorzieningenniveau betaalbaar blijft en overeind kan worden gehouden. De toekomstvisie is mede ondertekend door jullie eigen wethouder, de reactie uit de tien gepasseerde kernen laat zich raden. Krijgt het college jullie steun? Fimke Hijlkema, raadslid Ooststellingwerf In onze gemeente is dit vraagstuk in de periode 2006-2010 (toen wij nog in het college zaten) al aan de orde gekomen. Het is onmogelijk om alle voorzieningen in ieder dorp te realiseren of te handhaven. Daarom is ervoor gekozen om dorpen te clusteren en die clusters met elkaar in gesprek te laten gaan over het voorzieningenniveau. Heeft het ene dorp een zwembad of sporthal, dan hebben de andere dorpen dat niet. Datzelfde geldt voor de zorgvoorzieningen. Nu het de bedoeling is dat iedereen zo lang mogelijk thuis blijft wonen, neemt de behoefte aan zorgvoorzieningen, zoals verzorgingshuizen, in krimpgebieden niet echt toe. Het is daarom beter om in een paar dorpen goede, moderne (zorg)voorzieningen te realiseren. Alleen dan kan er een bepaald voorzieningenniveau in stand worden gehouden. Het college krijgt dan ook onze volledige steun. Lizette Elzing, raadslid Neder-Betuwe In principe kiezen wij niet voor deze toekomstvisie, omdat we het belangrijk vinden om de leefbaarheid in alle kernen op peil te houden. Ik vraag me dan ook af wat het ‘betaalbaar blijven van het voorzieningenniveau’ precies inhoudt. Worden er alleen cijfers meegenomen in de berekening? Leefbaarheid kost geld, maar levert welzijn voor onze burgers op. Voor de steeds groter wordende groep ouderen die langer thuis blijft wonen, zijn steeds meer vrijwilligers en mantelzorgers nodig. En dat kunnen niet alleen ouderen zijn. Een gemengde bevolking bevordert de leefbaarheid. Zonder de genoemde nieuwbouw en voorzieningen verdwijnt de jeugd en vergrijst het dorp. Voorzieningen zijn noodzakelijk om elkaar te ontmoeten en contacten te onderhouden. Voor wij dit voorstel kunnen steunen, moet het college aantonen dat dit echt de enige manier is om voorzieningen bereikbaar te houden voor alle inwoners. Lambèr Gevers, raadslid Schijndel Als PvdA willen we graag betrokken bewoners die het beste met hun gemeente voorhebben. We zijn er bovendien bij gebaat om onze inwoners al in een vroeg stadium te betrekken bij het opstellen van plannen. Er is dan meer draag-
vlak en dus een grotere kans op succes. Het opstellen van een toekomstvisie is een uitgelezen kans om bewoners te betrekken en scheve gezichten te voorkomen. In het geval van deze toekomstvisie zit de spanning op de bediening van de kwetsbare groepen en de leefbaarheid in kleine kernen, tegenover de betaalbaarheid van deze voorzieningen. Als PvdA moeten we alert zijn op plekken waar zowel de beschikbaarheid als de bereikbaarheid van bepaalde voorzieningen onder druk staat. Iedere gemeente moet een bepaald voorzieningenniveau houden en anders in de nabije omgeving beschikbaar hebben. Dat is voor ons een vereiste om deze toekomstvisie van het college te steunen. Nel Hilbrink, raadslid Hof van Twente Voor de leefbaarheid in onze dorpen en buurtschappen is het van belang dat er goede basisvoorzieningen zijn. Daarmee houden we onze gemeente bovendien aantrekkelijk als vestigingsplaats. Niet onbelangrijk in het licht van krimp. Nu de financiële middelen schaars zijn, moeten er soms moeilijke keuzes gemaakt worden. Concentratie van bijvoorbeeld zorgvoorzieningen kan noodzakelijk zijn om de kwaliteit te waarborgen. In dat opzicht kan ik het standpunt van het college volgen. Anderzijds biedt de transformatie van de zorg ook mogelijkheden. Als je de voorzieningen voor sport, cultuur, zorg en onderwijs bijvoorbeeld bundelt, zijn de kosten hanteerbaar en ontstaan er ook nieuwe mogelijkheden voor de leefbaarheid in onze kernen en buurtschappen. Daarnaast ontstaan er allerlei initiatieven bij onze inwoners, die wij als gemeente ondersteunen. Een voorbeeld hiervan is een plaatselijke voetbalvereniging die een wijkfunctie wil vervullen. De kantine wordt nu overdag gebruikt door ouderen uit de wijk die een kaartje willen leggen, de kinderopvang is er in ondergebracht en er worden cursussen gegeven. Op die manier is er ook meteen meer sociale controle in de wijk. Kees de Graaf, raadslid Tynaarlo Voorzieningen koste wat het kost overeind willen houden is - zeker in krimpsituaties - een heilloze weg. Sowieso is de invloed van de gemeente beperkt; economie en demografie bepalen in belangrijke mate het draagvlak voor voorzieningen. De beslissing
om deze al dan niet te sluiten, worden overwegend elders genomen. Dat geldt voor een school en een bibliotheek net zo goed als voor een supermarkt. Ook de woningbouw werkt vooral vraaggestuurd: er wordt gebouwd waar zich aantoonbaar afnemers melden. Waar de gemeente wel op kan sturen, is een goede bereikbaarheid. Vanuit de woondorpen moeten de voorzieningen in de grote kernen - de centrumdorpen -toegankelijk blijven. Nieuwe vervoersconcepten met een mix van openbaar en collectief moeten dat mogelijk maken, ook in dunbevolkte gebieden. Daarnaast heeft de gemeente de plicht om per kern in ieder geval één maatschappelijke ontmoetingsplek in stand te houden. Wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan, krijgt het college onze steun. Sven Booij, fractievoorzitter PvdA Twenterand Het college krijgt onze steun. Natuurlijk probeer je de verschillende voorzieningen in stand te houden, maar dat kan niet tegen de verdrukking in. Samen met de gemeenschap kan op creatieve manieren worden geprobeerd bepaalde voorzieningen overeind te houden, maar we doen niet aan kerktorenpolitiek. Dus alle voorzieningen in alle kernen overeind houden, gaat niet lukken. Kort geleden was ik op bezoek bij mijn moeder. De laatste basisschool in haar dorp is drie jaar geleden gesloten, nadat jaren daarvoor de supermarkt was verdwenen. Toch zagen de inwoners er niet minder gelukkig uit. Door zich samen in te spannen, wisten ze uiteindelijk het binnenbad overeind te houden. De kracht van een dorp en het geluk van de inwoners is niet alleen afhankelijk van de geldstroom uit de gemeente.
Commentaar van Gert-Jan Leerink, medewerker CLB De PvdA gelooft - misschien wel meer dan ooit - in de kracht van gemeenschappen. Gemeenschappen waarin mensen met elkaar leven en waarin zij samen de toekomst vormgeven. Goede voorzieningen zijn hierbij belangrijk, maar iedereen snapt dat voor sommige voorzieningen een zekere schaalgrootte nodig is, en dat je als klein dorp niet op ieder vlak in de prijzen kunt vallen. Maar overal naast grijpen is het andere uiterste. Waar het volgens mij op aankomt, is beslissingen als deze niet in een technocratische exercitie op basis van een extern onderzoeksrapport op te leggen. Om een goed functionerende gemeenschap te worden of te blijven moet je met bewoners in gesprek gaan over wat er de komende vijftien jaar nodig is en wat er gemist kan worden als kiespijn. De uitkomst zal per dorp verschillen, en dan zullen er alsnog lastige knopen moeten worden doorgehakt. Maar dat gebeurt dan wel op basis van een plan dat jullie samen gemaakt hebben en waarbij de kracht van de gemeenschappen centraal staat.
afgevaardigde
YASEMIN ÇEGEREK LID TWEEDE KAMERFRACTIE PVDA
[email protected]
RECYCLINGREVOLUTIE In Nederland zijn we goed in het scheiden van afval. Toch is er nog een wereld te winnen. Onlangs heb ik in de Tweede Kamer een plan gelanceerd voor zogenaamde retourpremies. Hiermee kunnen we mensen nog meer stimuleren om hun oude spullen in te leveren, zodat ze gerecycled kunnen worden. Met het programma VANG (Van Afval naar Grondstof) wil Nederland naar 75% afvalscheiding en nog maar 100 kilo restafval per inwoner per jaar. We willen een duurzame toekomst, dus hoe meer we hergebruiken, hoe minder we uit de natuur hoeven te putten en hoe minder energie we hoeven te gebruiken. Papier, textiel, gft, glas en ook plastic worden steeds beter en bovendien beter gescheiden ingezameld en gerecycled. In Den Haag ging de discussie de afgelopen tijd vooral over het wel of niet afschaffen van statiegeld op petflessen. Als het aan het bedrijfsleven lag, was het statiegeld per 1 januari 2015 al afgeschaft. De kans dat dat daadwerkelijk zou gebeuren, was vrij groot. De verpakkingsindustrie beweerde dat het statiegeld voor hen te duur was. Het kabinet Rutte I wilde tegemoetkomen aan de wens van de verpakkingsindustrie om het statiegeld af te schaffen. Het Rijk sloot daarop samen met de gemeenten en het bedrijfsleven een overeenkomst over verpakkingen. Er werd afgesproken dat het statiegeld op petflessen zou worden vrijgegeven als het bedrijfsleven een aantal andere recyclingdoelstellingen zou halen. Een slechte afspraak, vinden we als PvdA. Het statiegeld is namelijk een succesvol inzamelingssysteem gebleken. 95% van de grote petflessen wordt ingeleverd en gerecycled zonder dat er andere resten van kunststof aan worden toegevoegd. Dat laatste is belangrijk, omdat je er op die manier nieuwe petflessen van kunt maken. Het bedrijfsleven wil het liefst alle plastic tegelijk inzamelen via het Plastic Heroes-systeem. Al het plastic wordt dan in een zak verzameld. Veel gemeenten hebben zo'n systeem inmiddels ingevoerd. De plastic zakken worden maandelijks opgehaald of kun je inleveren bij een afvalbak in een winkelcentrum. Het is een prima systeem, waar ook de PvdA achter staat. Maar we vinden het geen goed idee om de statiegeldflessen ook in deze zakken te stoppen. Waarom? Er zitten veel verschillende soorten plastic in de Plastic Heroes-zakken, daardoor kunnen er geen nieuwe petflessen van worden gemaakt. Hiervoor moet dan weer nieuw plastic gebruikt worden. Dat is jammer en onnodig. Bovendien kwam het bedrijfsleven de gemaakte recycledoelstellingen niet na. Jaar na jaar deden ze te weinig aan recycling. Daarop hebben we voor duidelijkheid gezorgd: het statiegeld blijft bestaan. Het is trouwens verbazingwekkend hoeveel druk het verpakkende bedrijfsleven op deze zaak legde. Bedrijven als Lidl hebben statiegeldsystemen ontwikkeld die prima renderen. Je zou denken dat het voor bedrijven veel lonender is dergelijke systemen te volgen, in plaats van te blijven proberen de klok terug te draaien. Maar nee, op werkbezoeken kreeg ik van de tegenstanders van statiegeld vooral te horen hoe geweldig het systeem van Plastic Heroes werkt, terwijl dat systeem zijn succes nog moet bewijzen. Maar recycling is meer dan alleen statiegeld. Het interessante van het statiegeldsysteem is dat je ziet dat belonen werkt. Met de retourpremie willen we hierop inspelen. Met gemeenten en bedrijven bekijken we momenteel nog hoe dit er precies uit moet zien, maar ik zou me bijvoorbeeld voor kunnen stellen dat je punten voor nieuw speelgoed spaart als je oud speelgoed inlevert. En zo willen we op verschillende vlakken gaan experimenteren met de retourpremies. Er zijn vast nog veel andere goede ideeën te bedenken. Ik wil iedereen dan ook uitdagen om vooral zelf met voorstellen te komen. Voor mij staat vast dat we nog heel veel meer kunnen doen met het hergebruiken van spullen. Meer hergebruik levert tegelijkertijd ook meer groene banen op. Het is tijd dat alle kansen voor een circulaire economie benut worden en dat begint onder andere bij de mensen thuis. De tijd van onbekommerd goederen weggooien is voorbij. We staan aan het begin van de recyclingrevolutie.
REACTIES WELKOM Wil je reageren op wat je in deze Lokaal Bestuur leest? Laat het ons weten. Zorg ervoor dat je mailtje uiterlijk woensdag 28 oktober in ons bezit is, dan kunnen wij dat in het volgende nummer plaatsen. Ook alle andere kopij voor dat nummer moet woensdag 28 oktober binnen zijn. Je kunt je bijdrage sturen naar Leonie Wildeman, email:
[email protected]
LOKAAL BESTUUR / ZOMER 2015
9
NIEUWE GEDEPUTEERDEN WILLEN UIT IVOREN TOREN Foto: Provincie Limburg
Foto: Erik van der Burgt
Eric Geurts
Erik van Merrienboer
De uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen was bedroevend. Toch weet de PvdA in vijf van de acht provincies haar plek in het provinciebestuur te behouden. In Limburg is Eric Geurts de nieuwkomer. De Brabantse PvdA levert, na vier jaar oppositie, met Erik van Merrienboer, weer een gedeputeerde. Vol optimisme en vertrouwen vertellen deze twee nieuwe gedeputeerden over hun drijfveren en plannen in het provinciebestuur. ‘Wat heb ik toch een mooi vak.’ Eric Geurts (45) vertelt als nieuwe gedeputeerde van de provincie Limburg enthousiast over het rondje Noord- en Midden-Limburg dat hij onlangs maakte. Niet omdat de provincie nieuw voor hem is, maar vooral om zich nader te oriënteren op zaken als openbaar vervoer, plaatselijke tradities en de verschillen en overeenkomsten per gebied, stad en dorp. Als wethouder van de gemeente Brunssum heeft hij al met deze onderwerpen te maken gehad, maar nu kijkt hij door ‘provincie-ogen’ en dat is toch anders: breder, gevarieerder.’ ‘Er is bijvoorbeeld met acht gemeenten een mobiliteitsoverleg geweest. Dit gaf veel helderheid over de wensen en mogelijkheden per regio. Het nieuwe college zit net in het zadel, dus dit is natuurlijk nog maar de start. Maar een goed begin is het halve
HARRIËT VAN DOMSELAAR FREELANCE JOURNALIST
10
werk. Goed met elkaar communiceren is de meest onderschatte taak van bestuurders en politici. Contact houden met de mensen waar het om gaat en hen betrekken bij de plannen en voornemens. Zo verlies je elkaar niet uit het oog.’
Budgetten ‘Natuurlijk ben ik altijd afhankelijk van de beschikbare budgetten. Er is twaalf miljoen beschikbaar voor mijn portefeuille recreatie en toerisme. Daarbinnen wordt gekeken wat er mogelijk en wenselijk is en hoeveel speelruimte er is. Weinig mensen beseffen dat Limburg een behoorlijk waterrijk gebied kent. Daar moeten we dus meer in investeren. Een opvallend groot deel van de Nederlandse vakantiegangers heeft aangege-
ven dat Limburg hun favoriete bestemming is. Er zijn hier dan ook bijna 37.000 mensen werkzaam in deze sector. Wat dat betreft is de portefeuille recreatie en toerisme niet uitsluitend een feestportefeuille, maar ook een grote verantwoordelijkheid. De A van de PvdA kan hier bovendien flink worden opgepoetst. Ik wil daarmee aan de slag. Zeker in samenhang met mijn andere portefeuille stedelijke ontwikkeling. Dat wordt evengoed een heel gepuzzel, maar daar hou ik wel van. Dan kan ik mijn creativiteit kwijt. We kunnen oude gebouwen bijvoorbeeld een nieuwe invulling geven en er dan voor zorgen dat dit gepaard gaat met nieuwe werkgelegenheid en nieuw ondernemerschap.’ Ivoren toren ‘Ik was negen jaar wethouder in Brunssum, maar merk nu al dat mijn functie als gedeputeerde een geheel andere is. Zowel inhoudelijk als ook in praktische zin. Ik ben al veel op pad geweest. Op werkbezoeken, maar ook ter oriëntatie. Ik wil de provincie van binnen en buiten leren kennen. Mijn verantwoordelijkheid ligt nu breder. Uiteraard werk ik veel samen met de gemeentebesturen. Als wethouder miste ik het contact met de provincie, dus dat wil ik echt anders doen. Niet in een ivoren toren zitten en plannen bedenken achter een bureau, maar de provincie in om contact te maken met lokale bestuurders en met de bevolking. Ik ben bij de meeste van de 33 gemeenten al langs geweest om kennis te maken. Je moet weten wat er in de samenleving speelt. Vertrouwen krijg je niet zomaar.’
In de genen ‘Alhoewel ik onderdeel uitmaak van een zeer brede coalitie zeven gedeputeerden van vijf verschillende partijen - probeer ik toch stevig in het zadel te zitten. Met als een van mijn doelstellingen: ruimte scheppen door regels in te perken. Het is een fijn gevoel dat ik daar als gedeputeerde meer invloed op kan uitoefenen dan dat ik dat kon als wethouder. Besturen doe je tenslotte vanuit een passie. De sociaaldemocratie zit in mijn genen, dus dat hoop ik vanuit de basis
Je moet weten wat er in de samenleving speelt. Vertrouwen krijg je niet zomaar uit te kunnen werken in Limburg. Als wethouder dacht ik vaak: dat zou ik graag anders zien. Ik voel altijd de drang om dingen te veranderen. Zo wil ik ondernemers stimuleren om in Limburg te blijven door als provincie te investeren in hun bedrijven en projecten. Bovendien staan er naar mijn mening te veel mensen langs de kant. Onze jeugd moet na een opleiding in de regio aan het werk kunnen. Dat klinkt misschien wat idealistisch, maar als je er zelf niet in gelooft, hoef je er niet eens aan te beginnen. Ik ben er met hart en ziel mee bezig en heb er alle vertrouwen in dat dat tot resultaten zal leiden. Ik wil graag toegankelijk zijn voor de mensen waar het om gaat en mijn kiezers niet teleurstellen, maar ik besef ook dat ik dat niet alleen kan.’
KOM JE OOK NAAR HET FESTIVAL?
INTUSSEN OP Verzameld door Leonie Wildeman
Het Centrum voor Lokaal Bestuur nodigt je van harte uit voor het tweejaarlijkse Festival van het Binnenlands Bestuur op zaterdag 14 november a.s. in het Centraal Ketelhuis in Amersfoort. Thema is dit keer: Beweging in de politiek. Zijn politieke partijen nog in staat de maatschappij in beweging te brengen?
Het Festival duurt van 10:00 uur tot 18:00 uur. Je kunt je voor het Festival nu al aanmelden via www.lokaalbestuur.nl, zie agenda.
Tot ziens op 14 november in Amersfoort! Erik van Merrienboer (49) heeft zelf niet onderhandeld over het Brabantse coalitieprogramma. Hij kwam, naar eigen zeggen, ‘vanachter het gordijn tevoorschijn’. Begin dit jaar werd hij gepolst voor een eventuele collegefunctie, maar de verkiezingsuitslag beloofde verre van een rechtstreeks ticket. Uiteindelijk liepen de onderhandelingen, met name tussen het CDA en de SP, stuk op de zogenoemde ‘ruit’ rond Eindhoven (een rondweg die door kwetsbaar natuurgebied zou gaan lopen, red.) en kwam de PvdA in beeld. Het verzoek om gedeputeerde te worden, was dus een grote verrassing voor de toenmalige provinciale topambtenaar. ‘Ik was gemeenteambtenaar en werd in 2006 wethouder en regiobestuurder in Eindhoven. Dat heb ik vier jaar gedaan. Vervolgens werd ik weer ambtenaar, maar nu van de provincie Noord-Brabant, eerst als directeur economie en mobiliteit en later als directeur strategie en beleid. Ik zeg weleens gekscherend “aan mijn vooropleiding kan het niet liggen”, met ervaring op diverse plekken en in verschillende organisaties. Qua werkwijze veranderde er veel. Er zijn zeker verschillen tussen een grote stad en de provincie en - natuurlijk - tussen een ambtelijke of een bestuurlijke rol. Maar zelf verander je niet. Ik mag me nu met sommige dingen meer en met andere dingen minder bemoeien. Bij de start is dat voor iedereen even wennen. Maar dat is snel voorbij.’ Slimste regio ‘Onze fractie was verklaard tegenstander van de hierboven genoemde rondweg om Eindhoven. Het alternatief voor deze ‘ruit’ vinden we als PvdA vooral in het verruimen van de capaciteit, de betrouwbaarheid en de veiligheid van de A58 en A67. En Eindhoven is natuurlijk niet voor niets de slimste regio van Nederland. We gaan, mede dankzij Brainport (samenwerkingsverband tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen, red.), voor een slimme oplossing zorgen in onze zoektocht naar optimale mobiliteit. Daarin kunnen alle huidige collegepartijen - zonder het CDA dus - zich vinden.’ ‘Ik ga mijn best doen om een bijdrage te leveren aan de versterking van de economie en aan de veerkracht van de arbeidsmarkt. Als gedeputeerde kan ik daar zelf direct invloed op uitoefenen. Met de mooie portefeuille ruimte en financiën kom ik bovendien
voortdurend in aanraking met de andere portefeuilles. Samen kunnen we de maatschappelijke opgaven centraal stellen. Strategisch inzicht is mij niet vreemd en ik heb veel ervaring met netwerken in en voor Brabant. Ik ben een echte teamspeler. Dat is nog belangrijker geworden nu we de kleinste partij in het college zijn.’ Heldere blik ‘Vroeger was de provincie vooral een uitvoeringsorgaan van rijksbeleid. Gelukkig is dat sterk veranderd. Brabant neemt met overtuiging een eigen verantwoordelijkheid voor economische
Het zijn de verdiensten van krachtige PvdAbestuurders in steden en provincie waaraan ik me schatplichtig voel structuurversterking, arbeidsmarkt en onderwijs. Ook cultuur is voor ons een belangrijke opgave geworden. Maar je moet als provincie wel een duidelijke markering aanbrengen: hoe ver reikt onze verantwoordelijkheid? Breng dat ook goed en duidelijk naar buiten door als provincie bijvoorbeeld wel in het sociale domein actief te zijn, maar mét een heldere blik op wat je wilt bereiken en wat jouw rol is.’ ‘Voor mij zijn taalvaardigheid, leefbaarheid, zorg en gezondheidsbeleving allemaal onderwerpen waar onze provinciale aandacht naar uit moet gaan. Zeggen dat iets niet jouw taak is, is te gemakkelijk. Voor de effectiviteit van nagenoeg alle provin-
ciale opgaven is het belangrijk om juist sociale veerkracht, actief burgerschap en de daartoe benodigde emancipatie centraal te stellen.’ Veranderkracht 'Een van de heetste hangijzers in Brabant is de intensieve veehouderij. En dat zal voorlopig ook wel zo blijven. De balans tussen veehouderij, wonen en leven op het platteland is momenteel niet optimaal. De erfenis van de Q-koorts weegt zwaar door in onze provincie. In het mozaïek van Brabant zie je dat ook in het landelijk gebied een grotere verwevenheid van functies ontstaat, het platteland is bijvoorbeeld steeds meer in trek als woongebied. Dan wordt zoiets als duurzame mestverwerking een noodzakelijke maar ook ingewikkelde opgave. Toch geloof ik in de veranderkracht van de boeren en van andere partijen in de keten. Iedereen is zich bewust van de ontwikkelingen en velen willen verduurzamen. Tegelijkertijd moeten we beseffen dat de traditionele gouden driehoek - met dominante posities voor banken en land- en tuinbouworganisaties - minder makkelijk vernieuwing kan realiseren, omdat er vanuit steeds meer hoeken invloed uitgeoefend wordt. De bijdrage van vernieuwende retailers en de marktmacht van consumenten verdient actieve steun, zonder dat we ons verschuilen achter Europees landbouwbeleid. Economische innovatie en ook de decentralisatie van het natuurbeleid biedt mogelijkheden, zeker in combinatie met de toenemende belangstelling van private investeerders voor een groene economie. Toch is het niet altijd makkelijk om deze roep om verduurzaming te vertalen naar beleid en regelgeving. Ik hou er rekening mee
dat er voor de zwaarste transitiegebieden in Brabant specifieke wetgeving nodig is om positieve ontwikkelingen een stevige steun in de rug te geven. Vergeet niet dat, ondanks het groeiende aantal bedrijfsbeëindigingen, 80% van de Noordoost-Brabantse economie gerelateerd is aan agrofood. Dat maakt de transitieopgave fors en voor niemand vrijblijvend.' Schatplichtig ‘Het is bemoedigend dat de traditionele industrieën en ambachten, zoals textiel, leer en suikerbieten, weer zichtbaar worden en waardering krijgen. Zij krijgen van ons dan ook de nodige steun. Er is in de industrie nu eenmaal behoorlijke groei nodig om volwaardige werkgelegenheid te creëren. Een, vooral voor de PvdA, belangrijk streven. Een eigen profiel, een herkenbare
rol van de provincie en goede samenwerking met het Brabants stedelijk netwerk zijn van groot belang. Alleen dan kunnen we grote maatschappelijke opgaven aanpakken. Het zijn in belangrijke mate ook de verdiensten van krachtige PvdA-bestuurders in onze steden en provincie waaraan ik me schatplichtig voel. Deze bestuurlijke en ambtelijke samenwerking is ook vereist bij de grote opgave in mijn portefeuille ruimte en financiën. Het is mijn missie om te zorgen voor een sterke, praktijkgerichte omgevingsvisie, waarbij de overheid richting burgers en bedrijven ook echt als één overheid acteert. Een prachtige uitdaging om het Brabantse netwerk van intensief samenwerkend lokaal én provinciaal bestuur naar een next level te tillen.’
LOKAAL BESTUUR / ZOMER 2015
11
de achterkant
< Oude Glorie Jong Talent > JOS VAN KEMENADE (78) Het eerste dat opvalt wanneer ik zijn werkkamer binnenloop, is een grote collectie pijpen. In de vensterbank, op het bureau, in een boekenkast. 'Ik loop soms tegen een bijzonder exemplaar aan en dan koop ik hem. Voor je het weet is het een verzameling.’ Ze staan er niet alleen voor de sier, want Jos van Kemenade, voormalig minister van Onderwijs, Tweede Kamerlid, burgemeester van Eindhoven en Commissaris van de koningin in Noord-Holland, is nog altijd een fervent pijproker. Nadat hij ons beide heeft voorzien van een glas fris, komt het blik met tabak tevoorschijn, wordt er een pijp leeggeschud en een nieuwe gevuld. Het interview kan beginnen. Arts of ingenieur Jos wordt in 1937 in het overwegend protestantse Amsterdam geboren. Toch gaat hij naar een katholieke basisschool. ‘De familie van mijn vader komt uit het zuiden. Zij verhuisden naar Amsterdam in de hoop op meer werk voor mijn grootvader, die timmerman was. Als zuiderlingen waren zij natuurlijk KVPaanhangers en ook mijn ouders stemden op de KVP. Al waren ze wel links en een beetje recalcitrant. Mijn vader was boekhouder. Wij behoorden dus tot de lage middenklasse. Als eerste in mijn familie kreeg ik de mogelijkheid om te studeren. Ik ben een kind van de sociale mobiliteit, maar wist niets van de universitaire wereld en kende maar twee beroepen die je kon uitoefenen na het behalen van je universitaire studie: arts of ingenieur. Omdat een baan als arts me niets leek, ging ik in Delft studeren. Al snel kwam ik erachter dat dit het ook niet was en ben ik verder gaan kijken. Ik was altijd al geïnteresseerd in politiek en schreef met regelmaat journalistieke stukken. Mijn keuze viel daarom op sociale wetenschappen, gecombineerd met een cursus journalistiek. Deze combinatie werd in Amsterdam en Nijmegen aangeboden. Amsterdam was de stad waar mijn ouders woonden en bovendien was de Universiteit van Amsterdam een rood bolwerk. Ik koos dus voor de Katholieke Universiteit Nijmegen.’ Als student is Jos lid van de KVP en zelfs nog een tijdje voorzitter van de Gelderse afdeling van hun jongerenvereniging: de JOKVP Gelderland. Maar wanneer het derde kabinet-Drees valt door toedoen van de KVP, zegt hij zijn lidmaatschap op en wordt in 1956 lid van de PvdA. ‘Ik had van huis uit geen band met de PvdA, maar ik vond dat de KVP zich schandelijk had gedragen richting Drees. Bovendien was ik niet te spreken over de JOKVP. Dat bleek vooral een gezelligheidsclub die zich weinig met politiek bezighield. De PvdA kwam toen naar boven drijven als een goed alternatief. Ik werd een zogenaamd slapend lid.’ Standenonderwijs Toch wordt hij al op zesendertigjarige leeftijd minister (1973). ‘Toen ik klaar was met studeren, heb ik het Instituut voor Toegepaste Sociologie opgericht. In die hoedanigheid kwam ik vaak in Den Haag en kwam ik ook in aanraking met het onderwijsbeleid van de PvdA, de onderwijscommissie van de Wiardi Beckman Stichting en de politieke top van de PvdA. Toenmalig Eerste Kamerlid Eef Steenbergen heeft kennelijk eens tegen Joop den Uyl gezegd: "Je moet eens naar die Van Kemenade kijken, dat lijkt me wel wat”. Op die manier kwam ik in aanraking met Joop den Uyl en werd ik al voor de verkiezingen door hem benaderd om in het schaduwkabinet plaats te nemen als minister van Onderwijs. Tijdens de formatie na de verkiezingen kwam Den Uyl bij mij terug. Ik twijfelde eerst wel, had geen idee waarin ik terecht zou komen. Ook mijn vrouw Anny stond niet te juichen. Maar ze zei uiteindelijk: "Je kunt wel vanaf de zijlijn commentaar
12
Gesprekken met voormalige PvdA-bestuurders uit gemeente en provincie over toen en nu, en met jonge PvdA’ers over politiek en toekomst. TEKST EN FOTO: LEONIE WILDEMAN
hebben op het onderwijsbeleid, maar als ze je dan vragen om minister van Onderwijs te worden, moet je het ook maar gewoon doen!" En daar had ze natuurlijk gelijk in.' 'Toen ik eenmaal benoemd was als minister, veranderde er veel. Zo kreeg ik opeens een dienstauto met chauffeur. Ik zei nog: "Ik ben het gewend om met mijn eigen auto naar Den Haag te rijden", maar daar wilde de secretaris-generaal niets van weten. Ook privé veranderde er veel. Ik woonde het eerste jaar in Scheveningen, terwijl mijn vrouw en kinderen (Van Kemenade heeft een dochter en twee zoons, red.) nog in Nijmegen woonden. Ik miste veel van hun opvoeding. Voor de kinderen was mijn politieke loopbaan niet altijd makkelijk. Ze hadden er soms zelfs last van. Zo is mijn zoon eens in elkaar geslagen omdat wij een PvdA-biljet voor ons raam hadden hangen.' Het was voor Van Kemenade vanaf het begin duidelijk wat hij met het onderwijs wilde. Allereerst moest er een totaalvisie komen. 'Ik weet zeker dat ik tot mijn dood herinnerd zal worden als de man van de middenschool (het uitstellen van de schoolkeuze voor het voortgezet onderwijs naar vijftien of zestien jaar, red.), maar dat is een vereenvoudiging van de realiteit. De huidige basisschool werkt bijvoorbeeld nog altijd op dezelfde manier als het tijdens mijn ministerschap is ingediend.
Plezier in de PvdA-fractiekamer (periode 1977-1981). V.l.n.r. Joop den Uyl, Wim Meijer, Jos van Kemenade, Stan Poppe.
Dat de experimenten met de middenschool uiteindelijk zijn gestopt, vind ik erg jammer. De middenschool grijpt in op het standenonderwijs zoals we dit nog steeds kennen. Net als in mijn tijd als minister is er nog altijd veel weerstand tegen het doorbreken van het standenonderwijs. Hierdoor gaat veel talent verloren en blijft segregatie op jonge leeftijd bestaan.' Huis van Thorbecke Na een periode als kamerlid wordt Jos wederom minister van Onderwijs. Ditmaal in een van de kortst zittende kabinetten uit de Nederlandse geschiedenis: Van Agt II. Na het vallen van dit kabinet wordt hij genoemd als dé kroonprins binnen de PvdA, maar het loopt anders. 'Nadat ik nog twee jaar in de Kamer heb gezeten, werd ik voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam. Ik zat daar nog maar vier jaar toen ze mij benaderden om burgemeester van Eindhoven te worden. Een interessante baan, omdat je er voor alle lagen van de bevolking bent, terwijl je je als bestuurder bij de universiteit bezighoudt met een zeer beperkte uitsnede van de samenleving. Daarnaast was er ook nog een persoonlijke drijfveer: mijn grootvader was
in het begin van de negentiende eeuw verdreven uit Eindhoven. Hij had een timmerbedrijf, maar kwam in conflict met de pastoor. Toen de pastoor de bevolking vanaf zijn preekstoel verbood nog langer naar het timmerbedrijf van Van Kemenade te gaan, was het gedaan met de zaken en zijn ze naar Amsterdam vertrokken. Zoals je je misschien kunt voorstellen, vond ik het een aantrekkelijk idee dat zijn kleinzoon nu als burgemeester terug zou komen in Eindhoven.' Op zijn periode als burgemeester van Eindhoven kijkt Jos met gemengde gevoelens terug. 'Enerzijds is er veel bereikt en was de samenwerking en de sfeer in het college en met velen in de samenleving goed. Anderzijds was er een gespannen relatie met de secretaris. Dus toen ik na vier jaar gevraagd werd om Commissaris van de koningin te worden in NoordHolland, was de keuze snel gemaakt. Bovendien zou ik, met een functie op provinciaal niveau, het hele huis van Thorbecke hebben bewoond.’ Als Commissaris van de koningin maakt Jos een roerige periode mee. Hij krijgt onder andere te maken met de Bijlmerramp, de cafébrand in Volendam en de Dakotaramp. Vooral die laatste staat in zijn geheugen gegrift. ‘Medewerkers van de provincie waren een dagje uit geweest. Ze hadden een retourvlucht naar Texel geregeld met een Dakotavliegtuig. Aan het einde van de dag zouden ze met hun gezinnen gaan barbecueën. De vrouwen en kinderen stonden al klaar om ze te verwelkomen, maar het vliegtuigje was in de Waddenzee neergestort. Een heel heftige periode.’ 53 zetels Als ik hem vraag naar de huidige staat van de PvdA, moet hij even nadenken. 'Een situatie met nog maar dertien zetels in de Tweede Kamer is voor mij ondenkbaar! Toen ik secretaris van de fractie was, hadden we 53 zetels.' Maar waar ligt het aan dat dit nu niet meer lukt? 'De samenleving is veranderd. Voor burgers is de politiek vaak minder herkenbaar geworden, omdat het aan duidelijke visies op de samenleving ontbreekt. Niet alleen bij de PvdA hoor, ook bij andere partijen. Toch is het te makkelijk om naar bepaalde mensen te wijzen. Het ligt echt niet aan Diederik, geen sprake van! We moeten eerst naar de wielen en de laadruimte kijken, voor we spreken over het vervangen van de chauffeur. Maar ik probeer me niet te veel op te winden over de huidige politiek. Ik kan wel van alles vinden, maar er is een nieuwe generatie die het moet gaan doen. Daar moet ik mij niet meer te veel mee bemoeien.’ Josephus Antonius (Jos) van Kemenade Geboren op 6 maart 1937 te Amsterdam Opleiding en studie: Gymnasium aan het Sint Nicolaas Lyceum te Amsterdam (1949 -1955), Sociologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (1955-1960) Functies: o.a. wetenschappelijk medewerker Sociologisch Instituut (1958-1965), directeur Instituut voor Toegepaste Sociologie (1965-1970), voorzitter college van bestuur Universiteit van Amsterdam (1984-1988) en buitengewoon hoogleraar bij de Katholieke Universiteit Nijmegen, Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit van Amsterdam. Politiek: minister van Onderwijs (1973-1977 en 1981-1982), Tweede Kamerlid (1977-1981 en 19821984), burgemeester van Eindhoven (1988-1992), CdK Noord-Holland (1992-2002) Publicaties: o.a. Democratie als opgave (2002), Wakken in het kroos (2003)