LEMMATICA I - 1 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactisch/contextuele eenheid
• = vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II, III = verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntact.;/context. open plaats plus synt. /cont. complement
De I (ie) van Izaäk i.c. = in casu i.e. = id est
± ±
concreet, in dit geval dat wil zeggen, dit is
≥
.. \ als ze die waar konden maken zou het een hemel op aarde zijn. ..\ de werkelijkheid is helaas minder mooi. Ze hebben alleen maar materialistische wensen: mooie kleren, een dure auto, verre reizen! Dat is het doel dat hij wil bereiken / daar droomt hij van. ..\ daar heeft ze alles voor over. Hij probeert ze op zijn leerlingen over te brengen.
het ideaal/de idealen °
De idealen van die partij zijn prachtig: ../
<>
°
De jeugd van nu kent geen idealen!
<>
° ° °
Zijn ideaal is om wereldkampioen te worden. Ze koestert ‘t ideaal om een grote operaster te worden ../ Deze docent draagt zijn idealen echt uit.
± « ±
ideaal/ideale ° °
Ze zoekt nog steeds naar de ideale man. ‘t Is ideaal strandweer: zon en weinig wind.
± ± <>
°
De omstandigheden zijn verre van ideaal.
±
Maar helaas, mensen zonder fouten bestaan niet! Perfect gewoon! We wilden naar ‘t strand maar ‘t is geen weer: veel te koud! We zullen ‘t er toch mee moeten doen.
het idee/de -ën °
Is dat jouw idee van samenwerking?
±
± ± ± «
Vind jij dat we dat zo moeten doen? Ik heb daar heel andere gedachten over. Ik weet wat! Laten we naar ‘t strand gaan! Heb je nog meer van die prima invallen? Sorry hoor, maar dat vind ik niks! Weet jíj soms waar ik ze neergelegd heb? Ik zou ‘t niet weten! Dat vermoed ik! Geen idee!
° °
‘k Heb een idee! Goed idee, zeg! Dat we daar niet eerder opgekomen zijn!
± ±
±
Geeft u mij maar hetzelfde.
<>
° ° ≈ (.)
Heb jij (enig) idee waar mijn sleutels zijn? Geen flauw idee! Ik heb zo’n idee dat je wel zin hebt om mee te gaan. Weet jij, hoe dit programma werkt?
idem of idem dito/ °
Ober, voor mijn vrouw een broodje kaas en voor mij: idem (dito).
ie
«> hij
ieder/ -e °
Hij leest ieder boek en iedere krant die hij in handen krijgt.
± <>
°
Ieder mens heeft recht op een menswaardig bestaan ../
± <>
Elk jaar vraagt hij boeken voor z’n verjaardag en elke week koopt hij ik weet niet hoeveel weekbladen. Ik lees maar af en toe een enkel boek of een enkele krant. ..\ daar hebben we allemaal recht op. Niemand zou in ellende hoeven leven.
Lemmatica I - 2 ieder/ -e, vervolg ° °
Ieder van deze boeken beschrijft het leven van een beroemde schilder. Ieder van jullie mag een boek uitzoeken.
± <>
± <>
°
Ieder half uur vertrekt er een trein naar Utrecht.
± <>
≈ De trein kan nu ieder moment binnenkomen.
± <>
≈ Ik kom in ieder geval nog vóór ik op vakantie ga. ≈ Haar man is misschien niet zo rijk maar ‘t is in ieder geval een aardige vent.
<>
± ±
Elk van die boeken is dus een biografie. Geen enkel gaat over ‘heel gewone’ mensen. Jullie mogen allemaal zelf kiezen. Eén van jullie mag dan morgen een hoofdstuk voorlezen. Om het half uur gaat er een sneltrein. Er gaat maar eens in de zoveel tijd een bus naar Leiden. Hij komt zo! Nou, ‘t zal nog wel even duren! Misschien kom ik deze week nog. Maar anders zeker de week daarop. Zeker weten!
iedereen ° °
Iedereen lacht. Dat is een film voor iedereen.
<>
± ± <>
°
Ik heb iedereen een kaart gestuurd,/.. Heb ik nu iedereen bedankt?
± ± <>
°
Bijna iedereen was al weg.
±
Niemand kijkt boos. Alle mensen lachen, ze vinden ‘t allemaal een goeie mop. Alle mensen zullen die film leuk vinden. ‘t Is niet zo’n moeilijke film voor een select publiek. ..\ alle familieleden, vrienden en kennissen. Heb ik jullie allemaal bedankt of ../ ..\ ben ik iemand vergeten? Ik kon alleen Jan nog maar bedanken, de rest van het gezelschap was al naar huis.
iemand °
Ik wou dat iemand mij kon helpen.
± <>
° ° ° °
Zo iemand bestaat niet! ‘t Lijkt of Jan met iemand staat te praten ../ ‘t Is iemand van zijn werk. Mevrouw Smit is ziek. Wilt u dan iemand anders spreken?
±
°
Heb je nog iemand gezien in de stad?
±
° ° ° ° ° ° ° ≈
Zit er nog iets in uw tas? Zal ik je eens iets vertellen? Is er hier nog iets gebeurd vandaag? Is er nog iets bijzonders gebeurd? Meestal eet ik bruin brood, maar nu heb ik zin in iets anders ../ Ik wil liever een croissantje of iets dergelijks (o.i.d.). Zo iets lekkers heb ik nog nooit gegeten. Leuke jurk is dat! Net iets voor jou!
<>
° °
Kunt u me helpen aan iets tegen maagpijn? Het is iets over zeven(en): ../
<>
± <>
Er zal toch wel een mens zijn die dat kan? Helaas, daar is niemand toe in staat. Een dergelijk persoon is er niet. ..\ maar ik zie niemand. Hij zal toch niet in zichzelf praten? Oh, een collega! Nee dank u, ik moet haar zelf hebben. Ik probeer het nog wel een keer, de volgende week of zo. Ben je nog een bekende tegengekomen?
iets
« ± ± « ± ± <>
± ± «
Nee, er zit niets meer in. Ik ga trouwen! Hier? Hier gebeurt toch nooit wat! Zijn er nog dingen die ik moet weten? ..\ ik neem lekker een paar harde witte broodjes. Een croissantje of zo? Is een chocoladebroodje ook goed? Zulke lekkere dingen proef je niet vaak. Voor mij zou het niks zijn ../ ..\ maar hij past helemaal bij jou. Ja, daar heb ik een goed middel (medicijn) voor / tegen. ..\ drie minuten, om precies te zijn.
Lemmatica I - 3 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactisch/contextuele eenheid
• = vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II, III = verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntact.;/context. open plaats plus synt. /cont. complement
iets, vervolg °
Hij is iets ouder dan zijn vriend.
±
°
‘Mag het een iets(je) méér zijn?’, vraagt de kaasboer.
<>
°
Mag ik even iets vragen ../
«
Een half jaartje of zo .. Ik dacht eigenlijk dat ze nogal wat jaartjes met elkaar scheelden. ‘Nee’, zegt de klant, ik wil precies een pond, niets méér en niets minder!’ ..\ weet u misschien hoe laat ‘t is?
±
Dat is dus modern Hebreeuws.
± « ≥
Op dat bevroren water wordt dan veel geschaatst. Ja, lekker! Met vruchtjes en slagroom!!! En dan nog in een heleboel smaken als aardbeien, hazelnoot mokka, pistache en nog veel meer ... Nou vooruit, haal maar een hoorntje met twee bolletjes. Binnen een mum van tijd zaten ze geanimeerd te praten.
<>
het Ivriet/ °
Het Ifriet is de officiële voertaal in Israël. Die moeten immigranten leren (spreken).
het ijs/(de ijsjes) ° ° °
In een koude winter ligt er ijs in de sloten. Willen jullie ijs als dessert / een ijsje toe? Bij die Italiaan hebben ze allerlei soorten ijs: waterijs, roomijs en yoghurtijs. ° Mam, ‘t is zo warm, mag ik een ijsje? ≈ Het was de eerste keer dat ze elkaar zagen, maar het ijs was snel gebroken. ≈ Die man zal nooit over één nacht ijs gaan.
± ± ±
Hij is altijd heel voorzichtig bij het nemen van besluiten en neemt geen risico’s.
Die enorme brokken ijs steken maar voor een tiende deel boven water uit, het grootste deel zit onder water! Dat enorme gevaarte van ijs was het schip noodlottig: het zonk en dat op zijn eerste vaart!
de ijsberg/ -en °
In de Poolzeeën drijven ijsbergen.
±
°
De Titanic voer tegen een ijsberg op.
±
de ijsemmer/ -s °
De champagne staat in een ijsemmer om koel te blijven.
±
In een mooi verzilverd emmertje met blokjes ijs.
±
Lekker warm, zo’n wollen muts als je het ijs op gaat. ‘s Zomers draag je een zonnehoed of zo’n petje tegen de zon en de warmte / hitte.
de ijsmuts/ -en °
Zet je ijsmuts op, anders krijg je koude oren.
<>
de ijspret/ °
‘t Ging eerst sneeuwen, nu valt er ook regen: het is uit met de ijspret, jammer!
±
Nu het niet meer vriest komen er scheuren en vallen er wakken in het ijs en is het afgelopen met schaatsen en sleeën. de ijssalon/ -s
°
In die ijssalon kun je ‘t lekkerste ijs van de wereld kopen!
±
Er zijn wel meer goede ijszaken maar dàt is de beste en je kunt er ook zo gezellig zitten.
Lemmatica I - 4 de ijsschep/ -pen °
Met die ijsschep kun je het ijs zo handig opscheppen ../
« ±
..\ en dan in een glas of een hoorntje doen. Is dat zo’n tang waarmee je bolletjes kan maken?
±
Een grote, ronde taart met allemaal laagjes ijs op elkaar en bovenop versierd met vruchtjes en slagroom
± «
Dat is het scheikundige element Fe(rrum), een metaal. .. \ tot staal. Dat is nog veel sterker dan dan ijzer
± ± ± ±
Je moet van de gelegenheid gebruik maken. Je moet niet het onmogelijke van me verwachten! Dat komt op hetzelfde neer/ maakt totaal geen verschil. Ik heb best zin om een eind te gaan schaatsen.
±
We krijgen geen ijs meer, berg je schaatsen maar op!
≥ ± ±
±
Daarvoor hadden ze eerst de spijlen uit het ijzeren hek gesloopt. Ze herinnert zich alles, al is het nog zo lang geleden. Hij is nog nooit van zijn leven ziek geweest. Zelf moet ik altijd heel voorzichtig zijn met wat ik eet, ik heb juist een zwakke / gevoelige maag. Duitsland werd door die zwaarbewapende zone in tweeën gedeeld. De mensen spraken ook over: de MUUR!
« ± ± ±
Geef mij ook maar een ijsje. ..\ wij. 12 is mijn nummer. Ik luisterde naar m’n geweten.
±
Dat is de lijfspreuk van de egoïst. ‘t Komt gewoon niet in haar op zichzelf weg te cijferen.
de ijstaart/ -en °
Als dessert was er een feestelijke ijstaart.
het ijzer/ ° ° ^ ≈ ≈ ≈ ° °
In dat land zit veel ijzer in de bodem. In de hoogovens wordt het ijzer verhard ../ ijzer, steenkool, koper, nikkel, goud, zilver, diamant: delfstoffen. Je moet het ijzer smeden als het heet is. Ik kan ook geen ijzer met handen breken! Dat is nou echt lood om oud ijzer. Als het nog een paar dagen blijft vriezen, kunnen we zaterdag de ijzers onderbinden. Zet de ijzers maar weer in ‘t vet.
ijzeren ° ≈ ~ ~
De voetbalfans gingen elkaar te lijf met ijzeren staven. Ze heeft een geheugen als een ijzeren pot. Die man heeft een ijzeren gezondheid. Jij hebt, geloof ik, een ijzeren maag, je kunt álles eten.
~ In de koude oorlog betekende Het IJzeren Gordijn: de grens tussen het communistische Oost-Europa en het kapitalistische Westen.
<>
±
ik ° ° ° °
Ik neem een ijsje en wat wil jij? Ik en jij samen zijn ../ Is nummer 12 nu aan de beurt? Dat ben ik! Eigenlijk had ik zin om lekker niets te doen, maar m’n betere ik zei dat ik aan ’t werk moest. ≈ Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken!
<>
illegaal/illegale ° ° °
Als vluchtelingen geen verblijfsvergunning krijgen, worden ze gedwongen tot uitzetting of een illegale status. In de tuinbouw worden veel illegalen aangetrokken. Die schuur staat er illegaal en moet worden afgebroken.
±
±
Als ze dan toch hier blijven is dat in strijd met de wet /onwettig. In veel gevallen krijgen ze later toch een legale status. Reguliere werknemers zijn voor dat soort werkgevers te duur. Er is geen bouwvergunning voor verleend.
± ±
Ik help, want dat heb ik beloofd! Je hebt toch beloofd dat je morgen zou komen?
<> <>
immers ° °
Ik help je, dat heb ik immers beloofd! Breng het morgen maar mee, dan kom je immers naar me toe?
Lemmatica I - 5 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactisch/contextuele eenheid
• = vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II, III = verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntact.;/context. open plaats plus synt. /cont. complement
in ° ° ° °
In de school mag je niet roken. Gooi je je peuk in de asbak ../ De koffie zit in een plastic bekertje. Ze woont in Italië, in Rome.
<>
±
Dat mag alleen buiten de school. ..\ en niet er naast? Ik drink liever uit een stenen beker. Háár woonplaats is Rome (Italië). Haar vriendin woont op één van de Griekse eilanden. 1930 is haar geboortejaar. Om precies te zijn: op 28 december. Jij bent dus van juli 1962? Ik weet niet op welke dag. Als ‘t zomer is, verwacht je lekker warm weer. ‘s Avonds laat, om over elven, hoorde ik hem thuiskomen. Hoe zeg je dat op z’n Frans? Uit welke taal moet je ‘t vertalen? Waarom trek je die oude broek nou aan? Helemaal naakt, in november! ..\ maar ze werkt er een eind vandaan. Wat leuk, zo vlakbij het Binnenhof! Ja, helemaal alleen. Hadden we ‘t niet beter samen kunnen doen? Ik ben anderhalf jaar militair geweest. Daar werkt ze al jaren. Goed, die zal ik voor jullie regelen. Welnee, ik moet nog van alles doen! Ja, alles is klaar. Ik voel me nu weer goed. Met die griep voelde ik me niet lekker, hoor! Daar mag je me voor wakker maken!
±
Ze zijn werkelijk bij ons op bezoek geweest.
± «
Waarachtig, hier staat het! Inderdaad, een paar keer, maar je was steeds in gesprek.
±
Ja, dat was vroeger, jaren geleden was dat. Maar waar woont hij tegenwoordig?
<> <>
± <>
°
M’n moeder is in 1930 geboren, in december.
° ° ° ° °
Zelf ben ik in juli 1962 geboren. De vakantie begint in de week van 15 juli. In de zomer hoort ‘t mooi weer te zijn. Hij kwam pas laat in de avond thuis. Hoe vertaal je dat in ‘t Frans?
± « ± « ± ± ± <>
° ° °
Ga je in die oude broek naar het feest? Het kind speelde in zijn blootje op ‘t strand. Zij woont in de buurt van het Binnenhof ../
°
Heb je dat in je eentje gedaan?
± ± <>
± ± <>
° ° ° °
Hoe lang ben jij in dienst geweest? Ze is al lang in dienst van de KLM. Wil jij de reis voor ons in orde maken? Is alles nu in orde voor je vertrek?
°
Verleden week had ik griep maar nu ben ik weer in orde.
± ± ± <>
± ± <>
≈ Ik ben altijd in voor een lekker etentje! inderdaad °
Het is niet bij een belofte gebleven, ze zijn inderdaad gekomen. ° Inderdaad, u hebt een kamer gereserveerd. (.) Klopt ‘t, dat je gebeld hebt? indertijd °
Indertijd woonde die jongen naast me.
<>
de Indiaan/indianen °
De Indianen zijn de oorspronkelijke bewoners van Amerika.
±
°
Als kind speelde ik vaak Indiaantje.
<>
Toen de Europeanen Amerika veroverden, zijn ontelbare ‘Roodhuiden’ omgekomen. Mijn broertjes waren dan altijd cowboys.
Lemmatica I - 6 indien °
Indien u klachten hebt, kunt u die melden bij de servicebalie.
±
Als het enigszins mogelijk is worden ze dezelfde dag nog verholpen.
indienen/diende .. in/ingediend
II & III je dient ‘n aanvraag in bij de gemeente
°
±
°
Als je huursubsidie wilt hebben, moet je een aanvraag indienen bij de gemeente. Ik heb een klacht ingediend bij de politie.
het individu/de individuen ° Ieder mens, hoe jong hij ook is, moet je als een individu bekijken. ° Wat is dat een onaangenaam individu! individueel/individuele ° Die twee broers lijken erg op elkaar maar er zijn wel kleine individuele verschillen: ../ ° Jullie moeten die opgave individueel maken.
±
Studiefinanciering moet je aanvragen bij het Ministerie van O(nderwijs), C(ultuur) en W(etenschappen). Ik heb me beklaagd over hun optreden.
±
Iedereen heeft een eigen persoonlijkheid.
±
Wat een nare man/vrouw is dat, een klier gewoon!
≥
°
Individuele huursubsidie kun je alleen voor jezelf aanvragen.
<>
°
Iedere aanvraag wordt individueel bekeken.
±
..\ Henks haar is iets lichter dan dat van Cor en je kunt ze ook aan hun stem herkennen. Denk erom, niet samenwerken! Ieder voor zich dus. Collectieve lastenverlichting geldt voor een grote groep mensen die in dezelfde omstandigheden verkeren. Ieder geval wordt apart beoordeeld.
±
Je kon de sporen van de skiërs makkelijk volgen.
± ±
Je ziet veel dingen die je je blijft herinneren. Ik vond het prachtig!
±
Ik keek m’n ogen uit: prachtig was ‘t! Ik begrijp niet dat er mensen zijn die er niets aan vinden! Ja, zo op ‘t eerste gezicht lijkt hij mij best aardig. Dat idee heeft iedereen . Ja, ik vond hem tenminste heel prettig overkomen. Gelukkig wel! Stel je voor dat hij meteen een slecht figuur had geslagen. ..\ bij nader inzien viel het allemaal behoorlijk tegen. Dat idee geeft u me.
<>
±
de indruk/ -ken ° De indrukken van de ski’s in de verse sneeuw waren duidelijk te zien. ° Bij zo’n reis doe je veel indrukken op. ° De natuur en de cultuur maakten een diepe indruk op me. ° Ik was echt onder de indruk van al die mooie dingen.
<>
° ° °
Heb jij al een indruk (gekregen) van die nieuwe docent? Ik heb de indruk dat hij goed lesgeeft. Hij heeft dus een goede indruk gemaakt.
« ± ± <>
De eerste indruk was gunstig, maar ../ Met die opmerking wekt u de indruk dat u ‘t helemáál niet met me eens bent. ≈ Ik kan me niet aan de indruk onttrekken, dat je je studie heel erg makkelijk opvat.
<>
±
Ik kan me niet voorstellen, dat je met al dat gesport en gefeest wel genoeg aandacht aan je studie besteedt.
≈ Hij maakte zich verschrikkelijk kwaad maar dat maakte totaal geen indruk.
±
Niemand lag er wakker van! Pas toen hij de boel kort en klein sloeg, reageerden veel mensen geschrokken / aangeslagen.
° °
±
<>
de industrie/ -ën °
In de negentiende eeuw heeft de industrie veel mensen naar de grote steden gelokt.
«
Daarvóór leefden die mensen op het platteland van de landbouw en de veeteelt. ± Ze hoopten dat ze in de fabrieken meer zouden verdienen. ^ industrie, handel, landbouw, veeteelt en dienstverlening: middelen van bestaan.
Lemmatica I - 7 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactisch/contextuele eenheid
• = vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II, III = verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntact.;/context. open plaats plus synt. /cont. complement
ineens °
Ineens begint Ineke te lachen.
±
±
Plotseling schiet ze in de lach. Langzaam maar zeker dringt de grap tot haar door. Ze kwamen onverwachts op bezoek. ..\ of betaalt u het liever in (drie) termijnen? Ik wil het bedrag nu in zijn geheel voldoen.
±
Voor je het weet is het een flinke ontsteking.
±
Tegenwoordig kunnen besmettelijke ziekten als pokken, difterie en tuberculose veelal voorkomen worden door inenting of genezen door medicijnen.
<>
° °
Ze stonden ineens voor mijn neus. Wilt u het bedrag ineens betalen ../
± <>
de infectie/ -s °
Je moet die wond goed verzorgen, anders loop je een fikse infectie op.
de infectieziekte/ -n °
100 jaar geleden kwamen er veel méé r infectieziekten voor dan nu.
^ pokken, pest, difterie, kinkhoest, soa,tuberculose enz.: infectieziekten. de informatie/ ° °
We gaan naar het reisbureau, informatie halen over vliegreizen naar New York. Ik wil een computer gaan kopen. Heb jij daar informatie over?
±
Die inlichtingen geven ze je overal geheel vrijblijvend.
±
Zeker, daar kan ik je wel het één en ander over vertellen.
«
..\ daar helpen ze je wel verder.
de informatiebalie/ -s °
Als je iets wilt weten moet je naar de informatiebalie gaan, ../
informeren/informeerde/geïnformeerd
II ik informeer je (op tijd)
° °
± ±
Vertel jij dat aan de verzekering? Vraag dan ook meteen, hoe laat we kunnen ontbijten.
informeren bij/informeerde bij/geïnformeerd bij
II
ik informeer het bij de garage
° °
« ± «
Ja, ik ga het wel even vragen. ..\ Zal ik eens informeren? Zaterdag ga ik hier en daar vragen. Zaterdag pas? Toe nou, mam, vijf minuten surfen (op Internet) en ik ben er achter!
ingaan/ging .. in/ingegaan
II
ze gaat de winkel in
° °
<>
Heb je haar ook al naar buiten zien komen? Die begint op 1 januari volgend jaar pas. Als hij tenminste niet voor die tijd al weer ingetrokken/ opgeheven wordt! Is dat met ingang van de volgende week al? Ik dacht dat dat veel later begon.
Wil jij de verzekering informeren? Ik ga bij de receptie informeren of we onze passen in de hotelkluis kunnen leggen.
Wil jij informeren bij de garage, wat die reparatie gaat kosten? Wat een reis naar Groenland moet kosten? Geen idee !../
Ik heb haar net die winkel in zien gaan. Wanneer zou die maatregel ingaan?
± <>
°
Ingaande volgende week is die winkel tot 8 uur ‘s avonds open.
±
ingaan op/ging in op/ingegaan op ° ° °
Ik wil nu liever niet op die kwestie ingaan. We zullen de volgende keer dieper op dit onderwerp ingaan. We hopen dat je op ons verzoek ingaat.
Lemmatica I - 8 II hij gaat op de kwestie in ± ± <>
We praten er een andere keer wel eens over. Dan zullen we het nog eens van alle kanten bespreken. Helaas, ik moet het afwijzen.
de ingang/ -en ° ° °
Bij de ingang van het hotel staat een portier. Met ingang van eind mei is er een nieuwe dienstregeling bij de NS. Bij de bus is de ingang vóór ../
ingespannen
<>
± <> <>
Aan de andere kant van het gebouw is de uitgang. Ik geloof dat die 30 mei begint, om precies te zijn. En tot wanneer is die van kracht/geldig? ..\ en de uitgang áchter.
«> zich inspannen
de inhoud/ -en ° ° ° (.)
De inhoud van deze fles is 1,5 liter. Mijn tas viel op de grond en de hele inhoud lag er uit. Wil je de inhoud van dat boek weten? Wat doet de vorm er nou toe?
± ± ± «
Er kan 1,5 liter in deze fles. Alles wat er in zat lag verspreid over de vloer. Ik zal je in ‘t kort vertellen waar ‘t over gaat. ‘t Gaat toch om de inhoud!
inhouden/hield .. in/ingehouden
I & II de chauffeur houdt (vaart) in
°
<>
± «
..\ en daarna juist meer gas geven. Hij reed even iets langzamer. ..\ en aan het ziekenfonds afgedragen.
±
Inderdaad, dat betekent het.
zich inhouden/hield zich in/ zich ingehouden
II
ze houdt zich in
°
<>
..\ schoot ik uit mijn slof. Ik móest er wat op/van zeggen. Ik wist me lang te beheersen ../ ..\ maar toen ontplofte ik.
° °
Om te kunnen passeren moest de chauffeur eerst even (vaart) inhouden ../ De ziekenfondspremie wordt door de werkgever op je loon ingehouden ../ Houdt die opmerking in dat je geen zin hebt?
Ik heb me een hele tijd ingehouden maar bij die opmerking ../
± <>
het initiatief/de initiatieven ° ° °
° ° °
Er is in die buurt een club opgericht om de jeugd bezig te houden. Een prima initiatief! Op wiens initiatief is dat tot stand gekomen? Als we willen dat er wat van komt zal iemand het initiatief moeten nemen. Sommige mensen proberen je het initiatief uit handen te nemen en ../ Heb je dat op eigen initiatief gedaan? Sommige mensen verwachten alles van het particulier initiatief ../
±
Goed idee!
±
Wie is daar eigenlijk mee begonnen? Als iedereen wacht tot een ander het doet, komt er nooit wat van terecht. Eén zal de koe bij de horens moeten vatten. ..\ vervolgens alles op hún manier te regelen.
<>
± « ± <>
Ja hoor, helemaal uit mezelf. ..\ en anderen vinden dat de overheid alles maar moet regelen.
de injectie/ -s ° De dokter geeft de patiënte een injectie in haar arm. ° Heb je je injecties gehaald voor je reis naar Indonesië? ~ De economie van dat land heeft een injectie nodig om weer gezond te worden.
± ± ±
Door middel van een spuitje dient hij haar een medicijn toe. Ja, ik heb alle prikken al gehad. Het I(nternationale)M(onetaire)F(onds) zal (financiële) steun moeten verlenen.
Lemmatica I - 9 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactisch/contextuele eenheid
• = vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II, III = verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntact.;/context. open plaats plus synt. /cont. complement
inkijken/keek .. in/ingekeken
II
hij kijkt het gedenkboek in
°
<>
Laat staan dat ik hem uitgebreid heb gelezen! Ik heb er nog geen blik op kunnen werpen. Ik vind het niet prettig als iedereen naar binnen kijkt.
°
Ik heb nog geen tijd gehad om de krant in te kijken. Met die open gordijnen kan iedereen inkijken.
± ±
het inkomen/de -s °
‘t Hangt van je inkomen af hoeveel belasting je moet betalen.
±
° °
M’n inkomen is 0,0 op ‘t ogenblik. Zíj heeft een behoorlijk inkomen ../
± <>
Als je weinig verdient, hoef je maar weinig belasting te betalen, verdien je veel dan betaal je meer. Ik verdien helemaal niets! ..\ maar hij moet rondkomen van een bijstandsuitkering.
de inkopen °
Waar doe jij meestal je inkopen?
±
Mijn dagelijkse boodschappen doe ik in de buurt en één keer in de week ga ik naar het winkelcentrum.
± ±
Alle informatie verstrekken we aan loket 8. Vroeger was dat informatienummer gratis, nu moet je ƒ 0,95 per gesprek betalen!
± ±
Dan zet ik onderdehand / ondertussen ook koffie. Die had ze in de tussentijd gezet.
±
Je zei dat je ‘t vanmorgen zou doen, maar is ‘t gebeurd?
innemen/nam .. in /ingenomen & innemend
II
ze neemt haar pillen in
° U moet deze pillen 3 x daags innemen. ~ Die man is goed van innemen.
± ±
U zult ze wel een paar weken moeten slikken. Hij drinkt erg graag een borrel. En vroeger was hij (een) geheelonthouder! Nee joh, ik maak hem zelf wel nauwer. Het vijandige leger heeft de stad veroverd. Als ze nog bruikbaar zijn kun je daar wel kwijt. Dan worden ze ingenomen en proberen zij ze weer te verkopen. Ze bezetten een enkele keer plaats 1, 2 en 3!
de inlichting/ -en ° °
Kan ik wat inlichtingen krijgen over een reisverzekering? Als ik een telefoonnummer wil weten, bel ik ‘Inlichtingen’, dat is nu 0900 8008.
inmiddels ° ° °
Als jij even stofzuigt, was ik inmiddels af. Toen hij de brief op de post had gedaan, had z’n vrouw inmiddels de koffie klaar. Heb je nu inmiddels je band geplakt?
<>
° ° °
Je rok is veel te wijd geworden, zal ik h’m voor je innemen? In de oorlog is die stad door de vijand ingenomen. Weet jij of ze die spullen innemen bij de kringloopwinkel?
± ± ±
°
±
° °
De Nederlandse schaatsers nemen vaak hoge plaatsen in bij de kampioenschappen. Ik moet die tafel wegdoen, hij neemt te veel plaats in. Heb jij al een standpunt ingenomen in die zaak of ../
°
De secretaresse lachte heel innemend tegen haar chef ../
± <>
± #
Hij is gewoon te groot voor die kamer; er blijft geen ruimte over. ..\ weet je nog niet wat je er van moet denken? Ik heb mijn oordeel al gevormd. ..\ maar deze werd toch kwaad om de fout die zij gemaakt had.
innig/ -e °
Ze namen afscheid met een innige omhelzing.
<>
° °
Nu houden ze ook innig (veel) van elkaar. Nou, nou, wat lopen jullie innig!
± ± ±
°
Mijn innige deelneming, mevrouw!
±
Een jaar geleden was dat nog een koele handdruk! Ik mag dat wel, zo’n teder gebaar! Zielsveel! Sinds wanneer lopen jullie zo dicht bij elkaar met de armen om elkaar heen? Van harte gecondoleerd met het overlijden van uw man.
inpakken/pakte .. in/ingepakt °
Lemmatica I - 10 II jij pakt de koffer in
De verkoper pakt het boek mooi in: ../
≥ <>
° ° ≈ ≈ ~
Wilt u dit voor me inpakken? Ik moet m’n tas nog inpakken. Hij laat zich mooi door haar inpakken. Inpakken en wegwezen! Als je gaat schaatsen moet je je goed / dik inpakken!
« ± ± ± ±
..\ een papiertje eromheen, een feestelijk strikje ... ..\ ‘t is gewoon zonde om het uit te pakken. ‘t Is een cadeautje voor m’n moeder! M’n boeken en schriften moet ik in m’n tas doen. Ze weet hem helemaal in haar ban te krijgen. Laten we maken dat we wegkomen! Ik weet ‘t, ik zal me warm aankleden.
inschenken/schonk .. in/ingeschonken
II & III ze schenkt hem een glaasje in
° °
± ±
Hij doet ze in mooie, kristallen glazen. Graag, geef me nog maar een glas (kopje).
±
..\ natuurlijke bevruchting van de koe door de stier komt bijna niet meer voor.
inslikken/slikte .. in/ingeslikt
II
ze slikt de pil in
°
±
Hij heeft ‘t in zijn mond gestopt en nu zit het in zijn maag. Z’n moeder probeerde nog om ‘t hem uit te laten spugen. Je hoort maar de helft van wat hij zegt. Ik wou dat hij alle woorden duidelijk liet horen. Als je ze uitspreekt, krijg je iedereen tegen je.
De ober schenkt de wijn in. Zal ik nog je eens inschenken?
de inseminatie/ -s °
Bij koeien vindt haast altijd k(unstmatige) i(nseminatie) plaats: ../
Er lag een kraaltje op de grond en de baby heeft dat ingeslikt.
<>
°
Die man spreekt erg onduidelijk: hij slikt hele woorden in.
± <>
~ Als ik jou was zou ik die bezwaren maar inslikken.
<>
de instantie/ -s ° In verband met die kwestie heb ik al allerlei instanties benaderd. ≈ In eerste instantie leek het een prima plan.
± ±
Ik heb al bij ik weet niet hoeveel instellingen aangeklopt. Bij nadere beschouwing zaten er heel wat haken en ogen aan. Op het eerste gezicht was ik enthousiast.
instappen/stapte .. in/ingestapt
I
zij stapt in
°
Ik ben met de auto. Wil je meerijden? Stap dan maar in!
<>
O fijn, dank je wel! Dan stap ik voor de Bijenkorf uit.
° °
Op het station stappen veel mensen in. Ik ben halverwege de cursus ingestapt.
± ±
Met koffers en tassen komen ze de trein in. Ik kon pas halverwege beginnen want eerst was er geen plaats ../ ..\ maar nu waren een paar cursisten al weer uitgestapt.
<>
<>
Instellen/stelde .. in/ingesteld
II
ze stelt de camera in
°
Als je scherpe foto’s wil maken, moet je je camera goed instellen. Bij moderne autofocus camera’s hoef je niets meer in te stellen ../ Er wordt een uitgebreid onderzoek ingesteld naar de fraude op de Amsterdamse beurs.
≥
Je moet de afstand, de belichting en het diafragma op de juiste stand zetten. ..\ alles gaat daarbij automatisch.
De directie heeft voor het jubileum een speciale commissie ingesteld.
±
° °
°
<>
± <>
Dat wordt in de komende weken verricht / op touw gezet. Je hebt trouwens nog grote kans dat het uiteindelijk in de doofpot verdwijnt. Ze hebben die in het leven geroepen om een groot feest te organiseren.
Lemmatica I - 11 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactisch/contextuele eenheid
• = vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II, III = verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntact.;/context. open plaats plus synt. /cont. complement
de instelling/ -en °
Er zijn veel instellingen die zich bezighouden met onderwijs aan buitenlanders. Hogescholen zijn instellingen voor Hoger Onderwijs.
±
Hij voetbalt best aardig maar hij mist de juiste instelling om topsporter te worden.
±
Als je Nederlands wil leren moet je je tot zo’n instantie richten. De Technische Hogeschool en de Economische Hogeschool zijn zulke instituten. Zijn mentaliteit is daar niet hard genoeg voor.
instemmen (met)/stemde .. in/ingestemd met
II
ze stemt in met het plan
°
<>
Niemand heeft bezwaar daar tegen/keurt ze af. Iedereen was het ermee eens. Ze knikken goedkeurend. Slechts een enkeling zat met een misprijzend gezicht te luisteren: die was het er kennelijk niet mee eens.
° °
°
Alle aanwezigen stemmen in met de plannen van het bestuur. De meeste mensen horen het verhaal van de voorzitter met een instemmend knikje aan.
±
± ± <>
het instrument/de -en °
In het museum liggen allerlei antieke medische instrumenten ± Zo kun je zien welke gereedschappen de dokters vroeger gebruikten. in de vitrine. <> ° Ze is erg muzikaal; speelt ze een instrument? Nee, ze zingt. ^ piano, orgel, viool, cello, fluit, trompet, trommel: muziekinstrumenten. integendeel °
Of ik ‘t koud heb? Integendeel, ik puf!
±
Het omgekeerde is het geval: ik stik van de hitte!
±
..\ dat is een pientere meid. ..\ maar hun zoon is zó dom! ..\ die van grote slimheid getuigen. ..\ maar dit is een domme vraag. Als je even nadenkt, weet je zelf het antwoord ook.
intelligent/ -e °
Ze hebben twee kinderen; hun dochter is heel intelligent, ../
<>
°
Je stelt vaak intelligente vragen, ../
± <>
interessant/ -e °
Er is pas een interessant boek verschenen dat ik graag wil lezen.
±
° ° °
Dat mens doet altijd zo interessant! Onze prijzen zijn heel interessant! Dat lijkt me zo’n interessante man!
± ± <>
Het lijkt me heel belangwekkend om iets over dat onderwerp te weten te komen. Ze wil zo de aandacht op zich vestigen! Het is beslist de moeite waard die goed te bekijken! Die man? Saai, sáái!! Geen bal aan!
de interesse/ -s ° °
Die man heeft een heleboel interesses. Niemand toonde enige interesse voor zijn verhaal.
± <>
±
Hij heeft voor zovéél dingen belangstelling. Iedereen hing aan zijn lippen. Hij kon zijn verhaal aan niemand kwijt. / Niemand luisterde.
interesseren/interesseerde/geïnteresseerd
Lemmatica I - 12 II het interesseert me niet
°
Het voorprogramma interesseert haar niet.
±
°
Ben jij soms geïnteresseerd in mijn oude computer?
± <>
(zich) interesseren/interesseerde/geïnteresseerd voor ° Ik interesseer me erg voor moderne muziek.
III ± <>
internationaal/internationale ° 1 Mei is een internationale feestdag. ° °
Tegenwoordig gaat internationaal telefoneren in de meeste gevallen ook automatisch. Ze nam al deel aan internationale wedstrijden toen ze nog heel jong was.
<>
± ± <> <>
Dat kan haar gestolen worden/Daar heeft ze geen enkele belangstelling voor. Daar heb ik wel belangstelling voor./Die wil ik wel hebben! Die oude computer? Die kan me gestolen worden! ze interesseert zich voor antiek Ik heb daar veel belangstelling voor. Mij zegt die soort muziek absoluut niets.
4 mei, de nationale dodenherdenking, is vooral Nederlands. De dag van de arbeid wordt in allerlei landen gevierd. Je kunt bijna ieder nummer in het buitenland direct bellen. Binnen Nederland bellen gaat sowieso automatisch. En ze werd al nationaal kampioene toen ze nog maar 14 was.
de intonatie/ -s °
Aan de intonatie kun je horen of iemand boos is of goed gehumeurd.
±
Je moet daarom goed naar die stembuiging luisteren.
± ±
In de tijd dat jij in de rij staat, loop ik nog even naar de melk. Goed, als jij ze dan naar bed brengt, zet ik ondertussen koffie.
± ±
‘s Nachts om 2 uur zijn ze er binnengevallen. Een enkele keer heb ík zelfs goede ideeën!
±
Met allerlei aanpassingen kunnen de gehandicapten hun sport op hoog niveau bedrijven.
<>
Gelukkig heeft hij een gezonde vrouw, die hem goed kan helpen.
intussen ° °
Als jij hier bij de kassa wacht, pak ik intussen nog een pak melk. Als jij even de kinderen in bad doet, dan was ik intussen af.
de inval/ -len ° °
De politie heeft een inval gedaan in een illegaal casino. Dat was een prima inval van jou!
de invalide/ -n °
Ook voor invaliden is tegenwoordig topsport mogelijk.
invalide °
De invalide man zit in een rolstoel.
investeren/investeerde/geïnvesteerd ° ° °
II & III
Hij heeft al zijn geld geïnvesteerd in die verzekeringsmaatschappij. ± De studenten hebben veel tijd geïnvesteerd in het organiseren ± van dat grote feest. Je zult moeten investeren voordat je kunt oogsten. ±
ze investeert haar geld in zijn toekomst
Daar heeft hij het veilig belegd. Ze hebben er erg veel kostbare uren ingestoken. De kost gaat voor de baat uit.
Lemmatica I - 13 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking <> ± = synoniem = antoniem « = complement ../ ..\ = syntactisch/contextuele eenheid
• = vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN I, II, III = verbindbaarheid ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie # = andere relaties (.) .... « = syntact.;/context. open plaats plus synt. /cont. complement
de invloed/ -en ° °
° ° ° °
De zee heeft een grote invloed op het klimaat van Nederland. Zijn medewerking is van invloed op het succes van het feest.
±
Die jongens hebben een slechte invloed op je. Die man is nu al voor de derde keer bestraft voor rijden onder invloed. Die minister heeft veel invloed in de Kamer. Als hij zijn invloed laat gelden, doen ze precies wat hij wil.
± ±
± <>
± ± <>
De aanwezigheid van de Noordzee is van grote betekenis voor ons klimaat. Als hij meedoet, gaat het een stuk beter! Zijn vrouw kunnen we wel missen, ze speelt geen enkele rol van betekenis. Onder hun invloed ga je je slechter gedragen. Met alcohol op achter ‘t stuur, dat kan toch niet! Ze zouden onmiddellijk zijn rijbewijs moeten afpakken! Zijn autoriteit/gezag is groot. Als hij zijn autoriteit gebruikt, gebeurt het ook. Denk maar niet dat hij enig gezag heeft. Iedereen doet precies wat hij zelf wil.
invullen/vulde .. in/ingevuld
II & III
° ° °
± ± ±
Wilt u in ieder vakje één letter zetten? Zet op deze lege plaats het woord dat er hoort te staan. Dat is een heel werk, al die vragen beantwoorden!
± ±
Wonen er zoveel mensen in dat kleine landje? Ik wist helemaal niet dat je in Alkmaar gewoond hebt!
inzepen/zeepte .. in/ingezeept
II
ze zeept zich in
°
«
..\ gaat zich dan scheren.
Ik heb totaal geen wiskundig inzicht. We hebben nog weinig inzicht in die kwestie. Ik ben het volstrekt eens met zijn politieke inzichten. Ze zijn nu eindelijk tot het inzicht gekomen, dat ze beter kunnen gaan verhuizen. ≈ Dat is een kwestie van verschil van inzicht.
± ± ±
Ik snap er helemaal niets van. We kennen alle ‘ins en outs’./ We weten precies hoe het zit. Ik sta helemaal achter de denkbeelden van zijn partij. Dat beseffen ze nu zelf ook, ‘t werd tijd!
±
‘t Is maar hoe je het bekijkt!
inzien/zag .. in/ingezien
II
ze ziet dat nu in
° °
± ±
‘k Heb geen tijd om het te lezen maar ‘k wil ‘t graag doorbladeren. Je begrijpt toch wel dat dat verkeerd was? Nee, ik heb geen flauw idee wat ik verkeerd gedaan heb. Dat beseft ze nu ook. Volgens mij is er een fout gemaakt! We zijn erg pessimistisch. Zien jullie de toekomst dan met vertrouwen tegemoet? Toen hij er nog eens goed over nadacht, zag-ie het niet zo zitten.
Wilt u hier uw naam invullen? Vul het ontbrekende woord in, alsjeblieft. Ik moet mijn belastingformulier invullen.
je vult je naam hier in
de inwoner/ -s ° °
Nederland heeft ± 15 miljoen inwoners. Ik was vroeger inwoner van Alkmaar.
De man zeept zijn gezicht in en ../
het inzicht/de -en ° ° ° °
Mag ik dat boek even inzien? Ik hoop dat je je fout nu inziet.
<>
<>
° Ze ziet wel in dat ze beter thuis kan blijven. ° Mijns inziens klopt die berekening niet. ≈ We zien de toekomst somber in.
± ± ± <>
≈ Eerst was hij enthousiast, maar bij nader inzien had hij er toch geen zin in.
±
Lemmatica I - 14 de irritatie/ -s °
±
Hij veroorzaakt daarmee grote ergernis bij zijn ouders.
±
Deze crème is goed tegen die branderigheid.
(zich) irriteren/irriteerde/geïrriteerd
II
die cursist irriteert me
° °
± ±
Ze ergeren me daar al de hele morgen mee. ‘t Maakt me ontzettend kwaad dat hun telefoon steeds in gesprek is. Die wol maakt mijn huid helemaal rood en als ik hem een uur aan heb, verga ik van de jeuk!
°
°
Die jongen wekt met zijn onbeleefde gedrag veel irritatie, vooral bij oudere mensen. Weet jij een middel om die irritatie van mijn huid tegen te gaan?
Die kinderen irriteren me enorm met dat geschreeuw. ‘t Irriteert me mateloos dat ik die zaak niet te pakken kan krijgen. Ik kan die trui niet dragen. Echte wol irriteert m’n huid.
±
het isolement °
Die stokoude man dreigt in een isolement te geraken: ../
≥
°
Pas na enkele dagen werden de slachtoffers uit hun isolement verlost.
±
..\ familie heeft hij nooit gehad en zijn vrienden en kennissen zijn bijna allen overleden. Hij is erg eenzaam. Toen pas konden de reddingswerkers hen bereiken en naar de bewoonde wereld terugbrengen.
isoleren/isoleerde/geïsoleerd
II
ze isoleert de draad
° °
≥ ±
..\ anders kun je een flinke schok krijgen! Vroeger heette dat: eenzame opsluiting.
Denk erom, dat je die stroomdraad goed isoleert ../ Gevangenen die zich agressief gedragen lopen de kans geïsoleerd te worden.
zich isoleren/isoleerde/geïsoleerd
III ze isoleert zich van de groep
°
±
Sommige mensen hebben de neiging zich te isoleren.
Ze trekken zich graag uit het dagelijks gezelschap terug en zitten het liefst ‘ongestoord’ op hun kamer.