Jaarverslag 2009
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Jaarverslag 2009
Jaarverslag 2009
Inhoudsopgave Jaarverslag 2009 Voorwoord
7
Kerncijfers
8
Verslag van het bestuur Pensioenfondsbestuur Hoofdlijnen Communicatie Pensioenontwikkelingen De vroegpensioenregeling Financieel overzicht Beleggingsoverzicht Beheersing van de risico’s Vooruitzichten
9 9 14 16 17 19 20 22 26 28
Verslag van de deelnemersraad
29
Onderzoeksresultaten van de visitatiecommissie
30
Oordeel van het verantwoordingsorgaan
32
Jaarrekening 2009 Balans per 31 december 2009 Staat van baten en lasten over 2009 Kasstroomoverzicht over 2009 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2009 Toelichting op de balans per 31 december 2009 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Toelichting op de staat van baten en lasten over 2009 Risicobeheer en derivaten
34 35 36 37 43 49 50 55
Overige gegevens Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten Actuariële verklaring Accountantsverklaring
62 62 63 64
Bijlagen (Neven)functies bestuursleden
65 65
Jaarverslag 2009
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
5
6
Jaarverslag 2009
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag 2009 van de Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie. In 2008 kregen veel pensioenfondsen te maken met tegenslag door de verliezen op de financiële markten. Het fonds sloot het vorige verslagjaar dan ook in onderdekking af. De dekkingsgraad was toen 93,7%. Het fonds was daarom genoodzaakt maatregelen te nemen om zijn financiële positie te versterken.
Herstel ingezet in 2009 In 2009 is daarin een keerpunt gekomen, ook al dreunden de gevolgen van de kredietcrisis nog flink na. Ook het Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie zette het herstel in. De herstelmaatregelen én de positieve ontwikkelingen op de financiële markten zorgden ervoor dat de dekkingsgraad van het fonds gedurende het jaar weer steeg. Eind 2009 was de dekkingsgraad van het fonds 111,7%. Hierdoor was er geen sprake meer van een dekkingstekort. Het bestuur heeft er vertrouwen in dat het de stijgende lijn kan blijven voortzetten. Uiteraard zijn de financiële markten nog steeds kwetsbaar. Het bestuur houdt de economische ontwikkelingen en de eigen financiële positie dan ook nauwlettend in de gaten.
Advies en ondersteuning Op het gebied van transparantie en governance heeft het bestuur de deelnemersraad, het verantwoordings orgaan en de visitatiecommissie als gesprekspartner. De discussies en adviezen met deze organen hebben bijgedragen aan de verdere versteviging van de positie van het fonds. Het bestuur bedankt iedereen die zich in 2009 heeft ingezet voor het fonds. 15 juni 2010 De heer J.P.M. Janssen, voorzitter De heer P.G.J. de Bruyn, vicevoorzitter
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
7
Kerncijfers 2009
2008
2007
2006
2005
Werkgevers
32
33
33
33
33
Deelnemers
94
134
139
178
1.147
Gewezen deelnemers
70
147
178
1.529
573
133
109
96
92
87
Aantallen
Gepensioneerden Financiële gegevens (bedragen x € 1.000) Voorziening pensioenverplichtingen
2.938
2.608
2.617
10.321
9.775
Spaarfonds voor niet-ingegane tijdelijke pensioenen
379
566
730
2.183
2.153
Algemene reserve
177
-
513
70
41
-
(435)
-
-
-
Weerstandsreserve
167
270
287
2.466
2.343
Premies
271
384
296
297
1.331
Pensioenuitkeringen
498
448
284
239
170
3.055
3.691
4.880
14.014
9.497
Opbrengst uit vermogen
249
(870)
(1.206)
888
946
Resultaat boekjaar
509
(965)
(1.928)
152
897
Beleggingsperformance
6,3% (17,2%)
3,6%
6,1%
11,6%
Z-score1
2,86
(2,88)
1,3
1,15
1,73
111,7%
93,7%
130,6%
124,6%
NB
Premiepercentage werkgeversdeel
0,4
0,4
0,4
0,4
1,0
Premiepercentage werknemersdeel
2,5
2,5
2,5
2,5
2,5
Toeslag per 1 januari voor actieve deelnemers
-
3,26
1,5
1,25
-
Toeslag per 1 januari voor inactieve deelnemers
-
1,19
1,43
1,25
-
Cumulatief verliessaldo
Belegd vermogen (actuele waarde)
Dekkingsgraad (volgens FTK) Pensioengegevens
1
8
De z-score is in oude stijl weergegeven. Bij de z-score nieuwe stijl wordt ten opzichte van de oude methodiek 1,28 bij de score opgeteld.
Jaarverslag 2009
Verslag van het bestuur Pensioenfondsbestuur Algemeen Een pensioenfonds moet maatregelen treffen om te zorgen dat goed pensioenfondsbestuur is gewaarborgd. Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de principes voor goed pensioenfondsbestuur van de Stichting van de Arbeid (STAR) verankerd in het wettelijk kader. STAR heeft hiervoor 32 principes opgesteld. De principes betreffen onder meer zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht.
Integere bedrijfsvoering Het beleid van een fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in: • een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; • de analyse en beheersing van integriteitrisico’s; • het voorkomen van belangenverstrengeling; • de duurzame beheersing van (financiële) risico’s; • eenmaal per drie jaar een continuïteitsanalyse.
Doelstelling Het Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie heeft ten doel werknemers in staat te stellen een vroegpensioen op te bouwen om vanaf het bereiken van de 62-jarige leeftijd met pensioen te kunnen gaan.
Het bestuur Het bestuur van het fonds wordt gevormd door drie leden van de werkgeversorganisatie en drie leden van de werknemersorganisaties. De samenstelling van het bestuur was eind 2009: Leden namens werkgeversorganisatie Drs. P.G.J. de Bruyn, vicevoorzitter (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) L.H.H. Engels, plaatsvervangend vicevoorzitter (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) P.M. Lemmen (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) Er zijn drie vacante posities voor plaatsvervangende leden namens de werkgeversorganisatie. Leden namens werknemersorganisaties J.P.M. Janssen, voorzitter (FNV Bondgenoten) R.W. Vlietman, plaatsvervangend voorzitter (CNV BedrijvenBond) J.A. Spruijt (De Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening) M.H. Hietkamp (CNV BedrijvenBond) is plaatsvervangend bestuurslid voor R.W. Vlietman. Er zijn twee vacante posities voor plaatsvervangende leden namens de werknemersorganisaties. Benoeming bestuursleden Bestuursleden mogen alleen worden benoemd als de toezichthouder van het fonds, De Nederlandsche Bank (DNB), geen bezwaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van DNB moeten personen die het beleid van een pensioenfonds (mede) bepalen voldoende deskundig zijn met het oog op de belangen van de (gewezen) deelnemers en andere belanghebbenden.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
9
Procedure besluitvorming Het bestuur vergadert normaal gesproken viermaal per jaar en neemt besluiten in vergaderingen waarin ten minste twee werkgevers- en twee werknemersleden aanwezig zijn. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Deskundigheid van het bestuur Het bestuur heeft voor de bevordering en het op peil houden van de gewenste deskundigheid een deskundig heidsplan opgesteld. Het plan ziet toe op de deskundigheid van bestuursleden. In 2009 is het deskundigheidsplan geactualiseerd. In het kader van het deskundigheidsplan houdt het bestuur jaarlijks een studiedag. Tijdens de studiedag besteedt het bestuur aandacht aan zaken die hun deskundigheid vergroten. Eisen aan deskundigheid Voor het bestuur wordt in het deskundigheidsplan onderscheid gemaakt tussen de eisen waaraan ieder individueel bestuurslid binnen één jaar na zijn benoeming hoort te voldoen en de deskundigheid waaraan het pensioenfondsbestuur als collectief hoort te voldoen. In 2010 dient de inventarisatie van de deskundigheid te worden geactualiseerd. Naast de bestuursleden zijn ook de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan nadrukkelijk betrokken bij het goed functioneren van het fonds. In een tijd waarin de veranderingen in de pensioensector elkaar snel opvolgen en de financiële belangen steeds groter worden, ligt het voor de hand om ook ten aanzien van deze personen duidelijkheid te verschaffen over de kennis die nodig is om een goede gesprekspartner van het bestuur te kunnen zijn. In het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de pensioenkoepels wordt dan ook aanbevolen om leden van deze organen op het benodigde deskundigheidsniveau te krijgen. Het ligt in het voornemen van deze organen om een eigen deskundigheidsplan op te stellen. Onafhankelijkheid bestuursleden Het bestuur behartigt de belangen van alle betrokken partijen. De beleidsvrijheid die het bestuur heeft, stelt extra eisen aan (mede)zeggenschap, verantwoording, toezicht, deskundigheid en transparantie in het kader van de besluitvorming van het bestuur en de gevolgen daarvan voor alle belanghebbenden. Daarom is naast de eis van een paritaire samenstelling van het bestuur gekozen voor medezeggenschap van de deelnemers en pensioengerechtigden via de deelnemersraad. Er wordt verantwoording afgelegd over het gevoerde beleid aan het verantwoordingsorgaan. In het kader van intern toezicht wordt met de visitatiecommissie overlegd over de organisatie en aansturing van het fonds. De bestuursleden publiceren daarnaast hun (neven)functies in het jaarverslag. Gedragscode Het bestuur kent een gedragscode. Het doel van deze code is het geven van regels en richtlijnen voor bestuursleden en andere door het fonds aan te wijzen of aangewezen betrokkenen. De regels en richtlijnen moeten conflicten tussen de belangen van het fonds en de privébelangen van betrokkenen voorkomen. Dit geldt ook voor mogelijke conflicten over het gebruik van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privédoeleinden. In 2009 heeft het bestuur een nieuwe gedragscode vastgesteld. De code is nagenoeg gelijk aan de model gedragscode 2008 van de pensioenkoepels. Hiermee hebben pensioenfondsbesturen een goed instrument in handen om hun integriteitsbeleid vorm te geven. Een compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode. In 2009 heeft het bestuur besloten dat toezicht uit te besteden aan een externe, onafhankelijke compliance officer.
Klachten- en geschillenregeling van het fonds Het fonds kent een klachten- en geschillenregeling. In het verslagjaar werden geen klachten voorgelegd aan het bestuur. Er werden evenmin geschillen aan de commissie van beroep voorgelegd.
10
Jaarverslag 2009
Nevenactiviteiten Het fonds voert geen nevenactiviteiten uit.
Deelnemersraad De deelnemersraad is een adviesorgaan van het bestuur. Deelnemers en gepensioneerden kunnen via de deelnemersraad direct met het bestuur in contact treden over zaken die voor hen belangrijk zijn. De deel nemersraad bestaat uit twee vertegenwoordigers namens de actieve deelnemers en twee vertegenwoordigers namens de gepensioneerden. De zittingsperiode is vier jaar. De samenstelling van de deelnemersraad was eind 2009: Leden namens actieve deelnemers H.W. Speelman, voorzitter M.C.M. van Leest, vicevoorzitter Leden namens gepensioneerden S.A.G. Berende H. Kleba
Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan is op 29 april 2009 geïnstalleerd. Het bestuur legt over zijn beleid en de uitvoering ervan verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes van Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). Het verantwoordingsorgaan gaf over het verslagjaar 2009 voor het eerst een oordeel over het door het bestuur gevoerde beleid. Hierin betrekt het verantwoordingsorgaan ook het verslag van de visitatiecommissie. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan vindt u verderop in dit jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden: één lid vertegenwoordigt de werknemers, één lid vertegenwoordigt de gepensioneerden en één lid vertegenwoordigt de werkgevers. De twee leden die zitting hebben in het verantwoordingsorgaan namens de deelnemers en de gepensioneerden zijn tevens lid van de deelnemersraad. De zittingsperiode is vier jaar. Eind 2009 was de samenstelling van het verantwoordings orgaan: Lid namens werkgevers A.A.B. Slutter, voorzitter Lid namens actieve deelnemers H.W. Speelman, vicevoorzitter Lid namens gepensioneerden S.A.G. Berende
Intern toezicht Voor het interne toezicht heeft het fonds gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie beoordeelt eens in de drie jaar de wijze waarop het fonds wordt bestuurd, de wijze waarop de pensioenregeling wordt uitgevoerd en de wijze waarop de langetermijn-risico’s worden beheerst. De commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden die zijn benoemd door het bestuur. De visitatiecommissie overlegt minimaal eenmaal per drie jaar met het bestuur. De visitatiecommissie rapporteert schriftelijk aan het bestuur. Het verslag van de visitatiecommissie vindt u verderop in dit jaarverslag.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Het pensioenfonds heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het bestuur is zich daarvan bewust. Het fonds besteedt daarom aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat betreft in het bijzonder algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. Het fonds besteedt vooral aandacht aan de maat schappelijke vraagstukken over verantwoord beleggen. Meer informatie over verantwoord beleggen vindt u terug in het hoofdstuk ’Beleggingsoverzicht’.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
11
Transparantie Het bestuur hecht veel waarde aan openheid en transparantie. Het bestuur probeert dit onder meer door zijn communicatiebeleid te bewerkstelligen. Meer informatie over het communicatiebeleid vindt u terug in het hoofdstuk ’Communicatie’.
Bestuurlijke commissies Beleggingscommissie De beleggingscommissie adviseert het bestuur over het te voeren beleggingsbeleid en beoordeelt de prestaties van de vermogensbeheerders. Daarnaast houdt de beleggingscommissie toezicht op de wijze waarop de vermogensbeheerders hun bevoegdheid tot het nemen van tactische beleggingsbeslissingen uitoefenen. De samenstelling van de beleggingsadviescommissie was eind 2009: Leden namens werkgevers P.G.J. de Bruyn, voorzitter P.M. Lemmen Leden namens werknemers R.W. Vlietman J.A. Spruijt
Werkgroep communicatie De werkgroep communicatie houdt zich bezig met de communicatie naar de belanghebbenden van het fonds. De samenstelling van de werkgroep communicatie was eind 2009: Namens de werkgevers P.G.J. de Bruyn Namens de werknemers J.P.M. Janssen, voorzitter
Werkgroep implementatie De werkgroep implementatie houdt zich bezig met de overdracht van de totale pensioenadministratie van Syntrus Achmea naar Cordares en de verdere administratieve verwerking hiervan bij Cordares. De samenstelling van de werkgroep implementatie was eind 2009: Namens de werkgevers P.G.J. de Bruyn, voorzitter P.M. Lemmen Namens de werknemers J.P.M. Janssen
12
Jaarverslag 2009
Uitbesteding en adviseurs De administratie van het fonds is in 2009 uitgevoerd door Cordares Pensioenen. Tot eind 2008 werd dit gedaan door Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Het vermogen wordt beheerd door F&C Investments en Syntrus Achmea Vastgoed. De jaarrekening wordt gecontroleerd door KPMG Accountants N.V. en voorzien van een actuariële verklaring door de waarmerkend actuaris van Towers Watson. Het bestuur blijft te allen tijde eindverant woordelijk voor alle activiteiten van het fonds en houdt dan ook toezicht op zijn adviseurs. Het fonds wordt bijgestaan door de volgende adviseurs: Algemeen adviseur
HK Consultancy J.H. Klinkenberg
Adviserend actuaris
Towers Watson drs. H.J.W. van Gemert
Beleggingsadviseur Communicatieadviseur
Towers Watson J. Molenaar Van Gogh Communicatie & Onderzoek P.M. van Gogh
Compliance officer
APG BV Mr. Dr. E.M.G. Creusen
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
13
Hoofdlijnen Onderdekking en herstelplan De financiële crisis heeft het Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie hard geraakt. Door flinke tegenslagen op de financiële markten zakte de dekkingsgraad tot onder de vereiste niveaus. Eind 2008 was de dekkingsgraad gezakt tot 93,7%. Het fonds was daarmee in onderdekking. Het jaar 2009 stond daarom volop in het teken van herstel.
Herstelplan Alle fondsen met een onderdekking zijn verplicht een herstelplan in te dienen bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Zo ook het Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie. In het kortetermijn herstelplan moest het fonds aangeven hoe het denkt zijn dekkingsgraad binnen vijf jaar weer naar het minimaal vereiste niveau te brengen. Op 30 maart 2009 werd het herstelplan ingediend bij DNB. Op 29 juni keurde DNB het herstelplan goed.
Belangrijkste punten uit het herstelplan Het fonds heeft gekozen voor een herstelplan over een termijn van vijf jaar. Een langetermijnherstelplan (voor 15 jaar) is niet zinvol en biedt geen oplossing vanwege de beperkte resterende looptijd van het fonds. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd. Uit het herstelplan spreekt herstelkracht. Het herstelplan leidt tot een dekkingsgraad die hoog genoeg is om ook na afloop van de termijn van vijf jaar (31 december 2013) gedurende de resterende looptijd aan de verplichtingen te voldoen. Premies De premies zijn niet aangepast. Toeslagverlening Toeslagverlening is altijd uitdrukkelijk voorwaardelijk. Dat betekent dat het fonds alleen toeslag verleent als het genoeg financiële middelen heeft. Per 1 januari 2009 werd geen toeslag verleend. Het bestuur van het fonds besloot hiertoe omdat het fonds niet genoeg financiële ruimte had. De (opgebouwde) pensioenen groeiden daardoor niet mee met de loon- en prijsstijgingen. Het bestuur besloot om ook per 1 januari 2010 geen toeslag te verlenen. Het bestuur baseerde zijn besluiten op de maatregelen in het herstelplan.
Bijdrage VUT-fonds voor de Baksteenindustrie Als gevolg van het dekkingstekort van het vroegpensioenfonds is na advies van de actuaris en rekening houdend met de vermogenspositie van stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie (VUBA) besloten tot vermogensoverdracht. Het bestuur van VUBA heeft voor deze overdracht toestemming gekregen van cao-partijen. In mei 2009 heeft een storting van € 575.000 plaatsgevonden.
Andere gevolgen van de crisis De financiële crisis heeft ook tot andere ontwikkelingen geleid. Zo werden lopende waardeoverdrachten opgeschort en werd deeltijdwerkloosheid ingevoerd. Deze ontwikkelingen worden hierna nader toegelicht. Stopzetten waardeoverdracht Volgens de Pensioenwet mag een pensioenfonds niet meewerken aan waardeoverdracht als de dekkingsgraad van dat fonds lager is dan 100%. Deelnemers van het vroegpensioenfonds ondervonden daardoor mogelijk hinder van uitgestelde waardeoverdrachten.
14
Jaarverslag 2009
Pensioenopbouw bij deeltijdwerkloosheid De invoering van deeltijdwerkloosheid is één van de maatregelen die het kabinet trof naar aanleiding van de financiële crisis. Op grond van de regeling kan een werkgever met een vertegenwoordiging van zijn werk nemers afspreken dat de werktijd van een deel van het personeel tijdelijk wordt verkort. De werknemer belandt dan tijdelijk in de WW voor het deel dat hij niet meer werkt. Het dienstverband met zijn werkgever blijft echter in stand. Met de invoering van deeltijdwerkloosheid wijzigde het bestuur ook de vroegpensioenregeling. Deelnemers die gebruikmaken van deeltijdwerkloosheid behouden daardoor een ongewijzigde vroegpensioenopbouw.
Herstel Vanaf het tweede kwartaal van 2009 leefden de financiële markten weer op. Hiermee werd het herstel ingezet. Dat herstel verliep voorspoediger dan in het herstelplan was aangenomen. Het fonds is eind 2009 officieel uit het dekkingstekort en was daarom niet langer gebonden aan het herstelplan.
Voortgang implementatie In 2008 besloot het bestuur om naar een nieuwe administrateur over te stappen. In datzelfde jaar zijn door het fonds al veel maatregelen getroffen om de overstap te maken. Daarnaast dienden ook de systemen en de administratie van de nieuwe uitvoerder, Cordares, gereed te worden gemaakt om de pensioenregelingen van de fondsen in de Baksteenindustrie goed te kunnen uitvoeren. Het verslagjaar stond in het teken van deze implementatie. Het grootste deel van de implementatie was gereed in 2009.
Afkoop van kleine pensioenen Het bestuur heeft besloten een bepaalde groep deelnemers in de gelegenheid te stellen om hun pensioen af te kopen of alsnog een waardeoverdracht aan te vragen bij de huidige pensioenuitvoerder. Het betreft deelnemers die uit dienst zijn getreden vóór 1 januari 2007 en in 2010 een kleine pensioenaanspraak hebben die lager is dan € 420,69. Afkoop en waardeoverdracht van kleine pensioenen verlaagt de administratieve lasten van het fonds. Dit afkoopproject wordt in fasen uitgevoerd in 2010.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
15
Communicatie Het bestuur staat voor openheid en transparantie. Het hanteert een communicatiebeleid dat recht doet aan deze waarden. Daarom wordt voortdurend gekeken naar mogelijke verbeteringen in de communicatie naar de belanghebbenden van het fonds. Via de website en het periodieke nieuwsblad Pensioennieuws worden de belang hebbenden op de hoogte gehouden van het gevoerde beleid en van de ontwikkelingen in de pensioenwereld.
Toeslagenlabel Het toeslagenlabel is ontwikkeld door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en geeft informatie over het toe slagbeleid van een pensioenfonds. Het toeslagenlabel is een afbeelding die de verwachtingen over de toekomstige toeslagverlening afzet tegen de verwachte stijging van de prijzen. Dit gebeurt met behulp van muntjes. Alle pen sioenfondsen maken gebruik van het toeslagenlabel, zodat het toeslagenbeleid van de afzonderlijke fondsen goed met elkaar te vergelijken zijn. Het toeslagenlabel ziet er voor de premiebetalende deelnemers anders uit dan voor gepensioneerden en gewezen deelnemers, omdat het toeslagbeleid voor deze groepen verschillend is. Het voeren van een toeslagenlabel heeft voordelen. Het heeft echter ook nadelen. Zo is het toeslagenlabel een indicatie en kan daardoor verkeerde verwachtingen scheppen. Een toeslagenlabel met vele muntjes zegt immers niets over de kwaliteit van een pensioenregeling. Er zijn vele andere factoren die een rol spelen, zoals het opbouwpercentage van een pensioenregeling. Ook de mogelijkheden om eerder te kunnen stoppen met werken is een belangrijke factor. Het toeslagenlabel moet op grond van de Pensioenwet verplicht worden gebruikt in de communicatieuitingen naar deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Herstelbrief De AFM was van mening dat belanghebbenden tijdig geïnformeerd moesten worden over de financiële stand van zaken bij hun pensioenfonds en de gevolgen daarvan voor de toeslagverlening. Met dat doel verspreidde de AFM in april 2009 een modelbrief die pensioenfondsen konden gebruiken om belanghebbenden te informeren over de gevolgen van de financiële crisis. De modelbrief bevatte informatie over het herstelplan, maar was ook bedoeld als alternatief voor het toeslagenlabel. Het fonds stuurde de modelbrief in mei 2009 naar zijn deelnemers en gepensioneerden.
Voorwaardelijkheidsverklaring en toeslagverlening Pensioenuitvoerders zijn wettelijk verplicht deelnemers te informeren over de toeslagverlening binnen de pensioenregeling. Voor deze communicatie gebruikt de pensioenuitvoerder teksten die door de AFM zijn voorgeschreven. Dit wordt een voorwaardelijkheidsverklaring genoemd. Er is een voorwaardelijkheidsverklaring voor actieve, gewezen en gepensioneerde deelnemers. De toeslag voor de actieve deelnemers is gebaseerd op de loonontwikkeling in de bedrijfstak. De toeslag voor de gewezen en gepensioneerde deelnemers wordt berekend op basis van de prijsontwikkeling en bedraagt nooit meer dan de loonontwikkeling in de bedrijfstak. In de voorwaardelijkheidsverklaring wordt aangegeven of en, zo ja, hoe de toeslagen worden verleend over het huidige jaar. Ook geeft het inzicht in de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar.
Communicatieonderzoek Eén van de aanbevelingen van de visitatiecommissie is een nulmeting te doen om vóóraf vast te stellen hoe het huidige niveau van communicatie door deelnemers en anderen wordt ervaren. Dat is een goede basis om later de effecten van de communicatie te meten. Het bestuur wil daarom in 2010 starten met een eerste meting, waarin de manier van communiceren aan de deelnemers en anderen voor beoordeling wordt voorgelegd.
16
Jaarverslag 2009
Pensioenontwikkelingen Het dieptepunt van de financiële crisis lijkt voorbij. Toch zijn er nog veel andere ontwikkelingen die in de (nabije) toekomst mogelijk grote gevolgen zullen hebben voor het fonds.
Brede aanpak pensioenvraagstukken In zijn brief van 25 mei 2009 aan de Tweede Kamer kondigde Minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een brede aanpak van de verschillende pensioenvraagstukken aan. Het ministerie heeft commissies ingesteld om onderzoek te doen naar de pensioenvraagstukken. Commissie Parameters (Commissie-Don) De commissie gaf, onder leiding van F.J.H. Don, een advies over de parameters die pensioenfondsen gebruiken voor toekomstberekeningen van hun pensioenverplichtingen. Pensioenfondsen moeten namelijk voldoende vermogen hebben om ook in de toekomst pensioenen te kunnen uitbetalen. Zij moeten daarom uitrekenen over hoeveel geld zij nu moeten beschikken om de pensioenen van alle deelnemers levenslang te kunnen uitkeren. De parameters die pensioenfondsen hiervoor gebruiken zijn de rente, aandelenrendementen en loonen prijsstijgingen. De Pensioenwet schrijft voor dat de parameters elke drie jaar getoetst moeten worden. In haar advies stelde de commissie dat de toekomstverwachtingen van pensioenfondsen ten aanzien van hun aandelenrendementen naar beneden moeten worden bijgesteld. De commissie was wel verdeeld in haar advies. Niet alle leden zijn het eens geworden over de mate waarin de rendementsverwachtingen moeten worden bijgesteld. Vooralsnog heeft SZW de geldende parameters niet aangepast. SZW heeft toegezegd dat het uiterlijk op 1 juli 2010 duidelijkheid geeft over de parameters die vanaf 1 januari 2011 gaan gelden. Commissie Beleggingsbeleid en risicobeheer (Commissie-Frijns) De commissie boog zich, onder leiding van J.M.G. Frijns, over de vraag op welke wijze het beleggingsbeleid van pensioenfondsen zich de laatste decennia heeft ontwikkeld. De commissie keek specifiek naar de wijze waarop pensioenfondsen met (beleggings)risico’s zijn omgegaan. De commissie benadrukte vooral dat pensioenfondsen in hun beleggingsbeleid een goede afweging moeten maken tussen het rendement en de risico’s die daarmee samenhangen. De commissie stelde daarbij vast dat pensioenfondsen de afgelopen jaren niet structureel slecht presteerden. Wel concludeerde de commissie dat de pensioenfondsen te weinig aandacht hebben gehad voor het risicobeleid en de uitvoering van het beleggingsbeleid. De commissie beveelt aan om de risicobereidheid en het risicodraagvlak te onderzoeken en vast te leggen. Dit dient voortaan het uitgangspunt te vormen voor het beleggingsbeleid. De commissie doet hiervoor negentien aanbevelingen. De aanbevelingen hebben vooral betrekking op het beleggingsbeleid, het risicobeheer en de wijze waarop pensioenfondsen worden bestuurd. Daarnaast komen ook andere onderwerpen aan de orde. Zo spreekt de commissie haar voorkeur uit voor een financieel toetsingskader dat zich niet richt op nominale pensioenen, maar op geïndexeerde pensioenen. Commissie Toekomstbestendigheid aanvullende pensioenregelingen (Commissie-Goudswaard) De commissie deed, onder leiding van K.P. Goudswaard, onderzoek naar de toekomst- en schokbestendigheid van de huidige pensioencontracten. De commissie keek hiervoor specifiek naar de gevolgen van de financiële crisis en de verwachte vergrijzing in de komende decennia. De commissie concludeert dat Nederland een uniek en goed pensioenstelsel heeft maar dat het in zijn huidige vorm onvoldoende toekomstbestendig is. Dit komt door de vergrijzing, de stijgende levensverwachting en de toenemende kwetsbaarheid voor financiële risico’s. Bij ongewijzigd beleid zullen de pensioenlasten in de komende 15 jaar toenemen van circa 13% tot 17% van de loonsom. De commissie stelt voor om het ambitie niveau van pensioenregelingen te verlagen. Pensioenfondsen zouden meer onzekerheden en minder garanties in hun pensioenregelingen moeten inbouwen. De commissie suggereert onder meer dat de pensioenleeftijd mee zou moeten bewegen met de levensverwachting. De commissie wijst daarbij overigens wel op het belang van heldere communicatie. Pensioenfondsen moeten hun beleid duidelijk en open communiceren naar hun deelnemers.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
17
Verhoging AOW-leeftijd Het kabinet heeft in december 2009 een wetsvoorstel ingediend om de AOW-leeftijd te verhogen. Het kabinet kondigde aan de ingangsleeftijdtijd van de AOW geleidelijk uit te stellen tot 67 jaar. Dat gaat in twee grote stappen gebeuren, in 2020 en in 2025. Voor personen die vóór 1 januari 2010 55 jaar werden, blijft de AOW-leeftijd 65 jaar. Voor personen die dan de 50-jarige leeftijd hebben bereikt, geldt er een tussenleeftijd van 66 jaar. Alle andere personen hebben pas vanaf 67 jaar recht op een AOW-uitkering. In bepaalde gevallen geldt de verhoging van de AOW-leeftijd mogelijk niet. Hierover moet het kabinet nog besluiten nemen. De mogelijke uitzonderingsgevallen zijn: • mensen met een zwaar beroep; • mensen met een lang arbeidsverleden; • mensen die op late leeftijd werkloos of (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn geworden.
Medezeggenschap pensioengerechtigden Al in 2008 is een initiatiefwetsvoorstel ingediend waarin wordt geregeld dat pensioengerechtigden een verplichte vertegenwoordiging krijgen in het bestuur van bedrijfstakpensioenfondsen. Over het wetsvoorstel is in het verslagjaar veel te doen geweest. De gedachte dat gepensioneerden onvoldoende invloed hebben bij het bestuur van pensioenfondsen leeft steeds breder. De pensioenfondskoepels (VB, Opf en UvB) zetten zich echter af tegen het wetsvoorstel. De koepels vinden dat de medezeggenschap van pensioengerechtigden in een groter verband moet worden gezien.
Val van het kabinet: controversiële dossiers Verschillende pensioengerelateerde dossiers lopen vertraging in de parlementaire behandeling op door de val van het vierde kabinet Balkenende. De val van het kabinet leidde ertoe dat de Tweede Kamer een aantal dossiers controversieel heeft verklaard. Dat betreft onder andere: • de wetsvoorstellen inzake flexibilisering van de ingangsdatum AOW en verhoging van de AOW-leeftijd; • de reactie van SZW op de rapporten Frijns en Goudswaard; • het nieuwe onderzoek witte vlekken op pensioengebied; en • de brief van SZW inzake verantwoord beleggen door pensioenfondsen.
18
Jaarverslag 2009
De vroegpensioenregeling Deelneming De vroegpensioenregeling geldt voor iedere werknemer in de baksteenindustrie die voor 1 januari 1950 is geboren én op 31 december 2005 al in dienst was.
Vroegpensioenregeling De vroegpensioenregeling is een gemaximeerde opbouwregeling. Dit betekent dat de hoogte van het uiteindelijke pensioen afhangt van het aantal jaren dat de deelnemer in de bedrijfstak heeft gewerkt en het brutosalaris dat de deelnemer gemiddeld heeft verdiend. Opbouw Op basis van de vroegpensioenregeling is het mogelijk om in 37 jaar een vroegpensioen op te bouwen dat ongeveer 75% van het gemiddelde brutosalaris is. Ieder jaar wordt 2,027% van het gemiddelde brutosalaris opgebouwd aan vroegpensioen. Eerder of later met pensioen De deelnemer kan de vroegpensioenuitkering op 62 jaar laten ingaan. De deelnemer kan er echter ook voor kiezen om de vroegpensioenuitkering eerder (vanaf 60 jaar) of later (uiterlijk tot 64 jaar en 11 maanden) in te laten gaan. Als de vroegpensioenuitkering eerder dan op 62 jaar ingaat, is de vroegpensioenuitkering lager. Als de vroegpensioenuitkering later dan op 62 jaar ingaat, is de vroegpensioenuitkering hoger. Bovendien is het mogelijk om op verschillende leeftijden het vroegpensioen in deeltijd in te laten gaan. Overgangsregeling Omdat alle deelnemers op 1 juli 2001 ouder dan 25 jaar waren en daardoor geen volledig vroegpensioen kunnen opbouwen, is een overgangsregeling van kracht. De overgangsregeling heeft een voorwaardelijk karakter en zorgt voor een aanvulling op het vroegpensioen van 2,027% per dienstjaar. Als dienstjaren tellen de jaren tussen de 25-jarige leeftijd en 1 juli 2001. Het kapitaal dat de deelnemer op basis van de oude vroegpensioenregeling heeft gespaard, behoudt de deelnemer.
Toeslagenbeleid Het bestuur streeft ernaar om elk jaar een toeslag te verlenen. De verhoging kan per jaar verschillend zijn. Of er een toeslag wordt gegeven hangt af van de financiële positie van het fonds. Het fonds heeft hiervoor geen geld gereserveerd of extra pensioenpremie in rekening gebracht. Het is een jaarlijkse beoordeling van het bestuur. Het beleid van het bestuur is als volgt: • voor werknemers in de baksteenindustrie is de cao-loonsverhoging in de bedrijfstak de basis voor de aanpassing; • voor werknemers die niet meer actief zijn in de baksteenindustrie en gepensioneerden is de stijging van het consumentenprijsindexcijfer (vastgesteld door CBS) de basis voor de aanpassing. De toeslag is echter nooit hoger dan de cao-loonsverhogingen in de bedrijfstak. In 2009 heeft het bestuur besloten om geen toeslag te verlenen.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
19
Financieel overzicht (bedragen in duizenden euro’s)
In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de omvang het fonds weergegeven. Daarnaast worden de premieontvangsten en pensioenuitkeringen vermeld.
Werkgevers en deelnemers Tabel 1 Aantallen werkgevers en werknemers
Jaar
Aangesloten werkgevers
Premiebetalende deelnemers
Gewezen deelnemers met premievrije rechten
2004
33
1.183
508
2005
33
1.147
573
2006
33
178
1.529
2007
33
139
178
2008
33
134
147
2009
32
94
70
Premie De premie voor de vroegpensioenregeling bestaat uit twee onderdelen: een werkgeverspremie van 0,4% en een werknemerspremie van 2,5%. In 2009 ontving het fonds € 271.000 (2008: € 384.000) aan feitelijke premie. Dit betreft de premie exclusief correcties over voorgaande jaren. De kostendekkende premie over 2009 bedroeg € 362.000. De samenstelling van de kostendekkende premie is hieronder schematisch weergegeven. Tabel 2 Kostendekkende premie in 2009
2009
2008
163
260
17
29
Opslag voor uitvoeringskosten
182
130
Totaal
362
419
Actuarieel benodigd Opslag voor instandhouding vereist vermogen
20
Jaarverslag 2009
Pensioenuitkeringen In tabel 3 wordt het aantal lopende pensioenen ultimo verslagjaar vermeld. Per pensioensoort wordt het uitbetaalde jaarbedrag weergegeven. Tabel 3 Pensioenuitkeringen
Vroegpensioen Nabestaandenpensioen Totaal
Aantal lopende pensioenen
Pensioenuitkeringen
Aantal lopende pensioenen
Pensioenuitkeringen
2009
2009
2008
2008
127
495
102
445
6
3
7
3
133
498
109
448
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
21
Beleggingsoverzicht Marktontwikkelingen Het jaar 2009 stond net als 2008 in het teken van de kredietcrisis. De economische groei bereikte dieptepunten die alleen vergeleken kunnen worden met die van de jaren dertig. Vooral de instortende export raakte de groei heel hard. Consumptie van duurzame consumptiegoederen ging eveneens fors onderuit. De kentering werd ingezet met behulp van steunmaatregelen van overheden. Zo kregen banken overheidssteun en werd kredietverstrekking weer op gang gebracht. Daarnaast werden maatregelen getroffen om de consumenten te bewegen weer te gaan besteden. In Duitsland bijvoorbeeld verleende de overheid subsidie om nieuwe auto’s te kopen. Dit leverde in Duitsland al in het tweede kwartaal economische groei op. Snel daarop kwam ook de economische groei in Nederland en in vele landen om ons heen. De inflatie sloeg in vele landen door de daling van de olieprijzen om in deflatie. Later in het jaar steeg de inflatie licht door de weer sterk herstellende olieprijzen. In diverse opkomende landen (de zogeheten Emerging Markets) kreeg de economie een veel kleinere tik en was het herstel via fiscale hulp snel en groot. China investeerde enorme bedragen in de infrastructuur. Ook de groei in India en Indonesië bleef enigszins op peil. Landen die erg afhankelijk zijn van export zoals Rusland en Mexico hadden het economisch moeilijker. Door de malaise kon de korte rente in veel landen dicht bij 0% blijven. De rente voor de lange termijn moest toch per saldo omhoog, omdat de angst voor deflatie omsloeg in angst voor inflatie door de enorme hoeveelheden geld dat door de centrale banken in de markt was gepompt om de economische neergang te stoppen. Van januari tot juni steeg de 10-jaarsrente in Duitsland van net onder 3,0% naar 3,7%. Daarna trad weer enige daling op tot 3,4% eind 2009.
Beleggingsbeleid In 2008 is een studie gedaan naar het gewenste beleggingsrisico in het kader van de beëindiging van de vroegpensioenregeling in 2015. Als gevolg van deze studie is het risico in de beleggingsportefeuille van het fonds in 2009 gereduceerd. Het gehanteerde uitgangspunt is dat de beleggingsportefeuille de komende jaren liquide wordt gemaakt en dat daarom een verdere reductie van het beleggingsrisico wenselijk is. Het normgewicht van de illiquide beleggingscategorie Hypotheken werd eveneens afgebouwd waardoor de illiquide portefeuille is opgeheven. Per saldo levert dat een procentuele verhoging op van de liquide portefeuille. De feitelijke portefeuille wijkt gedurende het jaar op basis van risico- en rendementsverwachtingen op korte termijn en door marktbewegingen binnen marges af van deze vastgestelde normportefeuille.
Beleggingen in het verslagjaar Het fonds maakt onderscheid tussen het liquide en het minder liquide deel van de portefeuille. Tabel 4 laat de beleggingen in procenten zien van 2009 en 2008. In de tabel is de uitkomst (Weging) te zien naast de afspraak (Norm).
22
Jaarverslag 2009
Tabel 4 Beleggingsportefeuille ultimo 2009 en 2008
Weging
Norm
Weging
Norm
31-12-09
2009
31-12-08
2008
100,0%
100,0%
77,2%
77,2%
0,0%
0,0%
22,8%
22,8%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aandelen
0,0%
0,0%
29,0%
29,0%
Converteerbare obligaties
7,5%
7,1%
6,4%
6,2%
Indirect onroerend goed
n.v.t.
n.v.t.
1,7%
2,0%
Totaal zakelijke waarden
7,5%
7,1%
37,1%
37,2%
Obligaties (incl. Credits)
23,0%
22,4%
63,1%
62,8%
Kort vastrentend
69,4%
70,5%
n.v.t.
n.v.t.
Liquide middelen
0,1%
0,0%
-0,2%
0,0%
Totaal vastrentende waarden
92,5%
92,9%
62,9%
62,8%
Totaal liquide portefeuille
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Hypotheken
n.v.t.
n.v.t.
100,0%
100,0%
Totaal illiquide portefeuille
n.v.t.
n.v.t.
100,0%
100,0%
Liquide portefeuille Illiquide portefeuille Totaal portefeuille Liquide portefeuille
Illiquide portefeuille
Rendement van de beleggingsportefeuille Bemoedigende detailhandelsverkopen, het aantrekkende consumentenvertrouwen en een onverwachte daling van de werkloosheid in de VS waren tekenen dat de economie zich stabiliseerde. De verlaging van de krediet beoordelingen van enkele Eurolanden zorgden voor enige beroering. Bedrijfsobligaties deden het uitstekend door te profiteren van de aantrekkende markt. Het rendement van de portefeuille wordt afgezet tegen een meetlat (de zogenaamde benchmark) om de resultaten te kunnen beoordelen. Het rendement van de totale portefeuille bedroeg in 2009 6,26%. De benchmark (meetlat van de afspraak) bedroeg 4,26%. In 2008 bedroeg de performance -17,2% en de benchmark -12,7%.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
23
In tabel 5 worden de absolute rendementen per beleggingscategorie en van de totale portefeuille van 2009 en 2008 weergegeven. Tabel 5 Rendementen van de beleggingsportefeuille
2008
2009
2009
portefeuille portefeuille
benchmark
out/under
rendement
rendement
rendement
rendement
Aandelen
-45,50%
-9,11%
-9,23%
0,13% FTSE developed benchmarks en MSCI Emerging Markets
Converteerbare obligaties
-18,39%
38,14%
27,82%
8,07% UBS Customized Global Focus Index
Indirect onroerend goed
-43,14%
-14,61%
-13,98%
-0,73% GPR 250 World ex Asia and Africa
Obligaties (incl. Credits)
-6,14%
23,04%
14,20%
7,74% Lehman (samengesteld) en EMBI+ (JP Morgan)
n.v.t.
5,09%
4,28%
0,78% Barclays Capital Euro Aggregate 1-5 yrs treasury index
-17,20%
6,26%
4,26%
1,92% Samengesteld
Kort vastrentend
Totaal portefeuille
2009 benchmarks
Evaluatie van de beleggingsportefeuille Binnen de liquide portefeuille van het beleggingsplan van 2009 werden de aandelen en de obligaties Europa Euro, Dollar Blok, Emerging Markets Debt en High Yield afgebouwd ten gunste van de nieuwe categorie Kort Vastrentende Waardenfonds met een gewicht van 73%. Credits gingen van 39% naar 21%. De Global Convertibles werden op 6% gehandhaafd. Gedurende 2009 is de vaste risico-opslag in het waarderingsmodel van Hypotheken aangepast in een opslag die meebeweegt met de risicopremies in de markt. Het relatieve rendement is hierdoor over 2009 negatief. De portefeuille is gedurende het eerste kwartaal van het verslagjaar afgebouwd.
De z-score over 2009 In 1998 is in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet bpf) een Vrijstellingsregeling opgenomen. De regeling geeft bedrijfsgenoten een aantal gronden voor vrijstelling van de verplichte deelname in een (vroeg)pensioenfonds. Eén van deze gronden betreft de vrijstelling op basis van de beleggingsperformance. Deze vrijstellingsgrond is nader omschreven in artikel 5 van de Vrijstellingsregeling. Met name in artikel 5 lid 1a en lid 1b van de Vrijstellingsregeling wordt aangegeven dat vrijstelling kan worden verleend als niet is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan het vaststellen van het beleggings beleid, de normportefeuille en de beleggingsperformance (z-score). Om na te gaan of bedrijfspensioenfondsen zich aan deze eisen hebben gehouden kunnen derden op basis van artikel 5 lid 4 van de Vrijstellingsregeling het bestuur van een bedrijfspensioenfonds verzoeken om informatie over het beleggingsbeleid en het rendement. De z-score wordt ieder jaar berekend en laat het verschil zien tussen de behaalde opbrengst en de afgesproken opbrengst. Hoe hoger het positieve bedrag hoe beter de behaalde opbrengst was. Hoe lager het negatieve bedrag hoe slechter uiteraard. Er wordt niet alleen gekeken naar het rendement over één jaar; het fonds wordt beoordeeld over een periode van vijf jaar. Dit wordt de performancetoets genoemd.
24
Jaarverslag 2009
De voorlopige z-score (oude stijl) voor het jaar 2009 is 2,86 en de performancetoets is 0,02. Bij de z-score nieuwe stijl wordt ten opzichte van de oude methodiek 1,28 bij de score opgeteld. Dat betekent per einde 2009 een z-score nieuwe stijl van 4,14 en een positieve performancetoets van 1,30.
Maatschappelijk verantwoord beleggen Het fonds heeft het Maatschappelijk Verantwoord Beleggen in haar beleggingsbeleid geïntegreerd. Daartoe wordt er rekening gehouden met wettelijke verplichtingen en maatschappelijke ontwikkelingen zoals onder andere zijn vastgelegd in de Code Tabaksblat. De Verenigde Naties hebben in 2006 de Principles for Responsible Investment vastgelegd. Op jaarbasis (en indien nodig frequenter) wordt een prioriteitenlijst samengesteld op basis van een combinatie van top down- (macro-economische risico’s op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur) en bottom up-factoren (input van het fonds, mogelijkheid tot beïnvloeding en het belang in bepaalde ondernemingen). Tevens wordt een aantal criteria op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemings bestuur vastgesteld. Hiermee wordt gescreend, actief gebruikgemaakt van het spreek- en stemrecht op aandeelhouders vergaderingen en een constructieve dialoog (engagement) aangegaan met ondernemingen in de portefeuille. Ten slotte hanteert het fonds een beleggingsbeleid waarbij bedrijven die clusterbommen en landmijnen produceren worden uitgesloten.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
25
Beheersing van de risico’s Algemeen Het lopen van risico’s hoort bij de uitvoering van een vroegpensioenregeling. Daarbij worden niet alle risico’s als negatief beschouwd. Zo vormen bepaalde beleggingsrisico’s bronnen van rendement. Het bestuur van het fonds vindt de beheersing van de risico’s van wezenlijk belang. De recente onstuimigheid op de financiële markten heeft dat belang benadrukt. Hierna worden de belangrijkste risico’s voor het fonds benoemd en toegelicht.
Beleggingsrisico’s Valutarisico Het valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Het fonds heeft de intentie het valutarisico van niet-euro beleggingen structureel voor 100% af te dekken. Marktrisico Het marktrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, convertibles en vastgoed) verandert door veranderingen in de marktwaardering van deze waarden. Het structurele marktrisico wordt onder andere in kaart gebracht binnen een ALM-studie. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggings proces via onder andere het jaarlijkse beleggingsplan en het daarin aangegeven beleggingsmandaat. Kredietrisico Het kredietrisico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en op tegenpartijen die hun verplichtingen aan het pensioenfonds niet meer kunnen nakomen. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval bij faillissement. Een deel van de portefeuille in vastrentende waarden wordt belegd in ’investment grade’ credits. Dat zijn beleggingen met een hoge kredietwaardigheid. Voor deze beleggingen zijn beperkingen vastgesteld. Het bestuur houdt toezicht op de beleggingen die een verhoogd risico met zich meebrengen.
Actuariële risico’s Strategisch risico of solvabiliteitsrisico Dit risico heeft betrekking op het feit dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen. Als dat het geval is, haalt het fonds niet de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financieringsdoelstelling. Het fonds heeft een aantal beleids instrumenten waarmee het zijn financiële positie kan bijsturen. Deze beleidsinstrumenten zijn: • de vroegpensioenregeling; • het toeslagenbeleid; • het premiebeleid; • het beleggingsbeleid; • het beleid betreffende ALM. Door middel van ALM wordt samenhang aangebracht tussen alle beleidsinstrumenten. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s wordt het fonds geconfronteerd met verzekeringstechnische risico’s. Het langleven risico is hiervan de belangrijkste. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn het kortlevenrisico en looninflatie. Om deze risico’s te beheersen hanteert het fonds bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen prudente veronderstellingen. Zo worden leeftijdscorrectiefactoren gebruikt en wordt een toekomstige verbetering van de levensverwachting meegenomen bij de bepaling. De veronderstellingen worden periodiek bijgesteld.
26
Jaarverslag 2009
Operationele risico’s Algemeen De operationele risico’s betreffen risico’s die ontstaan door computerproblemen, menselijke fouten of andere onvoorzienbare factoren. Deze risico’s worden afgedekt door een veelheid aan elkaar aanvullende maatregelen. Dit zijn bijvoorbeeld back-upsystemen, toegangsbeveiliging en testprocedures. De ondernemingen die betrokken zijn bij de uitvoering van de pensioenregelingen en de beleggingen van het fonds hanteren hier strikt beleid voor. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds te maken krijgt met een liquiditeitstekort. De som van premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden zijn echter hoger dan de som van pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten. Daardoor is de kans op een liquiditeitstekort van het fonds beperkt. Risico’s voor de aangesloten werkgevers De aangesloten werkgevers betalen een jaarlijkse doorsneepremie. De doorsneepremie kan jaarlijks in hoogte schommelen. Het fonds streeft echter naar premiestabiliteit. Daarbij geldt dat premieverhogingen slechts een beperkt effect hebben op de financiële positie van het fonds. Voor een stijging van de dekkingsgraad met één procentpunt, is een stijging van de premie met ongeveer tien procentpunten nodig. Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden door alle deelnemers collectief gedeeld. Naast de premies zijn beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Het fonds kan besluiten om gedeeltelijk of helemaal geen toeslag te verlenen als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is vele malen groter dan een verhoging van de premie.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
27
Vooruitzichten Naar verwachting zal de economische groei in 2010 verder doorzetten. Maar dat betekent niet dat het fonds nu gevrijwaard is van problemen. Het herstel is nog broos en de situatie op de financiële markten is nog altijd onzeker. De marktomstandigheden hebben zich na de balansdatum immers ongunstig ontwikkeld. Zo leidde de situatie rondom de euro begin mei 2010 tot nieuwe onrust. Het bestuur houdt de economische ontwikkelingen dan ook nauwlettend in de gaten.
28
Jaarverslag 2009
Verslag van de deelnemersraad In 2009 is de deelnemersraad driemaal bijeen geweest. In deze vergaderingen heeft de raad adviezen gegeven aan het bestuur. De adviesstukken werden eerst in een afzonderlijke vergadering voorbesproken en daarna door een delegatie van het bestuur toegelicht. De adviezen van de raad volgden steevast op een inhoudelijk goede discussie. In 2009 kreeg de raad direct te maken met moeilijke adviesaanvragen over het herstelplan. In maart heeft de deelnemersraad zich gebogen over de inhoud en de achtergronden hiervan. Hoewel het om een moeilijke afweging ging heeft de deelnemersraad positief geadviseerd: in 2009 en in 2010 worden geen toeslagen op de vroegpensioenaanspraken en vroegpensioenuitkeringen verleend. Voorts heeft de Stichting VUBA een storting gedaan om het vermogen van het vroegpensioenfonds weer op het benodigde niveau te brengen. De raad is van mening dat deze stevige maatregelen noodzakelijk zijn om uit het dekkingstekort te komen. In de loop van het jaar bleek dat de financiële positie van het vroegpensioenfonds, mede dankzij het herstelplan, verbeterde. Dat is voor de deelnemersraad een geruststellende gedachte. In juni stonden de jaarstukken op de agenda. In het jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2008: het jaar van de kredietcrisis. De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over de tekst en de inhoud van het jaarverslag. Daarnaast heeft de raad positief geadviseerd ten aanzien van enkele reglementswijzigingen van formele aard en de gewijzigde Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), het bedrijfsplan van het vroegpensioenfonds. In november werd het beleggingsplan van F&C Investments voor 2010 besproken. Voorts adviseerde de raad positief over het project om de zogenaamde kleine pensioenen af te kopen. Dat zijn pensioenen van ex-deelnemers, zogenaamde “slapers”, met een aanspraak van minder dan € 420,69 in 2010. Afkoop van kleine pensioenen verlaagt de administratieve lasten van het pensioenfonds. De deelnemersraad werd in de vergaderingen door het bestuur geïnformeerd over de nieuwe pensioen uitvoerder Cordares. In september nam de deelnemersraad deel aan een gemeenschappelijke studiedag samen met het bestuur en het verantwoordingsorgaan. De deelnemersraad van Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie 15 juni 2010 De heer H.W. Speelman, voorzitter De heer M.C.M. van Leest, vicevoorzitter
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
29
Onderzoeksresultaten van de visitatiecommissie De visitatiecommissie van Stichting Het Vak-VC heeft in januari 2010 haar werkzaamheden afgerond. De visitatie commissie bestaat uit de volgende onafhankelijke deskundigen: drs. E.E. van de Lustgraaf (voorzitter), K.A. van Leeuwen en ir. H.A. Brandwijk. De visitatieopdracht van de visitatiecommissie bestaat uit de volgende taken: • het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures; • het beoordelen van de beleids- en bestuursprocessen; • de checks en balances; • het beoordelen van de wijze waarop het bestuur het vroegpensioenfonds aanstuurt; • het beoordelen van de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico’s op de langere termijn. De visitatiecommissie heeft zich bij de visitatieopdracht gericht op de volgende deelgebieden: besluitvorming, financieel, beleggingen, communicatie, uitbesteding en governance. De visitatiecommissie heeft eerst een documentenonderzoek verricht op basis van: • de notulen van de vergaderingen van het bestuur over 2007 tot medio 2009 en van de deelnemersraad van het afgelopen anderhalf jaar; • de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) van 20 maart 2009; • het jaarverslag van het vroegpensioenfonds over 2008; • het actuariële rapport over 2008. Tevens zijn op verzoek van de visitatiecommissie een aantal aanvullende documenten beoordeeld zoals de statuten, de reglementen, de klachten- en geschillenprocedure, het deskundigheidsplan, de uitbestedings overeenkomsten, het beleggingsplan 2009, de rapportages, het communicatiebeleidsplan en de correspondentie van en met de toezichthouders. In aanvulling op het documentenonderzoek heeft de visitatiecommissie op 9 december 2009 gesprekken gevoerd met een delegatie van het bestuur van het vroegpensioenfonds, een delegatie van de deelnemersraad en een delegatie van het verantwoordingsorgaan.
Algemeen oordeel De indruk van de visitatiecommissie is in overwegende mate positief. Op basis van de documentatie en de gevoerde gesprekken is de visitatiecommissie van mening dat het bestuur van het vroegpensioenfonds de zaken in het algemeen goed heeft geregeld. Belangrijkste bevindingen • Het is de visitatiecommissie opgevallen dat de uiteindelijke besluitvorming met betrekking tot de overgang naar een nieuwe administrateur per 1 januari 2009 is genomen in de vergadering van de werkgroep die dit besluit heeft voorbereid, in plaats van in de bestuursvergadering. De verantwoordelijkheid voor het nemen van dergelijk vergaande besluiten behoort te worden genomen in de bestuursvergadering. Naar de mening van het bestuur is het definitieve besluit wel degelijk in een bestuursvergadering genomen, maar is de vastlegging daarvan niet geheel duidelijk in de notulen opgenomen. • De visitatiecommissie is van mening dat niet door twee of drie afzonderlijke fondsbesturen tegelijkertijd vergaderd kan worden, zoals thans wordt gedaan. De ’petten’ moeten formeel gescheiden worden. Ook juridisch is dit onjuist. • Het fonds beschikt over een doordacht en redelijk compleet communicatiebeleidsplan met goede beschrijvingen van doelgroepen, doelstellingen, aanpak, informatieverplichtingen en middelen. Het plan bevat evenwel geen prioriteiten en geen planning die uitmondt in een jaarplan. Niet geheel duidelijk is wie dit plan gaat uitvoeren. Kortom: veel goede intenties, maar het ontbreekt nog aan Wie, Wat (eerst), Wanneer en met Welk resultaat?
30
Jaarverslag 2009
• Met de uitvoeringsorganisatie zijn duidelijke en concrete afspraken gemaakt, in het geval partijen deze overeenkomst willen beëindigen. In de uitbestedingsovereenkomst met de vermogensbeheerder is geregeld dat het fonds te allen tijde uit de beleggingspools kan stappen, echter onder de voorwaarden van de pools. Dat kan een probleem vormen, aangezien die voorwaarden meestal bescherming bieden aan de blijvende deelnemers in de pool en niet of minder aan de uittredende deelnemers. • Er is een deelnemersraad waarin pensioengerechtigden zijn vertegenwoordigd. Er wordt tijdig advies gevraagd en de deelnemersraad wordt adequaat geïnformeerd over genomen besluiten. De informatie verstrekking aan de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en de visitatiecommissie bleek goed te functioneren. Uit de gesprekken met de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan blijkt eveneens dat de benodigde informatie zonder enige vorm van terughoudendheid uitgebreid en volledig wordt verstrekt. Belangrijkste aanbevelingen • Het komt de visitatiecommissie voor dat een gescheiden vergadering van de verschillende stichtingsbesturen dringend gewenst is vanwege zuiverheid, onderscheiden verantwoordelijkheden en de juridische noodzaak daartoe. • Tevens beveelt de visitatiecommissie aan zorg te dragen voor een periodieke bespreking van de resultaten van de risicoanalyses van de diverse toeleveranciers en de conclusies en maatregelen vast te leggen in de verslaglegging van het bestuur. • De visitatiecommissie vindt het verstandig om prioriteiten vast te stellen in het communicatieplan. Maak een reële, haalbare planning voor de realisatie van de doelstellingen die uitmondt in een jaarplan. • De visitatiecommissie beveelt aan naast het deskundigheidsplan ook een opleidingsplan op te stellen, waarin de voornemens voor opleidingen op bepaalde thema’s kan worden vastgelegd. • Dit geldt des te meer voor de deelnemersraad en vooral het verantwoordingsorgaan. Beide hebben gegeven hun relatief kort bestaan behoefte aan meer inhoudelijke deskundigheid op tal van terreinen waarop het pensioenfonds zich beweegt. • Een andere aanbeveling betreft de vermogensbeheerovereenkomst met F&C. Het is verstandig om het gesprek aan te gaan met F&C over de door het bestuur mogelijk ongewenst geachte bevoegdheden/ mandaten van F&C. Daarnaast lijkt het wijs nu reeds goede afspraken te maken voor een eventuele terugtrekking uit de beleggingspools in plaats van daarmee te wachten tot dit daadwerkelijk aan de orde is.
Reactie bestuur Het bestuur kan zich in grote lijnen vinden in de bevindingen en aanbevelingen van het rapport van de visitatiecommissie. De hierboven beschreven aanbevelingen worden door het bestuur overgenomen maar het bestuur heeft een andere opvatting over de bevinding van de visitatiecommissie met betrekking tot het tegelijkertijd vergaderen van de twee pensioenfondsbesturen (bedrijfstakpensioenfonds en vroegpensioenfonds). Het bestuur is bij een juridisch deskundige nagegaan of de door het bestuur gekozen methode juridisch onjuist is. Volgens deze deskundige is het tegelijkertijd vergaderen, besluiten en notuleren van de twee fondsen in één bestuurs vergadering juridisch toegestaan en is er derhalve geen reden tot aanpassing.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
31
Oordeel van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan geeft een algemeen oordeel over het handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en het beleid voor de toekomst. Bovendien kan het advies geven over onder meer het beleid ten aanzien van intern toezicht, de klachtenprocedure en het communicatiebeleid. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan is hieronder opgenomen. De bevoegdheid van het verantwoordingsorgaan is gebaseerd op artikel 33 van de Pensioenwet, artikel 11 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet Verplichte Beroepspensioenregeling en de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, opgesteld door de STAR op 16 december 2005.
Algemeen Het verantwoordingsorgaan heeft op basis van artikel 5 van het Reglement Verantwoordingsorgaan onder meer tot taak een algemeen oordeel te geven over: • het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de visitatiecommissie; • het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; • het beleid voor de toekomst; • de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet.
Verklaring bij de jaarstukken Om tot een oordeel te kunnen komen hebben wij onder meer kennis genomen van: de jaarstukken 2009, de geldende ABTN, het beleggingsplan 2009 en de bevindingen van de visitatiecommissie. In een gezamenlijke bijeenkomst van het bestuur en het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur een antwoord gegeven op vragen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van de jaarstukken en desgevraagd een toelichting gegeven. Wij vertrouwen er met het bestuur op dat de samenwerking in de komende jaren steeds soepeler zal verlopen, zodat het verantwoordingsorgaan in zijn rol zal kunnen groeien. Het verantwoordingsorgaan heeft kennisgenomen van zowel de bevindingen van de visitatiecommissie als van de reactie daarop door het bestuur. Wij vertrouwen erop dat het bestuur bij de besluitvorming over de verder te nemen (beleids)beslissingen de bevindingen van de visitatiecommissie op zijn waarde zal weten te schatten. Overigens menen wij, anders dan de visitatie commissie, dat de positie van het verantwoordingsorgaan voldoende duidelijk gedefinieerd is.
Oordeel Wij zijn van oordeel dat het bestuur in het afgelopen, turbulente kalenderjaar binnen het kader van de vroeg pensioenregeling die door de Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie wordt uitgevoerd op evenwichtige wijze is omgegaan met de belangen van alle belanghebbenden. Het bestuur heeft zijn beleid vormgegeven en uitgevoerd binnen de doelstellingen van het vroegpensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan heeft vertrouwen in het beleid van het bestuur voor de toekomst. Wij zullen het bestuur om verantwoording vragen op de daarvoor geschikte momenten. Het verantwoordingsorgaan van Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie 15 juni 2010 De heer A.A.B. Slutter, voorzitter De heer H.W. Speelman, vicevoorzitter
32
Jaarrekening 2009
Balans per 31 december 2009 (na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
2009
2008
Activa Beleggingen voor risico pensioenfonds (1) Vastgoed
-
49
Aandelen
231
1.008
Zakelijke waarden
231
1.057
2.824
2.639
-
(5)
Vastrentende waarden Overige beleggingen
3.055
3.691
Vorderingen en overlopende activa (2) Premies Overige vorderingen
23
146
722
420
Liquide middelen (3) Totaal activa
745
566
37
374
3.837
4.631
2009
2008
Passiva Stichtingskapitaal en reserves (4) Algemene reserve Cumulatief verliessaldo Weerstandsreserve
177
-
-
(435)
167
270 344
(165)
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
2.938
2.608
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers (6)
379
566
Overige schulden en overlopende passiva (7)
176
1.622
3.837
4.631
Technische voorzieningen (5)
Totaal passiva
34
Jaarrekening 2009
Staat van baten en lasten over 2009 (bedragen in duizenden euro’s)
2009
2008
Premiebijdragen voor risico pensioenfonds (8)
203
384
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds (9)
249
(870)
Overige baten (10)
605
-
1.057
(486)
Baten
Totaal baten
Lasten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voorrisico pensioenfonds (11) Pensioenopbouw
163
260
Rentetoevoeging
77
117
(457)
(388)
(14)
(12)
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente
40
88
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht van rechten
(18)
-
Cumulatief effect conversieverschillen ultimo boekjaar
232
-
(Vroeg)pensionering
184
-
Overige mutaties
123
(74)
Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
330
(9)
Pensioenuitkeringen (12)
498
448
Pensioenuitvoeringskosten (13)
196
142
Saldo overdracht van rechten (14)
(292)
62
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers (15)
(187)
(164)
3
-
Totaal lasten
548
479
Saldo staat van baten en lasten
509
(965)
Algemene reserve
177
(513)
Cumulatief verliessaldo
435
(435)
(103)
(17)
509
(965)
Overige lasten (16)
Bestemming saldo boekjaar
Weerstandsreserve Totaal
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
35
Kasstroomoverzicht over 2009 (bedragen in duizenden euro’s)
2008
2009
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies
326
338
(125)
40
575
-
Betaalde pensioenuitkeringen
(479)
(442)
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
(148)
(204)
(1.369)
-
Ontvangen waardeoverdrachten Vermogensoverdracht gelieerd vut-fonds
Overige mutaties uit pensioenactiviteiten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
(1.220)
(268)
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen Liquide middelen primo periode Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo periode
3.957
1.250
2
5
(3.059)
(934)
(17)
883
321
(337)
53
374
321
(337)
53
37
374
Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de directe methode. De mutatie in de liquide middelen betreft alleen de mutatie op de reguliere bankrekening. Liquiditeiten van beleggingsrekeningen zijn hierbij buiten beschouwing gelaten.
36
Jaarrekening 2009
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2009 Inleiding Het doel van de Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ’het fonds’), is werknemers in staat te stellen een vroegpensioen op te bouwen om vanaf het bereiken van de 62-ja rige leeftijd met pensioen te kunnen gaan. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de vroegpensioenrege ling van de in de branche van de Baksteenindustrie verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s.
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
37
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Grondslagen voor balanswaardering Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
1 Beleggingen voor risico pensioenfonds Algemeen Beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van marktwaarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie, tenzij de derivaten deel uitmaken van een beleggingsfonds; deze zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. Zakelijke waarden Vastgoed Vastgoed wordt gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet-beursgenoteerde participaties en deelnemingen in vastgoedmaatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentendewaardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
38
Jaarrekening 2009
Hypothecaire leningen Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor participaties in hypothekenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde.
2 Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
3 Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
4 Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Deze reserve is een saldopost en dient ter opvang van tegenvallers anders dan waarvoor een specifieke reserve respectievelijk voorziening is getroffen. Het streven is om een reserve aan te houden die minimaal gelijk is aan het gesteld vereist eigen vermogen op basis van het Financieel Toetsingskader. Het gesteld vereist eigen vermogen wordt bepaald op basis van de standaardmethode voorgeschreven door DNB. Er is geen sprake van een maximering van de algemene reserve. Cumulatief verliessaldo In het boekjaar is een negatief resultaat behaald. Bij de resultaatbestemming worden enerzijds de algemene reserve afgeboekt, daarnaast wordt de weerstandsreserve op niveau gebracht. Het nog resterende deel wordt als cumulatief verliessaldo verwerkt, dit wordt gepresenteerd als (negatief) onderdeel van het eigen vermogen. Weerstandsreserve In de jaarrekening is aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toetsing aan het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie door het vormen van een weerstandsreserve. De weerstandsreserve dient onder meer ter opvang van een mogelijke waardedaling van de beleggingen. Teneinde de weerstandsreserve op het gewenste niveau te brengen, wordt jaarlijks een deel van het saldo van de rekening van baten en lasten toegevoegd of onttrokken. De hoogte van de benodigde weerstandsreserve wordt bepaald aan de hand van de standaard DNB-toets. Indien de financiële middelen niet toereikend zijn wordt de weerstandsreserve vastgesteld als het resultaat van de activa minus de technische voorzieningen minus de schulden.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
39
5 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen is de op basis van actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement rechten zijn verkregen. Rekenrente Als rekenrente wordt de markrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd. Rentetermijnstructuur 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5
Intrestpercentage
2,0 1,5 1,0 0,0 0,0 1
5
9
Looptijd in jaren
13
17
21
25
29
33
37
41
45
31-12-2008
49
53
57
31-12-2009
De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen. Toegepaste overlevingsgrondslagen/gehuwdheidsfrequenties • De overlevingskansen voor mannen zijn ontleend aan de met drie jaren verlaagde sterftetafel Gehele Bevolking Mannen in de periode 1995 tot 2000; • De overlevingskansen voor vrouwen zijn ontleend aan de met één jaar verlaagde sterftetafel Gehele Bevolking Vrouwen in de periode 1995 tot 2000; • De gepensioneerde die gekozen heeft voor verzekering van een nabestaandenpensioen, wordt verondersteld gehuwd te zijn met een 3 jaar jongere vrouw, respectievelijk met een drie jaar oudere man; • Een procentuele opslag op de netto voorziening pensioenverplichting ad 1,3% ter anticipatie op de trend naar steeds toenemende levensverwachtingen c.q. hogere overlevingskansen. Toegepaste opslagen Ter dekking van toekomstige administratiekosten is een voorziening administratiekosten opgenomen. Deze voorziening bedraagt 3,0% van de totale netto voorziening pensioenverplichtingen. De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de aanspraken per 31 december van het boekjaar inclusief toeslagverlening per 1 januari volgend boekjaar.
6 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De som van de door de deelnemer tijdens de deelneming gelegen vóór 1 juli 2001 betaalde premies en het beleggingsresultaat, verminderd met de beheerskosten, administratiekosten en eventuele andere kosten voor zover het door de werkgever te betalen aandeel in deze kosten niet toereikend is. Korte beschrijving pensioenregeling Het fonds heeft een vroegpensioenregeling. Deze regeling kent een normpensioenleeftijd die gesteld is op 62 jaar en is een middelloonregeling. In een jaar wordt een recht op vroegpensioen opgebouwd ter grootte van 2,027% van de voor dat jaar vastgestelde vroegpensioengrondslag.
40
Jaarrekening 2009
7 Overige schulden en overlopende passiva Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
8 Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
9 Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
10 Overige baten De overige baten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
11 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 2,544% (2008: 4,696%). Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging voorziening pensioenverplichting uit hoofde van overdracht van rechten Onder dit hoofd zijn de actuariële inkomende en uitgaande waardeoverdrachten opgenomen.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
41
Cumulatief effect conversieverschillen ultimo boekjaar Deze post betreft een niet specifiek aan een bepaalde oorzaak toe te wijzen residu van alle waarderings verschillen die zijn ontstaan bij de conversie vanuit de administratie van Syntrus Achmea naar Cordares. Overige mutaties Hieronder zijn opgenomen de mutaties van de voorziening die geen betrekking hebben op bovenstaande categorieën.
12 Pensioenuitkeringen Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar verstrekte uitkeringen.
13 Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
14 Saldo overdrachten van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken.
15 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen.
16 Overige lasten Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode.
42
Jaarrekening 2009
Toelichting op de balans per 31 december 2009 (bedragen in duizenden euro’s)
Activa 1 Beleggingen voor risico pensioenfonds Totaal beleggingen
Zakelijke waarden Vastrentende waarden
2009
2008
231
1.057
2.824
2.639
-
(5)
3.055
3.691
Overige beleggingen Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds Verloopoverzicht beleggingen Stand per Aankopen, Verkopen en 1 januari investeringen en aflossingen verstrekkingen
WaardeStand per verschillen 31 december
Zakelijke waarden Vastgoed
49
-
(42)
(7)
-
Aandelen
1.008
34
1.057
34
(811)
-
231
(853)
(7)
231
1.798
3.025
(2.268)
269
2.824
841
-
(841)
-
-
2.639
3.025
(3.109)
269
2.824
(5)
-
5
-
-
3.691
3.059
(3.957)
262
3.055
Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Overige beleggingen Overige beleggingen Totaal
In de beleggingen voor risico pensioenfonds is voor een bedrag ad 379 (2008: 566) aan beleggingen voor risico deelnemers opgenomen.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
43
Zakelijke waarden 2009
2008
-
49
Participaties in aandelenfondsen
231
1.008
Totaal zakelijke waarden
231
1.057
2009
2008
2.824
1.798
Participaties in hypotheekfondsen
-
815
Kortlopende vorderingen inzake hypothecaire leningen
-
19
Liquide middelen inzake hypothecaire leningen
-
7
-
841
2.824
2.639
2009
2008
Liquide middelen inzake overige beleggingen
-
(5)
Totaal overige beleggingen
-
(5)
Vastgoed Indirecte beleggingen Participaties aandelenfondsen vastgoed Aandelen Indirecte beleggingen
Vastrentende waarden
Obligaties Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen Hypothecaire leningen Indirecte beleggingen
Totaal vastrentende waarden
Overige beleggingen
Overige
44
Jaarrekening 2009
2 Vorderingen en overlopende activa Vorderingen 2009
2008
23
2
-
144
23
146
2009
2008
706
408
Uitkeringen
2
1
Vergoeding pensioenpremie
9
-
5
11
722
420
Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Nader vast te stellen volgend boekjaar Totaal vorderingen Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake:
Rekening-courant derden Rekening-courant gelieerd vut-fonds* Pensioenen
Kosten Administratiekosten Totaal overige vorderingen
*) Inclusief overkookregeling. Deze regeling is kort uiteengezet in paragraaf 14 Saldo overdracht van rechten.
3 Liquide middelen
Rekening-courant Staalbankiers
2009
2008
37
374
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
45
Passiva 4 Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve 2009
Stand per 1 januari
2008
-
513
Deel van het saldo boekjaar
177
(513)
Stand per 31 december
177
-
2009
2008
(435)
-
435
(435)
-
(435)
2009
2008
270
287
(103)
(17)
167
270
2009
2008
Aanwezig eigen vermogen
344
(165)
Minimaal vereist eigen vermogen
120
130
Vereist eigen vermogen
167
270
Cumulatief verliessaldo
Stand per 1 januari Deel van het saldo boekjaar Stand per 31 december Weerstandsreserve
Stand per 1 januari Deel van het saldo boekjaar Stand per 31 december Solvabiliteit
46
Jaarrekening 2009
De dekkingsgraad van het vroegpensioenfonds is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden -/- Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers) / Technische voorzieningen 2009
2008
Dekkingsgraad van het pensioenfonds
112%
94%
Dekkingsgraad van het minimaal vereist eigen vermogen
104%
105%
Dekkingsgraad van het vereist eigen vermogen
106%
110%
Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruikgemaakt van een standaard model. Het fonds is per 31 december 2009 uit herstel. Per 31 december 2009 voldoet het fonds aan de wettelijke normen met betrekking tot het vereist eigen vermogen. Door het bestuur is hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB. Er is desalniettemin een evaluatie van het herstelplan ingediend.
5 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds 2009
2008
2.608
2.617
163
260
77
117
(457)
(388)
(14)
(12)
40
88
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht van rechten
(18)
-
Cumulatief effect conversieverschillen ultimo boekjaar
232
-
(Vroeg)pensionering
184
-
Overige mutaties
123
(74)
2.938
2.608
Stand per 1 januari Toevoeging pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente
Stand per 31 december
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
47
Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer. 2009
In aantallen
2009
2008
2008
In euro’s In aantallen
In euro’s
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers
94
1.313
134
1.520
70
281
147
377
Pensioengerechtigden
133
1.344
109
711
Totaal
297
2.938
390
2.608
6 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 2009
2008
566
730
(187)
(185)
-
21
379
566
2009
2008
65
1.561
Belastingen en sociale lasten
73
53
Waardeoverdrachten
19
-
Stand per 1 januari Uitkeringen spaarfonds Deling in fondsrendement Stand per 31 december
7 Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden
Rekening-courant derden Rekening-courant gelieerd bedrijfstakpensioenfonds * Pensioenen
Kosten Actuaris Accountantskosten
1
-
11
5
Transitiekosten
1
-
Beleggingskosten
1
2
Overige
5
1
Totaal overige schulden
19
8
176
1.622
*) Inclusief overkookregeling. Deze regeling is kort uiteengezet in paragraaf 14 Saldo overdracht van rechten.
48
Jaarrekening 2009
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst voor de pensioenadministratie afgesloten met Cordares. Het be treft een overeenkomst van 5 jaar, ingaand per 1 januari 2009. Na het verstrijken van de periode van 5 jaar, wordt het contract stilzwijgend verlengd, met een opzeggingstermijn van 12 maanden. Het fonds heeft met de vermogensbeheerder F&C Netherlands B.V. een beheerovereenkomst gesloten. Het contract met F&C loopt sinds 1 januari 2005 voor onbepaalde tijd. Bij de overeenkomst met F&C dient een opzeggingstermijn van twee maanden in acht te worden genomen.
Inhaaltoeslag Het fonds heeft per 1 januari 2010 cumulatieve achterstanden in de toeslagverlening. De achterstand voor actieve deelnemers bedraagt 3,00%, voor de gewezen deelnemers en gepensioneerden bedraagt de achterstand 2,92%. Zodra de financiële positie dit toelaat kan het bestuur eventueel besluiten tot het toekennen van inhaaltoeslag.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
49
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2009 (bedragen in duizenden euro’s)
Baten 8 Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
Verplichte verzekering
Werkgeversgedeelte
Werknemersgedeelte
2009
2008
152
63
215
420
Vrijwillige verzekering Premie voorgaande jaren
36
20
56
(36)
(68)
-
(68)
-
Totaal
120
83
203
384
Samenstelling premiebijdragen De samenstelling van de premiebijdragen is als volgt: 2009
2008
Kostendekkende premie
362
419
Feitelijke premie
271
384
Gedempte premie
362
419
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kosten dekkende en gedempte premie als volgt: 2009
2008
163
260
17
29
Opslag voor uitvoeringskosten
182
130
Totaal
362
419
Actuarieel benodigd Opslag voor het in stand houden van het vereist vermogen
50
Jaarrekening 2009
9 Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2009
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
Vastgoed
-
(6)
(1)
(7)
Aandelen
-
-
-
-
Zakelijke waarden
-
(6)
(1)
(7)
Vastrentende waarden
-
269
(5)
264
Overig
2
-
(10)
(8)
Totaal
2
263
(16)
249
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
15
(798)
(8)
(791)
2008
Zakelijke waarden Vastrentende waarden
36
(75)
(5)
(44)
Overig
(35)
-
-
(35)
Totaal
16
(873)
(13)
(870)
Vastrentende waarden
Obligaties Hypothecaire leningen Totaal
2009
2008
264
(135)
-
91
264
(44)
2009
2008
Overige beleggingen
Opbrengst liquide middelen
2
7
Overige interestopbrengsten
-
(42)
(10)
-
(8)
(35)
Kosten vermogensbeheer Totaal
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
51
10 Overige baten
Vermogensoverdracht van gelieerd vut-fonds
2009
2008
575
-
30
-
605
-
Overige Totaal
Als gevolg van het dekkingstekort van het vroegpensioenfonds is na advies van de actuaris en rekening houdend met de vermogenspositie van stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie (VUBA) besloten tot vermogensoverdracht. Het bestuur van VUBA heeft voor deze overdracht toestemming gekregen van cao-partijen. In mei 2009 heeft een storting van € 575.000 plaatsgevonden.
Lasten 11 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds 2009
2008
Resultaat op sterfte
(15)
5
Resultaat op mutaties
138
(79)
Totaal
123
(74)
2009
2008
3
3
Vroegpensioen
495
445
Totaal
498
448
Overige mutaties
12 Pensioenuitkeringen
Nabestaandenpensioen
52
Jaarrekening 2009
13 Pensioenuitvoeringskosten 2009
2008
Aandeel administratiekosten pensioenuitvoerder Boekjaar
45
69
Vorig boekjaar
20
9 65
78
Actuaris
79
54
Accountantskosten
12
3
Transitiekosten
22
-
Andere kosten
Toezichthouders Overige kosten Totaal
7
-
11
7
196
142
2009
2008
De accountantskosten zijn als volgt verdeeld:
Onderzoek jaarrekening
9
3
Andere controleopdrachten
3
-
Adviesdiensten op fiscaal gebied
-
-
Andere niet-controleopdrachten
-
-
12
3
Totaal
De beloning aan bestuurders bedraagt 0 (2008: 0). Het fonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van de pensioenuitvoerder dan wel vermogensbeheerder.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
53
14 Saldo overdracht van rechten 2009
2008
Vrijgevallen uitkeringen gelieerd vut-fonds
(320)
-
Uitgaande waardeoverdrachten individueel
19
2
Overkook gelieerd bedrijfstakpensioenfonds
9
445
Verrekening overkook met gelieerd vut-fonds
-
(385)
(292)
62
Totaal
Het vroegpensioenfonds kent de mogelijkheid om de ingangsdatum van het vroegpensioen uit te stellen (tot uiterlijk de leeftijd bereikt is van 64 jaar en 11 maanden) indien wordt doorgewerkt na de in de regeling vastgestelde vroegpensioendatum. Het vroegpensioen wordt dan verhoogd tot maximaal 100% van het pensioengevend loon. Bij het bereiken van de 100%grens van het pensioengevend loon wordt het meerdere boven de 100%grens omgezet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Dit wordt ook wel de overkookregeling genoemd. De opgenomen schuld inzake overkook aan het gelieerd bedrijfstakpensioenfonds betreft de actuariële verplichting aan het bijbehorende pensioenfonds.
15 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Totaal
2009
2008
Mutatie voorziening voor risico deelnemers
(187)
(164)
2009
2008
3
-
16 Overige lasten
Overige
54
Jaarrekening 2009
Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risico-informatie aan.
Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd, het Financieel ToetsingsKader (FTK). Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de werkgevers en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt: 2009
2008
2.938
2.608
(a) 2.938
(a) 2.608
S1 Renterisico
35
38
S2 Risico zakelijke waarden
47
207
-
4
Technische voorzieningen volgens jaarrekening Aanpassingen Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) Buffers
S3 Valutarisico
23
84
S6 Verzekeringstechnisch risico
S5 Kredietrisico
150
116
Diversificatie-effect
(87)
(179)
(b) 168
(b) 270
(a + b) 3.106
(a + b) 2.878
3.283
2.443
177
(435)
Totaal S (vereiste buffers) Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen (totaal activa -/- schulden -/- voor ziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers) Surplus/tekort
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische assetmix in de evenwichtssituatie.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
55
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in het beleggingsplan. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector weergegeven:
Overheidsinstellingen Particulieren
2009
2008
2.074
950
-
517
Financiële instellingen
462
621
Handels- en industriële bedrijven
497
1.013
22
252
-
338
3.055
3.691
2009
2008
2.979
3.444
76
247
3.055
3.691
Nutsbedrijven Andere instellingen Totaal
De verdeling naar regio is weergegeven in de onderstaande tabel:
Mature markets Emerging markets Totaal
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling, of door generieke factoren. Alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt. Hierdoor zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt:
56
2009 In euro’s
2009 In procenten
2008 In euro’s
2008 In procenten
Overige
-
-
49
100
Totaal
-
-
49
100
Jaarrekening 2009
Valutarisico Het totaalbedrag dat wordt belegd in vreemde valuta, bedraagt ultimo 2009 circa 16 % (2008: 35 %) van de beleggingsportefeuille en is vrijwel geheel afgedekt door valutaderivaten. Het valutarisico wordt in onder staande tabel weergegeven. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten ultimo 2009 is als volgt weer te geven: Voor Valutaderivaten (in euro’s) in beleggingspool (in euro’s)
2009 Nettopositie na (in euro’s)
Voor Valutaderivaten (in euro’s) in beleggingspool (in euro’s)
2008 Nettopositie na (in euro’s)
AUD
1
(1)
-
27
(26)
1
CAD
-
-
-
14
(13)
1
CHF
8
(8)
-
75
(74)
1
EUR
2.570
487
3.057
2.394
1.265
3.659
GBP
12
(13)
(1)
106
(104)
2
HKD
3
(3)
-
27
(11)
16
JPY
10
(10)
-
99
(96)
3
NOK
-
-
-
5
(5)
-
SEK
-
-
-
8
(8)
-
SGD
2
(2)
-
4
(4)
-
USD
449
(450)
(1)
885
(924)
(39)
-
-
-
47
-
47
3.055
-
3.691
-
Overige Totaal
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplich tingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. De duration van de vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen is als volgt: Balanswaarde
2009 Duration
Balanswaarde
2008 Duration
Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten)
2.820
3
2.639
5
Duration van de vastrentende waarden (na derivaten)
2.820
3
2.639
6
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
2.938
2
2.608
3
Op balansdatum is de duration van de beleggingen langer dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Bij een rentestijging daalt als gevolg hiervan de waarde van de beleggingen sneller dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele markt rentestructuur); de dekkingsgraad zal hierdoor dalen. Bij een rentedaling stijgt de waarde van de beleggingen sneller dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad stijgt.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
57
Het beleid van het fonds kan gericht zijn op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door binnen de portefeuille langlopende obligaties te vervangen door kortlopende obligaties of door middel van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt in dit geval een vaste korte rente geruild tegen een variabele langere rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een korte rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een kortlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele langere rente. Hierdoor wordt de “duration-mismatch” verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de langere rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Met een swaption kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Hiervoor betaalt het fonds een premie. Door het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeits-, tegenpartij- en juridisch risico). De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 2009 In euro’s
Resterende looptijd korter dan 1 jaar
2009 In procenten
2008 In euro’s
2008 In procenten
35
1
204
8
Resterende looptijd tussen 1 en 5 jaar
2.339
83
992
38
Resterende looptijd langer dan 5 jaar
446
16
1.443
54
2.820
100
2.639
100
Totaal
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenpres tatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau (dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegen partij heeft jegens het fonds), het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten, en het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds alleen belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/ CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
58
Jaarrekening 2009
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 2009 In euro’s
2009 In procenten
2008 In euro’s
2008 In procenten
1.384
49
547
21
AA
377
13
468
18
A
752
27
321
12
BBB
278
10
257
10
29
1
207
8
-
-
839
31
2.820
100
2.639
100
AAA
Lager dan BBB Geen rating Totaal
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Er wordt belegd via beleggingspools. Uittreding uit deze pools is mogelijk onder voorwaarden van het betreffende beleggingsfonds. De snelheid waarmee deze beleggingen liquide gemaakt kunnen worden is afhankelijk van de liquiditeit van de onderliggende beleggingen.
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven en overlijden (kortleven). Lang-levenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het bestuur kiest actuariële grondslagen, deze worden jaarlijks getoetst door een certificerende actuaris, waarbij de werkelijke uitkomsten worden vergeleken met de verzekeringstechnisch veronderstelde uitkomsten. Waar nodig worden grondslagen op basis van deze toetsing aangepast.
Toeslagverleningsrisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen ieder jaar te verhogen met het indexcijfer. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de verhoging voorwaardelijk is. Aanwezig pensioenvermogen Lager dan 105 % van de voorziening pensioenverplichtingen Hoger dan 105 % van de voorziening pensioenverplichtingen maar kleiner dan het vereist eigen vermogen Hoger dan het vereist eigen vermogen
Toeslagverlening Nee Gedeeltelijk Volledig en inhaaltoeslag
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
59
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. De volgende beleggingsposten betreffen meer dan 2% van het balanstotaal per 31 december 2009: 2009 Federale Republiek Duitsland
679
Republiek Italië
443
Republiek Frankrijk
322
Republiek Griekenland
173
Republiek Spanje
146
Republiek Portugal
99
De volgende beleggingsposten betreffen meer dan 2% van het balanstotaal per 31 december 2008: 2008 Republiek Italië
231
Federale Republiek Duitsland
129
Koninkrijk der Nederlanden
115
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sector concentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
60
Jaarrekening 2009
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik wordt gemaakt van onder meer valutatermijncontracten. Dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt (zie ook de paragraaf Valutarisico’s van dit hoofdstuk).
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
61
Overige gegevens Statutaire bestemming van saldo van baten en lasten In de statuten is geen bepaling opgenomen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten. Krachtens het besluit van het bestuur in de vergadering van 15 juni 2010 is het saldo van baten en lasten over 2009 verwerkt in de reserves conform de resultaatbestemming op pagina 35.
62
Jaarrekening 2009
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie te Amsterdam is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2009.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 128 en 129. De in 2009 ontvangen premie was niet kostendekkend en er is in 2009 een korting verleend terwijl niet aan alle vereisten is voldaan. De vermogenspositie van Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.
Eindhoven, 15 juni 2010 R.H. van Os AAG verbonden aan Towers Watson B.V.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
63
Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2009 van Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie te Amsterdam bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met de toelichting gecontroleerd.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van het pensioenfonds. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van het pensioenfonds heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie per 31 december 2009 en van het resultaat over 2009 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 15 juni 2010 KPMG ACCOUNTANTS N.V. M.J. Vredenduin RA
64
Jaarverslag 2009
Bijlage (Neven)functies bestuursleden Werkgeversbestuursleden Drs. P.G.J. de Bruyn (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) Directeur HR bij Wienerberger Bestuurslid van de stichting pensioenfonds Wienerberger Werkgeversdeelnemer aan het CAO overleg voor de CAO Baksteenindustrie L.H.H. Engels (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) P.M. Lemmen (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) Directeur Eurobrick B.V. (dagelijkse functie)
Werknemersbestuursleden J.P.M. Janssen (FNV Bondgenoten) Bestuurder FNV Bondgenoten Bestuurslid VUT-beton Bestuurslid Vlakglas: VUT, BPF en Stoov (opleidingen) R.W. Vlietman (CNV BedrijvenBond) Werknemersvoorzitter van OPF CNV BedrijvenBond Bestuurslid bij BPF Slagers Bestuurslid bij BPF Rijn en Binnenvaart Bestuurslid bij BPF Vlakglas Bestuurslid Sucon 1 en Sucon 2 (contractcatering) Bestuurslid bij Vut fonds Zwem- en Badinrichtingen Bestuurslid bij STIVU Plaatsvervangend bestuurslid bij BPF Orsima Plaatsvervangend bestuurslid bij BPF Taxi en Besloten Busvervoer Plaatsvervangend bestuurslid bij BPF Drankenindustrie Lid Deelnemersraad Koopvaardij namens de Slapers Lid Deelnemersraad Optas Lid klantenraad F&C Lid klantenraad Syntrus Achmea Vastgoed Lid klantenraad Rabobank Pensioendeskundige CNV Vakmensen
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
65
Werknemersbestuursleden (vervolg) J.A. Spruijt (De Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening) Bestuurslid Bpf Hibin Bestuurslid Bpf STIPP Bestuurslid Bpf Dranken Bestuurslid Bpf Suikerverwerkende Industrie Bestuurslid Suikerwerk en Chocoladeverwerkende Industrie Bestuurslid Stichting Federatief Pensioenfonds Bestuurslid Bpf MITT Bestuurslid Bpf GIL Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Banden en Wielen Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Architectenbureaus Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Kunststof - en Rubberindustrie Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Particuliere Beveiliging Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Tandtechniek Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Textielgoederen en aanverwante artikelen Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Verf en Drukinkt Toehoorder Bpf Horeca en Catering Lid auditcie Bpf Horeca en Catering Lid beleggings cie Bpf STIPP Lid beleggings cie Bpf Dranken Lid beleggings cie SFP Lid beleggingscie Bpf MITT Lid beleggings cie Bpf GIL Lid kostencommissie Bpf Dranken Lid stuurgroep transitie Bpf Dranken Lid dagelijks bestuur SFP Lid Klantenraad AZL Lid tendercie vermogensbeheer Opf SFP Lid tendercie vermogensbeheer Bpf STIPP
66
Jaarverslag 2009
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
67