650-omsl-05_Baksteen.qxd
04-08-2006
11:39
Pagina 1
Jaarverslag 2005 Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Jaarverslag 2005 Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Ten geleide
3
Hierbij treft u aan het jaarverslag 2005 van de Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie. In dit jaarverslag worden de ontwikkelingen geschetst, die zich in het verslagjaar met betrekking tot de vroegpensioenregeling hebben voorgedaan. Het verslagjaar stond voor het vroegpensioenfonds vooral in het teken van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/Prepensioen en introductie Levensloopregeling die op 1 januari 2006 van kracht werd. Als gevolg van de nieuwe wetgeving heeft ook de Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie de vroegpensioenregeling aangepast. U treft in het verslag meer informatie aan over de wijziging van de regeling door VPL-wetgeving, de samenstelling van het bestuur en een verslag van de belangrijkste bestuursbesluiten. Ook wordt u geïnformeerd over de wettelijke ontwikkelingen die voor vroegpensioenfondsen van belang zijn. Naast de inkomsten van het fonds door de afdracht van de vroegpensioenpremie door de deelnemers heeft het fonds ook inkomsten uit beleggingen. Een verantwoording van het beleggingsbeleid is daarom eveneens in het verslag opgenomen.
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Inhoud
5
De regeling in het kort
7
Kerncijfers
9
Samenstelling en ondersteuning van het bestuur
11
Bestuursverslag
15
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
19
Wettelijke ontwikkelingen op pensioengebied
21
Omvang van het fonds
29
Beleggingen
31
Resultaat boekjaar
39
Stand van de reserves en de voorzieningen
40
Vooruitblik
43
Slotwoord
45
Staten
47
Accountantsverklaring
110
De regeling in het kort
7
Doel De regeling heeft ten doel werknemers in staat te stellen een vroegpensioen op te bouwen om vanaf het bereiken van de 62-jarige leeftijd met pensioen te kunnen gaan.
Pensioenregeling De regeling, zoals deze vanaf 1 juli 2001 van kracht is, is verplicht voor alle werknemers vanaf 25 jaar of ouder, die in dienst zijn van een werkgever in de baksteenindustrie. Het betreft een gemaximeerde opbouwregeling. Dit betekent dat de hoogte van het uiteindelijke pensioen afhangt van het aantal jaren dat de deelnemer in de bedrijfstak heeft gewerkt en het bruto salaris dat de deelnemer gemiddeld heeft verdiend. Op basis van deze regeling is het mogelijk om in 37 jaar een vroegpensioen op te bouwen van maximaal 75% van het gemiddelde bruto salaris. Ieder jaar wordt 2,027% van het gemiddelde bruto salaris opgebouwd aan vroegpensioen. De deelnemer kan de vroegpensioenuitkering op 62 jaar laten ingaan. Er kan echter ook gekozen worden voor een eerdere (vanaf 60 jaar) of latere ( uiterlijk tot de pensioendatum) ingang. Een eerdere ingang heeft een lagere uitkering tot gevolg, een latere ingang een hogere vroegpensioenuitkering. Bovendien is de mogelijkheid opgenomen om op verschillende leeftijden met deeltijdvroegpensioen te gaan. Voor werknemers die op 1 juli 2001 ouder dan 25 jaar waren en derhalve geen volledig vroegpensioen kunnen opbouwen, is er een overgangsregeling getroffen. Deze regeling heeft een tijdelijk en voorwaardelijk karakter en zorgt voor een aanvulling van het vroegpensioen met 2,027% per dienstjaar. Als dienstjaren tellen de jaren tussen de 25-jarige leeftijd en 1 juli 2001. Het kapitaal dat de deelnemer op basis van de oude vroegpensioenregeling heeft gespaard, behoudt de deelnemer. Het spaarsaldo wordt ieder jaar verhoogd met een bepaald percentage dat door het bestuur wordt vastgesteld. Dit percentage is afhankelijk van de behaalde rente. Als gevolg van de VPL-wetgeving heeft het bestuur de vroegpensioenregeling per 1 januari 2006 aangepast. De opbouw van vroegpensioen is geëindigd voor deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950. In het bestuursverslag treft u hierover meer informatie aan.
Kerncijfers
9
Aantallen
2005
2004
2003
2002
2001
33 1.147 573 87
33 1.183 508 78
36 1.181 480 82
42 1.263 410 63
44 1.325 284 36
Voorziening pensioenverplichtingen Spaarfonds voor niet ingegane tijdelijke pensioenen Algemene reserve Weerstandsreserve
9.775
4.478
3.235
1.946
635
2.153 41 2.343
1.997 407 1080
1.901 581 682
1.844 378 679
1.991 841
Premies regeling t/m 30 juni 2001 Premies regeling vanaf 1 juli 2001 Pensioenuitkeringen
1.331 170
1.312 150
1.262 110
1.337 73
245 681 26
Belegd vermogen (actuele waarde) Opbrengst uit vermogen Resultaat boekjaar Performance van de beleggingen
9.497 946 897 11,60
7.694 527 224 7,82
6.524 601 206 11,15
5.141 (110) 973 (3,4)
1.995 2 (6) 0,6
1,0 2,5 0%
1,0 2,5 2,0%
1,0 2,5 3,5%
1,0 2,5 3,0%
1,6 1,0 2,5 3,5%
Werkgevers Deelnemers Gewezen deelnemers Gepensioneerden Financiële gegevens (bedragen x € 1.000)
Pensioengegevens Minimale premie percentage2 Premiepercentage werkgeversdeel3 Premiepercentage werknemersdeel Indexatie per 1 januari boekjaar
1 De benodigde weerstandsreserve ultimo boekjaar berekend door de actuaris bedraagt 191. 2 Regeling tot en met 30 juni 2001. 3 Regeling vanaf 1 juli 2001.
Samenstelling en ondersteuning van het bestuur
11
Bestuur Samenstelling per 31 december 2005 Leden werkgevers: de heer P.G.J. de Bruyn (vice-voorzitter) 1) de heer P.M. Lemmen 1) vacature 1)
Plaatsvervangende leden werkgevers: vacant vacant vacant
Leden werknemers: de heer J.P.M. Janssen (voorzitter) mevrouw I. van Oostveen-Roepers de heer E.J. Jansen
Plaatsvervangende leden werknemers: vacant de heer P.K. de Jong de heer M.J.A. Jacobs
2) 3) 4)
Bestuurswisselingen Gedurende het verslagjaar zijn de heren J. van Beek en D. de Boer opgevolgd door respectievelijk de heren E.J. Jansen en M.J.A. Jacobs. Het bestuur wenst de heren Van Beek en De Boer te danken voor hun inzet en bijdrage. Aangewezen door: 1) Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten; 2) FNV Bondgenoten; 3) CNV BedrijvenBond; 4) De Unie, vakbond voor Industrie en dienstverlening.
Organisaties die het fonds in stand houden: Het bestuur van het fonds wordt gevormd door vertegenwoordigers van de volgende werkgevers en werknemersorganisaties: 1) Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten, Florijnweg 6, 6883 JP Velp (Gld.), tel: 026 384 56 30;
2) FNV Bondgenoten, Varrolaan 100, 3506 GE Utrecht, tel: 030 273 82 22;
3) CNV BedrijvenBond , Prins Bernhardweg 69, 3991 DE Houten, tel: 030 634 83 48;
4) De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening, Multatulilaan 12, 4103 NM Culemborg, tel: 0345 851 851.
12
Raad van Afgevaardigden Stichting PVF Nederland In de Raad van Afgevaardigden van Stichting PVF Nederland wordt het fonds in 2005 vertegenwoordigd door: werkgeversvertegenwoordiger: De heer J.H. Klinkenberg
werknemersvertegenwoordiger: vacature
Participaties Met betrekking tot de beleggingen participeerde het fonds aan het eind van het verslagjaar in een aantal institutionele beleggingsfondsen van PVF Achmea, te weten: Stichting PVF Zakelijk Hypotheekfonds Stichting PVF Particuliere Hypothekenfonds en in een aantal institutionele beleggingsfondsen van F&C Netherlands BV, te weten: Stichting Gemeenschappelijk Aandelenfonds Nederland Stichting Hedge Gemeenschappelijk Aandelenfonds Rest-Europa Stichting Gemeenschappelijk Aandelenfonds Amerika Stichting Hedge Gemeenschappelijk Aandelenfonds Japan Stichting Hedge Gemeenschappelijk Aandelenfonds Pacific Stichting Hedge Emerging Markets PVF I Stichting Vastrentende Waardenfonds Euro Stichting Vastrentende Waardenfonds Europa Stichting Vastrentende Waardenfonds Japan Stichting Vastrentende Waardenfonds Amerika Stichting Hedge PVF Global Emerging Markets Fixed Income Fund Stichting Global Credits Stichting F&C Global High Yield Fonds PVF Stichting Hedge Gemeenschappelijk Indirect Vastgoedfonds Het fonds wordt in het bestuursorgaan van de Stichting PVF Zakelijke Hypothekenfonds en Stichting PVF Particuliere Hypothekenfonds vertegenwoordigd door: werkgeversvertegenwoordiger: De heer J.H. Klinkenberg
werknemersvertegenwoordiger: vacature
13
Ondersteuning Adviseur De heer J.H. Klinkenberg HK Consultancy Bernhardlaan 11 6998 AS Laag Keppel Adviserend actuaris 1 De heer drs. H.J.W. van Gemert Watson Wyatt Worldwide Beemdstraat 1 5653 MA Eindhoven Certificerend actuaris De heer A.J.M. Jansen AAG Watson Wyatt Worldwide Beemdstraat 1 5653 MA Eindhoven Beleggingsadviseur De heer drs. H. Radder Watson Wyatt Worldwide Prof. E.M. Meijerslaan 5 1183 AV Amstelveen Accountant KPMG Accountants N.V. Burg. Rijnderslaan 10-20 1185 MC Amstelveen Administrateur PVF Achmea Molenwerf 2-8 1014 AG Amsterdam
1 In het verslagjaar heeft het Actuarieel Genootschap bepaald dat het niet meer mogelijk is om bij één actuaris zowel de adviserende als de certificerende bevoegdheden neer te leggen. Het fonds heeft vervolgens de heer Jansen als certificerende actuaris aangesteld. De heer Van Gemert blijft de adviserend actuaris voor het fonds.
Bestuursverslag
15
Het bestuur van het fonds heeft in 2005 drie maal vergaderd en wel op 8 juni 2005, 17 november 2005 en 2 december 2005. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste besluiten van het bestuur in het verslagjaar weergegeven.
Jaarverslag 2004 Het jaarverslag (inclusief statenverslag) over 2004 is goedgekeurd en vastgesteld.
Vroegpensioenregeling per 1 januari 2006 Het bestuur van de Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie heeft op basis van het besluit van CAO-partijen besloten de regeling per 1 januari 2006 aan te passen. Dit houdt in dat per deze datum verdere opbouw van vroegpensioen voor de deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 is geëindigd. Dit impliceert dat voor deze deelnemers een premievrij recht op vroegpensioen aanwezig is dat ultimo 2005 betrekking heeft op maximaal 4,5 opbouwjaren. CAO-partijen hebben het bestuur van de VUBA verzocht om ter aanvulling van eventuele tekorten een substantieel deel van het vermogen van de VUBA over te dragen aan het fonds ter financiering van aanvullende vroegpensioenaanspraken. Het bestuur van de VUBA heeft besloten het advies van CAOpartijen hierin te volgen. Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 is uittreden onder de gebruikelijke voorwaarden nog mogelijk. Uitgangspunt van de regeling is dat een werknemer vanaf de 62-jarige leeftijd van de regeling gebruik kan maken. Voor deze groep deelnemers geldt dat de uitkeringen volgens actuariële grondslagen worden verhoogd als de uitkeringen later ingaan dan de in de regeling vastgestelde ingangsdatum. Er is ook een mogelijkheid van deeltijdpensioen.
Service-afspraken Door het bestuur worden serviceafspraken opgesteld om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de dienstverlening. Met de serviceafspraken worden de normen van tijdigheid vastgesteld waarbinnen diensten worden afgehandeld. Deze diensten hebben betrekking op het toezenden van toekenningsbrieven vroegpensioen, de werkgeversregistratie, de deelnemersregistratie, de inning van de premie en inkomende/uitgaande waardeoverdrachten. Het bestuur zal na afloop van ieder kwartaal hierover geïnformeerd worden.
16
Vaststelling indexatiepercentage en vroegpensioenpremie Het bestuur beoordeelt ieder jaar of de opgebouwde aanspraken en de ingegane (vroeg)pensioenen, in aanmerking nemend de financiële positie van het fonds en gehoord de actuaris, kunnen worden verhoogd. De opgebouwde aanspraken en ingegane (vroeg)pensioenen worden jaarlijks aangepast aan de loonontwikkelingen in de bedrijfstak, voor zover de financiële positie van het fonds dit toelaat. In 2005 zijn de lonen in de bedrijfstak met 1,25% verhoogd. Het bestuur heeft besloten om de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen daarom per 1 januari 2006 eveneens met 1,25% te verhogen. Vanaf 1 januari 2006 voert het fonds een aangepast voorwaardelijk indexatiebeleid voor groepen werknemers. Voor werknemers die in de baksteenindustrie werkzaam zijn, worden de pensioenaanspraken aangepast aan de CAO-loonsverhogingen in de bedrijfstak. Voor werknemers die niet meer in de baksteenindustrie werkzaam zijn, alsmede voor gepensioneerden worden de pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen aangepast aan de stijging van het consumentenprijsindexcijfer zoals vastgesteld door het CBS tot een maximum van de CAO-verhogingen in de bedrijfstak.
ALM Studie Het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds voert een ALM-studie uit. De belangrijkste uitkomsten die van belang zijn voor de vroegpensioenregeling zullen door het bestuur worden meegenomen.
Rekenrente per 31 december 2005 In het huidige toezichtbeleid van de DNB worden de voorziening pensioenverplichtingen gewaardeerd op een rekenrente van maximaal 4%. Vooruitlopend op de invoering van de Financieel Toetsingskader (FTK) zal in het jaarwerk 2005 de voorziening opgenomen worden gebaseerde op de van de rentetermijn structuur afgeleide rekenrente. Ook de toereikendheidstoets wordt gebaseerd op de actuele marktrente.
ABTN Het bestuur besloot de ABTN vast te stellen.
17
Beleggingscommissie Met ingang van 1 januari 2005 is door het bestuur een beleggingscommissie ingesteld. Deze commissie wordt ondersteund door een onafhankelijke beleggingsadviseur. De beleggingscommissie bereidt zaken voor die vervolgens aan het bestuur ter goedkeuring worden voorgelegd. De eindverantwoordelijkheid blijft altijd bij het bestuur. Doelstelling van de commissie is onder andere het monitoren van het beleggingsbeleid van de vermogensbeheerders F&C en Achmea Vastgoed en het voorbereiden van het beleggingsplan. De beleggingscommissie is gedurende het verslagjaar zes maal bijeen gekomen. De ontwikkeling van het beleggingsbeleid komt later in dit verslag uitvoerig aan de orde.
Risicobeheersing Het bestuur heeft in het verslagjaar onderzoek gedaan naar de risicobeheersing van Achmea Vastgoed, PVF Achmea en F&C. De rapportage hierover is in het bestuur besproken.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
19
Pensioenen Op grond van Richtlijn 400 Jaarverslag besteedt het fonds, net als andere ondernemingen, aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Doel daarvan is het informeren van belanghebbenden en het verantwoording afleggen over maatschappelijke verantwoordelijkheden. Dat betreft met name algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. De rapportage over deze aspecten is op diverse plaatsen terug te vinden in het jaarverslag. De algemene aspecten betreffen de belangrijkste problemen en uitdagingen, de invloed hiervan op het beleid en de strategie en de rol van belanghebbenden hierbij. Deze algemene aspecten zijn opgenomen in de hoofdstukken “bestuursbesluiten” en “ontwikkelingen op pensioengebied”. Belangrijke onderwerpen in dit jaar waren de invoering van de wet VPL en het beleid op het gebied van communicatie.
Beleggingen Vanaf 1 januari 2005 wordt het fonds als institutioneel belegger, geacht zich als actieve aandeelhouder op te stellen en hierover te rapporteren. De noodzaak hiertoe komt door de corporate governance code van de commissie Tabaksblat en zal naar verwachting ook expliciet worden vastgelegd in de pension fund governance code die momenteel gerealiseerd wordt. In het rapport van de commissie Tabaksblat worden de volgende bepalingen voor institutionele beleggers als best practice gedefinieerd: ” Institutionele beleggers publiceren jaarlijks in ieder geval op hun website hun beleid ten aanzien van het uitoefenen van het stemrecht op aandelen die zij in beursgenoteerde ondernemingen houden; ” Institutionele beleggers doen jaarlijks op hun website en/of in hun jaarverslag verslag van de uitvoering van hun beleid ten aanzien van het uitoefenen van het stemrecht in het betreffende boekjaar; ” Institutionele beleggers brengen ten minste éénmaal per kwartaal op hun website verslag uit of en hoe zij als aandeelhouders hebben gestemd op de algemene vergaderingen van aandeelhouders. Het fonds heeft gekozen voor de dienstverlening van F&C op dit gebied en daarmee voor de integrale benadering van corporate governance, de uitoefening van stemrecht op aandelen en maatschappelijk verantwoord beleggen. Onderdeel van deze aanpak is een speciaal, actief programma gericht op de ondernemingen waarin wordt belegd. Deze ondernemingen worden systematisch benaderd over corporate governance, maatschappelijke, ethische en milieurisico’s. Uitgangspunt hierbij is dat voor het welslagen van een onderneming maatschappelijke en ethische risico’s, alsmede risico’s op
20
milieugebied, op de juiste manier worden beheerst. Het fonds meent dat beheersing van deze risico’s op termijn van wezenlijke invloed kunnen zijn op het behoud en het welzijn van de wereld naast een positieve invloed op de bedrijfsprestaties en –resultaten. Als onderdeel van de dienstverlening zijn rapportageafspraken gemaakt met de vermogensbeheerder, aan de hand waarvan het fonds zich kan verantwoorden en kan voldoen aan de best practice bepalingen van de commissie Tabaksblat.
Wettelijke ontwikkelingen op pensioengebied
21
Afschaffing belastingaftrek van prepensioen- en vutpremies en invoering van de levensloopregeling Als gevolg van de Wet aanpassing fiscale behandeling vut/prepensioen en de introductie van de levensloopregeling (de Wet VPL), moest de pensioenregeling worden aangepast. Hieraan is in het verslagjaar veel aandacht besteed. Bestaande pensioenregelingen moesten op 1 januari 2006 aan de nieuwe wet zijn aangepast. De implementatie van de nieuwe pensioenregeling vindt plaats in het verslagjaar 2006.
Invoering WIA Ook de invoeringsdatum van de wijzigingen in het WAO-stelsel stond in het verslagjaar ter discussie. Ook hier bleef de voorgenomen invoeringsdatum van 1 januari 2006 gehandhaafd. Het nieuwe stelsel bestaat uit een inkomensvoorziening voor volledig arbeidsongeschikten (de IVA) en een regeling werkhervatting voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (de WGA). De naam van de overkoepelende wet is “Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen” (WIA). De uitvoering van de WGA wordt gedeeltelijk geprivatiseerd. Werkgevers kunnen ervoor kiezen zelf het risico te dragen, maar mogen de uitvoering ook onderbrengen bij het UWV of een private verzekeraar. Het UWV zal de IVA uitvoeren. Mede naar aanleiding van de invoering van de WIA heeft het kabinet dit jaar de hoogte van de pensioenopbouw tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid ter discussie gesteld. Het kabinet stelde zich daarbij op het standpunt dat als in het tweede ziektejaar maar 70% van het loon wordt uitgekeerd, dan ook maar over 70% van het loon pensioen mag worden opgebouwd. En dat standpunt zou ook doorwerken in de premievrije pensioenopbouw gedurende een periode van arbeidsongeschiktheid die volgt na het tweede ziektejaar. Vrijwel alle pensioenfondsen maakten bezwaar tegen de gevolgen van het standpunt van het kabinet. In een brief verzochten sociale partners het kabinet op dit standpunt terug te komen. De Tweede Kamer heeft dit onderwerp in november besproken bij de behandeling van het wetsvoorstel over het nieuwe overgangsrecht VPL. De Tweede Kamer heeft zich daarbij opgesteld achter de brief van sociale partners. Men nam een amendement aan waardoor het kabinetsstandpunt ongedaan werd gemaakt. Het blijft daarom mogelijk tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid over de volledige pensioengrondslag pensioen op te bouwen. Ook als de werkgever in het tweede ziektejaar maar 70% van het loon doorbetaalt.
22
Het bestuur heeft besloten dat de vroegpensioenopbouw in het tweede ziektejaar op 100% moet worden gehandhaafd. De gevolgen van de invoering WIA op de pensioenregeling is nog een aandachtspunt van CAO-partijen.
FTK uitgesteld tot 2007 De Nederlandsche Bank (DNB) heeft in een persbericht bekendgemaakt dat de invoering van het nieuwe financiële toezichtskader voor pensioenfondsen (FTK) wordt uitgesteld tot 1 januari 2007. Vanaf het moment dat het FTK wordt ingevoerd, moet een pensioenfonds ieder kwartaal aan DNB rapporteren. DNB stelt momenteel de overzichten op aan de hand waarvan deze rapportage moet plaatsvinden. Bij het opstellen hiervan raadpleegt DNB de koepelorganisaties.
FTK - Indexatiematrix brengt relatie tussen indexeringsambitie en financieringsmethode in kaart Vooruitlopend op de invoering van het FTK heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op 13 april 2005 een Indexatiematrix gepubliceerd. De matrix maakt deel uit van het nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen. De matrix is gebaseerd op afspraken die op 12 april 2005 zijn gemaakt in een overleg tussen de Stichting van de Arbeid (STAR), De Nederlandsche Bank (DNB) en SZW. Te zijner tijd zal de matrix worden verwerkt in de nieuwe pensioenwet. De indexatiematrix legt de relatie tussen ambitie, financiering, reglementering en communicatie. Als een pensioenfonds kiest voor een bepaalde indexeringsambitie dan schrijft de matrix voor op welke manier dat gefinancierd moet worden, hoe dat in het reglement moet worden vastgelegd en wat er aan de deelnemers moet worden meegedeeld. Het bestuur heeft besloten aan de opgebouwde middelloonrechten van actieve deelnemers op voorwaardelijke basis indexatie toe te kennen op basis van de toegekende CAO-verhogingen in de bedrijfstak. De indexatie over de pensioenrechten van de niet-actieve deelnemers vindt plaats op basis van de door het CBS vastgestelde prijsindex tot maximaal de CAO-loonsverhoging.
23
Ook nieuwe Pensioenwet uitgesteld tot 2007 Het verschuiven van de invoeringsdatum van het FTK houdt verband met het feit dat de invoering van de nieuwe Pensioenwet wordt uitgesteld tot 1 januari 2007. Dat uitstel is niet onverwacht. Het gaat immers om een ingrijpende wijziging in de pensioenwetgeving met veel beleidsmatige aspecten. Al vroeg in het verslagjaar bleek het niet haalbaar om het wetsvoorstel tijdig aan de Tweede Kamer aan te bieden. Concepten voor het wetsvoorstel zijn al eerder verspreid, maar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het uiteindelijke wetsvoorstel pas eind december 2005 aangeboden aan de Tweede Kamer. De nieuwe Pensioenwet bevat veel inhoudelijke wijzigingen die van belang zijn voor pensioenfondsen. Een daarvan is een duidelijker verdeling van de verantwoordelijkheden tussen werkgever, werknemer en de pensioenuitvoerder. Ook regelt deze wet de taakafbakening tussen pensioenfondsen en verzekeraars. Een ander belangrijk punt is de voorlichting aan belanghebbenden. Pensioenfondsen en verzekeraars moeten hun deelnemers en gepensioneerden duidelijk voorlichten over hun opgebouwde aanspraken en de aanpassing van hun pensioenen aan de inflatie. Deze communicatie moet minstens één keer per jaar plaatsvinden. Werknemers die niet langer pensioen opbouwen in een fonds (slapers) moeten eens in de vijf jaar informatie krijgen over hun opgebouwde aanspraken. Voorlichting over vrijwillige aanvullende pensioenregelingen moet voldoen aan de eisen die ook gelden voor voorlichting over (andere) complexe financiële producten. Doel hiervan is dat werknemers de regeling onderling moeten kunnen vergelijken. Ook de voorlichting over het al dan niet aanpassen van de pensioenen aan de inflatie (indexatie) wordt aangescherpt. Het wetsvoorstel bepaalt verder dat bedrijfspensioenregelingen geen toetredingsleeftijd boven de 21 jaar mogen hanteren. Overigens werd in eerdere toetsversies nog een leeftijd van 18 jaar gehanteerd, later is deze leeftijd op aandringen van de SER en de Raad van State bijgesteld naar 21 jaar. Het kabinet wil zo discriminatie van jongere werknemers ten opzichte van oudere werknemers tegengaan. Bovendien willen zowel het kabinet, werkgevers en werknemers stimuleren dat het aantal mensen zonder aanvullende pensioenopbouw verder afneemt. Zowel De Nederlandsche Bank (DNB) als de Autoriteit Financiële Markten (AFM) worden toezichthouders in de Pensioenwet. De AFM ziet toe op de naleving van de voorschriften over voorlichting. DNB controleert de financiële aspecten en alle overige bepalingen.
24
Nieuwe zorgverzekeringswet sinds 1 januari 2006 Op prinsjesdag heeft het kabinet meer duidelijkheid gegeven over de inkomensafhankelijke bijdrage die vanaf 2006 verschuldigd is voor de nieuwe Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook is duidelijk geworden wat de inkomensafhankelijke bijdrage voor gepensioneerden betekent. De normale situatie is dat de werkgever de inkomensafhankelijke bijdrage moet vergoeden aan de werknemer. De inkomensafhankelijke bijdrage is dan 6,5%. Voor mensen die deze inkomensafhankelijke bijdrage niet vergoed krijgen (waaronder zelfstandigen, freelancers en gepensioneerden) heeft het kabinet een lagere bijdrage van 4,4% vastgesteld. Dat is een koopkrachtmaatregel. Over alle pensioenuitkeringen is dus een inkomensafhankelijke bijdrage van 4,4% verschuldigd, dat geldt ook voor nabestaandenpensioenen, invaliditeitspensioenen en prepensioenen. Het is echter mogelijk dat het kabinet alsnog de inkomensafhankelijke bijdrage voor nabestaandenpensioenen en invaliditeitspensioenen op nul stelt. De Tweede Kamer heeft dat eind december in een motie gevraagd aan minister Hoogervorst. Het bestuur heeft besloten om de inkomensafhankelijke bijdrage vanaf 1 januari 2006 niet te vergoeden.
STAR en CSO ontevreden met resultaten evaluatieonderzoek medezeggenschap gepensioneerden De Sociaal Economische Raad (SER) heeft op 10 oktober 2005 de resultaten van de tussenevaluatie medezeggenschap gepensioneerden gepubliceerd. In het medezeggenschapsconvenant van 28 februari 2003 was afgesproken dat getoetst zou worden of per 1 juli 2005 bij minstens 65% van de pensioenfondsen de medezeggenschap van gepensioneerden in voldoende mate zou zijn gerealiseerd. Dat blijkt niet het geval te zijn. Ook niet als alleen gekeken wordt naar de bedrijfstakpensioenfondsen (Bpf’en). Uit het onderzoek blijkt dat de meeste Bpf’en (71%) inmiddels een deelnemersraad hebben opgericht. Soms functioneert de deelnemersraad nog niet en te vaak wordt niet aan alle wettelijke voorwaarden voldaan. Bij sommige fondsen bijvoorbeeld is de verdeling van de zetels niet evenredig aan de verhouding tussen de actieve en gepensioneerde deelnemers.
25
Implementatie wetgeving Europese pensioenrichtlijn behandeld in parlement Het parlement heeft in het verslagjaar de wet behandeld die de Europese pensioenrichtlijn verwerkt in de Pensioen- en spaarfondsenwet. Uiterste implementatiedatum was 23 september 2005. Die datum is niet gehaald want de wet is uiteindelijk pas op 17 januari 2006 aangenomen door de Eerste Kamer. De richtlijn wil het gemakkelijker maken om over de landsgrenzen heen financiële diensten te verlenen. Hierbij gaat het specifiek om de uitvoering van pensioenregelingen. Deze richtlijn stelt in het buitenland gevestigde pensioenfondsen in staat pensioenregelingen van Nederlandse ondernemingen uit te voeren en vice versa. Dat betekent echter niet dat er andere wetgeving van toepassing wordt op de pensioenregelingen zelf. De richtlijn maakt geen inbreuk op de nationale, sociale en arbeidswetgeving die van toepassing is op de pensioenregelingen. Zo vermeldt de richtlijn expliciet dat het verplichtstellen van een pensioenregeling onverminderd mogelijk blijft. De wens van een bij een bedrijfstakpensioenfonds aangesloten onderneming om de pensioenregeling in het buitenland te laten uitvoeren is dus geen vrijstellingsgrond. In het Nederlandse pensioenstelsel zijn slechts weinig aanpassingen nodig om de richtlijn te implementeren. De gevolgen voor pensioenfondsen liggen met name op het gebied van informatieverstrekking. Over een aantal aspecten van de pensioenregeling moet het fonds op verzoek informatie verstrekken aan de deelnemers. Dat betreft bijvoorbeeld de beleggingsbeginselen van het fonds en de (financiële) situatie van het fonds.
Waardeoverdrachten: Nieuw besluit reken- en procedureregels, het Circuit is opgeheven In het Staatsblad van 29 maart 2005 is een nieuw Besluit reken- en procedureregels waardeoverdracht gepubliceerd. Hierin zijn de te volgen procedures op meerdere punten gewijzigd. Aanleiding voor de wijzigingen is een evaluatierapport van de Stichting van de Arbeid (STAR) uit mei 2003. Eén van de bepalingen is dat de overdragende pensioenuitvoerder voortaan binnen 10 werkdagen na ontvangst van het definitieve verzoek (de akkoordverklaring van de deelnemer) de overdrachtswaarde moet betalen. Ook is nu expliciet vastgelegd dat bij overdracht van pensioenaanspraken die gekoppeld zijn aan een beleggingseenheid, de feitelijke overdrachtswaarde pas wordt vastgesteld op de betaaldatum. Dat was in het oude besluit onvoldoende duidelijk geregeld. Het nieuwe besluit is op 30 maart 2005 in werking getreden.
26
Naar aanleiding van de nieuwe regels heeft het Circuit zich per 1 juni 2005 opgeheven. Het Circuit voor waardeoverdracht ontstond in 1998 uit het samengaan van de Stichting 4%-circuit voor waardeoverdracht en de Stichting Dienstverlening samenwerkingsverband (SDS). Het werd bestuurd door de pensioenkoepels Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en het Verbond van Verzekeraars. Doel van het Circuit was via aanvullende regels de waardeoverdrachten te versoepelen. Dat is nu niet langer nodig, omdat de soepelere voorwaarden nu zijn verwerkt in de nieuwe reken- en procedureregels. Het Circuit blijft gedeeltelijk bestaan in de vorm van het Plus-Circuit. Dit houdt zich bezig met de waardeoverdracht van oude aanspraken (van vóór 1 juli 1994). De bij het Plus-Circuit aangesloten werkgevers en pensioenuitvoerders hebben aangegeven ondanks bepaalde juridische risico’s toch mee te werken aan oude waardeoverdrachten. De nieuwe Pensioenwet neemt deze risico’s weg. Hiermee komt de functie van het Plus-Circuit te vervallen. Het Plus-Circuit zal tot de invoering van de Pensioenwet blijven bestaan, maar zal geen eigen rekenregels meer hanteren.
Goed Pensioenfonds Bestuur (Pension Fund Governance) De Stichting van de Arbeid (STAR) heeft in het verslagjaar op verzoek van minister De Geus het Pension Fund Governance vraagstuk ter hand genomen. Dat heeft ertoe geleid dat de STAR op 16 december 2005 “Principes voor goed pensioenfondsbestuur” heeft gepresenteerd aan het kabinet. De principes hebben tot doel de kwaliteit, de zorgvuldigheid en de openheid van pensioenuitvoerders – ondernemingspensioenfondsen, bedrijfstakpensioenfondsen en verzekeraars – in Nederland op een hoger plan te brengen. De principes moeten door alle pensioenuitvoerders worden nageleefd. Een nalevingsplicht wordt in de wet verankerd. Bij Pension Fund Governance gaat het om zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Uitgangspunt van de STAR is dat een pensioenfondsbestuur helder voor ogen moet hebben waarvoor het verantwoordelijk is, hoe die verantwoordelijkheid wordt gedragen, hoe het interne toezicht is geregeld en hoe en aan wie verantwoording wordt afgelegd. De STAR omschrijft 32 principes voor pensioenfondsen. Deze zijn ingedeeld in drie hoofdstukken: Algemeen, Verantwoording en Intern toezicht. De algemene principes borduren voort op gebieden waar pensioenfondsen de afgelopen jaren al grote stappen hebben gezet. Deze gebieden zijn bijvoorbeeld de deskundigheid van het bestuur, transparantie en openheid. Het hoofdstuk
27
‘Algemeen’ bevat onder meer het referentiekader over de toegestane nevenactiviteiten, dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op 8 juli 2005 heeft gepubliceerd. Wat betreft de verantwoording aan de belanghebbenden bij het fonds geven de principes aan dat elk pensioenfonds een verantwoordingsorgaan in het leven moet roepen. De principes omschrijven de taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan en geven aan hoe het bestuur van het fonds verantwoording moet afleggen. Voor het interne toezicht geven de principes vier mogelijkheden: ” visitatie door een onafhankelijke commissie van deskundigen; ” het instellen van een audit commissie; ” toezicht door een afzonderlijk eigen orgaan (zoals een Raad van Commissarissen); ” het creëren van een one tier board. Dat houdt in dat binnen het bestuur onderscheid wordt gemaakt tussen uitvoerende bestuursleden (voor het dagelijks bestuur) en toezichthoudende bestuursleden. De laatste twee opties kunnen ingrijpend zijn voor de structuur en de manier van werken van een pensioenfonds. De eerste twee opties zijn daarentegen vrij eenvoudig te realiseren. Bij optie één moet een zogenoemde visitatiecommissie minimaal eens in de drie jaar toetsen hoe het bestuur functioneert. De visitatiecommissie moet deskundig en onafhankelijk zijn. Bij optie twee stelt het fonds een auditcommissie in waarin ten minste drie onafhankelijke deskundigen zitting hebben. De STAR is van mening dat de principes uiterlijk 1 januari 2008 door alle pensioenuitvoerders geïmplementeerd zouden moeten zijn. De STAR vraagt pensioenkoepels dit met kracht te bevorderen. In 2008 zal vervolgens een evaluatie van start gaan. Het kabinet heeft de principes op 24 januari 2006 aangeboden aan de Tweede Kamer. Het kabinet vindt het een goed uitgangspunt voor het bestuur van pensioenfondsen en zal de principes verankeren in de nieuwe Pensioenwet. Vooruitlopend op de implementatie van de STAR heeft het fonds het communicatiebeleid hoog op de agenda gezet.
IAS 19 / Richtlijn 271 In het verslagjaar is de discussie over de manier waarop de pensioenregelingen vanaf 2005 moeten worden verwerkt in de jaarcijfers van een onderneming nog niet afgerond.
28
Hierbij is vooral de vraag van belang of een pensioenregeling een toegezegdpensioenregeling (Defined Benefit of DB-regeling) is of een toegezegde-premieregeling (Defined Contribution of DC-regeling). Bij een DC-regeling hoeft alleen de verschuldigde premie voor de pensioenvoorziening in de jaarverslaggeving te worden verwerkt. Bij een DB-regeling moet daarnaast ook uitgebreide informatie over de pensioenaanspraken en de financiering daarvan worden opgenomen. Vraagpunt blijft of beursgenoteerde ondernemingen, die de IAS 19 normen moeten naleven, de pensioenregeling mogen kenmerken als een DC-regeling als zij zijn aangesloten bij een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Minister Zalm heeft op 20 december 2005 in antwoord op vragen uit de Tweede Kamer meegedeeld dat hij op dit punt geen standpunt inneemt. Een vraag over de interpretatie van de IAS normen kan worden voorgelegd aan het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC). Sommige bedrijfstakpensioenfondsen hebben aangegeven dat zij bepaalde gegevens niet kunnen aanleveren. Het gaat hierbij om gegevens die een aangesloten onderneming moet aanleveren om de pensioenregeling als DB-regeling in de jaarstukken te kunnen verwerken. De reactie van minister Zalm hierop is dat een onderneming verplicht is de informatie boven tafel te krijgen die voor de jaarrekening nodig is. De onderneming heeft met zijn eigen bedrijfstakpensioenfonds te maken. Er kan bijvoorbeeld een verklaring worden opgesteld, waarin de onderneming verklaart waarom het de betreffende informatie niet kan verstrekken. De onderneming kan stellen dat zij niet over de benodigde informatie beschikt. In dat geval zal de externe accountant moeten beoordelen of de onderneming in voldoende mate heeft voldaan aan deze inspanningsverplichting.
Omvang van het fonds
29
In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de omvang van het fonds weergegeven. De gegevens bij de afsluiting van het verslagjaar, zoals het aantal werkgevers en deelnemers, de vastgestelde pensioenpremie en de pensioenuitkeringen, worden ter vergelijking afgezet tegen de cijfers uit het verleden.
Werkgevers en deelnemers Jaar
2001 2002 2003 2004 2005
Aangesloten
Premiebetalende
Gewezen deelnemers
werkgevers
deelnemers
met premievrije rechten
44 42 36 33 33
1325 1263 1181 1183 1147
284 410 480 508 573
In het reglement (van zowel de regeling tot 30 juni 2001 als die vanaf 1 juli 2001) is bepaald dat voor diegenen, voor wie over minder dan 261 dagen premie is betaald en die niet in het daarop volgende kalenderjaar terugkomen, het pensioen vervalt. In plaats van het vervallen pensioenrecht ontstaat een recht op restitutie van de betaalde premie.
Premie Vanaf 1 juli 2001 bedraagt de premie in totaal 3,5%. Hiervan wordt 2,5% afgedragen door de werknemer en wordt 1% betaald door de werkgever. De premie wordt geheven over het bruto salaris tot een maximum van 1,5 maal het premiedagloon. Vastgestelde premie (bedragen x € 1.000,)
Premies regeling t/m 30 juni 2001 Premies regeling vanaf 1 juli 2001
2005
2004
2003
2002
2001
1.331
1.312
1.262
1.337
245 681
30
Premieinvordering De premieinvordering in het verslagjaar verliep goed.
Uitkeringen Hieronder staan de aantallen ingegane pensioenen per einde 2005 vermeld. Tevens wordt per pensioensoort het totaal uitgekeerde jaarbedrag gegeven. Aantal pensioenen
Totaal uitgekeerd jaar-
per einde
bedrag (x € 1.000,-)
2005
2004
2005
2004
Vroegpensioen Weduwe-/weduwnaarspensioen
80 7
72 6
166 4
147 3
Totaal
87
78
170
150
Beleggingen
31
Algemeen Terugblik op 2005 In het begin van 2005 was de olieprijs allesoverheersend. Ongerustheid over de alsmaar oplopende olieprijs en de afwaardering van GM en Ford tot junkstatus, veroorzaakte een tijdelijke daling op de financiële markten rond het 2e kwartaal. Vanaf dat moment gingen de groeiverwachtingen weer wat omhoog. Ook was 2005 het jaar van het natuurgeweld met de naweeën van de Tsunami en de orkanen Katrina en Rita. De olieprijs bereikte een recordhoogte van USD 70 per vat en de bezorgdheid over de mondiale groei nam weer wat toe. Echter, gaandeweg het eind van 2005 begonnen diverse vroege conjunctuurindices tegelijkertijd op te lopen waardoor de groeiverwachtingen voor de wereldeconomie al snel positiever werden. Wereldwijd presteerden aandelen goed door o.a. een aantrekkende dollar en mooie winstcijfers, maar de sterke stijging van de korte rente hield de koersstijging in de VS in toom. Het jaar werd ingegaan met een verontrustende daling van de 30-jaars rente. Deze kwam zelfs beneden de 4%. Het renteverschil tussen de VS en de Euro werd opnieuw groter. Het pessimisme nam toe toen men eveneens in de VS ging twijfelen aan de economische vooruitzichten. Per saldo daalde de lange rente in Europa licht, maar vond de weg omhoog in de VS. In de tweede helft van het jaar daalde de zeer lange Europese rente opnieuw. De dollar werd weer sterker door het stijgende renteverschil en de economische vooruitzichten in de VS. Tot slot verliep het vierde kwartaal erg onstuimig en kon er in absolute zin weinig rendement met vastrentende waarden behaald worden. In absolute en relatieve zin deed de beleggingsportefeuille over het gehele jaar goed. De hypothekenmarkt kende een historisch lage rentestand. In de eerste acht maanden van 2005 is het uitstaande hypotheekvolume in de markt met 6,9% gegroeid, mede door deze lage kapitaalmarktrente. Over het algemeen kozen veel huishoudens in 2005 nog voor een hypotheek met een korte rentelooptijd om hun hypotheeklasten zo laag mogelijk te houden.
32
Beleggingsbeleid In het verslagjaar is de strategische beleggingsportefeuille van het fonds niet aangepast. De strategische weging voor zakelijke waarden (bestaande uit aandelen en indirect onroerend goed) in de op lange termijn wenselijk geachte optimale portefeuille is door het Bestuur vastgesteld op 33% en de strategische weging voor vastrentende waarden (bestaande uit obligaties, liquide middelen en hypotheken) op 67%. De normportefeuille is de portefeuille die op kortere termijn (een verslagjaar) wenselijk wordt geacht en op grond van de verwachtingen voor beleggingssectoren kan afwijken van de strategische portefeuille. In 2005 werd de portefeuille gesplitst in liquide en illiquide assets. Onder illiquide assets vallen de beleggingscategorieën die niet onmiddellijk kunnen worden op- of afgebouwd, het gaat in dit geval om de categorie hypotheken. De overige, liquide beleggingsportefeuille hebben wij in het overzicht de F&C portefeuille genoemd. Binnen de liquide portefeuille werden de normgewichten gehandhaafd op 34% voor aandelen, 3% voor indirect onroerend goed en 63% in vastrentende waarden. Het normgewicht van de illiquide asset Hypotheken werd gehandhaafd op 12% van de totale portefeuille. De feitelijke portefeuille wijkt gedurende het jaar op basis van risico- en rendementsverwachtingen op korte termijn en door marktbewegingen binnen marges af van deze vastgestelde normportefeuille. Het valutarisico wordt al enkele jaren structureel afgedekt en wel voor 50% bij zakelijke waarden en voor 100% bij vastrentende waarden.
33
Beleggingen in het verslagjaar In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de samenstelling van de beleggingsportefeuille op basis van de weging per assetcategorie in de portefeuille per ultimo 2005 en 2004. De eerste tabel geeft een overzicht van de door F&C beheerde liquide portefeuille terwijl de tweede tabel inzicht geeft in de totale portefeuille (inclusief de door Achmea Vastgoed beheerde portefeuilles). De werkelijke wegingen in afgeronde percentages worden afgezet tegen de met het Bestuur afgesproken normportefeuille en strategische portefeuille.
Categorie
Strategische
Weging
Norm
Weging
Norm
portefeuille 2005
31/12/2005
2005
31/12/2004
2004
Aandelen Indirect onroerend goed
30,0% 3,0%
36,6% 3,1%
34,0% 3,0%
36,0% 4,5%
34,0% 3,4%
Totaal zakelijke waarden
33,0%
39,7%
37,0%
40,5%
37,4%
Obligaties (incl. Credits) Liquide middelen
67,0% 0,0%
59,9% 0,4%
63,0% 0,0%
59,3% 0,2%
62,6% 0,0%
Totaal vastrentende waarden
67,0%
60,3%
63,0%
59,5%
62,6%
F&C Portefeuille
100%
100%
100%
100%
100%
Categorie
Strategische
Weging
Norm
Weging
Norm
portefeuille 2005
31/12/2005
2005
31/12/2004
2004
F&C Portefeuille Hypotheken
88,0% 12,0%
92,3% 7,7%
88,0% 12,0%
90,8% 9,2%
88,0% 12,0%
Totale portefeuille
100%
100%
100%
100%
100%
34
Aandelen Voor de aandelenportefeuille was het een goed jaar. Het totale rendement over 2005 bedroeg 26,1%. Wereldwijd presteerden aandelen goed door o.a. een aantrekkende dollar en mooie winstcijfers aan het eind van het jaar. Binnen de aandelen regio’s was Japan de absolute winnaar met een rendement van 46% op de voet gevolgd door Emerging Markets (40%) en Nederland (33%). In onderstaande figuur wordt de verdeling van de aandelenportefeuille over de verschillende regio’s ultimo 2005 weergegeven in percentages. Regioverdeling aandelen Emerging Markets 9% Pacific 3%
Nederland 10%
Japan 11%
Europa 36%
Amerika 31%
Obligaties In 2005 lieten de wereldwijde staatsobligaties een bescheiden rendement zien. Het totale rendement over 2005 bedroeg 4,6%. In absolute zin was Emerging Markets Debt (12%) de grote winnaar. Ondanks de lage returns binnen staatsobligaties behaalde de regio Europa niet-euro het hoogste rendement met 6%. De marktomstandigheden voor Global Credits (3%) en High Yield (4%) waren erg moeilijk en stelde in absolute zin erg teleur.
35
In onderstaande figuur wordt de verdeling binnen de obligatieportefeuille ultimo 2005 weergegeven. Verdeling obligatieportefeuille
Global Credits 35%
Europa Euro 34%
Europa niet Euro 4% High Yield 8% Emerging Yen Markets blok 7% 2%
Dollar blok 10%
Indirect onroerend goed De indirect vastgoed portefeuille blijft het goed doen. Indirect Vastgoed behaalde een rendement van 23,2%.
Hypotheken Het rendement over 2005 bedroeg 3,1%. De verdeling van de hypotheekportefeuille is 38% zakelijk en 62% particulier.
36
Performance van de beleggingsportefeuille De performance van de totale portefeuille bedroeg in 2005 11,6%. De benchmark performance (rendement van de normportefeuille) bedroeg 11,0%. In 2004 bedroeg de performance 7,8% versus een benchmark performance van 8,8%. In de tabel hieronder worden de behaalde rendementen in 2005 en 2004 per categorie weergegeven.
Rendement in %
2004
2005
portefeuille
portefeuille
benchmark
Out/under
7,5
26,1
25,8
0,2
Indirect onroerend goed Obligaties (incl. Credits)
31,7 7,1
23,2 4,6
20,8 4,1
2,0 0,5
Totaal F&C Portefeuille
nvt
12,4
11,7
0,7
Hypotheken
4,8
3,1
3,5
-0,4
Totale portefeuille
7,8
11,6
11,0
0,6
Aandelen
2004
Zowel de assetallocatie (regio- en assetkeuze) als de fondsselectie (keuze binnen de assets) droegen positief bij aan deze outperformance in 2005.
De Z-score over 2005 Op 24 april 1998 is in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet bpf) een Vrijstellingsregeling opgenomen. Deze Vrijstellingsregeling is op 26 april 1998 in werking getreden. De regeling geeft bedrijfsgenoten een aantal gronden voor vrijstelling van de verplichte deelname in een vroegpensioenfonds. Eén van deze gronden betreft de vrijstelling op basis van de beleggingsperformance. Deze vrijstellingsgrond is nader omschreven in artikel 5 Vrijstellingsregeling. Met name in artikel 5 lid 1a en lid 1b Vrijstellingsregeling wordt aangegeven dat vrijstelling kan worden verleend als niet is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan het vaststellen van het beleggingsbeleid, de normportefeuille en de beleggingsperformance (Z-score). Om na te gaan of vroegpensioenfondsen zich aan deze eisen hebben gehouden kunnen
benchmarks
FTSE developed en IFC Emerging Markets GPR 250 Lehman (samengesteld) en EMBI+ (JP Morgan) Samengesteld Lehman (samengesteld) en 6 maands Euribor Samengesteld
37
derden op basis van artikel 5 lid 4 Vrijstellingsregeling het bestuur van een vroegpensioenfonds verzoeken om informatie omtrent het beleggingsbeleid en het rendement aan hen te overleggen. In de uitgave Rendement en Z-score 2005 van de Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie wordt voldaan aan de wettelijke verplichting tot publicatie van het rendement van het fonds, het benchmarkrendement en de Z-score over 2005. De z-score wordt ieder jaar vastgesteld en geeft de afwijking van het feitelijke rendement ten opzichte van het door het fonds vastgestelde rendement (het rendement dat op grond van de normportefeuille behaald kan worden ofwel het normrendement). De formule voor de z-score is als volgt: Zj = ((Rfj - kj) - (Rbj – kbj))/Ej Om de z-score te berekenen wordt het feitelijke rendement (Rfj) gecorrigeerd voor de feitelijke beleggingskosten (kj). Het beoogde of normrendement (Rbj) wordt, nadat het eveneens is gecorrigeerd voor de normbeleggingskosten (vanaf 1998 standaard 0,15%, ingaande 2004 variabel (kbj)), in mindering gebracht op het feitelijk rendement. Het verschil wordt gedeeld door de rendementsspreiding (Ej). De rendementsspreiding is gebaseerd op de beleggingsmix ofwel op de percentages vastrentende waarden en zakelijke waarden in de beleggingsportefeuille. De z-score voor het jaar 2005 is 0,45. Voor 2004 kwam de definitieve z-score uit op –0,85. Z-score Rfj Kj Rbj Kbj Ej Zj
2001
2002
2003
2004
2005
0,70 0,00 0,40 0,15 1,26 0,36
-3,40 0,00 -1,80 0,15 1,26 -1,15
11,20 0,17 10,40 0,15 1,26 0,62
7,80 0,19 8,80 0,14 1,24 -0,85
11,60 0,18 10,97 0,13 1,29 0,45
38
De performancetoets Op basis van artikel 5 lid 1 sub a Vrijstellingsregeling kan vrijstelling worden verleend aan een bedrijfsgenoot als uit de performancetoets, uitgevoerd over vijf kalenderjaren, blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het vroegpensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Van een aanzienlijke afwijking in negatieve zin is sprake als de uitkomst van de berekening van de performancetoets groter is dan -1,28. De performancetoets wordt over een periode van vijf jaar berekend, waarbij een optelling plaatsvindt van de jaarlijkse z-scores, die wordt gedeeld door de wortel van het aantal jaren waarover de toets plaatsvindt. De formule voor de performancetoets is als volgt: (z( j-5) + z( j-4) + z( j-3) + z( j-2) + z( j-1))/ √ 5 ≥ - 1,28 Op grond van artikel 9 lid 1 Vrijstellingsregeling is de performancetoets berekend over een periode van 5 jaren. De performancetoets voor het fonds komt uit op –0,26. Op basis van deze toets kan aldus geen vrijstelling aan een bedrijfsgenoot van de Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie worden verleend. Tot en met 2005 ziet de berekening er als volgt uit: ((0,36) + (-1,15) + (0,62) + (-0,85) + (0,45)) / √ 5 = –0,26
Resultaat boekjaar (bedragen x € 1.000,-)
39
Het positieve saldo boekjaar bedraagt € 897.000,-. Dit saldo is opgebouwd uit de volgende elementen:
Premie Indexaties Wijziging grondslagen Sterftekansen Beleggingen Kosten Diversen Andere baten Pensioenverbeteringen Totaal
Boekjaar
Vorig boekjaar
197 (71) (230) (20) 522 (187) (107) 4.424 (3.631) 897
18 0 0 (18) 226 (129) (37) 0 0 224
(366) 1.263
(174) 398
Verdeling resultaat: Algemene reserve Weerstandsreserve
Stand van de reserves en de voorzieningen (bedragen x € 1.000,-)
40
2005
2004
407 (366)
581 (174)
41
407
Stand per 1 januari Bij: deel van het saldo boekjaar
1.080 1.263
682 398
Stand per 31 december
2.343
1.080
Algemene reserve Stand per 1 januari Bij: deel van saldo boekjaar Stand per 31 december
Weerstandsreserve
Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening is gelijk aan de vastgestelde contante waarde van de tijdsevenredige pensioenaanspraken, voor zover deze betrekking hebben op de aanspraken ingevolge de basisregeling vanaf 1 juli 2001, alsmede de contante waarde van de reeds ingegane pensioenen. Stand per 1 januari Bij: - normale vermeerdering - indexatie ingegane pensioenen - indexatie (non)actieven - aanvullende vroegpensioen aanspraken - wijziging rekenrente
4.478 1.365 5 66
3.235 1.243 0 0
3.631 230
0 0
Stand per 31 december
9.775
4.478
41
Toereikendheidtoets (TRT) dekkingsgraad Het reservetekort of –overschot kan als volgt worden bepaald. Bedragen - Vermogen - Af: spaarkapitalen - Af: VPV - Af: reserve algemene risico’s Overdekking Af: reserve beleggingsrisico’s Reserveoverschot
31-12-2005
31-12-2004
14.312 (2.153) (9.775) (489)
7.962 (1.997) (4.478) (224)
1.895
1.263
(1.854)
(856)
41
407
Op basis van bovenstaande cijfers kan geconcludeerd worden dat het gewenste vermogen op basis van de DNB-circulaire gelijk is aan € 12.118,- zijnde de som van de VPV, de reserve algemene risico’s en de reserve beleggingsrisico’s. Dit leidt tot een TRT-dekkingsgraad van 100,3% (= € 12.159/ € 12.118), uitgedrukt in een percentage van het gewenste vermogen. In 2004 bedroeg de TRTdekkingsgraad 107,3%
Spaarfonds voor niet ingegane tijdelijke pensioenen Het spaarfonds bestaat uit de som van de door de deelnemer tijdens de deelneming gelegen vóór 1 juli 2001 betaalde premies en het beleggingsresultaat, verminderd met de beheerskosten, administratiekosten en eventuele andere kosten voor zover het door de werkgever te betalen aandeel in deze kosten niet toereikend is. 2005
2004
Stand per 1 januari Bij: - uitkering spaarfonds - deling in fondsrendement
1.997 (90) 246
1.901 (52) 148
Stand per 31 december
2.153
1.997
Vooruitblik 2006
43
Pensioenen In 2006 zal het bestuur zich richten op de implementatie van de nieuwe regeling. Het bestuur zal in 2006 de uitkomsten bestuderen van de ALM-studie die het bedrijfstakpensioenfonds momenteel verricht in verband met mogelijke raakvlakken met het vroegpensioenfonds. Het bestuur zal de ontwikkelingen ook in 2006 in het kader van Pension Fund Governance, de Pensioenwet en het nieuwe Financieel Toetsingskader nauwgezet volgen. Ook zal in 2006 aandacht worden besteed aan communicatie richting de deelnemers. Begin 2006 hebben de deelnemers de eerste uitgave van pensioennieuws ontvangen. Een uitgave met allerlei informatie over de nieuwe vroegpensioenregeling.
Beleggingen Na een beperkt herstel halverwege 2005 zal de wereldeconomie opnieuw vaart verliezen in de eerste helft van 2006. Vanaf het tweede of derde kwartaal van 2006 kan de vertraging weer omslaan in een herstel. Waarschijnlijk komt er geen recessie in de VS omdat daar normaalgesproken een flinke terugslag van de investeringen en de voorraden nodig is. Dit is onwaarschijnlijk omdat de cashflows ten opzichte van de investeringen zeer ruim zijn en het voorraadniveau zeer laag is, waardoor een voorraad correctie niet groot kan worden. De verkrappende cyclus van de Amerikaanse Federale Reserve (FED) zal in lijn hiermee ergens begin 2006 ten einde komen. In de tweede helft van het jaar of misschien zelfs eerder kan zelfs weer sprake zijn van renteverlaging. De groei in China lijkt hoog te blijven, waardoor er groeivooruitzichten in de gehele Pacific zijn. Een risico voor de vooruitzichten is het onverwacht sterk terugvallen of aantrekken van de groei in China. Een ander risico is een meer dan verwacht afzwakken van de huizenmarkt in de VS en landen zoals het VK. Naar verwachting zal de inflatie laag blijven in 2006. De kerninflatie zal wereldwijd niet veel veranderen. Afzwakkende productiviteitsgroei en daardoor oplopende stijging van de arbeidskosten per eenheid product en hogere olieprijzen kunnen voor een inflatietegenvaller zorgen.
Slotwoord
45
Het bestuur bedankt allen die zich, in welke functie ook, in het verslagjaar voor het fonds hebben ingezet. Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Amsterdam, 23 mei 2006 Het bestuur: J.P.M. Jansen, voorzitter P.G.J. de Bruyn, vice-voorzitter
INHOUD
Omschrijving
Staat
Balans
3.100
Rekening van baten en lasten
3.200
Toelichting op de balans
3.110
Toelichting op de rekening van baten en lasten
3.210
Onroerende zaken
3.121
Hypothecaire leningen
3.123
Aandelen
3.125
Obligaties
3.126
Overige beleggingen
3.129
Ontwikkeling van de beleggingen
3.130
Samenstelling resultaat
3.212
Beleggingen en opbrengsten
3.240
Actuarieel verslag
3.400
Voorziening pensioenverplichtingen
3.410
Overzicht verzekerden en spaarders
3.500
Leeftijdsopbouw en sterftevergelijking
3.530
Kasstroomoverzicht Accountantsverklaring
47
3.100
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Balans 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
49
3.100 BALANS PER 31 DECEMBER 2005 (in eenheden van duizend euro)
31 december 2005 €
31 december 2004
€
€
€
ACTIVA Beleggingen Onroerende zaken Hypothecaire leningen Aandelen Obligaties Overige beleggingen
273 705 3.224 5.276 19
321 682 2.527 4.158 6 9.497
7.694
Vorderingen en overlopende activa Premies Overige vorderingen
Liquide middelen
50
8 4.607
26 154 4.615
180
253
185
14.365
8.059
31 december 2004
31 december 2005 €
€
€
€
PASSIVA Reserves Algemene reserve Weerstandsreserve
41 2.343
407 1.080 2.384
1.487
9.775
4.478
2.153
1.997
53
97
14.365
8.059
Technische voorzieningen Pensioenverplichtingen Langlopende schulden Overige schulden Kortlopende schulden Overige schulden
51
3.200
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Rekening van baten en lasten 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
53
3.200 REKENING VAN BATEN EN LASTEN OVER 2005 (in eenheden van duizend euro) 2005 €
2004 €
€
€
BATEN Premies
1.331
1.312
27
32
Directe beleggingsopbrengsten
204
144
Indirecte beleggingsopbrengsten
742
383
4.424
-
6.728
1.871
5.297
1.243
15
14
Mutatie langlopende schulden
156
96
Uitkeringen
172
162
Kosten
191
132
Saldo boekjaar
897
224
6.728
1.871
Overgenomen pensioenverplichtingen
Andere baten
LASTEN Mutatie voorzieningen Pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen
Verdeling saldo boekjaar Algemene reserve Weerstandsreserve
54
(366) 1.263
(174) 398
897
224
3.110
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Toelichting op de balans 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
55
3.110 TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2005 (in eenheden van duizend euro) 2004
2005 €
€
€
€
Onroerende zaken Indirecte beleggingen Participaties aandelenfonds onroerende zaken
273
321
705
682
3.224
2.527
5.276
4.158
19
6
In de staten 3.121 en 3.130 staan nadere bijzonderheden vermeld. Hypothecaire leningen Indirecte beleggingen Participaties in hypotheekfondsen In de staten 3.123 en 3.130 staan nadere bijzonderheden vermeld. Aandelen Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen In de staten 3.125 en 3.130 staan nadere bijzonderheden vermeld. Obligaties Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen In de staten 3.126 en 3.130 staan nadere bijzonderheden vermeld. Overige beleggingen Liquiditeit vermogensbeheerder In de staten 3.129 en 3.130 staan nadere bijzonderheden vermeld.
56
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA 2004
2005 €
€
€
€
Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Voorziening tegen verlies op premievorderingen
10 (2)
41 (15)
8
26
4.549
114
Hypothecaire leningen Poolresultaat
32
33
Aandelen Poolresultaat
21
7
Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake: Rekening-courant derden Rekening-courant VUT-Baksteenindustrie
Pensioenen Uitkeringen Waardeoverdrachten
Overige vorderingen Overige Totaal van de overige vorderingen
2 2
4
-
1
-
4.607
154
253
185
LIQUIDE MIDDELEN Rekening courant Staalbankiers
57
PASSIVA RESERVES 2005 €
2004 €
€
€
Algemene reserve Stand per 1 januari Deel van het saldo boekjaar
407 (366)
581 (174)
41
407
Stand per 1 januari Deel van het saldo boekjaar
1.080 1.263
682 398
Stand per 31 december
2.343
1.080
Stand per 1 januari Normale vermeerdering Aanvullende vroegpensioen aanspraken Indexatie ingegane pensioenen Indexatie (non)actieven Wijziging rekenrente
4.478 1.365 3.631 5 66 230
3.235 1.243 -
Stand per 31 december
9.775
4.478
Stand per 31 december
Weerstandsreserve
TECHNISCHE VOORZIENINGEN Pensioenverplichtingen
Deze post betreft de middelloonregeling zoals deze met ingang van 1 juli 2001 van toepassing is, alsmede de op 1 juli 2001 reeds ingegane uitkeringen uit hoofde van de regeling die voor 1 juli 2001 van toepassing was. LANGLOPENDE SCHULDEN Overige schulden Hieronder zijn opgenomen inzake: Spaarfonds voor niet-ingegane tijdelijke pensioenen
58
Stand per 1 januari Uitkering spaarfonds Deling in fondsrendement
1.997 (90) 246
1.901 (52) 148
Stand per 31 december
2.153
1.997
KORTLOPENDE SCHULDEN Overige schulden Hieronder zijn opgenomen inzake: 2004
2005 € Pensioenen Waardeoverdrachten Uitkeringen Belastingen, ZFW en ZKV
€
€
2 42
€ 10 5 41
44
56
Kosten Advies- en controlekosten
9
11
Overige schulden Vooruit gefactureerde premies
-
30
53
97
Totaal van de overige schulden
59
60
3.210
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Toelichting op de rekening van baten en lasten 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
61
3.210 TOELICHTING OP DE REKENING VAN BATEN EN LASTEN OVER HET BOEKJAAR 2005 (in eenheden van duizend euro) BATEN
De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt 1.551 (vorig boekjaar 1.463). Premies
Periodieke premies - verplichte verzekering
Werkgeversgedeelte
Werknemersgedeelte
2005
€
€
€
2004 €
€
380
951
1.331
1.312
380
951
1.331
1.312
2004
2005 €
€
€
€
Directe beleggingsopbrengsten Opbrengst onroerende zaken Opbrengst hypothecaire leningen Opbrengst aandelen Opbrengst obligaties Opbrengst liquide middelen Overige intrestopbrengsten
3 32 13 157 8 7
33 7 107 4 -
Kosten toegerekend aan beleggingen
220 (16)
151 (7)
204
144
46 (10) 656 50
68 1 165 149
742
383
11
-
4.376 37
-
4.424
-
Indirecte beleggingsopbrengsten Koersresultaat onroerende zaken Koersresultaat hypothecaire leningen Koersresultaat aandelen Koersresultaat obligaties
Andere baten Resultaat voorziening tegen verlies op premievorderingen Ontvangen bijdrage van de VUT-Baksteenindustrie ter financiering aanvullende vroegpensioen aanspraken Aandeel in uitkering vermogen Stichting PVF Nederland
62
LASTEN 2004
2005 €
€
€
€
Uitkeringen Nabestaandenpensioen Prepensioen Andere uitkeringen: eenmalige uitkeringen
4 166
3 147
2
12
172
162
Kosten Aandeel administratiekosten PVF Nederland nv Boekjaar Vorig boekjaar
73 2
72 5 75
77
Andere kosten: advies- en controlekosten beleggingskosten overige administratiekosten
111 16 5
52 7 3
Kosten toegerekend aan beleggingen
207 (16)
139 (7)
191
132
63
3.121
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Onroerende zaken 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
65
66 2
1
273 273 273
Totaal niet officieel genoteerde aandelen
Algemeen totaal
273
4
273
273
273
273
Taxatiewaarde/ marktwaarde
3
Balanswaarde
Totaal Nederland
Pool indirect vastgoed
NEDERLAND 9,73
Aantal objecten/ participaties
31 december 2005
ONROERENDE GOEDEREN (in eenheden van duizend euro)
Rubriek
Niet officieel genoteerde aandelen
Indirecte Beleggingen
3.121
5
Bruto opbrengst gedurende het jaar
3
3
3
3
6
Netto opbrengst gedurende het jaar
3
3
3
3
7
Toelichtingen
3.123
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Hypothecaire leningen 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
67
68 2
1
425
-
Totaal Nederland
689
200
-
64
€
3
Restant hoofdsom
-
-
Aantal
Rubriek
31 december 2005
€
66
705
439
-
200
-
Balanswaarde (incl lopende rente) 4
(in eenheden van duizend euro)
HYPOTHECAIRE LENINGEN
Kantoor- en winkelpanden Overige bedrijfsgebouwen Woningen Landelijke eigendommen Overige onroerende goederen Stichting PVF Zakelijke Hypothekenfonds - Kort Stichting PVF Zakelijke Hypothekenfonds - Lang Stichting PVF Particuliere Hypothekenfonds - Kort Stichting PVF Particuliere Hypothekenfonds - Lang
NEDERLAND
3.123
Participaties
5
737,54
379,56
141,58
Toelichtingen
69
Afsluitdatum
2
Reg. nummer
1
3.123 bijlage
€
3
Oorspronkelijk bedrag
4
Rangorde 5 €
6
425
200
RenteRestant percentage hoofdsom
€
7
8
Aard
thekenfonds - Lang
439 Stichting PVF Particuliere Hypo-
thekenfonds - Lang
200 Stichting PVF Zakelijke Hypo-
Balanswaarde 9
Ligging
Omschrijving van het onderpand
31 december 2005
LOPENDE HYPOTHECAIRE LENINGEN (BALANSWAARDE 1% OF MEER) (in eenheden van duizend euro)
€
10
Taxatiewaarde
0
0
11
Aanvullende waarborgen
3.125
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Aandelen 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
71
72 3.224
Totaal Indirecte belangen
3.224 3.224
Belangen in beleggingsinstellingen
Algemeen totaal
Totaal per rubiek
3.224
Totaal Nederland
3.224
3
2
1
3.224
3.224
3.224
3.224
3.224
Beurswaarde
Balanswaarde
Rubriek
31 December 2005
(in eenheden van duizend euro)
AANDELEN
Belangen in beleggingsinstellingen
NEDERLAND
Indirecte Belangen
3.125
4
Toelichting
73
2
1
Belangen in beleggingsinstellingen Belangen in beleggingsinstellingen Belangen in beleggingsinstellingen Belangen in beleggingsinstellingen Belangen in beleggingsinstellingen
Rubriek
Naam debiteur
31 December 2005
(in eenheden van duizend euro)
AANDELEN (BALANSWAARDE 1% OF MEER)
Stichting Hedge Emerging Markets PVF I Stichting Hedge Gemeenschappelijk Aandelenfonds Amerika Stichting Hedge Gemeenschappelijk Aandelenfonds Rest Europa Stichting Hedge Gemeenschappelijk Aandelenfonds Japan Stichting Gemeenschappelijk Aandelenfonds Nederland
3.125 bijlage
3
165 47 45 37 13
Participaties
€
€ 277 985 1.180 364 335
5
277 985 1.180 364 335
Beurswaarde
4
Balanswaarde
3.126
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Obligaties 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
75
76 2
1
5.276
Totaal Indirecte belangen
5.276 5.276
Belangen in beleggingsinstellingen
Algemeen totaal
Totaal per rubiek
5.276
5.276
4
5.276
5.276
5.276
5.276
5.276
Beurswaarde
3
Balanswaarde
Totaal Nederland
2.819
Aantal participaties
31 December 2005
(in eenheden van duizend euro)
OBLIGATIES
Rubriek
Belangen in beleggingsinstellingen
NEDERLAND
Indirecte Belangen
3.126
5
Toelichting
77
Rubriek
2
Naam debiteur
1
31 December 2005
(in eenheden van duizend euro)
OBLIGATIES (BALANSWAARDE 1% OF MEER)
Stichting Hedge PVF Global Emerging Markets Fixed Income FundBelangen in beleggingsinstellingen Stichting Vastrentende Waardenfonds Amerika Belangen in beleggingsinstellingen Stichting Vastrentende Waardenfonds Euro Belangen in beleggingsinstellingen Stichting Vastrentende Waardenfonds Europa Belangen in beleggingsinstellingen Stichting Global Credits Belangen in beleggingsinstellingen Stichting F&C Global High Yield Fonds PVF Belangen in beleggingsinstellingen
3.126 bijlage
3
1.611 120 362 35 309 365
Participaties
€
€ 342 529 1.810 193 1.888 417
5
342 529 1.810 193 1.888 417
Beurswaarde
4
Balanswaarde
3.129
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Overige beleggingen 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
79
80 1
Benaming
Liquiditeiten vermogensbeheer
Nederland Overige
3.129
Nominaal bedrag of hoeveelheid 2
31 december 2005
19
OVERIGE BELEGGINGEN (in eenheden van duizend euro)
3
Balanswaarde
19
19
4
Toelichting
3.130
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Ontwikkeling van de beleggingen 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
81
82
1
(48) 321 273
Saldo vermeerdering/vermindering
Balanswaarde einde vorig boekjaar
Balanswaarde boekjaar
94
46
46
-
-
94
2
Onroerende zaken
3
705
682
23
10
10
33
-
-
33
Hypothecaire leningen
Boekjaar 2005
4
3.224
2.527
697
561
-
561
1.258
656
602
Aandelen
ONTWIKKELING BELEGGINGEN (in eenheden van duizend euro)
Totaal vermindering
Nadelige verschillen
Verkopen, aflossingen en cessies, etc.
Vermindering door:
Totaal vermeerdering
Voordelige verschillen
Aankopen, investeringen, verstrekkingen en uit cessie verkregen
Vermeerdering door:
3.130
5
5.276
4.158
1.118
377
-
377
1.495
50
1.445
Obligaties
6
-
19
6
13
13
-
-
13
Overige beleggingen
7
9.497
7.694
1.803
1.042
10
1.032
2.845
752
2.093
Totaal
83
2
1
2
1
Hypothecaire leningen
Bedrag
Nadelige verschillen
Onroerende zaken Aandelen Obligaties
Bedrag
10
10 Koersresultaat
752
46 Koersresultaat 656 Koersresultaat 50 Koersresultaat
3
Aard
3
Aard
boekjaar 2005
(in eenheden van duizend euro)
Overzicht voor- en nadelige verschillen
Voordelige verschillen
3.130 bijlage
Indirecte beleggingsopbrengsten
4
Ten laste van
Indirecte beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
4
Ten gunste van
3.212
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Samenstelling resultaat 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
85
3.212 SAMENSTELLING RESULTAAT (in eenheden van duizend euro) Boekjaar 2005 Boekjaar
Vorig boekjaar
Resultaat op intrest Directe en indirecte beleggingsopbrengsten Interesttoevoeging voorziening pensioenverplichting
946
527
(203)
(152) 743
375
Resultaat op kosten Kostendekking Kosten eigen rekening
3
(191)
(132) (187)
(129)
5
74
(230)
0
331
320
Vermeerdering voorziening pensioenverplichting door wijziging van de overlevingstafels
0
0
Vermeerdering voorziening pensioenverplichting door wijziging van het pensioenniveau
(71)
0
(3.631)
0
Resultaat op premie, sterfte, arbeidsongeschiktheid en overige technische grondslagen en mutaties Vermeerdering voorziening pensioenverplichting door bijzondere oorzaken Totaal resultaat op grondslagen
Vermeerdering voorziening Pensioenverplichting Door wijziging van de pensioenregeling Premiekorting Overige resultaten Saldo van staat 3.200 resp.3.210
86
4
-
-
4.268
(96)
897
224
3.240
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Beleggingen en opbrengsten 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
87
88
Af: kosten toegerekend aan beleggingen
Totaal
Liquide middelen 9.750
253
19
5.276
Obligaties
Overige beleggingen
3.224
Aandelen
705
Hypothecaire leningen
2
Einde boekjaar
273
1
Omschrijving
Onroerende zaken
3.240
3
2,6
0,2
54,1
33,1
7,2
2,8
100,0
In procenten
Balanswaarde
4
707
51
4.539
2.567
717
211
Gemiddeld belegd bedrag 5
946
16
962
14
1
207
669
22
49
Directe- en indirecte opbrengsten over het boekjaar 6
11,6
2,0
2,0
4,6
26,1
3,1
23,2
Performance o.b.v. de berekening WM-Company
BELEGGINGEN EN OPBRENGSTEN BOEKJAAR 2005 (in eenheden van duizend euro)
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
7
Toelichtingen
204 742 946
3.400
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Actuarieel verslag 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
89
3.400 ACTUARIEEL VERSLAG Boekjaar 2005
1.1
De gegevens hebben betrekking op de totale voorziening pensioenverplichtingen.
1.2
De Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) voor de uitgestelde pensioenen zijn gesteld op de contante waarden van de op de balansdatum verworven aanspraken, vermeerderd met de sub 1.3 genoemde opslag voor toekomstige kosten. Voor de ingegane pensioenen zijn de pensioenverplichtingen gelijk aan de contante waarde van de toekomstige uitkeringen, eveneens vermeerderd met de sub 1.3 genoemde opslag voor toekomstige kosten.
1.3
90
De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende grondslagen: - Rentevoet: Voor de rekenrente wordt jaarlijks een wisselend percentage gehanteerd. De jaarlijkse wisselende rente stemt overeen met de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd - Sterftetafel mannen: GBM 1995-2000 - Leeftijdscorrectie mannen: 3 jaar terugstelling - Sterftetafel vrouwen: GBV 1995-2000 - Leeftijdscorrectie vrouwen: 1 jaar terugstelling - Leeftijdsverschil man en vrouw Man is 3 jaar ouder dan de vrouw - Systeem vaststelling leeftijden en duren:
Alle verzekerden zijn geboren op de eerste juli van hun geboortejaar. In jaren en maanden nauwkeurig. De uitsteltijd van het tijdelijk ouderdomspensioen en de duur van de premiebetaling is gelijk aan het verschil van 62 en de leeftijd van de verzekerde.
- (Toekomstige) kosten:
Voor toekomstige excassokosten werd de netto voorziening pensioenverplichtingen met 3% verhoogd.
- Berekeningswijze:
Gegroepeerd naar verzekeringssoort, geslacht en geboortejaar.
1.4
De laatstelijk in de voorziening pensioenverplichtingen begrepen indexatie is per 1 januari 2006.
1.5
De gegevens waarop de berekeningen zijn gebaseerd, zijn ontleend aan de administratie van het fonds en door de actuaris als juist aangenomen. Zij zijn gecontroleerd door de accountant van het fonds.
1.6
Pensioenaanspraken deelnemers zijn vastgesteld aan de hand van het pensioenreglement, welke laatstelijk gewijzigd is d.d. 17 november 2005.
1.7
Bij het gevolgde systeem kan geen financieringsachterstand optreden.
1.8
N.v.t.
1.9
Overige fondsspecifieke gegevens: - Indexaties van opgebouwde aanspraken van deelnemers:
1,25% per 1-1-2006
- Indexaties van aanspraken gewezen deelnemers:
1,25% per 1-1-2006
- Indexaties op pensioenen van pensioentrekkenden:
1,25% per 1-1-2006
- Algemene salarisaanpassingen:
1,25% per 1-1-2005
- Feitelijk geheven premie in procenten van de pensioengrondslag:
3,5%
Som pensioengrondslagen
- Gemiddelde leeftijd mannelijke deelnemers - Gemiddelde leeftijd vrouwelijke deelnemers
€ 37.009.169,-
45,2 jaar 42,4 jaar
91
2. Ontwikkeling van de voorziening pensioenverplichtingen (in eenheden van duizend euro). Voorziening pensioenverplichtingen einde vorig boekjaar
4.478
Premies vóór aftrek van incidentele premiekorting
1.331
Kostenbestanddeel premies Intresttoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
1 203
Overgenomen pensioenverplichtingen
27
Overgedragen pensioenverplichtingen
(15)
Uitkeringen Overige baten Vrijgevallen voor kosten uit de voorziening pensioenverplichtingen Overige lasten Vermeerdering voorziening pensioenverplichtingen in verband met: - wijzigingen van actuariële grondslagen
(172) (5) -
230
- wijzigingen van de pensioenregeling en/of van het pensioenniveau indexatie pensioentrekkenden: 5 indexatie (gewezen) deelnemers 66 wijziging van de pensioenregeling 3.631 3.702
Voorziening pensioenverplichtingen einde boekjaar Resultaat op premie, sterfte, invaliditeit, overige technische grondslagen (behoudens interest en kosten) en mutaties
(9.775) 5
Specificatie van laatstvermeld bedrag resultaat op premie
197
resultaat op sterfte
(20)
resultaat op arbeidsongeschiktheid
-
resultaat op overige technische grondslagen
-
resultaat op mutaties
92
(172)
Actuariële verklaring Opdracht Ingevolge de mij door het Bestuur van de Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie te Amsterdam toevertrouwde opdracht tot certificering is de financiële positie per 31 december 2005 van het fonds door mij beoordeeld, en zijn de overige taken, voor de certificerend actuaris voortvloeiend uit de wet, door mij vervuld. Gegevens De gegevens, waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door het pensioenfonds. De administratieve basisgegevens, die aan de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen ten grondslag liggen, waaronder begrepen de opgebouwde pensioenrechten, zijn door de accountant van het pensioenfonds, in het kader van diens controle van de jaarrekening, gecontroleerd. Overeenkomstig de richtlijn “Samenwerking tussen accountants en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant mij geïnformeerd over de betrouwbaarheid en de volledigheid van de noodzakelijke basisgegevens en de overige uitgangspunten die naar mijn oordeelsvorming van belang zijn. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de financiële positie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens uit de jaarrekening, waarbij een accountantsverklaring is verstrekt Werkzaamheden Bij de beoordeling van de financiële positie zijn conform artikel 10b van de Pensioen- en Spaarfondsenwet expliciet de aangehouden voorziening pensioenverplichtingen (VPV) en de overige verzekeringstechnische voorzieningen gecontroleerd. Voorts zijn de uitgangspunten, grondslagen en methoden, die zijn toegepast bij de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen, respectievelijk bij de voorbereiding van de uitgevoerde toetsen van de toereikendheid van de fondsmiddelen, beoordeeld. De berekeningen voor de vaststelling van de voorzieningen en die voor de uitgevoerde toetsen zijn zowel globaal als steekproefsgewijs door mij beoordeeld. Deze controles zijn zodanig gepland en uitgevoerd, dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de betreffende berekeningsresultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Daarnaast heb ik de financiële opzet van het pensioenfonds beoordeeld. De mate van zekerheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum opgebouwde pensioenverplichtingen zal kunnen nakomen is door mij geëvalueerd. Naar mijn mening vormen de beschreven controles en toetsen een deugdelijke grondslag voor het hierna te geven oordeel. Oordeel De informatie die door de accountant is verstrekt bij de administratieve basisgegevens, is zodanig dat die gegevens door mij als uitgangspunt van de daarop voortbouwende en door mij beoordeelde berekeningen zijn aanvaard. Voorzieningen Hiermede verklaar ik mij te kunnen verenigen met de in DNB-staat 3.400 vermelde methoden en grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen. Deze voorzieningen zijn getoetst uitgaande van door mij realistisch geachte grondslagen. Naar mijn oordeel is de hoogte van de in DNB-staat 3.410 genoemde en de overige verzekeringstechnische voorzieningen, als geheel bezien, per balansdatum afdoende. Toetsing van de fondsmiddelen aan criteria van DNB De toets conform de richtlijnen van DNB wijst uit dat de op balansdatum aanwezige middelen van het pensioenfonds tenminste gelijk zijn aan de voor de ondergrens gestelde norm. Gemeten naar deze maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, dus sprake van dekking. De totale reserves bij het pensioenfonds zijn per balansdatum tenminste gelijk aan de daartoe door DNB gestelde norm.
93
Jaarlijkse affinanciering van tijdsevenredige aanspraken Aan artikel 9a van de Pensioen- en Spaarfondsenwet is naar mijn oordeel voldaan. Sterftevergelijking De sterftevergelijking is naar mijn oordeel juist weergegeven. Bijgevolg zijn de staten 3.410 en 3.530 door mij gewaarmerkt. Financiële positie van het pensioenfonds De financiële positie van Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie is naar mijn mening voldoende. Bij handhaving van het tot dusverre gevoerde beleid zal het pensioenfonds met grote waarschijnlijkheid – uitgaande van de door mij op het beoordelingsmoment relevant en realistisch geachte veronderstellingen – kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum. Daarbij is in aanmerking genomen het aan verzekerden gespecificeerde algemeen beleid inzake indexatie.
Eindhoven, 23 mei 2006 A.J.M. Jansen AAG Watson Wyatt Brans & Co.
94
3.410
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Voorziening pensioenverplichtingen 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
95
96
2
1
62
511
1.147
108
1.039
1.720
4
TOTAAL A
RTS - DNB 31-12-2005
RTS - DNB 31-12-2005
RTS - DNB 31-12-2005
Aantal verzekerden
573
G.B.V. 1995 - 2000 met 1 jaar verlaging
G.B.M. 1995 - 2000 met 3 jaar verlaging
G.B.V. 1995 - 2000 met 1 jaar verlaging
RTS - DNB 31-12-2005
3
Intrestvoet 5
3.427
361
23
338
3.066
183
2.883
Verzekerd pensioen
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN (in eenheden van duizend euro) 31 december 2005
TOTAAL A2
Vrouwen Tijdelijk ouderdomspensioen
2. Gewezen deelnemers: Mannen Tijdelijk ouderdomspensioen
TOTAAL A1
Vrouwen Tijdelijk ouderdomspensioen
1. Deelnemers: Mannen Tijdelijk ouderdomspensioen
G.B.M. 1995 - 2000 met 3 jaar verlaging
Tafels
Groep
A. NIET-PENSIOENTREKKENDEN
3.410
6
7
baten
Contante waarde aanspraken 8
5.718
613
37
576
5.105
266
4.839
verplichtingen
Voorziening pensioen-
9
Toelichting
97
Tafels
2
Groep
1
G.B.V. 1995 - 2000 met 1 jaar verlaging
G.B.M. 1995 - 2000 met 3 jaar verlaging G.B.V. 1995 - 2000 met 1 jaar verlaging
G.B.V. 1995 - 2000 met 1 jaar verlaging G.B.M. 1995 - 2000 met 3 jaar verlaging
G.B.V. 1995 - 2000 met 1 jaar verlaging
G.B.M. 1995 - 2000 met 3 jaar verlaging
Ing.tijdelijk ouderdomspensioen vrouwen
Meev. nabestaandenpensioen mannen
Meev.nabestaandenpensioen vrouwen
Ing. (tijdelijk) partnerpensioen vrouwen
Ing. (tijdelijk) partnerpensioen mannen
TOTAAL GENERAAL
C NIET IN TE DELEN PENSIOENVERPLICHTINGEN
TOTAAL B
G.B.M. 1995 - 2000 met 3 jaar verlaging
Ing.tijdelijk ouderdomspensioen mannen
B. PENSIOENTREKKENDEN
3.410 ( vervolg 2 )
RTS - DNB 31-12-2005
RTS - DNB 31-12-2005
RTS - DNB 31-12-2005
RTS - DNB 31-12-2005
RTS - DNB 31-12-2005
RTS - DNB 31-12-2005
3
Intrestvoet 4
1.807
87
1
6
5
75
verzekerden
Aantal
5
3.611
184
1
3
6
174
Verzekerd pensioen
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN (in eenheden van duizend euro) 31 december 2005
6
7
baten
Contante waarde aanspraken 8
9.775
3.631
426
9
40
0
4
15
358
verplichtingen
Voorziening pensioen-
De wiskundig adviseur Watson Wyatt Brans & Co.
9
Toelichting
3.500
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Overzicht verzekerden en spaarders 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
99
100
1
Omschrijving
Herintreding
Ontslag met premievrije aanspraak
Waarde-overdracht
Ingang pensioen *
Overlijden
Afloop
Toeslagen
Andere oorzaken
-
-
-
-
-
-
-
-
2
1.147
-36
-1
0
0
-1
-15
0
-100
18
63
1.183
Deelnemers
-
Totaal
Reeds verkregen
Nog te verkrijgen
-
Aanspraken op ouderdomspensioen aan het einde van het boekjaar: (* € 1.000,--)
573
65
3
0
0
-1
-14
-5
100
-18
0
508
14.425
11.359
3.066
Deelnemers
3
deelnemers
Gewezen
Aantal niet-pensioentrekkenden
Waarvan deelnemers met een gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling 0 waarvan spaarders 0
Stand per 31 december 2005
Mutaties per saldo
Nieuwe toetredingen
-
Mutaties door
Stand per 31 december 2004
3.500
80
8
-33
0
0
-1
42
0
0
0
0
72
361
361
Gewezen deelnemers
4
Aantal
€
5
Bedrag
Ouderdomspensioen
180
26
-72
2
0
-3
99
0
0
0
0
154
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
€
7
Bedrag
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
8
Aantal
7
1
0
0
0
0
1
0
0
0
0
6
€
9
Bedrag
4
1
0
0
0
0
1
0
0
0
0
3
* bij ingang pensioen zijn inbegrepen 13 nieuwe deeltijduitkeringen
6
Aantal
Weduwen-, weduwnaarspartnerpensioen
Pensioentrekkenden
Invaliditeitspensioen
OVERZICHT VERZEKERDEN EN SPAARDERS (in eenheden van duizend €) Boekjaar 2005
10
Aantal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
€
11
Bedrag
Wezenpensioen
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
3.530
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Leeftijdsopbouw en sterftevergelijking 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
101
102 140,5 1.055,5
55 - 64
G.B.M. 1995 - 2000 met 3 jaar verlaging
G.B.V. 1995 - 2000 met 1 jaar verlaging
c. Nabestaandenensioen vrouwen
d. Nabestaandenensioen mannen
G.B.V. 1995 - 2000 met 1 jaar verlaging
G.B.M. 1995 - 2000 met 3 jaar verlaging
b. Ouderdomspensioen vrouwen
a. Ouderdomspensioen mannen
45 - 54
55 - 64
55 - 64 65 - 74
55 - 64 65 - 74
3
0,5
0,5
6,0
6,0
3,0 1,0 4,0
60,0 12,5 72,5
5
Aantal waarnemingen 4
110,0
2
Aantal waargenomen
6,5
55 - 64
1
0
33,5
45 - 54
Leeftijdgroep
0
42,0
35 - 44
0
0
0
0
26,0
15 - 24 25 - 34
G.B.V. 1995 - 2000
0
0
met 1 jaar verlaging
Tafels
B.PENSIOENTREKKENDEN
Deelnemers:
1
348,0
45 - 54
2,0
1
337,0
0 0
35 - 44
14,5 215,5
5
15 - 24
4
Aantal waargenomen
25 - 34
Groep
b. Ouderdomspensioen vrouwen
a. Ouderdomspensioen mannen
Deelnemers:
3
Aantal waarnemingen
G.B.M. 1995 - 2000
2
1
Leeftijdgroep
Boekjaar 2005
LEEFTIJDSOPBOUW EN STERFTEVERGELIJKING
met 3 jaar verlaging
Tafels
Groep
A. NIET-PENSIOENTREKKENDEN
3.530
6
sterfgevallen berekend
6
berekend
sterfgevallen
0,01
0,14
0,04
0,06
0,04
0,00
0,00
2,26
0,78
0,95
0,36
0,16
-
-
-
-
-
-
44
128
-
-
-
-
7
Percentage
7
Percentage
De wiskundig adviseur Watson Wyatt Brans & Co.
8
Toelichtingen
8
Toelichtingen
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Kasstroomoverzicht 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
103
KASSTROOMOVERZICHT (bedragen x 1000 €URO)
Ontvangsten Kasstroom uit operationele activiteiten Bijdragen van werkgevers en werknemers Overgenomen verplichtingen Uitgekeerde pensioenen Overgedragen verplichtingen Kosten Aandeel in uitkering vermogen Stichting PVF Nederland
Boekjaar Uitgaven
Ontvangsten
1.330 15
Vorig boekjaar Uitgaven
1.136 40 235 15 194
238 14 139
37
Kasstroom uit operationele activiteiten
1.382
444
938
1.176
391
785
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontwikkeling portefeuille Onroerende goederen Hypothecaire leningen Aandelen Obligaties Overige beleggingen Subtotaal ontwikkeling portefeuille
94 561 377 1.032
33 602 1.445 13 2.093
94 (33) (41) (1.068) (13) (1.061)
69 246 773 1.088
50 49 372 1.403 1 1.875
(50) 20 (126) (630) (1) (787)
207
36 7 107 4 154
16 16
(16) (16)
-
-
-
Opbrengsten portefeuille Onroerende goederen Hypothecaire leningen Aandelen Obligaties Overige beleggingen Subtotaal opbrengsten portefeuille
3 33 (1) 157 15 207
Kosten vermogensbeheer *** Subtotaal kosten vermogensbeheer
-
154
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
1.239
2.109
(870)
1.242
1.875
(633)
Totaal kasstroom
2.621
2.553
68
2.418
2.266
152
Liquide middelen Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar Toename
185 253 68
*** De kasstroom voortvloeiend uit kosten vermogensbeheer is in de vergelijkende cijfers opgenomen onder de post kosten.
104
33 185 152
Bijlage A
GRONDSLAGEN VOOR BALANSWAARDERING, RESULTAATBEPALING EN KASSTROOMOVERZICHT Wijzigingen Schattingswijziging rekenrente Het pensioenfonds hanteert als rekenrente het ingevolge de Actuariële Principes Pensioenfondsen maximaal toegestane percentage van 4 of de marktrente als deze per balansdatum lager is. Ultimo 2005 was de marktrente lager dan 4%. De marktrente is de risicovrije rentevoet passend bij de rentetermijnstructuur van de verplichtingen, zoals deze door de Nederlandse Bank op haar website wordt gepubliceerd. Voor het pensioenfonds komt deze uit op een gemiddeld percentage van 3,7. De lagere marktrente resulteerde in een voorziening voor pensioenverplichtingen die 230 hoger was dan bij een rekenrente van 4%. De reserves en het saldo van baten en lasten kwamen voor hetzelfde bedrag lager uit. Algemeen De jaarrekening in de vorm van verslagstaten is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen, zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Daarnaast voldoet de jaarrekening aan de wettelijke bepalingen inzake de verslagstaten, zoals voortvloeiend uit de Pensioen- en Spaarfondsen Wet.
GRONDSLAGEN VOOR BALANSWAARDERING Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor eventuele oninbare vorderingen vindt waardering plaats onder aftrek van een voorziening.
Beleggingen Onroerende Zaken Onroerende Zaken worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet beursgenoteerde participaties is dit de berekende intrinsieke waarde. Hypothecaire leningen Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor participaties in hypotheekfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde aandelen en participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde. Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde obligaties en participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde.
105
Reserves
Algemene reserve Aan de algemene reserve wordt jaarlijks het saldo toegevoegd / onttrokken dat resteert na toevoeging aan de weerstandsreserve. Weerstandsreserve In de jaarrekening is aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toereikendheidstoets door het vormen van een weerstandsreserve. De weerstandsreserve dient onder meer ter opvang van een mogelijke waardedaling van de beleggingen. Teneinde de weerstandsreserve op het gewenste niveau te brengen, wordt jaarlijks een deel van het saldo van de rekening van baten en lasten toegevoegd of onttrokken.
Technische Voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening is gelijk aan de vastgestelde contante waarde van de tijdsevenredige pensioenaanspraken, voorzover deze betrekking hebben op de aanspraken ingevolge de basisregeling vanaf 1 juli 2001, alsmede de contante waarde van de reeds ingegane pensioenen. De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de aanspraken per de balansdatum inclusief de indexatie per 1 januari volgend op de balansdatum. Voor een meer gedetailleerde uiteenzetting wordt verwezen naar staat 3.400. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Rekenrente Voor de rekenrente wordt jaarlijks een wisselend percentage gehanteerd. De jaarlijkse wisselende rente stemt overeen met de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd. Toegepaste sterftegrondslagen De voorziening pensioenverplichtingen voor de ingegane en niet ingegane pensioenen en bijbehorende nabestaandenpensioenen is berekend als de contante waarde van deze pensioenen per de balansdatum naar de volgende grondslagen: a. de sterftekansen voor mannen zijn ontleend aan de met drie jaren verlaagde sterftetafel Gehele Bevolking Mannen in de periode 1995 tot 2000; de sterftekansen voor vrouwen zijn ontleend aan de met één jaar verlaagde sterftetafel Gehele Bevolking Vrouwen in de periode 1995 tot 2000; b. de gepensioneerde die gekozen heeft voor verzekering van een nabestaandenpensioen, wordt verondersteld gehuwd te zijn met een 3 jaar jongere vrouw, respectievelijk met een drie jaar oudere man.
Langlopende Schulden Spaarfonds De som van de door de deelnemer tijdens de deelneming gelegen vóór 1 juli 2001 betaalde premies en het beleggingsresultaat, verminderd met de beheerskosten, administratiekosten en eventuele andere kosten voorzover het door de werkgever te betalen aandeel in deze kosten niet toereikend is.
106
GRONDSLAGEN VOOR RESULTAATBEPALING Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Premies Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies. Overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenverplichtingen Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken. Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen en interest onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen. Mutatie voorzieningen Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen.
GRONDSLAGEN VOOR HET KASSTROOMOVERZICHT Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
107
108
9.497 9.497
EUR
Totaal
VALUTA-OVERZICHT ( in eenheden van duizend euro ) Valuta Beleggingen
BIJLAGE B
4.868
4.868
Overige Activa
14.365
14.365
Totaal Activa
9.775
9.775
Technische Voorzieningen
4.590
4.590
Overige Passiva
14.365
14.365
Totaal Passiva
PENSIOEN- EN SPAARFONDSEN
Accountantsverklaring 31 december 2005
STICHTING VROEGPENSIOENFONDS VOOR DE BAKSTEENINDUSTRIE
109
“Accountantsverklaring Opdracht Wij hebben de in dit verslag in de verslagstaten 3.100 tot en met 3.530 opgenomen jaarrekening 2005, die is opgesteld in de vorm van verslagstaten 2005 ingevolge de Pensioen- en Spaarfondsenwet van Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie, statutair gevestigd te Amsterdam, gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de stichting. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.
Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die het bestuur van het pensioenfonds daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
Oordeel Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening, die is opgesteld in de vorm van verslagstaten, een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 2005 en van het resultaat over 2005 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en dat de verslagstaten voldoen aan de bepalingen inzake de verslagstaten zoals voortvloeiend uit de Pensioen- en Spaarfondsenwet. Tevens zijn wij nagegaan dat het bestuursverslag voorzover wij dat kunnen beoordelen verenigbaar is met de jaarrekening. Amstelveen, 23 mei 2006 KPMG Accountants N.V. M.J. Vredenduin RA”
110
650-omsl-05_Baksteen.qxd
04-08-2006
11:39
Pagina 1
Jaarverslag 2005 Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie