Jaarverslag 2012
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Jaarverslag 2012
4
Jaarverslag 2012
Inhoudsopgave Jaarverslag 2012 Voorwoord
7
Kerncijfers
8
Verslag van het bestuur Pensioenfondsbestuur Hoofdlijnen Communicatie Pensioenontwikkelingen Pensioenregelingen Financieel overzicht Beleggingsoverzicht Beheersing van de risico’s Vooruitzichten
10 10 15 17 18 20 22 27 32 36
Verslag van de deelnemersraad Oordeel van het verantwoordingsorgaan Rapport van de visitatiecommissie
37 38 39
Jaarrekening 2012 Balans per 31 december 2012 Staat van baten en lasten over 2012 Kasstroomoverzicht over 2012 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2012 Toelichting op de balans per 31 december 2012 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Toelichting op de staat van baten en lasten over 2012 Risicobeheer en derivaten
42 43 44 45 53 61 62 67
Overige gegevens
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
74 75 76
Bijlage
(Neven)functies bestuursleden
77
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
5
6
Jaarverslag 2012
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag 2012 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie.
Reservetekort Het fonds eindigde 2012 met een dekkingsgraad van 113,7%. Dat was 3,1%punt hoger dan het jaar ervoor. Het fonds had daarmee nog een reservetekort. Het herstelplan was in 2012 nog van kracht. De stijging was het gevolg van het rendement over 2012 en de toepassing van een andere rekenrente voor verplichtingen over twintig jaar en later. De onrust op de financiële markten duurde voort, vooral door de staatsschuldencrisis in Europa.
Veel werk verzet In 2012 is er veel op het fonds afgekomen. Zo heeft het bestuur zich moeten voorbereiden op nieuwe wetgeving in het kader van het nieuwe Financieel Toetsingskader. Het bestuur heeft een studiedag over dit thema georganiseerd. De deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan hebben hier ook aan deelgenomen. Het bestuur verwacht zich hier ook in 2013 en in 2014 nog intensief mee bezig te houden. Daarnaast is er een financieel crisisplan opgesteld. De werkzaamheden van alle adviseurs zijn geëvalueerd. Deze evaluaties waren positief. Voor de komende jaren zijn er dan ook nieuwe afspraken gemaakt. Verder heeft het fonds onder andere een actie gehouden om de adressen te achterhalen van gewezen deelnemers, zijn er UPO’s gestuurd naar gewezen deelnemers en is het risicomanagement verder ontwikkeld.
Vermogensbeheer Het bestuur is intensief in gesprek gegaan met de vermogensbeheerder, F&C. Deze gesprekken hebben geresulteerd in een nieuw contract. Het contract heeft een onbepaalde looptijd.
Advies en ondersteuning Op het gebied van transparantie en governance heeft het bestuur de deelnemersraad, het verantwoordings orgaan en de visitatiecommissie als gesprekspartner. In 2012 heeft er een visitatie plaatsgevonden. De discussies en adviezen met deze organen hebben bijgedragen aan de verdere versteviging van de positie van het fonds. Het bestuur bedankt iedereen die zich in 2012 heeft ingezet voor het fonds. 20 juni 2013 De heer J.P.M. Janssen, voorzitter De heer P.G.J. de Bruyn, vicevoorzitter
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
7
Kerncijfers 2012
2011
2010
2009
2008
32
32
32
32
32
1.628
1.698
1.735
1.820
1.829
Aantallen Werkgevers Actieve deelnemers
1
Waaronder: - Vrijwillige deelnemers
545
579
598
583
500
- Arbeidsongeschikten
116
124
118
119
137
- Vrijwillig vervroegde uittreders
63
96
101
88
72
- FVP'ers
14
18
35
18
14
2.081
1.860
1.900
4.013
6.063
2.725
2.974
3.246
3.578
2.311
166.585
144.653
121.274
107.970
99.166
(288)
(8.426)
5.228
1.823
-
23.091
23.705
20.235
22.171
11.995
Gewezen deelnemers
2
Gepensioneerden3 Financiële gegevens (bedragen x € 1.000) Voorziening pensioenverplichtingen Algemene reserve Weerstandsreserve Minimaal vereist eigen vermogen
7.330
6.509
5.436
4.923
4.958
113,7%
110,6%
121,0%
122,2%
112,1%
Premies
7.620
6.774
6.426
6.557
5.912
VPL-premie
2.454
-
-
-
-
11.128
8.939
7.964
8.402
6.846
3.353
3.133
2.982
2.927
2.852
Pensioenuitvoeringskosten
700
781
917
817
1.045
Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer
0,16
0,17
0,18
0,15
0,25
187.808
159.040
145.669
130.154
109.083
22.649
10.085
14.301
18.127
(35.210)
0,18%
0,16%
0,17%
0,18%
0,25%
Beleggingsperformance
14,25%
6,85%
11,09%
16,37%
(24,55%)
Beleggingsrendement afgelopen 5 jaar
19,15%
9,61%
(3,00%)
2,79%
-
Resultaat boekjaar
7.524
(10.184)
1.469
11.999
(54.681)
Z-score
(0,40)
(1,10)
0,09
0,05
(2,82)
Opbouw per jaar
1,75%
1,75%
1,75%
1,75%
1,75%
Premie per jaar
25,3%
22,6%
22,6%
21,6%
21,0%
Franchise
22.038
21.444
21.444
21.444
20.819
Maximumpensioengrondslag
28.218
28.042
27.272
26.359
25.386
Maximale pensioengevend salaris
50.256
49.486
48.716
47.803
46.205
Dekkingsgraad volgens FTK
Kostendekkende premie Pensioenuitkeringen
Belegd vermogen (actuele waarde) Opbrengst uit vermogen Kosten vermogensbeheer als percentage van belegd vermogen4
Gegevens voor deelnemers in regeling 19915
8
Jaarverslag 2012
2012
2011
2010
2009
2008
2%
2%
2%
2%
2%
23,6%
21,0%
21,0%
20,0%
19,5%
Premie per jaar
17.529
17.056
17.056
17.056
16.559
Franchise
57.855
57.013
56.018
54.648
52.749
Maximumpensioengrondslag
75.384
74.229
73.074
71.704
69.308
Toeslag per 1 januari voor actieve deelnemers
0%
0%
0%
0%
3,26%
Toeslag per 1 januari voor gewezen deelnemers en gepensioneerden
0%
0%
0%
0%
1,19%
Gegevens voor deelnemers in regeling 20066 Opbouw per jaar
Maximale pensioengevend salaris Toeslagverlening
In 2012 wordt het bijzonder partnerpensioen dat voorheen werd opgenomen onder de actieve deelnemers vermeld onder de gewezen deelnemers. Actieve deelnemers zijn deelnemers waarvoor pensioenopbouw plaatsvindt. 2 De stijging in 2012 ten opzichte van 2011 wordt veroorzaakt doordat vanaf 2012 de gewezen partners apart in de aantallen worden verantwoord. Gewezen deelnemers zijn deelnemers met premievrije aanspraken voor wie in het verleden pensioen is opgebouwd. 3 De daling in 2012 ten opzichte van 2011 wordt veroorzaakt doordat een groot aantal onvindbare gepensioneerden in 2012 de 70-jarige leeftijd heeft bereikt. Onvindbare gepensioneerden worden in de aantallen niet, in lijn met het beleid van het fonds, meer meegenomen vanaf de 70-jarige leeftijd. 4 Dit betreft alleen de daadwerkelijk bij het fonds in rekening gebrachte kosten vermogensbeheer, zoals verantwoord in de jaarrekening. 5 Regeling 1991 geldt voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en die op 31 december 2005 reeds in dienst waren van een aangesloten werkgever. 6 Regeling 2006 geldt voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 dan wel de werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden van een aangesloten werkgever. 1
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
9
Verslag van het bestuur Pensioenfondsbestuur Algemeen Een pensioenfonds moet maatregelen treffen om te zorgen dat goed pensioenfondsbestuur is gewaarborgd. Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de principes voor goed pensioenfondsbestuur van de Stichting van de Arbeid (STAR) verankerd in het wettelijk kader. De STAR heeft hiervoor 32 principes opgesteld. De principes betreffen onder meer zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht.
Integere bedrijfsvoering Het beleid van een fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in: • een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; • de analyse en de beheersing van integriteitrisico’s; • het voorkomen van belangenverstrengeling; • de duurzame beheersing van (financiële) risico’s; • eenmaal per drie jaar een continuïteitsanalyse.
Doelstelling Het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie is in het leven geroepen om werknemers en oud-werknemers te beschermen tegen financiële gevolgen van ouderdom en overlijden.
Het bestuur Het bestuur van het fonds wordt gevormd door drie leden van de werkgeversorganisatie en drie leden van de werknemersorganisaties. De samenstelling van het bestuur was eind 2012: Leden namens werkgeversorganisatie P.G.J. de Bruyn, voorzitter (Vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek) L.H.H. Engels, plaatsvervangend voorzitter (Vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek) P.M. Lemmen (Vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek) Er zijn drie vacante posities voor plaatsvervangende leden namens de werkgeversorganisatie. Leden namens werknemersorganisaties J.P.M. Janssen, vicevoorzitter (FNV Bondgenoten) A. Jorna, plaatsvervangend vicevoorzitter (De Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening) R.W. Vlietman (CNV Vakmensen) De heer Janssen is per 1 januari 2013 benoemd tot voorzitter. Per die datum is de heer De Bruyn vicevoorzitter. De functie van plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend vicevoorzitter wisselen ook. De heer Jorna is per 1 januari 2013 plaatsvervangend voorzitter en de heer Engels plaatsvervangend vicevoorzitter. De heer Hietkamp (CNV Vakmensen) is plaatsvervangend bestuurslid voor de heer Vlietman. Er zijn twee vacante posities voor plaatsvervangende leden namens de werknemersorganisaties.
10
Jaarverslag 2012
Benoeming bestuursleden Bestuursleden mogen alleen worden benoemd als de toezichthouder van het fonds, De Nederlandsche Bank (DNB), geen bezwaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van DNB moeten personen die het beleid van een pensioenfonds (mede) bepalen voldoende deskundig zijn met het oog op de belangen van de (gewezen) deelnemers en andere belanghebbenden. Procedure besluitvorming Het bestuur vergadert normaal gesproken viermaal per jaar en neemt besluiten in vergaderingen waarin ten minste twee werkgevers- en twee werknemersleden aanwezig zijn. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Deskundigheid van het bestuur Het bestuur heeft voor de bevordering en het op peil houden van de gewenste deskundigheid een deskundigheidsplan opgesteld. Het deskundigheidsplan ziet toe op de deskundigheid van bestuursleden. In het plan worden afspraken vastgelegd over de wijze waarop de deskundigheid van het bestuur wordt bevorderd. Daarbij is afgesproken dat het bestuur als collectief over de vereiste deskundigheid beschikt. Bij elke mutatie in het bestuur wordt vervolgens nagegaan of de vereiste deskundigheid dan nog steeds aanwezig is. Elk jaar bespreekt het bestuur de deskundigheid. Zo nodig wordt het plan aangepast aan de actuele ontwikkelingen. In het kader van het deskundigheidsplan houdt het bestuur jaarlijks een studiedag. Tijdens de studiedag besteedt het bestuur aandacht aan zaken die hun deskundigheid vergroten. In 2012 stond de studiedag in het teken van de Hoofdlijnennotitie en de herziening FTK. Deskundigheid van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan Naast de bestuursleden zijn ook de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan nadrukkelijk betrokken bij het goed functioneren van het fonds. In een tijd waarin de veranderingen in de pensioensector elkaar snel opvolgen en de financiële belangen steeds groter worden, ligt het voor de hand om ook ten aanzien van deze personen duidelijkheid te verschaffen over de kennis die nodig is om een goede gesprekspartner van het bestuur te kunnen zijn. In het ’Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering’ van de pensioenkoepels wordt dan ook aanbevolen om leden van deze organen op het benodigde deskundigheidsniveau te krijgen. In 2010 hebben zowel de deelnemersraad als het verantwoordingsorgaan hun eigen deskundigheidsplan vastgesteld. Dit is in 2011 geactualiseerd. De leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan nemen ook deel aan de studiedag van het bestuur. Daarnaast was er een afzonderlijke studiedag voor de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Die stond in 2012 het teken van risicobeleid, het pensioenakkoord en communicatie. Onafhankelijkheid bestuursleden Het bestuur behartigt de belangen van alle betrokken partijen. De beleidsvrijheid die het bestuur heeft, stelt extra eisen aan (mede)zeggenschap, verantwoording, toezicht, deskundigheid en transparantie in het kader van de besluitvorming van het bestuur en de gevolgen daarvan voor alle belanghebbenden. Daarom is naast de eis van een paritaire samenstelling van het bestuur de medezeggenschap van de deelnemers en pensioengerechtigden geregeld via de deelnemersraad. De bestuursleden publiceren daarnaast hun relevante (neven)functies in het jaarverslag. Gedragscode Het bestuur kent een gedragscode. Het doel van deze code is het geven van regels en richtlijnen voor bestuursleden en andere door het fonds aan te wijzen of aangewezen betrokkenen. De regels en richtlijnen moeten conflicten tussen de belangen van het fonds en de privébelangen van betrokkenen voorkomen. Dit geldt ook voor mogelijke conflicten over het gebruik van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privédoeleinden. Een compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode. In 2012 rapporteerde de compliance officer dat er in het afgelopen jaar geen onregelmatigheden of bijzonderheden waren met betrekking tot de naleving van de gedragscode.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
11
In 2012 is de heer mr. dr. E.M.G. Creusen uit dienst getreden bij APG. Zijn functie als compliance officer heeft hij daarom ook neergelegd. Mevrouw K. Bisschop vervulde in 2012 tijdelijk deze functie.
Klachten- en geschillenregeling van het fonds Het fonds kent een klachten- en geschillenregeling. In het verslagjaar werden geen klachten voorgelegd aan het bestuur. Er werden evenmin geschillen aan de commissie van beroep voorgelegd.
Nevenactiviteiten Het fonds voert, behalve de vpl-regeling, geen nevenactiviteiten uit. Op bladzijde 21 wordt deze regeling nader toegelicht.
Deelnemersraad De deelnemersraad is een adviesorgaan van het bestuur. Deelnemers en gepensioneerden kunnen via de deelnemersraad direct met het bestuur in contact treden over zaken die voor hen belangrijk zijn. De deelnemersraad bestaat uit twee vertegenwoordigers namens de actieve deelnemers en twee vertegen woordigers namens de gepensioneerden. De zittingsperiode is vier jaar. De heren Van der Drif en Meeuwissen zijn in 2012 benoemd in de deelnemersraad. De heren Berende en Kleba werden in het verslagjaar herbenoemd. De samenstelling van de deelnemersraad was eind 2012: Leden namens actieve deelnemers J. van der Drift G. Meeuwissen Leden namens gepensioneerden S.A.G. Berende, voorzitter H. Kleba
Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt over zijn beleid en de uitvoering ervan verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de principes van goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). Het verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks een oordeel over het door het bestuur gevoerde beleid. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan vindt u verderop in dit jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden: één lid vertegenwoordigt de werknemers, één lid vertegenwoordigt de gepensioneerden en één lid vertegenwoordigt de werkgevers. De twee leden die zitting hebben in het verantwoordingsorgaan namens de deelnemers en de gepensioneerden zijn tevens lid van de deelnemersraad. De zittingsperiode is vier jaar. De heer Van der Drift werd in 2012 benoemd als lid van het verantwoordingsorgaan. De heren Slutter en Berende zijn in het verslagjaar herbenoemd. Eind 2012 was de samenstelling van het verantwoordingsorgaan: Lid namens werkgevers A.A.B. Slutter, voorzitter Lid namens actieve deelnemers J. van der Drift, vicevoorzitter Lid namens gepensioneerden S.A.G. Berende
12
Jaarverslag 2012
Intern toezicht Voor het interne toezicht heeft het fonds gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie beoordeelt eens in de drie jaar de wijze waarop het fonds wordt bestuurd, de wijze waarop de pensioenregeling wordt uitgevoerd en de wijze waarop de langetermijnrisico’s worden beheerst. De commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden die zijn benoemd door het bestuur. De visitatiecommissie overlegt minimaal eenmaal per drie jaar met het bestuur. De visitatiecommissie rapporteert schriftelijk aan het bestuur. De onderzoeksresultaten van de visitatiecommissie worden opgenomen in het jaarverslag. In dit jaarverslag treft u de bevindingen van de visitatiecommissie in 2012.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Het pensioenfonds heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het bestuur is zich daarvan bewust. Het fonds besteedt daarom aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat betreft in het bijzonder algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. Het fonds besteedt vooral aandacht aan de maatschappelijke vraagstukken over verantwoord beleggen. Meer informatie over verantwoord beleggen vindt u terug in het hoofdstuk Beleggingsoverzicht.
Transparantie Het bestuur hecht veel waarde aan openheid en transparantie. Het bestuur probeert dit onder meer door zijn communicatiebeleid te bewerkstelligen. Meer informatie over het communicatiebeleid vindt u terug in het hoofdstuk Communicatie.
Bestuurlijke commissies Beleggingscommissie De beleggingscommissie adviseert het bestuur over het te voeren beleggingsbeleid en beoordeelt de prestaties van de vermogensbeheerders. Daarnaast houdt de beleggingscommissie toezicht op de wijze waarop de vermogensbeheerders hun bevoegdheid tot het nemen van tactische beleggingsbeslissingen uitoefenen. Het bestuur heeft in 2012 besloten dat alle bestuursleden zitting hebben in deze commissie. Dit betekent dat de heren Engels en Jorna in het verslagjaar zijn toegevoegd aan de beleggingscommissie. De samenstelling van de beleggingscommissie was eind 2012: Leden namens werkgevers P.G.J. de Bruyn L.H.H. Engels P.M. Lemmen Leden namens werknemers R.W. Vlietman, voorzitter J.P.M. Janssen A.Jorna
Communicatiecommissie De communicatiecommissie houdt zich bezig met de communicatie naar de belanghebbenden van het fonds. De samenstelling van de communicatiecommissie was eind 2012: Namens de werkgevers P.G.J. de Bruyn Namens de werknemers J.P.M. Janssen
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
13
Uitbesteding en adviseurs De administratie van het fonds is in 2012 uitgevoerd door APG Pensioenbeheer bv. Het vermogen wordt beheerd door F&C Investments en Syntrus Achmea Vastgoed. De jaarrekening wordt gecontroleerd door KPMG Accountants N.V. en voorzien van een actuariële verklaring door de waarmerkend actuaris van Towers Watson. Het bestuur blijft te allen tijde eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds en houdt toezicht op zijn adviseurs. Het fonds wordt bijgestaan door de volgende adviseurs: Algemeen adviseur HK Consultancy J.H. Klinkenberg Adviserend actuaris Towers Watson Drs. H.J.W. van Gemert AAG Beleggingsadviseur Investment Communication Consultancy Mevr. M. Verheul Compliance officer APG Mevr. K. Bisschop
Vertegenwoordiging Het bestuur werd gedurende het verslagjaar in de fondsen van Achmea Vastgoed vertegenwoordigd door de heer Vlietman. In 2012 is het bestuur in het College van Opdrachtgevers van Cordares vertegenwoordigd door de heer Vlietman en de heer Engels.
14
Jaarverslag 2012
Hoofdlijnen Reservetekort en herstelplan Ontwikkeling dekkingsgraad Het fonds eindigde 2011 met een dekkingsgraad van 110,6%. De dekkingsgraad steeg in de tweede helft van 2012 voorzichtig naar een uiteindelijk niveau van 113,7% eind december. Dit kwam doordat het fonds een goed rendement behaalde en doordat de overheid ingreep in de waardering van de verplichtingen. Rente gecorrigeerd met UFR De voornaamste oorzaak van de daling van de dekkingsgraad in de afgelopen jaren was de rente. Deze daalde in 2011 naar een historisch laag niveau en herstelde daarna enigszins. De rente is belangrijk omdat het fonds zijn pensioenverplichtingen moet berekenen op basis van die rente. Dat betekent dat het fonds aan de hand van de rente bepaalt hoe hoog de verplichtingen moeten zijn. Bij een hoge rente hoeft het fonds nu minder geld te hebben om aan latere verplichtingen te kunnen voldoen. Maar bij een lage rente moet het fonds juist meer geld hebben. In 2012 greep de wetgever in. De wetgever is van mening dat de rente onder meer zo laag staat door steun maatregelen vanuit de overheid. Hierdoor zou de martkrente geen eerlijk beeld van de markt meer geven. Om die reden is de Ultimate Forward Rate (UFR) geïntroduceerd. De UFR wordt toegepast voor de berekening van verplichtingen die over twintig jaar en later vervuld moeten worden. De UFR is een gemiddelde tussen de marktrente en een vast percentage van 4,2%. Door toepassing van de UFR steeg de dekkingsgraad. Nog steeds in reservetekort Het fonds moet reserves hebben. Die reserves moeten ervoor zorgen dat het fonds tegenvallende resultaten kan opvangen. Daarom moet het fonds minimaal een vereiste dekkingsgraad hebben van 113,9%. Sinds het najaar van 2011 is het fonds weer onder dit niveau gezakt en is een langetermijnherstelplan van kracht.
Toeslagverlening, franchise en premie Het fonds had eind 2012 niet genoeg financiële middelen om per 1 januari 2013 een toeslag te kunnen verlenen. Het toeslagbeleid gaat namelijk uit van toeslagverlening als de dekkingsgraad 120% bedraagt of meer. De opgebouwde en ingegane pensioenen werden daardoor niet verhoogd. Verder besloot het bestuur om de franchise per 1 januari 2013 te verhogen met de loonontwikkeling over 2012. Hierdoor bedraagt de franchise in 2013: • € 22.424,- voor de deelnemers van Pensioenregeling 1991; • € 17.836,- voor de deelnemers van Pensioenregeling 2006. In 2012 heeft het bestuur tevens een besluit genomen over de premie voor 2013. De hoogte van de premies in 2013 is als volgt vastgesteld: • 26,0% van de pensioengrondslag voor de deelnemers van Pensioenregeling 1991; • 24,4% van de pensioengrondslag voor de deelnemers van Pensioenregeling 2006. De vermelde premies zijn exclusief de VPL-premie. De VPL-premie wordt geheven vanaf 2012.
Risicobeleid In 2011 is het risicobeleid van het fonds herzien. Daarbij is het model FIRM van DNB als uitgangspunt genomen. Het bestuur besloot het uitvoeringsbedrijf voortaan jaarlijks een FIRM-rapportage te laten uitvoeren. Deze rapportage werd in maart 2012 door het bestuur behandeld. Aan de hand hiervan gaf het bestuur nadere instructies aan het uitvoeringsbedrijf.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
15
UPO aan gewezen deelnemers in 2012 Het bestuur besloot in 2012 gewezen deelnemers en ex-partners van (gewezen) deelnemers voor het eerst een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) toe te sturen. Dit UPO ontvangen zij vervolgens elke vijf jaar. Het fonds probeert voortdurend om gewezen deelnemers en ex-partners die zonder adres in de pensioenadministratie zijn geregistreerd, te traceren. Van deze mensen wordt geprobeerd hun huidige adres via de gemeentelijke basisadministraties te achterhalen. Zodra van iemand een actueel adres is achterhaald, krijgt deze ook een UPO toegestuurd.
Financieel crisisplan In 2012 heeft het bestuur het financieel crisisplan vastgesteld. Dit crisisplan is opgesteld volgens de aanwijzingen die door DNB zijn geformuleerd in de ’beleidsregel financieel crisisplan’. Het financieel crisisplan beschrijft de maatregelen die het fonds op korte termijn kan inzetten als de dekkingsgraad te ver daalt. Verder staat in het crisisplan gedefinieerd wat het fonds onder een crisis verstaat en wat de gevolgen zijn voor de belanghebbenden bij het fonds.
Aanpassing overlevingsgrondslagen In 2012 heeft het Actuarieel Genootschap (AG) de AG-Prognosetafel 2012-2062 uitgebracht. In de voorziening per einde 2012 heeft het fonds gebruik gemaakt van deze nieuwe tafel om aan te sluiten bij de meest recente inzichten in de levensverwachting. Het effect hiervan op de technische voorzieningen per einde 2012 is 0,9%. De AG-Prognosetafels zijn gebaseerd op de gehele Nederlandse bevolking. Om het verschil te compenseren tussen de overlevingskansen van de fondspopulatie en de gehele Nederlandse bevolking, maakt het fonds gebruik van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. Deze correctiefactoren zijn in 2012 aangepast om beter aan te sluiten bij de specifieke kenmerken van het fonds. Het effect hiervan op de technische voorzieningen per einde 2012 is 0,3%. De gezamenlijke aanpassing van de overlevingstafel en de toegepaste correctiefactoren hebben geleid tot een stijging van de technische voorzieningen met circa 1,2%.
Collectieve omzetting tijdelijk ouderdomspensioen in levenslang ouderdomspensioen Een groot aantal deelnemers heeft nog aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen. Het tijdelijk ouderdoms pensioen heeft een looptijd van 62 tot 65 jaar. De aanspraken worden relatief steeds lager omdat er geen opbouw meer plaatsvindt. Deelnemers stellen daardoor steeds vaker het tijdelijk ouderdomspensioen uit omdat het opgebouwde pensioen niet toereikend is, om eerder met pensioen te gaan. Het bestuur heeft daarom besloten de rechten op tijdelijk ouderdomspensioen collectief om te zetten naar levenslang ouderdoms pensioen. In 2013 zal dit geëffectueerd worden. Indien een deelnemer toch eerder dan 65 jaar wil stoppen met werken, dan kan hij het ouderdomspensioen altijd nog vervroegen. Indien een deelnemer bezwaar maakt tegen de omzetting, behoudt hij zijn tijdelijk ouderdomspensioen.
16
Jaarverslag 2012
Communicatie Het bestuur staat voor openheid en transparantie. Het hanteert een communicatiebeleid dat recht doet aan deze waarden. Daarom wordt voortdurend gekeken naar mogelijke verbeteringen van de communicatie naar belanghebbenden van het fonds. Via de website en het periodieke blad Pensioennieuws worden de belanghebbenden op de hoogte gehouden van het gevoerde beleid en van de ontwikkelingen in de pensioenwereld. Daarnaast kunnen actieve deelnemers die geboren zijn na 1 januari 1950 gebruikmaken van de Pensioenplanner. De Pensioenplanner is een onderdeel van de website van het fonds en stelt actieve deelnemers in staat om berekeningen te maken van hun (toekomstig) pensioen.
Pensioennieuws Pensioennieuws is een periodieke uitgave van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie en het Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie. Met Pensioennieuws informeert het fonds zijn belang hebbenden op een laagdrempelige manier over belangrijke ontwikkelingen bij of rondom het fonds. Pensioennieuws is in 2012 tweemaal verschenen, in januari en augustus.
Website In 2012 is geanalyseerd hoe de website www.baksteenpensioen.nl is bezocht tijdens het verslagjaar. Op basis van die informatie kan het bestuur eventueel maatregelen treffen om de website te verbeteren. Uit het onderzoek naar het websitebezoek bleek dat de website in 2012 gemiddeld 191 unieke bezoekers had per maand. Dit is 2,92% van het totaal aantal deelnemers. Het aantal unieke bezoekers is ongeveer gelijk aan 2011; toen had de website gemiddeld 190 unieke bezoekers per maand. De website werd vooral overdag geraadpleegd. Tijdens werkdagen werd de website beter bezocht dan in het weekend.
Voorwaardelijkheidsverklaring en toeslagverlening Pensioenuitvoerders zijn wettelijk verplicht deelnemers te informeren over de toeslagverlening binnen de pensioenregeling. Voor deze communicatie gebruikt de pensioenuitvoerder teksten die door de AFM zijn voorgeschreven. Dit wordt een voorwaardelijkheidsverklaring genoemd. In de voorwaardelijkheidsverklaring wordt aangegeven of en, zo ja, hoe de toeslagen worden verleend over het huidige jaar. Ook geeft het inzicht in de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar. Het verlenen van toeslagen is volledig afhankelijk van de financiële positie van het fonds. De toeslag is afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Bij een dekkingsgraad van 120% en hoger wordt volgens een staffel 1% tot 3% toeslag verleend.
Pensioenoverzicht op mijnpensioenoverzicht.nl In 2010 hebben alle Nederlandse pensioenfondsen aansluiting gerealiseerd op mijnpensioenoverzicht.nl. Dat is een website waarop het voor alle Nederlanders mogelijk is om een overzicht te krijgen van alle pensioenen die zij opgebouwd hebben bij collectieve pensioenfondsen en verzekeraars. Ook het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie stelt zijn gegevens via die website ter beschikking. Zo spoedig mogelijk na het verzenden van de jaarlijkse UPO worden de gegevens op mijnpensioenoverzicht.nl geactualiseerd. Dit geldt ook voor de gegevens ten behoeve van gewezen deelnemers en ex-partners in de jaren dat aan deze groep geen UPO per post wordt verzonden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
17
Pensioenontwikkelingen Veranderingen na kabinetswisseling De val van het kabinet Rutte I, de afspraken uit het Lenteakkoord en het regeerakkoord van Rutte II leidden tot verschillende beleidswijzigingen voor pensioen en AOW. • De AOW-leeftijd gaat omhoog. De eerste drie jaar komt er steeds een maand bij. Vanaf 2015 wordt het tempo verder opgevoerd, zodat al in 2021 de AOW-leeftijd op 67 jaar ligt. • De AOW wordt niet flexibeler voor individuele gevallen. • De pensioenrichtleeftijd gaat omhoog van 65 naar 67 jaar. • Er komt aftopping van het loonniveau waaronder fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw mogelijk blijft. De grens is een jaarinkomen van 100.000 euro. • De fiscale kaders voor aanvullende pensioenregelingen worden ingeperkt (Witteveenkader). Per 2014 wordt het toegestane opbouwpercentage in een middelloonregeling verlaagd naar 2,15 procent, en in 2015 naar 1,75 procent. • Er komt geen extra jaarlijkse verhoging van de AOW met 0,6 procent tot 2028. • De vitaliteitsregeling gaat niet door. • De doorwerkbonus voor oude werknemers is per 1 januari 2013 ingevoerd. • Er komen nieuwe financiële toetsingskaders voor pensioenfondsen.
AOW-ingangsdatum Per 1 april 2012 is de ingangsdatum van de AOW verschoven naar de 65e verjaardag. Daardoor is voor iedereen die na 1 april 2012 65 jaar wordt, de eerste AOW-uitbetaling lager dan de latere uitbetalingen. Hoe later de verjaardag in de maand valt, hoe lager de eerste uitkering. Bij vroeggepensioneerden en vutters die laat in de maand jarig zijn, leidt dat in die maand tot een inkomensgat. Dit komt omdat de vroegpensioen- en VUT-uitkeringen voor het laatst worden uitbetaald in de maand voordat men 65 jaar wordt.
Nieuw financieel toetsingskader Er komt een nieuw financieel toetsingskader (FTK2) voor pensioenfondsen. De hoofdlijnennota die toenmalig minister Kamp de Tweede Kamer heeft aangeboden, is gebaseerd op de afspraken van het Pensioenakkoord uit 2010. Bedoeling is dat pensioenregelingen opgewassen zijn tegen schokken op de financiële markten, de stijgende levensverwachting kunnen opvangen, transparanter zijn en jongeren en ouderen gelijk behandelen. Sociale partners kunnen kiezen uit twee soorten contracten: • Een nieuw contract met flexibelere aanspraken (reëel pensioencontract). • Het aangepaste pensioencontract (nominaal pensioencontract). De invoeringsdatum van FTK2 is uitgesteld tot 1 januari 2015. De betreffende wetgeving zal in de loop van 2013 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.
Wetswijzigingen Verhoging AOW en pensioenleeftijd Naar aanleiding van het Lenteakkoord is het wetsvoorstel Verhoging AOW- en pensioenleeftijd behandeld door de Eerste en Tweede Kamer. Dit betreft ook de inperking van het Witteveenkader per 1 januari 2014 (zie boven). Zowel de AOW-leeftijd als de fiscale pensioenrichtleeftijd voor aanvullende pensioenen worden in de toekomst automatisch aangepast aan de stijging van de levensverwachting. Dat gebeurt op basis van prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Wet Bpf 2000, artikelen 5, 6 en 7 De Eerste en Tweede Kamer hebben ingestemd met een voorstel tot wijziging van de markt- en overheids bepalingen in de Wet Bpf 2000. Het gaat om regels voor bedrijfstakpensioenfondsen (Bpf’en) rondom naamsgebruik, gegevensverwerking en informatieverstrekking aan deelnemers en werkgevers. De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel een paar belangrijke wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel van het kabinet.
18
Jaarverslag 2012
Door deze wetswijziging mogen pensioenuitvoeringsorganisaties in het openbaar vaker de naam gebruiken van de bedrijfstakpensioenfondsen waarvoor het werkzaamheden verricht. Dit geldt echter niet voor communicatie met consumenten over financiële producten.
Besluit marktmisbruik Wft: verbod op clustermunitie Per 1 januari 2013 is via het Besluit marktmisbruik Wft een verbod ingevoerd op directe investeringen in de productie, verkoop en distributie van clustermunitie. Op grond van artikel 143 Pensioenwet is dit besluit ook van toepassing op pensioenfondsen. Beleggingen, leningen of niet vrij verhandelbare deelnemingen in een onderneming die clustermunitie produceert, verkoopt of distribueert, worden gezien als handelingen die in strijd zijn met een integere bedrijfsuitoefening.
KKB: Pensioengerechtigden in pensioenbestuur Pensioengerechtigden krijgen een eigen vertegenwoordiging in het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds. Dat is bepaald in de initiatiefwet Ko er Kaya-Blok (KKB). Deze wet gaat over hetzelfde onderwerp als de wet Versterking bestuur pensioenfondsen (zie hieronder). Omdat bij deze laatste vertraging is opgetreden, zal de initiatiefwet KKB pas per 1 juli 2013 in werking treden. Daarna hebben pensioenfondsen een jaar de tijd om de statuten aan te passen.
Wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen De Tweede Kamer heeft gesproken over het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen. Ook heeft de SER hierover geadviseerd. In december zijn er aanpassingen gedaan in het wetsvoorstel. Het is de bedoeling dat de parlementaire behandeling voor 1 juli 2013 is afgerond. Als dat lukt, zal deze wet geldend recht worden boven de initiatiefwet KKB (zie hierboven). Er zijn vijf bestuursmodellen: een paritair model, een onafhankelijk model en drie modellen zijn gebaseerd op het one-tier-board. In alle modellen zitten onafhankelijke bestuurders en in twee van de modellen zit ook een paritaire vertegenwoordiging van belanghebbenden in het fonds (werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden).
Afronding FVP-regeling De FVP-bijdrageregeling voorzag in de vergoeding van pensioenopbouw van werknemers die na werkloosheid in aanmerking kwamen voor een WW-uitkering. De regeling is in 2012 afgeschaft, maar de laatste betalingen moeten nog plaatsvinden. Wie vóór 2010 in aanmerking kwam voor de FVP-bijdrage, heeft nog recht op een volledige vergoeding vanuit FVP, volgens de laatst geldende regels. Deze betalingen vinden thans nog plaats. De groep die gedurende 2010 in aanmerking kwam voor FVP, komt in aanmerking voor de overgebleven FVP-gelden. In 2011 berichtte FVP dat deze gelden uiterlijk vóór 1 januari 2014 zouden zijn verdeeld, en dat naar schatting een recht van circa 50% zou ontstaan voor deze betrokkenen. Inmiddels laat FVP weten dat deze verdeling niet vóór de zomer van 2014 zal plaatsvinden, en doet FVP geen uitspraken meer over de te verwachten bijdragen.
Europese regelgeving Witboek Pensioenen Het Witboek Pensioenen, dat de Europese Commissie in februari 2012 presenteerde, benadrukt het belang van een herziening van de pensioensystemen in de lidstaten, en een meer gecoördineerde Europese aanpak. Het kabinet reageerde positief op het vergroten van draagvlak voor pensioenvoorzieningen, een betere balans tussen werkjaren en pensioenjaren, en het stimuleren van aanvullende pensioenspaarregelingen. Het kabinet heeft echter ernstige bezwaren tegen het voornemen om de Europese Pensioenfondsrichtlijn (de IORP-richtlijn) te herzien met het doel een gelijk speelveld voor financiële instellingen te verkrijgen. Als aan pensioenfondsen dezelfde solvabiliteitseisen worden voorgeschreven als voor verzekeraars (Solvency II), dan moeten de buffers van pensioenfondsen aanzienlijk worden vergroot. Het kabinet benadrukt dat pensioenfondsen verschillen van verzekeraars en dat er geen behoefte is aan hogere solvabilteitseisen voor pensioenfondsen. Het gevolg kan een kostenstijging zijn, die voor Nederland onacceptabel is.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
19
Pensioenregelingen De regelingen Vanaf 1 januari 2006 gelden er twee pensioenregelingen: • Regeling 1991 geldt voor werknemers in de baksteenindustrie die zijn geboren vóór 1 januari 1950 én die op 31 december 2005 in dienst waren. • Regeling 2006 geldt voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 dan wel de werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden van een aangesloten onderneming. Ouderdomspensioenregeling (Regeling 1991) Sinds 1 januari 1991 geldt een loonafhankelijke pensioenregeling. Dat betekent dat de pensioenopbouw afhankelijk is van het brutosalaris in het betreffende jaar, met inachtneming van een bepaald maximum. Het maximum is gelijk aan het maximum premiejaarloon voor Sociale Verzekeringen. Per deelnemingsjaar wordt een pensioen opgebouwd van 1,75% van het brutosalaris, minus de franchise. De premie wordt betaald door de werkgever (tweederde deel) en de werknemer (eenderde deel). Daarnaast behoudt de groep werknemers die onder de Regeling 1991 vallen recht op vroegpensioen en overgangsregeling. Ouderdomspensioenregeling (Regeling 2006) In deze regeling is het opbouwpercentage 2% van het brutosalaris, minus de franchise. De franchise is een stuk lager dan in de Regeling 1991. Hierdoor kan jaarlijks meer pensioen worden opgebouwd dan voorheen. Het hogere pensioen kan worden gebruikt om eerder te stoppen met werken dan 65 jaar. De regeling is een loonafhankelijke pensioenregeling. Dat betekent dat de pensioenopbouw afhankelijk is van het brutosalaris in het betreffende jaar, met inachtneming van een bepaald maximum. Het maximum is gelijk aan anderhalf keer het maximale premiejaarloon voor Sociale Verzekeringen. De minimale toetredingsleeftijd van de regeling is 21 jaar. De premie voor de regeling wordt betaald door de werkgever en de werknemer. Zij nemen elk de helft van de premie voor hun rekening.
Aanvullende regeling De bedrijfstakpensioenregeling is met ingang van 1 januari 2008 uitgebreid met een aanvullende regeling. De aanvullende regeling heeft betrekking op de opbouw van pensioen boven het maximale pensioengevend salaris en tot de minimale fiscale franchise.
Premies De pensioenen worden gefinancierd door het heffen van een premie waaraan zowel de werkgever als de werknemer een bijdrage levert. De hoogte van de premies in 2012 was als volgt: • 25,3% voor de deelnemers van Pensioenregeling 1991 • 23,6% voor de deelnemers van Pensioenregeling 2006 De vermelde premies zijn exclusief de VPL-premie. De VPL-premie wordt geheven vanaf 2012.
Toeslagbeleid De toeslag is uitdrukkelijk voorwaardelijk. Het bestuur heeft ook geen ambitie om een toeslag te verlenen. De verhoging kan per jaar verschillend zijn. Of er een toeslag wordt gegeven hangt af van de financiële positie van het fonds. Het fonds heeft hiervoor geen geld gereserveerd of extra pensioenpremie in rekening gebracht. Het is een jaarlijkse beoordeling van het bestuur. In beginsel worden jaarlijks de pensioenen (zowel de uitkeringen als de opgebouwde aanspraken) verhoogd, maar het bestuur beslist daar elk jaar weer opnieuw over. Toeslagverlening is rechtstreeks afhankelijk van de financiële situatie van het fonds. Er is dus geen koppeling met de loonontwikkeling in de bedrijfstak of met de prijsontwikkeling. In plaats daarvan is de toeslag afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. In tabel 1 is dit schematisch weergegeven.
20
Jaarverslag 2012
Tabel 1 Staffel met betrekking tot het verlenen van toeslag
Hoogte van de dekkingsgraad
Percentage toeslagverlening
Lager dan 120%
Geen toeslagverlening
Tussen 120% en 130%
1%
Tussen 130% en 140%
2%
Hoger dan 140%
3%
Vrijwillige aansluiting Sinds 1 januari 2008 hebben werkgevers de mogelijkheid om voor hun werknemers die niet verplicht aangesloten zijn bij het pensioenfonds, op vrijwillige basis aan de regeling deel te nemen. Dit geldt ook voor het personeel van de aangesloten werkgevers in de baksteenindustrie die niet onder de CAO vallen. Daarnaast kunnen ondernemingen uit de keramische aardewerk- en dakpannenindustrie zich vrijwillig bij het fonds aansluiten. Tevens kunnen brancheorganisaties, alsmede holdings van ondernemingen in de baksteenindustrie en de keramische dakpannen- en aardewerkindustrie, deelnemen.
VPL-regeling Vanaf 2012 voert het bestuur van het fonds de VPL-regeling uit voor sociale partners. De uitvoering van deze regeling betreft een nevenactiviteit. Hiervoor wordt sinds 2012 apart premie geïnd en toegevoegd aan de bestemmingsreserve. Jaarlijks wordt een besluit genomen over de toekenning van pensioenrechten. Deze worden aan de technische voorziening toegevoegd en gefinancierd vanuit de bestemmingsreserve.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
21
Financieel overzicht In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de omvang, de premieontvangsten en pensioenuitkeringen weergegeven. Tevens vindt u een samenvatting van de financiële positie van het pensioenfonds.
Werkgevers en deelnemers Tabel 2 Aantallen werkgevers en deelnemers in de laatste tien jaar
Jaar
Premiebetalende werkgevers
Totaal aantal deelnemers
Arbeidsongeschikte deelnemers die geen premie meer betalen
Arbeidsongeschikte deelnemers als percentage van totaal aantal deelnemers
Gewezen deelnemers met premievrije rechten
2002
37
1.299
253
19
9.651
2003
32
1.299
241
19
9.085
2004
29
1.277
214
17
8.462
2005
29
1.217
188
16
7.785
2006
29
1.267
175
14
7.146
2007
29
1.276
143
11
6.794
2008
32
1.829
137
7
6.063
2009
32
1.820
119
7
4.013
2010
32
1.735
118
7
1.900
2011
32
1.698
124
7
1.860
2012
32
1.628
116
7
2.081
Gedispenseerde werkgevers Eén werkgever heeft dispensatie gekregen voor drie van zijn werknemers.
Premie De premie bedroeg in 2012 voor deelnemers in de Regeling 1991 25,3% (2011: 22,6%). De premie voor deelnemers in de Regeling 2006 was in 2012 23,6% (2011: 21,0%). Tabel 3 Premieontvangsten (bedragen x € 1.000)
2012
2011
Premie voor verplichte verzekering
3.568
3.171
Premie voor vrijwillige verzekering
3.285
2.860
Premie voor voortgezette verplichte verzekering
216
195
Premie voor aanvullende verzekering
551
548
2.454
-
10.074
6.774
Premie VPL Totaal
Premie-invordering De premie-invordering verliep in het verslagjaar goed.
22
Jaarverslag 2012
Pensioenuitkeringen In tabel 4 worden de aantallen pensioengerechtigden vermeld die gedurende 2012 een uitkering hebben ontvangen. Tevens wordt per pensioensoort het uitbetaalde jaarbedrag weergegeven. Tabel 4 Pensioenuitkeringen (bedragen x € 1.000)
Aantal lopende pensioenen 2012
Jaarbedrag 2012
Aantal lopende pensioenen 2011
Jaarbedrag 2011
1.387
2.342
1.381
2.106
936
996
962
1.015
14
15
16
12
2.337
3.353
2.359
3.133
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Totaal
Eenmalige uitkeringen In verband met afkoop van kleine pensioenen werd in 2012 € 221.000 aan eenmalige pensioenuitkeringen uitbetaald. In 2011 was dat € 454.000.
Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten (exclusief kosten vermogensbeheer) bedragen in 2012 € 700.000 ten opzichte van € 781.000 in 2011. Het totaal aantal actieve deelnemers plus pensioengerechtigden op 31 december 2012 was 4.353 (2011: 4.672). De kosten per persoon kwamen daarmee uit op € 161 (2011: € 167). Het fonds heeft hiermee invulling gegeven aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. De cijfers zijn opgenomen in het hoofdstuk Kerncijfers. Het bestuur volgt de hoogte van de kosten nauwlettend en heeft in de afgelopen jaren verdere actie onder nomen om deze kosten te verlagen. In 2012 zijn onder andere de kosten van de adviseurs geanalyseerd en zijn er nieuwe afspraken gemaakt. Toch is de verwachting dat deze kosten de komende jaren weer zullen toenemen door de maatregelen die voortvloeien uit het aangescherpte toezicht en de uitwerking van het pensioen akkoord. De pensioenuitvoeringskosten worden voornamelijk gefinancierd uit de ontvangen premies en de vrijval van excassokosten van de uitkeringen.
Kosten vermogensbeheer De kosten van vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen zijn conform aanbeveling van de Pensioenfederatie opgenomen in het hoofdstuk Kerncijfers. In het jaar 2012 zijn wat betreft vermogensbeheer de volgende kosten gemaakt: Tabel 5 Kosten vermogensbeheer (bedragen x € 1.000)
Beheerskosten van beleggingen
382
Prestatieafhankelijke vergoedingen
(22)
Kosten bewaarloon Belastingen Overige kosten
72 2 41
Transactiekosten
167
Totaal
642
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
23
Voor de bepaling van de hiervoor gepresenteerde transactiekosten is het volume van ultimo 2011 gehanteerd. Voor de kosten per transactie zijn de kosten per ultimo 2012 gebruikt. De prestatieafhankelijke vergoedingen over 2012 zijn op dit moment nog niet bekend, de in dit overzicht opgenomen prestatieafhankelijke vergoedingen betreffen derhalve die over 2011. De kosten vermogensbeheer uitgedrukt als percentage van het gemiddeld belegd vermogen bedragen 0,37%. Voor de transactiekosten is dit 0,10%. Er zijn geen vergelijkende cijfers over 2011 beschikbaar. De hierboven gepresenteerde kosten vermogensbeheer en percentages wijken af van de kosten vermogens beheer in de jaarrekening en kerncijfers, aangezien daar alleen de daadwerkelijk bij het fonds in rekening gebrachte kosten zijn verantwoord.
Financiële positie van het fonds De financiële positie van het fonds is per 31 december 2012 verbeterd ten opzichte van 31 december 2011.
Dekkingsgraad Per 31 december 2012 bedroeg de dekkingsgraad van het fonds 113,7% (per 31 december 2011: 110,6%).
Achtergronden en oorzaken van de ontwikkelingen in de financiële gegevens Op het einde van het boekjaar bedragen de voorzieningen en reserves: Tabel 6 Stand van de voorzieningen en reserves (bedragen x € 1.000)
Technische voorzieningen Algemene reserve Weerstandsreserve Bestemmingsreserve 15-jaarsregeling
166.585 (288) 23.091 -
Technische Voorzieningen De Technische Voorzieningen (TV) zijn gelijk aan de contante waarde van de op de balansdatum verkregen aanspraken, inclusief de toeslagverlening per 1 januari volgend op de balansdatum.
Algemene reserve Het saldo van de rekening van baten en lasten, vermeerdert respectievelijk vermindert met de onttrekking respectievelijk de toevoeging aan de weerstandsreserve, wordt toegevoegd respectievelijk onttrokken aan de algemene reserve.
Weerstandsreserve In de jaarrekening is aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toetsing aan het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie door het vormen van een weerstandsreserve. De weerstandsreserve dient onder meer ter opvang van een mogelijke waardedaling van de beleggingen. Om de weerstandsreserve op het gewenste niveau te brengen, wordt jaarlijks een deel van het saldo van de rekening van baten en lasten toegevoegd of onttrokken. De algemene reserve en de weerstandsreserve vormen samen het eigen vermogen.
Bestemmingsreserve 15-jaarsregeling Deze regeling, ook wel VPL overgangsregeling genoemd, is van toepassing op werknemers geboren in 1950 of later die sinds 31 december 2005 onafgebroken deelnemer zijn bij het pensioenfonds. Per 31 december 2005 zijn voor hen eenmalig extra rechten op ouderdoms- en nabestaandenpensioen vastgesteld die feitelijk worden toegekend op 31 december 2020, of indien dit eerder is op de eerste dag van de maand waarin men de 62-jarige leeftijd bereikt. Voorwaarde is dat men tot aan de toekenningsdatum onafgebroken deelnemer blijft bij het pensioenfonds.
24
Jaarverslag 2012
De financiering van de regeling vindt plaats in de 9-jarige periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2020. In een brief van 31 oktober 2012 heeft de Nederlandsche Bank uitdrukkelijk gesteld dat de uitvoering van de regeling door het pensioenfonds financieel neutraal behoort te zijn. Financiering vindt daarom plaats uit een daarvoor gevormde bestemmingsreserve. Deze ontwikkelt zich gedurende de 9-jaars financieringsperiode door toevoeging van premies en rendement (op basis van gemiddeld fondsrendement) en door onttrekking van het benodigde vermogen voor inkoop van de VPL aanspraken op de toekenningsdatum. Het benodigde vermogen voor inkoop wordt bepaald op basis van fondsgrondslagen, rekening houdend met de opslag voor excassokosten. De bestemmingsreserve 15-jaarsregeling wordt apart op de balans van het fonds aangehouden en wordt in mindering gebracht op het vermogen bij het bepalen van de financiële positie van het fonds. De bestemmings reserve is per einde 2012 nog gelijk aan nul, doordat er minder premie is binnengekomen dan dat er benodigd was voor de inkoop van de VPL-aanspraken. Feitelijk is de bestemmingsreserve per einde 2012 hierdoor licht negatief, maar omdat een negatieve bestemmingsreserve niet op de balans verantwoord kan worden, is de bestemmingsreserve op nul gezet. Dit heeft geleid tot een klein verlies voor het fonds. De cao-partijen zijn in 2013 met het bestuur overeengekomen dat het in 2012 ontstane tekort op de bestemmingsreserve VPL in 2013 wordt aangevuld. Hiermee wordt het verlies dat in 2012 is ontstaan voor het fonds teniet gedaan,
Premies De samenstelling van de premiebijdragen is als volgt: Tabel 7 Diverse premies in 2012 (bedragen x € 1.000)
Kostendekkende premie
11.128
Feitelijke premie
7.620
Gedempte premie
7.570
De feitelijke premie was in 2012 lager dan de kostendekkende premie, maar hoger dan de gedempte premie. Omdat het fonds de feitelijke premie toetst aan de gedempte premie, is de feitelijke premie in 2012 toereikend voor de actuariële inkoop. Het verschil tussen de kostendekkende premie en de gedempte premie wordt veroorzaakt door het verschil in gehanteerde rente. De gedempte premie wordt gebaseerd op een vaste rente van 4,5%, terwijl voor de kosten dekkende premie wordt uitgegaan van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per einde vorig boekjaar. De rente in deze rentetermijnstructuur was per einde 2011 gemiddeld genomen gelijk aan 2,76%, en daarmee een stuk lager dan 4,5%.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
25
Resultaat boekjaar Het positieve saldo in 2012 bedraagt € 7.524. In het hiernavolgende overzicht laten wij zien hoe het positieve saldo is opgebouwd. Tabel 8 Opbouw saldo (bedragen x € 1.000)
Saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur Saldo uit hoofde van beleggingsopbrengsten
20.332
Saldo uit hoofde van premie
(1.878)
Saldo uit hoofde van waardeoverdrachten Saldo uit hoofde van kosten
(3)
Saldo uit hoofde van kanssystemen Saldo uit hoofde van toeslagverlening Saldo uit hoofde van overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen Saldo uit hoofde van VPL-regeling
7
Saldo uit hoofde van andere oorzaken
26
(110) 270
Saldo uit hoofde van uitkeringen
7
(10.119)
VPL staat voor VUT (Vervroegd UitTreden), Prepensioen en Levensloop.
386 (1.617) (86) 349
Jaarverslag 2012
Beleggingsoverzicht Marktontwikkelingen Het jaar 2012 stond in het teken van de ingrepen van de centrale banken en de achterblijvende economische groei in de wereld, zelfs een recessie in Europa. De schuldenproblemen van de Zuid-Europese landen verergerden zienderogen. Dit leidde in Griekenland tot grote afschrijvingen op de staatsobligaties. Europa, Japan en opkomende landen als China, India en Brazilië kenden een grote terugval van de economische groei. In de Verenigde Staten bleef de groei stabiel, maar op een laag niveau. Aan het eind van het jaar verbeterden de vooruitzichten voor China en Japan, maar dit kon niet voorkomen dat de wereldwijde economische groei in 2012 stagneerde. De onzekerheid over de ontwikkelingen in Europa leidde tot een vlucht van beleggers naar ’veilige havens’, zoals Duitse en Nederlandse staatsobligaties. Hierdoor daalde de rente van deze obligaties tot historisch lage niveau’s. De 30-jaars swaprente in Europa daalde van 2,7% tot 1,8% begin juni, waarna de lange rente zich herstelde tot 2,25% aan het eind van het jaar. Begin oktober wijzigde De Nederlandsche Bank de wijze waarop de verplichtingen van de pensioenfondsen gewaardeerd moesten worden. Deze methodiek wordt de Ultimate Forward Rate of UFR genoemd. Het effect van de gewijzigde methodiek is een hogere dekkingsgraad voor het fonds. De woningmarkt in Nederland heeft veel te lijden van de dalende koopkracht en het lage consumenten vertrouwen als gevolg van de aanhoudende economische crisis. Sinds de start van de kredietcrisis in 2008 zijn woningen gemiddeld met bijna 16% in waarde afgenomen.
Beleggingen in het verslagjaar In 2012 is het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie overgegaan op een nieuwe indeling van de beleggingsportefeuille. De portefeuille is met ingang van 2012 onderverdeeld in een match- en een return portefeuille. Voorheen was er een indeling op basis van liquide en illiquide onderdelen van de portefeuille. Het doel van de nieuwe indeling is om het totale risicoprofiel beter te kunnen sturen. Het primaire doel van de matchportefeuille is vermindering van het risico in relatie tot de verplichtingen. Het doel van de returnportefeuille is extra rendement voor het herstel van de dekkingsgraad en het creëren van goede indexatiekansen. In de returnportefeuille zitten onder andere aandelen, obligaties, indirect onroerend goed en grondstoffen. Het beleid over de totale beleggingsportefeuille in het afgelopen jaar was mede gericht op herstel van de dekkingsgraad. Ondanks het feit dat gedurende het verslagjaar de kapitaalmarktrente tot historisch lage niveaus daalde, waardoor de omvang van de verplichtingen sterk toenam, kon de dekkingsgraad toch stijgen. Tegenover de gestegen verplichtingen stonden namelijk hoge rendementen van de beleggingen in zowel de matchportefeuille als de returnportefeuille. Het fonds heeft als strategisch uitgangspunt in 2012 een renteafdekking van circa 70% door middel van LDI pools, Europese staatsobligaties en hypotheken. Over heel 2012 is de swaprente gedaald, waardoor de LDI pools de grootste bijdrage hadden op het portefeuille rendement. Tabel 9 laat de beleggingen in procenten zien van 2012 en 2011. In de tabel is de uitkomst (Weging) te zien naast de afspraak (Norm).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
27
Tabel 9 Beleggingsportefeuille ultimo 2012 en 2011
Weging 31-12-12
Norm 2012
Weging 31-12-11
Return portefeuille
64,1%
64,1%
67,3%
Match portefeuille
35,9%
35,9%
32,7%
Totaal portefeuille
100,0%
100,0%
100,0%
61,5%
60,1%
63,5%
8,0%
8,0%
7,3%
Liquide return portefeuille Aandelen Converteerbare obligaties Grondstoffen
2,6%
2,6%
2,7%
27,9%
29,3%
26,5%
0,0%
0,0%
0,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Onderhandse Leningen
0,0%
0,0%
0,1%
GTAA
4,7%
4,7%
4,2%
95,3%
95,3%
95,7%
100,0%
100,0%
100,0%
Lange Europese staatsobligaties
21,8%
21,8%
14,4%
Hypotheken
21,1%
21,1%
24,6%
LDI, pools
57,1%
57,1%
60,7%
100,0%
100,0%
100,0%
Obligates (incl. credits) Liquide middelen Totaal liquide return portefeuille Illiquide return portefeuille8
Indirect onroerend goed Totaal illiquide return portefeuille Match portefeuille9
Totaal match portefeuille
Het uitgangspunt voor de samenstelling van de beleggingsportefeuille is de Asset Liability Management-studie (ALM-studie) die in 2010 is uitgevoerd. De ALM-studie geeft inzicht in het evenwicht tussen de beleggingen en de pensioenverplichtingen op de lange termijn. Het renterisico is één van de belangrijkste risico‘s voor pensioenfondsen. Ook het fonds heeft te maken met dit risico; de verplichtingen hebben namelijk een langere looptijd dan de bezittingen. Vanwege dit verschil loopt het fonds renterisico. Wanneer de rente daalt, nemen de pensioenverplichtingen sterker toe dan de waarde van de bezittingen. Het bestuur heeft besloten het renterisico voor 70% af te dekken.
Rendement van de beleggingsportefeuille Het rendement van de portefeuille van het fonds wordt afgezet tegen een meetlat (de zogenaamde benchmark) om de resultaten te kunnen beoordelen. In verband met de overgang naar de match & return structuur vanaf 25 januari 2012 kunnen alleen over de periode 25-1-2012 t/m 31-12-2012 de rendementen per beleggingscategorie weergegeven worden. Het rendement bedroeg over deze periode inclusief rentedekkingsinstrumenten 9,45% tegenover de benchmark van 10,21%. Het rendement van de totale portefeuille bedroeg over geheel 2012 inclusief renteafdekkingsinstrumenten 14,25%. De benchmark bedroeg 14,88%. Het fonds heeft dus minder goed gepresteerd dan de benchmark. 8 9
28
De daadwerkelijke portefeuilleverdeling per allocatiemoment of per kwartaal is de basis waarop de normweging is gebaseerd. De daadwerkelijke portefeuilleverdeling per allocatiemoment of per kwartaal is de basis waarop de normweging is gebaseerd.
Jaarverslag 2012
In tabel 10 worden de rendementen per beleggingscategorie over de periode 25-1-2012 t/m 31-12-2012 en over 2011 weergegeven. Het rendement over de periode 1-1-2012 t/m 31-12-2012 is als een totaal vermeld. Tabel 10 Rendementen van de beleggingsportefeuille
2011 2012 (25/1/12) portefeuille portefeuille rendement rendement
2012 (25/1/12) benchmark rendement
2012 (25/1/12) benchmarks out/under rendement
Liquide return portefeuille Aandelen
-11,11%
7,26%
9,11%
-1,70% MSCI World benchmark en MSCI Emerging Markets
Converteerbare obligaties
-7,29%
8,93%
9,36%
-0,40% UBS Customized Global Focus Index
Grondstoffen
-1,72%
-4,07%
-4,29%
0,23% Dow Jones-UBS Commodity TR Index
2,70%
13,60%
12,59%
0,90% Barclays Capital (samenge steld) en EMBI+ (IP Morgan)
n.v.t
8,76%
9,70%
-0,86% Samengesteld
5,54%
1,54%
4,87%
-3,18% Barclays Capital Euro Aggregate 1-5 yr Treasure Index -1,59% ROZ/IPD Dutch Prop. Index
Obligaties (incl. credits)
Totaal Liquide return portefeuille Liquide return portefeuille Leningen op schuldbekentenis Indirect onroerend goed
0,36%
-0,52%
1,16%
-9,07%
28,85%
28,85%
0,00% Niet aanwezig
Totaal illiquide return portefeuille
n.v.t
0,68%
2,31%
-1,59% Samengesteld
Totaal return portefeuille
n.v.t.
7,85%
8,86%
-0,93% Samengesteld
n.v.t.
15,29%
14,68%
0,53% Barclays GDP Weighted Euro Treasury 10+ yr (Austria, France, Finland, Germany, Luxembourg, Netherlands)
3,85%
1,68%
3,30%
-1,57% Barclays Capital Swap Index
59,48%
16,74%
16,74%
0,00% Niet aanwezig
n.v.t.
12,87%
13,27%
-0,35% Samengesteld
6,85%
9,45%
10,21%
-0,69% Samengesteld
6,85%
14,25%
14,88%
-0,68% Samengesteld
GTAA
Match portefeuille Lange Europese staatsobligaties
Hypotheken LDI Pools Totaal match portefeuille Totaal portefeuille periode 25-1-2012/31-12-2012 Totaal portefeuille periode 1-1-2012/31-12-2012
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
29
Evaluatie van de beleggingsportefeuille De aandelenbeurzen lieten in 2012 een herstel zien. Het jaar begon goed, maar vanaf het tweede kwartaal begonnen de koersen te dalen. In het derde en vierde kwartaal lieten de aandelenbeurzen een sterk herstel zien. De beleggingen in obligaties, LDI en hypotheken profiteerden van de rentedaling in het verslagjaar. Het voorzichtige investeringsbeleid van bedrijven en de voortdurende liquiditeitsinjecties van centrale banken zorgden voor een uitstekend beleggingsjaar voor bedrijfsobligaties. De obligaties van opkomende landen profiteerden nog het meest vanwege doorgaande verbetering van hun kredietwaardigheid. Grondstoffenprijzen waren redelijk stabiel in 2012. De voornaamste reden voor de underperformance in 2012 is het achterblijven van het rendement van het wereldwijde aandelenfonds ten opzichte van de benchmark.
De z-score over 2012 In 1998 is in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet bpf) een Vrijstellingsregeling opgenomen. De regeling geeft bedrijfsgenoten een aantal gronden voor vrijstelling van de verplichte deelname in een bedrijfspensioenfonds. Eén van deze gronden betreft de vrijstelling op basis van de beleggingsperformance. Deze vrijstellingsgrond is nader omschreven in artikel 5 Vrijstellingsregeling. Met name in artikel 5 lid 1a en lid 1b Vrijstellingsregeling wordt aangegeven dat vrijstelling kan worden verleend als niet is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan het vaststellen van het beleggingsbeleid, de normportefeuille en de beleggingsperformance (z-score). Om na te gaan of bedrijfspensioenfondsen zich aan deze eisen hebben gehouden kunnen derden op basis van artikel 5 lid 4 Vrijstellingsregeling het bestuur van een bedrijfs pensioenfonds verzoeken om informatie over het beleggingsbeleid en het rendement aan hen te overleggen. De z-score wordt ieder jaar berekend en laat het verschil zien tussen de behaalde opbrengst en de vooraf afgesproken opbrengst. Hoe hoger het positieve bedrag, hoe beter de behaalde opbrengst was. Hoe lager het negatieve bedrag, hoe slechter uiteraard. Er wordt niet alleen gekeken naar het rendement over één jaar; het fonds wordt beoordeeld over een periode van vijf jaar. Dit wordt de performancetoets genoemd. De z-score voor het jaar 2012 is (0,40) en de performancetoets oude stijl is (1,87). Bij de performancetoets nieuwe stijl wordt ten opzichte van de oude methodiek 1,28 bij de score opgeteld. Dat betekent per einde 2012 een negatieve performancetoets nieuwe stijl van (0,59). De definitieve z-score voor het jaar 2011 was (1,10).
Maatschappelijk verantwoord beleggen Het fonds heeft het Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (MVB) nadrukkelijk in zijn beleggingsbeleid geïntegreerd. Daartoe wordt er rekening gehouden met wettelijke verplichtingen en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals onder andere zijn vastgelegd in de Code Tabaksblat en de ’Principles for Responsible Investment’ van de Verenigde Naties. Op jaarbasis (en indien nodig vaker) wordt door de vermogensbeheerder F&C een prioriteitenlijst samengesteld op basis van een combinatie van top down- (macro-economische risico’s op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur) en bottom up-factoren (input van het fonds, mogelijkheid tot beïnvloeding en het belang in bepaalde ondernemingen). Tevens wordt een aantal criteria op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur (ESG-criteria) vastgesteld. Tegen deze achtergrond wordt binnen de beleggingsportefeuille door de vermogensbeheerder screening toegepast, actief gebruikgemaakt van het spreek- en stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen en een constructieve dialoog (’engagement’) gezocht met ondernemingen in de portefeuille. Ten aanzien van screening hanteert het fonds een beleggingsbeleid waarbij producenten van clusterbommen en landmijnen expliciet worden uitgesloten. Het beleid van stemmen en de ’engagement’ wordt door de vermogensbeheerder verzorgd voor alle aandelenfondsen waarin het fonds is belegd (’F&C responsible engagement overlay’). Over de resultaten van dit verantwoorde beleid wordt door F&C op kwartaalbasis verantwoording afgelegd.
30
Jaarverslag 2012
Onderstaand een schematische weergave van het beleid:
Wettelijk en maatschappelijk kader
Criteria
Beleggingsbeleid
Screening
Engagement
Stemmen
(in- en uitsluiting)
Implementatie
Rapportage
Evaluatie
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
31
Beheersing van de risico’s Algemeen Het lopen van risico’s hoort bij de uitvoering van een pensioenregeling. Daarbij worden niet alle risico’s als negatief beschouwd. Zo vormen bepaalde beleggingsrisico’s bronnen van rendement. Het bestuur van het fonds vindt de beheersing van de risico’s van wezenlijk belang. De recente onstuimigheid op de financiële markten heeft dat belang benadrukt. Hierna worden de belangrijkste risico’s voor het fonds benoemd en toegelicht.
Beleggingsrisico’s Valutarisico Het valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Het fonds had in 2012 de intentie het valutarisico van niet-euro beleggingen structureel voor 100% af te dekken. De afdekking van het valutarisico geschiedt binnen de pools middels renteforwards. In 2012 werd het beleid gehanteerd dat binnen de pools het valutarisico volledig werd afgedekt. Operationeel werd een bandbreedte van 98 % - 102 % gehanteerd. Het bestuur heeft besloten om met ingang van 2013 het valutarisico niet meer voor 100% af te dekken. Het valutarisico van beleggingen in de landen die vallen onder ’emerging markets’ wordt (in tegenstelling tot 2012) niet meer afgedekt. Renterisico Het renterisico is het risico dat het saldo van de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert door veranderingen in de marktrente. Omdat de waardering van de pensioenverplichtingen op marktbasis plaatsvindt, speelt het renterisico een grote rol ten aanzien van de financiële positie van het pensioenfonds. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het proces van Asset Liability Management (ALM). Dat proces zorgt ervoor dat de beleggingen en de pensioenverplichtingen van het pensioenfonds op elkaar afgestemd zijn. Elk kwartaal evalueert het bestuur de mate waarin het pensioenfonds het renterisico afdekt. Op de studiedag in 2012 heeft het bestuur aandacht besteed aan de impact van de UFR op de afdekking van het renterisico. Er is besloten om de afdekking van het renterisico te handhaven op basis van de zuivere renteafdekking. Marktrisico Het marktrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, convertibles en vastgoed) verandert door veranderingen in de marktwaardering van deze waarden. Het structurele marktrisico wordt onder andere in kaart gebracht binnen een ALM-studie. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggings proces via onder andere het jaarlijkse beleggingsplan en het daarin aangegeven beleggingsmandaat. Kredietrisico Het kredietrisico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en met tegenpartijen die hun verplichtingen aan het pensioenfonds niet meer kunnen nakomen. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval bij faillissement. Een deel van de portefeuille in vastrentende waarden wordt belegd in ’investment grade’ credits. Dat zijn beleggingen met een hoge kredietwaardigheid. Voor deze beleggingen zijn beperkingen vastgesteld. Het bestuur houdt toezicht op de beleggingen die een verhoogd risico met zich meebrengen. Concentratierisico Grote investeringen in één partij zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Het fonds beheerst het concentratierisico door geen grote investeringen in één partij te doen.
32
Jaarverslag 2012
Actuariële risico’s Strategisch risico of solvabiliteitsrisico Dit risico heeft betrekking op het feit dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen. Als dat het geval is, haalt het fonds niet de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financieringsdoelstelling. Het fonds heeft een aantal beleidsinstrumenten waarmee het zijn financiële positie kan bijsturen. Deze beleidsinstrumenten zijn: • het toeslagbeleid; • het premiebeleid; • het beleggingsbeleid; • het beleid met betrekking tot liability management. Door middel van ALM (Asset Liability Management) wordt samenhang aangebracht tussen alle beleids instrumenten. Eens in de drie jaar wordt een ALM-studie uitgevoerd om die samenhang te actualiseren. De laatste ALM dateert van 2010. Het fonds beschikt tevens over een financieel crisisplan. Daarin is onder andere beschreven hoe de beleids instrumenten in geval van een financiële crisissituatie kunnen worden ingezet. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s wordt het fonds geconfronteerd met verzekeringstechnische risico’s. Het langleven risico is hiervan de belangrijkste. Een ander verzekeringstechnisch risico is het kortlevenrisico. Om deze risico’s te beheersen hanteert het fonds bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen prudente veronder stellingen. Zo wordt gebruik gemaakt van actuele sterftetafels waarin een toekomstige verbetering van de levensverwachting wordt meegenomen. Ook worden leeftijdsafhankelijke correctiefactoren gebruikt. Deze veronderstellingen worden periodiek bijgesteld.
Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds te maken krijgt met een liquiditeitstekort. De som van premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden zijn echter hoger dan de som van pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten. Daardoor is de kans op een liquiditeitstekort van het fonds beperkt. De portefeuille van het fonds wordt voor een groot deel belegd in beleggingspools, welke in principe dagelijkse liquiditeit hebben. Daarnaast belegt het fonds in pools die een wekelijkse liquiditeit hebben. 14% van de beleggingsproducten binnen de portefeuille van het fonds kunnen niet binnen één maand liquide worden gemaakt. De F&C LDI-pools beleggen in renteswaps en daarnaast in kortlopend schuldpapier zoals korte staatsleningen, Asset Backed Securities en Floating Rate Notes. De LDI-pools maken gebruik van zogenaamde leverage: de positie in swaps ten opzichte van de waarde van de obligaties binnen de pools. Gemiddeld is de leverage ongeveer drie (vorig jaar drie). De leverage verandert in de tijd vooral door rentestijging (hogere leverage) en rentedaling (lagere leverage). Hoe lager de leverage, hoe meer geld er in de LDI-pools belegd moet zijn om te komen tot dezelfde gewenste match van de verplichtingenstructuur. Iedere maand is er een vooraf vastgestelde ’leverage meetdatum’. Wanneer op deze datum de leverage buiten de ’business as usual range’ valt dan onderneemt F&C de volgende stappen: als de leverage van de pools te laag is ten opzichte van de ’target leverage’ dan keren de pools kasmiddelen uit. Als de leverage te hoog is dan worden er kasmiddelen gevraagd om de target leverage te herstellen.
Risico’s van de aangesloten werkgevers De aangesloten werkgevers betalen een jaarlijkse doorsneepremie. De doorsneepremie kan jaarlijks in hoogte schommelen. Het fonds streeft echter naar premiestabiliteit. Daarbij geldt dat premieverhogingen slechts een beperkt effect hebben op de financiële positie van het fonds. Voor een stijging van de dekkingsgraad met één procentpunt, is een stijging van de premie met ongeveer vijf procentpunten nodig.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
33
Risico’s van de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden door alle deelnemers collectief gedeeld. Naast de premies zijn beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Het fonds kan besluiten om gedeeltelijk of helemaal geen toeslag te verlenen als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. Ook kan het fonds besluiten om de pensioenen te verlagen. Het effect van beide maatregelen is vele malen groter dan een verhoging van de premie.
Operationele risico’s Algemeen De operationele risico’s betreffen risico’s die ontstaan door computerproblemen, menselijke fouten, proces verstoringen of andere onvoorzienbare factoren. Deze risico’s worden afgedekt door een veelheid aan elkaar aanvullende maatregelen. Dit zijn bijvoorbeeld back-upsystemen, toegangsbeveiliging en testprocedures. De ondernemingen waaraan de uitvoering van de pensioenregelingen en de beleggingen van het fonds zijn uitbesteed, hanteren hier strikt beleid voor. Verantwoording vindt plaats middels SLA-rapportages en in controlstatements. Uitbestedingsrisico Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit van het fonds in gevaar komt door de aan derden uitbestede activiteiten. Dat kunnen IT-activiteiten zijn of operationele processen of ondersteunende diensten. Het fonds besteedt zijn werkzaamheden uit aan professionele partijen, die hun continuïteit, integriteit en kwaliteit kunnen aantonen. Opdrachtnemers van het fonds rapporteren bovendien hun behaalde bedrijfs resultaten, over de werking van hun integriteitsbeleid en over de afgesproken kwaliteit van de werkzaamheden die in uitvoering zijn genomen. APG Pensioenbeheer bv beschikt over een ISAE 3402 Type II-verklaring voor de pensioenadministratie voor heel 2012. Voor de beleggingen is voor heel 2012 een AAF beschikbaar van F&C en beschikt Syntrus Achmea Vastgoed over een ISAE 3402 Type II-verklaring voor heel 2012. Een werkgroep van het bestuur heeft de ISAE 3402-verklaring geanalyseerd. Deze analyse is in het bestuur besproken. Er vindt periodieke monitoring plaats op de SLA-overeenkomst door de onafhankelijke algemeen adviseur. De kwartaalrapportage van de SLA-overeenkomst wordt door het bestuur in de vergadering behandeld.
Integriteitsrisico’s Algemeen Integriteitsirisico’s hebben te maken met niet integere, onethische gedragingen van het fonds en/of haar uitvoerders. Hieronder valt het niet voldoen aan wet- en regelgeving en niet naleven van maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Het fonds beheerst deze risico’s met behulp van verschillende maatregelen. Zo hebben alle bestuursleden een gedragscode ondertekend. Er is een compliance officer die toeziet op de naleving van deze code en daarover jaarlijks rapporteert. De uitvoerders hanteren eveneens een gedragscode voor hun medewerkers. Ook zij hebben een compliance officer die op de naleving daarvan toeziet. De uitvoerders dragen zorg voor de naleving van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Zo hebben zij maatregelen ingericht om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen. Daarnaast hanteert het fonds uitgangspunten rondom maatschappelijk verantwoord beleggen. De vermogens beheerders passen deze uitgangspunten toe bij de uitvoering van beleggingen. Jaarlijks wordt daarover verslag gedaan. Om een goede afhandeling van eventuele klachten van deelnemers te borgen, wordt gebruikt gemaakt van een klanten- en geschillenregeling. De afhandeling van gemelde klachten vindt zorgvuldig plaats. Er zijn in 2012 geen klachten in behandeling genomen.
34
Jaarverslag 2012
Ten slotte zijn er verschillende organen die een rol spelen in het toezicht en de verantwoording van het bestuur. De visitatiecommissie, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan hebben ieder daarin hun eigen rol. Gezamenlijk dragen zij bij aan de integriteit van het fonds. Het oordeel van deze organen is elders in het jaarverslag opgenomen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
35
Vooruitzichten Pensioenakkoord Eind 2012 berichtte staatssecretaris Klijnsma dat de introductie van een nieuw financieel toetsingskader wordt uitgesteld tot 2015. Pensioenfondsen werd echter verzocht om deze introductie niet af te wachten, maar al in 2013 het beleid af te stemmen op de aanstaande wijzigingen. Het bestuur is dan ook voornemens dit zo goed mogelijk te doen.
Overige wetgeving De stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd vanaf 2013 en de verdere fiscale beperking van de pensioen opbouw vanaf 2014, maken een aanpassing van de pensioenregeling op korte termijn noodzakelijk. Hierover besluiten in eerste instantie sociale partners. Het bestuur geeft de afspraken verder vorm in de pensioenreglementen. Daarnaast zal wellicht ook de samenstelling van het bestuur veranderen. Vanaf 1 juli 2013 treedt een wets wijziging in werking die gepensioneerden toegang geeft tot het pensioenfondsbestuur. Het kabinet werkt echter aan wetgeving die de governance van pensioenfondsen nog meer zal veranderen. Het bestuur houdt deze ontwikkelingen nauwlettend in de gaten en zal ervoor zorgen dat het aan de regelgeving blijft voldoen.
Economische vooruitzichten De vooruitzichten zijn belangrijk voor het bepalen van de verwachte rendementen en het risiconiveau van de totale portefeuille. De conclusie over de vooruitzichten is van een voorzichtig optimistisch beeld voor de toekomst, met tegelijkertijd hogere kansen op risicoscenario’s. Zoals de laatste jaren het geval is, zijn de vooruitzichten nog steeds onzeker al zijn de staartrisico’s afgenomen. De laatste jaren hebben zich vaker dan voorheen onverwachts grote problemen voorgedaan. Mocht dit weer gebeuren, dan kunnen aandelen behoorlijk dalen. Het grootste risico is een onverwacht verkrappend monetair beleid in de VS. Minder optimistische verwachtingen voor het monetaire beleid kunnen tot duidelijk dalende aandelenkoersen leiden en meer volatiliteit. Ook de Eurocrisis kan voor tegenvallers zorgen. De hoeveelheid slechte schulden stijgt in diverse landen, vooral door dalende vastgoedprijzen.
Kostenstijgingen Als gevolg van nieuwe contracten met de vermogensbeheerder en de pensioenuitvoerder zullen de kosten van het vermogensbeheer en de uitvoering van de pensioenregeling de komende jaren aanzienlijk stijgen.
36
Jaarverslag 2012
Verslag van de deelnemersraad De deelnemersraad begon in 2012 met twee vacatures in de raad. Dit betroffen vacatures in de geleding ’actieven’. Twee kandidaat-leden werden voorgedragen door de werknemersorganisaties. Dit waren Jan van der Drift en Gerard Meeuwissen. Deze voordracht resulteerde in een benoeming door het bestuur op 18 juni 2012. De kandidaat-leden waren inmiddels al aanwezig geweest bij een vergadering en een studiedag in mei van dat jaar. De deelnemersraad is nu weer op volle sterkte. Ook de functie van voorzitter was vacant. De deelnemersraad heeft besloten om de heer Berende te benoemen tot voorzitter. Er zijn reguliere vergaderingen van de deelnemersraad geweest in maart, juni en november. Deze vergaderingen werden altijd bijgewoond door de voorzitter en de vicevoorzitter van het bestuur. In deze vergaderingen is onder andere advies gegeven over het beleggingsplan, de toeslagverlening, reglementswijzigingen, de aanpassing van de sterftegrondslagen, het financieel crisisplan en het risicobeleid. Verder is er met het bestuur gesproken over de pensioenpremie en is de deelnemersraad geïnformeerd door het bestuur over de kosten vergelijking van diverse externe adviseurs. Het bestuur had in maart het voorgenomen besluit genomen om het contract met de vermogensbeheerder te verlengen. De deelnemersraad diende hierover een advies te geven. Na gesprekken hierover met het bestuur, heeft de deelnemersraad hier een positief advies over gegeven. De deelnemersraad heeft in 2012 over alle voorgenomen besluiten die het bestuur heeft voorgelegd aan de deelnemersraad een positief advies gegeven. De deelnemersraad is kritisch geweest over de performance van de vermogensbeheerder. De deelnemersraad heeft geconstateerd dat de performance al langere tijd achterblijft bij de benchmark. Deze zorg is gedeeld met het bestuur. Het bestuur blijkt de zorg te delen en is hierover in gesprek met de vermogensbeheerder. In 2013 zal de deelnemersraad kritisch blijven ten opzichte van de performance van de vermogensbeheerder en zonodig in gesprek gaan met het bestuur. In een aparte vergadering in mei is gesproken over het jaarwerk 2011. De deelnemersraad heeft geconstateerd dat de kwaliteit van het jaarwerk sterk is verbeterd ten opzichte van vorige jaren. Het jaarwerkproces waar de deelnemersraad vorig jaar aandacht voor vroeg, is ook sterk verbeterd. De deelnemersraad complimenteert het bestuur met deze verbeteringen en gaf een positief advies over het jaarwerk. Naast de vergaderingen is er door een delegatie van de deelnemersraad gesproken met de visitatiecommissie. Dit gesprek heeft mede geleid tot de aanbevelingen die de visitatiecommissie heeft gedaan. De deelnemersraad heeft kennis genomen van de aanbevelingen van de visitatiecommissie en kan zich er in vinden. Het bestuur heeft een plan van aanpak opgesteld om tegemoet te komen aan de aanbevelingen van de visitatiecommissie. De deelnemersraad heeft ook kennis genomen van dit plan en kan zich hier ook in vinden. Deskundigheid is een voorwaarde om het bestuur gedegen te kunnen adviseren. De twee nieuwe leden van de deelnemersraad hebben daarom inmiddels een meerdaagse cursus over pensioenen gevolgd. Daarnaast bezoeken de leden geregeld bijeenkomsten van onder andere de pensioenfederatie. De deelnemersraad zelf heeft een jaarlijkse ’opfrisdag’ in mei. Dit jaar is er gesproken over risicobeleid, pensioenregelingen en communicatie. In september was de deelnemersraad, zoals altijd, te gast bij de studiedag van het bestuur. De titel van de presentatie die gegeven werd, was ’De route naar een nieuw pensioencontract’. Aan de orde kwamen het pensioenakkoord, de hoofdlijnennotitie herziening FTK en de mogelijkheden voor een nieuwe pensioenregeling. Een goede samenwerking met het bestuur is essentieel om tot een goede uitoefening te komen van de taken die de deelnemersraad heeft. Net als voorgaande jaren was de samenwerking in 2012 goed. De deelnemersraad kreeg alle informatie om tot een afgewogen advies te komen, het contact tussen de bestuurders en de leden van de deelnemersraad was goed en de deelnemersraad kreeg alle faciliteiten die nodig zijn. Wij danken het bestuur voor de goede samenwerking. 20 juni 2013 S.A.G. Berende, voorzitter
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
37
Oordeel van het verantwoordingsorgaan Oordeel van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan geeft een algemeen oordeel over het handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en het beleid voor de toekomst. Bovendien kan het advies geven over onder meer het beleid ten aanzien van intern toezicht, de klachtenprocedure en het communicatiebeleid. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan is hieronder opgenomen. Om te komen tot een oordeel is het van belang dat de leden van het verantwoordingsorgaan voldoende kennis hebben van de pensioenmaterie. Om kennis te behouden en uit te breiden, hebben de leden van het verantwoordingsorgaan deelgenomen aan studiedagen van de deelnemersraad en het bestuur. Tevens zijn externe bijeenkomsten bezocht. Begin 2012 was er een vacature in het verantwoordingsorgaan. Het betrof een vacature in de geleding ’actieve deelnemers’. Inmiddels is deze vacature vervuld. De heer Van der Drift is in 2012 benoemd tot lid van het verantwoordingsorgaan. Hij heeft zitting namens de actieve deelnemers. Tevens fungeert hij als vicevoorzitter. De bevoegdheid van het verantwoordingsorgaan is gebaseerd op artikel 33 van de Pensioenwet, artikel 11 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en de Wet Verplichte Beroepspensioenregeling en de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, opgesteld door de STAR op 16 december 2005.
Algemeen Het verantwoordingsorgaan heeft op basis van artikel 5 van het Reglement Verantwoordingsorgaan onder meer tot taak een algemeen oordeel te geven over: • het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de visitatiecommissie; • het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; • het beleid voor de toekomst; • de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet.
Verklaring bij de jaarstukken Om tot een oordeel te kunnen komen hebben wij onder meer kennis genomen van de jaarstukken 2012, de geldende ABTN en het beleggingsplan 2012. In een gezamenlijke bijeenkomst van het bestuur en het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur een toelichting gegeven op de jaarstukken. Ook vragen van het verantwoordingsorgaan zijn door het bestuur naar tevredenheid beantwoord.
Oordeel Het verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur in het jaar 2012 op evenwichtige wijze is omgegaan met de belangen van alle belanghebbenden. Het verantwoordingsorgaan heeft vertrouwen in het beleid van het bestuur voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie 20 juni 2013 De heer A.A.B. Slutter, voorzitter
38
Jaarverslag 2012
Rapport van de visitatiecommissie In het tweede en derde kwartaal van 2012 heeft het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie een visitatie laten uitvoeren door de samenwerkende bureaus Basis & Beleid Organisatie adviseurs B.V. en PMA Consult. De visitatiecommissie bestond uit Antoinetta Eikenboom, Jet Thole en Frank Verschuren. De principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid, vormen het uitgangspunt voor het werk van de visitatiecommissie. Volgens deze principes dienen de visitatiecommissies zich een oordeel te vormen over het functioneren van het bestuur van het pensioenfonds vanuit de volgende aspecten: de beleids- en bestuursprocedures en -processen, de checks en balances, de aansturing van het fonds en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op langere termijn. Het bestuur heeft gekozen voor een visitatietraject waarbij een analyse in de breedte is gedaan. De bevindingen van de visitatiecommissie zijn gebaseerd op een uitgebreide documentenanalyse en visitatie gesprekken met bestuursleden, leden van de deelnemersraad en verantwoordingsorgaan en externen. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn neergelegd in een rapport en besproken met het bestuur.
Hoofdlijnen van het visitatierapport Bestuursprocedures en bestuurs- en beleidsprocessen De visitatiecommissie is van oordeel dat de beleids- en bestuursprocessen en procedures op orde zijn. Vergaderingen van het Vroegpensioenfonds en het Bedrijfstakpensioenfonds vinden gelijktijdig plaats. In de bestuursvergaderingen wordt een duidelijke scheiding gemaakt tussen de verschillende fondsen. Wel meent de visitatiecommissie dat deze scheiding beter tot uiting mag komen in de notulen. Besluitvorming vindt gestructureerd plaats binnen de gestelde kaders, waarbij de visitatiecommissie opmerkt dat in de notulen niet altijd duidelijk is terug te vinden op basis van welke afwegingen de besluitvorming heeft plaatsgevonden. Er is jaarlijks aandacht voor deskundigheid en de bevordering daarvan. De visitatiecommissie beveelt aan om de deskundigheid van de bestuursleden extern te toetsen, om zo beter inzicht te krijgen in scholingsbehoeften op zowel individueel als collectief niveau. De visitatiecommissie heeft geconstateerd dat het bestuur een praktische invulling geeft aan het communicatiebeleid. De visitatiecommissie adviseert om een duidelijkere koppeling te maken tussen doel stellingen, inzet van middelen en een jaarplan met daarin een beschrijving van de concrete activiteiten. Checks en balances De visitatiecommissie is positief over de wijze waarop het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad hun rollen en taken invullen. Daarbij adviseert de visitatiecommissie om het bestuurscontact van beide organen niet te beperken tot de beide voorzitters, maar uit te breiden tot het voltallige bestuur. Dit geldt met name voor het verantwoordingsorgaan, dat een controlerende taak heeft. De specifieke bijdrage van het verantwoordingsorgaan in de checks en balances kan nog verder verbeterd worden. De controle op de uitvoering is een belangrijk aandachtspunt van het bestuur. Er wordt scherp gelet op de kwaliteit van de dienstverlening van externe partijen. De visitatiecommissie adviseert deze alertheid door te zetten en externe partijen te blijven aanspreken op de kwaliteit van de dienstverlening en met alle partijen (waar deze nog ontbreken) dienstverleningsovereenkomsten c.q. sla’s overeen te komen. De visitatiecommissie adviseert de rol en positie van compliance en compliance officer te heroverwegen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
39
Aansturing van het fonds De visitatiecommissie is van oordeel dat de huidige organisatie van het fonds een goede structuur biedt om het fonds op efficiënte wijze aan te sturen. De commissie adviseert hierbij aandacht te schenken aan de bevoegdheden van de verschillende commissies. Risico’s Het bestuur heeft het risicomanagement actief opgepakt. De commissie beveelt aan om daarbij specifiek aandacht te besteden aan vermogensbeheer en pensioenadministratie, door de risico’s en complexiteit goed in kaart te brengen en te monitoren en de regie naar zich toe te trekken.
Reactie bestuur Het bestuur heeft het rapport van de visitatiecommissie besproken met de leden van deze commissie. Dit heeft geresulteerd in een plan van aanpak. In dit plan staan de aanbevelingen beschreven en de wijze waarop het bestuur deze aanbevelingen zal implementeren. Een aantal van de aanbevelingen was al onder de aandacht van het bestuur. Er was al een start gemaakt met de implementatie van deze zaken voordat de visitatiecommissie de werkzaamheden aanving. De visitatiecommissie adviseert de rol en positie van compliance en compliance officer te heroverwegen. De achtergrond hiervan is dat de compliance officer in dienst is bij de uitvoeringsorganisatie. Het bestuur heeft zich er echter van vergewist dat de compliance officer zijn rol onafhankelijk kan invullen. Dit advies zal dan ook niet worden overgenomen.
40
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Jaarrekening 2012
Balans per 31 december 2012 (na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
2012
2011
Activa Beleggingen voor risico pensioenfonds (1) Vastgoed
11.780
12.410
Aandelen
66.482
66.615
Zakelijke waarden
78.262
79.025
106.721
77.442
2.825
2.573
Vastrentende waarden Overige beleggingen
187.808
159.040
Vorderingen en overlopende activa (2) Premies
121
99
Overige vorderingen
734
447
Liquide middelen (3) Totaal activa
855
546
1.147
636
189.810
160.222
2012
2011
Passiva Stichtingskapitaal en reserves (4) Algemene reserve Weerstandsreserve Bestemmingsreserve 15-jaarsregeling
(288)
(8.426)
23.091
23.705
-
22.803
15.279
166.585
144.653
422
290
189.810
160.222
Technische voorzieningen (5) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Overige schulden en overlopende passiva (6) Totaal passiva
42
Jaarrekening 2012
Staat van baten en lasten over 2012 (bedragen in duizenden euro’s)
2012
2011
Premiebijdragen voor risico pensioenfonds (7)
10.074
6.774
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds (8)
22.649
10.085
1.007
703
-
1
33.730
17.563
Baten
Saldo overdracht van rechten (9) Overige baten (10) Totaal baten
Lasten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds (11) Pensioenopbouw
8.126
6.500
Rentetoevoeging
2.327
1.612
(3.571)
(3.419)
(183)
(169)
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente
10.119
18.917
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht van rechten
1.113
717
Wijziging overlevingsgrondslagen
2.018
-
Inkoop VPL-aanspraken
2.534
-
Overige mutaties
(551)
(779) 21.932
23.379
3.574
3.587
700
781
26.206
27.747
7.524
(10.184)
Algemene reserve
8.138
(13.654)
Weerstandsreserve
(614)
3.470
-
-
7.524
(10.184)
Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenuitkeringen (12) Pensioenuitvoeringskosten (13) Totaal lasten Saldo staat van baten en lasten Bestemming saldo staat van baten en lasten
Bestemmingsreserve 15-jaarsregeling Totaal
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
43
Kasstroomoverzicht over 2012 (bedragen in duizenden euro’s)
2012
2011
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies
10.078
6.737
Ontvangen waardeoverdrachten
756
947
Betaalde waardeoverdrachten
(32)
(160)
Betaalde pensioenuitkeringen
(3.569)
(3.630)
(720)
(800)
(17)
40
Betaalde pensioenuitvoeringskosten Overige mutaties uit pensioenactiviteiten Totaal kasstromen uit pensioenactiviteiten
6.496
3.134
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer
28.166
858
1.608
(96.908)
(32.813)
(258)
(232) (5.985)
(3.271)
Mutatie liquide middelen
511
(137)
Liquide middelen primo periode
636
773
Mutatie liquide middelen
511
(137)
1.147
636
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Liquide middelen ultimo periode
44
90.323
Jaarrekening 2012
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2012 Inleiding Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie (hierna ’het fonds’), statutair gevestigd te Amsterdam, is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van respectievelijk ouderdom en overlijden. Tevens neemt het fonds, onder bepaalde voorwaarden, de premiebetaling van de deelnemer over als de deelnemer langere tijd niet meer kan werken. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de in de branche Baksteenindustrie verplicht gestelde pensioenregeling voor aangesloten werkgevers.
Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslag periode als toekomstige perioden. Schattingswijziging In 2012 heeft het Actuarieel Genootschap (AG) de AG Prognosetafel 2012-2062 uitgebracht. In de voorziening per einde 2012 heeft het fonds gebruik gemaakt van deze nieuwe tafel om aan te sluiten bij de meest recente inzichten in de levensverwachting. Het effect hiervan op de technische voorzieningen is per einde 2012 gelijk aan 0,9%. De AG Prognosetafels zijn gebaseerd op de gehele Nederlandse bevolking. Om het verschil in overlevingskansen tussen de fondspopulatie en de gehele Nederlandse bevolking te compenseren, maakt het fonds gebruik van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. Deze correctiefactoren zijn in 2012 aangepast om beter aan te sluiten bij de specifieke kenmerken van het fonds. Het effect hiervan op de technische voorzieningen is per einde 2012 gelijk aan 0,3%. De gezamenlijke aanpassing van de overlevingstafel en de toegepaste correctiefactoren heeft geleid tot een stijging van de technische voorzieningen met circa 1,2%. De overgang op de nieuwe overlevingstafels heeft geleid tot een schattingswijziging.
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
45
waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoers verschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten. In onderstaand overzicht zijn de gehanteerde omrekenkoersen van de vreemde valuta weergegeven: 31 december 2012
gemiddeld 2012
31 december 2011
gemiddeld 2011
Zwitserse frank
1,21
1,21
1,21
1,23
Deense kroon
7,46
7,45
7,43
7,44
Britse pond
0,81
0,82
0,84
0,85
Japanse yen
113,99
106,94
99,88
104,34
Noorse kroon
7,34
7,54
7,75
7,77
Zweedse kroon
8,58
8,74
8,90
8,96
Amerikaanse dollar
1,32
1,31
1,30
1,32
Grondslagen voor balanswaardering Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
1 Beleggingen voor risico pensioenfonds Algemeen Beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering.
46
Jaarrekening 2012
Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggings fondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van marktwaarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie, tenzij de derivaten deel uitmaken van een beleggingsfonds; deze zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. Zakelijke waarden Vastgoed Vastgoed wordt gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor niet-beursgenoteerde participaties en deelnemingen in vastgoedmaatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentendewaardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Hypothecaire leningen Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor participaties in hypothekenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de met vervroegde aflossing aangepaste kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, met uitzondering van liquide middelen inzake beleggingen, welke worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
2 Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
3 Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
4 Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Deze reserve is een saldopost en dient ter opvang van tegenvallers anders dan waarvoor een specifieke reserve respectievelijk voorziening is getroffen. Er is geen sprake van een maximering van de algemene reserve.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
47
Weerstandsreserve In de jaarrekening is aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toetsing aan het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie door het vormen van een weerstandsreserve. De weerstandsreserve dient onder meer ter opvang van een mogelijke waardedaling van de beleggingen. Teneinde de weerstandsreserve op het gewenste niveau te brengen, wordt jaarlijks een deel van het saldo van de rekening van baten en lasten toegevoegd of onttrokken. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaard model waarbij buffers zijn gebaseerd op het beleggingsplan 2013. Indien de financiële middelen niet toereikend zijn wordt de weerstandsreserve vastgesteld als het resultaat van de activa minus de technische voorzieningen minus de schulden. De algemene reserve en de weerstandsreserve vormen samen het eigen vermogen. Bestemmingsreserve 15-jaarsregeling Deze regeling, ook wel VPL-overgangsregeling genoemd, is van toepassing op de deelnemer die geboren is op of na 1 januari 1950 en voldoet aan de volgende voorwaarden: • De deelnemer moet zowel op 30 juni 2001 als op 1 juli 2001 als werknemer in dienst zijn geweest van een werkgever in de baksteenindustrie; en • De deelnemer moet van 1 juli 2001 tot en met 31 december 2005 onafgebroken deelnemer zijn geweest in de ouderdomspensioenregeling van het fonds; en • De deelnemer moet vanaf 1 januari 2006 tot de reguliere toekenningsdatum - of indien deze na december 2020 ligt tot en met 31 december 2020 - onafgebroken werkzaam zijn geweest in de bedrijfstak. Per 31 december 2005 zijn voor hem eenmalig extra rechten op ouderdoms- en nabestaandenpensioen vast gesteld die feitelijk worden toegekend op 31 december 2020, of indien dit eerder is op de 1e van de maand waarin men de 62-jarige leeftijd bereikt. De financiering van de regeling vindt plaats in de 9-jarige periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2020. In een brief van 31 oktober 2012 heeft de Nederlandsche Bank uitdrukkelijk gesteld dat de uitvoering van de regeling door het pensioenfonds financieel neutraal behoort te zijn. Financiering vindt daarom plaats uit een daarvoor gevormde bestemmingsreserve. Deze ontwikkelt zich gedurende de 9-jaars financieringsperiode door toevoeging van premies en rendement (op basis van gemiddeld fondsrendement) en door onttrekking van het benodigde vermogen voor inkoop van de VPL aanspraken op de toekenningsdatum. Het benodigde vermogen voor inkoop wordt bepaald op basis van fondsgrondslagen, rekening houdend met de opslag voor excassokosten. De bestemmingsreserve 15-jaarsregeling wordt apart op de balans van het fonds aangehouden en wordt in mindering gebracht op het vermogen bij het bepalen van de financiële positie van het fonds. De premie-inning inzake deze bestemmingsreserve wordt verwerkt via de staat van baten en lasten.
5 Technische Voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen is de op basis van actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement rechten zijn verkregen. Voor wat betreft het recht op premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt aangenomen dat de risicopremie van de afgelopen twee jaar exact dekkend is voor de dekking van de lasten van de deelnemers die de daaraan voorafgaande twee jaren ziek zijn geworden en arbeidsongeschikt blijven; realisatie vindt pas komend jaar respectievelijk het jaar daarop plaats (steeds twee jaar na de eerste ziekmelding). Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt geen rekening gehouden met revalideringskansen.
48
Jaarrekening 2012
Rentetermijnstructuur 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5
Intrestpercentage
2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 1
3
5
7
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 53 55 57 59
Looptijd in jaren
RTS 31-12-2012
RTS 31-12-2011
Invoering Ultimate Forward Rate DNB maakt bij het bepalen van de rentetermijnstructuur vanaf september 2012 gebruik van de Ultimate Forward Rate (UFR). Door toepassing van de UFR vindt een correctie plaats op de rentes vanaf looptijd 20. De forward rate wordt, bij gebruik van de UFR, verondersteld tussen looptijd 20 en looptijd 60 toe te groeien naar 4,2%. De rentes voor de langere looptijden zijn hierdoor per 31 december 2012 hoger dan zonder toepassing van UFR. In bovenstaande grafiek is bij de rentetermijnstructuur van 31 december 2012 vanaf tijdstip 20 een knik zichtbaar. Dit wordt veroorzaakt door de UFR. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Toegepaste grondslagen De voorziening pensioenverplichtingen wordt jaarlijks vastgesteld naar de volgende actuariële berekeningsgrondslagen: Disconteringsvoet Conform de meest actuele rentetermijnstructuur, zoals deze ultimo boekjaar is gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB). DNB is voor de rentetermijn structuur per 31 december 2012 uitgegaan van een 3-maands gemiddelde rente. De gepubliceerde rentetermijnstructuur is derhalve het gemiddelde van de zuivere rentetermijnstructuren van de handelsdagen tussen 1 oktober en 31 december 2012. Daarnaast heeft DNB ook gebruik gemaakt van de UFR. Sterfte Volgens de prognosetafel van het AG 2012-2062 inclusief leeftijdsafhankelijke fondsspecifieke ervaringssterfte ’Towers Watson 2012’. Uitkeringen
De uitkeringen zijn continu betaalbaar verondersteld.
Leeftijden De leeftijd wordt vastgesteld in maanden nauwkeurig. De vrouwelijke partner/ deelnemer wordt verondersteld drie jaar jonger te zijn dan haar mannelijke deelnemer/partner. Gehuwdheid Tot de pensioenleeftijd (65 jaar) wordt voor alle deelnemers uitgegaan van 100% gehuwdheid, ongeacht de burgerlijke staat. Na ingang van het pensioen wordt het bepaalde man/vrouw systeem toegepast op basis van de werkelijke situatie.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
49
Wezenopslag Voor niet ingegaan latent wezenpensioen wordt een voorziening getroffen ad 5% op de netto voorziening pensioenverplichtingen voor opgebouwd nabestaandenpensioen van niet ingeganen. Excassokosten Voor het dekken van toekomstige kosten die samenhangen met het uitkeren van pensioen wordt de voorziening pensioenverplichtingen (inclusief de opslag voor wezenpensioen) verhoogd met een opslag van 5,5%. Korte beschrijving pensioenregeling Het pensioenfonds kent twee basisregelingen ouderdomspensioen. De eerste betreft de regeling 1991, deze heeft een pensioenleeftijd van 65 jaar en geldt voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 reeds in dienst waren van een aangesloten onderneming. De tweede betreft de regeling 2006, deze heeft eveneens een pensioenleeftijd van 65 jaar en geldt voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 danwel de werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden bij een aangesloten onderneming. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% voor regeling 1991 en 2% voor regeling 2006 van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris minus de franchise. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling 2006 is mogelijk vanaf de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 21 jaar bereikt. Er zijn aanvullende regelingen en voor werkgevers is er de mogelijkheid tot vrijwillige aansluiting.
6 Overige schulden en overlopende passiva Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
7 Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
8 Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, intrest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
9 Saldo overdracht van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarden van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken.
10 Overige baten De overige baten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
50
Jaarrekening 2012
11 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544% (2011: 1,296%). Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voor ziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging voorziening pensioenverplichting uit hoofde van overdracht van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken. Wijziging overlevingsgrondslagen De overlevingsgrondslagen van het fonds zijn in 2012 aangepast. De overlevingstafel is aangepast van de AG Prognosetafel 2010-2060 naar de AG Prognosetafel 2012-2062. De technische voorzieningen stegen hierdoor met 0,9%. De ervaringssterfte is aangepast van ’Towers Watson 2010 voor bedrijfstakpensioenfondsen’ naar een fonds specifieke ervaringssterfte. Deze is in 2012 door Towers Watson vastgesteld. Door de aanpassing van de ervaringssterfte stegen de technische voorzieningen met 0,3%. Inkoop VPL-aanspraken Dit betreft de inkoop van aanspraken uit hoofde van de 15-jaars overgangsregeling. In 2012 hebben de eerste deelnemers met voorwaardelijke VPL-aanspraken de 62-jarige leeftijd bereikt. 2012 is daardoor het eerste jaar waarin deze mutatie zichtbaar is in het verloop van de technische voorzieningen. De inkoop van de VPL aanspraken wordt gefinancierd uit de bestemmingsreserve 15-jaarsregeling. Overige mutaties Hieronder zijn opgenomen de mutaties van de voorziening die geen betrekking hebben op bovenstaande categorieën. Voor onvindbare pensioentrekkenden wordt tot de 70-jarige leeftijd een voorziening aangehouden. Daarnaast worden ook de gemiste uitkeringen opgespaard voor het geval dat de onvindbare zich alsnog meldt. Na de 70-jarige leeftijd wordt door het fonds echter geen voorziening meer aangehouden voor onvindbare pensioen trekkenden. De voorziening valt dan, administratief gezien, vrij. Als een onvindbare zich na de 70-jarige leeftijd nog meldt, dient het fonds alsnog aan zijn verplichting te voldoen en ontstaat derhalve een schadepost. Het totaal aan mutaties voor de groep onvindbare pensioentrekkenden wordt verantwoord onder de mutatiepost ’mutaties onvindbare pensioentrekkenden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
51
12 Pensioenuitkeringen Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar verstrekte uitkeringen.
13 Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
52
Jaarrekening 2012
Toelichting op de balans per 31 december 2012 (bedragen in duizenden euro’s)
Activa 1 Beleggingen voor risico pensioenfonds Totaal beleggingen
Zakelijke waarden Vastrentende waarden Overige beleggingen Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
2012
2011
78.262
79.025
106.721
77.442
2.825
2.573
187.808
159.040
Verloopoverzicht beleggingen Stand per Aankopen, Verkopen en WaardeStand per 1 januari investeringen en aflossingen ontwikkelingen 31 december 2012 verstrekkingen 2012 Zakelijke waarden Vastgoed
12.410
42
-
(672)
11.780
Aandelen
66.615
55.632
(63.394)
7.629
66.482
79.025
55.674
(63.394)
6.957
78.262
Obligaties (incl. LDI-fondsen)
63.294
40.334
(26.388)
15.249
92.489
Hypothecaire leningen
14.141
-
-
91
14.232
7
-
(7)
-
-
77.442
40.334
(26.395)
15.340
106.721
2.502
900
(499)
(114)
2.789
71
-
(35)
-
36
2.573
900
(534)
(114)
2.825
159.040
96.908
(90.323)
22.183
187.808
Vastrentende waarden
Leningen op schuldbekentenis
Overige beleggingen Commodities10 Liquide middelen inzake beleggingen
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
10
Dit betreft beleggingen in commodity-fondsen van F&C
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
53
Stand per Aankopen, Verkopen en 1 januari investeringen en aflossingen 2011 verstrekkingen
WaardeStand per verschillen 31 december 2011
Zakelijke waarden Vastgoed
12.644
317
-
(551)
12.410
Aandelen
67.867
17.526
(11.286)
(7.492)
66.615
80.511
17.843
(11.286)
(8.043)
79.025
Obligaties (incl. LDI-fondsen)
48.699
14.133
(16.527)
16.989
63.294
Hypothecaire leningen
14.307
-
-
(166)
14.141
15
-
(8)
-
7
63.021
14.133
(16.535)
16.823
77.442
2.064
590
(100)
(52)
2.502
4
245
(245)
(4)
-
69
2
-
-
71
2.137
837
(345)
(56)
2.573
145.669
32.813
(28.166)
8.724
159.040
Vastrentende waarden
Leningen op schuldbekentenis
Overige beleggingen Commodities11 Derivaten Liquide middelen inzake beleggingen
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
Zakelijke waarden 2012
2011
11.406
11.996
350
400
24
14
11.780
12.410
Participaties in aandelenfondsen
66.482
66.615
Totaal zakelijke waarden
78.262
79.025
Vastgoed Indirecte beleggingen Participaties vastgoedfondsen Kortlopende vorderingen inzake vastgoed Liquide middelen inzake vastgoed
Aandelen Indirecte beleggingen
11
54
Dit betreft beleggingen in commodity-fondsen van F&C.
Jaarrekening 2012
Vastrentende waarden 2012
2011
92.489
63.294
14.112
14.072
117
67
3
2
14.232
14.141
-
7
106.721
77.442
Obligaties (incl. LDI-fondsen) Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen12 Hypothecaire leningen Indirecte beleggingen Participaties in hypotheekfondsen Kortlopende vorderingen inzake hypothecaire leningen Liquide middelen inzake hypothecaire leningen
Leningen op schuldbekentenis Totaal vastrentende waarden
Schattingen en oordelen Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van afgeleide marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals participaties in vastgoed- en hypotheken fondsen, zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
2012 Directe marktnotering
Afgeleide marktnotering
Waarderingsmodellen en technieken
Totaal
Vastgoed
-
-
11.780
11.780
Aandelen
-
66.482
-
66.482
Vastrentende waarden
-
97.859
8.862
106.721
Overige beleggingen
36
2.789
-
2.825
Totaal
36
167.130
20.642
187.808
Directe marktnotering
Afgeleide marktnotering
Waarderingsmodellen en technieken
Totaal
Vastgoed
-
-
12.410
12.410
Aandelen
-
66.615
-
66.615
2011
Vastrentende waarden
-
67.748
9.694
77.442
Overige beleggingen
71
2.502
-
2.573
Totaal
71
136.865
22.104
159.040
12
Van deze beleggingen ad 92.489 (2011: 63.294 ) heeft 38.476 (2011: 37.859 ) betrekking op LDI-pools.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
55
2 Vorderingen en overlopende activa Totaal vorderingen en overlopende activa 2012
2011
Premies
121
99
Overige vorderingen
734
447
Totaal vorderingen en overlopende activa
855
546
2012
2011
Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake:
Rekening-courant derden Rekening-courant gelieerd vroegpensioenfonds
565
260
Rekening-courant gelieerd vut-fonds
135
118
Pensioenen Uitkeringen Waardeoverdrachten
2
3
22
44 24
47
Kosten Administratiekosten
8
18
Communicatiekosten
2
2 10
20
-
2
734
447
Opbrengst liquide middelen Te ontvangen rente Totaal overige vorderingen Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Het gelieerd vroegpensioenfonds kent de mogelijkheid om de ingangsdatum van het vroegpensioen uit te stellen (tot uiterlijk de leeftijd bereikt is van 64 jaar en 11 maanden) indien wordt doorgewerkt na de in de regeling vastgestelde vroegpensioendatum. Het vroegpensioen wordt dan verhoogd tot maximaal 100% van het pensioengevend loon. Bij het bereiken van de 100%-grens van het pensioengevend loon wordt het meerdere boven de 100%-grens op de pensioeningangsdatum omgezet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Dit wordt ook wel de overkookregeling genoemd. De opgenomen vordering op het vroegpensioenfonds inzake overkook betreft o.a. de actuariële vordering op het bijbehorende vroegpensioenfonds, deze bedraagt 552.
3 Liquide middelen
Rekening-courant ABN Amro
De liquide middelen staan volledig ter vrije beschikking van het fonds.
56
2012
2011
1.147
636
1.147
636
Jaarrekening 2012
Passiva 4 Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve 2012 Stand per 1 januari
2011
(8.426)
5.228
Toevoeging/onttrekking van het saldo boekjaar
8.138
(13.654)
Stand per 31 december
(288)
(8.426)
2012
2011
23.705
20.235
(614)
3.470
23.091
23.705
2012
2011
-
-
2.454
-
(6)
-
Weerstandsreserve
Stand per 1 januari Onttrekking/toevoeging van het saldo boekjaar Stand per 31 december Bestemmingsreserve 15-jaarsregeling
Stand per 1 januari Toevoeging VPL-premies Toevoeging rendement
13
Onttrekking voor inkoop VPL aanspraken Aanvulling uit algemene reserve pensioenfonds14 Stand per 31 december
(2.534)
-
86
-
-
-
Verloop bestemmingsreserve 15-jaarsregeling In 2012 is gestart met de financiering van de 15-jaarsregeling (ook wel VPL regeling). Er is in 2012 minder premie binnengekomen dan benodigd voor inkoop van de VPL aanspraken in 2012. Hierdoor is de VPL bestemmingsreserve per einde 2012 (beperkt) negatief. Aangezien een negatieve bestemmingsreserve niet verantwoord mag worden, is deze per ultimo 2012 op nul gesteld. De aanvulling van de bestemmingsreserve van 86 negatief naar nul is ten laste gekomen van de algemene reserve van het pensioenfonds. Solvabiliteit
Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2012
2011
22.803
15.279
7.330
6.509
23.091
23.705
De toevoeging van het rendement aan de bestemmingsreserve 15-jaars regeling was in 2012 negatief, doordat de gemiddelde hoogte van de bestemmingsreserve in 2012 negatief was. 14 Dit betreft het verlies voor het fonds doordat er in 2012 onvoldoende VPL-premie beschikbaar was voor de financiering van de VPL aanspraken. 13
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
57
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2012: 113,7% (31 december 2011: 110,6%). De dekkingsgraad van het pensioenfonds is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden -/- bestemmingsreserve 15-jaarsregeling) / Technische voorzieningen 2012
2011
Dekkingsgraad van het pensioenfonds
113,7%
110,6%
Dekkingsgraad van het minimaal vereist eigen vermogen
104,4%
104,5%
Dekkingsgraad van het vereist eigen vermogen
113,9%
116,4%
Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaardmodel waarbij buffers in de evenwichtssituatie zijn gebaseerd op het beleggingsplan van het jaar volgend op het boekjaar. Er is een evaluatie van het herstelplan ingediend bij de toezichthouder. Hierin is aangegeven welke elementen, en in welke mate, ze hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012. Op balansdatum is er nog steeds sprake van een reservetekort. In onderstaande tabel staat de ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het boekjaar. De percentages onder ’gerealiseerd’ komen overeen met de percentages in de bij DNB ingediende evaluatie van het herstelplan. De kolom ’verwacht’ betreft de verwachting voor 2012 ten tijde van de evaluatie van het herstelplan per einde 2011. De beginsituatie is hierdoor vrijwel gelijk, hetgeen een goede vergelijking mogelijk maakt.
Stand per 1 januari Premie Uitkering Toeslag
Gerealiseerd
Verwacht
110,6%
110,3%
(2,0)%
(2,2)%
0,3%
0,3%
0,0%
0,0%
Renteverandering
(7,3)%
0,0%
Overrendement
13,9%
4,3%
Overig
(1,8)%
(0,3)%
113,7%
112,4%
Stand per 31 december
Aangezien er in het herstelplan geen rekening kan worden gehouden met de wijzigingen in de rentetermijn structuur, wijkt de realisatie af van de verwachting. De afwijking tussen gerealiseerd en verwacht rendement wordt veroorzaakt door het feit dat er in het herstelplan wordt uitgegaan van een geschat rendement. De daling van de dekkingsgraad bij overig wordt veroorzaakt door de stijging van technische voorzieningen als gevolg van de wijziging van de overlevingsgrondslagen per einde 2012.
58
Jaarrekening 2012
5 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds 2012
2011
144.653
121.274
Toevoeging pensioenopbouw
8.126
6.500
Rentetoevoeging
2.327
1.612
(3.571)
(3.419)
(183)
(169)
Stand per 1 januari
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente
10.119
18.917
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht van rechten
1.113
717
Wijziging overlevingsgrondslagen
2.018
-
Inkoop VPL-aanspraken
2.534
-
Overige mutaties
(551)
(779)
166.585
144.653
Stand per 31 december
Ultimo 2012 bedroeg de gemiddeld gewogen discontovoet 2,45% (2011: 2,74%). Door de invoering van de UFR in september 2012 is de gemiddeld gewogen discontovoet uiteindelijk minder gedaald dan zonder de invoering van de UFR. Zonder toepassing van de UFR zou de gemiddeld gewogen discontovoet uitkomen op circa 2,28%. Per eind 2012 was het effect van de UFR op de voorziening circa -/- 3,0% en op de dekkingsgraad was dit +/+ 3,4%. Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer. 2012 In aantallen
2012 In euro’s
2011 In aantallen
2011 In euro’s
Actieve deelnemers15
1.628
92.485
1.698
80.122
Gewezen deelnemers
2.081
22.921
1.860
20.625
Pensioengerechtigden
2.725
51.179
2.974
43.906
Totaal
6.434
166.585
6.532
144.653
15
Het aantal actieve deelnemers is exclusief bijzonder partnerpensioen
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
59
6 Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden 2012
2011
Pensioenen Premies Uitkeringen Belastingen en sociale lasten
26
-
-
3
65
58 91
61
Kosten Administratiekosten
37
37
Actuaris
39
62
Accountantskosten
49
48
Advieskosten
7
7
11
19
Beleggingskosten
178
46
Toezichthouders
10
10
Communicatiekosten
Totaal van de overige schulden
60
331
229
422
290
Jaarrekening 2012
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst voor de pensioenadministratie afgesloten met APG Pensioen beheer bv. Het betreft een overeenkomst van 5 jaar, ingaand per 1 januari 2009. Het fonds heeft met de vermogensbeheerders F&C Netherlands B.V. (F&C) en Syntrus Achmea Vastgoed een beheerovereenkomst gesloten. Het contract met Syntrus Achmea Vastgoed is voor onbepaalde tijd aangegaan, met een opzegtermijn van zes maanden. Het contract met F&C is per 1 april 2012 aangepast en heeft een onbepaalde looptijd. Bij de overeenkomst met F&C dient een opzeggingstermijn van twee maanden in acht te worden genomen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
61
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2012 (bedragen in duizenden euro’s)
Baten 7 Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Werkgevers- Werknemersgedeelte gedeelte
2012
2011
Verplichte verzekering
1.787
1.781
3.568
3.171
Vrijwillige verzekering
1.646
1.639
3.285
2.860
134
82
216
195
Voortgezette verzekering
551
-
551
548
VPL-premie
Aanvullende verzekering
2.454
-
2.454
-
Totaal
6.572
3.502
10.074
6.774
Samenstelling premiebijdragen De samenstelling van de premiebijdragen is als volgt: 2012
2011
11.128
8.939
Feitelijke premie
7.620
6.774
Gedempte premie
7.570
7.045
Kostendekkende premie
De (zuivere) kostendekkende premie van het fonds is vastgesteld op de rentetermijnstructuur ultimo 2012. Het fonds maakt echter gebruik van een gedempte premie. Deze premie is gebaseerd op een rekenrente van 4,5%. De feitelijke premie in 2012 was hoger dan de gedempte kostendekkende premie en was daardoor toereikend voor de financiering van de gedempte kostendekkende premie. In onderstaande tabellen wordt de uitsplitsing van de kostendekkende premie en de gedempte premie getoond. Kostendekkende premie 2012
2011
8.631
6.904
Risicokoopsom nabestaanden- en wezenpensioen
253
231
Opslag voor het in stand houden van het vereist vermogen
1.457
1.192
787
612
11.128
8.939
Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw
Opslag voor uitvoeringskosten Totaal
62
Jaarrekening 2012
Gedempte premie 2012
2011
5.661
5.334
Risicokoopsom nabestaanden- en wezenpensioen
166
178
Opslag voor het in stand houden van het vereist vermogen
956
921
Opslag voor uitvoeringskosten
787
612
7.570
7.045
Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw
Totaal
Het verschil tussen de kostendekkende premie en de gedempte premie wordt veroorzaakt door het verschil in gehanteerde rente. De gedempte premie wordt gebaseerd op een vaste rente van 4,5%, terwijl voor de kosten dekkende premie wordt uitgegaan van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per einde vorig boekjaar. De rente in deze rentetermijnstructuur was per einde 2011 gemiddeld genomen gelijk aan 2,76%, en daarmee een stuk lager dan 4,5%.
8 Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2012
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
Vastgoed
571
(579)
(52)
(60)
Aandelen
-
7.629
(215)
7.414
Zakelijke waarden
571
7.050
(267)
7.354
Vastrentende waarden
143
15.387
(118)
15.412
Overige beleggingen
-
(114)
(5)
(119)
Overig
2
-
-
2
Totaal
716
22.323
(390)
22.649
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
Vastgoed
635
(480)
(53)
102
Aandelen
126
(7.492)
(105)
(7.471)
Zakelijke waarden
761
(7.972)
(158)
(7.369)
Vastrentende waarden
351
17.217
(84)
17.484
Overige beleggingen
1
(40)
-
(39)
Overig
9
-
-
9
Totaal
1.122
9.205
(242)
10.085
2011
De kosten van vermogensbeheer omvatten kosten die door de custodian en vermogensbeheerders direct bij het fonds in rekening zijn gebracht. Deze kosten betreffen alleen beheerfees.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
63
Vastrentende waarden 2012
2011
15.081
16.946
237
537
-
1
15.318
17.484
2012
2011
(119)
(52)
-
13
(119)
(39)
2012
2011
Opbrengst liquide middelen
2
9
Totaal
2
9
2012
2011
Inkomende waardeoverdrachten individueel
487
614
Uitgaande waardoverdrachten individueel
(32)
(160)
Overkook uit gelieerd vroegpensioenfonds
552
249
1.007
703
Obligaties (incl. LDI-fondsen) Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Totaal Overige beleggingen
Commodities Derivaten Totaal Overig
9 Saldo overdracht van rechten
Totaal
De opgenomen bate inzake overkook betreft de in het boekjaar opkomende bate uit hoofde van de overkook regeling. Deze regeling is kort uiteengezet in de paragraaf 2 ’Vorderingen en overlopende activa’.
10 Overige baten
64
2012
2011
Overig
-
1
Totaal
-
1
Jaarrekening 2012
Lasten 11 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds 2012
2011
1.150
887
(37)
(170)
1.113
717
(332)
(37)
531
50
(1)
(152)
Mutaties onvindbare pensioentrekkenden
(348)
(328)
Door overlijden vrijgevallen (update aan GBA)
(401)
(468)
-
156
(551)
(779)
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht van rechten Inkomende waardeoverdrachten actuarieel Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel Totaal Overige mutaties Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties
Migratie deelnemers vanuit VPF Totaal
In de voorziening zijn de verplichtingen van nog niet afgeronde waardeoverdrachten van voorgaande boekjaren meegenomen, voor zover er een akkoordverklaring ontvangen is. In 2011 is veel werk gemaakt van het koppelen van de gegevens in het deelnemersbestand aan de informatie in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Door een aantal geconstateerde overlijdensgevallen bleek toen een aanzienlijke voorziening te kunnen vrijvallen. Het koppelen van de gegevens aan de informatie in de GBA heeft gelopen tot en met begin 2012. Ook in boekjaar 2012 zijn derhalve een aantal geconstateerde overlijdensgevallen in de administratie verwerkt en is er een bedrag uit de voorziening vrijgevallen. Voor boekjaar 2013 wordt niet wederom een dergelijke vrijval verwacht. Een aantal deelnemers die vallen onder Regeling 2006 was, voor wat betreft hun aanspraken op tijdelijk ouderdomspensioen, ten onrechte opgenomen in het Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie. Dit is in 2011 geconstateerd en vervolgens zijn de betreffende 25 deelnemers gemigreerd naar het Bedrijfstak pensioenfonds.
12 Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen
2012
2011
2.342
2.106
996
1.015
15
12
221
454
3.574
3.587
Andere uitkeringen: Afkoop wegens laag pensioen Totaal
Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 438,44 (2011: € 427,29) per jaar (de afkoopgrens).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
65
13 Pensioenuitvoeringskosten
Aandeel administratiekosten pensioenuitvoerder
2012
2011
381
372
Andere kosten Certificerend actuaris
18
69
Adviserend actuaris
91
89
Accountantskosten
48
57
Bestuurskosten
35
29
Advieskosten
74
124
Visitatiekosten
18
-
Toezichthouders
19
21
Communicatiekosten
11
17
5
3
Overige kosten
319
409
700
781
2012
2011
29
40
19
17
Adviesdiensten op fiscaal gebied
-
-
Andere niet-controleopdrachten
-
-
48
57
Totaal De accountantskosten zijn als volgt verdeeld:
Onderzoek jaarrekening Andere controleopdrachten
16
Totaal
Beloning bestuurders De beloning aan bestuurders inclusief deelnemersraad en verantwoordingsorgaan bedraagt € 35 (2011: € 29). Het fonds heeft geen personeel in dienst. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoerings overeenkomst verricht door personeel in dienst van de pensioenuitvoerder dan wel de vermogensbeheerder.
Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
16
66
Dit betreffen normportefeuille, z-score, FVP-assurance en audit issue memorandum.
Jaarverslag 2012
Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risico-informatie aan. Als gevolg van het toepassen van het doorkijkprincipe in de risicoparagraaf wijken enkele balanstotalen in de tabellen af van de balanstotalen in de jaarrekening.
Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezicht houder worden opgelegd, het Financieel ToetsingsKader (FTK). Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de werkgevers en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagen op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt: 2012 Technische voorzieningen volgens jaarrekening
(a)
166.585
2011 (a)
144.653
Buffers S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden
3.473
4.953
20.442
20.295
S3 Valutarisico
-
-
S4 Grondstoffenrisico
-
758
S5 Kredietrisico
1.696
1.422
S6 Verzekeringstechnisch risico
5.419
4.730
(7.939)
(8.453)
Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers) Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen (totaal activa -/- schulden) Tekort
(b)
23.091
(b)
23.705
(a+b)
189.676
(a+ b)
168.358
189.388
159.932
(288)
(8.426)
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische assetmix in de evenwichtssituatie. Het vereist eigen vermogen (VEV) is ten opzichte van vorig jaar gedaald van 116,4% naar 113,9%. Deze daling van 2,5%-punt wordt voornamelijk veroorzaakt door de volgende punten: • De converteerbare obligaties worden, op aangeven van DNB, bij de vastrentende waarden meegenomen. Vorig jaar werden deze bij aandelen verantwoord. Deze verschuiving heeft gezorgd voor een daling van het VEV van 116,4% naar circa 114,5%. • Bij afdekking van het renterisico wordt uitgegaan van afdekking op de zuivere rentetermijnstructuur en niet op de rente met UFR. Dit vertaalt zich in een hogere afdekking op de rente met UFR en heeft gezorgd voor een verdere daling van het VEV naar 113,9%.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
67
Marktrisico (S1-S4) Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het renterisico, prijs(koers)risico en het valutarisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in het beleggingsplan. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioen verplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. 2012 Balanswaarde
2012 Duration
2011 Balanswaarde
2011 Duration
Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten)
108.356
5
79.481
3
Duration van de vastrentende waarden (na derivaten)
108.356
21
79.481
25
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
166.585
18
144.653
17
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen, zonder gebruikmaking van derivaten. Door gebruik te maken van derivaten neemt de duration aanzienlijk toe, maar gewogen over de gehele beleggingsportefeuille is deze korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Bij een rentestijging daalt als gevolg hiervan de waarde van beleggingen minder snel dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); de dekkingsgraad zal hierdoor stijgen. Bij een rentedaling stijgt de waarde van de beleggingen minder snel dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verlagen van het renterisico of de “duration-mismatch”. Het fonds heeft in zijn strategisch beleid geformuleerd om het renterisico voor 70% af te dekken. Hierdoor wordt bij een rentewijziging 70% van de waardeverandering van de technische voorzieningen gecompenseerd door een waardeverandering van de beleggingen. Het afdekkingspercentage wordt ook wel het matchpercentage genoemd. Om het renterisico te verlagen, belegt het fonds in vastrentende waarden en LDI pools. In de LDI pools zitten kortlopende vastrentende waarden en renteswaps. Bij het vaststellen van het matchpercentage worden alleen de in euro’s genoteerde vastrentende waarden en renteswaps meegeteld (de zogenaamde ’economische’ match). Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt het renterisico verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Op balansdatum bedroeg de feitelijke afdekking van het renterisico circa 66%. Dit betreft de rentehedge op basis van de marktgevoeligheid van de beleggingen en verplichtingen. Invoering Ultimate Forward Rate (UFR) Vanaf september 2012 hanteert DNB bij het publiceren van de rentetermijnstructuur de UFR. Door toepassing van de UFR vindt een correctie plaats op de rentes vanaf looptijd 20 jaar. De forward rate wordt verondersteld tussen looptijd 20 en looptijd 60 naar 4,2% toe te groeien. In overleg met het bestuur gaat de vermogensbeheerder (F&C) bij de afdekking van het renterisico nog uit van de zuivere rentetermijnstructuur. De schok op de verplichtingen wordt, bij de bepaling van S1, wel gebaseerd op de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur en is daardoor kleiner dan op de zuivere rentetermijn
68
Jaarrekening 2012
structuur. De afdekking op UFR is hierdoor hoger geworden (strategisch circa 79%) en S1 daardoor lager. De werkelijke afdekking ultimo 2012 was 79,7%. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
Resterende looptijd korter dan 1 jaar
2012 In euro’s
2012 In procenten
2011 In euro’s
2011 In procenten
10.782
10
19.501
25
Resterende looptijd tussen 1 en 5 jaar
30.703
28
21.788
27
Resterende looptijd langer dan 5 jaar
66.871
62
38.192
48
108.356
100
79.481
100
Totaal
Prijsrisico (S2) Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling, of door generieke factoren. Alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt. Hierdoor zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector (exclusief vastgoed) weergegeven:
Overheidsinstellingen Particulieren
2012
2011
26.823
13.699
-
369
Financiële instellingen
53.698
48.657
Handel- en Industriële bedrijven
50.488
63.548
8.062
3.742
33.951
16.615
173.022
146.630
Nutsbedrijven Andere instellingen Totaal
De verdeling naar regio (exclusief vastgoed) is weergegeven in de onderstaande tabel:
Mature markets Emerging markets Totaal
2012
2011
156.541
130.663
16.481
15.967
173.022
146.630
In de post Mature Markets is een bedrag van € 3.655 duizend (2011: € 4.873 duizend) opgenomen voor beleggingen in de zogenaamde GIPSI-landen (Griekenland, Italië, Portugal, Spanje en Ierland), waarvan € 1.741 duizend in Italië, € 837 duizend in Spanje en € 635 duizend in Ierland. Het fonds heeft geen directe exposure naar staatsleningen of credits van banken uit Cyprus. De afschrijvingen op deposito’s en leningen hebben derhalve geen directe impact gehad op de vermogenspositie van het fonds. Indirect leidden de afschrijvingen echter wel tot een negatiever sentiment onder beleggers na de bekend making van de afschrijvingen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
69
De segmentatie van vastgoed naar sectoren (exclusief kortlopende vorderingen en liquide middelen) is als volgt: 2012 In euro’s
2012 In procenten
2011 In euro’s
2011 In procenten
Kantoren
2.723
24
2.939
24
Winkels
3.549
31
3.592
30
Woningen
4.300
38
4.552
38
834
7
913
8
11.406
100
11.996
100
Overige Totaal
Valutarisico (S3) Het totaalbedrag dat wordt belegd in vreemde valuta bedraagt ultimo 2012 circa 45% (2011: 46%) van de beleggingsportefeuille en is vrijwel geheel afgedekt door valutaderivaten. Het valutarisico wordt in onder staande tabel weergegeven. Voor Valutaderivaten 2012 (in euro’s) in beleggings- Nettopositie na pool (in euro’s) (in euro’s)
Voor Valutaderivaten 2011 (in euro’s) in beleggings- Nettopositie na pool (in euro’s) (in euro’s)
CHF
1.300
(1.316)
(16)
-
-
-
EUR
102.585
84.735
187.320
86.399
74.103
160.502
GBP
5.723
(5.738)
(15)
7.956
(7.998)
(42)
JPY
4.376
(4.375)
1
5.542
(5.601)
(59)
451
(451)
-
-
-
-
NOK SEK
1.315
(1.311)
4
-
-
-
USD
52.225
(58.209)
(5.984)
41.732
(52.289)
(10.557)
Overige
19.833
(13.335)
6.498
17.411
(8.215)
9.196
187.808
-
159.040
-
Totaal
De post ’Overige’ betreft een aantal valuta uit andere dan de genoemde landen. Deze zijn afgedekt tegen de dollarkoers. Vandaar de overexposure onder de post ’USD’. Grondstoffenrisico (S4) Dit betreft het risico van waardedalingen van de grondstofprijzen. In het beleggingsplan 2013 is afgesproken dat er met ingang van 2013 niet meer in grondstoffen wordt belegd. De beleggingen in grondstoffen zijn in het eerste kwartaal verkocht. Derhalve is het risico hierop nihil.
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalings onmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, en markt partijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Dit zijn derivatenposities die niet via de beurs worden verhandeld, maar rechtstreeks tussen partijen. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegen prestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau (dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds), het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij
70
Jaarrekening 2012
hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten, en het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Voor het beheer van de beleggingen wordt gebruik gemaakt van de beleggingspools van F&C. In de interne pools beheert F&C de beleggingen, in de fiduciaire pools worden één of meerdere externe beheerders aangesteld. In de beleggingspools wordt securities lending toegepast. Securities lending is een activiteit die F&C niet zelf uitvoert, maar die wordt uitbesteed aan een externe professionele aanbieder van securities lending. De uitvoerder van het securities lending beleid binnen de pools is State Street Corporation (SSC). Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds alleen belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/ CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. In de ISDA/CSA-overeenkomsten worden de afspraken en voorwaarden van de derivatentransacties vastgelegd. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 2012 In euro’s
2012 In procenten
2011 In euro’s
2011 In procenten
AAA
21.206
20
17.321
22
AA
13.306
12
6.989
9
A
12.828
12
10.061
13
9.647
9
7.430
9
Lager dan BBB
BBB
15.439
14
8.513
11
Geen rating
35.930
33
29.167
36
108.356
100
79.481
100
Totaal
De relatief grote post ’Geen rating’ betreft voor circa € 14 miljoen hypotheken en € 21,5 miljoen aan derivaten. Beide hebben geen rating. Het fonds belegt indirect in derivaten door participering in de LDI fondsen. De derivaten betreffen onderliggende interest rate swaps in deze LDI fondsen. F&C beheert deze fondsen en hanteert JP Morgan als centrale tegenpartij voor deze interest rate swaps. Tevens wordt geacht dat er geen sprake is van een tegenpartij risico inzake de kredietwaardigheid bij interest rate swaps omdat tegenover de waarde van deze swaps collateral wordt ontvangen.
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) (S6) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioen vermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premie vrijstelling bij invaliditeit (’schadereserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het bestuur doet onderzoek en stelt de actuariële grondslagen vast; deze worden jaarlijks getoetst door een certificerende actuaris, waarbij de werkelijke uitkomsten worden vergeleken met de verzekeringstechnisch veronderstelde uitkomsten.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
71
Toeslagverleningsrisico (actuariële risico’s) De toeslag is uitdrukkelijk voorwaardelijk. Het bestuur heeft ook geen ambitie om toeslagen te verlenen. Indien het bestuur besluit om toch een toeslag te verlenen, dan wordt deze gebaseerd op de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Hierbij wordt in beginsel uitgegaan van de volgende staffel: Dekkingsgraad
Beoogde toeslag
Dekkingsgraad > 120%
0%
120% < dekkingsgraad < 130%
1%
130% < dekkingsgraad < 140%
2%
140% < dekkingsgraad
3%
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Er wordt belegd via beleggingspools. Uittreding uit deze pools is mogelijk onder voorwaarden van het betreffende beleggingsfonds. De snelheid waarmee deze beleggingen liquide gemaakt kunnen worden is afhankelijk van de liquiditeit van de onderliggende beleggingen. De leverage van de swaps wordt gemanaged binnen de LDI pools. Wanneer de rente stijgt dan zal de leverage in de LDI pools toenemen. Indien er een leverage rebalancing plaatsvindt dan wordt dit gefinancierd via de lange staatsobligaties. Indien de rentestijging dermate sterk is dat deze volledig verkocht zijn dan zal de liquide returnportefeuille pro rata aangewend worden. Aangezien het fonds het merendeel van de portefeuille belegt in assets die snel liquide gemaakt kunnen worden, heeft het geen potentieel collateral risico.
Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Per 31 december 2012 betreft dit de volgende posten. 2012
2011
Federale Republiek Duitsland
9.394
3.254
Republiek Frankrijk
6.355
3.209
Koninkrijk der Nederlanden
3.693
3.194
Als aanvullende zekerheid worden de F&C beleggingspools door SSC schadeloos gesteld voor eventuele verliezen als gevolg van het faillissement van tegenpartijen. Dit betreft een aanvullende zekerheid bovenop het onderpand en de extra buffer van 5%.
72
Jaarrekening 2012
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico (S9) De operationele risico’s betreffen risico’s die ontstaan door computerproblemen, menselijke fouten of andere onvoorzienbare factoren. Deze risico’s worden afgedekt door een veelheid aan elkaar aanvullende maatregelen. Dit zijn bijvoorbeeld back-upsystemen, toegangsbeveiliging en testprocedures. De ondernemingen die betrokken zijn bij de uitvoering van de pensioenregelingen en de beleggingen van het fonds hanteren hier strikt beleid voor. Verantwoording vindt plaats middels SLA-rapportages en in control-statements. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens indirect (middels participatie in fondsen) gebruik gemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Tevens maakt het fonds gebruik van renteswaps, met als doel het verkleinen van het renterisico. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt het renterisico verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaald. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat wordt gewerkt met onderpand. Ten aanzien van het collateral management beleid zijn staatsobligaties van het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Duitsland, Belgie, Nederland, Canada en Frankrijk toegestaan als onderpand. De hoogte is ten minste 100% + een buffer afhankelijk van de looptijd. Gebruik wordt gemaakt van onder meer valutatermijncontracten. Dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt (zie ook de paragraaf ’Valutarisico’s’ van dit hoofdstuk).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
73
Overige gegevens Statutaire bestemming van saldo van baten en lasten In de statuten is geen bepaling opgenomen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten. Krachtens het besluit van het bestuur in de vergadering van 20 juni 2013 is het saldo van baten en lasten over 2012 verwerkt in de weerstandsreserve en de algemene reserve.
74
Jaarrekening 2012
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie te Amsterdam is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2012.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ’Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132 PW. Het eigen vermogen is in boekjaar 2012 lager dan het vereist eigen vermogen. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Eindhoven, 20 juni 2013 drs. M.B.H. Ceelaert AAG verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
75
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: Het Bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening over 2012 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risicoinschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onder bouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeen komstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 20 juni 2013 KPMG Accountants N.V. A.J.H. Reijns RA
76
Jaarrekening 2012
Bijlage (Neven)functies bestuursleden Werkgeversbestuursleden P.G.J. de Bruyn (Vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek) Directeur HR bij Wienerberger Werkgeversdeelnemer aan het cao overleg voor de CAO Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie L.H.H. Engels (Vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek) Lid College van Opdrachtgevers Cordares Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie P.M. Lemmen (Vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek) Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie
Werknemersbestuursleden J.P.M. Janssen (FNV Bondgenoten) Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie Bestuurder FNV Bondgenoten Bestuurslid VUT- beton Bestuurslid Vlakglas: VUT, BPF en Stoov (opleidingen) R.W. Vlietman (CNV Vakmensen) Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie Bestuurslid bij BPF Slagers Vicevoorzitter bij BPF Rijn en Binnenvaart Bestuurslid bij BPF Vlakglas Bestuurslid bij STIVU Lid Pensioenraad Koopvaardij namens de slapers Secretaris klantenraad F&C Bestuurslid klantenraad Syntrus Achmea Real Estate and Services Lid klantenraad Rabobank Lid College van Opdrachtgevers Cordares Pensioendeskundige CNV Vakmensen Bestuurslid NDC Voorzitter commissie Zeehelden- en staatsliedenbuurt, gemeente Stichtse Vecht A. Jorna (De Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening) Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie Lid Dagelijks Bestuur Kamer van Koophandel Brabant Lid SER Brabant Voorzitter adviesorgaan Arbeidsmarkt-Onderwijs Woordvoeder namens de VEB op aandeelhoudersvergaderingen Lid bestuur BPF betonproducten Lid Bestuursraad vakorganisatie de Unie
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
77
78
Jaarrekening 2012
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
79