Jaarverslag 2008
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
857
Jaarverslag
over het boekjaar 1 januari 2008 - 31 december 2008
Jaarverslag 2008
3
Inhoudsopgave 1 Voorwoord
5
2 Karakteristieken van het pensioenfonds
6
Doelstelling Statutaire organen Commissies, adviseurs Vertegenwoordigingen Kerncijfers en omvang van het fonds
6 6 8 10 11
3 Verslag van het bestuur
15
3.1 Bestuursbesluiten en gevoerde beleid
15
3.2 Van de deelnemersraad De oprichting Van het verantwoordingsorgaan
18 18 18
3.3 Goed pensioenfondsbestuur Integere bedrijfsvoering Intern toezicht Verantwoordingsorgaan Maatschappelijk verantwoord ondernemen
20 20 20 20 20
3.4 Pensioenregelingen Pensioenregelingen 2008 Pensioenregelingen 2009
21 21 21
3.5 Risicoparagraaf Beleggingsrisico’s Actuariële risico’s Operationele risico’s
22 22 23 23
3.6 Vooruitzichten
24
3.7 Pensioenontwikkelingen
24
3.8 Beleggingen Marktontwikkelingen Beleggingen in het verslagjaar Rendement Z-score over 2008 Maatschappelijk verantwoord beleggen
27 27 29 31 33 33
3.9 Financiële paragraaf Samenvatting van de financiële positie van het fonds Achtergrond en oorzaken van de ontwikkelingen in de financiële gegevens Stand van de voorzieningen en reserves Resultaat boekjaar
34 34 34 34 35
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
4
4. Jaarrekening 2008
37
5. Overige gegevens
66
Balans per 31 december 2008 Rekening van baten en lasten over 2008 Toelichting Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2008 Toelichting op de rekening van baten en lasten over het boekjaar 2008 Kasstroomoverzicht Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten Niet in de balans opgenomen verplichtingen Verklaring van de actuaris Verklaring van de accountant Gebeurtenissen na balansdatum
39 40 41 41 54 60 64 66 66 67 69 71
Jaarverslag 2008
5
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag 2008 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie. In dit verslag komt de inhoud van de regelingen anno 2008 en de samenstelling van het bestuur aan de orde. Ook zijn de belangrijkste bestuursbesluiten, die in het jaar 2008 zijn genomen, kort samengevat. Verder zijn de wettelijke ontwikkelingen, die van belang zijn voor bedrijfstakpensioenfondsen, voor u op een rijtje gezet. Ook wordt u geïnformeerd over de financiële positie, de baten en lasten en het beleggingsbeleid van het fonds. Het jaar 2008 is voor veel pensioenfondsen een jaar van tegenslag geweest vanwege de verliezen op de financiële markten en de dalende marktrente. De gevolgen voor het bedrijfstakpensioenfonds worden in dit verslag ook beschreven. Het bestuur wil hierbij dank uitspreken aan iedereen die zich, in welke functie dan ook, in 2008 heeft ingezet voor het pensioenfonds. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie 12 juni 2009 De heer J.P.M. Janssen, voorzitter De heer P.G.J. de Bruyn, vice-voorzitter
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
6
Karakteristieken van het pensioenfonds Doelstelling Het bedrijfstakpensioenfonds is in het leven geroepen om werknemers, oud-werknemers en hun nabestaanden te beschermen tegen financiële gevolgen van ouderdom en overlijden.
Statutaire organen Bestuur
Bestuursleden mogen alleen worden benoemd als De Nederlandsche Bank (DNB) geen bezwaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van DNB moeten de personen die het beleid van een pensioenfonds (mede) bepalen voldoende deskundig zijn met het oog op de belangen van de (gewezen) deelnemers en overige belanghebbenden. De deskundigheid van de bestuursleden wordt periodiek geëvalueerd. Daarbij wordt zowel gekeken naar de individuele deskundigheid als naar het collectief. Het bestuur heeft aanvullend hierop een eigen deskundigheidsplan vastgesteld waarin de eisen die aan de bestuursleden worden gesteld, zijn vastgelegd. Ook heeft het fonds een gedragscode voor haar bestuursleden. Een zogenaamde compliance officer ziet er op toe dat een ieder handelt conform de gedragscode. Het bestuur wordt gevormd door de benoeming van drie leden door de werkgeversorganisatie en drie leden door de werknemersorganisaties. Samenstelling bestuur per 31 december 2008 Leden werkgevers: De heer drs. P.G.J. de Bruyn, voorzitter De heer L.H.H. Engels, plv. voorzitter De heer P.M. Lemmen
Plaatsvervangende leden werkgevers: 1) 1) 1)
Leden werknemers: De heer J.P.M. Janssen, vice-voorzitter De heer R.W. Vlietman De heer J.A. Spruijt
vacant vacant vacant
Plaatsvervangende leden werknemers: 2) 3) 4)
vacant De heer M.H. Hietkamp
3)
Bestuurswisselingen De heer E.J. Jansen is afgetreden als bestuurslid van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie. Hij heeft zich namens De Unie meerdere jaren ingezet voor het bedrijfstakpensioenfonds. De heer E.J. Jansen is als bestuurslid opgevolgd door de heer J.A. Spruijt. Het vice-voorzitterschap is door het vertrek van de heer E.J Jansen in 2008 overgedragen aan de heer J.P.M. Janssen.
Jaarverslag 2008
7
Het bestuur van het fonds wordt gevormd door vertegenwoordigers van de volgende werkgevers‑ en werknemersorganisaties: 1) Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten, Florijnweg 6, 6883 JP Velp (Gld.), tel: 026 384 56 30; 2) FNV Bondgenoten, Varrolaan 100, 3506 GE Utrecht, tel: 030 273 82 22; 3) CNV Bedrijvenbond, Tiberdreef 4, 3561 GG Utrecht, tel: 030 751 15 00; 4) De Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening, Multatulilaan 12, 4103 NM Culemborg, tel: 0345 851 851.
Deelnemersraad
De deelnemersraad is een adviesorgaan van het bestuur. De deelnemersraad is van belang, omdat deelnemers en gepensioneerden via de raad direct met het bestuur kunnen praten over zaken die voor hen belangrijk zijn. De raad bestaat uit twee vertegenwoordigers namens de actieve deelnemers en twee vertegenwoordigers namens de gepensioneerden. De zittingsperiode is vier jaar. Samenstelling per 31 december 2008 Leden namens actieve deelnemers De heer H. Speelman De heer M. van Leest
Leden namens gepensioneerden De heer S.A.G Berende De heer H. Kleba
Verantwoordingsorgaan
Het Bedrijfstakpensioenfonds heeft naast het bestuur en de deelnemersraad een derde bestuursorgaan, namelijk het verantwoordingsorgaan. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes van Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 3 leden, van wie een lid de werknemers vertegenwoordigt, een lid de gepensioneerden en een lid de werkgevers. De 2 leden die zitting hebben in het verantwoordingsorgaan namens de deelnemers en gepensioneerden zijn tevens lid van de deelnemersraad. De zittingsperiode is 4 jaar. Het bestuur heeft op 26 juni 2008 de leden van het verantwoordingorgaan officieel benoemd. Samenstelling per 31 december 2008 Leden namens actieve deelnemers Leden namens gepensioneerden De heer H. Speelman
De heer S.A.G Berende
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
8
Leden namens de werkgevers De heer G. Slutter
Het bestuur heeft de voordracht van het Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten voor een werkgeversvertegenwoordiger overgenomen.
Intern toezicht
Het bestuur heeft gekozen voor intern toezicht door een visitatiecommissie. Deze commissie zal eens in de drie jaar de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn beoordelen. In 2008 is de visitatiecommissie niet bijeen gekomen.
Commissies en adviseurs Beleggingscommissie
De beleggingscommissie adviseert het bestuur over het te voeren beleggingsbeleid en beoordeelt de performance van de vermogensbeheerders. Daarnaast houdt de beleggingscommissie toezicht op de wijze waarop de vermogensbeheerders hun bevoegdheid tot het nemen van de tactische beleggingsbeslissingen uitoefenen. Samenstelling per 31 december 2008 Leden werkgevers De heer P.G.J. de Bruyn De heer P.M. Lemmen
Leden werknemers De heer R.W. Vlietman De heer J.A. Spruijt
Werkgroep Communicatie
Samenstelling per 31 december 2008 Leden werkgevers De heer P.G.J. de Bruyn
Leden werknemers De heer J.P.M. Janssen
Werkgroep uitbesteding
Het bestuur heeft een werkgroep ingesteld om de offertes van meerdere pensioenuitvoerders te vergelijken op basis van kwaliteit en prijs. Samenstelling per 31 december 2008 Leden werkgevers De heer P.G.J. de Bruyn De heer P.M. Lemmen
Leden werknemers De heer J.P.M. Janssen
Jaarverslag 2008
9
Adviseurs
Het bestuur laat zich bijstaan door externe adviseurs op actuarieel, juridisch en fiscaal gebied en vermogensbeheer. Het bestuur blijft te allen tijde eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds en houdt dan ook toezicht op zijn adviseurs. De administratie is in 2008 uitgevoerd door Syntrus Achmea Pensioenbeheer (voorheen PVF Achmea). Het bestuur heeft besloten om de administratie per 1 januari 2009 te laten uitvoeren door Cordares. Nadere toelichting treft u aan bij de bestuursbesluiten in een volgend hoofdstuk. Het vermogen wordt beheerd door F&C Investments en Syntrus Achmea Vastgoed. De jaarrekening wordt gecontroleerd door de accountant KPMG en voorzien van een actuariële verklaring door de waarmerkend actuaris van Watson Wyatt B.V. De juridische en fiscale advisering is uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer Molenwerf 2-8, 1006 AG Amsterdam
Algemeen adviseur
De heer J.H. Klinkenberg HK Consultancy Bernhardlaan 11, 6988 AS Laag Keppel
Adviserend Actuaris
De heer drs. H.J.W. van Gemert Watson Wyatt B.V. Beemdstraat 1, 5653 MA Eindhoven
Waarmerkend actuaris
De heer R.H. Van Os Watson Wyatt B.V. Beemdstraat 1, 5653 MA Eindhoven
Beleggingsadviseur
De heer J. Molenaar Watson Wyatt B.V. Beemdstraat 1, 5653 MA Eindhoven
Vermogensbeheerders
F&C Investments Jachthavenweg 109k, 1081KJ Amsterdam
Syntrus Achmea Vastgoed Gatwickstraat 1, 1043 GK Amsterdam
Accountant
De heer M.J. Vredenduin KPMG Accountants NV Burg. Rijnderslaan 10-20, 1185 MC Amstelveen
Communicatiedeskundige
De heer P. Van Gogh Van Gogh Communicatie en Onderzoek P. de Hooghstraat 59 3583 RH Utrecht
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
10
Vertegenwoordigingen Raad van Afgevaardigden Stichting PVF Nederland
In de Raad van Afgevaardigden van Stichting PVF Nederland werd het fonds in 2008 vertegenwoordigd door: werkgeversvertegenwoordiger: de heer J.H. Klinkenberg
Vertegenwoordiging Achmea Vastgoed
werknemersvertegenwoordiger: de heer R.W. Vlietman
Het bestuur werd gedurende het verslagjaar in de fondsen van Achmea Vastgoed vertegenwoordigd door de heer R.W. Vlietman
Jaarverslag 2008
11
Kerncijfers en omvang van het fonds
2008
2007
2006
2005
2004
Aantallen Werkgevers Actieve deelnemers1 Hierin begrepen: • Vrijwillige deelnemers • Arbeidsongeschikten • Vut-ers • FVP-ers Gewezen deelnemers Gepensioneerden
32 1.829
29 1.276
29 1.267
29 1.217
29 1.277
500 137 72 14 6.063 2.311
- 143 53 16 6.794 2.345
- 175 47 28 7.146 2.425
- 188 42 28 7.785 2.488
214 45 38 8.462 2.511
Financiële gegevens (bedragen x € 1.000,-) Voorziening pensioenverplichtingen Algemene reserve Weerstandsreserve Dekkingsgraad volgens FTK Premies Pensioenuitkeringen Belegd vermogen (actuele waarde)2 Opbrengst uit vermogen3 Performance Resultaat boekjaar Z-score4
99.166 0 11.995 112,1% 5.912 2.852 109.083 (35.210) (24,55)% (54.681) (2,77)
77.260 49.136 17.540 186,3% 3.250 2.770 142.477 7.766 5,07% 10.152 1,34
71.115 33.551 21.619 172,4% 2.497 2.743 126.710 10.254 8,79% 9.747 1,26
72.179 23.338 22.085 153,4% 1.718 2.676 116.573 15.590 15,26% 10.095 1,52
68.010 14.629 20.699 1.544 2.656 102.573 6.708 7,04% 3.645 0,37
Gegevens voor deelnemers in regeling 19915 Opbouw per jaar Premie per jaar Franchise Max. pensioengrondslag Max. pensioengevend salaris
1,75% 21,0% 20.819 25.386 46.205
1,75% 21,0% 20.161 24.857 45.017
1,75% 19,5% 19.863 23.985 43.848
1,75% 18,0% 19.618 23.969 43.587
1,75% 16,5% 19.532 24.055 43.587
Gegevens voor deelnemers in regeling 20066 Opbouw per jaar Premie per jaar Franchise Max. pensioengrondslag Max. pensioengevend salaris
2% 19,5% 16.559 52.749 69.308
2% 19,5% 16.036 51.491 67.527
2% 18,0% 15.799 49.973 65.772
3,26%
1,5%
1,25%
0%
2%
1,19%
1,43%
1,25%
0%
2%
Toeslag per 1 januari boekjaar voor actieve deelnemers Toeslag per 1 januari boekjaar voor gewezen deelnemers/gepensioneerden 1 2 3 4 5
Het aantal deelnemers is aanmerkelijk toegenomen door de vrijwillige toetreding van vijf werkgevers De vergelijkende cijfers zijn aangepast in verband met de herziene richtlijn RJ610 Inclusief andere resultaten op beleggingen en vóór aftrek van beleggingskosten. De z-score is in de oude stijl weergegeven. Bij de z-score nieuwe stijl wordt ten opzichte van de oude methodiek 1,28 bij de score opgeteld Regeling 1991 geldt voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en die op 31 december 2005 reeds in dienst waren van een aangesloten onderneming. 6 Regeling 2006 geldt voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 danwel de werknemers en die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden van een aangesloten onderneming.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
12
Omvang van het fonds In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de omvang van het fonds weergegeven. De gegevens van het verslagjaar, zoals het aantal werkgevers en deelnemers, de vastgestelde pensioenpremie en de pensioenuitkeringen, worden ter vergelijking afgezet tegen de cijfers uit het verleden.
Werkgevers en deelnemers Werkgevers en deelnemers in de laatste 10 jaar Jaar Premie‑ Deelnemers betalende werkgevers
40 38 37 37 32 29 29 29 29 32
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
Hierin begrepen arbeidsonge‑ schikte deel‑ nemers die geen premie meer betalen
Percentage van totaal aantal deelnemers (%)
Gewezen deelnemers met premie vrije rechten
318 294 270 253 241 214 188 175 143 137
22 21 20 19 19 17 16 14 11 7
11.161 10.746 10.184 9.651 9.085 8.462 7.785 7.146 6.794 6.063
1.441 1.417 1.373 1.299 1.299 1.277 1.217 1.267 1.276 1.829
Aantal deelnemers 14000 14000 12000 12000 10000 10000 8000 8000 6000 6000 4000 4000 2000 2000 0
0 1998
1999
Premiebetalenden
2000
2001
Premievrijen
2002
2003
2004
Arbeidsongeschikten
Gedispenseerde ondernemingen Een werkgever heeft dispensatie voor in totaal drie werknemers.
2005
2006
2007
2008
Jaarverslag 2008
13
Premie
De premie bedroeg in 2008 voor deelnemers in Regeling 1991 21,0% (21,0% in 2007) van de pensioengrondslag. Voor deelnemers in Regeling 2006 bedroeg de premie 19,5% (19,5% in 2007). Vastgestelde premie (bedragen x € 1.000,‑)
2008
2007
Premie voor verplichte verzekering Premie voor vrijwillige verzekering Premie voor voortgezette verplichte verzekering Premie voor aanvullende verzekering
3.288 2.069 205 350
3.078
Totaal
5.912
3.250
172 0
Premie‑ontvangsten en premie ten laste van het fonds voor arbeidsongeschikte deelnemers in de laatste 10 jaar (bedragen x € 1.000,‑) (1) Jaar Ten gunste van het boekjaar vastgestelde premie* 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
1.242 1.247 1.371 1.354 1.362 1.544 1.718 2.497 3.250 5.912
(2) (3) Ten laste van het Totaal premie fonds gekomen van (1)+(2) premie voor arbeidsongeschikte deelnemers
227 224 219 218 184 214 214 255 271 292
(4) (2) in procenten van (3)
1.469 1.471 1.590 1.572 1.546 1.758 1.932 2.752 3.521 6.204
15,5 15,2 13,8 13,9 11,9 12,2 11,1 9,3 7,7 4,7
* Exclusief premie ineens
Premie‑invordering De premie‑invordering verliep in het verslagjaar goed.
Uitkeringen
Hieronder staan de aantallen ingegane pensioenen ultimo 2008 vermeld. Tevens wordt per pensioensoort het uitgekeerde jaarbedrag gegeven.
Aantal pensioen uitkeringen ultimo 2008 2007
Jaarbedrag (x € 1.000,-) 2008 2007
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen
1.291 1.010 10
1.299 1.040 6
1.846 1000 6
1.777 990 3
Totaal
2.311
2.345
2.852
2.770
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
14
Aantal uitkeringen 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 1998
1999
Ouderdomspensioen
2000
2001
Partnerpensioen
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Wezenpensioen
Eenmalige uitkeringen Aan eenmalige uitkeringen in verband met afkoop kleine pensioenen werd in 2008 ruim € 363.000,-uitbetaald, tegen € 282.000,-- in 2007.
Jaarverslag 2008
15
Verslag van het bestuur 3.1 Bestuursbesluiten en gevoerde beleid Risicobeheersing en uitbesteding zijn in 2008 belangrijke thema’s geweest. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste besluiten: Kredietcrisis en de financiële positie van het fonds Het bedrijfstakpensioenfonds is altijd een zeer solide pensioenfonds geweest met een dekkingsgraad van ver boven het minimaal wettelijk vereiste niveau. Ook het bedrijfstakpensioenfonds is echter door de kredietcrisis hard getroffen. Door de daling van de marktrente en de daling van de aandelenkoersen is de financiële positie van het fonds aanzienlijk verslechterd. Gelukkig was de uitgangspositie van het pensioenfonds voordat de crisis uitbrak zeer goed. De dekkingsgraad bedroeg eind 2007 186,3%. Desalniettemin zijn de buffers van het fonds dermate afgenomen dat er eind 2008 een reservetekort is vastgesteld. Het bestuur heeft, gelet op de situatie die ontstaan is voor het bedrijfstakpensioenfonds, direct een aantal maatregelen genomen en een herstelplan opgesteld. Naast het beleggingsbeleid vormen ook het premie- en toeslagbeleid voor het bestuur instrumenten waarmee het pensioenfonds kan sturen. Over het herstelplan De genomen besluiten over het herstelplan uit de bestuursvergadering van 20 maart 2009 zijn voorgelegd aan de deelnemersraad, die hierover positief advies heeft uitgebracht aan het bestuur. In dit herstelplan wordt geschetst hoe de buffers binnen een termijn van 15 jaar weer voldoende groot worden geacht om economische tegenspoed op te vangen. Het herstelplan is vervolgens op 30 maart 2009 ingediend bij DNB. Uiterlijk 1 juli 2009 zal het herstelplan door DNB zijn getoetst. Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan Per 31 december 2008 bedraagt de dekkingsgraad van het pensioenfonds 113,7% (2007: 186,3%). Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door De Nederlandsche Bank zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten zijn: Toeslagbeleid In het licht van kredietcrisis heeft het bestuur besloten om de toeslag van de pensioenaanspraken en van de pensioenuitkeringen per 1 januari 2009 op nul te stellen. In het herstelplan is bepaald dat er ook in 2010 geen toeslag zal worden verleend.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
16
Premiebeleid Het bestuur heeft voordat het herstelplan is opgesteld besloten om de premies in 2009 te verhogen. Concreet betekent dit dat de premie voor : • Pensioenregeling 1991 (werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en al in dienst per 31 december 2005) 21,6% bedraagt (was 21% in 2008) • Pensioenregeling 2006 (werknemers geboren op of na 1 januari 1950 en werknemers die vanaf 1 januari 2006 in dienst zijn gekomen) 20% bedraagt (was 19,5% in 2008). In het herstelplan is bepaald dat de premies in beide regelingen in 2010 met 1% worden verhoogd ten opzichte van 2009. Herstelkracht op korte termijn Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Bij het tot stand komen van het herstelplan is voldaan aan de wettelijke eisen en was evenwichtige belangenbehartiging het uitgangspunt. De herstelkracht is voldoende om na vijftien jaar weer voldoende buffers te hebben om financiële tegenspoed op te vangen. De verwachte feitelijke dekkingsgraad per 31 december 2023 wordt geschat op 121,6%. Genoemde dekkingsgraden Het herstelplan is gemaakt op basis van een geschatte dekkingsgraad van 31 december 2008, die ten tijde van het opstellen van het herstelplan 113,7% bedroeg. Elders In het jaarverslag wordt de definitieve dekkingsgraad genoemd die hiervan afwijkt. Premie De premiebetaling volgt het huidige premiebeleid dat is vastgelegd in een beleidsstaffel. Dit houdt in dat de premiebetaling afhankelijk is van een 12-kwartaals gemiddelde dekkingsgraad. In het herstelplan resulteert dit in een toename van de premie van 21,5% naar 22,3% in 2010. In 2012 stijgt de premie tot het maximum van 27%, waarna de premie weer stapsgewijs zal dalen tot 21,7% in 2023. Toeslagverlening De toeslagverlening volgt het huidige toeslagbeleid dat is vastgelegd in een beleidsstaffel. Dit houdt in dat de toeslagverlening afhankelijk is van een 12-kwartaals gemiddelde dekkingsgraad. In geval van een dekkingstekort (ongeacht de 12-kwartaals gemiddelde dekkingsgraad), zal evenwel geen toeslag worden verleend, conform de instructie vanuit DNB. In het herstelplan resulteert dit in het niet toekennen van een toeslag, in ieder geval niet in 2009 en 2010 Beleggingen De huidige beleggingsmix (beleggingsplan 2009) blijft gehandhaafd. De afdekking van het renterisico wordt gedurende 2009 verhoogd naar circa 75%, binnen de financiële mogelijkheden van het pensioenfonds. Keuze voor een nieuwe uitvoerder Het bestuur beschouwt het als zijn taak om de pensioenregelingen zo efficiënt en kwalitatief mogelijk te laten uitvoeren. Elke euro die aan premie wordt betaald, dient zo veel mogelijk terecht te komen op de plaats waarvoor hij is bedoeld, namelijk de toekomstige uitkering van deelnemers. Daarom evalueert het bestuur de samenwerking met de externe adviseurs, de vermogensbeheerders en de administrateur. Syntrus Achmea Pensioenbeheer (voorheen PVF Achmea) is vele jaren de administrateur geweest. Dit jaar heeft het bestuur offertes opgevraagd bij drie pensioenuitvoerders en beoordeeld. Het bestuur van het Bedrijfstakpensioenfonds, het Vroegpensioenfonds en de VUBA heeft op basis van prijs en vooral kwaliteit besloten om met ingang van 1 januari 2009 de administratie door Cordares te laten uitvoeren.
Jaarverslag 2008
17
Cordares is de uitvoeringsorganisatie van de pensioenfondsen in de sectoren bouwnijverheid en woningcorporaties. Cordares heeft een ruime ervaring met de uitvoering van pensioenregelingen. Op 1 september jl. is Cordares gefuseerd met APG, de uitvoeringsorganisatie van het ABP, het pensioenfonds voor de sectoren onderwijs en overheid. Daarmee is een pensioenuitvoeringsorganisatie ontstaan voor circa vier miljoen deelnemers. De overgang naar Cordares heeft geen gevolgen voor de deelnemers. De pensioenadministratie zal worden overgedragen aan de nieuwe uitvoerder. Benoeming verantwoordingsorgaan Het Bedrijfstakpensioenfonds krijgt naast het bestuur en de deelnemersraad een derde bestuursorgaan, namelijk het verantwoordingsorgaan. Dit orgaan bestaat uit 3 leden, van wie een lid de werknemers vertegenwoordigt, een lid de gepensioneerden en een lid de werkgevers. De 2 leden die zitting hebben in het verantwoordingsorgaan namens de deelnemers en gepensioneerden zijn tevens lid van de deelnemersraad. De zittingsperiode is 4 jaar. Het bestuur heeft op 26 juni 2008 de leden van het verantwoordingorgaan officieel benoemd. Deskundigheidsbevordering Het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan hebben in september een gezamenlijke studiedag gepland om de deskundigheid te vergroten. Het thema op deze studiedag was risicomanagement. Onder andere de risico’s op het gebied van beleggingen en uitbesteding van werkzaamheden zijn tijdens de studiedag aan de orde gekomen. De toenemende complexiteit van de pensioenmaterie en beleggingsproducten stelt hoge eisen aan de deskundigheid van besturen. De studiedag vormt onderdeel van het deskundigheidsplan van het bestuur. Communicatie In 2008 zijn brochures over pensioenregelingen in de baksteenindustrie aan de deelnemers gezonden. In de brochure komen de belangrijkste aspecten en wetenswaardigheden over de pensioenregelingen aan de orde. Ook zijn via de werkgevers pensioenmappen verspreid, zodat iedereen zijn of haar pensioengegevens overzichtelijk kan bewaren. De map is een geschenk voor het 50-jarig jubileum van het fonds in 2007. De website www.baksteenpensioen.nl is volledig aangepast vanwege de vele wijzigingen die voortvloeien uit nieuwe wet- en regelgeving. Vrijwillige aansluitingen Per 1 januari 2008 is een vijftal werkgevers vrijwillig toegetreden tot het pensioenfonds. Daardoor is het aantal deelnemers toegenomen met 500. Een positieve ontwikkeling, omdat de uitvoeringskosten per deelnemer daardoor lager worden. Beleggingsplan 2009 Het jaar 2008 werd gekenmerkt door de kredietcrisis, de renteontwikkelingen en de negatieve ontwikkelingen op de effectenmarkten. Dit heeft geleid tot een forse daling van de dekkingsgraad. Naar aanleiding hiervan is gekeken naar mogelijkheden om het renterisico te verlagen door het verder af te dekken. Het bestuur heeft voor het jaar 2009 het beleggingsplan voor het bedrijfstakpensioenfonds vastgesteld. Vaststelling jaarverslag 2007 Het bestuur heeft op 26 juni 2008 het jaarverslag van 2007 goedgekeurd.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
18
3.2 Van de deelnemersraad De oprichting
Na de oprichting in 2007 is de deelnemersraad in het verslagjaar 2008 voor het eerst actief betrokken geweest bij de besluitvorming. Aan bestuurders van pensioenfondsen worden strenge eisen gesteld. Ook de leden van de deelnemersraad moeten over voldoende kennis en kunde beschikken om het bestuur te adviseren en mee te denken over het beleid. Daarom hebben alle leden in 2008 ook een erkende opleiding gevolgd via Stichting Pensioenopleidingen. In het verslag van de deelnemersraad treft u thema’s aan waarover de raad advies heeft uitgebracht. Vanwege de kredietcrisis en de sterk verslechterde financiële positie van het fonds is de raad in een zeer roerige tijd aan haar taak begonnen. Toen de deelnemersraad werd opgericht was het haast ondenkbaar dat de grote buffers van het bedrijfstakpensioenfonds dermate aangesproken zouden. In de tweede helft van 2008 belandde het pensioenfonds toch in een situatie van reservetekort. Het herstelplan In de vergadering van november 2008 was er nog enige hoop op herstel van de financiële markten. De economische situatie was dermate lastig in te schatten dat het bestuur toen heeft besloten om het besluit tot toeslagverlening uit te stellen tot de zomer van 2009. Eventueel kon de toeslag met terugwerkende kracht worden toegekend. De deelnemersraad deelde de visie met het bestuur om een eventueel economisch herstel af te wachten. Al spoedig na de vergadering van november bleek dat economisch herstel op korte termijn zou uitblijven. De deelnemersraad van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie heeft over het herstelplan een goedkeurend advies gegeven. De deelnemersraad kan zich verenigen met het besluit om met ingang van 1 januari 2010 de premie met 1% te verhogen. Ook steunt de raad het besluit om in 2009 en in 2010 geen toeslagen op de pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen te verlenen. De deelnemersraad is van mening dat beide maatregelen noodzakelijk zijn om op termijn uit het reservetekort te komen. De actuariële en bedrijfstechnische nota De deelnemersraad heeft ingestemd met de actuariële en bedrijfstechnische nota voor 2008. De zogenaamde ABTN is vergelijkbaar met een bedrijfsplan van een normale onderneming. In de ABTN wordt het (financieel) beleid van het pensioenfonds uiteengezet. De risico’s, hoogte van de premies en vele andere zaken worden in kaart gebracht om ervoor te zorgen dat het fonds op de korte én lange termijn aan haar verplichtingen kan voldoen. Het beleggingsplan voor 2009 De deelnemersraad heeft positief advies uitgebracht over het beleggingsplan van F&C Investments en Syntrus Achmea Vastgoed over 2008. Een verdere daling van de marktrente zou negatieve gevolgen hebben voor de financiële positie van het fonds. De pensioenverplichtingen nemen toe als de marktrente daalt. Daarom acht de raad het verstandig om het zogenaamde renterisico verder af te dekken tot circa 75% (voorheen 50%). Het nadeel van deze risicominimalisering is dat de beleggingen van het fonds minder renderen als economisch herstel optreedt. Aangezien de buffers van het fonds fors zijn aangesproken, lijkt het nemen van grote risico’s ten opzichte van de rentestand echter onaanvaardbaar.
Van het verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds is met ingang van 19 maart 2009 ingesteld. Op basis van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) van de Stichting van de Arbeid heeft het bestuur de werkwijze van het verantwoordingsorgaan in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het verantwoordingsorgaan ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze
Jaarverslag 2008
19
waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag waar het oordeel betrekking op heeft. Boekjaar 2008 Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening in 2009 kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening 2008, het rapport van de certificerend actuaris, het accountantsverslag, de notulen van de bestuursvergaderingen, de reglementen 2008 en de ABTN 2008. Bevindingen Beleggingsbeleid Het pensioenfonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met artikel 135 van de pensioenwet zoals vastgesteld door de certificerend actuaris. Wetgeving en reglementen De nieuwe Pensioenwet had in 2008 invloed op het fonds en als gevolg hiervan zijn de pensioenregeling, de administratie en de verslaglegging aan deze nieuwe eisen aangepast. Financiële positie van het fonds De nominale dekkingsgraad is ultimo 2008 112,1% . De vereiste dekkingsgraad volgens de norm van DNB is ultimo 2008 118,3%. Gegeven de dekkingsgraad is er sprake van een reservetekort ultimo 2008. Premie en toeslagenbeleid De over het boekjaar 2008 vastgestelde kostendekkende premie is in overeenstemming met artikel 128 en 129 van de Pensioenwet zoals vastgesteld door de certificerend actuaris. De financiering van de voorwaardelijke toeslagverlening voldoet aan artikel 137 van de Pensioenwet zoals vastgesteld door de certificerend actuaris. Communicatiebeleid Het fonds heeft een communicatiebeleidsplan opgesteld. Op korte termijn wordt communicatie ingezet om vooral de kennis over de pensioenregeling bij de deelnemers en werkgevers te vergroten. PFG Het bestuur van het pensioenfonds streeft als eindverantwoordelijke uitvoerder van de door sociale partners overeengekomen pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering. Het bestuur heeft de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) die de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft vastgesteld onderschreven en nageleefd. De principes voor Goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur uitvoerig beschreven in het document genaamd ‘Beschrijving van Pensioenfund Governance van de Stichting; Transparantiedocument’. Risicobeleid Het verantwoordingsorgaan neemt kennis van het feit dat het bestuur de risico’s van het fonds en de daarbij behorende maatregelen aan het inventariseren is.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
20
Oordeel Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie tot het oordeel dat – gezien de recente installatie op 29 april 2009 – de leden zich nog geen weloverwogen oordeel kunnen vormen over het gevoerde beleid. Wel neemt het verantwoordingsorgaan het beleid van het bestuur voor kennisgeving aan op gebied van informatieverstrekking, handelen van het bestuur in overeenstemming met de statuten, het voeren van consistent beleid en daaruit voortvloeiende beleidskeuzes.
3.3 Goed pensioenfondsbestuur Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de STAR-principes voor goed pensioenfondsbestuur verankerd in het wettelijk kader. Deze 32 principes betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Integere bedrijfsvoering Het beleid van een fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in: • Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; • Analyse en beheersing van integriteitrisico’s; • Voorkomen van belangenverstrengeling; • Duurzame beheersing van (financiële) risico’s; • Eenmaal per drie jaar een continuïteitsanalyse. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan is in 2008 niet bijeengekomen, maar de leden hebben wel een opleiding op het gebied van pensioenen voltooid. Op 29 april 2009 is de deelnemersraad geïnstalleerd. Intern toezicht Voor het intern toezicht is gekozen voor een visitatiecommissie, die eens in de drie jaar de beleidsen bestuursprocedures en –processen beoordeelt. Concreet betekent dit dat de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn wordt beoordeeld. Deze commissie bestaat uit drie leden die door het bestuur worden benoemd. Leden van de visitatiecommissie dienen onafhankelijk te zijn. De visitatiecommissie overlegt ten minste éénmaal per drie jaar met het voltallige bestuur. De visitatiecommissie rapporteert schriftelijk aan het bestuur van het fonds. Het intern toezicht is opgenomen in de statuten en uitgewerkt in een apart reglement. Maatschappelijk verantwoord ondernemen Op grond van Richtlijn 400 Jaarverslag besteedt het fonds, net als andere ondernemingen, aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Doel daarvan is het informeren van belanghebbenden en het verantwoording afleggen over maatschappelijke verantwoordelijkheden. Dat betreft met name algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. Het fonds besteedt vooral aandacht aan de maatschappelijke vraagstukken over verantwoord beleggen. Meer informatie over verantwoord beleggen vindt u terug in het hoofdstuk Beleggingen.
Jaarverslag 2008
21
3.4 Pensioenregelingen Pensioenregelingen in 2008 De regelingen Vanaf 1 januari 2006 gelden er twee pensioenregelingen. Regeling 2006 geldt voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 danwel de werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden van een aangesloten onderneming. Regeling 1991 geldt voor de werknemers in de baksteenindustrie die zijn geboren voor 1 januari 1950 én die op 31 december 2005 in dienst waren In grote lijnen zien de regelingen van het bedrijfstakpensioenfonds er als volgt uit: Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 nemen deel in Regeling 1991 Voor deze werknemers verandert er niets. De bestaande regelingen van ouderdomspensioen, vroegpensioen en overgangsregeling blijven gehandhaafd. Ouderdomspensioenregeling (Regeling 1991) Sinds 1 januari 1991 geldt een loonafhankelijke pensioenregeling. Dat betekent dat de pensioenopbouw afhankelijk is van het bruto salaris in het betreffende jaar met inachtneming van een bepaald maximum. Het maximum is gelijk aan het maximum premiejaarloon Sociale Verzekeringen. Per deelnemingsjaar wordt een pensioen opgebouwd van 1,75 % van het bruto salaris minus een franchise. De premie wordt betaald door werkgever (2/3 deel) en werknemer (1/3 deel). Werknemers geboren op of na 1 januari 1950 nemen deel in Regeling 2006 Voor deze werknemers is geen sprake meer van fiscaal voordeel bij regelingen van vroegpensioen en Vut. Dit geldt ook voor de werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst komen. Voor deze groep werknemers verandert er het volgende: • De vroegpensioenregeling en de overgangsregeling vervallen per 1 januari 2006. • Vanaf 1 januari 2006 geldt een verbeterde ouderdomspensioenregeling. • Voor de werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en op 1 juli 2001 in dienst waren, is een overgangsregeling getroffen. Verbeterde ouderdomspensioenregeling (Regeling 2006) De verbetering houdt in dat het opbouwpercentage verhoogd wordt van 1,75% naar 2% en de franchise per 1 januari 2006 is verlaagd. Hierdoor kan jaarlijks meer pensioen worden opgebouwd dan voorheen. Dit hogere pensioen kan worden gebruikt om toch eerder te stoppen met werken dan 65 jaar. Ook deze regeling is een loonafhankelijke pensioenregeling. Dat betekent dat de pensioenopbouw afhankelijk is van het bruto salaris in het betreffende jaar met inachtneming van een bepaald maximum. Het maximum is gelijk aan 1,5 x het maximum premiejaarloon Sociale Verzekeringen. De minimum toetredingsleeftijd is 21 jaar. De premie voor deze verbeterde ouderdomspensioenregeling wordt betaald door de werkgever en werknemer. Zij nemen elk de helft van de premie voor hun rekening. Premies De pensioenen worden gefinancierd door het heffen van een premie waaraan zowel de werkgever als de werknemer een bijdrage levert. De premie in 2008 bedraagt: - 21,0% voor de deelnemers van Pensioenregeling 1991 (waarvan 14% werkgeversdeel en 7% werknemersdeel); - 19,5% voor de deelnemers van Pensioenregeling 2006 (waarvan 9,75% werkgeversdeel en 9,75 werknemersdeel).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
22
Aanvullende regeling De bedrijfstakpensioenregeling is met ingang van 1 januari 2008 uitgebreid met een aanvullende regeling. Deze aanvullende regeling heeft betrekking op opbouw van pensioen boven het maximum pensioengevend salaris en tot de minimale fiscale franchise. Hierdoor kunnen ook niet CAO-werknemers die elders een andere pensioenregeling hadden, deelnemen aan de bedrijfstakregeling die nu minimaal gelijkwaardig is aan die andere pensioenregeling.
Pensioenregelingen in 2009 Premies De premies stijgen in 2009 licht ten opzichte van het voorgaande jaar. De premies zijn als volgt vastgesteld: • Pensioenregeling 1991 (werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en al in dienst per 31 december 2005) 21,6% bedraagt (was 21% in 2008) • Pensioenregeling 2006 (werknemers geboren op of na 1 januari 1950 en werknemers die vanaf 1 januari 2006 in dienst zijn gekomen) 20% bedraagt (was 19,5% in 2008).
3.5 Risicoparagraaf Algemeen De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarden, voor zover niet anders is aangegeven. De belangrijkste risico’s zijn: Beleggingsrisico’s Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten en valutaswaps. Het fonds heeft de intentie het valutarisico van niet-euro beleggingen structureel voor 100% af te dekken. Renterisico Renterisico is het risico dat het saldo van de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert door veranderingen in de marktrente. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Het renterisico heeft betrekking op activa als obligaties en leningen op schuldbekentenis, maar het begrip kan ook toegepast worden op (nominale) verplichtingen. Doordat de waardering van verplichtingen op marktbasis (FTK) plaatsvindt, zal het renterisico voor de totale financiële positie van het fonds veel explicieter zichtbaar worden en een dominante rol spelen. Het bestuur evalueert ieder kwartaal haar rentevisie. Per einde van het verslagjaar was het renterisico voor circa 75% van de verplichtingen afgedekt door de vastrentende waarden in combinatie met de LDI-pools van F&C. Kredietrisico Dit risico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en op tegenpartijen die hun verplichtingen aan het fonds niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door faillissement. Het fonds neemt momenteel beperkt kredietrisico’s in de vastrentende beleggingen. Het is de actieve beheerders toegestaan om een deel van de portefeuille te beleggen in ‘investment grade’ credits, High Yield beleggingen en schuldbekentenissen in opkomende markten. Voor al deze beleggingen zijn beperkingen vastgesteld. Zo wordt tegenpartijrisico verbonden aan de inzet van afgeleide financiële instrumenten en op marktconforme wijze beheerst. Het bestuur houdt toezicht op deze risico’s door de
Jaarverslag 2008
23
vermogensbeheerder periodiek te laten specificeren welk deel van de beleggingen een verhoogd risico met zich meebrengt. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, commodities, private equity en vastgoed) verandert door veranderingen in de marktwaardering van deze waarden. Het structurele marktrisico wordt o.a. in kaart gebracht binnen een ALM-studie. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. Echter, de feitelijke middelenverdeling mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van deze strategische middelenverdeling. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt o.a. gebruik gemaakt van actieve wegingen van de diverse beleggingscategorieën waarbij tevens incidenteel gebruik gemaakt kan worden van derivaten. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces via onder andere het jaarlijkse beleggingsplan en het daarin aangegeven beleggingsmandaat. Actuariële risico’s Strategisch risico/solvabiliteitsrisico Het risico dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financierings-doelstelling niet kunnen worden gehaald. Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee de financiële positie kan worden bijgestuurd. Deze beleidsinstrumenten zijn de pensioenregeling, het toeslagbeleid, het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het liabilitymanagement-beleid. Met ALM (Asset Liability Management) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s wordt het fonds geconfronteerd met verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder leeftijdscorrectiefactoren alsmede toekomstige verbetering van de levensverwachting. Deze veronderstellingen worden periodiek bijgesteld. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn kortlevenrisico en looninflatie. Operationele risico’s Algemeen Het betreft hier risico’s die ontstaan door computerproblemen, menselijke fouten en dergelijke. Deze risico’s worden afgedekt door een veelheid van elkaar aanvullende maatregelen zoals bijvoorbeeld back-up systemen, toegangsbeveiliging, testprocedures etcetera. De ondernemingen die betrokken zijn bij de uitvoering van de pensioenregelingen en beleggingen hebben hier strikt beleid voor. Liquiditeitsrisico Aangezien de som van premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden de som van uitkeringen en kosten verre te boven gaat, is de kans op een liquiditeitstekort beperkt, temeer daar altijd de mogelijkheid bestaat beursgenoteerde beleggingen per omgaande te verkopen. Risico’s voor de aangesloten werkgevers De aangesloten werkgevers betalen een jaarlijkse doorsneepremie. Deze premie kan fluctueren, al streeft het fonds naar premiestabiliteit. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat premieverhogingen een beperkt effect hebben op de financiële positie van het fonds; voor een stijging van de dekkingsgraad met één procentpunt is een stijging van de premie met ongeveer tien procentpunten nodig.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
24
Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Naast de premies zijn de beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Gedeeltelijke indexatie, of het geheel achterwege laten van indexatie, is een oplossing als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is vele malen groter dan met premieverhogingen kan worden bereikt.
3.6 Vooruitzichten Pensioenbestuur Kredietcrisis Eind 2008 bleek dat de kredietcrisis de reële economie zwaar trof. 2009 zal volgens deskundigen zeker nog in het teken staan van de economische crisis. Het langetermijnherstelplan is in maart 2009 ingediend en de resultaten ervan zullen nauwlettend gevolgd worden. Het herstelplan heeft invloed op de manier waarop het bestuur de diverse sturingsmiddelen (waaronder toeslagverlening en premievaststelling) kan gebruiken. Het streven is dat de buffers van het fonds zo spoedig mogelijk weer voldoende in omvang toenemen.
3.7 Pensioenontwikkelingen In de tweede helft van 2008 zijn de dekkingsgraden van pensioenfondsen flink onder druk komen te staan door de effecten van de wereldwijde kredietcrisis. Maar in 2008 speelde er meer dan de kredietcrisis: nieuwe wetgeving werd van kracht of kreeg nadere invulling. Zo zorgde de Veegwet ervoor dat de puntjes op de i werden gezet in de Pensioenwet. Vanaf 1 januari gelden voor pensioenfondsen daarnaast nieuwe regels voor communicatie. Tot slot werd in 2008 opnieuw flink gediscussieerd over de houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel: vergrijzing, beurzen, risico’s en internationale boekhoudregels vormden de ingrediënten. In dit hoofdstuk komen de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en het overheidsbeleid aan de orde.
Kredietcrisis van grote invloed Dekkingsgraad van het pensioenfonds gedaald Door de kredietcrisis zijn niet alleen de aandelenbeurzen, maar ook de lange rentes fors gedaald. Het pensioenfonds is hiervoor niet immuun gebleken. Dit vertaalde zich in een forse daling van de dekkingsgraad aan het einde van 2008. De dekkingsgraad is, kort gezegd, de verhouding tussen het vermogen van het pensioenfonds en de verplichtingen van het fonds op korte en langere termijn. De dekkingsgraad geeft aan hoeveel euro’s het pensioenfonds in kas heeft tegenover elke euro die het (straks) moet uitkeren. Er zijn twee effecten die de dekkingsgraad beïnvloeden. Ten eerste is het vermogen van het pensioenfonds afgenomen door de dalende beurskoersen. Beleggen op de beurs is voor het pensioenfonds – in ieder geval voor een deel van het vermogen - noodzakelijk: het fonds behaalt anders op langere termijn onvoldoende rendement. Een tweede factor betreft de verplichtingen van het pensioenfonds: deze zijn gestegen door de dalende marktrente. Hoe werkt dit precies? Een pensioenfonds gaat de verplichting aan om later bij pensionering een uitkering te doen. Voor een uitkering over 40 jaar hoeft een pensioenfonds nu niet het hele bedrag in kas te hebben. Het kan immers nog over een lange periode rendement halen. Hoe hoog het rendement de komende 40 jaar zal zijn is nog onduidelijk. En toch moet het fonds een schatting maken. Daarvoor gebruikt het de langetermijnrente. Mede als gevolg van de kredietcrisis is die rente in het verslagjaar flink gedaald. Daardoor rekent het fonds op een lager rendement en moet het nu meer geld in kas hebben om straks dezelfde uitkering te kunnen doen.
Jaarverslag 2008
25
Wettelijke regels voor onderdekking en reservetekort De Pensioenwet stelt regels voor het geval de dekkingsgraad van een pensioenfonds onvoldoende is. Pensioenfondsen zijn verplicht een “onderdekking” of “reservetekort” direct te melden bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Het pensioenfonds heeft een onderdekking als de dekkingsgraad lager is dan 105%, en een reservetekort als de dekkingsgraad lager is dan 118,3%. Op 31 december 2008 was de dekkingsgraad van het fonds 112,1% Aan het einde van 2007 was de dekkingsgraad nog 186,3%. Overigens ondervinden alle pensioenfondsen in deze periode dat de dekkingsgraad ten opzichte van het einde van 2007 aanzienlijk is gedaald. Bijzondere situatie en dus veelal uitstel voor indienen herstelplan Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid erkent dat de kredietcrisis de pensioenfondsen in een bijzondere situatie brengt. Op 8 oktober 2008 riep DNB de pensioenfondsen op geen overhaaste beslissingen te nemen. Een maand later voerden DNB en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overleg met vertegenwoordigers van de pensioensector over de gevolgen van de kredietcrisis. Op basis van dit overleg besloot DNB gebruik te maken van haar bevoegdheid tot het verlenen van uitstel: veel pensioenfondsen kregen uitstel voor het indienen van een herstelplan tot 1 april 2009. Wel moeten zij DNB op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen in hun dekkingsgraad. De wet kent twee herstelplannen. Een kortetermijnherstelplan als sprake is van onderdekking: het pensioenfonds krijgt dan vijf jaar uitstel (voorheen drie jaar) om de dekkingsgraad weer op een niveau van minimaal 105% te brengen. En een langetermijnherstelplan als het fonds een reservetekort heeft: het fonds krijgt dan vijftien jaar de tijd om weer voldoende reserves op te bouwen. Het uitstel tot 1 april 2009 geldt voor zowel korte- als langetermijnherstelplannen. Voor het fonds is alleen het langetermijnherstelplan van toepassing. Opschorten waardeoverdracht bij dekkingsgraad onder 100% Als een werknemer van baan verandert, mag hij zijn pensioen overdragen naar zijn nieuwe pensioenfonds of verzekeraar. Dit heet waardeoverdracht. Als de dekkingsgraad van het fonds lager is dan 100% mag het pensioenfonds waardeoverdrachten echter niet uitvoeren. Het moet deze volgens de Pensioenwet “opschorten”. Deze verplichting geldt voor inkomende en uitgaande waardeoverdrachten, en ongeacht de fase waarin de waardeoverdracht zich bevindt. Dus ook als de offerte is uitgebracht en geaccepteerd.
Nieuwe regels over communicatie per 1 januari 2008 van kracht
Niet alle nieuwe regels in de Pensioenwet gelden per 1 januari 2007. Voor een aantal onderdelen, waaronder de regels voor communicatie door pensioenfondsen, is een overgangsperiode afgesproken. De nieuwe regels voor communicatie gelden sinds 1 januari 2008. Pensioenfondsen moeten belangrijke wijzigingen in hun regeling binnen drie maanden aan de deelnemers bekend maken. Ook ontvangen nieuwe deelnemers binnen drie maanden een startbrief. Deelnemers die “slaper” worden, ontvangen een beëindigingbericht en elke vijf jaar recente informatie over hun pensioen. Alle communicatie van het pensioenfonds die wettelijk vereist is moet bovendien aan inhoudelijke eisen van duidelijkheid en begrijpelijkheid voldoen. Toeslagenlabel Voor een begrijpelijke communicatie over het toeslagbeleid van het pensioenfonds voerde de Pensioenwet een toeslagenlabel in. Hiermee maken pensioenfondsen en verzekeraars duidelijk of de pensioenen de komende jaren naar verwachting kunnen stijgen. Indien de prijzen stijgen dienen immers ook de pensioenen omhoog te gaan om de koopkracht op peil te houden. Zo’n stijging heet toeslag. Het bestuur van het pensioenfonds beslist jaarlijks of het de pensioenen indexeert. Dit kan alleen als het daarvoor voldoende geld in kas heeft. Het toeslagenlabel helpt om het beleid van het pensioenfonds begrijpelijker te maken: het bestaat uit een afbeelding van muntjes met toelichting. Het label vermeldt de toeslag die het pensioenfonds verwacht bij een gemiddelde prijsstijging van 2%. Voor deze verwachting heeft het label een normaal scenario en bij economische tegenspoed. Hiermee
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
26
wordt vooral duidelijk gemaakt dat het verhogen van pensioenen niet vanzelfsprekend is. Naast het label moet het fonds een voorwaardelijkheidsverklaring hanteren. Daarin wordt het toeslagbeleid verder uitgelegd: de ambitie, hoe die wordt betaald en wat daarvan de laatste drie jaar is waar gemaakt. Het was de bedoeling dat pensioenfondsen het toeslagenlabel vanaf 1 januari 2008 gingen gebruiken. Halverwege 2007 bleek echter al dat dit niet haalbaar zou zijn. Minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het label uiteindelijk eind augustus 2008 definitief vastgesteld. Vanwege de financiële crisis en de uitzonderlijke economische situatie kan het toeslagenlabel verwarrend werken. Daarom mogen pensioenfondsen in 2009 ook een publicitaire versie van het herstelplan aan hun deelnemers sturen in plaats van het toeslaglabel in te voeren. AFM vraagt fonds zelf aan te geven of communicatie goed is De AFM is een relatief nieuwe toezichthouder voor pensioenfondsen en concentreert zich in het toezicht op de communicatie bij pensioenfondsen. De AFM heeft eind 2007 een zogenaamde “self assessment” aan alle pensioenfondsen verstuurd. Hierin verzocht de AFM de fondsen informatie te geven over de wijze waarop communicatie aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden plaatsvindt. In mei 2008 koppelde de AFM de resultaten terug aan het pensioenfonds. Op het moment van insturen, voldeed het bestuur nog niet aan alle eisen. De plannen waren namelijk wel uitgewerkt, maar nog niet allemaal in werking getreden. Op 8 december 2008 heeft de AFM een nieuwe self assessment aan de pensioenfondsen verstuurd. De AFM heeft positief geoordeeld over de wijze van communicatie van het fonds. Puntjes op de i van de Pensioenwet De Pensioenwet van 2007 bevatte een aantal onvolkomenheden en soms waren situaties niet geregeld. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit gerepareerd met de Veegwet. Deze Veegwet bevat ook een aantal beleidswijzigingen. De Tweede Kamer heeft de Veegwet in 2007 behandeld en op 8 juli 2008 is de wet zonder wijzigingen door de Eerste Kamer aangenomen. Dit heeft tot de volgende aandachtspunten geleid: • •
Pensioenfondsen mogen arbeidsongeschiktheidsrisico verzekeren De regels over afkoop kleine pensioenen bekend
AOW Het kabinet heeft het voornemen de AOW-leeftijd te verhogen tot 67 jaar. Achtergrond hiervan is voor het kabinet de bijdrage die deze maatregel heeft op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en van de aanvullende pensioenen, de verhoging van de arbeidsparticipatie en de verlaging van de collectieve uitgaven. Desondanks wil het kabinet de SER in de gelegenheid stellen om voor 1 oktober 2009 in een advies een alternatief aan te reiken. Bij de definitieve besluitvorming door het kabinet zal dit SER-advies een zwaarwegende rol spelen. Pensioenregister van start In de Pensioenwet is bepaald dat er een landelijk pensioenregister komt. Op 7 mei 2008 is de Stichting Pensioenregister opgericht, een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels, verzekeraars en Sociale Verzekeringsbank. De stichting gaat de ontwikkeling van het Pensioenregister begeleiden. De kosten worden gedragen door de pensioensector zelf. Het is de bedoeling dat het register per 1 januari 2011 van start gaat. Het register gaat alle Nederlandse pensioenregelingen via internet toegankelijk maken. Iedereen tussen de 15 en 65 jaar met een burgerservicenummer en een DigiD-code kan straks inloggen en een overzicht opvragen van zijn eigen pensioenregelingen en AOW-rechten. Zo kan iedere Nederlander straks duidelijk zien hoe hoog zijn totale oudedagsvoorziening is, bij welk fonds het pensioen is opgebouwd en waar hij terecht kan voor meer informatie.
Jaarverslag 2008
27
FVP-bijdrageregeling: geen nieuwe instroom met ingang van 1 januari 2011 De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) helpt werklozen van 40 jaar en ouder pensioen op te bouwen. FVP heeft in december 2008 bekendgemaakt dat de FVP-regeling een jaar langer zal blijven bestaan. De regeling loopt nu door tot 1 januari 2011. Werknemers die vóór 2011 in de WW terechtkomen kunnen onder voorwaarden nog een FVP-bijdrage aanvragen. Werknemers die daarna WW-gerechtigd worden niet meer. Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het bestuur vindt het van groot belang om het fonds goed te besturen. In de afgelopen jaren zijn steeds meer richtlijnen en regels opgesteld om te zorgen dat het fonds zijn taken daadwerkelijk goed uitvoert. Zo publiceerde de Stichting van de Arbeid (STAR) in 2005 de “Principes voor goed Pensioenfondsbestuur”. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Maar ook andere regels spelen een rol: zo is de Code Tabaksblat van belang voor het beleggingsbeleid. Sinds 2007 zijn de principes goed pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet. De bedoeling van de principes is dat een pensioenfondsbestuur weet waarvoor het verantwoordelijk is en hoe het die verantwoordelijkheid moet dragen en moet afleggen. Evaluatie principes Het jaar 2008 stond ook in het teken van de evaluatie van de principes en de medezeggenschap bij pensioenregelingen. Zowel besturen als deelnemersraden moesten een vragenlijst over de stand van zaken invullen. Het kabinet beslist in 2009 of de evaluatie aanleiding is om nog wijzigingen door te voeren. Medezeggenschap gepensioneerden In 2008 stelde de politiek de wijze waarop medezeggenschap van pensioengerechtigden bij bedrijfstakpensioenfondsen wettelijk moet worden ingevuld ter discussie. Pensioengerechtigden zouden de keuze moeten krijgen tussen deelname aan het bestuur en een deelnemersraad. Hietoe is een initiatiefwetsvoorstel ingediend. Bij ondernemingspensioenfondsen is dit nu al zo geregeld. De deelnemersraad zou bij bestuursdeelname van pensioengerechtigden blijven bestaan. De STAR en de Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) hebben de Tweede Kamer echter gevraagd de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel uit te stellen. Zij willen de uitkomsten van de evaluatie van de principes voor goed pensioenfondsbestuur en de medezeggenschap afwachten. Deze kunnen dan worden meegenomen bij de bespreking van het initiatiefwetsvoorstel in de Tweede Kamer.
3.8 Beleggingen Marktontwikkelingen Terugblik op 2008 Het jaar 2008 stond in het teken van de kredietcrisis. De eerste signalen dateerden van medio 2007, maar gedurende 2008 werd de volle omvang van de financiële crisis duidelijk zichtbaar. Kern van het probleem vormde de combinatie van jarenlang veel te ruimhartig verstrekte hypotheken in de VS en de wereldwijde verspreiding van hieraan gerelateerde ondoorzichtige beleggingsproducten. De aanhoudende daling van de huizenprijzen en een toenemend aantal wanbetalers van tophypotheken (‘sub prime’ segment), leidden ertoe dat banken steeds meer moesten afschrijven op beleggingsproducten met Amerikaanse hypotheken als onderpand. Onzekerheid over de hoogte van de schadeposten en over de mate van betrokkenheid van de verschillende banken, zorgde voor toenemend wantrouwen tussen banken onderling maar zeker ook tussen banken en spaarders. Katalysator in dit proces was het faillissement van de gerenommeerde Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers medio september. Dit kwam als een grote schok, omdat
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
28
tot dat moment de gedachte overheerste dat de monetaire autoriteiten een dergelijk grote financiële instelling in geval van nood altijd overeind zouden houden. Vanaf dat moment trad een escalatie van de kredietcrisis op en brak ook een vertrouwens- en liquiditeitscrisis uit. Geforceerde verkopen van schuldposities door institutionele beleggers en hedge funds, in combinatie met weinig tot geen liquiditeit, zorgden voor zeer scherpe koersdalingen van de meeste beleggingscategorieën. Aandelenbeurzen verloren gedurende 2008 gemiddeld meer dan 40% van hun waarde, en het hetzelfde gold voor indirect vastgoed en de grondstoffenmarkt. Ook de markt voor bedrijfsobligaties ging hard onderuit. Staatsobligaties fungeerden als vluchthaven en rendeerden in het eurogebied gemiddeld ruim 9% in 2008. In lijn hiermee toonde de kapitaalmarktrente (10-jaars staatsrente) in het eurogebied een sterke daling tot circa 3,5%. Valuta’s waarin veel was geleend, zoals de dollar en de yen, zaten vanwege de schuldafwikkeling in de lift, maar dit stond feitelijk los van fundamentele factoren. Opvallend was dat Europa (en niet de VS) voorop liep met de bestrijding van de financiële crisis. Het Europese recept van staatsgaranties voor spaartegoeden en voor leningen tussen banken onderling, grote kapitaalinjecties in hulpbehoevende banken en het in het uiterste geval voorlopig nationaliseren van banken (zoals Fortis), wist het vertrouwen op de markten uiteindelijk enigszins te herstellen. Daarnaast haasten de centrale banken zich om de rente in rap tempo te verlagen. De Amerikaanse Federal Reserve ging hiermee het verst door de geldmarktrente dichtbij 0% te brengen, terwijl de Europese Centrale Bank haar officiële rentetarief van 4,25% tot 2,5% verlaagde. Het bleek niettemin onvermijdelijk, dat door toedoen van de kredietcrisis de Europese economie eind van het jaar reeds in recessie verkeerde. Het vertrouwen van zowel producenten als consumenten in het eurogebied daalde naar historisch lage niveaus. In het oog sprong tevens de ontwikkeling van de olieprijs, die in een paar maanden tijd daalde van dichtbij de $150 per vat tot een niveau van ruim onder de $ 50. Bij gevolg verdween het inflatiegevaar als sneeuw voor de zon. De inflatie in het eurogebied toonde het afgelopen jaar een duidelijk dalende trend richting 0 à 1%. De hypothekenfondsen hebben optimaal kunnen profiteren van de ontwikkelingen op de financiële markten als gevolg van de kredietcrisis. Voor deze fondsen geldt dat er tegen zeer hoge marges hypotheken zijn verstrekt wat een positief effect heeft gehad op de uiteindelijke performance. Daarnaast is voor particuliere hypotheken de introductie van de basishypotheek en het nieuwe beleid van het structureel afdekken van het pijplijnrisico zeer succesvol gebleken. De verdieping van de kredietcrisis en de daarbij versnellende verslechtering van de reële economie vanaf het derde kwartaal hebben ertoe geleid dat de risico-opslag van het waarderingsmodel voor hypotheken is verhoogd. Doordat de gemiddelde looptijd van een particuliere hypotheek langer is dan van een zakelijke hypotheek heeft dit geleid tot een grotere afwaardering voor particuliere hypotheken. Gedurende het jaar is de vraag naar beleggingsvastgoed teruggelopen, als gevolg waarvan ook de waarde van vastgoed is gedaald. Waar de waardedaling eerst nog werd gecompenseerd door de gestegen huurverwachtingen, veranderde dat abrupt gedurende het derde kwartaal. In het vierde kwartaal lieten alle sectoren afwaarderingen zien waarbij de kwaliteit van de locatie het object en het huurcontract van invloed is op de mate van afwaardering.
Jaarverslag 2008
29
Beleggingen in het verslagjaar
Hieronder maakt het fonds een onderscheid tussen het liquide en het minder liquide deel van de portefeuille. Onderstaande tabel laat de beleggingen in procenten zien van 2008 en 2007. In de tabel is de uitkomst (Weging) te zien naast de afspraak (Norm). Categorie
Weging 31-12-2008
Norm 2008
Weging 31-12-2007
Norm 2007
Liquide portefeuille Illiquide portefeuille Totaal portefeuille
54,7% 45,3% 100%
54,7% 45,3% 100%
74,2% 25,8% 100%
75,0% 25,0% 100%
Liquide portefeuille Aandelen Converteerbare Obligaties Grondstoffen Alternatieve investeringen GTAA
59,1% 6,0% 2,3% 3,7% 7,8%
59,1% 6,0% 2,4% 4,0% 7,6%
68,0% 5,9% 3,8% 1,4%
65,9% 5,4% 4,3% 1,4%
Totaal zakelijke waarden
79,0%
79,1%
79,1%
77,0%
Obligaties (incl. Credits) Leningen op schuldbekentenis Cash
21,0% 0,0% 0,0%
20,9% 0,0% 0,0%
20,9% 0,0% 0,0%
23,0% 0,0% 0,0%
Totaal vastrentende waarden
21,0%
20,9%
20,9%
23,0%
Totaal Liquide portefeuille
100%
100%
100%
100%
Illiquide portefeuille Hypotheken Direct onroerend goed LDI
29,1% 27,8% 43,0%
29,1% 27,8% 43,0%
44,6% 37,6% 17,8%
45,2% 36,4% 18,4%
Totaal illiquide portefeuille
100%
100%
100%
100%
Hoewel het bestuur altijd verantwoordelijk zal blijven voor de beleggingsportefeuille is besproken tot op welk niveau het fonds betrokken zou moeten zijn bij het dagelijkse beheer van de portefeuille. Het fonds heeft ervoor gekozen om F&C als “hoofdaannemer” aan te wijzen waardoor de rol van F&C in 2008 is veranderd. De belangrijkste wijzigingen zijn: - F&C is verantwoordelijk voor het samenstellen van een geïntegreerd voorstel beleggingsplan; - F&C is verantwoordelijk voor de geconsolideerde beleggingsrapportage en presentatie; - F&C is verantwoordelijk voor het monitoren van de verrichtingen van alle portefeuillebeheerders die door het pensioenfonds zijn ingehuurd; - F&C mag voor delen van de portefeuille andere vermogensbeheerders voordragen. Deze voordracht zal worden gedaan middels een goed gedocumenteerde notitie waarin de voor- en nadelen, alsmede de financiële consequenties worden beschreven. Na goedkeuring van de voordracht door het bestuur van het pensioenfonds kan dan een andere vermogensbeheerder worden ingeschakeld.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
30
In het verslagjaar heeft een groot deel van de communicatie tussen het pensioenfonds en F&C betrekking gehad op het verder afstemmen van de beleggingsportefeuille op de verplichtingen van het pensioenfonds. De marktbewegingen, de beperkte liquiditeit van veel beleggingscategorieën alsmede de lage rentestand en de dalende dekkingsgraad maakte deze discussie zeer complex. Naast de focus van het afgelopen jaar op het renterisico stond ook een verdere spreiding van de portefeuille over nieuwe beleggingscategorieën (zoals Private Equity) en verschillende vermogensbeheerders en stijlen op de agenda. De liquide beleggingsportefeuille Het deel van de portefeuille waarin een beleid gevoerd kan worden ten aanzien van de normgewichten. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen rendementen van de portefeuille versus de benchmark. De normportefeuille is de portefeuille die op kortere termijn (een verslagjaar) wenselijk wordt geacht en op grond van de verwachtingen voor beleggingssectoren kan afwijken van de strategische portefeuille. In het verslagjaar is de normportefeuille aangepast. In het laatste kwartaal van 2008 is het matchpercentage verhoogd naar circa 71% ultimo 2008 door het belang in de LDI-pools te verhogen. Deze beleggingen zijn onderdeel van de illiquide beleggingen. Dit komt overeen met de wens om de rente mismatch (het rente risico) verder te verkleinen. Gedurende het verslagjaar is ingetreden in de beleggingscategorie grondstoffen (commodities). Het valutarisico wordt structureel afgedekt voor 100% bij zakelijke- en vastrentende waarden. De illiquide beleggingsportefeuille Het sturen op een normgewicht voor de minder liquide categorieën (hypotheken, direct onroerend goed en LDI-pools) is praktisch niet mogelijk. Het feit dat er niet elk moment een pand of hypotheek gekocht of verkocht kan worden is een illustratie van deze illiquiditeit. De werkelijke wegingen van deze categorieën kunnen hierdoor afwijken van de normgewichten en zodoende invloed hebben op de performance en daarmee op de Z-score. Een oplossing voor het bovenstaande probleem is apart afspraken te maken voor deze categorieën op termijn. Dit kan door de daadwerkelijke portefeuilleverdeling per allocatie moment of per einde maand als basis te nemen voor de normweging. Deze normweging wordt vervolgens als basis gebruikt om de performance te bepalen (ook voor de Z-score). Dit resulteert eveneens in geen actief allocatiebeleid tussen deze categorieën en de rest van de portefeuille gedurende het jaar.
Jaarverslag 2008
31
Rendement van de beleggingsportefeuille
Het rendement van de portefeuille wordt afgezet tegen een meetlat (de zogenaamde benchmark) om de resultaten te kunnen beoordelen. Het rendement van de totale portefeuille bedroeg in 2008 -24,55%. De benchmark (meetlat van de afspraak) bedroeg -17,88%. In 2007 bedroeg de performance 5,07% en de benchmark 4,70%. In de tabel hieronder worden de resultaten van 2008 en 2007 weergegeven. Rendementen %
2007 2008 portefeuille portefeuille benchmark out/under rendement rendement rendement rendement
LIQUIDE PORTEFEUILLE Aandelen
8,90
-45,12
-40,67
-7,50
Converteerbare Obligaties
7,22
-22,58
-29,82
10,31
-49,68
-46,72
-5,56
0,89 -4,74 0,03
-44,65 -16,39 -18,51
4,83 4,83 -11,47
-47,20 -20,24 -7,95
Leningen op schuldbekentenis
6,72
9,01
Totaal Liquide Portefeuille
6,29
-38,55
-31,83
-9,86
ILLIQUIDE PORTEFEUILLE Hypotheken
5,30
12,67
11,31
1,36
10,78
2,41
2,41
0,00
-23,08
64,40
64,40
0,00
5,07
-24,55
-17,88
-8,12
Grondstoffen Alternatieve investeringen GTAA Obligaties (incl. Credits)
Direct onroerend goed LDI Totaal portefeuille
benchmarks
FTSE developed benchmarks en MSCI Emerging Markets UBS Customized Global Focus Index Goldman Sachs Commodity Index 3 Maands Euribor 3 Maands Euribor Lehman (samen gesteld) en EMBI+ (JP Morgan) Niet aanwezig Samengesteld Lehman Euro Aggregate Government Bond Index ROZ/IPD Dutch Property Index Niet aanwezig Samengesteld
Performance liquide portefeuille Het jaar 2008 bleek een bijzonder extreem, golvend en moeilijk jaar te zijn voor beleggers. Dit heeft een negatieve invloed gehad op de waarde van de portefeuille. Twee beleggingscategorieën worden meer uitgebreid toegelicht, vanwege het feit dat zij de grootste invloed vanwege hun gewicht in de portefeuille hebben gehad op het veroorzaakte negatieve relatieve rendement in 2008. Vastrentende waarden – Global Credits De risico overweging binnen Credits naar de financiële sector (achtergesteld bankpapier binnen investmentgrade Credits van de financiële sector) bleek, na een positieve bijdrage in het tweede kwartaal, een zeer sterk negatief effect te hebben. Het faillissement van Lehman heeft een desastreuze impact gehad op het handelend vermogen van beheerders. Het gebrek aan liquiditeit had als effect dat het vrijwel onmogelijk werd om (her)allocaties in de portefeuilles van cliënten aan te brengen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
32
Aandelen – Europa Het afgelopen jaar bleef ook het rendement op Europese aandelen duidelijk achter bij de doelstelling. De portefeuille werd sector neutraal aangehouden, echter de keuze van de individuele effecten pakte ongunstig uit vooral in de maanden september en oktober 2008. Het faillissement van Lehman had een doorslaggevende negatieve invloed op de sector ‘Banken’. Binnen deze sector was er een voorkeur voor Duitse retail banken, welke zwaar geraakt werden door de liquiditeitscrisis. Ondanks de onderweging naar banken in het Verenigd Koninkrijk, bleek de selectie binnen deze sector een negatieve invloed te hebben. De aandelenportefeuilles waren onderwogen in de olie sector, maar binnen deze sector was er een voorkeur voor bedrijven die actief zijn in de exploratie, productie en aanverwante diensten. Deze posities leverden de grootste bijdrage aan het relatief negatieve rendement. Tevens werden posities geraakt van ondernemingen welke betrokken zijn bij de ontwikkeling van infrastructurele projecten. Onzekerheid met betrekking tot de financiering van deze projecten zorgde voor een forse koersdaling van de aandelen van deze bedrijven. Het pensioenfonds heeft duidelijk aangegeven dat de performance ruim onder de maat is en zorgvuldig moet worden afgewogen in hoeverre het hier gaat om structurele elementen. In de besprekingen tussen de vermogensbeheerder en het pensioenfonds werden verscheidene aanpassingen besproken welke moet leiden tot bevredigende resultaten. De afgelopen periode is tijdens diverse bestuursvergaderingen stilgestaan met de vermogensbeheerder bij de huidige marktomstandigheden. De vermogensbeheerder heeft een aantal (toekomstige) aanpassingen binnen het beleggingsbeleid voorgesteld om de relatieve rendementen te verbeteren. Performance illiquide portefeuille Vastgoed en Hypotheken Voor de Nederlandse vastgoedportefeuille werd de negatieve waardeverandering in 2008 nog gecompenseerd door de huuropbrengsten waardoor het rendement op de totale Nederlandse vastgoedportefeuille nog ruim positief uitkwam. De internationale portefeuille heeft een negatief rendement behaald. Desondanks is de totale performance op vastgoed in 2008 nog positief. Ondanks de afwaardering is de performance van hypotheken zowel absoluut als relatief zeer goed. De betalingsachterstanden, een indicatie van het kredietrisico, zijn in 2008 gedaald. Tenslotte hebben ondanks de hogere risico-opslag de hypothekenfondsen in 2008 een hoger rendement behaald dan AAA-staatsleningen. LDI (Liability Driven Investments, vanuit de verplichtingen gedreven beleggingen) De invoering van het FTK (Financieel Toetsings Kader), per 1 januari 2007, betekent dat de waarde van de aanspraken van de deelnemers (verplichtingen) in verhouding tot de beleggingen (de dekkingsgraad) anders wordt berekend, namelijk op basis van marktrentes (de huidige rente) in plaats van een vaste rekenrente (4%). De verplichtingen kunnen heel ver in de toekomst lopen. Een voorbeeld is een jonge deelnemer die voor het eerst aan pensioenopbouw begint. De invloed van de rente op de verplichtingen is vanwege die lange looptijd meestal groter dan de invloed op de beleggingen. Dat verschil is de zogenaamde duratie- of rente-mismatch. Om deze mismatch te beperken wordt de duratie van de beleggingen verhoogd in de richting van de duratie van de verplichtingen om beter aan te sluiten. In het verleden is besloten om een `duratiematch` (aansluiting) na te streven van circa 50% van de verplichtingen. Gedurende 2008 is besproken dat als strategische uitgangspunt voor het afdekken van het nominale renterisico, 75% zal worden afgedekt door een combinatie van vastrentende waarden en de LDI pools. In het laatste kwartaal van 2008 is het match-percentage verhoogd naar circa 71% ultimo 2008 door het belang in de LDI-pools te verhogen. Dit komt overeen met de wens om de rente mismatch (het rente risico) verder te verkleinen
Jaarverslag 2008
33
De z-score over 2008 In 1998 is in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet bpf) een Vrijstellingsregeling opgenomen. De regeling geeft bedrijfsgenoten een aantal gronden voor vrijstelling van de verplichte deelname in een bedrijfspensioenfonds. Eén van deze gronden betreft de vrijstelling op basis van de beleggingsperformance. Deze vrijstellingsgrond is nader omschreven in artikel 5 Vrijstellingsregeling. Met name in artikel 5 lid 1a en lid 1b Vrijstellingsregeling wordt aangegeven dat vrijstelling kan worden verleend als niet is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan het vaststellen van het beleggingsbeleid, de normportefeuille en de beleggingsperformance (z-score). Om na te gaan of bedrijfspensioenfondsen zich aan deze eisen hebben gehouden kunnen derden op basis van artikel 5 lid 4 Vrijstellingsregeling het bestuur van een bedrijfspensioenfonds verzoeken om informatie over het beleggingsbeleid en het rendement aan hen te overleggen. De z-score wordt ieder jaar berekend en laat het verschil zien tussen de behaalde opbrengst en de afgesproken opbrengst. Hoe hoger het positieve bedrag hoe beter de behaalde opbrengst was. Hoe lager het negatieve bedrag hoe slechter uiteraard. Er wordt gerekend over het afgelopen jaar, maar omdat het wel eens een “slecht” jaar kon zijn geweest wordt ook gerekend over een periode van vijf jaar. Dit wordt de performancetoets genoemd. De voorlopige z-score (oude stijl) voor het jaar 2008 is -2,77 en de performancetoets is -1,54. Bij de z-score nieuwe stijl wordt ten opzichte van de oude methodiek 1,28 bij de score opgeteld. Dat betekent per einde 2008 een z-score nieuwe stijl van -1,49 en een kleine, negatieve performancetoets van -0,26. Maatschappelijk verantwoord beleggen Het Bestuur heeft gekozen voor de dienstverlening van F&C op dit gebied. Als onderdeel van de dienstverlening zijn rapportageafspraken gemaakt met F&C, aan de hand waarvan het fonds zich kan verantwoorden en kan voldoen aan de gewenste bepalingen van de commissie Tabaksblat. Het pensioenfonds hecht veel waarde aan het sociale karakter bij het beleggen, F&C is in staat geweest om het pensioenfonds bij te staan in het invullen van haar ambities op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Beleggen. F&C biedt voting en engagement voor alle aandelenproducten waarin het fonds is belegd en daarnaast worden ondernemingen die actief zijn in het fabriceren van Clusterbommen en Landmijnen voor belegging uitgesloten. De hiervoor beschreven zaken zijn van doorslaggevend belang voor de lange termijn prestaties van het pensioenfonds. De portefeuille wordt afgestemd op de verplichtingen van het pensioenfonds. De toegevoegde waarde van deze strategische discussies worden echter niet meegenomen in het beoordelen van het beleggingsbeleid wanneer er uitsluitend wordt gekeken naar het behaalde relatieve rendement (aangezien dit uitsluitend het extra rendement berekent op de strategisch vastgestelde benchmark)
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
34
3.9 Financiële paragraaf Samenvatting van de financiële positie van het fonds De financiële positie van het fonds is per 31 december 2008 sterk verslechterd. Ten opzichte van 31 december 2007 is het belegd vermogen gedaald, evenals de reserves en voorzieningen. Logischerwijs is hierdoor ook de dekkingsgraad van het fonds gedaald. Achtergronden en oorzaken van de ontwikkelingen in de financiële gegevens Vanwege de lage marktrente worden de verplichtingen van het fonds hoger gewaardeerd. Daartegenover is het (belegd)vermogen van het fonds afgenomen door de kredietcrisis. Daarom is het fonds in 2008 dubbel hard geraakt. De buffers zijn zwaar aangesproken. Het pensioenfonds heeft echter een lange termijn horizon. Met het langetermijnherstelplan probeert het bestuur de financiële gezondheid van het fonds te verbeteren door de buffers te laten toenemen. Ook in de toekomst dient economische tegenspoed opgevangen te kunnen worden.
Stand van de voorzieningen en reserves
Op het einde van het boekjaar bedragen de voorzieningen en reserves (bedragen X € 1000,--):
2008 Technische Voorzieningen Algemene Reserve Weerstandsreserve
99.166 0 11.995
Technische Voorzieningen De Technische Voorzieningen (TV) zijn gelijk aan de contante waarde van de op de balansdatum verkregen aanspraken, inclusief de indexatie per 1 januari volgend op de balansdatum. Algemene Reserve Het saldo van de rekening van baten en lasten, vermeerdert respectievelijk verminderd met de onttrekking respectievelijk de toevoeging aan de weerstandsreserve, wordt toegevoegd respectievelijk onttrokken aan de algemene reserve. Weerstandsreserve In de jaarrekening is aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toetsing aan het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie door het vormen van een weerstandsreserve. De weerstandsreserve dient onder meer ter opvang van een mogelijke waardedaling van de beleggingen. Om de weerstandsreserve op het gewenste niveau te brengen, wordt jaarlijks een deel van het saldo van de rekening van baten en lasten toegevoegd of onttrokken. De hoogte van de benodigde weerstandsreserve wordt bepaald door de actuaris. Diverse premies (bedragen X euro e 1000,--): Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte premie
6.846 5.912 6.846
Jaarverslag 2008
35
Resultaat boekjaar (bedragen X € 1000,--): Het nadelig saldo in 2008 bedraagt 54.681. In het hierna volgende overzicht laten wij zien hoe het nadelig saldo is opgebouwd. Saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur Saldo uit hoofde van beleggingsopbrengsten Saldo uit hoofde van premie Saldo uit hoofde van waardeoverdrachten Saldo uit hoofde van kosten Saldo uit hoofde van uitkeringen Saldo uit hoofde van kanssystemen Saldo uit hoofde van toeslagverlening Saldo uit hoofde van garantiecontract Saldo uhv overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen Saldo uit hoofde van andere oorzaken
(16.929) (38.839) 656 (51) 0 (1) 665 0 0 (182) 0 (54.681)
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Jaarrekening 2008
Jaarrekening 2008
39
Balans per 31 december 2008 (na resultaatbestemming) (in eenheden van duizend euro)
31 december 2008 e e
31 december 2007 e e
ACTIVA Beleggingen (1) Beleggingen voor risico pensioenfonds Zakelijke waarden 54.765 96.025 Vastrentende waarden 52.952 46.448 Overige beleggingen 1.366 4 109.083
142.477
Vorderingen en overlopende activa (2) Premies 164 284 Overige vorderingen 1.564 1.087 1.728 Liquide middelen (3) 786
1.371 394
111.597
144.242
Stichtingskapitaal en reserves (4) Algemene reserve - 49.136 Weerstandsreserve 11.995 17.540 11.995
66.676
Technische voorzieningen (5) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
99.166
77.260
Overige schulden en overlopende passiva (6)
436
306
111.597
144.242
PASSIVA
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
40
Staat van baten en lasten over 2008 (in eenheden van duizend euro)
e
2007 e
5.912 (35.210) 445
3.250 7.766 -
(28.853)
11.016
e
2008 e
BATEN Premiebijdragen risico pensioenfonds (7) Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds (8) Overige baten (9)
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (10) Pensioenopbouw 4.277 Toeslagverlening - Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van waardeoverdrachten 834 Rentetoevoeging 3.629 Onttrekking voor pensioenuitkeringen (3.214) Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten (66) Wijziging marktrente 16.929 Wijziging overige actuariële uitgangspunten - Overige mutaties (483) Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenuitkeringen (11) Pensioenuitvoeringskosten (12) Saldo overdrachten van rechten (13) Overige lasten (14) Saldo boekjaar
10.018 3.031 (3.051) (63) (6.284) 245 (798)
21.906 3.215 1.045 (338) - (54.681)
6.788 3.052 833 (9.810) 1 10.152
(28.853)
11.016
(49.136) (5.545)
14.231 (4.079)
(54.681)
10.152
Bestemming saldo boekjaar Algemene reserve Weerstandsreserve
2.467 1.223
Jaarrekening 2008
41
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2008 Inleiding Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de branche Baksteenindustrie verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000.
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
42
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Grondslagen voor balanswaardering Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
1 Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van marktwaarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Met ingang van dit boekjaar zijn de derivatenposities opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. Zakelijke waarden Onroerende zaken Onroerende Zaken worden gewaardeerd tegen fair value (actuele waarde / reële waarde) per 31 december. Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in onroerende zaken maatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
Jaarrekening 2008
43
Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Hypothecaire leningen Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor participaties in hypothekenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de met vervroegde aflossing aangepaste kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. Deposito’s Deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor deposito´s is het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde in het algemeen gering. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde.
2 Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
3 Liquide middelen
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
4 Reserves Algemene reserve Deze reserve is een saldopost en dient ter opvang van tegenvallers anders dan waarvoor een specifieke reserve respectievelijk voorziening is getroffen. Het streven is om een reserve aan te houden die minimaal gelijk is aan het gesteld vereist eigen vermogen op basis van het Financieel Toetsingskader. Het gesteld vereist eigen vermogen wordt bepaald op basis van de standaardmethode voorgeschreven door DNB. Er is geen sprake van een maximering van de algemene reserve. Weerstandsreserve In de jaarrekening is aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toetsing aan het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie door het vormen van een weerstandsreserve. De weerstandsreserve dient onder meer ter opvang van een mogelijke waardedaling van de beleggingen. Teneinde de
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
44
weerstandsreserve op het gewenste niveau te brengen, wordt jaarlijks een deel van de het saldo van de rekening van baten en lasten toegevoegd of onttrokken. De hoogte van de benodigde weerstandsreserve wordt bepaald door de waarmerkende actuaris. Indien de financiële middelen niet toereikend zijn wordt de weerstandsreserve vastgesteld als het resultaat van de activa minus de technische voorzieningen minus de schulden.
5 Technische Voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen is de op basis van actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement, rechten zijn verkregen. Voor wat betreft het recht op premievrije doorbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt aangenomen dat de premie van de afgelopen twee jaar exact dekkend zijn voor de dekking van de lasten van de deelnemers die de daaraan voorafgaande twee jaren ziek zijn geworden en arbeidsongeschikt blijven; realisatie vindt pas komend jaar respectievelijk het jaar daarop plaats (steeds twee jaar na de eerste ziekmelding). Rekenrente Als rekenrente wordt de markrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rente termijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen. Toegepaste sterftegrondslagen/gehuwdheidsfrequenties 1 Voor ouderdomspensioen mannen en ingegaan nabestaandenpensioen mannen zijn de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafel 2005-2050 zonder leeftijdsterugstelling, maar met een correctie voor ervaringssterfte. 2 Voor ouderdomspensioen vrouwen en ingegaan nabestaandenpensioen vrouwen zijn de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafel 2005-2050 zonder leeftijdsterugstelling, maar met een correctie voor ervaringssterfte. 3 Voor het leeftijdsverschil tussen de verzekerde en hun (huwelijks-)partner is de man drie jaar ouder dan de vrouw gesteld. 4 de samenlevingsfrequentie is op één gesteld. Boven de leeftijd van 65 jaar neemt de samenlevingsfrequentie af volgens de overlevingstafel van de verzorgde. Toegepaste opslagen 1 Voor latent wezenpensioen is de voorziening pensioenverplichtingen met betrekking tot het opgebouwd latent nabestaandenpensioen naast nog niet ingegane ouderdomspensioen, verhoogd met 5%. 2 Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen na ingang, zijn de netto pensioenverplichtingen verhoogd met 2%. De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de aanspraken per 31 december van het boekjaar inclusief toeslagen per 1 januari volgend boekjaar. Korte beschrijving pensioenregeling Het pensioenfonds kent twee basisregelingen ouderdomspensioen. De eerste betreft de regeling 1991, deze heeft een pensioenleeftijd van 65 jaar en geldt voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 reeds in dienst waren van een aangesloten onderneming. De tweede betreft de regeling 2006, deze heeft eveneens een pensioenleeftijd van 65 jaar en geldt voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 danwel de werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn
Jaarrekening 2008
45
getreden van een aangesloten onderneming. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% voor regeling 1991 en 2% voor regeling 2006 van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan pensioensalaris minus de franchise. Tevens bestaat er recht op nabestaanden en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is mogelijk vanaf de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 21 jaar bereikt.
6 Overige schulden en overlopende passiva
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode.
Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
7 Premies risico pensioenfonds
Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
8 Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, intrest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
9 Overige Baten
Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
10 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen: - Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. - Toeslagverlening De onder dit hoofd opgenomen toename van de voorziening betreft het effect van toeslagverlening op de voorziening. - Wijziging voorziening pensioenverplichting uit hoofde van waardeoverdrachten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken m.b.t. de actuariële waarde.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
46
- Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 4.696 % (2007: 4.066 %) - Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. - Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. - Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. - Wijziging overige actuariële uitgangspunten De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op incidentele wijziging van de regeling, en/of incidentele wijzigingen in actuariële grondslagen/methoden. - Overige mutaties De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen.
11 Pensioenuitkeringen
Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar verstrekte uitkeringen.
12 Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben
13 Saldo overdrachten van rechten
Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken.
19 Wijziging overige technische voorziening
Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen.
14 Overige lasten
Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode.
Jaarrekening 2008
47
Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risicoinformatie aan.
Solvabiliteitsrisico
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de werkgevers en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagen op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt: Technische voorzieningen volgens jaarrekening Aanpassingen Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering)
(a)
Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico Totaal S (vereiste buffers)
(b)
Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden)
(a+b)
Tekort (2007: surplus)
31 dec. 2008 EUR
31 dec. 2007 EUR
99.166
77.260
99.166
(a)
5.331 14.463 221
2.600 15.901 62
2.006 3.170
1.183 2.301
18.134 117.300 111.161
(b) (a+b)
-6.139
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix in de evenwichtssituatie.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
77.260
17.540 94.800 143.936 49.136
48
Marktrisico
Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in het beleggingsplan. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector (exclusief vastgoed) weergegeven: Overheidsinstellingen Particulieren Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Nutsbedrijven Andere instellingen
2008 EUR
2007 EUR
5.107 2.364 30.018 28.281 9.336 20.419
6.174 5.587 30.503 55.645 17.770 12.893
95.525
128.572
2008 EUR
2007 EUR
90.665 2.947 1.913
131.530 5.484 5.463
95.525
142.477
De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel: Mature markets Emerging markets Andere
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures.
Jaarrekening 2008
49
De segmentatie van onroerende zaken naar sectoren is als volgt: EUR Kantoren Winkels Woningen Overige
31 december 2008 % EUR
31 december 2007 %
3.593 3.724 5.508 734
26 28 41 5
3.559 3.973 5.482 891
26 29 39 6
13.558
100
13.905
100
Valutarisico
Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 34% van de beleggingsportefeuille en is vrijwel geheel afgedekt door de euro. Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2008 2007 Voor Valuta- Nettopositie Voor Valuta- Nettopositie derivaten in (na) derivaten in (na) beleggingpool beleggingpool EUR EUR EUR EUR EUR EUR AUD CAD CHF EUR GBP HKD JPY NOK SEK SGD USD Overige
685 398 3.405 72.399 4.869 814 2.999 220 334 117 21.378 1.465
-563 -503 -3.353 35.636 -4.575 -297 -2.941 -218 -330 -116 -22.740 -
122 -105 52 108.035 294 517 58 2 4 1 -1.362 1.465
1.135 1.248 4.108 76.346 9.479 597 6.644 573 493 304 35.524 6.026
-1.126 -1.229 -4.095 66.601 -9.472 -600 -6.658 -566 -469 -279 -42.125 18
9 19 13 142.947 7 -3 -14 7 24 25 -6.601 6.044
109.083
-
109.083
142.477
-
142.477
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
50
Renterisico
Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duration van de vastrentende waarden (na derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Balans- 31 december waarde 2008 EUR
Balans- 31 december waarde 2007 EUR
54.353
2
46.448
5
54.353
17
46.448
12
99.166
16
77.260
14
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds kan gericht zijn op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duration van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de “duration-mismatch” verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaald. Met een swaption kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Hiervoor betaalt het fonds een premie. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit-, tegenpartij- en juridisch risico). De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
31 december 2008 EUR % Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd < > 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar
31 december 2007 EUR %
11.167 16.962 26.224
21 31 48
7.153 26.613 12.682
16 57 27
54.353
100
46.448
100
Jaarrekening 2008
51
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven:
2008 EUR % AAA AA A BBB Lager dan BBB Geen rating
2007 EUR
%
10.266 7.990 4.880 3.273 4.742 23.202
19 15 9 6 9 42
9.419 3.495 4.864 4.880 7.380 16.410
20 8 10 11 16 35
54.353
100
46.448
100
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
52
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s)
De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van overlevingstafel Commissie Referentietarief Collectief 2003 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien.
Toeslagverleningsrisico (actuariële risico’s)
Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toezegging voor toeslagverlening voorwaardelijk is. Aanwezig pensioenvermogen Lager dan 105 % van de voorziening pensioenverplichtingen Hoger dan 105% van de voorziening pensioenverplichtingen maar kleiner dan het evenwichtsvermogen Hoger dan het evenwichtsvermogen
Toeslagverlening
nee gedeeltelijk volledig en inhaaltoeslagen
Concentratierisico
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december 2008 de volgende posten: Federale republiek Duitsland F&C FHF Select EUR
2008 EUR
2007 EUR
-
2.179 3.986
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden
Jaarrekening 2008
53
is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten)
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer het volgende instrument: • Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
54
Toelichting op de balans per 31 december 2008 (in eenheden van duizend euro) ACTIVA 1. BELEGGINGEN Beleggingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari €
Aankopen, investerin- gen en ver- strekking €
Voor- en nadelige Verkopen en Stand per 31 verschillen aflossingen december € € €
Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen
13.905 82.120 96.025
911 7.686 8.597
(335) (37.299) (37.634)
(923) (11.300) (12.223)
13.558 41.207 54.765
Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito’s
30.060 16.353 32 3 46.448
22.414 420 - - 22.834
1.075 1.142 - - 2.217
(15.039) (3.500) (5) (3) (18.547)
38.510 14.415 27 52.952
Overige beleggingen Commodities Overige beleggingen
- 4 4
3.150 - 3.150
(1.750) - (1.750)
- (38) (38)
1.400 (34) 1.366
142.477
34.581
(37.167)
(30.808)
109.083
Jaarrekening 2008
55
€
2007 €
Onroerende zaken Indirecte beleggingen Participaties onroerend zaakfondsen 11.099 13.579 Participaties aandelenfonds onroerende zaken 2.162 13.261 Kortlopende vorderingen inzake onroerende zaken 289 Liquide middelen inzake onroerende zaken 8
13.579 324 2
€
2008 €
Zakelijke waarden
Aandelen Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen
13.558
13.905
41.207
82.120
Totaal zakelijke waarden
54.765
96.025
38.510
30.060
Hypothecaire leningen Indirecte beleggingen Participaties in hypotheekfondsen Kortlopende vorderingen inzake hypothecaire leningen Liquide middelen inzake hypothecaire leningen
14.025 382 8
15.800 440 113
14.415
16.353
Vastrentende waarden Obligaties Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen
Van het bedrag ad 38.510 heeft 21.282 betrekking op LDI pools.
Leningen op schuldbekentenis
27
32
Deposito’s Deposito’s
-
3
Totaal vastrentende waarden
52.952
46.448
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
56
€
2008 €
€
2007 €
Overige beleggingen Commodities Commodities
1.400
-
Overige beleggingen Liquiditeiten vermogensbeheer
(34)
4
Totaal overige beleggingen
1.366
4
Totaal beleggingen
109.083
142.477
Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Voorziening tegen verlies op premievorderingen Nader vast te stellen volgend boekjaar In volgend boekjaar is nader vastgesteld over: Te vorderen wegens te laag vastgestelde voorschotten
167 (1) 166 (29)
232 (1) 231 (5)
27
58
164
284
1.561
1.074
Pensioenen Uitkeringen 3 3 Waardeoverdrachten - 10 3
13
2. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Vorderingen
Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake: Rekening-courant derden Rekening-courant gelieerd Vroegpensioenfonds
Totaal van de overige vorderingen
1.564
1.087
786
394
3. LIQUIDE MIDDELEN Rekening courant Staalbankiers
Jaarrekening 2008
57
PASSIVA
€
2008 €
2007 €
€
4. STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Algemene reserve Stand per 1 januari 49.136 Deel van het saldo boekjaar (49.136) 14.231 Cumulatief effect stelselwijziging per 1 januari 2007 - 1.354 (49.136)
33.551
15.585
Stand per 31 december
-
49.136
Solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
11.995 4.958 18.134
66.676 3.863 17.540
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2008: 112% (31 december 2007: 186%). De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden) / Technische voorzieningen De dekkingsgraad van het minimaal vereist eigen vermogen per 31 december 2008 bedraagt:105% (31 december 2007: 105%). De dekkingsgraad van het vereist eigen vermogen per 31 december 2008 bedraagt: 118% (31 december 2007: 123%). De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als reservetekort. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaard model. Per 31 december 2008 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot vereist eigen vermogen. Door het bestuur is hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en er is een lange termijnherstelplan ingediend. Hieruit blijkt dat het bestuur verwacht dat, gegeven de uitgangspunten, binnen de gestelde termijn van 15 jaar wordt voldaan aan de eisen van het vereist eigen vermogen Weerstandsreserve Stand per 1 januari Deel van het saldo boekjaar
17.540 (5.545)
21.619 (4.079)
Stand per 31 december
11.995
17.540
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
58
€
2008 €
€
2007 €
VOORZIENINGEN 5. TECHNISCHE VOORZIENINGEN Pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari Toevoeging pensioenopbouw Toevoeging toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariele uitgangspunten Overige wijzigingen Waarde overdrachten Stelselwijziging per 1 januari 2007
77.260 4.277 - 3.629 (3.214) (66) 16.929 - (483) 834 -
71.115 2.467 1.223 3.031 (3.051) (63) (6.284) 245 (798) 10.018 (643)
Stand per 31 december
99.166
77.260
Jaarrekening 2008
59
2008 Aantal
2007 €
Aantal
€
Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer. Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers
1.829 2.311 6.063
48.268 30.293 20.605
1.276 2.345 6.794
31.227 26.994 19.039
10.203
99.166
10.415
77.260
24
89
Pensioenen Uitkeringen - 7 Belastingen en sociale lasten 52 50 Pensioenpremie 4 56
57
Kosten Administratiekosten 265 68 Advies- en controlekosten 44 31 Beleggingskosten 37 39 Overige 10 22 356
160
Totaal van de overige schulden
306
Totaal 6. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Overige schulden Hieronder zijn opgenomen inzake: Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
436
60
Toelichting op de staat van baten en lasten over het boekjaar 2008 (in eenheden van duizend euro) BATEN Werkgevers- Werknemers gedeelte gedeelte € €
2008 €
2007 €
De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt 8.185 (vorig boekjaar 6.903). 7. Premiebijdragen risico pensioenfonds Periodieke premies - verplichte verzekering - voortgezette verzekering - vrijwillige verzekering
2.870 9 350
2.487 196 -
5.357 205 350
3.078 172 -
3.229
2.683
5.912
3.250
Samenstelling premiebijdragen De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt € 6.846, de feitelijke premie over het boekjaar bedraagt € 5.912 en de gedempte premie over het boekjaar bedraagt € 6.846. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie en de gedempte premie is als volgt: Actuarieel benodigd Opslag voor in stand houden vereist vermogen Opslag voor uitvoeringskosten
4.277 1.159 1.410
2.467 706 888
6.846
4.061
Jaarrekening 2008
61
Directe Indirecte beleggings- beleggings- opbrengsten opbrengsten € €
Kosten van vermogens beheer €
Totaal €
8. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2008 Zakelijke waarden Vastrentende waarden Overige beleggingen Overig
1.360 720 95 98
(37.634) 2.217 (1.750) -
(185) (131) - -
(36.459) 2.806 (1.655) 98
2.273
(37.167)
(316)
(35.210)
983 1.079 1 1.590
6.333 (1.928) - -
(192) (100) - -
7.124 (949) 1 1.590
3.653
4.405
(292)
7.766
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2007 Zakelijke waarden Vastrentende waarden Overige beleggingen Overig
2008 €
2007 €
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Aandelen
153 (36.612)
933 6.191
Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis
(36.459)
7.124
1.015 1.788 3
(1.418) 467 2
Overige beleggingen Opbrengst liquiditeiten Commodities Overige beleggingsopbrengsten
2.806
(949)
3 (1.750) 92
1 -
Overig Opbrengst liquide middelen Overrente waardeoverdrachten Overige interestopbrengsten
(1.655)
1
56 - 42
38 1.655 (103)
98
1.590
445
-
9. Overige baten Overkook uit gelieerd Vroegpensioenfonds
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
62
LASTEN
€
2008 €
€
2007 €
10. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Pensioenopbouw
4.277
2.467
Toeslagverlening toeslagen pensioengerechtigden toeslagen (gewezen) deelnemers
- -
320 903
-
1.223
932 (98)
10.117 (99)
834
10.018
Rentetoevoeging Interest toevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 4,696% (2007: 4,066%)
3.629
3.031
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van waardeoverdrachten Inkomende waardeoverdrachten actuarieel Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen
(3.214)
(3.051)
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Vrijval excassokosten voorziening voor pensioenverplichtingen
(66)
(63)
Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur
16.929
(6.284)
Wijziging overige actuariele uitgangspunten Overgang op nieuwe grondslagen
-
245
Overige mutaties Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties
(327) 334 (490)
(504) 112 (406)
(483)
(798)
Jaarrekening 2008
63
€
2007 €
1.846 1.000 6
1.777 990 3
- 363
1 281
3.215
3.052
12. Pensioenuitvoeringskosten Aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer Boekjaar 501 546 Vorig boekjaar 80 (16) 581
530
Andere kosten: advieskosten kosten controle van de jaarrekening/DNB-staten bestuurskosten directie- en secretariaatskosten transitiekosten overige kosten
€
11. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Andere uitkeringen: - wegens emigratie - afkoop wegens gering bedrag
2008 €
171 36 29 101 100 27
128 22 33 87 33
1.045
833
De beloning aan bestuurders bedraagt 26 (2007: 29). Het fonds heeft geen personeel in dienst. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van de pensioenuitvoerder dan wel vermogensbeheerder. 13. Saldo overdracht van rechten Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom individueel Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom collectief Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom individueel
(437) - 99
(385) (9.538) 113
(338)
(9.810)
De inkomende collectieve waardeoverdracht heeft betrekking op vroegpensioenaanspraken vanuit het Vroegpensioenfonds voor de Baksteen. De vroegpensioenaanspraken zijn, in combinatie met de verbeterde ouderdomspensioenregeling, bedoeld om eerder met pensioen te kunnen gaan dan 65 jaar. 14. Overige lasten Resultaat voorziening tegen verlies op premievorderingen
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
-
1
64
Kasstroomoverzicht (bedragen x 1000 euro) Boekjaar Ontvangsten Uitgaven Ontvangsten
Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Premies van werkgevers en werknemers Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Overdrachten van rechten Pensioenuitkeringen Betaalde premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
5.967 3.253 - 405 99 8.839 3.216 - 849 6.372 4.164 2.208 12.092
Vorig boekjaar Uitgaven
113 3.055 1.096 4.264
7.828
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontwikkeling Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito’s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Overige Overige Subtotaal ontwikkeling portefeuille
923 11.300
911 7.686
12 3.614
519 9.515
2.208 16.939
(1.689) (7.424)
15.039 3.500 5 3 -
22.414 420 - - -
(7.375) 3.080 5 3 -
13.649 1.000 17 15 -
15.188 1.748 - - -
(1.539) (748) 17 15 -
-
-
-
-
-
-
38
3.150
(3.112)
6
-
6
- 30.808
- 34.581
- (3.773)
- 24.721
- 36.083
(11.362)
488 687
488 687
529 262
529 262
(61) 647 3 - -
(61) 647 3 - -
227 749 3 - -
227 749 3 -
-
-
-
-
193
193
1.591
1.591
-
-
-
-
1.957 - 1.957
- 3.361 -
3.361
Opbrengsten portefeuille Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito´s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Overige Overige Kosten vermogensbeheer Kosten vermogensbeheer Subtotaal opbrengsten portefeuille Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
32.765
34.581
(1.816)
28.082
36.083
(8.001)
Totaal kasstroom
39.137
38.745
392
40.174
40.347
(173)
Jaarrekening 2008
65
Boekjaar Ontvangsten Uitgaven Ontvangsten
Liquide middelen Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar
394 786
567 394
Toename
392
(173)
Vorig boekjaar Uitgaven
In het kasstroomoverzicht is de mutatie van de overige vorderingen en de overige schulden inzake de beleggingsrubriek voor zowel het boekjaar als vorig boekjaar verwerkt in de opbrengsten portefeuille. De liquide middelen inzake de beleggingsrubriek zijn in de vergelijkende cijfers onder de betrefffende beleggingsrubriek opgenomen. De kosten vermogensbeheer worden in het boekjaar opgenomen bij de betreffende rubriek en in mindering gebracht op de kasstroom uit opbrengsten portefeuille.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
66
5. Overige gegevens Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten
In de statuten is geen bepaling opgenomen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten. Krachtens het besluit van het bestuur in de vergadering van 19 juni 2009 is het saldo van baten en lasten over 2008 verwerkt in de algemene reserve.
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea. Deze overeenkomst is vanaf eind 2005 stilzwijgend met 3 jaar verlengd tot eind 2008. In 2008 is een overeenkomst voor de pensioenadministratie gesloten met Cordares. Het betreft een overeenkomst van 5 jaar, ingaand per 1 januari 2009. Na het verstrijken van de periode van 5 jaar, wordt het contract stilzwijgend verlengd, met een opzeggingstermijn van 12 maanden. Het fonds heeft met de vermogensbeheerders F&C Netherlands B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed een beheerovereenkomst gesloten. Het contract met Syntrus Achmea Vastgoed is voor onbepaalde tijd aangegaan, met een opzegtermijn van zes maanden. Het contract met F&C loopt sinds 1 januari 2005 voor een periode van drie jaar. Na het verstrijken van de periode van drie jaar, wordt het contract stilzwijgend verlengd. Bij de overeenkomst met F&C dient een opzeggingstermijn van drie maanden in acht te worden genomen. Inhaaltoeslag Het fonds heeft per 1 januari 2009 cumulatieve achterstanden in de toeslagverlening. De achterstand voor actieve deelnemers bedraagt 3,00%, voor de gewezen deelnemers en gepensioneerden bedraagt de achterstand 2,82%. 15-jaarsregeling Met ingang van 2006 is de wetgeving gewijzigd, waardoor de opbouw van vroegpensioen en de toekenning van vut-uitkeringen voor deelnemers die op of na 1 januari 1950 zijn geboren fiscaal onaantrekkelijk is gemaakt. Voor deze deelnemers is een aanvullingsregeling getroffen op grond waarvan bij pensionering onder voorwaarden een aanvulling op het pensioen wordt toegekend, waardoor het toch mogelijk is om eerder dan op 65-jarige leeftijd met pensioen te gaan. Voorwaarden zijn onder meer dat de deelnemer op 1 juli 2001 en op de pensioendatum actief deelnemer is aan het fonds en op die data dus werkzaam was/is in de bedrijfstak. De aanvullingen worden toegekend op de pensioendatum, maar uiterlijk in 2020 aan de hele groep actieve deelnemers, die daarvoor in aanmerking komen. De toekenning van de aanvulling vindt plaats indien en voorzover deze is gefinancierd. Voor deze regeling zal met ingang van 2012 premie worden geheven op een zodanige wijze dat de toekenningen van de aanvulling tot en met 2020 daaruit kunnen worden gefinancierd. De specifiek voor deze aanvullingsregeling geheven premie zal ten gunste van een bestemmingsreserve worden geboekt, waaraan de lasten voor de toekenning van de aanvullingen zullen worden onttrokken.
Jaarrekening 2008
67
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie te Amsterdam is aan Watson Wyatt B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2008. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het Bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen zal kunnen nakomen. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel Met inachtneming van het voorafgaande en het navolgende verklaar ik dat naar mijn overtuiging is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
68
De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Eindhoven, 12 juni 2009 R.H. van Os AAG verbonden aan Watson Wyatt B.V.
Jaarrekening 2008
69
Aan: Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2008 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie te Amsterdam bestaande uit de balans per 31 december 2008 en de staat van baten en lasten over 2008 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van het pensioenfonds. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van het pensioenfonds heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
70
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie per 31 december 2008 en van het resultaat over 2008 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 29 juni 2009 KPMG ACCOUNTANTS N.V. M.J. Vredenduin RA
Jaarrekening 2008
71
Gebeurtenissen na balansdatum Het herstelplan is gebaseerd op de feitelijke situatie per 31 december 2008. De negatieve ontwikkelingen op de aandelen- en rentemarkten hebben in de eerste maanden van 2009 doorgezet. Jaarlijks zal door het bestuur de voortgang van het herstelplan worden geëvalueerd. Het eerstvolgende toetsmoment is 31 december 2009. Indien op dat moment het herstel achterloopt ten opzichte van het zogenaamde “haalbare pad” (bijvoorbeeld door dalende dekkingsgraden), kan dat aanleiding zijn tot het nemen van nadere maatregelen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Jaarverslag 2008
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
857