Jaarverslag 2012 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij
Datum rapport Auteur
25 juni 2013 Bestuur
Nummer/versie
Definitief
1
Inhoudsopgave Bestuursverslag 1. Voorwoord Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Doelstelling 2.3 Herverzekering pensioenaanspraken 2.4 Personalia 3. Financiële positie en beleid in 2012 3.1 Beleid 3.2 Risicobeheer 3.3 Financiële positie 4. Beleggingen 4.1 Algemeen 4.2 Beleggingen in het garantiecontract 4.3 Overige beleggingen 4.4 Maatschappelijk verantwoord ondernemen 4.5 Vooruitblik 2013 4.6 Z-score 5. Pensioenen 5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.3 Pensioenadministratie 5.4 Uitvoeringskosten 5.5 Pensioenregeling 5.6 Nieuwe wetgeving 6. Actuariële analyse 7. Besturing en naleving wetgeving 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Goed pensioenfondsbestuur 7.4 Rapport van de visitatiecommissie 7.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 7.6 Gedragscodes 7.7 Organisatie en uitvoering 7.8 Statuten en reglementswijzigingen in 2012 8. Verwachte gang van zaken Jaarrekening 9. Jaarrekening 9.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening Overige gegevens 10. Overige gegevens 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 Actuariële verklaring 2
4 5 6 7 7 7 8 8 11 11 12 14 17 17 17 18 19 19 20 21 21 21 22 24 25 26 31 33 33 33 33 35 36 36 37 37 38 39 40 40 41 42 43 66 67 67 67 68
10.4 10.5 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Statutaire zeggenschapsrechten Deelnemersbestand Begrippenlijst
3
70 72 73
Bestuursverslag
4
1.
Voorwoord
Graag bieden wij u het jaarverslag 2012 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij (hierna “het fonds”) aan. In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2012, de achterliggende overwegingen bij de vaststelling van het beleid en de uitkomsten hiervan voor het pensioenfonds. In dit verslag wordt ook vooruitgekeken naar enkele ontwikkelingen in 2013. De jaarrekening is gecontroleerd door Deloitte Accountants B.V. De controleverklaring van de onafhankelijke accountant en de verklaring van de certificerend actuaris AON Hewitt B.V. zijn achter in het jaarverslag opgenomen. Het afgelopen jaar was economisch wederom een moeilijk jaar. De Europese schuldencrisis bleef ook in 2012 voortduren. Toch zijn de beleggingsresultaten van ons fonds goed te noemen. Helaas wordt dit effect deels weggenomen door de stijgende verplichtingen van het fonds, wat weer een gevolg is van de dalende marktrente. De herverzekering zorgt ervoor dat het effect op onze dekkingsgraad zeer gering is . Zo zijn de deelnemers ervan verzekerd dat het opgebouwde pensioen wordt uitbetaald en toegekende uitkeringen intact blijven. Door deze garantie is het korten van pensioenrechten bij ons fonds niet aan de orde. In 2012 heeft het fonds zelfs na vele jaren een toeslag kunnen verlenen op de opgebouwde en de ingegane pensioenen ter grootte van 1,2%. De garantie is overigens niet gratis, daar betaalt ons fonds een prijs voor. De FTK dekkingsgraad is ten opzichte van 2011 met 0,7 %-punt gestegen tot 109,6%. Het totaalrendement op de beleggingen bedroeg in 2012 19,6 % (2011: 15,25%). Bij het bestuur staat een evenwichtige belangenafweging ten aanzien van alle bij het pensioenfonds betrokken partijen voorop. Het bestuur is van mening dat er structurele wijzigingen in de pensioentoezegging doorgevoerd moeten worden om tot een solide financiële opzet van het fonds te komen. Gestreefd moet worden naar evenwicht tussen ambitie in de pensioenregeling en de premie die betaald wordt voor pensioenopbouw. Hierbij dient ook aandacht te zijn voor de ontwikkeling van de kosten en van de bestuurslast. Aan cao-partijen is verzocht om hiervoor in 2013 samen met het bestuur een visie te ontwikkelen. Het pensioenfondsbestuur heeft aangegeven hiervoor de noodzakelijke analyses en projecties beschikbaar te willen stellen. De cao-partijen hebben hier inmiddels gehoor aan gegeven en zijn een onderzoek gestart. Eind 2013 zullen de resultaten hiervan bekend zijn. Ook in 2013 zorgt nieuwe wetgeving ervoor dat het onderwerp van de aansturing van het pensioenfonds en de invulling van de nodige beleidsmaatregelen op het gebied van risicobeheersing, deskundigheidsbevordering en governance weer de nodige aandacht gaat vergen. Wij nodigen u graag uit tot het lezen van dit jaarverslag. Amsterdam, 25 juni 2013 A. van den Brink (Vice-voorzitter)
C. Blonk (Secretaris)
5
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1.000
2012
2011
2010
2009
2008
Aantal verzekerden* Werkgevers Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
33 863 1.820 861
34 857 1.917 849
33 812 1.963 846
33 799 2.996 862
33 729 2.986 860
2.974 2.510
2.690 2.466
2.937 2.596
3.090 2.312
2.379 0
2.838
2.857
3.019
2.629
2.566
3.565 499 1.667
3.147 529 1.586
nvt 876 2.446
nvt 792 1.375
nvt 545 1.265
73.095
66.324
57.109
49.693
49.967
73.095 6.999 0 5.220 1.061 109,6% 101,0%
66.324 5.273 665 7.121 5.273 108,9% 101,0%
nvt 0 665 6.212 -1.477 101,2% 117,6%
nvt 0 2.142 3.973 4.961 104,3% 115,7%
nvt 0 0 -5.458 -17.549 94,4% 116,6%
Beleggingen Actieve portefeuille (AEGON) Overige beleggingen (F&C en SAV)
77.628 244
64.942 998
nvt 57.589
nvt 51.614
nvt 46.406
Beleggingsrendement per jaar Portefeuille**** Z-score P-toets*****
19,6% -6,355 -0,87
15,25% 6,529 1,76
10,6% 0,236 -1,21
9,7% -0,050 -1,05
-10,2% -2,310 -1,52
Pensioenen Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie (exclusief afrekening oude jaren) Herverzekeringspremie Uitvoeringskosten Uitkeringen Financiële gegevens Technische voorzieningen Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Algemene reserves Beleggingsreserves** Opbrengst uit vermogen*** Resultaat boekjaar Actuele dekkingsgraad in % Vereiste dekkingsgraad in %
*De groep gewezen deelnemers bestaat uit 1446 gewezen deelnemers en daarnaast 374 deelnemers die formeel wel uitkeringsgerechtigd zijn, maar geen uitkering hebben opgevraagd. Deze groep is als aparte groep onder de gewezen deelnemers geclassificeerd. **Omdat de beleggingen voor risico pensioenfonds ultimo 2012 nagenoeg geheel verkocht zijn, is besloten de gevormde beleggingsreserves vrij te laten vallen ten gunste van de algemene reserves. ***betreft de baten uit herverzekering alsmede rendementen op de overige beleggingen ****betreft het rendement van de actieve portefeuille (AEGON). *****betreft de P-toets exclusief het vrijstellingsbesluit van 1,28.
6
2.
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij is in 1964 in het leven geroepen en voert de pensioenregeling uit voor werknemers die vallen onder de cao Trawlvisserij en/of cao Haringpakkers, schuur-, erf- en technisch personeel. Het pensioenfonds is opgericht en wordt in stand gehouden door de volgende organisaties: Redersvereniging voor de Zeevisserij te Rijswijk Nederlandse Bond van Haringhandelaren te 's-Gravenhage CNV Vakmensen te Utrecht FNV Bondgenoten te Utrecht. Het bedrijfstakpensioenfonds is een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds (de verplichtstelling geldt vanaf de start van het pensioenfonds in 1964). Het pensioenfonds is statutair gevestigd in Amsterdam.
2.2
Doelstelling
De doelstellingen van het pensioenfonds zijn: te voorzien in een oudedagsvoorziening voor de werknemers in de bedrijfstak zeevisserij en/of groothandel in gezouten haring; een pensioen te garanderen voor de nabestaanden van deelnemers en pensioengerechtigden; de pensioenopbouw van deelnemers zeker te stellen ingeval van arbeidsongeschiktheid. Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De ambitie is een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds te zijn dat zijn financiële verplichtingen en ambities nu en in de toekomst waar kan maken. Het pensioenfonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en dat het op de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Het pensioenfonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. Met het jaarverslag legt het bestuur aan belanghebbenden verantwoording af over het gevoerde beleid.
7
2.3
Herverzekering pensioenaanspraken
Het pensioenfonds heeft de pensioenregeling herverzekerd bij AEGON Levensverzekering N.V. Het verzekeringstechnische risico is bij deze maatschappij ondergebracht en vastgelegd in een garantieovereenkomst die loopt tot en met 31 december 2015. De herverzekeringsmaatschappij garandeert de tarieven tot en met de einddatum van de uitbestedingsovereenkomst en daarna levenslang de op 31 december 2015 gefinancierde pensioenen.
2.4
Personalia
Het bestuur Het bestuur van het fonds is paritair samengesteld en bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. Het bestuur is belast met het besturen van het pensioenfonds, het bepalen van het beleid, het beheer van het fondsvermogen, en met het innen van de pensioenpremies en het doen van uitkeringen. Als eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de door sociale partners overeengekomen pensioenregeling, streeft het bestuur naar optimale verhouding tussen kosten en kwaliteit. De kernwaarden betrouwbaarheid, zorgvuldigheid, openheid en soberheid zijn de leidraad voor het handelen van het bestuur. Zowel het algemeen strategisch als het dagelijks beleid wordt vastgesteld door het volledige bestuur. Bevoegdheden Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het pensioenfonds. De bevoegdheden worden gebruikt in overeenstemming met de vastlegging van het beleid in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Besluitvorming Geldige besluiten kunnen genomen worden in bestuursvergaderingen, waarin tenminste één werkgeverslid en één werknemerslid aanwezig zijn, mits niet vóór de vergadering hiertegen bezwaren zijn ingediend. De besluiten van het bestuur worden genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. In de vergadering van het bestuur is de volgende stemverdeling van kracht: twee stemmen voor het bestuurslid namens de Redersvereniging voor de Zeevisserij; één stem voor het bestuurslid namens de Nederlandse Bond van Haringhandelaren; twee stemmen voor het bestuurslid namens CNV Vakmensen; één stem voor het bestuurslid namens FNV Bondgenoten. Bij afwezigheid van een bestuurslid brengt ieder van de werkgeversleden respectievelijk van de werknemersleden van het bestuur evenveel stemmen uit als er leden van de andere groep aanwezig zijn.
8
Per 31 december 2012 was de samenstelling van het bestuur als volgt: Bestuursleden
Functie
Plaatsvervangers
Organisaties
Bestuurslid sinds
M. Schaap*
Voorzitter
C. Blonk
Secretaris
C. Ansink
J. Jansen
Bestuurslid
Vacature
A van den Brink
Vice-voorzitter
Th. De Jong
CNV Vakmensen
01.02.2011
A. Sta
Plv. secretaris
H. Hylkema
FNV Bondgenoten
21.11.2008
01.10.2011 Redersvereniging voor de Zeevisserij Nederlandse Bond van Haringhandelaren
23.05.2001 01.01.2006
* Het bestuur heeft een onafhankelijk voorzitter zonder stemrecht Wijzigingen in het bestuur Per 1 januari 2013 heeft de heer Sta zijn bestuurslidmaatschap neergelegd. Momenteel loopt de benoemingsprocedure voor mevrouw M. Kremers (FNV Bondgenoten) als de beoogde opvolger van de heer Sta. Deelnemersraad en verantwoordingsorgaan per 31 december 2012 Het fonds heeft een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan ingesteld. Beide organen waren aan het eind van het verslagjaar nog niet actief omdat ook in 2012 geen invulling gegeven kon worden aan de bemensing binnen de volgens het reglement aangegeven voorwaarden. Visitatiecommissie In 2012 heeft een visitatieronde plaatsgevonden. Het verslag van de visitatie is in dit jaarverslag opgenomen. Vermogensbeheerders Het vermogensbeheer is uitbesteed aan de volgende uitvoerders: AEGON Asset Management B.V. te Den Haag (ongeveer 99,7% van het vermogen) F&C Netherlands te Amsterdam en Syntrus Achmea Vastgoed te Amsterdam (samen ongeveer 0,3% van het vermogen). Certificerend actuaris De heer Ir. P.M. Wouda AAG, verbonden aan Aon Hewitt, gevestigd te Amsterdam. De certificerend actuaris waarmerkt jaarlijks de aan De Nederlandsche Bank te verstrekken actuariële staten - waaronder begrepen het actuarieel verslag met de daarin opgenomen actuariële verklaring. Certificerend accountant De heer drs. M. van Luijk RA, verbonden aan Deloitte Accountants B.V., gevestigd te Amsterdam. De certificerend accountant controleert jaarlijks, de onder verantwoordelijkheid van het bestuur, opgestelde jaarrekening en DNB-staten. Adviserend actuaris In 2012 was de heer J. Dankers, verbonden aan AON Hewitt, de adviserend actuaris. Vanaf 2013 laat het fonds zich voor actuariële adviezen bijstaan door de heer Y. Hauet, verbonden aan Sprenkels en Verschuren.
9
Pensioenbeheer De pensioenadministratie, uitkeringsadministratie en financiële administratie alsmede de bestuursondersteuning zijn uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. te Groningen. Herverzekering AEGON Levensverzekering N.V. treedt op als herverzekeraar van het fonds. Compliance Officer De compliance officer van het fonds is de heer B. Peters van het Nederlands Compliance Instituut (NCI). De compliance officer heeft onder andere als taak toe te zien op de naleving van de gedragscode door de bestuursleden. Organogram
10
3.
Financiële positie en beleid in 2012
3.1
Beleid
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van beleggingen, premie en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling. Dit beleid staat omschreven in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN).
3.1.1
Beleggingsbeleid
Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerders. De vermogensbeheerder is binnen de geformuleerde randvoorwaarden vrij in de wijze van belegging en herbelegging. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het administreren van de beleggingen en rapporteren over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie. De beleggingsportefeuille is ondergebracht in het Strategic Allocation Fund Equity, Strategic Allocation Fund Fixed Income en Strategic Allocation Fund Fixed Income LDO – long duration. Op deze manier wordt voor 65% belegd in vastrentende waarden en voor 35% belegd in zakelijke waarden, waarbij gestreefd wordt dat 75% van de durationgap afgedekt wordt. Er wordt belegd in een gediversifieerde portefeuille van vastrentende waarden (hypotheken, staats- en bedrijfsobligaties, Emerging Market Debt Fund en Asset Backed Securities) en zakelijke waarden (aandelen, vastgoed, grondstoffen, high yield, hedge funds en private equity). Deze mix heeft een optimale strategische allocatie gemeten naar risico (ten opzichte van de verplichtingen) en rendement. Het beleggingsproces is gericht op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. De strategische verdeling ultimo 2012 was als volgt:
11
3.1.2
Premiebeleid
Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2012 de premie ongewijzigd te laten, mede gezien de te verwachten politieke besluitvorming rondom wijzigingen in het pensioenstelsel. De pensioenpremie is verschuldigd over het loon voor de werknemersverzekeringen. De premie- en de pensioengrondslag zijn voor het fonds in beginsel gelijk aan het, zo nodig gemaximeerde, loon voor de werknemersverzekeringen minus een franchise. Voor vaststelling van de pensioenpremie en de premiegrondslag zijn de hoogte van het maximumloon en de hoogte van de franchise voorts evenredig aan het deeltijdpercentage. Hierbij moet worden opgemerkt dat voor de deelnemende vissers niet met een deeltijdpercentage gewerkt wordt. Voor hen wordt gerekend met loondagen en wordt altijd het deeltijdpercentage 100,00 gehanteerd.
3.1.3
Toeslagbeleid
Het beleid zoals dat door het pensioenfonds wordt gevoerd, is in overeenstemming met categorie D.1 van de toeslagenmatrix. Het toeslagbeleid is per 1 januari 2012 gewijzigd en luidt: Een toeslagambitie van tenminste 50 % van de stijging van het “CPI-prijsindexcijfer, alle huishoudens” o.b.v. de indexcijfers van april van ieder jaar; De toeslag is strikt voorwaardelijk; Een eventuele aanpassing geschiedt per 1 juli van elk jaar; De dekkingsgraad na het verlenen van de toeslag moet tenminste 105 % bedragen en Bij een voldoende dekkingsgraad in enig jaar kan besloten worden om de in het verleden ontstane indexatieachterstand alsnog (voor een deel) toe te kennen. Het bestuur van het pensioenfonds voor de Zeevisserij beslist jaarlijks of het een toeslag verleent. Dit kan alleen als daarvoor voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. Besloten is om per 1 juli 2012 een toeslag te verlenen van 1,2%.
3.2
Risicobeheer
Een goede beheersing van de interne bedrijfsprocessen bij pensioenfondsen is noodzakelijk om de aangegane verplichtingen jegens deelnemers en pensioengerechtigden te kunnen nakomen. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de risico´s verbonden aan de uitvoering van de pensioenregeling die door het pensioenfonds zelf gedragen worden. Deze risico´s worden geïnventariseerd en periodiek vastgesteld in de ABTN, waarin ook de verzekeringstechnische aspecten van de regeling worden omschreven en waarmee het pensioenfonds uitvoering geeft aan de wettelijke vereisten. Ten behoeve van het interne beheersingssysteem heeft het bestuur de risico’s van het fonds geanalyseerd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen financiële risico’s en uitbestedingsrisico’s. Financiële risico’s Het fonds heeft zijn nominale pensioenverplichtingen (risico’s die verband houden met langleven, sterfte en arbeidsongeschiktheid) volledig herverzekerd bij AEGON. De herverzekering betreft een zogenaamd garantiecontract. Ook het beleggingsrisico is middels
12
dit garantiecontract herverzekerd. Ter zake hiervan wordt door de verzekeraar voor het pensioenfonds een gesepareerd beleggingsdepot aangehouden. Garantiecontract/ Herverzekering Het pensioenfonds heeft per 1 januari 2011 voor een periode van vijf jaar zijn pensioenregeling herverzekerd bij AEGON Levensverzekering N.V. Het verzekeringstechnische risico (risico’s die verband houden met langleven, sterfte en arbeidsongeschiktheid) is bij deze maatschappij ondergebracht en vastgelegd in een garantieovereenkomst die loopt tot en met 31 december 2015. De herverzekeringsmaatschappij garandeert de tarieven tot en met de einddatum van de uitbestedingsovereenkomst en daarna levenslang de op 31 december 2015 gefinancierde pensioenen. De uitkeringen van de binnen de contractperiode opgebouwde pensioenen zijn hiermee gegarandeerd. De herverzekeraar heeft de als tegenwaarde van de pensioenverplichtingen aangehouden beleggingen ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot, hiermee is het beleggingsrisico ook herverzekerd. Het pensioenfonds heeft recht op de overrente die met dit gesepareerde beleggingsdepot wordt gerealiseerd. Het pensioenfonds deelt voor 63% in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. Het bestuur heeft een zogenaamd FTK-garantiecontract afgesloten. Dit is een contract op basis van volledige herverzekering met garantie, echter volledig op basis van marktwaarde. Waardering volledig herverzekerde contracten binnen het FTK Binnen de kaders van het FTK wordt de uitbestedingsovereenkomst van het pensioenfonds gezien als volledige herverzekering om de volgende redenen. Wanneer het pensioenfonds na contractsbeëindiging kiest voor premievrije voortzetting van de uitbestedingsovereenkomst zal de herverzekeraar geen betaling van eerder genoemde garantiekosten vragen, maar zal deze verrekenen met de gegenereerde overrente. Indien in enig jaar de overrente niet voldoende is om daaruit de kosten geheel te financieren, zal het niet verrekende deel van de kosten doorschuiven naar volgende jaren ter verrekening met toekomstige overrente. Geactiveerde (negatieve) overrente in gesepareerd beleggingsdepot In het bij de herverzekeraar aangehouden gesepareerde beleggingsdepot is sprake van een zogenaamde geactiveerde overrente. Het fonds kent deling in de in het depot behaalde overrendementen (verschil tussen behaald beleggingsrendement en benodigde intrest); positieve resultaten worden ten gunste van het fonds in rekening-courant geboekt. Eventuele negatieve rendementen worden niet ten laste van het fonds gebracht, maar worden in het depot geactiveerd. Deze zullen worden verrekend met eventuele toekomstige positieve rendementen voordat die weer volledig zullen bijdragen aan een stijging van het vrije vermogen van het fonds. In de met de herverzekeraar afgesloten verzekeringsovereenkomst is bepaald dat, indien het fonds de overeenkomst niet verlengd en de op de einddatum van de overeenkomst opgebouwde aanspraken achterlaat bij de verzekeraar, de op dat moment aanwezige negatieve overrente volledig ten laste van de verzekeraar zal komen. Indien bij het niet verlengen van de overeenkomst de opgebouwde aanspraken worden overgedragen naar een andere uitvoerder, zal de negatieve overrente worden verrekend met de overdrachtswaarde. Beleggingsrisico’s van de overige beleggingen Het bestuur stelt de strategische beleggingsmix en tactische bandbreedtes vast alsmede de benchmark. Voor de beleggingen wordt gebruik gemaakt van beleggingsfondsen. Het bestuur 13
van het pensioenfonds heeft derhalve geen rechtstreekse invloed op het beleggingsbeleid binnen de beleggingsfondsen. De risicobeheersing binnen de beleggingsfondsen is op hoofdlijnen vormgegeven door randvoorwaarden. De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het tactische en operationele beleggingsbeleid en zijn binnen de hier geformuleerde randvoorwaarden vrij in de wijze van belegging en herbelegging. Verder is de vermogensbeheerder verantwoordelijk voor het verzamelen van gegevens, administreren en rapporteren over de beleggingen aan het bestuur. Uitbestedingsrisico Bij de uitbesteding handelt het bestuur conform de Pensioenwet, waarbij ervoor wordt zorg gedragen dat er sprake is van een adequate beheersing van de risico’s die zijn verbonden aan het uitbesteden van werkzaamheden door een fonds. Uitbesteding is alleen geoorloofd indien er voldoende waarborgen kunnen worden verkregen voor het handhaven van een beheerste en integere bedrijfsvoering evenals ter zake van fraudepreventie. Het fonds zal met derden een uitbestedingsovereenkomst aangaan. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Door de administrateur wordt inzake het jaarwerk een managementverklaring aan het bestuur verstrekt. Kredietrisico herverzekeraar Als gevolg van een herziening van het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) op 1 februari 2011, is het pensioenfondsen toegestaan het kredietrisico buiten beschouwing te laten bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen en de waardering van de vordering op de herverzekeraar op marktwaarde. Het bestuur heeft, gezien de ongewijzigde ontwikkeling in de solvabiliteitrating van AEGON Levensverzekering N.V. (hetgeen onder meer is te zien door de ongewijzigde rating door Standard en Poor’s ), besloten om geen kredietafslag te bepalen op de vordering op de herverzekeraar ultimo boekjaar.
3.3
Financiële positie
Algemeen Een maatstaf om de financiële positie van een pensioenfonds te bepalen is de dekkingsgraad. De dekkingsgraad geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. Per 1 februari 2011 is een herziening voor herverzekerde pensioenfondsen in werking getreden in het Financieel Toetsingskader (FTK). Op grond van deze herziening mogen pensioenfondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen van het fonds bedraagt 1,0% van de technische voorziening. Volgens de verslagleggingregels voor herverzekerde garantiecontracten staan de beleggingen niet op de balans van het fonds. Tegenover de verplichtingen op de passivazijde van de balans staan op de activazijde de vorderingen op de herverzekeraar. Door deze wijze van presenteren worden de risico’s welke het fonds loopt inzichtelijk gemaakt; door het gelijkstellen van de vordering op de herverzekeraar aan de verplichting van het fonds (en de beleggingen feitelijk niet op de balans zichtbaar te maken) ontstaat de situatie dat het beleggingsrisico niet tot uitdrukking komt in de jaarcijfers van het fonds. Dit sluit aan op de gedachte achter het met de herverzekeraar afgesloten garantiecontract. Het fonds ontvangt jaarlijks haar aandeel in de 14
behaalde positieve overrente. Indien de overrente in enig jaar negatief is, zal deze niet met het fonds worden verrekend, maar binnen het depot worden geactiveerd en verrekend met toekomstige positieve overrente. Wanneer in enig jaar het beleggingsresultaat negatief is, vertaalt dit zich dat in een onttrekking aan de vrije reserve van het fonds. Deze vrije reserve betreft een overschot aan middelen welke het fonds in het gesepareerd beleggingsdepot aanhoudt. Aangezien tegenover deze middelen geen voorziening wordt aangehouden, betreffen dit feitelijk ‘vrije middelen’ van het fonds; een eventueel negatief beleggingsrendement in enig jaar zal dan ook (voor het respectievelijke deel) aan de vrije reserve worden onttrokken. Een eventueel negatief rendement wat wordt behaald over de middelen welke ter dekking van de pensioenverplichtingen worden aangehouden, zal niet direct bij het fonds in rekening worden gebracht, maar worden verrekend met toekomstige positieve resultaten. Voor het beleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden.
Minimaal vereist eigen vermogen: het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is sprake van een dekkingstekort. In 2012 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen 101,0% van de voorziening pensioenverplichtingen (2011: 101,0%). Vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen na één jaar negatief wordt. Indien het fonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt, is sprake van een reservetekort. Ultimo 2012 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 101,0% (2011: 101,0%).
Ontwikkeling dekkingsgraad De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De toename van de dekkingsgraad in 2012 wordt grotendeels veroorzaakt door de positieve overrente die het fonds in 2012 heeft behaald (€ 4.100 duizend). Deze bedroeg, na aftrek van de negatieve overrente uit 2011, € 3.473 duizend. Dit positieve resultaat wordt verklaard doordat het beleggingsresultaat in 2012 (€ 12.800 duizend) hoger was dan de benodigde interest voor de pensioenopbouw binnen het depotverslag (€ 8.700 duizend). De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van rentetermijnstructuur. Iedere maand wordt deze door de DNB gepubliceerd. Op 10 september 2012 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe AG-prognosetafel 2012-2062 gepubliceerd. In overeenstemming met het advies van het AG om ervaringssterfte, zijnde onder,- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking, niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor, heeft in 2012 wederom een sterfteonderzoek plaatsgevonden. Daarop heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels na toepassing van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. Het negatieve effect van deze schattingswijziging op de voorziening bedraagt € 698 duizend of 1%-punt. Voor de dekkingsgraad van het fonds heeft dit geen gevolgen omdat het herverzekeringsdeel van de technische voorziening exact het tegenovergestelde effect laat zien.
15
Tegen de achtergrond van het Septemberpakket pensioenfondsen heeft de overheid besloten vanaf 30 september 2012 de methodiek voor de vaststelling rentetermijnstructuur (RTS) voor pensioenfondsen aan te passen. Op grond van artikel 2 lid 2 van het Besluit FTK dient vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt te worden voor de discontering van pensioenverplichtingen. Deze overgang is aan te merken als schattingswijziging en had in 2012 een positief effect op de voorziening van circa 6% punt en bedraagt € 4.515 duizend. Voor de dekkingsgraad van het fonds heeft dit geen gevolgen omdat het herverzekeringsdeel van de technische voorziening exact het tegenovergestelde effect laat zien. Voor nadere analyse wordt verwezen naar pagina 44. Uiteindelijk steeg de dekkingsgraad ten opzichte van eind 2011 met 0,7%. Financiële positie De werkelijke dekkingsgraad is 109,6% en daarmee hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen van 101,0%. Daarmee is ultimo 2012 sprake van een financiële positie die voldoende is.
16
4.
Beleggingen
4.1
Algemeen
De wereldwijde economische groei was door de intensivering van de Europese schuldencrisis in 2012 lager dan in 2011. De economie van de Verenigde Staten groeide echter wel gestaag door en ook de Amerikaanse financiële sector staat er goed voor. Daar is de kredietcrisis voortvarend aangepakt, zodat banken in staat zijn om geld uit te lenen tegen een lage rente. Bovendien vormen de Verenigde Staten, in tegenstelling tot Europa, een fiscale unie, waardoor individuele staten makkelijker geld kunnen lenen. Verder werden pijnlijke bezuinigingsmaatregelen uitgesteld vanwege het verkiezingsjaar 2012 en voert de Amerikaanse centrale bank een zeer ruim monetair beleid, onder andere via diverse opkoopprogramma’s. Macro-economisch gezien was 2012 voor veel Europese landen een moeilijk jaar met stagnerende groei, oplopende werkloosheid en forse begrotingstekorten. Dit remde de binnenlandse vraag, zodat deze landen het vooral van hun export naar buiten de Europese Unie moesten hebben. Ook China had last van de Europese recessie omdat het minder kon exporteren. Verder zat China door een grote investeringsgolf met omvangrijke, maar wel onrendabele bouw- en woningprojecten in zijn maag. Door al deze problemen was het twijfelachtig of China zijn hoge groeipercentages kon handhaven. In de loop van 2012 bleek de Chinese economie toch goed te presteren. Het jaar 2012 was een sterk beleggingsjaar voor het pensioenfonds. Het rendement, inclusief het Long Duration overlay (LDO), voor de beleggingsportefeuille van Zeevisserij is uitgekomen op 19,6%. Het resultaat van het LDO (afdekking van het renterisico) was, als gevolg van de sterk gedaalde rente, 111,50%.
4.2
Beleggingen in het garantiecontract
De beleggingsportefeuille zoals opgenomen in het beleggingsmandaat bestaat uit een drietal Strategic Allocation Funds: Strategic Allocation Fund Equity Strategic Allocation Fund Fixed Income Strategic Allocation Fund Fixed Income LDO Het Strategic Allocation Fund Equity beleggingsbeleid is gericht op risicoreductie door middel van spreiding over en binnen verschillende beleggingscategorieën. Het beleggingsproces is tevens gericht op waardetoevoeging door middel van het door de Beheerder te voeren beleid. Het Fonds belegt, direct of indirect, hoofdzakelijk in zakelijke waarden, daarbij streeft het naar een optimaal risico-rendement profiel door te beleggen in verschillende goed gespreide beleggingscategorieën. Het Strategic Allocation Fund Fixed Income hanteert eenzelfde beleggingsbeleid, alleen belegt dit fonds, direct of indirect, hoofdzakelijk in vastrentende waarden. Het Strategic Allocation Fund Fixed Income Long Duration beleggingsbeleid is gericht op risicoreductie door middel van spreiding over en binnen verschillende beleggingscategorieën. Het beleggingsproces is tevens gericht op waardetoevoeging door middel van het door de Beheerder te voeren beleid. Het Fonds belegt, direct of indirect, hoofdzakelijk in vastrentende waarden waarbij de duration wordt verlengd middels derivaten. Het Fonds streeft naar een verlenging van de duration van de vastrentende waarden in het Fonds met 20 jaar. De 17
Beheerder mag nieuwe beleggingscategorieën toevoegen indien deze waarde toevoegen en/of het risico reduceren. Het Fonds streeft naar een optimaal risico-rendement profiel door te beleggen in verschillende goed gespreide beleggingscategorieën. In de volgende tabel wordt het rendement over 2012 per Strategic Allocation Funds in vergelijking met de benchmark weergegeven. Tevens wordt het rendement van de totale beleggingsportefeuille weergegeven. Deze bedraagt 19,6% over 2012. Rendement Beleggingsfonds Benchmark Strategic Allocation Fund Equity
15,07%
14,28%
Strategic Allocation Fund Fixed Income LDO (excl. LDO)
13,05%
10,10%
Totaal excl. LDO (gewogen)
13,54%
11,15%
LDO
111,50%
Totaal incl. LDO voor kosten (gewogen)
20,06%
Totaal incl. LDO na kosten (gewogen)
19,60%
Deze Strategic Allocation Funds bestaan uit een aantal beleggingsfondsen. In de volgende tabel wordt de performance over 2012 per beleggingsfonds in vergelijking met de benchmark weergegeven. Beleggingsfonds
Rendement
Rendement
fonds
benchmark
Aandelen
16,40%
15,22%
Grondstoffen
- 0,02%
- 1,39%
Hedge Funds
5,30%
3,69%
Tactische Asset Allocatie
1,45%
7,51%
Private Equity
16,47%
14,35%
Vastgoed
26,44%
27,00%
Asset Backed Securities
19,14%
11,93%
Emerging Market Debt
20,37%
16,82%
7,07%
7,12%
15,25%
13,59%
8,77%
6,02%
Staatsobligaties Credits Hypotheken Tactical Interest Overlay
20,03%
8,91%
High Yield
19,02%
17,06%
Ultimo 2012 bedroeg de waarde van de beleggingsportefeuille ondergebracht in het depot circa € 78 miljoen.
4.3 4.3.1
Overige beleggingen Vastgoed
Het fonds heeft de vastgoedportefeuille in 2012 volledig afgebouwd. Dit strookt met de intentie van het bestuur om de overige beleggingsportefeuille volledig af te bouwen.
4.3.2
Illiquide beleggingen F&C
In 2012 is de portefeuille bij F&C Netherlands verder afgebouwd. Ultimo 2012 bedroeg het belegd vermogen bij F&C € 244 duizend en ultimo 2011 € 522 duizend. 18
4.4
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij heeft zijn beleggingen uitbesteed aan AEGON Asset Management. Het fonds hanteert in het kader van verantwoord beleggen een aantal uitgangspunten. Het fonds wenst uiteraard niet mee te werken aan een beleggingstransactie die bijvoorbeeld op grond van het internationale recht, verboden is. Voorts onthoudt het fonds zich van een belegging: indien daardoor strafbare of moreel verwerpelijke gedragingen worden bevorderd; indien de belegging - zo zij zou worden verricht - in onmiddellijk verband staat met een schending van mensenrechten of fundamentele vrijheden. Deze dienen in het beleggingsbeleid tot uitdrukking te komen. Het fonds voert het beleggingsbeleid uit conform het op de website van AEGON gepubliceerde Beleid Verantwoord Beleggen van AEGON Nederland. Dit beleid past binnen het advies van de pensioenfederatie. AEGON, als vermogensbeheerder van het pensioenfonds, baseert zijn beleggingsbeleid op de overtuiging dat het mogelijk is financiële en maatschappelijke rendementen te integreren. AEGON Nederland selecteert daarom beleggingen waarvan is vastgesteld dat deze in overeenstemming zijn met normen en waarden zoals die voortvloeien uit de Code of Conduct van AEGON. AEGON hanteert voor zijn beleggingsbeleid een zwarte lijst en een grijze lijst. De bedrijven op de zwarte lijst sluiten we direct uit van alle actieve beleggingen (het zogeheten uitsluitingenbeleid). De zwarte lijst wordt gepubliceerd op www.aegon.nl. De bedrijven op de grijze lijst sluit AEGON niet onmiddellijk uit van zijn beleggingen. Indien mogelijk gaat AEGON Nederland met dergelijke bedrijven een actieve dialoog aan om ze tot ander gedrag te bewegen. Dit wordt ‘engagement’ genoemd. In bedrijven die niet op deze lijsten voorkomen, kan AEGON zonder belemmering investeren. AEGON ziet erop toe dat de beleggingsfondsen die aan klanten worden aangeboden het stembeleid van AEGON volgen. Bedrijven waarvan is aangetoond dat ze mensenrechten op ernstige wijze schenden, controversiële wapens produceren, ernstige milieuschade aanbrengen of veroordeeld zijn voor ernstige corruptie, komen in aanmerking voor uitsluiting. Indien mogelijk zal AEGON met deze bedrijven eerst een actieve dialoog aangaan om ze tot ander gedrag te bewegen. Levert deze dialoog na veelvuldig en herhaaldelijk engagement niet het gewenste resultaat op, dan gaat AEGON alsnog over tot uitsluiting van het bedrijf. AEGON maakt voor de invulling van dit beleid gebruik van de analyseresultaten van een gespecialiseerd extern bureau. Informatie over controversiële activiteiten is niet altijd beschikbaar of bekend. AEGON is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en de uitvoering van het beleid
4.5
Vooruitblik 2013
De vooruitzichten zijn gematigd positief. Europa heeft belangrijke stappen gezet om de schuldencrisis te bezweren, maar de kans op een terugval blijft bestaan. Verder lopen in de Verenigde Staten de tijdelijke belastingkortingen af. Naar verwachting worden deze echter verlengd, waarmee de kans op een recessie sterk afneemt. Ook heeft de Chinese economie zich ondertussen op een redelijk niveau gestabiliseerd, maar een stijging van de economische groei blijft er vooralsnog uit. Al met al blijven er dus flinke onzekerheden bestaan, maar toch gaan we uit van een gematigde wereldwijde economische groei. Hierbij 19
blijft het ruime monetaire beleid van de centrale banken vooral de risicovollere beleggingen ondersteunen.
4.6
Z-score
Bedrijfstakpensioenfondsen met een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven verplichtstelling, zijn wettelijk verplicht de beleggingsperformance van het pensioenfonds vast te stellen. Voor deze toetsing is een gestandaardiseerde norm, de z-score ontwikkeld. Voor het jaarlijks vaststellen van deze norm wordt het beleggingsrendement (de performance) van het pensioenfonds vergeleken met het rendement van de vooraf door het bestuur vastgestelde benchmark. Dit gebeurt op basis van een wettelijk voorgeschreven formule waarin ook de samenstelling van het belegde vermogen en de kosten voor de uitvoering meetellen. Vervolgens worden de z-scores over een periode van 5 jaar via een, ook weer wettelijk voorgeschreven, formule gemiddeld. Deze gemiddelde score wordt de “performancetoets” genoemd. Als de performancetoets lager is dan 0, kan een bij het fonds aangesloten werkgever vrijstelling van de verplichting tot deelneming aan het pensioenfonds krijgen, onder de voorwaarde dat hij een pensioenregeling treft die ten minste gelijkwaardig is aan die van het fonds. De jaarlijkse z-score van het pensioenfonds over de afgelopen vijf jaar is als volgt:
Z-score (1-jaars) Performance-toets
2012
2011
2010
2009
2008
-6,355
6,529
0,236
-0,050
-2,310
-0,87
1,76
-1,21
-1,05
-1,52
Het jaar 2012 was een sterk beleggingsjaar voor het fonds. Het rendement voor de beleggingsportefeuille (inclusief het Long Duration Overlay (LDO)) van het fonds is uitgekomen op 19,6%. Omdat het rendement van de benchmark 28,1% bedroeg, was de z-score in 2012 negatief. Het grootste deel van het verschil tussen de portefeuille en de benchmark wordt verklaard door het negatieve relatieve rendement van het LDO fonds, het renteafdekkingsinstrument. Het totaal van de overige fondsen was wel positief, zowel absoluut als relatief (vergeleken met de benchmark) namelijk 13,54% vs 11,15%, voor kosten). Omdat de “Customized AEGON Benchmark LDO” hoger was dan het feitelijke rendement van het fonds en omdat het relatieve belang van het LDO fonds groot was binnen de totale beleggingsportefeuille van het fonds in 2012, was de z-score in 2012 negatief. Overigens is de benchmark voor het LDO fonds geen benchmark in de traditionele zin. Deze wordt namelijk niet gebruikt voor de beoordeling van actief beleid. De performance van het LDO fonds kan in enig jaar sterk afwijken van de performance van de benchmark. De performancetoets over de laatste vijfjaarsperiode is vastgesteld op 0,41 met inachtneming van het aangepaste vrijstellingsbesluit, van 1,28. De wettelijke minimumscore die behaald moet worden bedraagt 0,0, zodat geconcludeerd kan worden dat het pensioenfonds van deze toets boven de kritieke grens zit.
20
5.
Pensioenen
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2012 hebben plaatsgevonden. Ook worden de uitvoeringskosten van het pensioenfonds en belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wet- en regelgeving op pensioengebied.
5.2
Pensioencommunicatie
Bij veel pensioenfondsen was er onrust rondom de financiële situatie. De pensioencommunicatie bij de fondsen die het betrof ging voornamelijk ook over dat thema. Voor ons pensioenfonds was dat niet aan de orde door de herverzekering bij AEGON Levensverzekering N.V. De pensioencommunicatie stond daarom vooral in het teken van stabiliteit en controle. Het pensioenfonds wil bereiken dat het kennisniveau van de eigen pensioenregeling voldoende is (kennis), de houding ten opzichte van de eigen pensioenregeling en het pensioenfonds positief blijft of wordt (houding) en dat tijdig de juiste keuzes gemaakt worden en actie wordt ondernomen (gedrag). Om dat te bereiken, stelt het fonds ieder jaar een communicatieplan vast waarin de communicatiedoelstellingen en de in te zetten communicatiemiddelen worden vermeld. Communicatie met deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers Begin januari 2011 hebben we onze doelgroepen het goede nieuws van de herverzekering bij AEGON Levensverzekeringen N.V. kunnen brengen. Door de herverzekering zijn de opgebouwde pensioenen gegarandeerd en hoeven zij niet gekort te worden. Halverwege 2012 kwam daar nog het nieuws over de toeslag bij. Beide onderwerpen zijn aan bod gekomen in de pensioenkranten PensioenVISie die we hebben uitgebracht. Tevens is gewerkt aan twee nieuwe brochures. De brochures Pensioen in het kort en Pensioen en Waardeoverdracht zijn ontwikkeld. Deze zijn op de website te raadplegen. In de zomer van 2012 is een artikel in een regionale krant in Zuid Holland verschenen over ‘pensioen dat bij ons pensioenfonds over zou zijn’. De strekking van het artikel was dat als men dacht dat ze nog pensioen van ons tegoed zouden moeten hebben, men zich moest melden. Hier werd door een groot aantal mensen gehoor aan gegeven. Het echte verhaal lag genuanceerder. Hier is via de PensioenVISie nogmaals aandacht aan gegeven. In 2012 zijn verschillende mailingen gestuurd naar de deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Zo kan gedacht worden aan de mailing rondom de indexatie, deze is verstuurd naar alle doelgroepen. En de werkgevers hebben een brief ontvangen over de kerncijfers. 21
Website De website wordt steeds meer een spil in de communicatie. In 2012 is de website al meer ingezet dan daarvoor. Dit wordt het komende jaar nog meer doorontwikkeld. In 2012 zijn met regelmaat nieuwsberichten geplaatst. In mailingen wordt standaard verwezen naar de website. Eens per 2 maanden is een nieuwe poll op de homepage geplaatst. Overige (reguliere) communicatie Naast bovenstaande middelen, verstuurt het pensioenfonds ieder jaar de volgende middelen:
5.3
Toelichting op de uitkeringspecificatie Alle pensioengerechtigden ontvangen in januari een toelichting op de specificatie. Hierin staat of en hoeveel indexatie is doorgevoerd, betaaldata en bijvoorbeeld welke aanpassingen zijn doorgevoerd in belastingtarieven/zorgverzekeringswet. Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in 2012 verstuurd naar alle actieve deelnemers. Hierin staat o.a. de volgende informatie: - opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 1 januari; - A-factor. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. De verzending van het UPO is ondersteund op de website met extra informatie. Overzicht partnerpensioen / bijzonder partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2012 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen. Startbrief De startbrief voor nieuwe deelnemers is gecheckt op de wettelijke verplichtingen.
Pensioenadministratie
Gegevensaanlevering Per 2012 is een aantal werkgevers overgegaan van het salarisbureau CAB naar CTB. Deze overgang heeft in de eerste 4 perioden een vertraging opgeleverd. Vanaf periode 5 zijn de gegevens binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. Controle premiebedragen en werknemersoverzichten De aangesloten werkgevers bepalen maandelijks zelf de hoogte van de premie. TKP controleert achteraf of deze berekeningen juist zijn en stemt deze af met de werkgevers. Als alle perioden vergeleken zijn, wordt er in het volgend jaar een eindafrekening opgesteld. Deelnemersvragen In 2012 hebben deelnemers ca. 800 vragen gesteld aan het pensioenfonds. In het derde en vierde kwartaal werden veel vragen gesteld over eventuele opgebouwde aanspraken in het verleden bij het pensioenfonds, naar aanleiding van berichtgeving in de media. Daarnaast werden veel vragen gesteld over de verzonden pensioenoverzichten. 22
Werkgeversvragen In 2012 hebben werkgevers ca. 160 maal een vraag gesteld aan het pensioenfonds. De meeste vragen van werkgevers betroffen het aanleveren van dienstverbandgegevens en wijziging in bedrijfsgegevens. In het derde en vierde kwartaal is het e-mail contact met de werkgevers gestegen naar aanleiding van een actievere uitvraag van dienstverbandgegevens door het pensioenfonds. 45 40 35 30 25
Telefonische vragen
20
Schriftelijke vragen
15
E-mail contact
10 5 0 1e kwrt 2012
2e kwrt 2012
3e kwrt 2012
4e kwrt 2012
Waardeoverdrachten Wanneer de dekkingsgraad van één of van beide pensioenfondsen die betrokken zijn bij een wettelijke individuele waardeoverdracht lager is dan 100%, mag er geen waardeoverdracht plaatsvinden en wordt de waardeoverdracht uitgesteld. Omdat het pensioenfonds een volledig verzekerde garantieregeling met een verzekeraard heeft is de minimum dekkingsgraad van het fonds 100%. Om deze reden heeft het fonds in alle gevallen meegewerkt aan een wettelijke waardeoverdracht. In 2012 hebben er 6 waardeoverdrachten plaatsgevonden. Vergeten pensioenen Er heeft een artikel in regiobladen gestaan (omgeving Katwijk) om mensen te attenderen op de zogenaamde “vergeten pensioenen”. Dit zijn pensioenen die nog nooit door deelnemers zijn opgevraagd. Het artikel heeft veel reacties opgeleverd. Mede door deze actie konden er 29 uitkeringen worden uitgekeerd aan de rechtmatige deelnemer.
23
5.4
Uitvoeringskosten
Pensioenbeheer In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november in de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nog een nadere uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’ In deze publicatie benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen de volgende drie kostensoorten: 1. Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheer. 2. Kosten van vermogensbeheer: dit betreft de integrale kosten voor vermogensbeheer, inclusief kosten begrepen in onderliggende beleggingsstructuren. 3. Transactiekosten: dit betreft de transactiekosten van de directe beleggingen van het pensioenfonds (inclusief acquisitiekosten bij illiquide beleggingen), alsmede de toe- en uittredingsvergoedingen bij beleggingen in beleggingsfondsen. Transactiekosten in onderliggende beleggingsstructuren worden vooralsnog niet meegeteld, hier wordt door de Pensioenfederatie eerst nader onderzoek naar gedaan. Transactiekosten vloeien voort uit het vermogensbeheer, maar zijn ten behoeve van de transparantie separaat opgenomen. De transactiekosten betreffen de toe-en uittredingskosten die per transactie van het beleggingsfonds zijn ingehouden en bevatten niet de aan- en verkoopkosten van de onderliggende effecten in de fondsen zelf. In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven:
Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (actief en gepensioneerd) Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (alle) Vermogensbeheer in basispunten over het gemiddeld belegd vermogen (AEGON) Vermogensbeheer in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen Transactiekosten in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen Vermogensbeheer in basispunten over het gemiddeld belegd vermogen (SAV) Vermogensbeheer in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen Transactiekosten in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
24
2012
2011
€ 289
€ 310
€ 141
€ 146
0,43%
0,35%
0,06%
0,43%
0,30%
0,28%
0,49%
0,47%
Vermogensbeheer in basispunten over het gemiddeld belegd vermogen (F&C) Vermogensbeheer in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen Transactiekosten in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
0,10%
0,10%
**
**
** aangezien de portefeuille in liquidatie is, heeft F&C geen transactiekosten gerapporteerd
In bovenstaande tabel worden de kosten gepresenteerd conform de aanbevelingen van de pensioenfederatie: - De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro per deelnemer waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. - De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Binnen de AEGON portefeuille wordt het gemiddeld belegd vermogen alsvolgt bepaald: { (0,5 x belegd vermogen op 1 januari) + belegd vermogen op 31 januari + belegd vermogen op 30 november + (0,5 x belegd vermogen op 31 december) }/12. - De (geschatte) transactiekosten worden separaat gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen.
5.5
Pensioenregeling
Gedurende 2012 zijn er in de regeling geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling zijn als volgt: Pensioensysteem
Middelloon met voorwaardelijke toeslagverlening
Pensioenrichtleeftijd
65 jaar
Leeftijd aanvang deelneming*
Op 1 januari van het jaar waarin de werknemer 21 jaar wordt
Pensioengevend salaris
Loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen.
Maximum salaris
€ 50.064,00 (jaarbedrag 2012)
Franchise
€ 14.891,78 (jaarbedrag 2012)
Pensioengrondslag
Pensioengevend salaris-franchise
Pensioendatum
1ste van de maand waarin 65 jaar
Tijdelijke verhoging partnerpensioen
Indien de partner nog geen 65 jaar is, wordt bij overlijden van de deelnemer (actief of als actieve deelnemer pensioengerechtigd) het partnerpensioen tijdelijk verhoogd naar 100% van het ouderdomspensioen. Deze verhoging wordt betaald totdat de partner 65 jaar wordt.
*De pensioenregeling kent geen wachtregeling
25
De pensioenregeling kent een onderscheid tussen Walpersoneel en Zeevarend personeel: Walpersoneel* Zeevarend personeel Opbouwpercentage ouderdomspensioen
0,65%**
1,15%**
Opbouwpercentage partnerpensioen
70% van het OP
70% van het OP
Premiepercentage
8,5%**
14%**
*Het Walpersoneel heeft jaarlijks de mogelijkheid om er voor te kiezen aan de pensioenregeling voor het Zeevarend personeel deel te nemen. De deelnemer dient deze keuze schriftelijk aan de werkgever kenbaar te maken. De deelnemer heeft de mogelijkheid om zijn keuze te herroepen, dan wel alsnog te kiezen voor deelneming aan de pensioenregeling voor het Zeevarend personeel. Dit is uitsluitend mogelijk per de eerste januari van een kalenderjaar en in overleg met de werkgever. De (herroeping van de) keuze dient uiterlijk per 1 november van het kalenderjaar kenbaar te worden gemaakt aan de administrateur van de werkgever. **Het percentage wordt van de pensioengrondslag genomen.
5.6
Nieuwe wetgeving
Pensioenakkoord De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) aanleiding geweest om op 4 juni 2010 een concept-Pensioenakkoord te sluiten over de AOW en de aanvullende pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in het pensioenstelsel nodig zijn om het ook in de toekomst overeind te houden. Op 10 juni 2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord ook de instemming van het kabinet gekregen. Het akkoord zal leiden tot nieuwe ‘pensioencontracten’. Om de nieuwe contracten mogelijk te maken moet de pensioenwetgeving worden aangepast. Onder meer zal wettelijk mogelijk moeten worden gemaakt dat opgebouwde aanspraken eerder dan nu gekort kunnen worden. Daarnaast zal een nieuw Financieel Toetsingskader (FTK) moeten gaan gelden en zullen de communicatievoorschriften aangepast worden. Vooruitlopend op de aanpassing van het FTK, heeft voormalig minister Kamp een hoofdlijnennotitie over het nieuwe FTK aangeboden aan de Tweede Kamer. Het nieuwe FTK zal sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze laten tussen een ‘nominaal contract’, dat lijkt op het bestaande en een ‘reëel contract’, dat nieuw is. In het reële contract zal het uitgangspunt zijn dat de pensioenaanspraken en –rechten worden aangepast aan de inflatie, echter in dit contract worden aanspraken en rechten sneller dan in het nominale contract aangepast aan tegenvallende beleggingsrendementen en/of een sneller stijgende levensverwachting. In beide contracten zal de dekkingsgraad gemiddeld worden door uit te gaan van een voortschrijdende gemiddelde over 12 maanden, waardoor fondsen minder afhankelijk zullen worden van dagkoersen op de financiële markten. In de notitie is onder meer opgenomen dat sociale partners en pensioenfondsen vooraf transparant zullen moeten zijn over de verdeling van financiële risico’s, zodat jongeren en ouderen weten waar ze aan toe zijn. Verder zullen fondsen naar de deelnemers toe helder moeten communiceren over deze risico’s en over de gevolgen hiervan voor de koopkracht van hun pensioen. Ten slotte is aangegeven dat het ministerie komt met spelregels en voorwaarden die worden gesteld aan de besluitvorming voor het collectief invaren (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract).
26
Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK eind 2013 bij de Tweede Kamer zullen worden ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Het fondsbestuur volgt de ontwikkelingen op dit terrein op de voet. Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ Met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ wordt geregeld dat zowel de AOWleeftijd als de fiscale pensioenrichtleeftijd omhoog gaat. Met de eerder op 1 april 2012 in werking getreden ‘Wet wijziging ingangsdatum AOWouderdomspensioen’ is bepaald dat de ingangsdatum van de AOW-uitkering gelijk is aan de datum waarop het recht ontstaat, de dag dus waarop iemand 65 jaar wordt. Met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ gaat de AOW-leeftijd vanaf 2013 jaarlijks geleidelijk verder omhoog. De eerste drie jaar lang met één maand, vervolgens drie jaar lang met twee maanden en daarna vijf jaar lang met drie maanden. Daarmee komt de AOW-gerechtigde leeftijd in 2019 uit op de 66ste verjaardag en in 2023 op de 67ste verjaardag. De AOW-leeftijd wordt met ingang van 2024 gekoppeld aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting. De fiscale pensioenrichtleeftijd wordt in 2014 verhoogd van 65 naar 67 jaar. Daarna wordt deze jaarlijks aangepast aan de levensverwachting als daar aanleiding toe is. De maximum opbouwpercentages worden verlaagd; voor middelloonregelingen wordt het percentage verlaagd van 2,25% naar 2,15% en voor eindloonregelingen van 2,0% naar 1,9% (let wel: bij een pensioenleeftijd van 67). Ook de beschikbare-premiestaffels bij premieregelingen worden aangepast. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. Dit kan betekenen dat de pensioenregeling (het opbouwpercentage) met ingang van 1 januari 2014 aangepast zal moeten worden om de regeling fiscaal zuiver te houden. De wet is in werking getreden op 1 januari 2013. De verwachting is echter dat een snellere verhoging van de AOW-leeftijd en de verdere verlaging van de maximale opbouwpercentages in het regeerakkoord tot een nieuw wetsvoorstel zal leiden (zie hierna Regeerakkoord). Regeerakkoord De snelheid waarmee de AOW-leeftijd met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ omhoog gaat, lijkt te worden aangepast. In het op 29 oktober 2012 gepubliceerde regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd sneller omhoog gaat en in 2018 en 2021 uitkomt op de 66ste, respectievelijk 67ste verjaardag (de eerste drie jaar lang een verhoging met één maand, vervolgens drie jaar lang met drie maanden en daarna drie jaar lang met vier maanden). In het regeerakkoord is ook opgenomen dat nog lagere maximale opbouwpercentages zullen gaan gelden dan in de genoemde wet is bepaald, te weten 1,75% voor middelloon en 1,6% voor eindloon. Daarnaast zal pensioenopbouw voor het salaris boven € 100.000 niet langer fiscaal worden gefaciliteerd. Dat betekent dat de premies over deze opbouw niet langer aftrekbaar zijn en het werkgeversaandeel wordt belast als loon. De plannen in het regeerakkoord zouden vanaf 2015 moeten gaan gelden. Sociaal akkoord De sociale partners en het kabinet hebben op 11 april 2013 het Sociaal Akkoord gepresenteerd. Met dit akkoord vinden sociale partners en het kabinet elkaar in een structurele
27
aanpak voor de economie en de arbeidsmarkt, met als doel om zoveel mogelijk mensen een eerlijke kans te geven op werk en economische zelfstandigheid Septemberpakket pensioenen Voormalig staatssecretaris Krom van SZW heeft eind september 2012 in een brief aan de Tweede Kamer het “Septemberpakket pensioenen” aangeboden. Dit pakket richt zich primair op het jaar 2013 in de overgang naar een aangepaste Pensioenwet en een nieuw FTK in 2014 (de inwerkingtreding van de aanpassing is hierna echter uitgesteld tot 1 januari 2015; zie Pensioenakkoord). De verdere verslechtering van de financiële positie van pensioenfondsen in 2012 heeft de urgentie van maatregelen vergroot, aldus de staatssecretaris. Gezien de herverzekering hebben deze maatregelen geen invloed op het beleid van ons pensioenfonds gehad. Wetsvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ Het wetvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ is in behandeling bij de Tweede Kamer. Tijdens de behandeling is een advies gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad, waarna een aantal aanpassingsvoorstellen is gedaan. De wet beoogt het governancemodel van pensioenfondsen opnieuw in te richten. De meest opvallende wijziging ten opzichte van de huidige structuur is dat er een keuze gemaakt kan worden tussen verschillende bestuursmodellen. In het paritaire model bestaat het bestuur uit vertegenwoordigers van werkgever(s), werknemers en pensioengerechtigden en dit model lijkt sterk op het huidige model. Ook is er een keuze voor een onafhankelijk bestuur, waarin het voltallige bestuur uit externe (onafhankelijke) bestuurders bestaat. In het paritaire model komen de bevoegdheden van het huidige verantwoordingsorgaan te liggen bij de nieuwe deelnemers- en pensioengerechtigdenraad, bestaande uit deelnemers en pensioengerechtigden. In het onafhankelijke model komen de bevoegdheden van zowel het huidige verantwoordingsorgaan, als de huidige deelnemersraad te liggen bij het nieuwe belanghebbendenorgaan. Dit laatste orgaan heeft dezelfde samenstelling als het bestuur in het paritaire model. Ook de mogelijke inrichtingsvormen van het intern toezicht worden aangepast. Zo zal er bij ondernemingspensioenfondsen een keuze zijn tussen een visitatiecommissie (die jaarlijks visiteert) of een permanente raad van toezicht. Bij bedrijfstakpensioenfondsen is deze keuze er niet en zal altijd een raad van toezicht moeten worden gevormd. Het intern toezicht kan ook door middel van een one-tier board worden ingericht, waarbij het toezicht wordt uitgeoefend door een deel van het bestuur. Het one-tier board is naast het paritaire en onafhankelijke model als derde bestuursmodel opgenomen; het gemengd bestuur. Een combinatie van een gemengd bestuur met een paritair of onafhankelijk bestuur is ook mogelijk. Verder worden er bevoegdheden in het leven geroepen om de deskundigheid van (mede)beleidsbepalers te borgen, zoals de bevoegdheid van het bestuur een kandidaatbestuurder te weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel. Naast deze wet zal, ter vervanging van de huidige Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur worden vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming/ontslag en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. De beoogde inwerkingtreding is 1 juli 2013. Pensioenfondsen krijgen daarna een jaar de tijd om de interne organisatie en de relevante documenten aan te passen. Mocht deze wet niet in werking treden, dan zal de door het parlement aangenomen initiatiefwet “Koşer Kaya-Blok” op 1 juli 2013 in werking treden. Het gevolg zou dan zijn dat fondsen een raadpleging onder 28
pensioengerechtigden moeten houden omtrent de voorkeur voor medezeggenschap van pensioengerechtigden, hetzij via bestuurslidmaatschap van pensioengerechtigden, hetzij via een deelnemersraad. Flexibilisering ingegane ouderdomspensioenen Het amendement ‘Neppérus-Groot’ ziet op de mogelijkheid een (vóór 1 januari 2013) ingegane pensioenuitkering te flexibiliseren. Dit biedt de mogelijkheid het “AOW-gat” te dichten dat kan ontstaan door de verhoging van de AOW-leeftijd (zie hierboven) door een deel van ouderdomspensioen daarvoor aan te wenden. Hierdoor wordt de pensioenuitkering in de resterende periode iets verlaagd. Deze mogelijkheid was er wettelijk bezien nog niet, omdat men keuzes in het kader van flexibilisering slechts op één moment (direct voorafgaand aan de ingangsdatum van het pensioen) moest maken. Een pensioenfonds is overigens niet verplicht deze mogelijkheid aan te bieden. Het amendement is op 1 januari 2013 in werking getreden. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich nu voordoen omdat pensioenuitvoerders op dit moment verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat sociale partners de aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen uiterlijk per 1 januari 2014 aanpassen. PPI, API en versoepeling domeinafbakening In 2011 is de Premie PensioenInstelling (PPI) geïntroduceerd De PPI mag alleen premieregelingen uitvoeren. Tot op heden bedienen de opgerichte PPI’s alleen Nederlandse werkgevers. Na de PPI zou nog een nieuwe (afzonderlijke) pensioeninstelling moeten volgen, de Algemene Pensioeninstelling (API). Het verschil met de PPI is dat de API ook DB-regelingen mag uitvoeren. Uit een brief van voormalig minister Kamp aan de Tweede Kamer van juni 2012 blijkt dat de API vorm kan krijgen door een versoepeling door te voeren op het terrein van de domeinafbakening voor pensioenfondsen. Een ondernemingspensioenfonds mag op grond van de huidige domeinafbakening slechts voor één onderneming werkzaam zijn, tenzij er sprake is van een onderlinge band tussen de ondernemingen (of er sprake is van een multi-opf). Bij een bedrijfstakpensioenfonds mag een werkgever zich slechts in de in de wet limitatief opgesomde situaties vrijwillig aansluiten, waarbij vaak sprake is van een band met de betreffende bedrijfstak. Deze regels voor domeinafbakening zouden komen te vervallen, met als gevolg dat iedere onderneming (uit Nederland of buitenland) zich kan aansluiten bij een pensioenfonds dat als API functioneert. 29
Na een consultatieronde op internet , is de verwachting dat een wetsvoorstel met betrekking tot het voorgaande in het najaar van 2013 bij de Tweede Kamer wordt ingediend en de bedoeling is dat de nieuwe wetgeving op 1 juli 2014 in werking treedt. Heroverweging waardeoverdracht In februari 2012 heeft voormalig minister Kamp een advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid betreffende de heroverweging van de huidige regelgeving over waardeoverdracht. Redenen voor eventuele heroverweging zijn volgens de minister de uitvoeringstechnisch complexe en langdurige waardeoverdrachttrajecten en het feit dat werkgevers geconfronteerd kunnen worden met bijbetalingslasten. Verder zou het financiële belang bij waardeoverdracht sterk zijn afgenomen en zou het voor deelnemers nog steeds lastig zijn een goede keuze te maken met betrekking tot waardeoverdracht. De minister heeft de suggestie gedaan het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie bij de advisering door de Stichting van de Arbeid te betrekken. Het advies wordt begin 2013 verwacht. Europese Pensioenfondsrichtlijn In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder meer de door een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De Pensioenwet (FTK) is hierop geënt. De Europese Commissie heeft aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal intensief gaan lobbyen om deze wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te houden.
30
6.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de certificerend actuaris voldoende. Er is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Kostendekkende premie Op basis van de Pensioenwet dient een pensioenfonds jaarlijks minimaal een kostendekkende premie te heffen. Qua premiebeleid maakt het pensioenfonds gebruik van een gedempte kostendekkende premie. Onderstaand treft u een overzicht aan van de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie en de vergelijking met de geheven premie. Samenstelling van de kostendekkende premie Actuarieel
Gedempt
Her verzekering
Bedrag (x € 1.000) Koopsom voor één jaar pensioenopbouw
2.336 12.0601.215
2.283
114
114
114
Opslag VEV 1%
25
13
0
Garantiepremie
0
669
669
499
499
499
2.974
2.510
3.565
Premie premievrijstellingsrisico
Uitvoeringskosten Totaal kostendekkende premie 2012
De feitelijke premie bedroeg € 2.838. Het fonds voldoet daarmee aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De feitelijke premie wordt tegen de gedempte kostendekkende premie aangehouden omdat door de overgang naar een volledig herverzekerde regeling er geen sprake is van dekkingstekort. Ultimo 2012 bedroeg de dekkingsgraad behorend bij het minimum vereist eigen vermogen 101,0% (2011: 101,0%). Ultimo 2012 bedraagt de werkelijke dekkingsgraad 109,6% (2011: 108,9%). Technische winstdeling Het technisch resultaat ontstaat doordat de in de tarieven gehanteerde veronderstellingen met betrekking tot sterfte en arbeidsongeschiktheid afwijken van hetgeen zich in werkelijkheid heeft voorgedaan. Het technisch resultaat wordt vastgesteld op basis van de rekenrente van 4%. Het technisch resultaat (positief en negatief) wordt gedurende een periode van 5 jaar gereserveerd op een speciale rekening-courant. Jaarlijks wordt intrest aan het cumulatief totaal toegevoegd op basis van het u-rendement. De hoogte van het aan het fonds toekomende aandeel in dit positieve technische resultaat is 63%. Een eventueel negatief technisch resultaat komt, aan het einde van de 5-jarige winstdelingsperiode (per 1 januari 2016), geheel ten laste van de herverzekeringsmaatschappij. Het technisch resultaat over boekjaar 2012 bedraagt € 40.436. Het aandeel van het pensioenfonds bedraagt € 25.475. 31
Het gecumuleerde, tot 1 januari 2013 met de zero-couponrente opgerente technisch resultaat bedraagt € 113.727 (100% deel). De ontwikkeling hiervan is als volgt: Verslagjaar
Resultaat
Oprenting vanaf
Intrest
Opgerent resultaat
2011
72.030
1 januari 2012
1,75
73.291
2012
40.436
1 januari 2013
0,46
40.436 113.727
Oprenting van het technisch resultaat vindt plaats op basis van de in bovenstaande overzicht weergegeven intrestpercentages. Op basis van de nieuwe uitbestedingsovereenkomst wordt het oprentingspercentage bepaald op basis van de n-jaars rente volgens de DNB RTS (zerocoupon) per 31 december van het kalenderjaar, waarbij n het aantal jaren tot 1 januari 2016 (de einddatum van de huidige uitbestedingsovereenkomst) is.
32
7.
Besturing en naleving wetgeving
7.1
Algemeen
De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan en daarmee voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving.
7.2
Bestuursaangelegenheden
In 2012 kwam het bestuur acht maal voor een bestuursvergadering bijeen, namelijk op 31 januari, 6 maart, 23 mei, 21 juni, 31 augustus, 2 oktober, 6 november en 18 december. Op 10 april werd een extra bestuursvergadering gehouden over de financiering van de pensioenregeling in 2012 en de daarop volgende jaren. Buiten de reguliere bestuursvergaderingen vonden in drie informele bijeenkomsten van het bestuur plaats waar van gedachten werd gewisseld over de bestuurlijke ontwikkeling en de toekomst van het pensioenfonds. Voor wat betreft de bestuursvergaderingen geldt dat steeds alle bestuursleden aanwezig waren. In alle vergaderingen was derhalve voor besluitvorming het noodzakelijke quorum aanwezig. De belangrijkste vergaderonderwerpen waren: Financiële situatie van het fonds nu en in de komende jaren; Deskundigheidsbevordering en compliance; De administratieve dienstverlening aan de aangesloten werkgevers en de deelnemers; Incasso van de premiebijdragen bij de aangesloten werkgevers; Vaststelling van het jaarverslag 2011; Toeslagbeleid; Vermogensbeheer; Kostenmonitoring; Communicatie.
7.3
Goed pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen, waarbij een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Wettelijke verankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet. Voor de inrichting van het interne toezicht is gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie die eens per drie jaar een visitatie uitvoert. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het pensioenfonds, naar de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. 33
Hieronder volgt een beschrijving van de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan de diverse principes en beleidsregels. Intern toezicht In 2012 is voor de tweede maal een visitatie verricht, het rapport daarover is medio 2012 ontvangen. Naar aanleiding van deze visitatie heeft het bestuur een actieplan opgesteld om de aanbevelingen van de visitatiecommissie te implementeren. Inmiddels is het overgrote deel van dat actieplan ook verwezenlijkt. Een door de commissie opgestelde samenvatting van het rapport is opgenomen onder hoofdstuk 7.4. Deskundigheid en functioneren van het bestuur Het Deskundigheidsbeleidsplan is aangepast en aangevuld. De aanpassing betreft met name de monitoring van het deskundigheidsprogramma 2012 het de invulling van het deskundigheidsprogramma 2013. Bij het opstellen van het deskundigheidsbeleid heeft het bestuur getracht een balans te vinden tussen de regelgeving, de belangen van de stakeholders en de realiteit waar het fonds zich in bevindt. Het bestuur volgt actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen. Bestuursleden worden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en andere bijeenkomsten bij te wonen. In 2012 zijn door de bestuursleden diverse themabijeenkomsten en seminars van o.a. de Pensioenfederatie, DNB en TKP bezocht. Ook hebben alle bestuursleden gezamenlijk de elearning module “Compliance” van het NCI onder begeleiding van een NCI consultant gevolgd en heeft een bestuurslid de masterclass Herverzekeren voor Pensioenfondsen gevolgd. In 2013 zal het bestuur tenminste de volgende acties ondernemen: 1. Elk bestuurslid zal voor 1 juli 2013 hebben deelgenomen aan de SPO kennisreflector en indien nodig de aanvullende opleiding(en) hebben gevolgd voor niveau 1. 2. In de eerste helft van 2013 wordt een zelfevaluatie georganiseerd, waar alle bestuursleden aan zullen deelnemer, teneinde het niveau van de competenties vast te stellen. Aansluitend wordt vastgesteld of er aanvullende activiteiten nodig zijn. 3. Daar waar mogelijk het volgen van de aangeboden themabijeenkomsten en seminars door de Pensioenfederatie, DNB en TKP. Transparantie en openheid De kern van dit PFG-onderdeel is dat het bestuur aan zijn belanghebbenden op een heldere wijze laat zien hoe het bestuur omgaat met zijn rol en inzicht biedt in het gevoerde beleid. Binnen het bestuur moet een zodanig niveau van kennis en ervaring aanwezig zijn dat het pensioenfonds op alle aspecten adequaat bestuurd c.q. aangestuurd wordt. Het bestuur publiceert jaarlijks een jaarverslag dat voldoet aan de eisen die het Burgerlijk Wetboek en de Raad voor de Jaarverslaggeving daaraan stellen. Het jaarverslag wordt op de website van het fonds geplaatst en aan de aangesloten werkgevers gezonden om ter inzage te worden gelegd voor de deelnemers. Het jaarverslag wordt gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel waar het pensioenfonds ingeschreven staat. Geïnteresseerden kunnen het jaarverslag, de statuten en de reglementen van het fonds inzien op de website van het fonds.
34
Medezeggenschap Het fonds heeft geen deelnemersraad en verantwoordingsorgaan ingesteld. Het is vanuit de voordragende organisaties ook in 2012 niet mogelijk gebleken om invulling te geven aan de bemensing van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan binnen de volgens het reglement aangegeven voorwaarden. Vergoedingsregeling Het bestuur heeft besloten om de vacatievergoeding te wijzigen per 1 januari 2012. Gekozen is voor een vaste vergoeding op maandbasis, inclusief een kilometervergoeding. Per bestuurslid wordt er een vergoeding van € 500,- per maand verstrekt, ongeacht het aantal werkelijke bijeenkomsten en ongeacht het aantal gereden kilometers. Klachten- en geschillenprocedure Het fonds heeft een klachten- en geschillenregeling opgesteld. Klachten kunnen worden ingediend bij de administrateur van het fonds en geschillen kunnen worden ingediend bij het bestuur van het fonds. De klachten- en geschillenregeling is gepubliceerd op de website van het fonds. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen klachten en geschillen. Klachten gaan over het gedrag van mensen (bestuur of uitvoering), die belast zijn met de uitvoering van de pensioenregeling. De wijze van bejegening geeft onvrede en daarover wordt geklaagd. Geschillen gaan over de interpretatie van regelingen en afspraken. Men is het niet eens met een besluit van het bestuur en wil een ander besluit genomen hebben. In het betreffende reglement is zowel een klachtenregeling als een geschillenregeling opgenomen. In 2012 hebben geen klachten en geschillen plaatsgevonden.
7.4
Rapport van de visitatiecommissie
De visitatiecommissie, die bestaat uit de heren B.N. Smith, P.J.C. van Eekelen en C.T. de Wuffel, heeft in mei 2012 de visitatie bij het fonds afgerond. De visitatiecommissie heeft zich een oordeel gevormd over het functioneren van het bestuur en het fonds vanuit de volgende vijf aspecten die de STAR voor het intern toezicht heeft geformuleerd: De beleids- en bestuursprocedures. De beleids- en bestuursprocessen. De checks en balances De wijze waarop het fonds wordt aangestuurd De wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Bij het formuleren van het oordeel heeft de commissie zich gebaseerd op de verstrekte informatie en de inhoud van vier interviews met bestuurders en adviseurs van het fonds. De visitatiecommissie heeft haar werkzaamheden in een zeer plezierige en coöperatieve sfeer kunnen verrichten en heeft de openheid in de interviews zeer op prijs gesteld. De commissie is zich bewust van het feit dat haar waarneming een momentopname is, vanuit een specifieke invalshoek en gebaseerd op de ontvangen schriftelijke en mondelinge informatie. Binnen dat kader is de commissie zo zorgvuldig mogelijk te werk gegaan. De commissie is tot het volgende oordeel gekomen. Het fonds heeft in het afgelopen jaar een belangrijke slag gemaakt: van eigen beheer naar volledig herverzekerd met een garantiecontract, veranderd van uitvoerder van de
35
pensioenadministratie en de beleggingsportefeuille voor het grootste deel overgedragen aan de herverzekeraar. Het bestuur heeft dat proces goed voorbereid, zich daarbij laten adviseren, de controle erop deels zelf deels via de accountant adequaat uitgevoerd en de resterende zaken in beeld gebracht. Tegelijkertijd heeft het bestuur zich bezonnen op zijn taak in die nieuwe constellatie en zijn eigen structuur aangepast: kleiner bestuur, maar nu met een onafhankelijke professionele voorzitter/directeur. In die nieuwe structuur zien we dat een inventarisatie van nog te regelen zaken heeft plaats gehad en plannen worden gemaakt om volledig invulling te geven aan goed pensioenfondsbestuur. Onze algemene indruk is dan ook dat het bestuur in control is. We merken daarbij wel op, dat sommige bestuurders in meer of mindere mate moeite hebben met de prioriteit van belangen van het fonds versus die van de organisatie, die zij vertegenwoordigen. Wij zien deze “pettenkwestie” overigens bij meer bedrijfstakpensioenfondsen. De reactie van het bestuur hierop was dat hier nooit problemen mee zijn geweest maar dat het wel een punt van aandacht is. Wij hebben kort gezegd vertrouwen in de wijze waarop het bestuur van dit fonds zijn taak opvat en uitvoert. Onze aanbevelingen zijn dan ook vooral bedoeld ter ondersteuning daarvan. De commissie heeft een aantal aanbevelingen geformuleerd die onder andere de aanpassing van de fondsdocumenten waaronder de ABTN, het integriteitsbeleid, de zelfevaluatie, de medezeggenschaps- en verantwoordingsfunctie, de UPO’s, de uitvoeringskosten en het integrale risico management betreffen.
7.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
In 2012 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. Door de overgang op een volledige herverzekering is het herstelplan niet meer van kracht. Het fonds voert geen nevenactiviteiten uit en heeft ook geen nevenactiviteiten ondergebracht in een aparte rechtspersoon. AFM en DNB Met de inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht en de Pensioenwet per 1 januari 2007 heeft het pensioenfonds formeel te maken met twee toezichthouders. De AFM voor het zogenaamde gedragstoezicht en DNB voor het prudentiële toezicht. Voor wat betreft het gedragstoezicht is er in 2012 met AFM, los van de reguliere algemene correspondentie, geen contact geweest met de AFM. Voor wat betreft het prudentiële toezicht is er in 2011, los van de reguliere correspondentie met de DNB gecommuniceerd over de afwikkeling van de brief die DNB op 24 november 2011 aan het fonds heeft geschreven aangeschreven in het kader van het thematisch onderzoek “geen premie – geen pensioenverwerving”. De benodigde aanpassingen in het pensioenreglement van het fonds zijn begin 2012 doorgevoerd.
7.6
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al 36
degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisaties hanteren een gedragscode die gelijkwaardig is. Het fonds heeft een Compliance Officer belast is met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. Er zijn in 2012 geen overtredingen van de gedragscode geconstateerd
7.7
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de administratie en de uitvoering van het dagelijks beleid uitbesteed aan AEGON. Tevens is AEGON herverzekeraar van het fonds. AEGON heeft, in overleg met het bestuur, ervoor gekozen de pensioenuitvoering van het pensioenfonds over te dragen naar TKP Pensioen B.V. in Groningen. TKP Pensioen is een dochtermaatschappij van AEGON. Het bestuur beoordeelt de uitvoering op basis van periodieke rapportages over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 type II-rapportages van AEGON en TKP, welke door een externe accountant zijn gecertificeerd.
7.8
Statuten en reglementswijzigingen in 2012
Statuten In 2012 zijn de statuten niet gewijzigd. Pensioenreglement In 2012 zijn een aantal wijzigingen in het pensioenreglement aangebracht. Het overgrote deel daarvan betreft redactionele en tekstmatige aanpassingen als gevolg door de wijziging van de pensioenuitvoeringsorganisatie. Als gevolg van de herverzekerde situatie zijn de flexibiliseringstabellen aangepast. Tevens zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van opmerkingen die het fonds heeft ontvangen van de toezichthouder over het verband tussen een pensioenrecht en de betaalde premie. Deze aanpassingen hebben geen materiële gevolgen voor de inhoud van de regeling.
37
8.
Verwachte gang van zaken
Aan de hand van de resultaten uit de in 2012 uitgevoerde ALM-studie en Continuïteitsanalyse is gebleken dat het premie- en toeslagenbeleid aanpassingen behoeft. Daarnaast geven deze onderzoeken reden tot zorg over de situatie per 1 januari 2016, als het herverzekeringscontract verlengd dient te worden. Daarom heeft het bestuur een visie ontwikkeld op het premie- en toeslagenbeleid en is het in gesprek gegaan met de sociale partners over de inhoud van de pensioenregeling. Premievaststelling De huidige hoogte van de premie staat onder druk. Dit door de aanhoudend lage rentestanden en de gestegen verwachtte levensduur van de deelnemers. Het bestuur heeft aan de sociale partners medegedeeld dat het noodzakelijk was om de premies in 2013 met 5% te laten stijgen. In overleg met de sociale partners is besloten om deze premiestijging niet door te voeren. Met de sociale partners is afgesproken dat het komend jaar benut wordt om onderzoek te doen naar een voor de bedrijfstak duurzame pensioenregeling. Met de sociale partners is afgesproken dat over 2014 de premiestelling minimaal kostendekkend dient te zijn. Het bestuur heeft de premie voor 2013 ongewijzigd vastgesteld. Toeslagverlening In 2012 is een toeslag verleend van 1,2%. Dit was voor het eerst sinds 2008 weer mogelijk. Vanaf 1 januari 2011 heeft het pensioenfonds de pensioenen volledig bij een verzekeraar verzekerd en zijn de pensioenen gegarandeerd. Om deze reden hoeven de financiële buffers die het pensioenfonds aan moet houden minder hoog te zijn. Het bestuur heeft mede naar aanleiding hiervan het toeslagbeleid in 2012 opnieuw geformuleerd. Het is de ambitie van het bestuur om jaarlijks een toeslag te verlenen van tenminste 50 % van de stijging van het “CPIprijsindexcijfer, alle huishoudens”, zoals deze zijn vastgesteld voor de maand april van ieder jaar. Toekomstvisie De sociale partners zijn inmiddels, in nauw overleg met het bestuur, een onderzoek gestart naar een duurzame toekomst voor het fonds en de pensioenregeling na 1 januari 2016. Eind 2013 worden de resultaten van dat onderzoek verwacht. Ondertekening bestuur Amsterdam, 25 juni 2013 Het bestuur: A. van den Brink, vice-voorzitter
C. Blonk, secretaris
J. Jansen, bestuurslid
Vacature, bestuurslid
38
Jaarrekening
39
9. 9.1
Jaarrekening Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten)
Bedragen x € 1.000 ACTIVA
31-12-2012
31-12-2011
Beleggingen voor risico pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorziening
[1]
244
998
[2]
73.095
66.324
Vorderingen en overlopende activa
[3]
6.210
4.317
Overige activa
[4]
632
842
80.181
72.481
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen
[5] [6]
6.999 73.095
5.938 66.324
Overige schulden en overlopende passiva
[7]
87
219
80.181
72.481
TOTAAL PASSIVA
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 49.
40
9.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Baten uit herverzekering Overige baten
2012
2011
[8]
2.929
2.845
[9] [10] [11]
54 5.166 18
11 7.110 43
8.167
10.009
1.667 499
1.586 529
Totaal baten LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening en indexering - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen - Wijziging Actuariële grondslagen en/of methoden - Onttrekking voor uitvoeringskosten - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting
[12] [13] [14] 2.450 812 1.034 2.893
2.139 0 714 9.623
23
-168
-1.756
-1.679
698 -25
0 -24
774
-1.267 6.903
9.338
[15]
-132
-123
[16] [17] [18] [19]
-6.771 4.843 0 97
-9.215 2.618 1 2
Totaal lasten
7.106
4.736
Saldo van baten en lasten
1.061
5.273
Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie herverzekeringsdeel technische voorziening Kosten pensioenopbouw Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 58.
41
9.3
Kasstroomoverzicht
(Volgens de directe methode) Bedragen x € 1.000
2012
2011
Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Ontvangen remises herverzekering Overige, per saldo
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Pensioenuitvoeringskosten Betaalde remises herverzekering Overige
3.020 38 0 0
2.718 0 610 14
3.058
3.342
1.664 18 235 1.350 1
1.612 143 331 600 3
3.268
2.689
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
-210
653
Netto kasstroom
-210
653
842 632
189 842
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
42
9.4 9.4.1
Toelichting op de jaarrekening Inleiding
Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de branche Zeevisserij verplicht gestelde aangesloten werkgevers. De regeling is overeengekomen met de verzekeraar AEGON. Een bijkomende consequentie van dit besluit is de overstap naar een nieuwe uitvoeringsorganisatie en de overstap naar een nieuwe vermogensbeheerder. Per 1 januari 2011 wordt de pensioenadministratie, de beleidsvoorbereiding en de bestuursondersteuning uitgevoerd door TKP Pensioen B.V. te Groningen. Deze stap levert tevens een bijdrage aan het streven van het bestuur naar lagere kosten. AEGON fungeert behalve als herverzekeraar ook als vermogensbeheerder. Door de overgang naar een volledig herverzekerde regeling is het verzekeringstechnische risico bij AEGON ondergebracht en vastgelegd in een garantieovereenkomst die loopt tot en met 31 december 2015. De herverzekeringsmaatschappij garandeert de tarieven tot en met de einddatum van de uitbestedingsovereenkomst en daarna levenslang de op 31 december 2015 gefinancierde pensioenen. De uitkeringen van de binnen de contractperiode opgebouwde pensioenen zijn hiermee gegarandeerd.
9.4.2
Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen.
9.4.3
Waarderings- en berekeningsgrondslagen voor de waardering van activa en passiva en de bepaling van het resultaat
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Schattingswijzigingen Op 10 september 2012 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe AG-prognosetafel 20122062 gepubliceerd. In overeenstemming met het advies van het AG om ervaringssterfte, 43
zijnde onder,- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking, niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor, heeft in 2012 wederom een sterfteonderzoek plaatsgevonden. Daarop heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels na toepassing van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. Het negatieve effect van deze schattingswijziging op de voorziening bedraagt € 698 duizend of 1,0%-punt . Tegen de achtergrond van het Septemberpakket pensioenfondsen heeft de overheid besloten vanaf 30 september 2012 de methodiek voor de vaststelling rentetermijnstructuur (RTS) voor pensioenfondsen aan te passen. Op grond van artikel 2 lid 2 van het Besluit FTK dient vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt te worden voor de discontering van pensioenverplichtingen. Deze overgang is aan te merken als schattingswijziging. Het effect hiervan is verwerkt in de mutatie voorziening pensioenverplichtingen en bedraagt € 4.515 of 6,2%-punt. Voor nadere analyse wordt verwezen naar pagina 56.v Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief
44
valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen actuele waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. De koersen van de belangrijkste valuta per jaarultimo: 31-12-2012
Gemiddelde 2012
31-12-2011
Gemiddelde 2011
31-12-2010
USD
0,75850
0,77519
0,77033
0,71319
0,74541
GBP
1,23293
1,23201
1,19717
1,14950
1,16705
JPN
0,00877
0,00974
0,01001
0,00899
0,00919
CHF
0,82864
0,83048
0,82379
0,81269
0,79971
SEK
0,11659
0,11508
0,11237
0,11120
0,11080
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. Algemeen beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Belangen in door de vermogensbeheerder van het pensioenfonds beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of -deelneming. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd. De balanswaarde van de vastrentende waarden is inclusief lopende interest. Overige beleggingen De overige beleggingen zijn beleggingen in grondstoffen. Deze beleggingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde overige beleggingen wordt bepaald op basis van opgaven van een onafhankelijke derde of, indien niet voorhanden, op basis van financiële modellen. Indien geen betrouwbare schatting van de marktwaarde van deze beleggingen is te maken, worden deze gewaardeerd op kostprijs. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijk gesteld aan de hiertegenover staande technische voorzieningen. 45
Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekerings-overeenkomsten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. In de toelichting op de balans dient, indien sprake is van een verzekeringscontract waarvoor een gesepareerd beleggingsdepot wordt aangehouden, het verloop van de beleggingen zichtbaar wordt gemaakt. Voor de grondslagen van die verloopoverzichten gelden de volgende waarderingsgrondslagen: Algemeen Alle beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Slechts indien de marktwaarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Alle gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord. Mix-fondsen De onderliggende participatiewaarden van de mixfondsen bestaat uit vastrentende waarden (SAF Fixed Income LDO en SAF Fixed Income) en zakelijke waarden (SAF Equity). De betreffende waarderingsgrondslagen worden onderstaand nader toegelicht. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de door de beleggingsinstelling gerapporteerde intrinsieke waarde (zijnde de marktwaarde van de participaties op basis van de onderliggende intrinsieke waarden). Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico, oninbaarheid) en de looptijd. Indien geen betrouwbare schatting van de marktwaarde van de vastrentende waarden is te maken, worden vastrentende waarden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs. Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
46
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Technische voorzieningen De technische voorziening is op basis van de actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement, rechten zijn verkregen. In deze voorziening is € 208 duizend (2011: € 340 duizend) opgenomen in verband met uitlooprisico premievrije deelnemers. Als rekenrente wordt de marktrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rente termijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd. Tegen de achtergrond van het Septemberpakket pensioenfondsen heeft de overheid besloten vanaf 30 september 2012 de methodiek voor de vaststelling rentetermijnstructuur (RTS) voor pensioenfondsen aan te passen. Op grond van artikel 2 lid 2 van het Besluit FTK dient vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt te worden voor de discontering van pensioenverplichtingen. Deze overgang is aan te merken als schattingswijziging. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Toegepaste sterftegrondslagen/Gehuwdheidsfequentie 1. De overlevingskansen en sterftetrend van mannen en vrouwen worden ontleend aan de “prognosetafel 2012-2062” van het AG, waarbij moet worden uitgegaan van de starttafel 2013. 2. Er wordt een correctiefactor van 0,9 toegepast in verband met afwijking van de overlevingskansen ten opzichte van de gehele bevolking. 3. Voor de wezen zijn geen sterftekansen in aanmerking genomen. Voor de niet ingegane wezenpensioen zijn de pensioenverplichtingen gesteld op 5% van de contante waarde van het nabestaanden pensioen, behorende bij de ouderdomspensioenen van verzekerden jonger dan 65 jaar. 4. De man is drie jaar ouder dan de vrouw; 5. De gehuwdheidsfrequentie voor mannen bedraagt 0,01 op 18 jarige leeftijd, vervolgens oplopend met 0,07 per jaar tot 0,5 op 25 jarige leeftijden vervolgens oplopend met 0,04 per jaar tot 0,9 op 35-jarige leeftijd, daarna gelijkblijvend tot 65- jarige leeftijd en vervolgens 1,00 op de 65-jarige leeftijd van de man. Boven de leeftijd van 65 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af volgens de sterftetafel van de vrouwelijke verzekerden. 6. De gehuwdheidsfrequentie voor vrouwen bedraagt 0,05 op 18 jarige leeftijd, vervolgens oplopend met 0,1 tot 0,75 op 25 jarige leeftijden, vervolgens oplopend met 0,02 per jaar tot 0,85 op 30-jarige leeftijd, daarna gelijkblijvend tot 50- jarige leeftijd en vervolgens afnemend met 0,01 tot 0,71 op 64-jarige leeftijd en vervolgens 1,00 op de 65-jarige leeftijd van de vrouw. Boven de leeftijd van 65 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af volgens de sterftetafel van de mannelijke verzekerden. Opslagpercentage toekomstige kosten en toeslagverleningsmethode Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen na ingang, zijn de netto pensioenverplichtingen verhoogd met 1,75% (t/m 2010 2,5%).
47
De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de aanspraken per 31 december van het boekjaar inclusief toeslagen per 1 januari volgend boekjaar in het besluit voor balansdatum. Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een middelloonregeling met een voorwaardelijke toeslag met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Het fonds kent twee groepen personeel, enerzijds wal personeel en anderzijds zeevarend personeel. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 0,65% voor het wal personeel en 1,15% voor zeevarend personeel van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris minus de franchise. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Bij arbeidsongeschiktheid wordt premievrije deelneming verleent naar rato van de arbeidsongeschiktheid. Deelname aan de regeling is mogelijk met ingang van het jaar waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd.
9.4.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit liquide middelen.
48
9.4.5
Toelichting op de balans
Bedragen x € 1.000 ACTIVA
31-12-2012
31-12-2011
[1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastrentende waarden Vastgoed Overige beleggingen
0 0 244
122 472 404
Totaal
244
998
Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen
122 0 -122 0
132 0 -7 -3
Stand einde boekjaar
0
122
Waarvan: Obligaties, hyp. leningen, leningen op schuldbekentenissen en andere waardepapieren met een vaste of variabele rente
0
122
Vastgoed Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
472 0 -464 -8
512 0 -82 42
Stand einde boekjaar
0
472
Waarvan: Indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed
0
472
49
31-12-2012
31-12-2011
Overige beleggingen
244
404
Waarvan: Overige Beleggingsliquiditeiten Beleggingsvorderingen
202 36 6
197 200 7
244
404
Overige Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
197 0 -34 39
412 0 -116 -99
Stand einde boekjaar
202
197
Belegging in premiebijdragende onderneming(en) Er wordt niet belegd in premiebijdragende ondernemingen. Uitlenen van beleggingen Er vindt geen uitlening van beleggingen plaats.
50
[2] Herverzekeringsdeel technische voorziening Garantiecontracten met beleggingsdepot
31-12-2012
31-12-2011
73.095
66.324
Het verloopoverzicht van het herverzekeringsdeel van de technische voorziening is gelijk aan het verloop zoals opgenomen onder de toelichting op de voorziening pensioenverplichtingen onder punt 6 van de toelichting. 31-12-2012 31-12-2011 Stand begin boekjaar Ingang contract Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging Actuariële grondslagen en/of methoden Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor uitvoeringskosten Overige mutatie voorziening pensioenverplichting
66.324 0 2.450 812 1.034 2.893
0 57.109 2.139 0 714 9.623
23
-168
698 -1.756 -25
0 -1.679 -24
642
-1.390
Stand einde boekjaar
73.095
66.324
Bij de garantiecontracten bestaat de mogelijkheid om de herverzekerde pensioenverplichtingen achter te laten bij de verzekeraar. Beleggingsresultaten komen, indien positief ten gunste van het pensioenfonds. Indien deze negatief is wordt het negatieve resultaat op de balans van het depot geactiveerd. Toekomstige positieve resultaten worden eerst aangewend om geactiveerde negatieve resultaten te verrekenen. Bij dit contract is een gesepareerd beleggingsdepot geopend waarin de beleggingsportefeuille de volgende samenstelling en het volgende verloop kent (bedragen op marktwaarde). Deze toelichting geeft enkel een nadere onderbouwing van de in het gesepareerd beleggingsdepot aangehouden beleggingen en sluit derhalve niet aan op de in de balans verantwoorde beleggingen of het totaal van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
Totaal beleggingen gesepareerd beleggingsdepot Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Stand einde boekjaar
51
31-12-2012
31-12-2011
26.799 50.288 541
19.341 45.719 -118
77.628
64.942
31-12-2012
31-12-2011
Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
19.341 4.277 -140 3.321
0 20.203 0 -862
Stand einde boekjaar
26.799
19.341
Hieronder zijn opgenomen de participaties in het AEGON SAF Equity. Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen
45.719 2.960 -5.047 6.656
0 38.300 -370 7.789
Stand einde boekjaar
50.288
45.719
Onder de obligatiebeleggingsfondsen zijn opgenomen de participaties in het AEGON SAF Fixed Income LDO en SAF Fixed Income. Overige beleggingen Beleggingsliquiditeiten
541
-118
De bovenstaande vorderingen op AEGON Levensverzekering N.V. zijn niet direct opeisbaar. Uitlenen van beleggingen De vermogensbeheerder heeft bij de uitvoering van het beleggingsmandaat de mogelijkheid over te gaan tot het uitlenen van effecten (securities lending). Eventueel hiermee verband houdende risico's zullen door de verzekeraar zoveel mogelijk worden beperkt door middel van adequate contractuele regelingen waarin zekerheden zijn geregeld. De met het uitlenen van effecten behaalde opbrengsten komen ten goede aan het pensioenfonds. Het doel van Securities Lending binnen AAM is om tegen aanvaardbare risico’s extra rendement te behalen door het uitlenen van financiële instrumenten aan derden. Alle AAM fondsen (AEGON en AEAM) komen in aanmerking voor het Securities Lending programma. Hiervoor geldt dat maximaal 100% van de portefeuille mag worden uitgeleend. Securities Lending wordt gedaan met alle soorten financiële instrumenten (aandelen en vastrentende waarden), met uitzondering van derivaten. Kredietrisico herverzekeraar Als gevolg van een herziening van het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) op 1 februari 2011, is het pensioenfondsen toegestaan het kredietrisico buiten beschouwing te laten bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen en de waardering van de vordering op de herverzekeraar op marktwaarde. Het bestuur heeft, gezien de ongewijzigde ontwikkeling in de solvabiliteitrating van AEGON Levensverzekering N.V. (hetgeen onder meer is te zien door de ongewijzigde rating door Standard en Poor’s ), besloten om geen kredietafslag te bepalen op de vordering op de herverzekeraar ultimo boekjaar.
52
Bepalingen bij contractbeëindiging De overeenkomst is ingegaan op 1 januari 2011 en eindigt op 31 december 2015. Zij wordt steeds voor een tijdvak van vijf jaar verlengd indien zij niet ten minste twee maanden voor afloop bij aangetekend schrijven aan de wederpartij is opgezegd. Indien per 1 januari 2016 geen nieuwe overeenkomst wordt gesloten heeft het pensioenfonds de keuze tussen de volgende drie mogelijkheden: 1. De lopende verzekeringen worden premievrij gemaakt, waarbij de gefinancierde pensioenen ook na einddatum van de overeenkomst ten volle worden gegarandeerd. Voor deze garantie wordt de vergoeding garantiekosten ten laste gebracht van de rentewinst. Ook worden vergoedingen voor administratie, mutatie- en excassowerkzaamheden en de vrijvallende excassoreserve verrekend met de rentewinst. De lopende risicoverzekeringen, voor zover de pensioenen hiervan nog niet zijn ingegaan, vervallen zonder enige waarde. De winstdeling volgens het systeem van gesepareerde beleggingen blijft gehandhaafd, met dien verstande dat indien het rendement over het jaar minder dan € 5.870.000 bedraagt wordt overgegaan op de overrenteberekening volgens het overrenteaandeel-systeem gebaseerd op fictieve leningen. Een eventueel negatief saldo beleggingsresultaten aan het einde van de contractperiode wordt verrekend met positieve toekomstige resultaten nadien. Indien garantiepremies en administratiekosten na contract beëindiging in een bepaald jaar niet uit de beleggingsresultaten kunnen worden voldaan, worden deze behandeld als negatieve overrente en zullen ze derhalve moeten worden verrekend met toekomstige positieve resultaten. Als laatste komt de technische winstdeling te vervallen. 2. De beleggingen in het gesepareerde depot met de daartegenover staande rechten en verplichtingen worden aan het pensioenfonds overgedragen. Bij overdracht moet voldaan worden aan de op dat moment geldende wettelijke bepalingen. De met de overdracht gepaard gaande kosten zijn voor rekening van het pensioenfonds. 3. Indien het pensioenfonds wordt geliquideerd kunnen de rechten en verplichtingen rechtstreeks bij de verzekeraar worden verzekerd.
53
[3] Vorderingen en overlopende activa Premies R/C met AEGON Levensverzekering Vordering inzake beleggingen Overig Totaal
Premies Vorderingen op werkgevers Voorziening dubieuze debiteuren
31-12-2012
31-12-2011
343 5.437 394 36
527 3.788 0 2
6.210
4.317
31-12-2012
31-12-2011
360 -17
587 -60
343
527
Alle overige vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Een uitzondering hierop is het cumulatieve technische resultaat over 2011 en 2012 van € 72 duizend. Dit bedrag maakt onderdeel uit van de post R/C met AEGON Levensverzekering. Met de herverzekeraar is een technische winstdelingsregeling overeengekomen. Het pensioenfonds ontvangt 63% van de cumulatieve technische winst over de contractperiode 2011 en met 2015. Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar. Onder het R/C met AEGON Levensverzekeringen is o.a. het positieve interestresultaat over 2012, na aftrek van de negatieve overrente over 2011 van € 635 duizend, van € 3.473 duizend opgenomen. In het bij de herverzekeraar aangehouden gesepareerde beleggingsdepot was in 2011 sprake van een zogenaamde negatieve overrente. Het fonds kent deling in de in het depot behaalde overrrendement (verschil tussen behaald rendement en benodigde intrest); positieve resultaten worden ten gunste van het fonds in rekening-courant geboekt. Aangezien negatieve rendementen niet ten laste van het fonds worden gebracht, maar worden geactiveerd in het depot en verrekend worden met eventuele toekomstige positieve rendementen, is het overrendement van 2012 allereerst verlaagd met het negatieve overrente van 2011. De vordering inzake beleggingen van € 394 duizend bestaat uit een “pending trade” inzake de liquidatie van de vastgoedbeleggingen bij Syntrus Achmea. Middels een akte van inkoop is overeengekomen om per 31/12/2012 uit te treden.
[4] Overige activa Banken, rekening-courant Totaal
31-12-2012
31-12-2011
632
842
632
842
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
54
Bedragen x € 1.000 PASSIVA
31-12-2012
31-12-2011
[5] Stichtingskapitaal en reserves Overige reserves
6.999
5.938
Totaal
6.999
5.938
Resultaat boekjaar
5.938 1.061
665 5.273
Totaal
6.999
5.938
Overige reserves Stand begin boekjaar
Solvabiliteit en herstelplan Solvabiliteit Volgens de Pensioenwet dient een pensioenfonds een Minimaal Vereist dan wel Vereist Eigen Vermogen aan te houden. Het minimaal vereist eigen vermogen is vastgesteld op 1%, te weten € 731 duizend. Het vereist eigen vermogen wordt verondersteld gelijk te zijn aan het minimaal vereist eigen vermogen. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als toereikend. Omdat het solvabiliteitsrisico volledig is afgedekt door het garantiecontract dat het fonds heeft gesloten houdt het fonds alleen de voorgeschreven buffer van 1% van de Voorziening Pensioen Verplichting aan voor het Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Herstelplan Gezien de vermogenspositie van het fonds is een herstelplan niet van toepassing.
[6] Technische voorzieningen Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Overige technische voorzieningen Totaal
55
31-12-2012
31-12-2011
72.887 208
65.984 340
73.095
66.324
31-12-2012
31-12-2011
65.984 2.450 812 1.034 2.893
56.646 2.139 0 714 9.623
23
-168
-1.756
-1.679
698 -25
0 -24
774
-1.267
72.887
65.984
Stand begin boekjaar Overige actuariële wijzigingen
340 -132
463 -123
Stand einde boekjaar
208
340
Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen Wijziging actuariële grondslagen en/of methoden Onttrekking voor uitvoeringskosten Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar Overige technische voorziening
De overige technische voorziening is opgenomen in verband met uitlooprisico premievrije deelnemers.
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers
31-12-2012 29.632 22.872 20.591
31-12-2011 28.532 18.770 19.022
73.095
66.324
De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is gewaardeerd volgens de grondslagen zoals opgenomen in hoofdstuk 9.4.3
[7] Overige schulden en overlopende passiva Te verrekenen premies Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden Totaal einde boekjaar
56
31-12-2012
31-12-2011
8 28 51
83 25 111
87
219
9.4.6
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Contractuele verplichtingen Per 1 januari 2011 heeft het fonds bij verzekeraar AEGON een herverzekeringsovereenkomst afgesloten, waarbij het fonds volledig is herverzekerd. Het betreft een langlopende overeenkomst voor een periode van 5 jaar eindigend op 31 december 2015.
57
9.4.7
Toelichting op de staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 [8] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premie en koopsommen Pensioenpremie FVP bijdragen Premies oude jaren
2012
2011
2.813 25 91
2.793 64 -12
Totaal Premie-inkomsten
2.929
2.845
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Feitelijke premie 2.838 Kostendekkende premie 2.974 Gedempte premie 2.510
2.857 2.690 2.466
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De feitelijke premie bedroeg € 2.838. Het fonds voldoet daarmee aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De feitelijke premie wordt tegen de gedempte kostendekkende premie aangehouden omdat door de overgang naar een volledig herverzekerde regeling er geen sprake is van dekkingstekort. 2012 2011 Kostendekkende premie Opslag voor uitvoeringskosten 499 529 Opslag voor instandhouden vereiste vermogen 25 22 Actuarieel benodigde premie t.b.v. onvoorwaardelijke rechten 2.450 2.139
Gedempte premie Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor instandhouden vereiste vermogen Garantiekosten Actuarieel benodigde premie t.b.v. onvoorwaardelijke rechten
2.974
2.690
2012
2011
499 13 669
529 14 566
1.329
1.357
2.510
2.466
Bij de bepaling van de kostendekkende en gedempte premie is uitgegaan van de volgende veronderstellingen: De actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking is vastgesteld volgens het reglement zoals deze gold op 1 januari 2012; De kostendekkende premie is gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 31 december 2011; de gedempte premie is gebaseerd op een vaste rekenrente van 5% (2011: 5%);
58
De opslag voor het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt voor herverzekerde fondsen 1%; De opslag voor het vereist eigen vermogen is voor het fonds gelijk gesteld aan het minimaal vereist eigen vermogen; het betreft een volledig herverzekerd fonds; De uitvoering- en garantiekosten zijn gelijk gesteld aan de kosten zoals in het jaarverslag verantwoord; Voor de beperkte beleggingen voor risico fonds is geen Vereist Eigen Vermogen aangehouden.
[9] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
2012
2011
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
0 0
6 -3
Vastrentende waarden totaal
0
3
14 -8
17 42
6
59
OVERIGE BELEGGINGEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
23 39
73 -100
Overige beleggingen totaal
62
-27
37 31
96 -61
68
35
-14
-24
54
11
VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal
Totaal Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
Kosten vermogensbeheer
Als gevolg van enkele algemene kostencomponenten voor vermogensbeheer, welke niet zonder een arbitraire verdeling aan de afzonderlijke beleggingscategorieën kunnen worden toegerekend, zijn de kosten vermogensbeheer als één totaalbedrag opgenomen.
59
[10] Baten uit herverzekering Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering A) Uitkering technische winstdeling B) Overige baten uit herverzekering C) Uitkeringen herverzekeringscontract op risicobasis inzake overlijdensrisico D)
2012
2011
1.667 26 3.473
1.650 45 5.392
0
23
5.166
7.110
2012
2011
1.045 382 19 221
954 383 15 298
1.667
1.650
A) Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering Deze zijn als volgt nader te specificeren:
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkopen wegens gering pensioen
B) Technisch resultaat Het pensioenfonds heeft, conform bijlage VI van de verzekeringsovereenkomst, per 1 januari 2016 recht op uitkering van een positief technisch resultaat. Het pensioenfonds neemt een niet direct opeisbare vordering op ter grootte van het tussentijdse aandeel cumulatieve opgerente technische winst. De mutatie in deze vordering wordt als bate verantwoord. C) De overige baten uit herverzekering De bate uit 2012 bestaat uit het positieve interestresultaat uit het depotverslag van 2012 van € 4.108 duizend, verminderd met de negatieve overrente uit 2011 van € 635 duizend. De baten uit 2011 bestaan uit een eenmalig resultaat van € 5,4 miljoen als gevolg van de overgang naar een herverzekerde regeling. Dit komt omdat de initiële koopsom voor de herverzekerde rechten € 5,4 miljoen lager waren dan de VPV aan het begin van het boekjaar. Hierdoor is eenmalig een resultaat behaald. D) Uitkeringen herverzekeringscontract op risicobasis inzake overlijdensrisico. Dit betreft een bate uit 2011 van € 23 duizend uit de vorige herverzekeringsovereenkomst. 2012
2011
[11] Overige baten Interest overig Overig
2 16
41 2
Totaal
18
43
De overige baten bestaan voor het overgrote deel uit de eenmalige bate van €15 duizend inzake de definitieve afhandeling Stichting Scheepvaart. Het bestuur heeft in het vierde kwartaal het voorstel van Stichting Scheepvaart ten aanzien van een finale kwijting door een betaling van € 15 duizend geaccepteerd. De met Stichting Scheepvaart samenhangende 60
balansposten konden daarmee ook in 2012 afgehandeld worden. Op de balans van het fonds stonden de volgende posten: 2012 Afwikkeling Stichting Scheepvaart Vrijval Voorziening dubieuze debiteuren
43
Vrijval terug te betalen premies oude jaren
35
Vrijval nog te betalen administratiekosten oude jaren
20
Opname eenmalige bate Stichting Scheepvaart
15
Totaal
113
Voor de verwerking van de vrijvallen is gekeken hoe deze posten in het verleden zijn verwerkt in de administratie. Hiermee is getracht consistent te zijn met eerdere verwerking. De eerste twee posten zijn verwerkt onder de post premies oude jaren en de derde post onder administratiekosten. De eenmalige bate is verwerkt onder de overige baten. 2012
2011
[12] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Overige uitkeringen Vereveningspensioen
1.039 382 20 221 5
908 373 22 278 5
Totaal
1.667
1.586
De post Overige uitkeringen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 438,44 (2011: € 427,29).
[13] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten Visitatiecommissie Vergoeding administratiekosten Controle- en advieskosten accountants Controle- en advieskosten actuaris Overige advieskosten Overige
2012
2011
25 11 322 61 25 43 12
33 0 334 66 22 69 5
499
529
Bestuurskosten De beloning aan bestuurders is in het boekjaar 2012 € 25 duizend, in 2011 bedroeg dit € 33 duizend. De bestuurskosten van € 25 duizend bestaan hoofdzakelijk uit vacatiegelden. Accountantshonoraria Onder de controle- en advieskosten accountants zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria: 61
2012
2011
Controle van de jaarrekening Andere niet- controleopdrachten
59 2
38 28
Totaal
61
66
De andere niet-controleopdrachten bestaan uit werkzaamheden inzake de controle van de conversie. Personeel Het pensioenfonds had gedurende 2012, evenals in 2011, geen personeel in dienst. 2012
2011
6.903
9.338
[14] Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico pensioenfonds
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagverlening bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,5% (2011: 1,3%). Wijziging marktrente De marktrente wordt bepaald conform de rentetermijnstructuur, zoals gepubliceerd door DNB. Tegen de achtergrond van het Septemberpakket pensioenfondsen heeft de overheid besloten vanaf 30 september 2012 de methodiek voor de vaststelling rentetermijnstructuur (RTS) voor pensioenfondsen aan te passen. Op grond van artikel 2 lid 2 van het Besluit FTK dient vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt te worden voor de discontering van pensioenverplichtingen. Deze overgang is aan te merken als schattingswijziging. De gemiddelde marktrente is per 31 december 2012 2,5% (2011: 2,7%) en daarmee 0,2% lager dan per 31 december 2011. Als gevolg van deze daling van de marktrente is € 2,9 miljoen toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de berekening van de voorziening.
62
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Overige mutaties De overige mutaties bestaan voor het grootste gedeelte uit een correctie tussen de voorziening ultimo 2011 en de berekende primo voorziening 2012 als gevolg van een conform de ABTN bepaalde voorziening voor latent Wezenpensioen. 2012
2011
-246
-217
114
94
-132
-123
[15] Mutatie overige technische voorziening Onttrekking boekjaar (opslag huidig boekjaar-2) Dotatie boekjaar (opslag huidig boekjaar)
De voorziening IBNR wordt opgevoerd ter dekking van toekomstige schades in verband met arbeidsongeschiktheid. De voorziening is gelijk aan de som van de beschikbare opslagen voor arbeidsongeschiktheidsrisico's in de premie over het huidige en het vorige boekjaar. Jaarlijks valt de beschikbare opslag van twee boekjaren geleden vrij. De opslag van het huidige boekjaar wordt toegevoegd. 2012
2011
-2.450
-2.139
-812
0
Rentetoevoeging
-1.034
-714
Wijziging marktrente
-2.893
-9.623
-23
168
1.756
1.679
-698
0
25
24
-642
1.390
0
0
-6.771
-9.215
[16] Mutatie Herverzekeringsdeel technische voorziening Pensioenopbouw Toeslagverlening en indexering
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen Wijziging actuariële grondslagen en/of methoden Onttrekkingen voor uitvoeringskosten Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Wijziging grondslagen Totaal
63
2012
2011
[17] Kosten pensioenopbouw Bruto premies Vrijgestelde premies Koopsommen Garantiekosten
2.531 -134 1.777 669
2.097 -45 0 566
Totaal
4.843
2.618
De kosten pensioenopbouw bestaan uit de herverzekeringspremie exclusief de uitvoeringskosten van het fonds en koopsommen. De herverzekeringspremie (inclusief pensioenuitvoeringskosten) betreft de in het boekjaar aan de herverzekeraar verschuldigde premies, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de verschuldigde garantiekosten, alsmede de ten laste van het boekjaar gebrachte pensioenuitvoeringskosten. De samenstelling van deze post kan als volgt worden weergegeven:
Herverzekeringspremie Kosten pensioenopbouw (herverzekeringspremie) Garantiekosten herverzekeraar Pensioenuitvoeringskosten
2012
2011
2.397 669 499
2.052 566 529
3.565
3.147
De garantiekosten herverzekeraar bedragen € 669 duizend. De garantiekosten zijn 0,923% van de ultimo voorziening op depotgrondslagen, waarbij 0,643% bestaat uit rentegarantie en 0,28% uit kosten vermogensbeslag. De kosten pensioenopbouw bestaan uit de, op depotgrondslagen van 4% berekende, premies herverzekering van € 1.771 duizend, verhoogd met een marktrente correctie (MRC) van 42,92% wat overeen komt met een bedrag van € 760 duizend. De premie wordt verlaagd door een vrijval uit de gevormde schadereserve in het depot van € 134 duizend. De samenstelling van de post koopsommen kan als volgt worden weergegeven: Koopsommen Indexatiekoopsom Koopsom affinanciering Nagekomen conversiekoopsom schadereserve
64
2012 839 236 702
2011 0 0 0
1.777
0
[18] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Herverzekeringskosten inzake waardeovernames Waardeoverdrachten Baten vrijval pensioenverplichting Totaal
2012
2011
-38 41 18 -21
0 0 143 -142
0
1
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. Als gevolg van de schommelingen van de dekkingsgraad van andere fondsen gedurende het boekjaar is de onderlinge afrekening van waardeoverdrachten een aantal keren tot stilstand gekomen. Zodra de financiële positie van het pensioenfonds dit toeliet zijn de onderlinge waardeoverdrachten weer hervat. Uiteraard zal dan ook de dekkingsgraad van de tegenpartij voldoende moeten zijn. 2012 2011 [19] Overige lasten Mutatie inzake voorziening dubieuze debiteuren 17 0 Interest waardeoverdrachten 0 2 Interestlasten inzake herverzekering 80 0 Totaal
97
Amsterdam, 25 juni 2013 Het bestuur: A. van den Brink, vice-voorzitter
C. Blonk, secretaris
J. Jansen, bestuurslid
Vacature, bestuurslid
65
2
Overige gegevens
66
10.
Overige gegevens
10.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2012 is toegevoegd aan de algemene reserve.
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben geen gebeurtenissen plaatsgevonden na balansdatum die hier zouden moeten worden vermeld.
67
10.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij te Amsterdam is aan Aon Consulting Nederland cv de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris terzake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belangzijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel Ik heb geconstateerd dat de verplichtingen van het pensioenfonds nagenoeg volledig zijn herverzekerd door middel van een garantiecontract en dit betrokken in mijn oordeel. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
68
De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij is naar mijn mening voldoende. Amsterdam, 25 juni 2013 Ir. P.M. Wouda AAG verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
69
10.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij te Amsterdam
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijking van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat 70
het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 25 juni 2013 Deloitte Accountants B.V. Was getekend: drs. M. van Luijk RA
71
10.5
Statutaire zeggenschapsrechten
De leden van het bestuur worden voorgedragen door werkgevers- en werknemersorganisaties en zij worden, bij gebleken geschiktheid, benoemd door het bestuur. De voordracht van de leden is voorbehouden aan de volgende organisaties:
één een één een
lid lid lid lid
door door door door
de Redersvereniging voor de Zeevisserij, gevestigd te ‘s Gravenhage; de Nederlandse Bond van Haringhandelaren, gevestigd te ‘s Gravenhage; de CNV Vakmensen, gevestigd te Houten; FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht.
De plaatsvervanger van elk lid wordt voorgedragen door de organisatie welke het lid voordraagt. Plaatsvervangende leden worden, bij gebleken, geschiktheid, benoemd door het bestuur. In de
vergadering van het bestuur is de volgende stemverdeling van kracht: twee stemmen voor het bestuurslid namens de Redersvereniging voor de Zeevisserij; één stem voor het bestuurslid namens de Nederlandse Bond van Haringhandelaren; twee stemmen voor het bestuurslid namens CNV Vakmensen; één stem voor het bestuurslid namens FNV Bondgenoten.
Het bestuur heeft gekozen voor een onafhankelijk voorzitter zonder stemrecht. Daarom heeft het bestuur uit haar midden een vice-voorzitter en een secretaris gekozen. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte. Omdat het bestuur een onafhankelijke voorzitter heeft aangesteld, kan het bestuur rechtsgeldig worden vertegenwoordigd door de vice-voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij ontstentenis of belet van de vice-voorzitter respectievelijk de secretaris treden hun respectievelijke plaatsvervangende bestuursleden op. Het bestuur kan een of meer zijner bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan een of meer door het bestuur uit zijn midden aangewezen commissies. Onverminderd het bepaalde in artikel 15, kan het bestuur ook een of meer zijner bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan de administrateur. Degene aan wie de bevoegdheden zijn gedelegeerd, is voor de uitoefening van die bevoegdheid verantwoording schuldig aan het bestuur. De leden van de deelnemersraad worden, op voordracht van de werknemersorganisaties, benoemd door het bestuur. De wijze waarop de leden van de deelnemersraad worden benoemd, de samenstelling van de deelnemersraad alsmede de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van de deelnemersraad zijn vastgelegd in een reglement.
72
Bijlagen
73
Bijlage 1
Actieven AO-ers Slapers Niet opgevraagde pensioenen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen
Deelnemersbestand Niet opgevr pensioen en
Afkoop
Overige
Stand ultimo verslagjaar
-
-
-
-
804
-5
-1
-
-
-
59
-5
-79
-3
-35
-
-
1.446
35
-
-7
-6
-
-51
-
374
12
79
5
-
-28
7
-50
-
548
-
-
3
-
23
-20
-
-17
-
306
9
-
-
-
-
-
-
-
-
-2
7
3.623
73
69
68
-3
-80
-58
-28
-118
-2
3.544
Stand ultimo vorig verslagjaar
Nieuw
Actief
Slaper
AO
800
73
-
-54
-3
-12
57
-
3
5
-
1.514
-
54
-
403
-
-
523
-
317
Pensioen Overlijden
De niet opgevraagde pensioenen zijn als volgt onderverdeeld:
Niet opgevraagde uitkeringen OP Niet opgevraagde uitkeringen NP Totaal
Man
Aantallen
Aanspraken
VPV
327
29.834
435.104
Vrouw
1
5
79
Vrouw
46
5.394
102.694
374
35.233
537.877
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en vastgoed. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Deelnemersraad De deelnemersraad is een orgaan binnen een pensioenfonds, dat adviserende bevoegdheden heeft ten opzichte van het bestuur van dat pensioenfonds. Bij bedrijfstakpensioenfondsen bestaat de deelnemersraad uit vertegenwoordigers van werknemers die aan het fonds deelnemen en van gewezen deelnemers en van pensioengerechtigden. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. DNB De Nederlandsche Bank.
Doorsneepremie Voor alle deelnemers aan de pensioenregeling van het pensioenfonds is de doorsneepremie een gelijk percentage van de pensioengrondslag. Bij de berekening van dit percentage wordt het totaal van individueel berekende pensioenkosten van de deelnemers uitgedrukt als een percentage van de som van alle pensioengrondslagen. Iedereen betaalt dit percentage als pensioenpremie, waardoor geslacht, leeftijd en burgerlijke staat geen rol meer spelen. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) Het financieel toetsingskader is onderdeel van de Pensioenwet en stelt voorschriften aan premiehoogte en de omvang van de aan te houden reserves. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Garantiecontract Bij een garantiecontract garandeert de herverzekeraar een levenslange garantie op de gefinancierde pensioenen. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privé-belangen van betrokkenen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers.
Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Long Duration Overlay beleggingsfonds Een beleggingsfonds welke kan worden ingezet om de rentegevoeligheid te verkleinen. Marktrente De rente zoals deze op een bepaald moment op de financiële markt geldt. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Minimaal vereist eigen vermogen De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies. De prognosetafels worden aangevuld met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven. Rentetermijnstructuur (RTS) Maandelijks door De Nederlandsche Bank gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige cashflow van de verplichtingen contant moet worden gemaakt.
Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. Stichtingskapitaal en reserves Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het stichtingskapitaal en de reserves groot genoeg zijn. Ultimate Forward Rate (UFR) De UFR is een risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel plaatsvindt. Bij looptijden langer dan 20 jaar wordt de langstertermijnrente vastgesteld richting een convergentiepunt van 4,2%. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Vereist eigen vermogen Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. Z-score Bedrijfstakpensioenfondsen met een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven verplichtstelling, zijn wettelijk verplicht de beleggingsperformance van het pensioenfonds vast te stellen. De werkelijk gerealiseerde performance wordt afgezet tegen het (fictieve) rendement van de tevoren gekozen normportefeuille voor dat jaar (de benchmark). Het verschil tussen deze twee rendementen wordt jaarlijks volgens wettelijke regels vastgesteld (de z-score). De gemiddelde z-score over een periode van 5 jaar bepaalt de score voor de zogenoemde “performancetoets
Colofon Uitgegeven door: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij Bezoekadres: Europaweg 27 9723 AS Groningen Correspondentieadres: Postbus 11129 9700 CC Groningen Telefoon: (050) 522 50 22 Internet: www.pensioenfondszeevisserij.nl E-mail:
[email protected] Realisatie: TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM Groningen