Jaarverslag 2011 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zeevisserij
Datum rapport Auteur
21 juni 2012 Bestuur
Nummer/versie Telefoon
definitief (050) 582 9811
1
Inhoudsopgave Bestuursverslag 1. Voorwoord 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Doelstelling 2.3 Herverzekering pensioenaanspraken 2.4 Personalia 3. Financiële positie en beleid in 2011 3.1 Beleid 3.2 Risicobeheer 3.3 Financiële positie 4. Beleggingen 4.1 Algemeen 4.2 Beleggingen in het garantiecontract 4.3 Overige beleggingen 4.4 Maatschappelijk verantwoord ondernemen 4.5 Vooruitblik 2012 4.6 Z-score 5. Pensioenen 5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.3 Pensioenadministratie 5.4 Uitvoeringskosten 5.5 Pensioenregeling 5.6 Nieuwe wetgeving 6. Actuariële analyse 7. Besturing en naleving wetgeving 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Goed pensioenfondsbestuur 7.4 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 7.5 Gedragscodes 7.6 Organisatie en uitvoering 7.7 Statuten en reglementswijzigingen in 2011 8. Verwachte gang van zaken Jaarrekening 9. Jaarrekening 9.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening Overige gegevens 10. Overige gegevens 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 Actuariële verklaring 10.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 10.5 Statutaire zeggenschapsrechten
2
4 5 7 7 7 7 7 11 11 12 14 17 17 17 19 20 20 21 22 22 22 23 25 26 27 32 34 34 34 35 37 37 37 38 39 40 41 41 42 43 44 66 67 67 67 68 70 72
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
73 74 75
Deelnemersbestand Begrippenlijst
3
Bestuursverslag
4
1.
Voorwoord
Graag bieden wij u het jaarverslag 2011 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij aan. In dit jaarverslag zijn, naast de jaarcijfers, onder andere de karakteristieken van het pensioenfonds opgenomen en een verslag van het bestuur. De jaarrekening is gecontroleerd door Deloitte Accountants B.V. De controleverklaring en de verklaring van de certificerende actuaris AON Hewitt B.V. zijn achter in het jaarverslag opgenomen. Ook 2011 was weer een onstuimig jaar. Het jaar begon hoopgevend met een verbetering van de economie. De Eurocrisis gooide vervolgens roet in het eten en een dalend vertrouwen leidde tot dalende koersen, dalende rentes in de sterkere landen en wederom een recessie in Europa. Ondanks dat we in Nederland een van de beste pensioenstelsels hebben, bevindt de pensioenwereld zich in een moeilijke situatie. Al jaren achter elkaar is er financiële onrust. Dat heeft z’n uitwerking op alle pensioenfondsen en zo ook op ons pensioenfonds. Alle berichtgeving rondom pensioenen doet de discussie over ons toekomstige pensioenstelsel nog harder aanwakkeren. Pensioen werd door deelnemers ervaren als een garantie. Nu is het duidelijk geworden dat dat niet zo is. Het bestuur heeft de taak om die verwachting bij te stellen, continue realistisch te blijven en te zorgen dat het fonds toekomstbestendig blijft. Het bestuur van het pensioenfonds is daarom een discussie opgestart om grondig naar de pensioenregeling te kijken. Echter op moment van schrijven is nog veel onzeker en is nog niet duidelijk welke ruimte er is om dit concreet uit te werken en met sociale partners te gaan bespreken. In 2010 heeft het bestuur al besloten, om met ingang van 1 januari 2011, tot de overgang naar een situatie waarbij het fonds volledig is herverzekerd. Door deze herverzekering zijn de deelnemers ervan verzekerd dat de tot nu toe opgebouwde pensioenen worden uitbetaald. Andere voordelen zijn de beëindiging van het herstelplan en een vermindering van de rapportageverplichtingen aan de toezichthouders met als gevolg een vermindering van kosten. De uitvoering van de regeling is overeengekomen met de verzekeraar AEGON. Een bijkomende consequentie van dit besluit is de overstap naar een nieuwe uitvoeringsorganisatie en de overstap naar een nieuwe vermogensbeheerder. Vanaf 1 januari 2011 worden de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning uitgevoerd door TKP Pensioen B.V. te Groningen. Deze stap levert tevens een bijdrage aan het streven van het bestuur naar lagere kosten. AEGON fungeert behalve als herverzekeraar ook als nieuwe vermogensbeheerder. Ook in het bestuur is het nodige veranderd; Zo is het bestuur teruggebracht van zes naar vier leden. Daarnaast is er gekozen om een externe voorzitter aan te stellen. Deze verandering heeft als hoofddoel het bestuur toekomstbestendiger en slagvaardiger te maken en is in nauw overleg met de vakbonden en de werkgeversvereniging uitgevoerd. Bij het bestuur staat een evenwichtige belangenafweging ten aanzien van alle bij het pensioenfonds betrokken partijen voorop. Ook in 2012 zorgt nieuwe wetgeving ervoor dat het onderwerp van de aansturing van het pensioenfonds en de invulling van de nodige beleidsmaatregelen op het gebied van risicobeheersing, deskundigheidsbevordering en governance weer de nodige aandacht gaat vergen. Wij zetten ons daar in ieder geval graag voor in en u mag als deelnemer ons daarop aanspreken. Amsterdam, 21 juni 2012 C. Blonk (Vice-voorzitter)
A. van den Brink (Secretaris)
5
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1.000
2011
2010
2009
2008
2007
Aantal verzekerden* Werkgevers Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
34 887 2.020 849
33 812 1.963 846
33 799 2.996 862
33 729 2.986 860
47 782 3.132 881
2.690
2.937
3.090
2.379
2.299
2.466 2.845 3.147 529 1.586
2.596 3.019 876 2.446
2.312 2.629 792 1.375
2.566 545 1.265
2.448 565 1.187
66.324 5.273 665 7.121 5.273 108,9% 101,0%
57.109 0 665 6.212 -1.477 101,2% 117,6%
49.693 0 2.142 3.973 4.961 104,3% 115,7%
49.967 0 0 -5.458 -17.549 94,4% 116,6%
37.259 6.100 8.630 -368 2.886 139,5% 123,2%
Beleggingen Actieve portefeuille (AEGON)*** Overige beleggingen (F&C en SAV)
67.293 998
57.589
51.614
46.406
51.461
Beleggingsrendement per jaar Portefeuille**** Z-score
15,25% 6,529
10,6% 0,236
9,7% -0,050
-10,2% -2,310
-0,6% -0,460
Pensioenen Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie Herverzekeringspremie Uitvoeringskosten Uitkeringen Financiële gegevens Technische voorziening Algemene reserves Beleggingsreserves Opbrengst uit vermogen** Resultaat boekjaar Actuele dekkingsgraad in % Vereiste dekkingsgraad in %
*De groep gewezen deelnemers bestaat uit 1556 gewezen deelnemers en daarnaast 464 deelnemers die formeel wel uitkeringsgerechtigd zijn, maar geen uitkering hebben opgevraagd. Deze groep is als aparte groep onder de gewezen deelnemers geclassificeerd **betreft de baten uit herverzekering alsmede rendementen op de overige beleggingen ***betreft de waarde van het herverzekerde deel van de technische voorziening, dit hangt samen met het herverzekeringscontract dat per 1 januari 2011 is ingegaan. ****betreft het rendement van de actieve portefeuille (AEGON)
6
2.
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij is in 1964 in het leven geroepen en voert de pensioenregeling uit voor werknemers die vallen onder de cao Trawlvisserij en/of cao Haringpakkers, schuur-, erf- en technisch personeel. Het pensioenfonds is opgericht en wordt in stand gehouden door de volgende organisaties: Redersvereniging voor de Zeevisserij te Rijswijk Nederlandse Bond van Haringhandelaren te 's-Gravenhage CNV Vakmensen te Utrecht FNV Bondgenoten te Utrecht. Het bedrijfstakpensioenfonds is een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds (de verplichtstelling geldt vanaf de start van het pensioenfonds in 1964). Het pensioenfonds is statutair gevestigd in Amsterdam.
2.2
Doelstelling
De doelstellingen van het pensioenfonds zijn: te voorzien in een oudedagsvoorziening voor de werknemers in de bedrijfstak zeevisserij en/of groothandel in gezouten haring; een pensioen te garanderen voor de nabestaanden van deelnemers en pensioengerechtigden; de pensioenopbouw van deelnemers zeker te stellen ingeval van arbeidsongeschiktheid. Met het jaarverslag legt het bestuur aan belanghebbenden verantwoording af over het gevoerde beleid.
2.3
Herverzekering pensioenaanspraken
Per 1 januari 2011 is voor een periode van vijf jaar de pensioenregeling herverzekerd bij AEGON Levensverzekering N.V. Het verzekeringstechnische risico is bij deze maatschappij ondergebracht en vastgelegd in een garantieovereenkomst die loopt tot en met 31 december 2015. De herverzekeringsmaatschappij garandeert de tarieven tot en met de einddatum van de uitbestedingsovereenkomst en daarna levenslang de op 31 december 2015 gefinancierde pensioenen. De uitkeringen van de binnen de contractperiode opgebouwde pensioenen zijn hiermee gegarandeerd.
2.4
Personalia
Het bestuur Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij is paritair samengesteld en bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. Het bestuur is belast met het besturen van het pensioenfonds, het bepalen van het beleid, het beheer van het fondsvermogen, en met het innen van de pensioenpremies en het doen van uitkeringen. Als eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de door sociale partners overeengekomen pensioenregeling, streeft het bestuur naar optimale verhouding tussen
7
kosten en kwaliteit. De kernwaarden betrouwbaarheid, zorgvuldigheid, openheid en soberheid zijn de leidraad voor het handelen van het bestuur. Zowel het algemeen strategisch als het dagelijks beleid wordt vastgesteld door het volledige bestuur. Bevoegdheden Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het pensioenfonds. De bevoegdheden worden gebruikt in overeenstemming met de vastlegging van het beleid in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Besluitvorming Geldige besluiten kunnen genomen worden in bestuursvergaderingen, waarin tenminste één werkgeverslid en één werknemerslid aanwezig zijn, mits niet vóór de vergadering hiertegen bezwaren zijn ingediend. De besluiten van het bestuur worden genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. In de vergadering van het bestuur is de volgende stemverdeling van kracht: twee stemmen voor het bestuurslid namens de Redersvereniging voor de Zeevisserij; één stem voor het bestuurslid namens de Nederlandse Bond van Haringhandelaren; twee stemmen voor het bestuurslid namens CNV Vakmensen; één stem voor het bestuurslid namens FNV Bondgenoten. Bij afwezigheid van een bestuurslid brengt ieder van de werkgeversleden respectievelijk van de werknemersleden van het bestuur evenveel stemmen uit als er leden van de andere groep aanwezig zijn. Samenstelling De samenstelling van het bestuur is per 1 oktober 2011 gewijzigd. Het bestuur bestaat vanaf deze datum uit twee vertegenwoordigers van de werkgevers en twee van de werknemers. Voor deze datum bestond het bestuur uit drie vertegenwoordigers van de werkgevers en drie van de werknemers. Bestuursleden worden voorgedragen door de werkgevers- en werknemersorganisaties in de bedrijfstak en benoemd door het bestuur voor een periode van vier jaar. Per 1 januari 2012 is een rooster van aftreden ingevoerd. Het bestuur heeft een onafhankelijk voorzitter zonder stemrecht. Per 31 december 2011 was de samenstelling van het bestuur als volgt: Bestuursleden
Functie
Plaatsvervangers
Organisaties
Bestuurslid sinds
M. Schaap*
Voorzitter
C. Blonk
Secretaris
C. Ansink
J. Jansen
Bestuurslid
Vacature
A van den Brink
Vice-voorzitter
Th. De Jong
CNV Vakmensen
01.02.2011
A. Sta
Plv. secretaris
H. Hylkema
FNV Bondgenoten
21.11.2008
01.10.2011 Redersvereniging voor de Zeevisserij Nederlandse Bond van Haringhandelaren
* Het bestuur heeft een onafhankelijk voorzitter zonder stemrecht
8
23.05.2001 01.01.2006
Wijzigingen in het bestuur. De heer F. Kuijt is per 1 februari 2011 opgevolgd door de heer A. van den Brink. Als gevolg van de wijziging van zes naar vier bestuursleden zijn per 1 oktober 2011 de heren Th. de Jong en C. Ansink teruggetreden als bestuurslid. Beiden blijven actief binnen het bestuur als plaatsvervangend bestuurslid. Per 1 oktober 2011 is het dagelijks bestuur opgehouden te bestaan. Het dagelijks beleid wordt vanaf die datum bepaald door het gehele bestuur. Mevrouw M. Schaap heeft per 1 oktober 2011 zitting in het bestuur genomen als onafhankelijk voorzitter zonder stemrecht. De heer Blonk is secretaris in 2011 en de heer Van den Brink is de vice-voorzitter. De heer Blonk heeft in 2011 echter in de praktijk geopereerd als vice-voorzitter. Dit in verband met de wisseling van de CNV vertegenwoordiging begin van het jaar in combinatie met de begeleiding van de transitie naar de nieuwe pensioenuitvoeringsorganisatie. Verantwoordingsorgaan per 31 december 2011 Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan was aan het eind van het verslagjaar nog niet actief omdat ook in 2011 geen invulling gegeven kon worden aan de bemensing binnen de volgens het reglement aangegeven voorwaarden. Deelnemersraad per 31 december 2011 Het fonds heeft een deelnemersraad ingesteld. De deelnemersraad was aan het eind van het verslagjaar nog niet actief omdat ook in 2011 geen invulling gegeven kon worden aan de bemensing binnen de volgens het reglement aangegeven voorwaarden. Visitatiecommissie per 31 december 2011 In 2011 heeft geen visitatieronde plaatsgevonden. In januari 2012 is er een visitatieronde van start gegaan. Vermogensbeheerders Het vermogensbeheer is uitbesteed aan de volgende uitvoerders: AEGON Asset Management B.V. te Den Haag F&C Netherlands te Amsterdam. Syntrus Achmea Vastgoed te Amsterdam. Certificerend actuaris De heer Ir. P.M. Wouda AAG, verbonden aan Aon Hewitt, gevestigd te Amsterdam. De certificerend actuaris waarmerkt jaarlijks de aan De Nederlandsche Bank te verstrekken actuariële staten - waaronder begrepen het actuarieel verslag met de daarin opgenomen actuariële verklaring. Certificerend accountant De heer drs. M. van Luijk RA, verbonden aan Deloitte Accountants B.V., gevestigd te Amsterdam. De certificerend accountant controleert jaarlijks, de onder verantwoordelijkheid van het bestuur, opgestelde jaarrekening en DNB-staten. Adviserend actuaris De heer J. Dankers, verbonden aan AON Hewitt, gevestigd te Amsterdam. Het bestuur laat zich in voorkomende situaties bijstaan door een actuarieel adviseur van AON Hewitt die het bestuur begeleidt bij beleidsmatige en andere relevante aangelegenheden. Pensioenbeheer De pensioenadministratie, uitkeringsadministratie en financiële administratie alsmede de bestuursondersteuning zijn uitbesteed aan TKP Pensioen B.V te Groningen.
9
Compliance Officer In 2011 fungeerde KPMG Integrity & Investigation Services B.V., gevestigd te Amstelveen, als compliance officer. In 2012 heeft het Nederlands Compliance Instituut (NCI) de rol van compliance officer overgenomen. De Compliance Officer heeft als taak toe te zien op de naleving van de gedragscode door de bestuursleden. Organogram
10
3.
Financiële positie en beleid in 2011
3.1
Beleid
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van beleggingen, premie en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling. Dit beleid staat omschreven in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN).
3.1.1
Beleggingsbeleid
Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerders. De vermogensbeheerder is binnen de geformuleerde randvoorwaarden vrij in de wijze van belegging en herbelegging. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het administreren van de beleggingen en rapporteren over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie. De beleggingsportefeuille is ondergebracht in het Strategic Allocation Fund Equity, Strategic Allocation Fund Fixed Income en Strategic Allocation Fund Fixed Income LDO – long duration. Op deze manier wordt voor 65% belegd in vastrentende waarden en voor 35% belegd in zakelijke waarden, waarbij gestreefd wordt dat 75% van de durationgap afgedekt wordt. Er wordt belegd in een gediversifieerde portefeuille van vastrentende waarden (hypotheken, staats- en bedrijfsobligaties, Emerging Market Debt Fund en Asset Backed Securities) en zakelijke waarden (aandelen, vastgoed, grondstoffen, high yield, hedge funds en private equity). Deze mix heeft een optimale strategische allocatie gemeten naar risico (ten opzichte van de verplichtingen) en rendement. Het beleggingsproces is gericht op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties De strategische verdeling ultimo 2011 was als volgt:
11
3.1.2
Premiebeleid
Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2011 de premie ongewijzigd te laten, mede gezien de te verwachten politieke besluitvorming rondom wijzigingen in het pensioenstelsel. De pensioenpremie is verschuldigd over het loon voor de werknemersverzekeringen. De premie- en de pensioengrondslag zijn voor het fonds in beginsel gelijk aan het, zo nodig gemaximeerde, loon voor de werknemersverzekeringen minus een franchise. Voor vaststelling van de pensioenpremie en de premiegrondslag zijn de hoogte van het maximumloon en de hoogte van de franchise voorts evenredig aan het deeltijdpercentage. Hierbij moet worden opgemerkt dat voor de deelnemende vissers niet met een deeltijdpercentage gewerkt wordt. Voor hen wordt gerekend met loondagen en wordt altijd het deeltijdpercentage 100,00 gehanteerd.
3.1.3
Toeslagbeleid
Het beleid zoals dat door het pensioenfonds wordt gevoerd, is in overeenstemming met categorie D.1 van de toeslagenmatrix. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal het CPI-prijsindexcijfer, alle huishoudens. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend op de pensioenaanspraken en pensioenrechten met inbegrip van eerder verleende toeslagen. Nadat een toeslag is verleend maakt de toeslag deel uit van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht. Het bestuur van het pensioenfonds voor de Zeevisserij beslist jaarlijks of het een toeslag verleent. Dit kan alleen als daarvoor voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. Het pensioenfonds is per 1 januari 2011 overgegaan naar een volledig verzekerd garantiecontract. Dit zal gevolgen hebben voor de wijze van vaststelling van de beschikbare financiële middelen. Het bestuur heeft besloten om na vaststelling van de financiële positie over 2011 te bezien of er in 2012 een toeslag verleend wordt.
3.2
Risicobeheer
Een goede beheersing van de interne bedrijfsprocessen bij pensioenfondsen is noodzakelijk om de aangegane verplichtingen jegens deelnemers en pensioengerechtigden te kunnen nakomen. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de risico´s verbonden aan de uitvoering van de pensioenregeling die door het pensioenfonds zelf gedragen worden. Deze risico´s worden geïnventariseerd en periodiek vastgesteld in de ABTN, waarin ook de verzekeringstechnische aspecten van de regeling worden omschreven en waarmee het pensioenfonds uitvoering geeft aan de wettelijke vereisten. Ten behoeve van het interne beheersingssysteem heeft het bestuur de risico’s van het fonds geanalyseerd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen financiële risico’s en uitbestedingsrisico’s. Financiële risico’s Het fonds heeft zijn nominale pensioenverplichtingen (risico’s die verband houden met langleven, sterfte en arbeidsongeschiktheid) volledig herverzekerd bij AEGON. De herverzekering betreft een zogenaamd garantiecontract. Ook het beleggingsrisico is middels
12
dit garantiecontract herverzekerd. Ter zake hiervan wordt door de verzekeraar voor het pensioenfonds een gesepareerd beleggingsdepot aangehouden. Garantiecontract/ Herverzekering Het pensioenfonds heeft per 1 januari 2011 voor een periode van vijf jaar zijn pensioenregeling herverzekerd bij AEGON Levensverzekering N.V. Het verzekeringstechnische risico (risico’s die verband houden met langleven, sterfte en arbeidsongeschiktheid) is bij deze maatschappij ondergebracht en vastgelegd in een garantieovereenkomst die loopt tot en met 31 december 2015. De herverzekeringsmaatschappij garandeert de tarieven tot en met de einddatum van de uitbestedingsovereenkomst en daarna levenslang de op 31 december 2015 gefinancierde pensioenen. De uitkeringen van de binnen de contractperiode opgebouwde pensioenen zijn hiermee gegarandeerd. De herverzekeraar heeft de als tegenwaarde van de pensioenverplichtingen aangehouden beleggingen ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot, hiermee is het beleggingsrisico ook herverzekerd. Het pensioenfonds heeft recht op de overrente die met dit gesepareerde beleggingsdepot wordt gerealiseerd. Het pensioenfonds deelt voor 63% in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. Het bestuur heeft een zogenaamd FTK-garantiecontract afgesloten. Dit is een contract op basis van volledige herverzekering met garantie, echter volledig op basis van marktwaarde. Waardering volledig herverzekerde contracten binnen het FTK Binnen de kaders van het FTK wordt de uitbestedingsovereenkomst van het pensioenfonds gezien als volledige herverzekering om de volgende redenen. Wanneer het pensioenfonds na contractsbeëindiging kiest voor premievrije voortzetting van de uitbestedingsovereenkomst zal de herverzekeraar geen betaling van eerder genoemde garantiekosten vragen, maar zal deze verrekenen met de gegenereerde overrente. Indien in enig jaar de overrente niet voldoende is om daaruit de kosten geheel te financieren, zal het niet verrekende deel van de kosten doorschuiven naar volgende jaren ter verrekening met toekomstige overrente. Geactiveerde (negatieve) overrente in gesepareerd beleggingsdepot In het bij de herverzekeraar aangehouden gesepareerde beleggingsdepot is sprake van een zogenaamde geactiveerde overrente. Het fonds kent deling in de in het depot behaalde overrendementen (verschil tussen behaald beleggingsrendement en benodigde intrest); positieve resultaten worden ten gunste van het fonds in rekening-courant geboekt. Eventuele negatieve rendementen worden niet ten laste van het fonds gebracht, maar worden in het depot geactiveerd. Deze zullen worden verrekend met eventuele toekomstige positieve rendementen voordat die weer volledig zullen bijdragen aan een stijging van het vrije vermogen van het fonds. In de met de herverzekeraar afgesloten verzekeringsovereenkomst is bepaald dat, indien het fonds de overeenkomst niet verlengd en de op de einddatum van de overeenkomst opgebouwde aanspraken achterlaat bij de verzekeraar, de op dat moment aanwezige negatieve overrente volledig ten laste van de verzekeraar zal komen. Indien bij het niet verlengen van de overeenkomst de opgebouwde aanspraken worden overgedragen naar een andere uitvoerder, zal de negatieve overrente worden verrekend met de overdrachtswaarde. Beleggingsrisico’s van de overige beleggingen Het bestuur stelt de strategische beleggingsmix en tactische bandbreedtes vast alsmede de benckmark. Voor de beleggingen wordt gebruik gemaakt van beleggingsfondsen. Het bestuur
13
van het pensioenfonds heeft derhalve geen rechtstreekse invloed op het beleggingsbeleid binnen de beleggingsfondsen. De risicobeheersing binnen de beleggingsfondsen is op hoofdlijnen vormgegeven door randvoorwaarden. De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het tactische en operationele beleggingsbeleid en zijn binnen de hier geformuleerde randvoorwaarden vrij in de wijze van belegging en herbelegging. Verder is de vermogensbeheerder verantwoordelijk voor het verzamelen van gegevens, administreren en rapporteren over de beleggingen aan het bestuur. Uitbestedingsrisico Bij de uitbesteding handelt het bestuur conform de Pensioenwet, waarbij ervoor wordt zorg gedragen dat er sprake is van een adequate beheersing van de risico’s die zijn verbonden aan het uitbesteden van werkzaamheden door een fonds. Uitbesteding is alleen geoorloofd indien er voldoende waarborgen kunnen worden verkregen voor het handhaven van een beheerste en integere bedrijfsvoering evenals ter zake van fraudepreventie. Het fonds zal met derden een uitbestedingsovereenkomst aangaan. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Door de administrateur wordt inzake het jaarwerk een managementverklaring aan het bestuur verstrekt. Kredietrisico herverzekeraar Als gevolg van een herziening van het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) op 1 februari 2011, is het pensioenfondsen toegestaan het kredietrisico buiten beschouwing te laten bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen en de waardering van de vordering op de herverzekeraar op marktwaarde. Het bestuur heeft gezien de positieve ontwikkeling van de solvabiliteit van AEGON Levensverzekering N.V. (hetgeen onder meer is vertaald in de bevestiging van de rating door Standard en Poor’s) besloten om geen kredietafslag te bepalen op de vordering op de herverzekeraar ultimo boekjaar.
3.3
Financiële positie
Algemeen Een maatstaf om de financiële positie van een pensioenfonds te bepalen is de dekkingsgraad. De dekkingsgraad geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. Per 1 februari 2011 is een herziening voor herverzekerde pensioenfondsen in werking getreden in het Financieel Toetsingskader (FTK). Op grond van deze herziening mogen pensioenfondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen van het fonds bedraagt 1,0% van de technische voorziening. Volgens de verslagleggingregels voor herverzekerde garantiecontracten staan de beleggingen niet op de balans van het fonds. Tegenover de verplichtingen op de passivazijde van de balans staan op de activazijde de vorderingen op de herverzekeraar. Door deze wijze van presenteren worden de risico’s welke het fonds loopt inzichtelijk gemaakt; door het gelijkstellen van de vordering op de herverzekeraar aan de verplichting van het fonds (en de beleggingen feitelijk niet op de balans zichtbaar te maken) ontstaat de situatie dat het beleggingsrisico niet tot uitdrukking komt in de jaarcijfers van het fonds. Dit sluit aan op de gedachte achter het met de herverzekeraar afgesloten garantiecontract. Het fonds ontvangt jaarlijks haar aandeel in de
14
behaalde positieve overrente. Indien de overrente in enig jaar negatief is, zal deze niet met het fonds worden verrekend, maar binnen het depot worden geactiveerd en verrekend met toekomstige positieve overrente. Wanneer in enig jaar het beleggingsresultaat negatief is, vertaalt dit zich dat in een onttrekking aan de vrije reserve van het fonds. Deze vrije reserve betreft een overschot aan middelen welke het fonds in het gesepareerd beleggingsdepot aanhoudt. Aangezien tegenover deze middelen geen voorziening wordt aangehouden, betreffen dit feitelijk ‘vrije middelen’ van het fonds; een eventueel negatief beleggingsrendement in enig jaar zal dan ook (voor het respectievelijke deel) aan de vrije reserve worden onttrokken. Een eventueel negatief rendement wat wordt behaald over de middelen welke ter dekking van de pensioenverplichtingen worden aangehouden, zal niet direct bij het fonds in rekening worden gebracht, maar worden verrekend met toekomstige positieve resultaten. Voor het beleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden.
Minimaal vereist eigen vermogen: het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is sprake van een dekkingstekort. In 2011 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen 101,0% van de voorziening pensioenverplichtingen (2010: eigen beheercontract). Vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen na één jaar negatief wordt. Indien het fonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt, is sprake van een reservetekort. Ultimo 2011 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 101,0% (2010: eigen beheercontract).
Ontwikkeling dekkingsgraad De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven. Daarbij is per factor het procentuele effect op de dekkingsgraad bepaald. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van rentetermijnstructuur. Iedere maand wordt deze door de DNB gepubliceerd. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB – in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet – besloten de RTS (rentetermijnstructuur) per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De daling van de rentetermijnstructuur leidde in 2011 tot een stijging van de voorziening. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad.
15
Financiële positie De werkelijke dekkingsgraad is 108,9% en daarmee hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen van 101,0%. Daarmee is er ultimo 2011 sprake van een gezonde financiële positie.
16
4.
Beleggingen
4.1
Algemeen
In 2011 was er sprake van een voortzetting en verdere verdieping van de crisis in de eurozone waarbij ditmaal ook grote landen zoals Spanje en Italië dreigden te worden meegezogen in de neergang van Griekenland. Wereldwijd was er sprake van een bijstelling naar beneden van economische groeiverwachtingen. De politieke discussies in de VS over de omvang van de staatsschuld en de maatregelen om deze naar beneden te brengen veroorzaakten nog meer onrust op de financiële markten waarbij de vermindering van de kredietstatus van de Verenigde Staten extra olie op het vuur gooide. Als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen nam de volatiliteit op de financiële markten weer fors verder toe waarbij de gedachten weer teruggingen naar de situatie ten tijde van de ondergang van Lehman in september 2008. De onrust zorgde ervoor dat beleggers en masse vluchtten naar de meest veilige havens, wat in het geval van de euro-zone de markt voor Duitse staatsleningen betekende. Pas op het einde van het jaar toen de ECB met een lange termijn kredietfaciliteit de markten te hulp kwam, keerde de rust deels op de markten terug en begonnen kredietopslagen weer te dalen. Het jaar 2011 was een sterk beleggingsjaar voor het pensioenfonds. Het rendement, inclusief het Long Duration overlay (LDO), voor de beleggingsportefeuille van Zeevisserij is uitgekomen op 15,86%. Het resultaat van het LDO (afdekking van het en renterisico) was 151,06% als gevolg van de sterk gedaalde rente. Binnen de vastrentende waardenportefeuille was het absoluut rendement van Europese Staatsobligaties boven verwachting hoog. Relatief was de performance negatief, omdat AEGON begin 2011 had verwacht dat de rente zou gaan stijgen. De bedrijfsobligaties (Credits en High Yield) hebben relatief wel een sterke performance laten zien. Absoluut was het rendement respectievelijk 2,07% (benchmark 1,49%) en 4,9% (benchmark 3,67%). Tot en met de zomer waren de performances van deze categorie een stuk hoger, maar door de onzekerheid die rond de zomervakantie opkwam in de (Europese) economieën, stegen de risicopremies van deze obligaties sterk, wat ten koste ging van de performance. Grondstoffen hadden in het eerste kwartaal een sterke performance als gevolg van de oorlogen en opstanden in het midden Oosten (oa Egypte en Libië). De performance liep gedurende het jaar vervolgens terug, vanwege de crisis en de zwakke groeiverwachtingen.
4.2
Beleggingen in het garantiecontract
De beleggingsportefeuille zoals opgenomen in het beleggingsmandaat bestaat uit een drietal Strategic Allocation Funds: Strategic Allocation Fund Equity Strategic Allocation Fund Fixed Income Strategic Allocation Fund Fixed Income LDO Het Strategic Allocation Fund Equity beleggingsbeleid is gericht op risicoreductie door middel van spreiding over en binnen verschillende beleggingscategorieën. Het beleggingsproces is tevens gericht op waardetoevoeging door middel van het door de Beheerder te voeren beleid. Het Fonds belegt, direct of indirect, hoofdzakelijk in zakelijke waarden, daarbij streeft het naar
17
een optimaal risico-rendement profiel door te beleggen in verschillende goed gespreide beleggingscategorieën. Het Strategic Allocation Fund Fixed Income hanteert eenzelfde beleggingsbeleid, alleen belegt dit fonds, direct of indirect, hoofdzakelijk in vastrentende waarden. Het Strategic Allocation Fund Fixed Income Long Duration beleggingsbeleid is gericht op risicoreductie door middel van spreiding over en binnen verschillende beleggingscategorieën. Het beleggingsproces is tevens gericht op waardetoevoeging door middel van het door de Beheerder te voeren beleid. Het Fonds belegt, direct of indirect, hoofdzakelijk in vastrentende waarden waarbij de duration wordt verlengd middels derivaten. Het Fonds streeft naar een verlenging van de duration van de vastrentende waarden in het Fonds met 20 jaar. De Beheerder mag nieuwe beleggingscategorieën toevoegen indien deze waarde toevoegen en/of het risico reduceren. Het Fonds streeft naar een optimaal risico-rendement profiel door te beleggen in verschillende goed gespreide beleggingscategorieën. In de volgende tabel wordt het rendement over 2011 per Strategic Allocation Funds in vergelijking met de benchmark weergegeven. Tevens wordt het rendement van de totale beleggingsportefeuille weergegeven. Deze bedraagt 15,86% over 2011. Strategic Allocation Fund
Rendement fund Strategic Allocation Fund Equity -3,84% Strategic Allocation Fund Fixed Income 4,38% Strategic Allocation Fund Fixed Income LDO (excl. LDO) 3,75% Totaal excl. LDO (gewogen) 1,06% LDO
Rendement benchmark -4,34% 4,40% 3,76% 0,83%
151,06%
Totaal incl. LDO voor kosten(gew ogen)
16,29%
Totaal incl. LDO na kosten(gewogen)
15,86%
Deze Strategic Allocation Funds bestaan uit een aantal beleggingsfondsen. In de volgende tabel wordt de performance over 2011 per beleggingsfonds in vergelijking met de benchmark weergegeven. Beleggingsfonds Aandelen Grondstoffen Hedge Funds Tactische Asset Allocatie Private Equity Vastgoed Asset Backed Securities Emerging Market Debt Staatsobligaties Credits Hypotheken Tactical Interest Overlay High Yield
Rendement fonds -6,11% -1,25% -2,24% -18,90% 9,39% -2,50% -2,52% 6,81% 7,08% 2,07% 10,15% -23,92% 4,90%
Rendement benchmark -6,72% -2,16% 4,46% 7,13% -4,25% -8,60% -4,09% 7,39% 7,13% 1,49% 9,08% 6,11% 3,67%
Ultimo 2011 bedroeg de waarde van de beleggingsportefeuille ondergebracht in het depot circa € 65 miljoen.
18
4.3 4.3.1
Overige beleggingen Vastgoed
BPF Zeevisserij heeft ultimo 2011 nog voor € 476 duizend aan vastgoedbeleggingen ondergebracht bij Syntrus Achmea Vastgoed, onderverdeeld in een in een tweetal vastgoedregio’s. In tegenstelling tot voorgaande jaren is er geen terugblik gegeven, omdat het bestuur de intentie heeft deze portefeuille af te bouwen.
4.3.2
Illiquide beleggingen F&C
Aan het eind van het vorige verslagjaar is de portefeuille bij F&C Netherlands geliquideerd, de liquide beleggingen zijn naar de nieuwe beheerder overgebracht. De illiquide beleggingen worden gefaseerd afgebouwd en gedurende het verslagjaar is de afbouw verder uitgevoerd. De Alternatieve Investeringen werden gedurende het verslagjaar volledig uitgekeerd. Ultimo 2011 bedroeg het belegd vermogen bij F&C € 522 duizend en ultimo 2010 € 571 duizend. Het rendement van de afbouwportefeuille bedroeg in 2011 -7,86%. Vanwege het karakter van de afbouwportefeuille wordt geen benchmark (meetlat) gerapporteerd. In de tabel hieronder worden de absolute rendementen per categorie en van de totale afbouwportefeuille van 2011 en 2010 weergegeven. Rendementen %
2011
LIQUIDE PORTEFEUILLE Aandelen Converteerbare Obligaties Indirect onroerend goed Grondstoffen Obligaties (incl. Credits) Leningen op schuldbekentenis Totaal Liquide Portefeuille
2010
nvt nvt nvt nvt nvt 1,7 1,7
4,7 6,4 -3,2 -2,3 9,9 -0,7 6,8
ILLIQUIDE PORTEFEUILLE Hypotheken Direct onroerend goed Alternatieve investeringen* GTAA LDI
nvt nvt -9,1 nvt
6,1 2,7 2,9 30,7 21,1
Totaal portefeuille
-7,9
10,6
* het beleggingsfonds is gedurende het verslagjaar geliquideerd.
19
4.4
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij heeft zijn beleggingen uitbesteed aan AEGON Asset Management. Het fonds hanteert in het kader van maatschappelijk verantwoord beleggen een aantal uitgangspunten. Deze dienen zoveel mogelijk in het beleggingsbeleid tot uiting te komen. AEGON Asset Management definieert Verantwoord Beleggen als het geheel van beleggingsactiviteiten waarbij bewust en actief rekening wordt gehouden met de invloed van maatschappelijke,- sociale en milieucriteria. Met het beleid Verantwoord Beleggen beoogt AEGON Asset Management een kader te bieden ten aanzien van beleidsuitgangspunten, uitvoering, monitoring en verantwoording (rapportage) van onze beleggingsactiviteiten. In zijn beleggingsbeleid houdt AEGON Asset Management rekening met de uitgangspunten van Verantwoord Beleggen. Hierbij kunt u denken aan de volgende aandachtsgebieden: mensenrechten, wapens, gezondheid en milieu. Deze zijn mede afgeleid van internationale verdragen en weerspiegelen ideeën die ten grondslag liggen aan ons Beleid Verantwoord Beleggen. De volgende internationale verdragen en richtlijnen zijn daarin van bijzonder belang: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, RIO Declaration on Environment and Development, United Nations Convention against Corruption, UN Global Compact Principles, International Labour Organization’s Declaration of Fundamental Principles and Right at Work en OECD Guidelines for Multinational Enterprises. AEGON Asset Management hanteert voor zijn beleggingsbeleid een uitsluitingenlijst. De bedrijven op de uitsluitingenlijst sluiten we direct uit van alle actieve beleggingen. Deze lijst wordt gepubliceerd op www.aegon.nl. Daarnaast zijn er bedrijven met wie AEGON een dialoog wil voeren omdat er zorgwekkende kwesties gesignaleerd zijn. Het doel van een dergelijke actieve dialoog is om deze bedrijven tot ander gedrag te bewegen. Dit wordt „engagement‟ genoemd. AEGON Asset Management ziet erop toe dat de beleggingsfondsen die we klanten aanbieden het stembeleid van AEGON volgen. Bedrijven waarvan is aangetoond dat ze mensenrechten op ernstige wijze schenden, controversiële wapens produceren, ernstige milieuschade aanbrengen of veroordeeld zijn voor ernstige corruptie, komen in aanmerking voor uitsluiting. Indien mogelijk zal AEGON Asset Management met deze bedrijven eerst een actieve dialoog aangaan om ze tot ander gedrag te bewegen. Levert deze dialoog na veelvuldig en herhaaldelijk engagement niet het gewenste resultaat op, dan gaat AEGON Asset Management alsnog over tot uitsluiting van het bedrijf. AEGON Asset Management maakt voor de invulling van dit beleid gebruik van de analyseresultaten van een gespecialiseerd extern bureau. Informatie over controversiële activiteiten is niet altijd beschikbaar of bekend. AEGON Asset Management is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en de uitvoering van het beleid.
4.5
Vooruitblik 2012
Voor 2012 verwachten we een afzwakking van de economische groei waarbij met name de Europese regio onder invloed van de eurocrisis zal stagneren. Wereldwijd zal de inflatie naar verwachting laag blijven onder invloed van deze afnemende economische groei. De financiële markten zullen ook in 2012 bepaald worden door de crisis rondom nationale schulden in het algemeen en de eurocrisis in het bijzonder. We gaan hierbij voorlopig uit van een ‘doormodder’scenario. Dit zal er ook toe leiden dat de volatiliteit op de markten hoog zal blijven waarbij het sentiment een belangrijk stempel op de financiële markten zal drukken.
20
Op basis van deze toegenomen onzekerheid is er weinig reden om uitgesproken posities in te nemen. Weliswaar gaan we ervan uit dat de eurozone in zijn geheel uit deze crisis zal komen maar in de tussentijd zal er sprake zijn van grote onzekerheid bij beleggers. Wanneer naar waarderingen wordt gekeken lijken de belangrijkste en meest veilige markten voor staatsleningen overgewaardeerd maar zullen in het meest waarschijnlijke scenario als veilige vluchthaven blijven fungeren. Op wat langere termijn verwachten we een geleidelijk herstel van economische groei waarbij ook de kans op een wat oplopende inflatie en stijgende rentes zal toenemen.
4.6
Z-score
Bedrijfstakpensioenfondsen met een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven verplichtstelling, zijn wettelijk verplicht de beleggingsperformance van het pensioenfonds vast te stellen. Voor deze toetsing is een gestandaardiseerde norm, de z-score, ontwikkeld. Voor het jaarlijks vaststellen van deze norm wordt het beleggingsrendement (de performance) van het pensioenfonds vergeleken met het rendement van de vooraf door het bestuur vastgestelde benchmark. Dit gebeurt op basis van een wettelijk voorgeschreven formule waarin ook de samenstelling van het belegde vermogen en de kosten voor de uitvoering meetellen. Vervolgens worden de z-scores over een periode van 5 jaar via een, ook weer wettelijk voorgeschreven, formule gemiddeld. Deze gemiddelde score wordt de “performancetoets” genoemd. Als de performancetoets lager is dan 0, kan een bij het fonds aangesloten werkgever vrijstelling van de verplichting tot deelneming aan het pensioenfonds krijgen, onder de voorwaarde dat hij een pensioenregeling treft die ten minste gelijkwaardig is aan die van het fonds. De jaarlijkse z-score van het pensioenfonds over de afgelopen vijf jaar is als volgt:
Z-score (1-jaars)
2011 6,529
2010 0,236
2009 -0,050
2008 -2,310
2007 -0,460
De performancetoets over de laatste vijfjaarsperiode is vastgesteld op 3,04, zodat geconcludeerd kan worden dat het BPF voor de Zeevisserij voor deze toets ruim boven de kritieke grens zit.
21
5.
Pensioenen
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2011 hebben plaatsgevonden. Ook worden de uitvoeringskosten van het pensioenfonds en belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wet- en regelgeving op pensioengebied.
5.2
Pensioencommunicatie
Ook in 2011 stonden pensioenfondsen volop in de belangstelling; door de lage rente, de nieuwe overlevingstafels en slechte resultaten op de beurzen, ging het niet zo goed met de pensioenfondsen. In dergelijke tijden is het van essentieel belang om duidelijk en op het juiste moment te communiceren. Het pensioenfonds wil bereiken dat het kennisniveau van de eigen pensioenregeling voldoende is (kennis), de houding ten opzichte van de eigen pensioenregeling en het pensioenfonds positief blijft of wordt (houding) en dat tijdig de juiste keuzes gemaakt worden en actie wordt ondernomen (gedrag). Om dat te bereiken, stelt het fonds ieder jaar een communicatieplan vast waarin de communicatiedoelstellingen en de in te zetten communicatiemiddelen worden vermeld. Het pensioenfonds onderscheidt de volgende doelgroepen: deelnemers; gewezen deelnemers (slapers); gewezen partners van de deelnemers (bij scheiding); uitkeringsgerechtigden (mensen die een ouderdoms, partner- of wezenpensioen ontvangen); werkgevers. Reguliere communicatie Ieder jaar verstuurt het pensioenfonds de volgende communicatiemiddelen:
Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in 2011 verstuurd door Syntrus Achmea.
Overzicht partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2011 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen.
Pensioenkrant De deelnemers en pensioengerechtigden hebben eind 2011 een pensioenkrant ontvangen. Deze pensioenkrant is, samen met een begeleidende brief, verstuurd naar de werkgevers. In deze pensioenkrant is onder meer aandacht besteed aan Mijnpensioenoverzicht.nl, het Pensioenakkoord, de nieuwe samenstelling van het bestuur en pensioen opbouwen in de regeling voor het walpersoneel.
Website De content van de website is, op verzoek van het fonds, eind 2011 herschreven en geherstructureerd en verder afgestemd op de actualiteiten.
22
In onderstaande grafiek is een overzicht opgenomen van de belangrijkste in 2011 per kwartaal ingezette communicatiemiddelen:
Heel 2011 Eerste kwartaal 2011 1. Website gebruiken om in te spelen op actualiteiten , zoals ontwikkelingen in de financiële wereld.
1. Brief aan werkgevers over gegevensaanlevering. 2. Brief aan werkgevers over beveiligde gegevensaanlevering. 3. Rappel aan werkgevers over eenmalige aanlevering.
Tweede kwartaal 2011 Derde kwartaal 2011 1. Brief aan werkgevers betaaldata pensioenpremie. 2. Uniform Pensioenoverzicht (UPO) verzonden aan de deelnemers (door Syntrus Achmea). 3. Aankondiging aan werkgevers Uniform Pensioenoverzicht (UPO) middels brief.
Vierde kwartaal 2011 1. Brief aan deelnemers, gepensioneerden en werkgevers over herverzekering.
1. Communicatieplan 2012. 2. Pensioenkrant verzonden aan actieve deelnemers en gepensioneerden. 3. Aankondiging aan werkgevers pensioenkrant middels een brief. 4. Brief kerncijfers werkgevers. 5. Overzichten partnerpensioen verstuurd.
5.3
Pensioenadministratie
Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering van de werkgevers zijn in 2011 goed verlopen. De aanleveringen van de werkgevers waren niet in alle maanden tijdig. Het uitvalpercentage van de gegevensaanlevering was in de meeste maanden laag. De gegevens zijn in 2011 door de pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. 23
Beantwoording deelnemers- en werkgeversvragen
Deelnemersvragen In 2011 hebben ca. 600 deelnemers een vraag gesteld aan het pensioenfonds. In het eerste kwartaal werden veel vragen gesteld door gepensioneerden, die voornamelijk betrekking hadden op de gewijzigde netto-pensioenuitkeringen in januari 2011. Op een enkele vraag na, was de gemiddelde doorlooptijd van de beantwoording van brieven korter dan de gewenste doorlooptijd.
250 200 150
Telefonische vragen Schriftelijke vragen
100
E-mail contact
50 0 1e kwrt 2011
2e kwrt 2011
3e kwrt 2011
4e kwrt 2011
Werkgeversvragen In 2011 hebben werkgevers ca 200 maal een vraag gesteld aan het pensioenfonds. De meeste vragen van werkgevers betroffen het aanleveren van dienstverbandgegevens en wijziging in bedrijfsgegevens.
70 60 50 40
Telefonische vragen
30
Schriftelijke vragen E-mail contact
20 10 0 1e kwrt 2011
2e kwrt 2011
3e kwrt 2011
4e kwrt 2011
Waardeoverdrachten Wanneer de dekkingsgraad van één of van beide pensioenfondsen die betrokken zijn bij een wettelijke individuele waardeoverdracht lager is dan 100%, mag er geen waardeoverdracht plaatsvinden en wordt de waardeoverdracht uitgesteld. Omdat het pensioenfonds een volledig
24
verzekerde garantieregeling met een verzekeraard heeft is de minimum dekkingsgraad van het fonds 100%. Om deze reden heeft het fonds in alle gevallen meegewerkt aan een wettelijke waardeoverdracht. In 2011 hebben er 11 waardeoverdrachten plaatsgevonden.
5.4
Uitvoeringskosten
Pensioenbeheer In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november in de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. In deze publicatie benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen de volgende drie kostensoorten: 1. Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheer, inclusief kosten begrepen in eventuele herverzekeringsovereenkomsten of kosten die door de aangesloten werkgever worden gedragen bij zelfadministrerende fondsen. 2. Kosten van vermogensbeheer: dit betreft de integrale kosten voor vermogensbeheer, inclusief kosten begrepen in onderliggende beleggingsstructuren. 3. Transactiekosten: dit betreft de transactiekosten van de directe beleggingen van het pensioenfonds (inclusief acquisitiekosten bij illiquide beleggingen), alsmede de toe- en uittredingsvergoedingen bij beleggingen in beleggingsfondsen. Transactiekosten in onderliggende beleggingsstructuren worden vooralsnog niet meegeteld, hier wordt door de Pensioenfederatie eerst nader onderzoek naar gedaan. Transactiekosten vloeien voort uit het vermogensbeheer, maar zijn ten behoeve van de transparantie separaat opgenomen. De transactiekosten betreffen de toe-en uittredingskosten die per transactie van het beleggingsfonds zijn ingehouden en bevatten niet de aan- en verkoopkosten van de onderliggende effecten in de fondsen zelf. In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven: 2011 Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (actief en gepensioneerd) Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (alle)
€ 305 € 141
Vermogensbeheer in basispunten over het gemiddeld belegd vermogen (AEGON) Vermogensbeheer in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen Transactiekosten in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
0,35% 0,43%
Vermogensbeheer in basispunten over het gemiddeld belegd vermogen (SAV) Vermogensbeheer in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen Transactiekosten in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
25
0,28% 0,47%
Vermogensbeheer in basispunten over het gemiddeld belegd vermogen (F&C) Vermogensbeheer in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
0,10%
Transactiekosten in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
**
** aangezien de portefeuille in liquidatie is, heeft F&C geen transactiekosten gerapporteerd
In bovenstaande tabel worden de kosten gepresenteerd conform de aanbevelingen van de pensioenfederatie: - De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro per deelnemer waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. - De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. - De (geschatte) transactiekosten worden separaat gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Door de gewijzigde situatie per 1 januari 2011 zijn vergelijkende cijfers niet opgenomen.
5.5
Pensioenregeling
Gedurende 2011 zijn er in de regeling geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling zijn als volgt: Pensioensysteem
Middelloon met voorwaardelijke toeslagverlening
Pensioenrichtleeftijd
65 jaar
Leeftijd aanvang deelneming*
Op 1 januari van het jaar waarin de werknemer 21 jaar wordt
Pensioengevend salaris
Franchise
Loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, hfdst. 3, Afd. 1, § 1. M.u.v. art. 19 Wfsv € 14.663,64 (per jaar)
Pensioengrondslag
Pensioengevend salaris-franchise
Maximum dagloon
€ 189,60
Maximaal aantal dagen voor pensioenopbouw
260
26
Tijdelijke verhoging partnerpensioen
Indien de partner nog geen 65 jaar is, wordt bij overlijden van de deelnemer (actief of als actieve deelnemer pensioengerechtigd) het partnerpensioen tijdelijk verhoogd naar 100% van het ouderdomspensioen. Dit ouderdomspensioen wordt dan berekend over het gemiddelde loon van de direct voorafgaande drie jaren aan de overlijdensdatum. Deze verhoging wordt betaald totdat de partner 65 jaar wordt.
*De pensioenregeling kent geen wachtregeling
De pensioenregeling kent een onderscheid tussen Walpersoneel en Zeevarend personeel: Walpersoneel* Zeevarend personeel Opbouwpercentage van het ouderdomspensioen
0,65%**
1,15%**
Opbouwpercentage partnerpensioen
70% van het OP
70% van het OP
Premiepercentage
8,5%**
14%**
*Het Walpersoneel heeft jaarlijks de mogelijkheid om er voor te kiezen aan de pensioenregeling voor het Zeevarend personeel deel te nemen. De deelnemer dient deze keuze schriftelijk aan de werkgever kenbaar te maken. De deelnemer heeft de mogelijkheid om zijn keuze te herroepen, dan wel alsnog te kiezen voor deelneming aan de pensioenregeling voor het Zeevarend personeel. Dit is uitsluitend mogelijk per de eerste januari van een kalenderjaar en in overleg met de werkgever. De (herroeping van de) keuze dient uiterlijk per 1 november van het kalenderjaar kenbaar te worden gemaakt aan de administrateur van de werkgever. **Het percentage wordt van de pensioengrondslag genomen.
5.6
Nieuwe wetgeving
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de ingangsdatum van de AOW, de fiscale eisen bij vervroeging van pensioen en de voorstellen om te komen tot een aanpassing van de bestuursmodellen van pensioenfondsen. Daarnaast stonden de ontwikkelingen in het kader van het Pensioenakkoord in het verslagjaar volop in de belangstelling. Eén kanttekening bij deze paragraaf is dat onderstaande ontwikkelingen kunnen zijn ingehaald door politieke ontwikkelingen in 2012. AOW-uitkering op verjaardag Het wetsvoorstel om de AOW-uitkering in te laten gaan op de dag dat iemand 65 jaar wordt (op de verjaardag), is in december 2011 door de Eerste Kamer aangenomen en is per 1 april 2012 in werking treden. Tot 1 april 2012 ging de AOW-uitkering nog in op de eerste dag van maand waarin iemand 65 jaar wordt. Deze wijziging kan ertoe leiden dat er geen aansluiting meer is tussen de ingangsdatum van de AOW-uitkering, het ouderdomspensioen en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waardoor inkomensconsequenties kunnen optreden. Een eventuele wijziging van de pensioenregeling om die gevolgen op te vangen, is een zaak van sociale partners. Het bestuur heeft sociale partners gewezen op de mogelijke gevolgen van deze wetswijziging.
27
Wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW In dit wetsvoorstel, dat in oktober 2011 bij de Tweede Kamer is ingediend, gaat het om de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, de mogelijkheid om de AOW-uitkering eerder of later in te laten gaan en om een extra verhoging van de AOW-uitkering. Voorgesteld wordt de AOW-leeftijd in 2020 te verhogen naar 66 jaar en naar verwachting in 2025 naar 67 jaar. Afhankelijk van de ontwikkeling van de levensverwachting maakt het wetsvoorstel een verdere verhoging mogelijk. Daarnaast wordt geregeld dat de AOW-uitkering onder actuariële herrekening zowel kan worden vervroegd als uitgesteld. Tot slot zal de AOWuitkering volgens het wetsvoorstel tussen 2012 en 2028 extra worden verhoogd. Voor wat betreft aanpassing van het Witteveen-kader zal de fiscale pensioenrichtleeftijd volgens het wetsvoorstel in 2014 worden verhoogd naar 67 jaar. Een verdere verhoging is net als voor de AOW - mogelijk. Het voorstel voorziet niet in een verlaging van de fiscaal maximale opbouwpercentages, zij het dat de huidige maximale opbouwpercentages gekoppeld zullen worden aan de hogere pensioenleeftijd. Demissionair minister Kamp heeft in het kader van het stabiliteitsprogramma aangekondigd te komen met een aanpassing van het wetsvoorstel, waarbij uitgegaan wordt van een versnelde, stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd. (Door)werken en bijverdienen bij vervroeging van pensioeningangsdatum Voor vervroeging van de pensioeningangsdatum gold tot voor kort de fiscale eis dat dit alleen mogelijk was voor het gedeelte dat de deelnemer stopt met werken. De deelnemer diende een verklaring te ondertekenen, waarin hij verklaart te stoppen met werken en ook niet meer de intentie heeft weer te gaan werken. De staatssecretaris van Financiën heeft bij Besluit van 30 augustus 2011 bekendgemaakt dat deze eis komt te vervallen voor zover het pensioen niet vóór de 60e verjaardag vervroegd ingaat. Dit betekent dat bij een vervroeging van pensioen vanaf de 60-jarige leeftijd, niet meer getoetst hoeft te worden of de deelnemer stopt met werken. Gaat het pensioen na vervroeging eerder in dan op 60-jarige leeftijd, dan geldt de voorwaarde nog wel. Voor het pensioenfonds is dit niet van toepassing aangezien deze niet eerder kan vallen dan de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt en niet later dan de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt. Afwijkende teksten toeslagenmatrix Per 1 april 2011 is de wetgeving rondom de toeslagenmatrix gewijzigd. De wet is zodanig aangepast dat afwijken van de standaardteksten van de zogenoemde voorwaardelijkheidsverklaring is toegestaan als het gebruik van de standaardteksten tot onjuiste, onbegrijpelijke of onduidelijke informatie aan de deelnemer zou leiden. De voorwaardelijkheidsverklaring dient in alle persoonlijke uitingen opgenomen te worden voor zover in deze uitingen over toeslagen wordt gesproken. De AFM zal achteraf controleren in hoeverre de afwijkingen bijdragen aan de begrijpelijkheid en/of juistheid van de voorwaardelijkheidsverklaring. In de wet is expliciet bepaald dat de afwijkingsmogelijkheid zich beperkt tot de voorwaardelijkheidsverklaring in persoonlijke uitingen. Dit heeft tot gevolg dat er vooralsnog geen mogelijkheid is om in pensioenreglementen en de uitvoeringsovereenkomsten van de standaardtekst van de voorwaardelijkheidsverklaring af te wijken. De beoordeling daarvan ligt bij DNB.
28
Wijziging melding arbeidsongeschiktheid Artikel 37 van de Pensioenwet is ten aanzien van de melding van de arbeidsongeschiktheid gewijzigd. Voorheen werd hierin bepaald dat pensioenuitvoerders verplicht zijn met het UWV een contract te sluiten op grond waarvan het UWV aan de pensioenuitvoerder de arbeidsongeschiktheid van de werknemer meldt. Deze verplichting is vervallen. In plaats daarvan geldt dat het UWV aan een pensioenuitvoerder automatisch de arbeidsongeschiktheidsmeldingen en de daarin optredende mutaties doorgeeft. Standaard uitruil partnerpensioen In de Pensioenwet is een bepaling opgenomen waarin geregeld is dat bij baanwisseling een standaarduitruil plaatsvindt van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, als dat is opgenomen in de pensioenregeling. Dit betekent, dat de uitruil plaatsvindt, tenzij de deelnemer en de partner nadrukkelijk aangeven niet te kiezen voor de uitruil. Op de pensioendatum was een standaarduitruil voor pensioenregelingen met een partnerpensioen op risicobasis al voorgeschreven. De standaarduitruil wordt door het fonds zowel op de pensioendatum als bij beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum toegepast. Wetsvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ Het kabinet heeft in februari 2012 het wetsvoorstel ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen’ ingediend bij de Tweede Kamer. Samenvattend staan de volgende uitgangspunten bij de herziening van de wettelijke regels centraal: versterking van de deskundigheid van het bestuur en het intern toezicht; adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers; stroomlijning van taken en organen. Ten opzichte van de huidige wettelijke regels beoogt het wetsvoorstel onder meer de volgende wijzigingen:
keuze tussen twee bestuursmodellen: het paritaire model met bestuursvertegenwoordiging door de drie geledingen en het onafhankelijke model met onafhankelijke bestuurders; pensioengerechtigden hebben altijd zitting in het paritaire bestuur (de raadpleging onder pensioengerechtigden vervalt); bij het paritaire model is er een deelnemers- en pensioengerechtigdenraad met de bevoegdheden van het huidige verantwoordingsorgaan; de huidige deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan houden op te bestaan; bij afspraken over een maximalisatie van de premie is het aantal bestuurszetels voor de werkgever lager; bij het onafhankelijke model is er een belanghebbendenorgaan, bestaande uit de drie geledingen, met een aantal goedkeuringsrechten en een advies- en verantwoordingstaak; het intern toezicht wordt bij bedrijfstakpensioenfondsen uitgevoerd door een permanente raad van toezicht, welke een aantal goedkeuringsrechten krijgt; bij ondernemingspensioenfondsen kan wat betreft het intern toezicht worden gekozen voor een permanente raad van toezicht of jaarlijkse visitatie door een onafhankelijke visitatiecommissie; de deskundigheidstoets zal gaan gelden voor alle beleidsbepalers van het pensioenfonds, waaronder de leden van het belanghebbendenorgaan en de raad van toezicht; het bestuur kan een kandidaat-bestuurder weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel.
29
De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2013. Pensioenfondsen krijgen na inwerkingtreding van het wetsvoorstel, met uitzondering van enkele bepalingen, een jaar de tijd om de interne organisatie en de relevante documenten aan te passen. Beleidsregel ‘Deskundigheid’ Nadat DNB en AFM in september 2010 een consultatieversie van de vernieuwde beleidsregel ‘Deskundigheid’ hadden gepubliceerd, is ‘Beleidsregel Deskundigheid’ op 1 januari 2011 in werking getreden. In de beleidsregel zijn de deskundigheidseisen verder aangescherpt. De vereiste deskundigheid moet blijken uit opleiding, werkervaring en competenties. De beleidsregel geldt voor nieuwe (kandidaat)bestuursleden en heeft in het verslagjaar geleid tot het opstellen van een procedure ‘Deskundig en competent pensioenfondsbestuur’. Pensioenakkoord Op 10 juni 2011 presenteerde de Stichting van de Arbeid de nadere uitwerking van het Pensioenakkoord van juni 2010. Om de gevolgen van de stijging van de levensverwachting het hoofd te bieden, worden voorstellen gedaan voor meer voorwaardelijke pensioenen, bijvoorbeeld met betrekking tot de pensioenleeftijd. Daarnaast zouden pensioenregelingen meer dan nu het geval is, moeten ‘mee-ademen’ met de financiële positie van het pensioenfonds om de schokbestendigheid van het stelsel te vergroten. Voor een aantal van de voorstellen is aanpassing van de Pensioenwet, het FTK en de fiscale pensioenwetgeving nodig. Het is aan de decentrale sociale partners om verdere invulling te geven aan het Pensioenakkoord. Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK niet eerder dan in 2013 bij de Tweede Kamer zullen worden ingediend. In april 2012 is het kabinet-Rutte gevallen, waarna het demissionaire kabinet met de Tweede Kamer in het ‘Lente-akkoord’ een bezuinigingspakket heeft afgesproken. Eén van de maatregelen in dit pakket is dat de AOW-leeftijd al eerder omhoog gaat dan in het pensioenakkoord was afgesproken, namelijk geleidelijk vanaf 2013 tot een AOW-leeftijd van 66 in 2019. In het pensioenakkoord was afgesproken dat de AOW pas in 2020 naar 66 en in 2025 naar 67 zou gaan. Wat de gevolgen zijn van deze afspraken voor het pensioenakkoord is nog niet duidelijk. Vooruitlopend op de aanpassing van het financieel toetsingskader (FTK), heeft demissionair Minister Kamp op 30 mei 2012 een hoofdlijnennotitie aangaande het nieuwe FTK aangeboden aan de Tweede Kamer. Het nieuwe FTK zal sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze laten tussen een ‘nominaal contract’, dat lijkt op het bestaande kader en een ‘reëel contract’, dat nieuw is. In het reële contract zal het uitgangspunt zijn dat de pensioenaanspraken en –rechten worden aangepast aan de inflatie, echter in dit contract worden aanspraken en rechten sneller dan in het nominale contract aangepast aan tegenvallende beleggingsrendementen en/of een sneller stijgende levensverwachting. In beide contracten zal de dekkingsgraad gemiddeld worden door uit te gaan van een voortschrijdende gemiddelde over 12 maanden, waardoor fondsen minder afhankelijk zullen worden van dagkoersen op de financiële markten. In de notitie is onder meer opgenomen dat sociale partners en pensioenfondsen vooraf transparant zullen moeten zijn over de verdeling van financiële risico’s, zodat jongeren en ouderen weten waar ze aan toe zijn. Verder zullen fondsen naar de deelnemers toe helder moeten communiceren over deze risico’s en over de gevolgen hiervan voor de koopkracht van hun pensioen. Het fondsbestuur volgt de ontwikkelingen op dit terrein op de voet.
30
Verantwoordelijkheidsverdeling fondsbestuur en sociale partners De uitwerking van het Pensioenakkoord heeft het vraagstuk van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen sociale partners (als verantwoordelijken voor de arbeidsvoorwaarden) en het pensioenfondsbestuur (als uitvoerder van de pensioenregeling) pregnanter dan tot nu toe op tafel gelegd. Hierover is door de Pensioenfederatie intensief gesproken met de Stichting van de Arbeid. In een notitie van de Pensioenfederatie van december 2011 wordt uitgebreid ingegaan op deze verantwoordelijkheidsverdeling. Het fondsbestuur heeft hier met belangstelling kennis van genomen. Aanbevelingen uitvoeringskosten In het verslagjaar heeft de Pensioenfederatie aanbevelingen opgesteld met betrekking tot de communicatie over de uitvoeringskosten van pensioenfondsen. In de aanbevelingen onderstreept de Federatie het belang van kostentransparantie. De kosten moeten volledig bekend zijn binnen het pensioenfonds en beschikbaar zijn voor deelnemers. De aanbevelingen benoemen de verschillende kosten van het pensioenbeheer en het vermogensbeheer. Er worden aanbevelingen gedaan hoe deze kosten gecommuniceerd kunnen worden en hoe de communicatie kan worden uitgesplitst naar de verschillende groepen stakeholders. Bij de Aanbevelingen geldt ‘comply or explain’, waarbij de Pensioenfederatie de voortgang gaat monitoren. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid De koepelorganisaties van pensioenfondsen en verzekeraars hebben in 2011 op hoofdlijnen een akkoord bereikt om op uniforme wijze het inloop- dan wel het uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid te dekken. Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. De nieuwe uitvoerder krijgt volgens de afspraken de mogelijkheid dit risico te beperken. Het kabinet heeft aangegeven de gemaakte afspraken in wetgeving te willen verankeren nadat een aantal onderdelen van die afspraken juridisch is getoetst. Indien die toetsing geen belemmeringen oplevert voor een wettelijke uitwerking, zal het kabinet naar verwachting in de loop van 2012 aan de Tweede Kamer het betreffende wetsvoorstel aanbieden.
31
6.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de waarmerkend actuaris voldoende. Er is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 137 (financiering voorwaardelijke toeslagverlening). De mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen zijn namelijk beperkt. Kostendekkende premie Op basis van de Pensioenwet dient een pensioenfonds jaarlijks minimaal een kostendekkende premie te heffen. Qua premiebeleid maakt het pensioenfonds gebruik van een gedempte kostendekkende premie. Onderstaand treft u een overzicht aan van de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie en de vergelijking met de geheven premie. Samenstelling van de kostendekkende premie Actuarieel
Gedempt
Her verzekering
Bedrag (x € 1.000) Koopsom voor één jaar pensioenopbouw
2.045 12.0601.263
1.958
Premie premievrijstellingsrisico
94
94
94
Opslag VEV 1%
22
14
0
Garantiepremie
0
566
566
529
529
529
2.690
2.466
3.147
Uitvoeringskosten Totaal kostendekkende premie 2011
De feitelijke premie bedroeg € 2.845. Het fonds voldoet daarmee aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De feitelijke premie wordt tegen de gedempte kostendekkende premie aangehouden omdat door de overgang naar een volledig herverzekerde regeling er geen sprake is van dekkingstekort. Ultimo 2011 bedroeg de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 101,0% (2010: 117,6%). Ultimo 2011 bedraagt de werkelijke dekkingsgraad 108,9% (2010: 101,2%). Technische winstdeling Het technisch resultaat ontstaat doordat de in de tarieven gehanteerde veronderstellingen met betrekking tot sterfte en arbeidsongeschiktheid afwijken van hetgeen zich in werkelijkheid heeft voorgedaan. Het technisch resultaat wordt vastgesteld op basis van de rekenrente van 4%. Het technisch resultaat (positief en negatief) wordt gedurende een periode van 5 jaar gereserveerd op een speciale rekening-courant. Jaarlijks wordt intrest aan het cumulatief totaal toegevoegd op basis van het u-rendement. De hoogte van het aan het fonds toekomende aandeel in dit positieve technische resultaat is 63%. Een eventueel negatief technisch resultaat komt, aan het einde van de 5-jarige winstdelingsperiode (per 1 januari 2016), geheel ten laste van de herverzekeringsmaatschappij.
32
Het technisch resultaat over boekjaar 2011 bedraagt € 72.030. Het aandeel van het pensioenfonds bedraagt € 45.379. Het gecumuleerde, tot 1 januari 2012 met de zero-couponrente opgerente technisch resultaat bedraagt € 72.030 (100% deel). De ontwikkeling hiervan is als volgt: Verslagjaar 2011
Resultaat
Oprenting vanaf
Intrest
Opgerent resultaat
72.030
1 januari 2012
1,75
72.030 72.030
Oprenting van het technisch resultaat vindt plaats op basis van de in bovenstaande overzicht weergegeven intrestpercentages. Op basis van de nieuwe uitbestedingsovereenkomst wordt het oprentingspercentage bepaald op basis van de n-jaars rente volgens de DNB RTS (zerocoupon) per 31 december van het kalenderjaar, waarbij n het aantal jaren tot 1 januari 2016 (de einddatum van de huidige uitbestedingsovereenkomst) is.
33
7.
Besturing en naleving wetgeving
7.1
Algemeen
De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan en daarmee voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving.
7.2
Bestuursaangelegenheden
In 2011 kwam het bestuur zes maal in vergadering bijeen, namelijk op 27 februari, 30 mei, 15 juni, 27 september, 23 november en 20 december. Op 24 januari en 15 april vonden vergaderingen van het dagelijks bestuur plaats. Buiten de reguliere vergaderonderwerpen stond 2011 in het teken van de transitie naar de nieuwe pensioenuitvoeringsorganisatie TKP, de financiële positie van het fonds en de aanpassing van de bestuurlijke structuur (governance) van het fonds. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste onderwerpen van bespreking tijdens de bestuursvergaderingen en de belangrijkste besluiten en acties van het bestuur. Financiële positie Het herstelplan dat in maart 2009 is ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB) is door de overgang naar een volledig herverzekerde regeling het herstelplan niet meer van toepassing. In hoofdstuk 3.4 van dit jaarverslag is uitgebreid ingegaan op de financiële positie van het pensioenfonds. Overgang naar TKP Het bestuur heeft de transitie van Syntrus Achmea naar TKP uitvoerig gemonitord. Het transitie proces is goed verlopen. In overleg tussen TKP en het bestuur zijn naar aanleiding van de overstap een aantal niet materiële wijzigingen in het pensioenreglement doorgevoerd. Het doel van de inrichting van het nieuwe proces is om de overgang voor de aangesloten werkgevers en werknemers zo geruisloos mogelijk te laten verlopen. Governance Per 1 oktober is het bestuur teruggebracht van zes naar vier personen en één onafhankelijke voorzitter. Het dagelijks bestuur is afgeschaft. Het gehele bestuur draagt zorg voor de dagelijkse gang van zaken. Tevens is besloten tot een verdeling van diverse aandachtgebieden over de bestuursleden. Voor de taakverdeling is aangesloten bij de zeven deskundigheidsgebieden van de Beleidsregel Deskundigheid van DNB en AFM. Elk gebied is ondergebracht bij twee bestuursleden, die het beleid op dat terrein in eerste instantie voor hun rekening nemen. Voor de begeleiding van het jaarwerk is een commissie ingesteld. Het bestuur heeft in de bestuursvergadering van 20 december 2011 een uitbestedingsbeleid vastgesteld. Besluiten worden altijd door het voltallige bestuur genomen. Overige onderwerpen Tijdens de bestuursvergaderingen is verder uitgebreid stilgestaan bij onderwerpen als vermogensbeheer, premie-incasso en jaarverslaglegging.
34
7.3
Goed pensioenfondsbestuur
Het bestuur van het pensioenfonds voor de Zeevisserij streeft als eindverantwoordelijke uitvoerder van de pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering. Het bestuur heeft dan ook de PFG-principes, die de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft vastgesteld en thans zijn opgenomen in de Pensioenwet (PW) geïncorporeerd in de organisatie van het pensioenfonds. In 2010 hebben de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) een beleidsregel geïnitieerd met betrekking tot de deskundigheid van bestuurders van o.a. pensioenfondsen. Hieronder volgt een beschrijving van de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan de diverse principes en beleidsregels. Intern toezicht In 2009 is een eerste visitatie verricht, het rapport daarover is begin 2010 ontvangen. Naar aanleiding van deze visitatie heeft het bestuur een actieplan opgesteld om de aanbevelingen van de visitatiecommissie te implementeren. Daarbij is tevens rekening gehouden met vragen en opmerkingen van DNB over de governance van het fonds. Een volgende visitatie staat gepland in 2012. Door het bestuur is daartoe een visitatiecommissie benoemd bestaande uit de heren Van Eekelen, Smith en De Wuffel. Deskundigheid en functioneren van het bestuur Per 1 januari 2011 is door DNB een nieuwe Beleidsregel Deskundigheid gepubliceerd. Het lag in de bedoeling om in de loop van 2011 ons deskundigheidsplan en de methode voor de zelfevaluatie opnieuw te bezien en waar nodig aan te passen aan deze nieuwe beleidsregel. Door andere prioriteiten is het daar in 2011 niet van gekomen. Inmiddels heeft het bestuur een document ´Deskundig en competent pensioenfondsbestuur´ opgesteld. Een onderdeel van dit document is het functieprofiel voor een nieuw te benoemen bestuurslid. Startpunt bij het formuleren van de visie is geweest de Beleidsregel Deskundigheid in combinatie met de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie uit mei 2011. Daarbij heeft het bestuur de toelichting van DNB mee laten wegen, waarin werd aangegeven dat de deskundigheid van bestuurders wordt getoetst in samenhang met de omvang van het fonds, de complexiteit van de uit te voeren pensioenregeling(en) en de complexiteit van de beleggingen. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Bij het opstellen van het deskundigheidsbeleid heeft het bestuur getracht een balans te vinden tussen de regelgeving, de belangen van de stakeholders en de realiteit waar het fonds zich in bevindt. De implementatie van dit document en de daarin vastgelegde procedures zal in 2012 plaatsvinden. Het bestuur volgt actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen. Bestuursleden worden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en andere bijeenkomsten bij te wonen. In 2011 zijn door de bestuursleden diverse themabijeenkomsten en seminars van o.a. de Pensioenfederatie bezocht. In november 2011 heeft het bestuur een workshop "competenties en taakverdeling gevolgd. In 2012 zal het bestuur de volgende acties ondernemen: 1. elk bestuurslid zal deelnemen aan de SPO kennisreflector. 2. de bestuursleden volgen gezamenlijk de e-learning module “Compliance” van het NCI onder begeleiding van een NCI consultant
35
3.
In het tweede deel van 2012 wordt een zelfevaluatie georganiseerd, waar alle bestuursleden aan zullen deelnemer, teneinde het niveau van de competenties vast te stellen.
Transparantie en openheid De kern van dit PFG-onderdeel is dat het bestuur aan zijn belanghebbenden op een heldere wijze laat zien hoe het bestuur omgaat met zijn rol en inzicht biedt in het gevoerde beleid. Binnen het bestuur moet een zodanig niveau van kennis en ervaring aanwezig zijn dat het pensioenfonds op alle aspecten adequaat bestuurd c.q. aangestuurd wordt. Het bestuur publiceert jaarlijks een jaarverslag dat voldoet aan de eisen die het Burgerlijk Wetboek en de Raad voor de Jaarverslaggeving daaraan stellen. Het jaarverslag wordt op de website van het fonds geplaatst en aan de aangesloten werkgevers gezonden om ter inzage te worden gelegd voor de deelnemers. Het jaarverslag wordt gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel waar het pensioenfonds ingeschreven staat. Geïnteresseerden kunnen het jaarverslag, de statuten en het reglement van de pensioenregeling van het fonds inzien op de website van het fonds. Medezeggenschap Het fonds heeft een deelnemersraad en verantwoordingsorgaan ingesteld. Het is vanuit de voordragende organisaties ook in 2011 niet mogelijk gebleken om invulling te geven aan de bemensing van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan binnen de volgens het reglement aangegeven voorwaarden. Vergoedingsregeling Het bestuur heeft besloten om de vacatievergoeding te wijzigen per 1 januari 2012. Gekozen is voor een vaste vergoeding op maandbasis, inclusief een kilometervergoeding. Elk bestuurslid ontvangt € 500,- per maand, ongeacht het aantal werkelijke bijeenkomsten en ongeacht het aantal gereden kilometers. Communicatie In de Pensioenwet zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de communicatie naar deelnemers en andere belanghebbenden. Het bestuur onderschrijft het belang van een transparante communicatie. Naast de reguliere communicatie zoals is beschreven in hoofdstuk 5.2 heeft het bestuur in het vierde kwartaal van 2011 het communicatieplan 2012 vastgesteld. Dit plan vormt de basis voor het communicatiebeleid dat het fonds de komende jaren zal gaan voeren richting de doelgroepen van het fonds: te weten werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Besloten is om in 2012 een tweetal aanvullende communicatiemiddelen in te gaan zetten, namelijk de nieuwsbrief Pensioenvisie aan actieven en gepensioneerden die twee keer per jaar wordt uitgebracht en de brochure “Pensioen en waardeoverdracht. Naast de deelnemers zullen er ook gepensioneerden in het lezerspanel worden opgenomen. Klachten- en geschillenprocedure Het fonds heeft een klachten- en geschillenregeling opgesteld. Klachten kunnen worden ingediend bij de administrateur van het fonds en geschillen kunnen worden ingediend bij het bestuur van het fonds. De klachten- en geschillenregeling is gepubliceerd op de website van het fonds. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen klachten en geschillen. Klachten gaan over het gedrag van mensen (bestuur of uitvoering), die belast zijn met de uitvoering van de pensioenregeling. De wijze van bejegening geeft onvrede en daarover wordt geklaagd.
36
Geschillen gaan over de interpretatie van regelingen en afspraken. Men is het niet eens met een besluit van het bestuur en wil een ander besluit genomen hebben. In het betreffende reglement is zowel een klachtenregeling als een geschillenregeling opgenomen. In 2011 hebben geen klachten en geschillen plaatsgevonden.
7.4
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
In 2011 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. Door de overgang op een volledige herverzekering is het herstelplan niet meer van kracht. BPF Zeevisserij voert geen nevenactiviteiten uit en heeft ook geen nevenactiviteiten ondergebracht in een aparte rechtspersoon. AFM en DNB Met de inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht en de Pensioenwet per 1 januari 2007 heeft het pensioenfonds formeel te maken met twee toezichthouders. De AFM voor het zogenaamde gedragstoezicht en DNB voor het prudentiële toezicht. Voor wat betreft het gedragstoezicht is er in 2011 met AFM, los van de reguliere algemene correspondentie, contact geweest ten aanzien van de verplichte teksten van de toeslagenmatrix. Door de gewijzigde wetgeving per 1 april 2011 hoefden de betreffende tekstdelen niet meer vooraf aan AFM te worden voorgelegd. Naar aanleiding van het door get fonds ingediende self assessment pensioenfondsen heeft AFM aan het fonds de score van 90 toegekend. Voor wat betreft het prudentiële toezicht is er in 2011, los van de reguliere correspondentie, over de volgende onderwerpen met DNB gecommuniceerd: De overgang op een volledig herverzekerde pensioenregeling met de daarbij gewijzigde rapportageverplichtingen. Op 24 november 2011 is het fonds aangeschreven in het kader van het thematisch onderzoek “geen premie – geen pensioenverwerving”. Deze brief wordt behandeld in combinatie met nog onder handen zijnde reglementswijzigingen en is begin 2012 aan DNB beantwoord.
7.5
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisaties hanteren een gedragscode die gelijkwaardig is. Het fonds heeft een Compliance Officer belast is met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. Er zijn in 2011 geen overtredingen van de gedragscode geconstateerd
7.6
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de administratie en de uitvoering van het dagelijks beleid uitbesteed aan AEGON. Tevens is AEGON herverzekeraar van het fonds. Per 1 januari 2011 heeft AEGON, in 37
overleg met het bestuur, ervoor gekozen de pensioenuitvoering van het pensioenfonds over te dragen naar TKP Pensioen B.V. in Groningen. TKP Pensioen is een dochtermaatschappij van AEGON. Het bestuur beoordeelt de uitvoering op basis van periodieke rapportages over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 type II-rapport van AEGON, welke door een externe accountant is gecertificeerd.
7.7
Statuten en reglementswijzigingen in 2011
Statuten Het bestuur heeft in de bestuursvergadering van 15 juni besloten om de statuten per 1 oktober te wijzigen. Dit mede in verband met de gewijzigde samenstelling van het bestuur en de nieuwe beleidsregel inzake deskundigheid van DNB. Pensioenreglement In 2011 zijn een aantal wijzigingen in het pensioenreglement aangebracht. Het overgrote deel daarvan betreft redactionele en tekstmatige aanpassingen als gevolg door de wijziging van de pensioenuitvoeringsorganisatie. Tevens zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van opmerkingen die het fonds heeft ontvangen van de toezichthouder. Deze aanpassingen hebben geen materiële gevolgen voor de inhoud van de regeling. Per 1 januari 2011 zijn de uitruil- en afkoopfactoren aangepast aan de tarieven van de herverzekeraar. De vaststelling van de herziene doorlopende tekst van het pensioenreglement is doorgeschoven naar 2012.
38
8.
Verwachte gang van zaken
De hoogte van de premie, de toeslagverlening en het integraal risicomanagement zijn onderwerpen die in 2012 in elk geval bijzondere aandacht zullen krijgen. Het bestuur zal voorts inspelen op actuele ontwikkelingen. Premievaststelling Het bestuur heeft de premie voor 2012 ongewijzigd vastgesteld. De huidige hoogte van de premie staat onder druk. Dit door de aanhoudend lage rentestanden en de gestegen verwachtte levensduur van de deelnemers. In 2012 zal een ALM-studie worden uitgevoerd ter onderbouwing van het in de toekomst te voeren premiebeleid. Toeslagverlening 2012 De afgelopen drie jaar heeft het fonds geen toeslag verleend. Dit omdat dit op basis van de financiële situatie bij het door het fonds gevoerde beleid niet mogelijk was. Vanaf 1 januari 2011 heeft het pensioenfonds de pensioenen volledig bij een verzekeraar verzekerd en zijn de pensioenen gegarandeerd. Om deze reden hoeven de financiële buffers die het pensioenfonds aan moet houden minder hoog te zijn. Het bestuur zal mede naar aanleiding hiervan het toeslagbeleid in 2012 herformuleren. Integraal risicomanagement De wijze waarop een bestuur van een pensioenfonds om moet gaan met het integraal risicomanagement beleid en de wijze waarop DNB dit beleid beoordeelt, is eind 2011 gepubliceerd. Het bestuur zal in 2012 verdere invulling geven aan het integraal risicomanagement beleid.
Ondertekening bestuur Amsterdam, 21 juni 2012 Het bestuur: C. Blonk, vice-voorzitter
A. van den Brink, secretaris
A. Sta, plaatsvervangend secretaris
J. Jansen, bestuurslid
39
Jaarrekening
40
9. 9.1
Jaarrekening Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten)
Bedragen x € 1.000 ACTIVA
31-12-2011
31-12-2010
Beleggingen voor risico pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorziening
[1]
998
57.589
[2]
66.324
0
Vorderingen en overlopende activa
[3]
4.317
441
Overige activa
[4]
842
189
72.481
58.219
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen
[5] [6]
5.938 66.324
665 57.109
Overige schulden en overlopende passiva
[7]
219
445
72.481
58.219
TOTAAL PASSIVA
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 50.
41
9.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Baten uit herverzekering Overige baten
2011
2010
[8]
2.845
3.019
[9] [10] [11]
11 7.110 43
6.212 301 0
10.009
9.532
1.586 529
2.446 876
Totaal baten LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening en indexering - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
[12] [13] [14]
- Onttrekking voor pensioenuitkeringen - Onttrekking voor uitvoeringskosten - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting - Wijziging grondslagen
2.139 0 714 9.623
2.008 0 634 5.470
-168
-152
-1.679 -24
-2.442 -21
-1.267 0
-178 2.134 9.338
7.453
[15]
-123
-37
[16] [17] [18] [19]
-9.215 2.618 1 2
0 0 123 148
Totaal lasten
4.736
11.009
Saldo van baten en lasten
5.273
-1.477
Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie herverzekeringsdeel technische voorziening Kosten pensioenopbouw Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 59.
42
9.3
Kasstroomoverzicht
(Volgens de directe methode) Bedragen x € 1.000
2011
2010
Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Overige, per saldo Ontvangen uitkeringen Herverzekering
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Pensioenuitvoeringskosten Overige Betaalde premies Herverzekering
2.718 0 14 0 2.732
2.775 2 301 0 3.078
1.612 143 331 3 0 2.089
1.392 125 767 1.093 81 3.458
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
643
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten vermogensbeheer Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-380
0 610 610
311 66.025 66.336
600 0 600
66.126 0 66.126 10
210
Netto kasstroom
653
-170
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
189 842
359 189
.
43
9.4 9.4.1
Toelichting op de jaarrekening Inleiding
Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de branche Zeevisserij verplicht gestelde aangesloten werkgevers. Zoals al aangegeven in het jaarverslag over 2010 heeft het bestuur in mei 2010 definitief besloten tot de overgang per 1 januari 2011 naar een situatie waarbij het fonds volledig is herverzekerd. De regeling is overeengekomen met de verzekeraar AEGON. Een bijkomende consequentie van dit besluit is de overstap naar een nieuwe uitvoeringsorganisatie en de overstap naar een nieuwe vermogensbeheerder. Per 1 januari 2011 wordt de pensioenadministratie, de beleidsvoorbereiding en de bestuursondersteuning uitgevoerd door TKP Pensioen B.V. te Groningen. Deze stap levert tevens een bijdrage aan het streven van het bestuur naar lagere kosten. AEGON fungeert behalve als herverzekeraar ook als nieuwe vermogensbeheerder. Door de overgang naar een volledig herverzekerde regeling is het verzekeringstechnische risico bij AEGON ondergebracht en vastgelegd in een garantieovereenkomst die loopt tot en met 31 december 2015. De herverzekeringsmaatschappij garandeert de tarieven tot en met de einddatum van de uitbestedingsovereenkomst en daarna levenslang de op 31 december 2015 gefinancierde pensioenen. De uitkeringen van de binnen de contractperiode opgebouwde pensioenen zijn hiermee gegarandeerd.
9.4.2
Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen.
9.4.3
Waarderings- en berekeningsgrondslagen voor de waardering van activa en passiva en de bepaling van het resultaat
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van
44
herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Presentatiewijzigingen Bij de beleggingen voor risico pensioenfonds heeft een presentatiewijziging plaatsgevonden. De beleggingsvorderingen binnen de verschillende onderdelen zijn overgeheveld naar de overige beleggingen onder “Beleggingsvorderingen”. Het betreft over 2010 € 159 duizend aan vastgoedbeleggingsvorderingen en € 2 duizend aan vastrentende waarde vorderingen. Daarnaast is er voor gekozen om de deposito van € 189 duizend ultimo 2010 onder te brengen bij de beleggingsliquiditeiten. De reden is dat naast de deposito nog een negatief r/c saldo bij vermogensbeheerders openstond van € 166 duizend. Het saldo van deze twee posten sluit aan op de primostand van het banksaldo. Deze presentatiewijziging heeft geen gevolgen voor het vermogen en het resultaat. Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen.
45
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen actuele waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. De koersen van de belangrijkste valuta per jaarultimo: 31-12-2011
Gemiddelde 2011
31-12-2010
Gemiddelde 2010
31-12-2009
USD
0,77033
0,71319
0,74541
0,75789
0,69699
GBP
1,19717
1,14950
1,16705
1,16879
1,12553
JPN
0,01001
0,00899
0,00919
0,00871
0,00749
CHF
0,82379
0,81269
0,79971
0,73244
0,67423
SEK
0,11237
0,11120
0,11080
0,10546
0,09762
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. Algemeen beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Belangen in door de vermogensbeheerder van het pensioenfonds beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of -deelneming. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet beursgenoteerde aandelen worden gewaardeerd tegen de laatst bekende koers of waarde in het boekjaar. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd. De balanswaarde van de vastrentende waarden is inclusief lopende interest. Vastgoedbeleggingen De belangen in beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. Direct vastgoed wordt periodiek door een onafhankelijke taxateur getaxeerd.
46
Derivaten Derivaten worden gebruikt om posities op verschillende liquide financiële markten (aandelen, vastrentende waarden, valuta’s en grondstoffen) in te nemen, als alternatief voor het innemen van posities middels primaire instrumenten. De ingenomen posities hebben de volgende kenmerken: Posities worden gespreid over verschillende beleggingsportefeuilles (bijvoorbeeld aandelen versus obligaties). Posities worden binnen de beleggingscategorieën gespreid over deelmarkten (bijvoorbeeld Amerikaanse versus Europese markten). Overige beleggingen De overige beleggingen zijn beleggingen in grondstoffen. Deze beleggingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde overige beleggingen wordt bepaald op basis van opgaven van een onafhankelijke derde of, indien niet voorhanden, op basis van financiële modellen. Indien geen betrouwbare schatting van de marktwaarde van deze beleggingen is te maken, worden deze gewaardeerd op kostprijs. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijk gesteld aan de hiertegenover staande Voorziening voor pensioenverplichtingen. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekerings-overeenkomsten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. In de toelichting op de balans dient, indien sprake is van een verzekeringscontract waarvoor een gesepareerd beleggingsdepot wordt aangehouden, het verloop van de beleggingen zichtbaar wordt gemaakt. Voor de grondslagen van die verloopoverzichten gelden de volgende waarderingsgrondslagen: Algemeen Alle beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Slechts indien de marktwaarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Alle gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord. Mix-fondsen De onderliggende participatiewaarden van de mixfondsen bestaat uit vastrentende waarden (SAF Fixed Income LDO en SAF Fixed Income) en zakelijke waarden (SAF Equity). De betreffende waarderingsgrondslagen worden onderstaand nader toegelicht. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de door de beleggingsinstelling gerapporteerde intrinsieke waarde (zijnde de marktwaarde van de participaties op basis van de onderliggende intrinsieke waarden).
47
Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico, oninbaarheid) en de looptijd. Indien geen betrouwbare schatting van de marktwaarde van de vastrentende waarden is te maken, worden vastrentende waarden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs. Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Voorziening pensioenverplichtingen De technische voorziening is op basis van de actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement, rechten zijn verkregen. In deze voorziening is € 340 duizend (2010: € 463 duizend) opgenomen in verband met uitlooprisico premievrije deelnemers. Als rekenrente wordt de marktrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rente termijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB – in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet – besloten de RTS (rentetermijnstructuur) per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Toegepaste sterftegrondslagen/Gehuwdheidsfequentie 1. De overlevingskansen en sterftetrend van mannen en vrouwen worden ontleend aan de “prognosetafel 2010-2060” van het AG, waarbij moet worden uitgegaan van de starttafel 2011. 2. Er wordt een correctiefactor van 0,9 toegepast in verband met afwijking van de overlevingskansen ten opzichte van de gehele bevolking. 3. Voor de wezen zijn geen sterftekansen in aanmerking genomen. Voor de niet ingegane wezenpensioen zijn de pensioenverplichtingen gesteld op 5% van de contante waarde
48
van het nabestaanden pensioen, behorende bij de ouderdomspensioenen van verzekerden jonger dan 65 jaar. 4. De man is drie jaar ouder dan de vrouw; 5. De gehuwdheidsfrequentie voor mannen bedraagt 0,01 op 18 jarige leeftijd, vervolgens oplopend met 0,07 per jaar tot 0,5 op 25 jarige leeftijden vervolgens oplopend met 0,04 per jaar tot 0,9 op 35-jarige leeftijd, daarna gelijkblijvend tot 65- jarige leeftijd en vervolgens 1,00 op de 65-jarige leeftijd van de man. Boven de leeftijd van 65 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af volgens de sterftetafel van de vrouwelijke verzekerden. 6. De gehuwdheidsfrequentie voor vrouwen bedraagt 0,05 op 18 jarige leeftijd, vervolgens oplopend met 0,1 tot 0,75 op 25 jarige leeftijden, vervolgens oplopend met 0,02 per jaar tot 0,85 op 30-jarige leeftijd, daarna gelijkblijvend tot 50- jarige leeftijd en vervolgens afnemend met 0,01 tot 0,71 op 64-jarige leeftijd en vervolgens 1,00 op de 65-jarige leeftijd van de vrouw. Boven de leeftijd van 65 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af volgens de sterftetafel van de mannelijke verzekerden. Opslagpercentage toekomstige kosten en toeslagverleningsmethode Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen na ingang, zijn de netto pensioenverplichtingen verhoogd met 1,75% (t/m 2010 2,5%). De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de aanspraken per 31 december van het boekjaar inclusief toeslagen per 1 januari volgend boekjaar. Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een middelloonregeling met een voorwaardelijke toeslag met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Het fonds kent twee groepen personeel, enerzijds wal personeel en anderzijds zeevarend personeel. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 0,65% voor het wal personeel en 1,15% voor zeevarend personeel van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris minus de franchise. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Bij arbeidsongeschiktheid wordt premievrije deelneming verleent naar rato van de arbeidsongeschiktheid. Deelname aan de regeling is mogelijk met ingang van het jaar waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd.
9.4.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit liquide middelen en vlottende effecten. De effecten kunnen worden beschouwd als zeer liquide beleggingen.
49
9.4.5
Toelichting op de balans
Bedragen x € 1.000
31-12-2011
31-12-2010
0
0
Vastrentende waarden
122
132
Vastgoed
472
512
Derivaten
0
1
Overige beleggingen
404
56.944
Totaal
998
57.589
Stand begin boekjaar
0
17.223
Aankopen
0
2.940
Verkopen
0
-21.058
Beurs- en valutakoersverschillen
0
895
Stand einde boekjaar
0
0
132
27.352
0
6.875
Verkopen en aflossingen
-7
-39.302
Beurs- en valutakoersverschillen
-3
5.207
122
132
122
132
ACTIVA [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen
Aandelen
Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen
Stand einde boekjaar Waarvan: Obligaties, hyp leningen, leningen op schuldbekentenissen en andere waardepapieren met een vaste of variabele rente Vastgoed Stand begin boekjaar
512
5.325
Aankopen
0
0
Verkopen
-82
-4.692
42
-121
472
512
Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
50
Waarvan: Indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed
472
512
31-12-2011
31-12-2010
Stand begin boekjaar
1
-12
Aankopen
0
0
Verkopen
0
0
-1
13
0
1
0
1
404
56.944
Overige
197
412
Beleggingsliquiditeiten
200
56.371
Beleggingsvorderingen
7
161
404
56.944
412
1.377
Aankopen
0
60
Verkopen
-116
-80
-99
-945
197
412
Derivaten
Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Valutatermijncontracten Overige beleggingen Waarvan:
Overige Stand begin boekjaar
Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Belegging in premiebijdragende onderneming(en) Er wordt niet belegd in premiebijdragende ondernemingen. Uitlenen van beleggingen Er vindt geen uitlening van beleggingen plaats.
51
31-12-2011
31-12-2010
66.324
0
[2] Herverzekeringsdeel technische voorziening Garantiecontracten met beleggingsdepot
Het verloopoverzicht van het herverzekeringsdeel van de technische voorziening is gelijk aan het verloop zoals opgenomen onder de toelichting op de voorziening pensioenverplichtingen onder punt 6 van de toelichting. Stand begin boekjaar Ingang contract Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor uitvoeringskosten Aanpassing sterftegrondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
0
0
57.109
0
2.139
0
0
0
714
0
9.623
0
-168 -1.679
0 0
-24
0
0
0
-1.390
0
66.324
0
Bij de garantiecontracten bestaat de mogelijkheid om de herverzekerde pensioenverplichtingen achter te laten bij de verzekeraar. Beleggingsresultaten komen, indien positief ten gunste van het pensioenfonds. Indien deze negatief is wordt het negatieve resultaat op de balans van het depot geactiveerd. Toekomstige positieve resultaten worden eerst aangewend om geactiveerde negatieve resultaten te verrekenen. Bij dit contract is een gesepareerd beleggingsdepot geopend waarin de beleggingsportefeuille de volgende samenstelling en het volgende verloop kent (bedragen op marktwaarde). Deze toelichting geeft enkel een nadere onderbouwing van de in het gesepareerd beleggingsdepot aangehouden beleggingen en sluit derhalve niet aan op de in de balans verantwoorde beleggingen of het totaal van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen. 31-12-2011
31-12-2010
Aandelen
19.341
0
Vastrentende waarden
45.719
0
-118
0
0
0
64.942
0
Totaal beleggingen gesepareerd beleggingsdepot
Overige beleggingen Beleggingsvorderingen
52
31-12-2011
31-12-2010
0
0
Aankopen
20.203
0
Verkopen
0
0
-862
0
19.341
0
Aandelen Stand begin boekjaar
Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
Hieronder zijn opgenomen de participaties in het AEGON SAF Equity. Waarvan: Participaties AEGON aandelenfondsen
19.341
0
0
0
38.300
0
Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
-370
0
7.789
0
45.719
0
Onder de obligatiebeleggingsfondsen zijn opgenomen de participaties in het AEGON SAF Fixed Income LDO en SAF Fixed Income. Waarvan: Participaties Aegon beleggingsfondsen
45.719
0
-118
0
Overige beleggingen Beleggingsliquiditeiten
De bovenstaande vorderingen op AEGON Levensverzekering N.V. zijn niet direct opeisbaar. Kredietrisico herverzekeraar Als gevolg van een herziening van het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) op 1 februari 2011, is het pensioenfondsen toegestaan het kredietrisico buiten beschouwing te laten bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen en de waardering van de vordering op de herverzekeraar op marktwaarde. Het bestuur heeft gezien de positieve ontwikkeling van de solvabiliteit van AEGON Levensverzekering N.V. (hetgeen onder meer is vertaald in de bevestiging van de rating door Standard en Poor’s) besloten om geen kredietafslag te bepalen op de vordering op de herverzekeraar ultimo boekjaar. Bepalingen bij contractbeëindiging De overeenkomst is ingegaan op 1 januari 2011 en eindigt op 31 december 2015. Zij wordt steeds voor een tijdvak van vijf jaar verlengd indien zij niet ten minste twee maanden voor afloop bij aangetekend schrijven aan de wederpartij is opgezegd. Indien per 1 januari 2016 geen nieuwe overeenkomst wordt gesloten heeft het pensioenfonds de keuze tussen de volgende drie mogelijkheden:
53
1. De lopende verzekeringen worden premievrij gemaakt, waarbij de gefinancierde pensioenen ook na einddatum van de overeenkomst ten volle worden gegarandeerd. Voor deze garantie wordt de vergoeding garantiekosten ten laste gebracht van de rentewinst. Ook worden vergoedingen voor administratie, mutatie- en excassowerkzaamheden en de vrijvallende excassoreserve verrekend met de rentewinst. De lopende risicoverzekeringen, voor zover de pensioenen hiervan nog niet zijn ingegaan, vervallen zonder enige waarde. De winstdeling volgens het systeem van gesepareerde beleggingen blijft gehandhaafd, met dien verstande dat indien het rendement over het jaar minder dan € 5.870.000 bedraagt wordt overgegaan op de overrenteberekening volgens het overrenteaandeel-systeem gebaseerd op fictieve leningen. Een eventueel negatief saldo beleggingsresultaten aan het einde van de contractperiode wordt verrekend met positieve toekomstige resultaten nadien. Indien garantiepremies en administratiekosten na contract beëindiging in een bepaald jaar niet uit de beleggingsresultaten kunnen worden voldaan, worden deze behandeld als negatieve overrente en zullen ze derhalve moeten worden verrekend met toekomstige positieve resultaten. Als laatste komt de technische winstdeling te vervallen. 2. De beleggingen in het gesepareerde depot met de daartegenover staande rechten en verplichtingen worden aan het pensioenfonds overgedragen. Bij overdracht moet voldaan worden aan de op dat moment geldende wettelijke bepalingen. De met de overdracht gepaard gaande kosten zijn voor rekening van het pensioenfonds. 3. Indien het pensioenfonds wordt geliquideerd kunnen de rechten en verplichtingen rechtstreeks bij de verzekeraar worden verzekerd. Voor meer informatie wordt verwezen naar de overeenkomst tot verzekering en uitbesteding van pensioenadministratie en vermogensbeheer nr. 42804 artikel 14 tussen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij en AEGON Levensverzekering N.V.
[3] Vorderingen en overlopende activa Premies R/C met AEGON Levensverzekering
31-12-2011
31-12-2010
527
436
3.788
0
Overig
2
5
Totaal
4.317
441
Alle overige vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Een uitzondering hierop is het technisch resultaat over 2011 van € 45 duizend. Dit bedrag maakt onderdeel uit van de post R/C met AEGON Levensverzekering. Met de herverzekeraar is een technische winstdelingsregeling overeengekomen. Het pensioenfonds ontvangt 63% van de cumulatieve technische winst over de contractperiode 2011 en met 2015. Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar.
54
31-12-2011
31-12-2010
[4] Overige activa Banken, rekening-courant
842
189
Totaal
842
189
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
55
Bedragen x € 1.000
31-12-2011
31-12-2010
Overige reserves
5.938
665
Totaal
5.938
665
665
2.142
Resultaat boekjaar
5.273
-1.477
Totaal
5.938
665
PASSIVA [5] Stichtingskapitaal en reserves
Overige reserves Stand begin boekjaar
Solvabiliteit en herstelplan Solvabiliteit Volgens de Pensioenwet dient een pensioenfonds een Minimaal Vereist dan wel Vereist Eigen Vermogen aan te houden. Voor het aanhouden van een (Minimaal) Vereist Eigen vermogen kan een vrijstelling van DNB ontvangen worden. Tot 1 januari 2010 geldt een overgangsregeling waarbij pensioenfondsen met een garantiecontract niet actief vrijstelling hoeven aan te vragen; er geldt namelijk een generieke vrijstelling. Na die datum dient dit – naar alle waarschijnlijkheid - wel actief aangevraagd te worden. Het minimaal vereist eigen vermogen is vastgesteld op 1%, te weten € 663 duizend. Het vereist eigen vermogen wordt verondersteld gelijk te zijn aan het minimaal vereist eigen vermogen. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als toereikend. Omdat het solvabiliteitsrisico volledig is afgedekt door het garantiecontract dat het fonds heeft gesloten houdt het fonds alleen de voorgeschreven buffer van 1% van de Voorziening Pensioen Verplichting aan voor het Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Herstelplan Gezien de vermogenspositie van het fonds is een herstelplan niet van toepassing. 31-12-2011
31-12-2010
65.984 340
56.646 463
66.324
57.109
[6] Technische voorzieningen Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Overige technische voorzieningen Totaal
56
Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds 31-12-2011 56.646 2.139 0 714 9.623
31-12-2010 49.193 2.008 0 634 5.470
-168
-152
-1.679 -24 0
-2.463 0 2.134
-1.267
-178
65.984
56.646
Stand begin boekjaar Overige actuariële wijzigingen
463 -123
500 -37
Stand einde boekjaar
340
463
Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor uitvoeringskosten Aanpassing sterftegrondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar Overige technische voorziening
De overige technische voorziening is opgenomen in verband met uitlooprisico premievrije deelnemers. Actieve deelnemers
28.532
25.934
Pensioengerechtigden
18.770
16.779
Gewezen deelnemers
19.022
14.396
66.324
57.109
De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is gewaardeerd volgens de grondslagen zoals opgenomen in hoofdstuk 9.4.3 31-12-2011
31-12-2010
Te verrekenen premies
83
119
Belastingen en premies sociale verzekeringen
25
51
111
275
219
445
[7] Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden Totaal einde boekjaar
57
9.4.6
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Contractuele verplichtingen Per 1 januari 2011 heeft het fonds bij verzekeraar AEGON een herverzekeringsovereenkomst afgesloten, waarbij het fonds volledig is herverzekerd. Het betreft een langlopende overeenkomst voor een periode van 5 jaar eindigend op 31 december 2015. Voorts is besloten om een nieuwe uitvoeringsorganisatie en een nieuwe vermogensbeheerder aan te stellen. Per 1 januari 2011 wordt de pensioenadministratie, de beleidsvoorbereiding en de bestuursondersteuning worden uitgevoerd door TKP Pensioen te Groningen. AEGON Asset Management fungeert vanaf die datum als vermogensbeheerder.
58
9.4.7
Toelichting op de staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000
2011
2010
2.793
2.727
[8] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premie en koopsommen Pensioenpremie FVP bijdragen Premies oude jaren Totaal Premie-inkomsten
64
-1
-12
293
2.845
3.019
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Feitelijke premie 2.845 Kostendekkende premie 2.690 Gedempte premie 2.466
3.019 2.937 2.596
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. Kostendekkende premie Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor instandhouden vereiste vermogen Actuarieel benodigde premie t.b.v. voorwaardelijke rechten
Gedempte premie Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor instandhouden vereiste vermogen Garantiekosten Actuarieel benodigde premie t.b.v. voorwaardelijke rechten
529 22
711 302
2.139
1.924
2.690
2.937
2011
2010
529 14 566
711 256 0
1.357
1.629
2.466
2.596
Bij de bepaling van de kostendekkende en gedempte premie is uitgegaan van de volgende veronderstellingen: De actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking is vastgesteld volgens het reglement zoals deze gold op 1 januari 2011; De kostendekkende premie is gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 31 december 2010; de gedempte premie is gebaseerd op een vaste rekenrente van 5% (2010: 4,5%); De opslag voor het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt voor herverzekerde fondsen 1%; De opslag voor het vereist eigen vermogen is voor het fonds gelijk gesteld aan het minimaal vereist eigen vermogen; het betreft een volledig herverzekerd fonds;
59
De uitvoering- en garantiekosten zijn gelijk gesteld aan de kosten zoals in het jaarverslag verantwoord; Voor de beperkte beleggingen voor risico fonds is geen Vereist Eigen Vermogen aangehouden.
Op basis van de vergelijking tussen de feitelijke premie en de gedempte premie kan worden gesteld dat het fonds voor boekjaar 2011 voldoet aan de bepalingen in artikel 127 tot en met 130 van de Pensioenwet.
[9] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
2011
2010
AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
0 0
253 835
Aandelen totaal
0
1.088
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten
6
148
-3
5.160
3
5.308
VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
17 42
112 -121
Vastgoed totaal
59
-9
73 -100 -27
1 -67 -66
Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal
OVERIGE BELEGGINGEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Overige beleggingen totaal Totaal Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
Kosten vermogensbeheer
96 -61 35
514 5.807 6.321
-24
-109
11
6.212
Als gevolg van enkele algemene kostencomponenten voor vermogensbeheer, welke niet zonder een arbitraire verdeling aan de afzonderlijke beleggingscategorieën kunnen worden toegerekend, zijn de kosten vermogensbeheer als één totaalbedrag opgenomen.
60
2011
2010
1.650
0
45
0
5.392
0
23
301
7.110
301
[10] Baten uit herverzekering Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering 1) Uitkering technische winstdeling 2) Overige baten uit herverzekering 3) Uitkeringen herverzekeringscontract inzake overlijdensrisico 4)
op
risicobasis
1) Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering Deze zijn als volgt nader te specificeren: Ouderdomspensioen
954
0
Nabestaandenpensioen
383
0
Wezenpensioen Afkopen wegens gering pensioen
15
0
298
0
1.650
0
2) Technisch resultaat Het pensioenfonds heeft, conform bijlage VI van de verzekeringsovereenkomst, per 1 januari 2016 recht op uitkering van een positief technisch resultaat. Het pensioenfonds neemt een niet direct opeisbare vordering op ter grootte van het tussentijdse aandeel cumulatieve opgerente technische winst. De mutatie in deze vordering wordt als bate verantwoord. 3) De overige baten uit herverzekering Deze baten bestaan uit een eenmalig resultaat van € 5,4 miljoen als gevolg van de overgang naar een herverzekerde regeling. Dit komt omdat de initiële koopsom voor de herverzekerde rechten € 5,4 miljoen lager waren dan de VPV aan het begin van het boekjaar. Hierdoor is eenmalig een resultaat behaald. 4) Uitkeringen herverzekeringscontract op risicobasis inzake overlijdensrisico. Dit betreft een bate van € 23 duizend uit de vorige herverzekeringsovereenkomst.
2011
2010
41
0
Overig
2
0
Totaal
43
0
[11] Overige baten Interest overig
61
2011
2010
Ouderdomspensioen
908
862
Partnerpensioen
373
372
[12] Pensioenuitkeringen
Wezenpensioen Overige uitkeringen Vereveningspensioen Totaal
22
22
278
1.190
5
0
1.586
2.446
2011
2010
33
27
334
451
Controle- en advieskosten accountants
66
34
Controle- en advieskosten actuaris
22
0
Overige advieskosten
69
99
Overige
5
62
Transitiekosten
0
203
529
876
[13] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Vergoeding administratiekosten
Bestuurskosten De beloning aan bestuurders is in het boekjaar 2011 € 24 duizend, in 2010 bedroeg dit € 25 duizend. De bestuurskosten van € 24 duizend bestaan hoofdzakelijk uit vacatiegelden. Accountantshonoraria Onder de controle- en advieskosten accountants zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria: 2011
2010
Controle van de jaarrekening
38
22
Andere niet- controleopdrachten
28
12
Totaal
66
34
Personeel Het pensioenfonds had gedurende 2011, evenals in 2010, geen personeel in dienst. 2011
2010
9.338
7.453
[14] Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico pensioenfonds
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het
62
verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagverlening bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,3% (2010: 1,3%). Wijziging marktrente De marktrente wordt bepaald conform de rentetermijnstructuur, zoals gepubliceerd door DNB. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB – in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet – besloten de RTS (rentetermijnstructuur) per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. De gemiddelde marktrente is per 31 december 2011 2,7% (2010: 3,4%) en daarmee 0,7% lager dan per 31 december 2010. Als gevolg van deze daling van de marktrente is € 9,7 miljoen toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de berekening van de voorziening. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Overige mutaties De overige mutaties bestaan voor het grootste gedeelte uit een correctie tussen de voorziening ultimo 2010 van 56,646 miljoen en de berekende primo voorziening 2011 van 55,427 miljoen als gevolg van de conversie naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Het verschil tussen beide is opgenomen onder de post overige mutaties voorziening pensioenverplichting en verklaart het grootste gedeelte van de post. 2011
2010
-123
-37
[15] Mutatie overige technische voorziening
63
2011
2010
-2.139
0
0
0
-714
0
-9.623
0
168
0
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
1.679
0
Onttrekkingen voor uitvoeringskosten
24
0
1.390
0
0
0
-9.215
0
[16] Mutatie Herverzekeringsdeel technische voorziening Pensioenopbouw Toeslagverlening en indexering Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Wijziging grondslagen Totaal
2011
2010
2.097
0
-45
0
[17] Kosten pensioenopbouw Bruto premies Vrijgestelde premies Koopsommen Garantiekosten Totaal
0
0
566
0
2.618
0
De kosten pensioenopbouw bestaan uit de herverzekeringspremie exclusief de uitvoeringskosten van het fonds. De herverzekeringspremie (inclusief pensioen- uitvoeringskosten) betreft de in het boekjaar aan de herverzekeraar verschuldigde premies, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de verschuldigde garantiekosten, alsmede de ten laste van het boekjaar gebrachte pensioenuitvoeringskosten. De samenstelling van deze post kan als volgt worden weergegeven: Herverzekeringspremie Kosten pensioenopbouw (herverzekeringspremie) Garantiekosten herverzekeraar Pensioenuitvoeringskosten
2.052 566 529
0 0 0
3.147
0
De garantiekosten herverzekeraar bedragen € 566 duizend. De garantiekosten zijn 0,923% van de ultimo voorziening op depotgrondslagen, waarbij 0,643% bestaat uit rentegarantie en 0,28% uit kosten vermogensbeslag. De kosten pensioenopbouw bestaan uit de, op depotgrondslagen van 4% berekende, premies herverzekering van € 1.754 duizend, verhoogd met een marktrente correctie (MRC) van 19,53% wat overeen komt met een bedrag van € 343 duizend. De premie wordt verlaagt door een vrijval uit de gevormde schadereserve in het depot van € 45 duizend.
64
2011
2010
0
-2
143
125
-142
0
1
123
2011
2010
Kostenvergoeding herverzekeraar
0
108
Mutatie inzake voorziening premievordering
0
40
Interest waardeoverdrachten
2
0
Totaal
2
148
[18] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeoverdrachten Baten vrijval pensioenverplichting Totaal
[19] Overige lasten
Amsterdam, 21 juni 2012 Het bestuur: C. Blonk, vice-voorzitter
A. van den Brink, secretaris
A. Sta, plaatsvervangend secretaris
J. Jansen, bestuurslid
65
Overige gegevens
66
10.
Overige gegevens
10.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2010 is toegevoegd aan de algemene reserve.
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben geen gebeurtenissen plaatsgevonden na balansdatum die hier zouden moeten worden vermeld.
67
10.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij te Amsterdam is aan Aon Hewitt de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris terzake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel Ik heb geconstateerd dat de verplichtingen van het pensioenfonds volledig zijn herverzekerd door middel van een garantiecontract en dit betrokken in mijn oordeel. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 137 (financiering voorwaardelijke toeslagverlening).
68
De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen beperkt zijn. Amsterdam, 21 juni 2012 Ir. P.M. Wouda AAG verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
69
10.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij te Amsterdam
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijking van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of de jaarrekening, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat 70
het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 21 juni 2012 Deloitte Accountants B.V. Was getekend: drs. M. van Luijk RA
71
10.5
Statutaire zeggenschapsrechten
De leden van het bestuur worden voorgedragen door werkgevers- en werknemersorganisaties en zij worden, bij gebleken geschiktheid, benoemd door het bestuur. De voordracht van de leden is voorbehouden aan de volgende organisaties:
één een één een
lid lid lid lid
door door door door
de Redersvereniging voor de Zeevisserij, gevestigd te ‘s Gravenhage; de Nederlandse Bond van Haringhandelaren, gevestigd te ‘s Gravenhage; de CNV Vakmensen, gevestigd te Houten; FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht.
De plaatsvervanger van elk lid wordt voorgedragen door de organisatie welke het lid voordraagt. Plaatsvervangende leden worden, bij gebleken, geschiktheid, benoemd door het bestuur. In de
vergadering van het bestuur is de volgende stemverdeling van kracht: twee stemmen voor het bestuurslid namens de Redersvereniging voor de Zeevisserij; één stem voor het bestuurslid namens de Nederlandse Bond van Haringhandelaren; twee stemmen voor het bestuurslid namens CNV Vakmensen; één stem voor het bestuurslid namens FNV Bondgenoten.
Het bestuur heeft gekozen voor een onafhankelijk voorzitter zonder stemrecht. Daarom heeft het bestuur uit haar midden een vice-voorzitter en een secretaris gekozen. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte. Omdat het bestuur een onafhankelijke voorzitter heeft aangesteld, kan het bestuur rechtsgeldig worden vertegenwoordigd door de vice-voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij ontstentenis of belet van de vice-voorzitter respectievelijk de secretaris treden hun respectievelijke plaatsvervangende bestuursleden op. Het bestuur kan een of meer zijner bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan een of meer door het bestuur uit zijn midden aangewezen commissies. Onverminderd het bepaalde in artikel 15, kan het bestuur ook een of meer zijner bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan de administrateur. Degene aan wie de bevoegdheden zijn gedelegeerd, is voor de uitoefening van die bevoegdheid verantwoording schuldig aan het bestuur. De leden van de deelnemersraad worden, op voordracht van de werknemersorganisaties, benoemd door het bestuur. De wijze waarop de leden van de deelnemersraad worden benoemd, de samenstelling van de deelnemersraad alsmede de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van de deelnemersraad zijn vastgelegd in een reglement.
72
Bijlagen
73
Bijlage 1
Deelnemersbestand
Stand ultimo vorig
Stand ultimo
verslagjaar Actieven
Bij
Af
verslagjaar
853
208
174
887
1963
156
99
2020
846
108
105
849
(tijdelijk) ouderdomspensioen
512
96
84
524
Partnerpensioen
322
12
18
316
12
0
3
9
3662
472
378
3756
Slapers Gepensioneerden waarvan:
Wezenpensioen Totaal
74
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en vastgoed. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Deelnemersraad De deelnemersraad is een orgaan binnen een pensioenfonds, dat adviserende bevoegdheden heeft ten opzichte van het bestuur van dat pensioenfonds. Bij bedrijfstakpensioenfondsen bestaat de deelnemersraad uit vertegenwoordigers van werknemers die aan het fonds deelnemen en van gewezen deelnemers en van pensioengerechtigden. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. DNB De Nederlandsche Bank.
75
Doorsneepremie Voor alle deelnemers aan de pensioenregeling van het pensioenfonds is de doorsneepremie een gelijk percentage van de pensioengrondslag. Bij de berekening van dit percentage wordt het totaal van individueel berekende pensioenkosten van de deelnemers uitgedrukt als een percentage van de som van alle pensioengrondslagen. Iedereen betaalt dit percentage als pensioenpremie, waardoor geslacht, leeftijd en burgerlijke staat geen rol meer spelen. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) Het financieel toetsingskader is onderdeel van de Pensioenwet en stelt voorschriften aan premiehoogte en de omvang van de aan te houden reserves. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Garantiecontract Bij een garantiecontract garandeert de herverzekeraar een levenslange garantie op de gefinancierde pensioenen. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privé-belangen van betrokkenen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers.
76
Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Long Duration Overlay beleggingsfonds Een beleggingsfonds welke kan worden ingezet om de rentegevoeligheid te verkleinen. Marktrente De rente zoals deze op een bepaald moment op de financiële markt geldt. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Minimaal vereist eigen vermogen De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Nominale dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft de verhouding weer tussen het vermogen en de waarde van de pensioenverplichtingen. Bij de nominale dekkingsgraad wordt bij het vaststellen van de pensioenverplichtingen geen rekening gehouden met toekomstige toeslagverlening. Dit in tegenstelling tot de reële dekkingsgraad, waarbij wel met deze toekomstige toeslagverlening rekening wordt gehouden. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies. De prognosetafels worden aangevuld met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven.
77
Reële dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft de verhouding weer tussen het vermogen en de waarde van de pensioenverplichtingen. Bij de reële dekkingsgraad wordt bij het vaststellen van de pensioenverplichtingen rekening gehouden met toekomstige toeslagverlening. Dit in tegenstelling tot de nominale dekkingsgraad, waarbij géén rekening wordt gehouden met deze toekomstige toeslagverlening. Rentetermijnstructuur (RTS) Maandelijks door De Nederlandsche Bank gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige cashflow van de verplichtingen contant moet worden gemaakt. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. Stichtingskapitaal en reserves Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het stichtingskapitaal en de reserves groot genoeg zijn. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Vereist eigen vermogen Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
78
Colofon Uitgegeven door: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij Bezoekadres: Europaweg 27 9723 AS Groningen Correspondentieadres: Postbus 11129 9700 CC Groningen Telefoon: (050) 522 50 22 Internet: www.pensioenfondszeevisserij.nl E-mail:
[email protected] Realisatie: TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM Groningen
79
80
81