Jaarverslag 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
Jaarverslag 2010
Jaarverslag 2010
Jaarverslag 2010
Inhoudsopgave Jaarverslag 2010 Voorwoord
7
Kerncijfers
8
Verslag van het bestuur Pensioenfondsbestuur Hoofdlijnen Communicatie Pensioenontwikkelingen Pensioenregelingen Financieel overzicht Beleggingsoverzicht Beheersing van de risico’s Vooruitzichten Verslag van de deelnemersraad Oordeel van het verantwoordingsorgaan
9 14 17 19 21 23 26 31 33 34 35
Jaarrekening 2010 Balans per 31 december 2010 Staat van baten en lasten over 2010 Kasstroomoverzicht over 2010 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2010 Toelichting op de balans per 31 december 2010 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Toelichting op de staat van baten en lasten over 2010 Risicobeheer en derivaten
40 41 42 43 49 56 57 62
Overige gegevens Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
68 69 71
Bijlage (Neven)functies bestuursleden
72
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
5
6
Jaarverslag 2010
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag 2010 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie. De positieve ontwikkelingen op de financiële markten zorgden er in 2009 voor dat de dekkingsgraad van het fonds steeg naar 122%. Toch bleken de financiële markten in 2010 wederom turbulent en onvoorspelbaar. In 2010 geraakte het fonds zelfs weer in een licht reservetekort.
Rente en levensverwachting Dit had twee oorzaken. Ten eerste moest het fonds rekening houden met nieuwe cijfers over de gemiddelde levensverwachting in Nederland. Daarnaast had het fonds te maken met een historisch lage lange rente. Beide oorzaken leidden ertoe dat de dekkingsgraad van het fonds in 2010 opnieuw daalde. De financiële markten bleken ook nu weer veerkrachtig. Vanaf het derde kwartaal van 2010 vond de dekkingsgraad zijn weg langzaam weer omhoog. Dat leidde tot een dekkingsgraad van 121% aan het einde van het jaar. Dat was iets lager dan de 122% aan het eind van 2009.
ALM Het fonds wil zijn financiële positie herstellen zonder te veel risico’s te nemen. Om die reden liet het fonds in 2010 een ALM-studie uitvoeren. Het doel van de studie was om het fonds inzicht te geven in het evenwicht tussen de beleggingen en de pensioenverplichtingen op lange termijn.
Communicatie In 2010 is door het fonds veel aandacht besteed aan zijn communicatie. Zo heeft het fonds een uitvoerig communicatieonderzoek laten uitvoeren en is de website uitgebreid met de pensioenplanner.
In 2011 Het fonds werkt verder aan de toekomstbestendigheid van het fonds. Het bestuur nam daarop eind 2010 het besluit om het verlenen van toeslag volledig afhankelijk te maken van de financiële positie van het fonds. De ontwikkeling van lonen of prijzen is niet langer de maatstaf. In plaats daarvan is de toeslag afhankelijk van de dekkingsgraad van het fonds.
Advies en ondersteuning Op het gebied van transparantie en governance heeft het bestuur de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en de visitatiecommissie als gesprekspartner. De discussies en adviezen met deze organen hebben bijgedragen aan de verdere versteviging van de positie van het fonds. Het bestuur bedankt iedereen die zich in 2010 heeft ingezet voor het fonds. 20 juni 2011 De heer P.G.J. de Bruyn, voorzitter De heer J.P.M. Janssen, vicevoorzitter
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
7
Kerncijfers 2010
2009
2008
2007
2006
32
32
32
29
29
1.735
1.820
1.829
1.276
1.267
598 118 101 35
583 119 88 18
500 137 72 14
- 143 53 16
- 175 47 28
Gewezen deelnemers
1.900
4.013
6.063
6.794
7.146
Gepensioneerden
3.246
3.578
2.311
2.345
2.425
121.274
107.970
99.166
77.260
71.115
Aantallen Werkgevers Actieve deelnemers Waaronder: - Vrijwillige deelnemers - Arbeidsongeschikten - Vrijwillig vervroegde uittreders - FVP’ers
Financiële gegevens (bedragen x € 1.000) Voorziening pensioenverplichtingen Algemene reserve
5.228
1.823
-
49.136
33.551
Weerstandsreserve
20.235
22.171
11.995
17.540
21.619
Dekkingsgraad volgens FTK
121,0%
122,2%
112,1%
186,3%
172,4%
Premies
6.426
6.557
5.912
3.250
2.497
Pensioenuitkeringen
2.982
2.927
2.852
2.770
2.743
917
817
1.045
833
940
145.669
130.154
109.083
142.477
126.710
Opbrengst uit vermogen
14.301
18.127
(35.210)
7.766
10.254
Beleggingsperformance
11,09%
16,37%
(24,55%)
5,07%
8,79%
1.469
11.999
(54.681)
10.152
9.747
0,08
0,17
(2,77)
1,34
1,26
Opbouw per jaar
1,75%
1,75%
1,75%
1,75%
1,75%
Premie per jaar
22,6%
21,6%
21,0%
21,0%
19,5%
Franchise
21.444
21.444
20.819
20.161
19.863
Maximumpensioengrondslag
27.272
26.359
25.386
24.857
23.985
Maximale pensioengevend salaris
48.716
47.803
46.205
45.017
43.848
2%
2%
2%
2%
2%
21,0%
20,0%
19,5%
19,5%
18,0%
Pensioenuitvoeringskosten Belegd vermogen (actuele waarde)
Resultaat boekjaar Z-score
1
Gegevens voor deelnemers in regeling 19912
Gegevens voor deelnemers in regeling 20063 Opbouw per jaar Premie per jaar Franchise
17.056
17.056
16.559
16.036
15.799
Maximumpensioengrondslag
56.018
54.648
52.749
51.491
49.973
Maximale pensioengevend salaris
73.074
71.704
69.308
67.527
65.772
Toeslag per 1 januari voor actieve deelnemers
0%
0%
3,26%
1,50%
1,25%
Toeslag per 1 januari voor gewezen deelnemers en gepensioneerden
0%
0%
1,19%
1,43%
1,25%
Toeslagverlening
De z-score is in oude stijl weergegeven. Bij de z-score nieuwe stijl wordt ten opzichte van de oude methodiek 1,28 bij de score opgeteld. Regeling 1991 geldt voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en die op 31 december 2005 reeds in dienst waren van een aangesloten werkgever. 3 Regeling 2006 geldt voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 dan wel de werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden van een aangesloten werkgever. 1 2
8
Jaarverslag 2010
Verslag van het bestuur Pensioenfondsbestuur Algemeen Een pensioenfonds moet maatregelen treffen om te zorgen dat goed pensioenfondsbestuur is gewaarborgd. Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de principes voor goed pensioenfondsbestuur van de Stichting van de Arbeid (STAR) verankerd in het wettelijk kader. De STAR heeft hiervoor 32 principes opgesteld. De principes betreffen onder meer zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht.
Integere bedrijfsvoering Het beleid van een fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in: • een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; • de analyse en beheersing van integriteitrisico’s; • het voorkomen van belangenverstrengeling; • de duurzame beheersing van (financiële) risico’s; • eenmaal per drie jaar een continuïteitsanalyse.
Doelstelling Het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie is in het leven geroepen om werknemers, oud-werknemers en hun nabestaanden te beschermen tegen financiële gevolgen van ouderdom en overlijden.
Het bestuur Het bestuur van het fonds wordt gevormd door drie leden van de werkgeversorganisatie en drie leden van de werknemersorganisaties. De samenstelling van het bestuur was eind 2010: Leden namens werkgeversorganisatie P.G.J. de Bruyn, vicevoorzitter (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) L.H.H. Engels, plaatsvervangend vicevoorzitter (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) P.M. Lemmen (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) Er zijn drie vacante posities voor plaatsvervangende leden namens de werkgeversorganisatie. Leden namens werknemersorganisaties J.P.M. Janssen, voorzitter (FNV Bondgenoten) R.W. Vlietman, plaatsvervangend voorzitter (CNV Vakmensen) J.A. Spruijt (De Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening) M.H. Hietkamp (CNV Vakmensen) is plaatsvervangend bestuurslid voor R.W. Vlietman. Er zijn twee vacante posities voor plaatsvervangende leden namens de werknemersorganisaties. Benoeming bestuursleden Bestuursleden mogen alleen worden benoemd als de toezichthouder van het fonds, de Nederlandsche Bank (DNB), geen bezwaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van DNB moeten personen die het beleid van een pensioenfonds (mede) bepalen voldoende deskundig zijn met het oog op de belangen van de (gewezen) deelnemers en andere belanghebbenden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
9
Procedure besluitvorming Het bestuur vergadert normaal gesproken viermaal per jaar en neemt besluiten in vergaderingen waarin ten minste twee werkgevers- en twee werknemersleden aanwezig zijn. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Deskundigheid van het bestuur Het bestuur heeft voor de bevordering en het op peil houden van de gewenste deskundigheid een deskundigheidsplan opgesteld. Het plan ziet toe op de deskundigheid van bestuursleden. In 2009 is het deskundigheidsplan geactualiseerd. In het kader van het deskundigheidsplan houdt het bestuur jaarlijks een studiedag. Tijdens de studiedag besteedt het bestuur aandacht aan zaken die hun deskundigheid vergroten. In 2010 stond de studiedag in het teken van risicobeheersing, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid. Deskundigheid van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan Naast de bestuursleden zijn ook de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan nadrukkelijk betrokken bij het goed functioneren van het fonds. In een tijd waarin de veranderingen in de pensioensector elkaar snel opvolgen en de financiële belangen steeds groter worden, ligt het voor de hand om ook ten aanzien van deze personen duidelijkheid te verschaffen over de kennis die nodig is om een goede gesprekspartner van het bestuur te kunnen zijn. In het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de pensioenkoepels wordt dan ook aanbevolen om leden van deze organen op het benodigde deskundigheidsniveau te krijgen. In 2010 hebben zowel de deel nemersraad als het verantwoordingsorgaan hun eigen deskundigheidsplan vastgesteld. Onafhankelijkheid bestuursleden Het bestuur behartigt de belangen van alle betrokken partijen. De beleidsvrijheid die het bestuur heeft, stelt extra eisen aan (mede)zeggenschap, verantwoording, toezicht, deskundigheid en transparantie in het kader van de besluitvorming van het bestuur en de gevolgen daarvan voor alle belanghebbenden. Daarom is naast de eis van een paritaire samenstelling van het bestuur de medezeggenschap van de deelnemers en pensioengerechtigden geregeld via de deelnemersraad. Er wordt verantwoording afgelegd over het gevoerde beleid aan het verantwoordingsorgaan. In het kader van intern toezicht wordt met de visitatiecommissie overlegd over de organisatie en aansturing van het fonds. De visitatiecommissie publiceert haar onderzoeksresultaten eenmaal per drie jaar in het jaarverslag van het fonds. In 2009 publiceerde de visitatiecommissie haar onderzoeksresultaten voor de eerste keer. De bestuursleden publiceren daarnaast hun relevante (neven)functies in het jaarverslag. Gedragscode Het bestuur kent een gedragscode. Het doel van deze code is het geven van regels en richtlijnen voor bestuursleden en andere door het fonds aan te wijzen of aangewezen betrokkenen. De regels en richtlijnen moeten conflicten tussen de belangen van het fonds en de privébelangen van betrokkenen voorkomen. Dit geldt ook voor mogelijke conflicten over het gebruik van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privédoeleinden. Een compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode. In 2010 rapporteerde de compliance officer dat er in het afgelopen jaar geen onregelmatigheden of bijzonderheden waren met betrekking tot de naleving van de gedragscode.
Klachten- en geschillenregeling van het fonds Het fonds kent een klachten- en geschillenregeling. In het verslagjaar werden geen klachten voorgelegd aan het bestuur. Er werden evenmin geschillen aan de commissie van beroep voorgelegd.
Nevenactiviteiten Het fonds voert geen nevenactiviteiten uit.
10
Jaarverslag 2010
Deelnemersraad De deelnemersraad is een adviesorgaan van het bestuur. Deelnemers en gepensioneerden kunnen via de deelnemersraad direct met het bestuur in contact treden over zaken die voor hen belangrijk zijn. De deelnemersraad bestaat uit twee vertegenwoordigers namens de actieve deelnemers en twee vertegenwoordigers namens de gepensioneerden. De zittingsperiode is vier jaar. De samenstelling van de deelnemersraad was eind 2010: Leden namens actieve deelnemers H.W. Speelman, voorzitter Vacature, vicevoorzitter M.C.M. van Leest had per 25 november 2010 wegens drukke werkzaamheden geen zitting meer in de deelnemersraad. Eind 2010 had de deelnemersraad daarom een vacature. Leden namens gepensioneerden S.A.G. Berende H. Kleba
Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan is in 2009 geïnstalleerd. Het bestuur legt over zijn beleid en de uitvoering ervan verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes van Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). Het verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks een oordeel over het door het bestuur gevoerde beleid. Hierin betrekt het verantwoordingsorgaan ook de onderzoeksresultaten van de visitatiecommissie. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan vindt u verderop in dit jaarverslag. De onderzoeksresultaten van de visitatiecommissie zijn in 2009 opgenomen in het jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden: één lid vertegenwoordigt de werknemers, één lid vertegenwoordigt de gepensioneerden en één lid vertegenwoordigt de werkgevers. De twee leden die zitting hebben in het verantwoordingsorgaan namens de deelnemers en de gepensioneerden zijn tevens lid van de deelnemersraad. De zittingsperiode is vier jaar. Eind 2010 was de samenstelling van het verantwoordingsorgaan: Lid namens werkgevers A.A.B. Slutter, voorzitter Lid namens actieve deelnemers H.W. Speelman, vicevoorzitter Lid namens gepensioneerden S.A.G. Berende
Intern toezicht Voor het interne toezicht heeft het fonds gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie beoordeelt eens in de drie jaar de wijze waarop het fonds wordt bestuurd, de wijze waarop de pensioenregeling wordt uitgevoerd en de wijze waarop de langetermijnrisico’s worden beheerst. De commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden die zijn benoemd door het bestuur. De visitatiecommissie overlegt minimaal eenmaal per drie jaar met het bestuur. De visitatiecommissie rapporteert schriftelijk aan het bestuur. De onderzoeksresultaten van de visitatiecommissie worden opgenomen in het jaarverslag. Dat gebeurde voor het eerst in 2009. In 2012 zal dat weer het geval zijn.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
11
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Het pensioenfonds heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het bestuur is zich daarvan bewust. Het fonds besteedt daarom aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat betreft in het bijzonder algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. Het fonds besteedt vooral aandacht aan de maatschappelijke vraagstukken over verantwoord beleggen. Meer informatie over verantwoord beleggen vindt u terug in het hoofdstuk ‘Beleggingsoverzicht’.
Transparantie Het bestuur hecht veel waarde aan openheid en transparantie. Het bestuur probeert dit onder meer door zijn communicatiebeleid te bewerkstelligen. Meer informatie over het communicatiebeleid vindt u terug in het hoofdstuk ‘Communicatie’.
Bestuurlijke commissies Beleggingscommissie De beleggingscommissie adviseert het bestuur over het te voeren beleggingsbeleid en beoordeelt de prestaties van de vermogensbeheerders. Daarnaast houdt de beleggingscommissie toezicht op de wijze waarop de vermogensbeheerders hun bevoegdheid tot het nemen van tactische beleggingsbeslissingen uitoefenen. De samenstelling van de beleggingscommissie was eind 2010: Leden namens werkgevers P.G.J. de Bruyn, voorzitter P.M. Lemmen Leden namens werknemers R.W. Vlietman J.P.M. Janssen J.P.M. Janssen nam gedurende 2010 de plaats in van J.A. Spruit in de beleggingscommissie.
Werkgroep communicatie De werkgroep communicatie houdt zich bezig met de communicatie naar de belanghebbenden van het fonds. De samenstelling van de werkgroep communicatie was eind 2010: Namens de werkgevers P.G.J. de Bruyn Namens de werknemers J.P.M. Janssen, voorzitter
Werkgroep implementatie De werkgroep implementatie houdt zich bezig met de overdracht van de totale pensioenadministratie van Syntrus Achmea naar Cordares en de verdere administratieve verwerking hiervan bij Cordares. De werkzaamheden rondom de implementatie zijn in 2010 afgerond. De samenstelling van de werkgroep implementatie was eind 2010: Namens de werkgevers P.G.J. de Bruyn, voorzitter P.M. Lemmen Namens de werknemers J.P.M. Janssen
12
Jaarverslag 2010
Uitbesteding en adviseurs De administratie van het fonds is in 2010 uitgevoerd door Cordares Pensioenen. Het vermogen wordt beheerd door F&C Investments en Syntrus Achmea Vastgoed. De jaarrekening wordt gecontroleerd door KPMG Accountants N.V. en voorzien van een actuariële verklaring door de waarmerkend actuaris van Towers Watson. Het bestuur blijft te allen tijde eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds en houdt toezicht op zijn adviseurs. Het fonds wordt bijgestaan door de volgende adviseurs: Algemeen adviseur
HK Consultancy J.H. Klinkenberg
Adviserend actuaris
Towers Watson drs. H.J.W. van Gemert AAG
Beleggingsadviseur
Towers Watson J. Molenaar
Communicatieadviseur
Van Gogh Communicatie & Onderzoek P.M. van Gogh
Compliance officer
APG NV Mr. Dr. E.M.G. Creusen
Vertegenwoordiging Het bestuur werd gedurende het verslagjaar in de fondsen van Achmea Vastgoed vertegenwoordigd door R.W. Vlietman. In 2010 is het bestuur in het College van Opdrachtgevers van Cordares vertegenwoordigd door R.W. Vlietman en L.H.H. Engels.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
13
Hoofdlijnen Reservetekort en herstelplan De financiële crisis heeft pensioenfondsen hard geraakt. Door flinke tegenslagen op de financiële markten zakten veel dekkingsgraden tot onder de vereiste niveaus. In 2009 volgde herstel voor de fondsen. Aan het einde van dat jaar was het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie daarom officieel ‘uit herstel’ en niet langer gebonden aan het herstelplan. Schommelingen in de rente Hoewel 2009 dus in betrekkelijke voorspoed werd afgesloten, brak medio 2010 de schuldencrisis uit in Europa. De onrustige financiële omstandigheden hadden grote gevolgen voor het niveau van de rente. De rente daalde na afloop van het eerste kwartaal flink en dat zorgde er direct voor dat de pensioenverplichtingen van het fonds behoorlijk stegen. De pensioenverplichtingen van het fonds worden immers gewaardeerd op basis van die rente: de zogeheten rentetermijnstructuur. Als de rentetermijnstructuur daalt, moet het fonds meer geld reserveren voor zijn pensioenverplichtingen. En dat drukt de dekkingsgraad van het fonds. Geen verlaging van de pensioenen De omstandigheden op de financiële markten leidden bij veel Nederlandse pensioenfondsen tot een fikse daling van de dekkingsgraad. De situatie bleek zelfs zo erg, dat toenmalig minister Donner van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bekendmaakte dat veertien pensioenfondsen mogelijk moest overgaan tot het verlagen van de pensioenen. Het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie heeft niet hoeven overwegen om de (opgebouwde) pensioenen te verlagen. Daar was de financiële positie van het fonds op dat moment sterk genoeg voor. Nieuw herstelplan Toch had ook de financiële positie van het fonds te lijden onder de onrust op de financiële markten. Zo daalde de dekkingsgraad van het fonds opnieuw onder de grens van het vereist eigen vermogen. Dat betekende dat het fonds eind mei weer in een reservetekort was geraakt. Dit reservetekort verplichtte het fonds een nieuw herstelplan toe te passen. Onderdeel van dit nieuwe herstelplan is een wijziging van het toeslagbeleid. Dit nieuwe toeslagbeleid is per 1 januari 2011 ingegaan. Herstel aan het einde van 2010 Het fonds kon vanaf het derde kwartaal van 2010 gelukkig weer profiteren van het herstel op de financiële markten. Deze bleken wederom veerkrachtig. Dat leidde tot positieve beleggingsrendementen en een aantrekkende rente. Beide ontwikkelingen hadden een positieve invloed op de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad steeg daardoor naar 121% ultimo 2010. Door de stijging van de dekkingsgraad had het fonds eind 2010 geen reservetekort meer. Als de dekkingsgraad van het fonds drie kwartalen achtereen boven de grens van het vereist eigen vermogen ligt, is het fonds formeel uit reservetekort is en is het herstelplan niet meer van kracht. Ultimo 2010 was het nog niet zover; formeel was het herstelplan toen nog van toepassing.
Ontwikkeling levensverwachting Niet alleen de ontwikkelingen op de financiële markten zorgden voor onrust. Ook de stijging van de gemiddelde levensduur in Nederland had een grote invloed op de dekkingsgraden van de pensioenfondsen. Langer leven leidt tot hogere pensioenverplichtingen De levensverwachting van de bevolking vormt een belangrijke grondslag bij het bepalen van de hoogte van de pensioenverplichtingen van het fonds. Het fonds maakt, evenals andere pensioenfondsen, gebruik van prognosecijfers om een zo betrouwbaar mogelijke schatting te maken van de hoogte van deze pensioenverplichtingen. Als de levensverwachting toeneemt, neemt ook het aantal (toekomstige) pensioenuitbetalingen toe. De pensioenverplichtingen van het fonds worden daardoor hoger.
14
Jaarverslag 2010
Verzwaring pensioenverplichtingen leidt tot lagere dekkingsgraad In 2009 publiceerde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking over het jaar 2008. Ook publiceerde het CBS een eigen sterftetrendanalyse. Met die analyse schat het CBS de toekomstige ontwikkelingen van de overlevingskansen in. Uit de cijfers van het CBS blijkt dat de toekomstige verbetering van de levensverwachting sterker is dan voorheen werd geraamd. Het Actuarieel Genootschap (AG, de Nederlandse beroepsgroep van actuarissen) heeft op basis van de waarnemingen van het CBS over 2008 op 27 januari 2010 de AG-tafel 2003-2008 gepubliceerd. Vooruitlopend op de publicatie van de AG-Prognosetafel 2010-2060 hanteerde het fonds ultimo 2009 een opslag van 3% op de pensioenverplichtingen van het fonds. In augustus 2010 publiceerde het AG de Prognosetafel 2010-2060. Deze prognosetafel is gebaseerd op de levensverwachting van de gehele Nederlandse bevolking. Uit onderzoek is gebleken dat het werkende deel van de bevolking een gunstigere levensverwachting heeft in vergelijking met die van de gehele Nederlandse bevolking. Daarom passen pensioenfondsen opslagen toe op sterftetafels die gebaseerd zijn op de gehele bevolking. Deze opslagen (of correctiefactoren) worden ook wel aangeduid als opslag voor ervaringssterfte. Op basis van de sterftewaarnemingen bij een achttal bedrijfstakpensioenfondsen heeft Towers Watson onderzoek gedaan naar de benodigde opslagen voor ervaringssterfte. Dit heeft geleid tot een door Towers Watson gepubliceerde tabel met correctiefactoren voor toepassing op de laatste door het AG gepubliceerde prognosetafel. Het fonds heeft onderzocht of de acht door Towers Watson in het onderzoek betrokken bedrijfstakpensioenfondsen qua bestandskenmerken gemiddeld vergelijkbaar zijn met het bestand van het fonds. Daaruit is geconcludeerd dat dit het geval is, op basis waarvan het fonds de tabel van Towers Watson met correctiefactoren voor ervaringssterfte hanteert. Het bestuur besloot derhalve om ultimo 2010 over te gaan op de Prognosetafel 2010-2060 van AG met toepassing van de ervaringsterfte voor bedrijfstakpensioenfondsen zoals door Towers Watson ter beschikking gesteld. Voor medeverzekerden wordt geen ervaringssterfte toegepast. De dekkingsgraad werd hierdoor ongeveer 2,7%-punt lager. Sinds begin juni is er een discussie met de toezichthouder over de gebruikte ervaringssterfte in de sterftegrondslagen van de voorziening pensioenverplichtingen en de onderbouwing van deze ervaringssterfte. Het bestuur heeft zich voorafgaand aan zijn besluit uitgebreid laten informeren door deskundigen over de achtergronden van de voorgestelde ervaringssterfte waarbij kwalitatieve argumenten een belangrijke rol hebben gevormd in de besluitvorming. Het bestuur is van mening dat het geschikte en prudente grondslagen gebruikt en dat de onderbouwing van deze grondslagen voldoende is.
Samenwerking bedrijfstakpensioenfondsen In 2009 werd een haalbaarheidsstudie verricht naar de mogelijkheden voor samenwerking tussen zeven bedrijfstakpensioenfondsen in de bouwtoelevering. Ook het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie was hierbij betrokken. De problematiek waar het fonds als zelfstandig fonds mee wordt geconfronteerd, kan als volgt worden omschreven: • de bemensing van bestuursorganen zoals het bestuur, de deelnemersraad, het verantwoordingsraad en de beleggingscommissie; • het draagvlak van het fonds is tamelijk klein en zal in de toekomst zeker niet groeien; • de uitvoeringskosten en de kosten van het vermogensbeheer zijn in de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen. Er is een noodzaak om de totale kosten te verlagen in verband met het kleine draagvlak. In het verslagjaar bleek dat er vooralsnog onvoldoende draagvlak was voor de meeste fondsen voor de meest verregaande vorm van samenwerking, een fusie. Het bestuur blijft openstaan voor vormen van samenwerking.
Voortgang implementatie De administratie van het fonds is sinds 2009 in handen van een nieuwe uitvoerder, Cordares. In 2009 is het grootste deel van de implementatie uitgevoerd. In 2010 werd hieraan de laatste hand gelegd. Zo werd in het verslagjaar onder meer de pensioenplanner ingevoerd. Meer hierover leest u in het hoofdstuk ‘Communicatie‘.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
15
Afkoop van kleine pensioenen Het bestuur heeft in het verslagjaar een bepaalde groep deelnemers in de gelegenheid gesteld om hun pensioen af te kopen of alsnog een waardeoverdracht aan te vragen bij de huidige pensioenuitvoerder. Het betreft deelnemers die uit dienst zijn getreden vóór 1 januari 2007 en in 2010 een pensioenaanspraak hebben die lager is dan € 420,69. Afkoop en waardeoverdracht van kleine pensioenen verlaagt de administratieve lasten van het fonds. In 2010 maakten 1.745 deelnemers gebruik van de mogelijkheid tot afkoop. Dit is 85% van het totaal aantal deelnemers dat hiervoor in aanmerking kwam.
16
Jaarverslag 2010
Communicatie Het bestuur staat voor openheid en transparantie. Het hanteert een communicatiebeleid dat recht doet aan deze waarden. Daarom wordt voortdurend gekeken naar mogelijke verbeteringen van de communicatie naar belanghebbenden van het fonds. Via de website en het periodieke blad Pensioennieuws worden de belang hebbenden op de hoogte gehouden van het gevoerde beleid en van de ontwikkelingen in de pensioenwereld.
Toeslagenlabel Het toeslagenlabel is ontwikkeld door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en geeft informatie over het toeslagbeleid van een pensioenfonds. Het toeslagenlabel is een afbeelding die de verwachtingen over de toekomstige toeslagverlening afzet tegen de verwachte stijging van de prijzen. In het verslagjaar was het voor het eerst verplicht om het toeslagenlabel op te nemen in de communicatieuitingen naar deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. De AFM bleek echter niet gelukkig met de ervaringen uit de praktijk. Begin 2011 adviseerde de AFM dan ook aan minister Kamp van SZW om het label niet langer verplicht te stellen. Minister Kamp nam dat advies over. Het fonds is daarom niet langer verplicht het toeslagenlabel op te nemen in zijn communicatie-uitingen. Het bestuur heeft besloten om het toeslagenlabel dan ook niet meer op te nemen.
Voorwaardelijkheidsverklaring en toeslagverlening Pensioenuitvoerders zijn wettelijk verplicht deelnemers te informeren over de toeslagverlening binnen de pensioenregeling. Voor deze communicatie gebruikt de pensioenuitvoerder teksten die door de AFM zijn voorgeschreven. Dit wordt een voorwaardelijkheidsverklaring genoemd. In de voorwaardelijkheidsverklaring wordt aangegeven of en, zo ja, hoe de toeslagen worden verleend over het huidige jaar. Ook geeft het inzicht in de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar. Er is een voorwaardelijkheidsverklaring voor actieve, gewezen en gepensioneerde deelnemers. De toeslag voor de actieve deelnemers is gebaseerd op de loonontwikkeling in de bedrijfstak. De toeslag voor de gewezen en gepensioneerde deelnemers wordt berekend op basis van de prijsontwikkeling en bedraagt nooit meer dan de loonontwikkeling in de bedrijfstak. Het bestuur heeft besloten het toeslagbeleid per 1 januari 2011 te wijzigen. Het verlenen van toeslagen is nu volledig afhankelijk van de financiële positie van het fonds. De ontwikkeling van de lonen en prijzen is niet langer een maatstaf. In plaats daarvan is de toeslag afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds.
Pensioenoverzicht op mijnpensioenoverzicht.nl In 2010 hebben alle Nederlandse pensioenfondsen hard gewerkt om aansluiting te realiseren op mijnpensioenoverzicht.nl. Dat is een website waarop het voor alle Nederlanders mogelijk is om een overzicht te krijgen van alle pensioenen die zij opgebouwd hebben bij collectieve pensioenfondsen en verzekeraars. Ook is te zien hoe hoog de AOW is. De gegevens worden vrijgegeven door in te loggen met de zogeheten DigiD-code. Mijnpensioenoverzicht.nl is vanaf de eerste week van 2011 in de lucht. Het is een initiatief van Stichting Pensioenregister. De Stichting Pensioenregister is opgericht door de pensioenkoepels (VB, Opf en UvB, die samenwerken in de Pensioenfederatie), het Verbond van Verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank. De gegevens van alle (gewezen) deelnemers van het fonds zijn via mijnpensioenoverzicht.nl te benaderen.
Website en pensioenplanner In het verslagjaar is de digitale pensioenplanner op de website van het fonds geplaatst. De pensioenplanner is bestemd voor deelnemers die vallen onder pensioenregeling 2006. Dit zijn de deelnemers die op of na 1 januari 1950 geboren zijn of vanaf 1 januari 2006 voor het eerst binnen de baksteenindustrie zijn gaan werken.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
17
Via de pensioenplanner krijgen deze deelnemers inzicht in het te bereiken pensioen. Door bepaalde keuzes te maken, kan de deelnemer het pensioen aanpassen aan zijn persoonlijke situatie en voorkeur, waarna het mogelijk is de pensioenuitkering vóór en vanaf 65-jarige leeftijd te berekenen.
Communicatieonderzoek Eén van de aanbevelingen van de visitatiecommissie was een nulmeting te doen om vóóraf vast te stellen hoe het huidige niveau van communicatie door deelnemers en gepensioneerden wordt ervaren. Dat is een goede basis om later de effecten van de communicatie te meten. In het derde kwartaal van 2010 is er onderzoek gedaan naar de communicatie van het pensioenfonds met de deelnemers en gepensioneerden. Het onderzoek is uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau. Er werd onderzocht of de communicatiemiddelen van het fonds bekend waren bij de doelgroepen. Tevens werd onderzocht of de communicatie begrijpelijk en leesbaar was en of de verstrekte informatie zinvol is. Het onderzoek wees uit dat de communicatiemiddelen die het fonds inzet redelijk goed gewaardeerd worden door de doelgroepen. Vooral het blad Pensioennieuws wordt goed gewaardeerd. Maar liefst 89% van de respondenten gaf aan Pensioennieuws (met enige regelmaat) te lezen. De website van het fonds wordt daarnaast als overzichtelijk ervaren en de pensioenplanner is makkelijk in te vullen. Toch gaf het onderzoek ook aanleiding voor enkele verbeterpunten in de communicatie. Zo wist slechts 59% van de respondenten dat het fonds een eigen website heeft. Ook de begrijpelijkheid en leesbaarheid van de door het fonds verstrekte informatie is een aandachtspunt. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in Pensioennieuws. Met de opmerkingen van deelnemers en gepensioneerden wordt rekening gehouden in de communicatie door het fonds. De resultaten van het onderzoek zijn besproken met de deelnemersraad.
18
Jaarverslag 2010
Pensioenontwikkelingen Pensioenakkoord STAR De Stichting van de Arbeid (STAR) presenteerde op 4 juni 2010 het ’Pensioenakkoord voorjaar 2010’. Met het Pensioenakkoord zijn werkgevers- en werknemersorganisaties afspraken overeengekomen over de AOW en aanvullende pensioenen. Het Pensioenakkoord is in juni 2010 aangeboden aan toenmalig demissionair premier Balkenende en demissionair minister Donner. Verhoging AOW-leeftijd Werkgevers en werknemers zijn het eens dat de AOW-leeftijd omhoog moet. De AOW-leeftijd moet daarbij gekoppeld worden aan de stijging van de levensverwachting. Per 1 januari 2020 zou de AOW-leeftijd naar 66 jaar moeten. Daarna wordt elke vijf jaar gekeken of een verdere verhoging nodig is. Als compenserend element stelt het Pensioenakkoord voor de jaarlijkse indexering van de AOW te verbeteren. Voorstellen over aanvullende pensioenen De STAR stelt dat de pensioenpremies niet verder omhoog kunnen. Wel is er een aanpassing van de pensioencontracten nodig. De STAR wil de pensioendatum ten aanzien van de bestaande pensioenaanspraken namelijk niet wijzigen. Dan moet echter wel gezocht worden naar een manier om voor deze pensioenaanspraken de stijging van de levensverwachting op te vangen zonder jongere generaties op te zadelen met de rekening. Voor nieuwe pensioenaanspraken geldt dat de ingangsdatum 66 jaar wordt en dat de opbouw ervan afhankelijk wordt van de levensverwachting. Daarnaast pleit de STAR voor transparante pensioencontracten die bestendiger zijn voor schokken op de financiële markten.
Behandeling van pensioenvraagstukken in en door politiek Op 30 september 2010 presenteerde het kabinet Rutte zijn regeerakkoord. Hierin is een aantal pensioen inhoudelijke onderwerpen opgenomen. Inperking fiscale ruimte voor pensioenopbouw Per 1 januari 2013 wordt de fiscale ruimte voor pensioenopbouw (het zogeheten ’Witteveenkader’) ingeperkt. Vanaf die datum moeten alle pensioenregelingen hierop aangepast zijn. Dat leidt mogelijk tot een verhoging van de pensioenleeftijd. Het kan ook zijn dat alleen het opbouwpercentage van een pensioenregeling verlaagd wordt. Samenvoeging levensloop en spaarloon tot vitaliteitsregeling De levensloopregeling en het spaarloon zullen integreren tot één nieuwe regeling: de vitaliteitsregeling. De nieuwe regeling moet ondersteuning bieden voor werknemers ten aanzien van zorgtaken, in het volgen van scholing, bij het opzetten van een eigen bedrijf, bij demotie van functie of bij deeltijdpensioen. Prioriteit bij aanpassing bestaande pensioencontracten Minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft laten weten dat hij voorrang geeft aan de discussie over de bestaande pensioencontracten. Zo moet het duidelijker worden hoe hard de rechten zijn van deelnemers in pensioenregelingen en wanneer pensioenfondsen de pensioenrechten mogen verlagen bij een stijgende levensverwachting of tegenvallende beleggingsresultaten.
Medezeggenschap in pensioenfondsbesturen De nieuw samengestelde Tweede Kamer stemde op 1 juli 2010 voor het wetsvoorstel om pensioengerechtigden het recht te geven op eigen vertegenwoordiging in het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds. Op het moment van schrijven is het echter niet zeker dat het wetsvoorstel ook wordt doorgevoerd. Daarvoor was nog instemming nodig van de Eerste Kamer. De gezamenlijke pensioenkoepels kunnen zich niet vinden in het wetsvoorstel.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
19
AOW-toeslag voor jongere partner: korten of niet korten? Een gepensioneerde die een partner heeft die jonger is dan 65 jaar, ontvangt naast zijn eigen AOW-uitkering ook een toeslag voor zijn jongere partner. De partnertoeslag zal per 1 januari 2015 echter afgeschaft worden. Hiertoe is al in 1995 besloten. Vooruitlopend op de afschaffing van de partnertoeslag in 2015 boog het parlement zich in 2010 al over het doorvoeren van een korting op de partnertoeslag. Dat voorstel is uiteindelijk in december 2010 verworpen door de Eerste Kamer. De Eerste Kamer vond de invoering van de kortingsmaatregel te snel en vond dat gezinnen met lagere inkomens te hard zouden worden geraakt. Minister Kamp past het voorstel aan en stelt de invoering ervan uit tot 1 juli 2011.
Aanpassingen in de Wet Bpf 2000 Op 8 september 2010 diende toenmalig demissionair minister Donner een wetsvoorstel in voor het wijzigen van artikelen 5, 6 en 7 van de Wet Bpf 2000. Dit zijn markt- en overheidsbepalingen die voorschrijven hoe een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds moet omgaan met deelnemers- en werkgeversgegevens en het gebruik van de naam van het bedrijfstakpensioenfonds voor commerciële doeleinden. De voorgestelde wets wijzigingen betreffen: • een versoepeling van de wetgeving ten aanzien van het gebruik van de naam of het merk van een bedrijfstakpensioenfonds door anderen dan het fonds zelf; • een verbod voor bedrijfstakpensioenfondsen (en voor hun uitvoeringsorganisaties) om gegevens van een deelnemer aan derden te verstrekken tenzij de betreffende deelnemer hiervoor een machtiging afgeeft; • een voorschrift voor pensioenuitvoeringsorganisaties om in de communicatie alleen de naam van het fonds zelf te gebruiken.
Beëindiging van bijdrageregeling FVP De bijdrageregeling van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) stopt definitief. Werknemers die op of na 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, komen niet langer in aanmerking voor een bijdrage van FVP. De bijdrageregeling wordt beëindigd, omdat het vermogen van FVP sneller slonk dan verwacht als gevolg van een sterke stijging van het aantal WW-uitkeringen. FVP liet bovendien weten dat de bijdragen voor werknemers die in het jaar 2010 instroomden worden gekort. Als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort schort FVP de betaling van de bijdragen van werknemers die in 2010 werkloos zijn geworden, op tot uiterlijk 1 januari 2014.
Advies STAR over verzekering van partnerpensioen bij stopzetten waardeoverdracht Op 18 juni 2010 bracht de STAR een advies uit aan toenmalig demissionair minister Donner over de gevolgen van een wisselend dienstverband voor de verzekering van partnerpensioen. De Tweede Kamer maakte zich namelijk zorgen over de gevolgen van het stopzetten van waardeoverdrachten voor de verzekering van partnerpensioen. De STAR concludeerde dat er vooral problemen ontstaan als de werknemer bij zijn oude werkgever deelnam in een pensioenregeling waar het partnerpensioen op risicobasis was verzekerd. In haar advies deed de STAR de volgende aanbevelingen: • De oude en de nieuwe pensioenuitvoerder moeten deelnemers goed informeren over de gevolgen van het wisselen van baan en over de gevolgen van het uitblijven van waardeoverdracht voor de dekking van partnerpensioen; • Als er bij een deelnemer achteraf onbedoeld onvoldoende dekking van het partnerpensioen was, biedt de pensioenuitvoerder op basis van coulance alsnog voldoende dekking aan; • De pensioenuitvoerder voert, als het partnerpensioen op risicobasis was verzekerd, na de beëindiging van de deelname een tijdelijke standaardomruil uit. Daarbij wordt een deel van het ouderdomspensioen omgeruild voor partnerpensioen.
20
Jaarverslag 2010
Pensioenregelingen De regelingen Vanaf 1 januari 2006 gelden er twee pensioenregelingen. Regeling 1991 geldt voor werknemers in de baksteenindustrie die zijn geboren vóór 1 januari 1950 én die op 31 december 2005 in dienst waren. Regeling 2006 geldt voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 dan wel de werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden van een aangesloten onderneming. Ouderdomspensioenregeling (Regeling 1991) Sinds 1 januari 1991 geldt een loonafhankelijke pensioenregeling. Dat betekent dat de pensioenopbouw afhankelijk is van het brutosalaris in het betreffende jaar, met inachtneming van een bepaald maximum. Het maximum is gelijk aan het maximum premiejaarloon voor Sociale Verzekeringen. Per deelnemingsjaar wordt een pensioen opgebouwd van 1,75% van het brutosalaris, minus de franchise. De premie wordt betaald door de werkgever (twee derde deel) en de werknemer (een derde deel). Daarnaast behoudt de groep werknemers die onder de Regeling 1991 vallen recht op vroegpensioen en overgangsregeling. Ouderdomspensioenregeling (Regeling 2006) In deze regeling is het opbouwpercentage 2% van het brutosalaris, minus de franchise. De franchise is een stuk lager dan in de Regeling 1991. Hierdoor kan jaarlijks meer pensioen worden opgebouwd dan voorheen. Het hogere pensioen kan worden gebruikt om eerder te stoppen met werken dan 65 jaar. De regeling is een loonafhankelijke pensioenregeling. Dat betekent dat de pensioenopbouw afhankelijk is van het brutosalaris in het betreffende jaar, met inachtneming van een bepaald maximum. Het maximum is gelijk aan anderhalf keer het maximale premiejaarloon voor Sociale Verzekeringen. De minimale toetredingsleeftijd van de regeling is 21 jaar. De premie voor de regeling wordt betaald door de werkgever en werknemer. Zij nemen elk de helft van de premie voor hun rekening.
Aanvullende regeling De bedrijfstakpensioenregeling is met ingang van 1 januari 2008 uitgebreid met een aanvullende regeling. De aanvullende regeling heeft betrekking op de opbouw van pensioen boven het maximale pensioengevend salaris en tot de minimale fiscale franchise.
Premies De pensioenen worden gefinancierd door het heffen van een premie waaraan zowel de werkgever als de werknemer een bijdrage levert. De hoogte van de premies in 2010 was als volgt: • 22,6% voor de deelnemers van Pensioenregeling 1991; • 21% voor de deelnemers van Pensioenregeling 2006. De premies voor 2011 zijn ongewijzigd gebleven ten opzichte van de premies van het jaar 2010.
Toeslagbeleid Het bestuur streeft ernaar om elk jaar een toeslag te verlenen. De verhoging kan per jaar verschillend zijn. Of er een toeslag wordt gegeven hangt af van de financiële positie van het fonds. Het fonds heeft hiervoor geen geld gereserveerd of extra pensioenpremie in rekening gebracht. Het is een jaarlijkse beoordeling van het bestuur.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
21
Het beleid van het bestuur was als volgt: • voor werknemers in de baksteenindustrie is de cao-loonsverhoging in de bedrijfstak de basis voor de aanpassing; • voor werknemers die niet meer actief zijn in de baksteenindustrie en gepensioneerden is de stijging van het consumentenprijsindexcijfer (vastgesteld door CBS) de basis voor de aanpassing. De toeslag is echter nooit hoger dan de cao-loonsverhogingen in de bedrijfstak. In 2010 heeft het bestuur besloten om geen toeslag te verlenen. Het bestuur besloot bovendien per 1 januari 2011 het toeslagbeleid aan te passen. In beginsel worden jaarlijks de pensioenen (zowel de uitkeringen als de opgebouwde aanspraken) verhoogd, maar het bestuur beslist daar elk jaar weer opnieuw over. Voortaan is toeslagverlening dan rechtstreeks afhankelijk van de financiële situatie van het fonds. Er is dus geen koppeling meer met de loonontwikkeling in de bedrijfstak of met de prijsontwikkeling. In plaats daarvan is de toeslag afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds.
Vrijwillige aansluiting Per 1 januari 2008 hebben werkgevers de mogelijkheid om voor hun werknemers die niet verplicht aangesloten zijn bij het pensioenfonds, op vrijwillige basis aan de regeling deel te nemen. Dit geldt ook voor het personeel van de aangesloten werkgevers in de baksteenindustrie die niet onder de cao vallen. Daarnaast kunnen ondernemingen uit de keramische aardewerk- en dakpannenindustrie zich vrijwillig bij het fonds aansluiten. Tevens kunnen brancheorganisaties, alsmede holdings van ondernemingen in de baksteenindustrie en de keramische dakpannen- en aardewerkindustrie, deelnemen.
22
Jaarverslag 2010
Financieel overzicht In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de omvang, de premieontvangsten en pensioenuitkeringen weergegeven. Tevens vindt u een samenvatting van de financiële positie van het pensioenfonds.
Werkgevers en deelnemers Tabel 1 Aantallen werkgevers en deelnemers in de laatste tien jaar
Jaar
Premiebetalende werkgevers
Totaal aantal deelnemers
Arbeidsongeschikte deelnemers die geen premie meer betalen
Arbeidsongeschikte Gewezen deelnemers deelnemers als met premievrije rechten percentage van totaal aantal deelnemers
2001
37
1.373
270
20
10.184
2002
37
1.299
253
19
9.651
2003
32
1.299
241
19
9.085
2004
29
1.277
214
17
8.462
2005
29
1.217
188
16
7.785
2006
29
1.267
175
14
7.146
2007
29
1.276
143
11
6.794
2008
32
1.829
137
7
6.063
2009
32
1.820
119
7
4.013
2010
32
1.735
118
7
1.900
Gedispenseerde werkgevers Één werkgever heeft dispensatie gekregen voor drie van zijn werknemers.
Premie De premie bedroeg in 2010 voor deelnemers in de Regeling 1991 22,6% (2009: 21,6%). De premie voor deelnemers in de Regeling 2006 was in 2010 21,0% (2009: 20,0%). Tabel 2 Premieontvangsten (bedragen x € 1.000)
2010
2009
Premie voor verplichte verzekering
3.067
3.184
Premie voor vrijwillige verzekering
2.726
2.682
Premie voor voortgezette verplichte verzekering
251
225
Premie voor aanvullende verzekering
382
466
6.426
6.557
Totaal
Premie-invordering De premie-invordering verliep in het verslagjaar goed.
Pensioenuitkeringen In tabel 3 worden de aantallen ingegane pensioenen ultimo 2010 vermeld. Tevens wordt per pensioensoort het uitbetaalde jaarbedrag weergegeven.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
23
Tabel 3 Pensioenuitkeringen (bedragen x € 1.000)
Aantal lopende pensioenen 2010
Jaarbedrag 2010
Aantal lopende pensioenen 2009
Jaarbedrag 2009
1.328
1.972
1.276
1.913
923
997
970
1.006
12
13
11
8
2.263
2.982
2.257
2.927
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Totaal
Eenmalige uitkeringen In verband met afkoop van kleine pensioenen werd in 2010 ruim € 3.070.000 aan eenmalige pensioen uitkeringen uitbetaald. In 2009 was dat ruim € 293.000.
Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten (exclusief kosten vermogensbeheer) bedragen in 2010 € 917.000 ten opzichte van € 817.000 in 2009. Deze verhoging wordt onder meer veroorzaakt door eenmalige projecten zoals de afkoop van kleine pensioenen van gewezen deelnemers en de bijdrage aan het Nationaal Pensioenregister. Ook geldt dat in 2010 de kosten van de waarmerkend actuaris en de administratiekosten in het kader van jaarwerk voor zowel 2009 als 2010 in de pensioenuitvoeringskosten zijn opgenomen. Gezien het beperkt aantal actieve deelnemers in de baksteenindustrie zijn deze kosten relatief gezien aan de hoge kant. Het bestuur volgt de hoogte van deze kosten nauwlettend en heeft in de afgelopen jaren verdere actie ondernomen om deze kosten te verlagen. Dit is uiteindelijk ook gerealiseerd. Toch is de verwachting dat deze kosten de komende jaren weer zullen gaan toenemen door de maatregelen die voortvloeien uit het aangescherpte toezicht en de uitwerking van het Pensioenakkoord. De pensioenuitvoeringskosten worden voornamelijk gefinancierd uit de ontvangen premies en de vrijval van excassokosten van de uitkeringen.
Financiële positie van het fonds De financiële positie van het fonds is per 31 december 2010 ongeveer gelijk gebleven ten opzichte van 31 december 2009.
Dekkingsgraad De dekkingsgraad van het fonds bedraagt per 31 december 2010 121%.
Achtergronden en oorzaken van de ontwikkelingen in de financiële gegevens Op het einde van het boekjaar bedragen de voorzieningen en reserves: Tabel 4 Stand van de voorzieningen en reserves (bedragen x € 1.000)
Technische voorzieningen
121.274
Algemene reserve
5.228
Weerstandsreserve
20.235
Technische voorzieningen De Technische voorzieningen (Tv) zijn gelijk aan de contante waarde van de op de balansdatum verkregen aanspraken, inclusief de indexatie per 1 januari volgend op de balansdatum.
24
Jaarverslag 2010
Algemene reserve Het saldo van de rekening van baten en lasten, vermeerdert respectievelijk vermindert met de onttrekking respectievelijk de toevoeging aan de weerstandsreserve, wordt toegevoegd respectievelijk onttrokken aan de algemene reserve.
Weerstandsreserve In de jaarrekening is aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toetsing aan het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie door het vormen van een weerstandsreserve. De weerstandsreserve dient onder meer ter opvang van een mogelijke waardedaling van de beleggingen. Om de weerstandsreserve op het gewenste niveau te brengen, wordt jaarlijks een deel van het saldo van de rekening van baten en lasten toegevoegd of onttrokken. De algemene reserve en de weerstandsreserve vormen samen het eigen vermogen.
Premies De samenstelling van de premiebijdragen is als volgt: Tabel 5 Premies in 2010 (bedragen x € 1.000)
Kostendekkende premie
7.964
Feitelijke premie
6.426
Gedempte premie
6.983
Resultaat boekjaar Het voordelig saldo in 2010 bedraagt € 1.469. In het hiernavolgende overzicht laten wij zien hoe het voordelig saldo is opgebouwd. Tabel 6 Opbouw saldo (bedragen x € 1.000)
Saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur
(9.803)
Saldo uit hoofde van beleggingsopbrengsten
12.893
Saldo uit hoofde van premie
(107)
Saldo uit hoofde van waardeoverdrachten
106
Saldo uit hoofde van kosten
-
Saldo uit hoofde van uitkeringen
(37)
Saldo uit hoofde van kanssystemen
(2.255)
Saldo uit hoofde van toeslagverlening
-
Saldo uit hoofde van garantiecontract
-
Saldo uit hoofde van overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen
283
Saldo uit hoofde van andere oorzaken
389
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
25
Beleggingsoverzicht Marktontwikkelingen In 2010 heeft het economisch herstel verder vorm gekregen. Wel ging dit gepaard met de nodige problemen. Met name de hoge overheidstekorten in de eurozone leidden tot ongerustheid bij beleggers. Dit speelde in het bijzonder voor Griekenland, maar ook de ontwikkeling van de overheidsfinanciën in landen als Ierland, Italië, Portugal en Spanje (de zogenaamde GIIPS-landen) werd argwanend bekeken. Als gevolg hiervan liep gedurende 2010 de rente voor staatsobligaties in die probleemlanden sterk op. Beleggers eisten een hogere premie voor het extra risico dat zij liepen op de financiering van die landen. Tegelijkertijd werden kernlanden als Duitsland, Frankrijk en Nederland gezien als een belegging met minder risico. De rente liet in deze landen een scherpe daling zien. De autoriteiten hebben alles in het werk gesteld om het broze herstel op de markten te stimuleren. Zo kozen de centrale banken, met de Amerikaanse en de Europese Centrale Bank voorop, ervoor om de kortetermijnrente zeer laag te houden. Op deze manier probeerden zij de economie te stimuleren en de inflatieverwachting te verhogen en daarmee deflatie te voorkomen. Hoewel de markten hier aanvankelijk sceptisch op reageerden, verbeterde de stemming op de aandelenmarkten in 2010 mede hierdoor wel. Het vertrouwen van producenten en consumenten, alsmede cijfers over de industriële productie en werkgelegenheidsgroei, toonden gaandeweg het jaar een opgaande lijn. Door deze positieve economische vooruitzichten en de angst voor een verhoogd inflatierisico, liet de langetermijnrente in de kernlanden van het eurogebied in het vierde kwartaal een duidelijke stijging zien. Daarmee werd de scherpe rentedaling van eerder in het jaar voor een groot deel gecorrigeerd. Zo daalde de Duitse 30-jaarsstaatsrente van circa 4,2% begin 2010 naar een laagste punt van 2,7% in september, om vervolgens weer te stijgen naar een niveau van 3,4% aan het eind van het jaar. De overheden in het eurogebied – vooral van de GIIPS-landen – moeten in de komende jaren strenge bezuinigingen doorvoeren. Dit heeft ervoor gezorgd dat de verschillen tussen de rente van deze landen en die van de rest van Europa eind 2010 iets kleiner zijn geworden. Tegelijkertijd is wel duidelijk geworden dat bepaalde landen niet zullen ontkomen aan een afwaardering van de schuld, waardoor obligatiehouders uiteindelijk ook een deel van het probleem zullen betalen. De woningmarkt deed in 2010 een stap terug. Dit had te maken met de onzekerheid rond de hypotheekrenteaftrek en de economische crisis. Het is onzeker hoe deze markt zich de komende periode zal ontwikkelen.
Beleggingen in het verslagjaar Het fonds maakt onderscheid tussen het liquide en het minder liquide deel van de portefeuille. De liquiditeit van een belegging is de mate waarin de belegging verhandelbaar is. Zo is een aandeel dat op de beurs genoteerd is, zeer liquide. Direct onroerend goed, daarentegen, is veel minder liquide. Tabel 7 laat de beleggingen in procenten zien van 2010 en 2009. In de tabel is de uitkomst (Weging) te zien naast de afspraak (Norm).
26
Jaarverslag 2010
Tabel 7 Beleggingsportefeuille ultimo 2010 en 2009
Weging
Norm
Weging
Norm
31-12-10
2010
31-12-09
2009
Liquide portefeuille
60,3%
60,3%
63,5%
63,5%
Illiquide portefeuille
39,7%
39,7%
36,5%
36,5%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
69,7%
67,2%
70,7%
70,8%
Totaal portefeuille Liquide portefeuille Aandelen Converteerbare obligaties
7,3%
6,7%
7,0%
6,1%
Grondstoffen
2,3%
2,5%
2,4%
2,2%
Totaal zakelijke waarden
79,3%
76,4%
80,1%
79,1%
Obligaties (incl. credits)
20,6%
23,6%
20,4%
20,9%
Liquide middelen
0,1%
0,0%
-0,5%
0,0%
Totaal vastrentende waarden
20,7%
23,6%
19,9%
20,9%
Totaal liquide portefeuille
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Illiquide portefeuille Hypotheken
24,8%
24,7%
29,5%
29,5%
Direct onroerend goed
21,9%
22,0%
27,3%
27,3%
Alternatieve investeringen
1,6%
1,6%
1,4%
1,4%
GTAA
0,4%
0,4%
2,5%
2,5%
51,3%
51,3%
39,3%
39,3%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
LDI Totaal illiquide portefeuille
Voor de totale beleggingsportefeuille wordt de normportefeuille per allocatiemoment of kwartaal gelijkgesteld aan de werkelijke portefeuille. Eén van de belangrijkste uitdagingen voor het fonds was om herstel van de dekkingsgraad te realiseren zonder te veel risico’s te nemen. Daarom heeft het fonds in 2010 een Asset Liability Management-studie (ALM-studie) laten uitvoeren. Het doel van de studie was om het fonds inzicht te geven in het evenwicht tussen de beleggingen en pensioenverplichtingen op lange termijn. Daarbij wordt rekening gehouden met de mate waarin het fonds bereid is risico’s te nemen en met de ambities van het fonds. De uitkomsten van de studie bevestigden het huidige beleggingsbeleid: de beleggingsportefeuille sluit goed aan bij de verplichtingen en langetermijndoelstellingen van het fonds. Het renterisico is één van de belangrijkste risico’s voor pensioenfondsen. Ook het fonds heeft te maken met dit risico; de verplichtingen hebben namelijk een langere looptijd dan de bezittingen. Vanwege dit verschil loopt het fonds renterisico. Als de rente namelijk daalt, nemen de pensioenverplichtingen veel sterker toe dan de waarde van de bezittingen. Het bestuur heeft besloten het renterisico voor 75% af te dekken. Op balansdatum bedroeg de feitelijke afdekking van het risico circa 73%. De liquide beleggingsportefeuille Binnen de beleggingsportefeuille kan rondom de afgesproken strategische wegingen actief beleid worden gevoerd. Het bestuur heeft de vermogensbeheerder een beperkt risicobudget gegeven en heeft marges vastgesteld waarbinnen dit beleid moet worden uitgevoerd. Het risicobudget kan worden besteed aan het over- of onderwegen van beleggingscategorieën, maar ook aan over- of onderwegen van individuele aandelen of obligaties ten opzichte van hun indexgewicht. Het beoogde doel is een positief verschil te creëren tussen rendementen van de portefeuille van het fonds ten opzichte van de benchmark. De benchmark is de normportefeuille.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
27
De illiquide beleggingsportefeuille Het sturen op een normgewicht voor de minder liquide categorieën (hypotheken, direct onroerend goed en LDI-pools) is praktisch niet mogelijk. Het feit dat er niet elk moment een pand of hypotheek gekocht of verkocht kan worden, is kenmerkend voor deze vorm van illiquiditeit. De werkelijke wegingen van deze categorieën kunnen hierdoor afwijken van de normgewichten en zodoende invloed hebben op de performance en daarmee op de z-score.
Rendement van de beleggingsportefeuille Het rendement van de portefeuille van het fonds wordt afgezet tegen een meetlat (de zogenaamde benchmark) om de resultaten te kunnen beoordelen. Het rendement van de totale portefeuille bedroeg in 2010 11,09%. De benchmark bedroeg 11,04%. Het fonds heeft dus iets beter gepresteerd. In 2009 bedroeg de performance 16,37% en de benchmark 16,17%. In tabel 8 worden de absolute rendementen per beleggingscategorie en van de totale portefeuille in 2010 en 2009 weergegeven. Tabel 8 Rendementen van de beleggingsportefeuille
2009
2010
2010
2010
benchmarks
portefeuille portefeuille
benchmark
out/under
rendement
rendement
rendement
rendement
Aandelen
32,08%
9,28%
9,84%
Converteerbare obligaties
38,40%
9,92%
8,42%
1,38% UBS Customized Global Focus Index
Grondstoffen
10,54%
7,59%
6,32%
1,20% Goldman Sachs Commodity Index
Obligaties (incl. credits)
29,49%
10,40%
8,91%
1,36% Barclays Capital (samengesteld) en EMBI+ (JP Morgan)
8,34%
1,61%
1,27%
0,34% Barclays Capital Euro Aggregate 1-5 yr Treasure Index
31,57%
9,49%
9,37%
0,11% Samengesteld
1,19%
5,59%
3,50%
2,02% Barclays Capital Euro Aggregate Government Bond Index
-1,58%
1,39%
4,70%
-3,16% ROZ/IPD Dutch Property Index
Liquide portefeuille
Leningen op schuldbekentenis Totaal liquide portefeuille
-0,51% FTSE developed benchmarks en MSCI Emerging Markets
Illiquide portefeuille Hypotheken Direct onroerend goed Alternatieve investeringen
4,11%
2,91%
2,91%
0,00% Niet aanwezig
GTAA
8,93%
30,72%
30,72%
0,00% Niet aanwezig
LDI
0,49%
22,61%
22,61%
0,00% Niet aanwezig
Totaal illiquide portefeuille
0,00%
13,80%
13,28%
0,46% Samengesteld
16,37%
11,09%
11,04%
0,05% Samengesteld
Totaal portefeuille
28
Jaarverslag 2010
Evaluatie van de beleggingsportefeuille De aandelenbeleggingen in voornamelijk Amerika en de opkomende industriële landen lieten goede resultaten zien. De aandelenbeleggingen in Japan bleven echter achter en eindigden het jaar in de min. De beleggingen in obligaties, LDI en hypotheken profiteerden van de rentedaling in het verslagjaar. Het positieve rendement van de hypothekenportefeuille over 2010 wordt mede verklaard door de verlaging van de risico-opslag. Bij onroerend goed zijn de huuropbrengsten hoger uitgevallen dan de afwaarderingen, waardoor een positief rendement werd behaald. LDI (Liability Driven Investments) zijn beleggingen die het renterisico op de verplichtingen (deels) afdekken. De LDI-pools bestaan uit rentederivaten en een onderpandportefeuille. De onderpandportefeuille bestaat uit geldmarktinstrumenten met een zeer korte looptijd. Het doel van de LDI-pools is om het renterisico van het fonds te verlagen. De LDI-pools zijn als gevolg van de daling van de Europese kapitaalmarktrente in 2010 sterk in waarde gestegen. Dit gebeurde in lijn met de waardestijging van de pensioenverplichtingen op marktwaarde. Het niet-volledig afgedekt zijn heeft tot gevolg gehad dat de dekkingsgraad door de rentedaling per saldo gedaald is.
De z-score over 2010 In 1998 is in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet bpf) een Vrijstellingsregeling opgenomen. De regeling geeft bedrijfsgenoten een aantal gronden voor vrijstelling van de verplichte deelname in een bedrijfspensioenfonds. Eén van deze gronden betreft de vrijstelling op basis van de beleggingsperformance. Deze vrijstellingsgrond is nader omschreven in artikel 5 van de Vrijstellingsregeling. Met name in artikel 5 lid 1a en lid 1b van de Vrijstellingsregeling wordt aangegeven dat vrijstelling kan worden verleend als niet is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan het vaststellen van het beleggingsbeleid, de normportefeuille en de beleggingsperformance (z-score). Om na te gaan of bedrijfspensioenfondsen zich aan deze eisen hebben gehouden kunnen derden op basis van artikel 5 lid 4 Vrijstellingsregeling het bestuur van een bedrijfspensioenfonds verzoeken om informatie over het beleggingsbeleid en het rendement aan hen te overleggen. De z-score wordt ieder jaar berekend en laat het verschil zien tussen de behaalde opbrengst en de vooraf afgesproken opbrengst. Hoe hoger het positieve bedrag, hoe beter de behaalde opbrengst was. Hoe lager het negatieve bedrag, hoe slechter uiteraard. Er wordt niet alleen gekeken naar het rendement over één jaar; het fonds wordt beoordeeld over een periode van vijf jaar. Dit wordt de performancetoets genoemd. De z-score (oude stijl) voor het jaar 2010 is 0,08 en de performancetoets is -1,19 . Bij de z-score nieuwe stijl wordt ten opzichte van de oude methodiek 1,28 bij de score opgeteld. Dat betekent per einde 2010 een z-score nieuwe stijl van 1,36 en een positieve performancetoets van 0,09.
Maatschappelijk verantwoord beleggen Het fonds heeft het Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (MVB) nadrukkelijk in zijn beleggingsbeleid geïntegreerd. Zo wordt er rekening gehouden met wettelijke verplichtingen en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals onder andere zijn vastgelegd in de Code Tabaksblat en de ‘Principles for Responsible Investment’ van de Verenigde Naties. Het fonds heeft zijn vermogensbeheerder gevraagd het beleid op het gebied van maatschappelijk verantwoord beleggen uit te voeren. Op jaarbasis (en zo nodig vaker) stelt de vermogensbeheerder F&C een prioriteitenlijst samen op basis van een combinatie van top down- en bottom up-factoren. Top down-factoren hebben betrekking op externe ontwikkelingen die van invloed zijn op het beleggingsbeleid van het fonds. Hierbij kan gedacht worden aan macroeconomische risico’s op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur. Bottom up-factoren zijn die factoren waar het fonds juist zelf invloed op kan uitoefenen. Dit is onder meer de mogelijkheid tot beïnvloeding en het belang in bepaalde ondernemingen. Daarnaast stelt F&C een aantal criteria op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur (ESG-criteria) vast.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
29
Tegen deze achtergrond past de vermogensbeheerder binnen de beleggingsportefeuille screening toe, maakt deze actief gebruik van het spreek- en stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen en zoekt hij een constructieve dialoog (‘engagement’) met ondernemingen in de portefeuille. In de screening hanteert het fonds een beleggingsbeleid waarbij producenten van clusterbommen en landmijnen expliciet worden uitgesloten. Het beleid van stemmen en de ‘engagament’ wordt door de vermogensbeheerder verzorgd voor alle aandelenfondsen waarin door het fonds is belegd (‘F&C responsible engagement overlay’). Over de resultaten van dit verantwoorde beleid wordt door F&C op kwartaalbasis verantwoording afgelegd aan het bestuur van het fonds.
30
Jaarverslag 2010
Beheersing van de risico’s Algemeen Het lopen van risico’s hoort bij de uitvoering van een pensioenregeling. Daarbij worden niet alle risico’s als negatief beschouwd. Zo vormen bepaalde beleggingsrisico’s bronnen van rendement. Het bestuur van het fonds vindt de beheersing van de risico’s van wezenlijk belang. De recente onstuimigheid op de financiële markten heeft dat belang benadrukt. Hierna worden de belangrijkste risico’s voor het fonds benoemd en toegelicht.
Beleggingsrisico’s Valutarisico Het valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Het fonds heeft de intentie het valutarisico van niet-euro beleggingen structureel voor 100% af te dekken. Renterisico Het renterisico is het risico dat het saldo van de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert door veranderingen in de marktrente. Omdat de waardering van de pensioenverplichtingen op marktbasis plaatsvindt, speelt het renterisico een grote rol ten aanzien van de financiële positie van het pensioenfonds. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het proces van Asset Liability Management (ALM). Dat proces zorgt ervoor dat de beleggingen en de pensioenverplichtingen van het pensioenfonds op elkaar afgestemd zijn. Elk kwartaal evalueert het bestuur de mate waarin het pensioenfonds het renterisico afdekt. Marktrisico Het marktrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, convertibles en vastgoed) verandert door veranderingen in de marktwaardering van deze waarden. Het structurele marktrisico wordt onder andere in kaart gebracht binnen een ALM-studie. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces via onder andere het jaarlijkse beleggingsplan en het daarin aangegeven beleggingsmandaat. Kredietrisico Het kredietrisico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en met tegenpartijen die hun verplichtingen aan het pensioenfonds niet meer kunnen nakomen. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval bij faillissement. Een deel van de portefeuille in vastrentende waarden wordt belegd in ‘investment grade’ credits. Dat zijn beleggingen met een hoge kredietwaardigheid. Voor deze beleggingen zijn beperkingen vastgesteld. Het bestuur houdt toezicht op de beleggingen die een verhoogd risico met zich meebrengen.
Actuariële risico’s Strategisch risico of solvabiliteitsrisico Dit risico heeft betrekking op het feit dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen. Als dat het geval is, haalt het fonds niet de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financieringsdoelstelling. Het fonds heeft een aantal beleidsinstrumenten waarmee het zijn financiële positie kan bijsturen. Deze beleidsinstrumenten zijn: • het toeslagbeleid; • het premiebeleid; • het beleggingsbeleid. Door middel van ALM (Asset Liability Management) wordt samenhang aangebracht tussen alle beleidsinstrumenten. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s wordt het fonds geconfronteerd met verzekeringstechnische risico’s. Het langlevenrisico is hiervan de belangrijkste. Een ander verzekeringstechnisch risico is het kortlevenrisico. Om deze risico’s
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
31
te beheersen hanteert het fonds bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen prudente veronderstellingen. Zo worden leeftijdscorrectiefactoren gebruikt en wordt een toekomstige verbetering van de levensverwachting meegenomen bij de bepaling. De veronderstellingen worden periodiek bijgesteld.
Operationele risico’s Algemeen De operationele risico’s betreffen risico’s die ontstaan door computerproblemen, menselijke fouten of andere onvoorzienbare factoren. Deze risico’s worden afgedekt door een veelheid aan elkaar aanvullende maatregelen. Dit zijn bijvoorbeeld back-upsystemen, toegangsbeveiliging en testprocedures. De ondernemingen die betrokken zijn bij de uitvoering van de pensioenregelingen en de beleggingen van het fonds hanteren hier strikt beleid voor. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds te maken krijgt met een liquiditeitstekort. De som van premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden zijn echter hoger dan de som van pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten. Daardoor is de kans op een liquiditeitstekort van het fonds beperkt. De portefeuille van het fonds wordt voor een deel belegd in beleggingspools, welke in principe dagelijkse liquiditeit hebben. Daarnaast belegt het fonds in LDI-pools, welke een wekelijkse liquiditeit hebben. 19,2% van de beleggingsproducten binnen de portefeuille van het fonds kunnen niet binnen één maand liquide worden gemaakt. Risico’s van de aangesloten werkgevers De aangesloten werkgevers betalen een jaarlijkse doorsneepremie. De doorsneepremie kan jaarlijks in hoogte schommelen. Het fonds streeft echter naar premiestabiliteit. Daarbij geldt dat premieverhogingen slechts een beperkt effect hebben op de financiële positie van het fonds. Voor een stijging van de dekkingsgraad met één procentpunt, is een stijging van de premie met ongeveer tien procentpunten nodig. Risico’s van de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden door alle deelnemers collectief gedeeld. Naast de premies zijn beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Het fonds kan besluiten om gedeeltelijk of helemaal geen toeslag te verlenen als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is vele malen groter dan een verhoging van de premie. Uitbestedingsrisico Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit van het fonds in gevaar komt door de aan derden uitbestede activiteiten. Dat kunnen IT-activiteiten zijn of operationele processen of ondersteunende diensten. Het fonds besteedt zijn werkzaamheden uit aan professionele partijen, die hun continuïteit, integriteit en kwaliteit kunnen aantonen. Opdrachtnemers van het fonds rapporteren bovendien hun behaalde bedrijfsresultaten, over de werking van hun integriteitsbeleid en over de afgesproken kwaliteit van de werkzaamheden die in uitvoering zijn genomen. Er is een SAS70/ISAE 3402 type I rapportage beschikbaar. Er vindt periodieke monitoring plaats op de SLA-overeenkomst door de onafhankelijke algemeen adviseur. De kwartaalrapportage van de SLA-overeenkomst wordt door het bestuur in de vergadering besproken.
32
Jaarverslag 2010
Vooruitzichten Pensioenakkoord In de eerste helft van 2011 is door sociale partners gepraat over de concrete opvolging van het Pensioenakkoord. Zij zijn daarover in gesprek gegaan met minister Kamp van SZW. In juni 2011 maakte premier Rutte bekend dat het kabinet, werkgevers en werknemers het eens zijn geworden over het Pensioenakkoord. De belangrijkste afspraken die zijn gemaakt, zijn: • een verhoging van de AOW-leeftijd van 65 naar 66 in 2020 en naar 67 in 2025; • een koppeling van de pensioenleeftijd aan de stijgende levensverwachting; • een stijging van de AOW-uitkering met 0,6 procent (naast de stijging met de inflatie) vanaf 2013. Met deze afspraken verwachten de betrokken partijen dat de oudedagsvoorzieningen beter bestand zijn tegen de vergrijzing en schommelingen op de financiële markten. Het Pensioenakkoord moet nog wel een meerderheid in de Tweede Kamer behalen. Daarnaast waren nog niet alle vakbewegingen overtuigd van het Pensioenakkoord. In de loop van 2011 zal blijken of de afspraken uit het Pensioenakkoord definitief doorgang vinden.
Risicobeleid Eind 2010 is een start gemaakt met de herziening van het risicobeleid. Het nieuwe risicobeleid is vastgesteld in maart 2011. In september 2011 zullen tijdens een studiedag de risico’s nader worden beoordeeld door het bestuur. Aan de hand van deze beoordeling zal bekeken worden of de huidige beheersmaatregelen nog steeds afdoende zijn.
Economische vooruitzichten Naar verwachting zal de economische groei in 2011 in beperkte mate aanhouden. De verbetering op de financiële markten leidt naar verwachting ook tot een verbetering van de financiële positie van het fonds. Hopelijk kan de dekkingsgraad van het fonds dan groeien naar een niveau waarbij er weer toeslagen toegekend kunnen worden. In de eerste maanden van 2011 wees de stijging van de dekkingsgraad erop dat het fonds in ieder geval op de goede weg is. Het bestuur houdt de economische ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Daarbij heeft het te maken met een pensioenwereld die volop in beweging is.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
33
Verslag van de deelnemersraad In 2010 is de deelnemersraad viermaal in vergadering bijeen geweest. In deze vergaderingen heeft de deelnemersraad advies gegeven aan het bestuur. De adviesaanvragen werden eerst in afzonderlijke vergaderingen van de deelnemersraad besproken, waarna de adviesaanvragen werden toegelicht door een delegatie van het bestuur. De adviezen van de deelnemersraad volgden steevast op een inhoudelijke goede discussie. De belangrijkste onderwerpen die in 2010 besproken zijn door de deelnemersraad zijn de vaststelling van de jaarstukken 2009, de wijziging van de ABTN, reglementswijzigingen, het nieuwe herstelplan, het beleggingsplan 2011 en de wijziging van het toeslagbeleid. In juni zijn de jaarstukken besproken. Het jaarverslag van het bestuur geeft volgens de deelnemersraad een goed beeld van de werkzaamheden van het fonds in het afgelopen jaar. De deelnemersraad heeft een positief advies gegeven. Nadat het pensioenfonds uit herstel was, bleek dat in 2010 toch weer sprake was van een reservetekort. Hierdoor moest het bestuur een nieuw herstelplan opstellen. Onderdeel van dit herstelplan is een wijziging van het toeslagbeleid. Het bestuur had het besluit genomen om niet langer de ontwikkeling van de prijzen voor uitkeringsgerechtigden en niet-actieve deelnemers en de loonontwikkeling voor de actieve deelnemers als maatstaf aan te houden bij het verlenen van toeslagen. In plaats daarvan werd besloten om de toeslag volledig afhankelijk te maken van de financiële positie van het fonds. Dit betekent dat de toeslag afhankelijk is van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. In september is dit besproken in de deelnemersraad. Na een uitgebreide discussie heeft de deelnemersraad een positief advies gegeven. Het nieuwe beleid is ingegaan per 1 januari 2011. De deelnemersraad is verheugd dat de financiële positie inmiddels fors verbeterd is. De deelnemersraad heeft het beleggingsplan voor 2011 in november besproken. De deelnemersraad is van mening dat het een degelijk plan is en heeft een positief advies gegeven. Net als het bestuur is ook de deelnemersraad van mening dat het belangrijk is om deskundigheid te verkrijgen en op peil te houden. De deelnemersraad heeft hiervoor een deskundigheidsplan opgesteld. Om de deskundigheid te bevorderen hebben de leden van de deelnemersraad bijeenkomsten van het Platform Deelnemersraden bezocht. Ook is er deelgenomen aan cursussen van vermogensbeheerder F&C. Verder zijn er twee studiedagen geweest. Eén studiedag was gemeenschappelijk met het bestuur en het verantwoordingsorgaan. Deze studiedag stond in het teken van risicobeheersing, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid. De deelnemersraad zelf heeft een studiedag georganiseerd in oktober. Tijdens deze studiedag werd inzicht gegeven in de pensioenuitvoeringskosten en de structuur van de ABTN. Verder werden de onderwerpen toeslagbeleid, toekomst medezeggenschap en pensioenakkoord behandeld. Voor deze studiedag waren ook de leden van het verantwoordingsorgaan uitgenodigd. De heer Van Leest gaf in 2010 aan dat hij wegens drukke werkzaamheden zijn zetel in de deelnemersraad ter beschikking stelde. Wij danken de heer Van Leest voor zijn werkzaamheden voor de deelnemersraad. De zetel is op dit moment nog vacant. De deelnemersraad van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie 20 juni 2011 De heer H.W. Speelman, voorzitter
34
Jaarverslag 2010
Oordeel van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan geeft een algemeen oordeel over het handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en het beleid voor de toekomst. Bovendien kan het advies geven over onder meer het beleid ten aanzien van intern toezicht, de klachtenprocedure en het communicatiebeleid. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan is hieronder opgenomen. De bevoegdheid van het verantwoordingsorgaan is gebaseerd op artikel 33 van de Pensioenwet, artikel 11 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet Verplichte Beroepspensioenregeling en de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, opgesteld door de STAR op 16 december 2005.
Algemeen Het verantwoordingsorgaan heeft op basis van artikel 5 van het Reglement Verantwoordingsorgaan onder meer tot taak een algemeen oordeel te geven over: • het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de visitatiecommissie; • het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; • het beleid voor de toekomst; • de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet.
Verklaring bij de jaarstukken Om tot een oordeel te kunnen komen hebben wij onder meer kennisgenomen van de jaarstukken 2010, de geldende ABTN en het beleggingsplan 2010. In een gezamenlijke bijeenkomst van het bestuur en het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur een toelichting gegeven op de jaarstukken. Ook vragen van het verantwoordingsorgaan zijn door het bestuur naar tevredenheid beantwoord.
Deskundigheid Het verantwoordingsorgaan vindt het belangrijk om deskundigheid te verkrijgen en op peil te houden. Het verantwoordingsorgaan heeft hiervoor een deskundigheidsplan opgesteld. Verder heeft het verantwoordingsorgaan twee studiedagen gevolgd. Eén studiedag was gemeenschappelijk met het bestuur en de deelnemersraad. Deze studiedag stond in het teken van risicobeheersing, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid. Daarnaast nam het verantwoordingsorgaan deel aan de studiedag die door de deelnemersraad was georganiseerd. Tijdens deze studiedag werd inzicht gegeven in de pensioenuitvoeringskosten en de structuur van de ABTN. Verder werden de onderwerpen toeslagbeleid, toekomst medezeggenschap en pensioenakkoord behandeld.
Oordeel Het verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur in het jaar 2010 op evenwichtige wijze is omgegaan met de belangen van alle belanghebbenden. In 2010 heeft het bestuur een nieuw herstelplan ingediend bij de Nederlandsche Bank. Onderdeel van dit plan is een wijziging van het toeslagbeleid per 1 januari 2011. Het verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het nieuwe toeslagbeleid op evenwichtige wijze rekening houdt met de belangen van alle belanghebbenden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
35
Het verantwoordingsorgaan heeft vertrouwen in het beleid van het bestuur voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan zal het bestuur om verantwoording vragen op de daarvoor geschikte momenten. Het verantwoordingsorgaan van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie 20 juni 2011 De heer A.A.B. Slutter, voorzitter De heer H.W. Speelman, vicevoorzitter
36
Jaarverslag 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
37
Jaarrekening 2010
Balans per 31 december 2010 (na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
2010
2009
Activa Beleggingen voor risico pensioenfonds (1) Vastgoed
12.644
12.991
Aandelen
67.867
64.799
Zakelijke waarden
80.511
77.790
Vastrentende waarden
63.021
50.745
2.137
1.619
Overige beleggingen
145.669
130.154
Vorderingen en overlopende activa (2) Premies Overige vorderingen
62
413
555
718
Liquide middelen (3) Totaal activa
617
1.131
773
981
147. 059
132.266
2010
2009
Passiva Stichtingskapitaal en reserves (4) Algemene reserve
5.228
Weerstandsreserve
20.235
1.823 22.171 25.463
23.994
121.274
107.970
322
302
147.059
132.266
Technische voorzieningen (5) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Overige schulden en overlopende passiva (6) Totaal passiva
40
Jaarrekening 2010
Staat van baten en lasten over 2010 (bedragen in duizenden euro’s)
2010
2009
6.426
6.557
14.301
18.127
990
123
25
42
21.742
24.849
Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds (7) Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds (8) Saldo overdracht van rechten (9) Overige baten (10) Totaal baten
Lasten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds (11) Pensioenopbouw
5.576
6.110
Rentetoevoeging
1.434
2.641
(6.015)
(3.445)
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
(325)
(69)
Wijziging marktrente
9.803
(3.994)
884
255
-
3.448
2.869
3.144
21
-
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging excasso-opslag Opslag langlevenrisico Pensionering Cumulatief effect conversieverschillen ultimo boekjaar Overige mutaties Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenuitkeringen (12) Pensioenuitvoeringskosten (13) Overige lasten (14) Totaal lasten Saldo staat van baten en lasten
-
73
(943)
641 13.304
8.804
6.052
3.220
917
817
-
9
20.273
12.850
1.469
11.999
3.405
1.823
(1.936)
10.176
1.469
11.999
Bestemming saldo staat van baten en lasten Algemene reserve Weerstandsreserve Totaal
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
41
Kasstroomoverzicht over 2010 (bedragen in duizenden euro’s)
2009
2010
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Betaalde waardeoverdrachten Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde pensioenuitvoeringskosten Overige mutaties uit pensioenactiviteiten
6.772
6.289
(88)
(27)
1.034
79
(6.005)
(3.220)
(907)
(964)
231
986
Totaal kasstromen uit pensioenactiviteiten
1.037
3.143
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen
36.130
22.956
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
1.552
2.812
(38.698)
(28.500)
(229)
(216)
Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen Liquide middelen primo periode Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo periode
(1.245)
(2.948)
(208)
195
981
786
(208)
195
773
981
Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de directe methode. Dit overzicht betreft de financiële mutaties van de bankrekening van het fonds.
42
Jaarrekening 2010
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2010 Inleiding Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’), is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Tevens neemt het fonds, onder bepaalde voorwaarden, de premiebetaling van de deelnemer over als de deelnemer langere tijd niet meer kan werken. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de in de branche Baksteenindustrie verplicht gestelde pensioenregeling voor aangesloten werkgevers.
Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Schattingswijzigingen Ultimo 2009 was een opslag van 3% opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen om rekening te houden met nieuwe inzichten in overlevingstafels. In de tweede helft van 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de prognosetafel 2010-2060 (AG-prognosetafel 2010-2060) vastgesteld en gepubliceerd. Naar aanleiding hiervan heeft het bestuur een sterfteonderzoek uitgevoerd naar de sterftegrondslagen van het fonds. Uit dit onderzoek is gebleken dat de gepubliceerde AG-prognosetafels 2010-2060 niet zonder modificaties kunnen worden toegepast voor het fonds. Vanwege de relatief geringe omvang van het fonds is gebruik gemaakt van de ervaringssterfte zoals deze volgt uit een onderzoek naar de ervaringssterfte van een groot deel van bedrijfstakpensioenfondsen. Voor het fonds is vastgesteld dat de AG-prognosetafels 2010-2060 gecorrigeerd met de ervaringssterfte van bedrijfstakpensioenfondsen voldoende prudent is. Sinds begin juni is er een discussie met de toezichthouder over de gebruikte ervaringssterfte in de sterftegrondslagen van de voorziening pensioenverplichtingen en de onderbouwing van deze ervaringssterfte. Het bestuur heeft zich voorafgaand aan zijn besluit uitgebreid laten informeren door deskundigen over de achtergronden van de voorgestelde ervaringssterfte waarbij kwalitatieve argumenten een belangrijke rol hebben gevormd in de besluitvorming. Het bestuur is van mening dat het geschikte en prudente grondslagen gebruikt en dat de onderbouwing van deze grondslagen voldoende is. Presentatiewijzigingen Het fonds heeft besloten om in de risicoparagraaf van de jaarrekening 2010 presentatiewijzigingen door te voeren in verband met een nieuwe rubricering van tabellen. Sommige bedragen zijn geherrubriceerd in overeenstemming met de nieuwe presentatiewijze. De vergelijkende cijfers zijn aangepast. De presentatiewijzigingen hebben geen effect op het saldo van baten en lasten en het eigen vermogen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
43
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Grondslagen voor balanswaardering Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
1 Beleggingen voor risico pensioenfonds Algemeen Beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van marktwaarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie, tenzij de derivaten deel uitmaken van een beleggingsfonds; deze zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd.
44
Jaarrekening 2010
Zakelijke waarden Vastgoed Vastgoed wordt gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor niet-beursgenoteerde participaties en deelnemingen in vastgoedmaatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentendewaardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Hypothecaire leningen Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor participaties in hypothekenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de met vervroegde aflossing aangepaste kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, met uitzondering van liquide middelen inzake beleggingen, welke worden gewaardeerd tegen nominale waarde
2 Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
3 Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
4 Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Deze reserve is een saldopost en dient ter opvang van tegenvallers anders dan waarvoor een specifieke reserve respectievelijk voorziening is getroffen. Het streven is om een reserve aan te houden die minimaal gelijk is aan het gesteld vereist eigen vermogen op basis van het Financieel Toetsingskader. Het gesteld vereist eigen vermogen wordt bepaald op basis van de standaardmethode voorgeschreven door DNB. Er is geen sprake van een maximering van de algemene reserve. Weerstandsreserve In de jaarrekening is aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toetsing aan het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie door het vormen van een weerstandsreserve. De weerstandsreserve dient onder meer ter opvang van een mogelijke waardedaling van de beleggingen. Teneinde de weerstandsreserve op het gewenste niveau te brengen, wordt jaarlijks een deel van het saldo van de rekening van baten en lasten toegevoegd of onttrokken. De hoogte van de benodigde weerstandsreserve wordt bepaald aan de hand van de standaard DNB-toets. Indien de financiële middelen niet toereikend zijn wordt de weerstandsreserve vastgesteld als het resultaat van de activa minus de technische voorzieningen minus de schulden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
45
De algemene reserve en de weerstandsreserve vormen samen het eigen vermogen.
5 Technische Voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen is de op basis van actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement rechten zijn verkregen. Voor wat betreft het recht op premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt aangenomen dat de risicopremie van de afgelopen twee jaar exact dekkend is voor de dekking van de lasten van de deelnemers die de daaraan voorafgaande twee jaren ziek zijn geworden en arbeidsongeschikt blijven; realisatie vindt pas komend jaar respectievelijk het jaar daarop plaats (steeds twee jaar na de eerste ziekmelding). Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt geen rekening gehouden met revalideringskansen. Rentetermijnstructuur 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5
Intrestpercentage
2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 53 55 57 59 Looptijd in jaren
RTS 31-12-2010
RTS 31-12-2009
De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Toegepaste grondslagen De voorziening pensioenverplichtingen wordt jaarlijks vastgesteld naar de volgende actuariële berekeningsgrondslagen: Disconteringsvoet Conform de meest actuele rentetermijnstructuur, zoals deze maandelijks wordt gepubliceerd door de Nederlansche Bank (DNB). Sterfte Volgens de prognosetafel van het AG 2010-2060 inclusief leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte ‘Watson Wyatt 2010 voor BPF-en’. Uitkeringen De uitkeringen zijn continu betaalbaar verondersteld. Leeftijden De leeftijd wordt vastgesteld in maanden nauwkeurig. De vrouwelijke partner/ deelnemer wordt verondersteld drie jaar jonger te zijn dan haar mannelijke deelnemer/partner. Gehuwdheid Tot de pensioenleeftijd (65 jaar) wordt voor alle deelnemers uitgegaan van 100% gehuwdheid, ongeacht de burgerlijke staat. Na ingang van het pensioen wordt het bepaalde man/vrouw-systeem toegepast op basis van de werkelijke situatie.
46
Jaarrekening 2010
Wezenopslag Voor niet ingegaan latent wezenpensioen wordt een voorziening getroffen ad 5% op de netto voorziening pensioenverplichtingen voor opgebouwd nabestaanden pensioen van niet ingeganen. Excassokosten Voor het dekken van toekomstige kosten die samenhangen met het uitkeren van pensioen wordt de voorziening pensioenverplichtingen (inclusief de opslag voor wezenpensioen) verhoogd met een opslag van 5,5%. Korte beschrijving pensioenregeling Het pensioenfonds kent twee basisregelingen ouderdomspensioen. De eerste betreft de regeling 1991, deze heeft een pensioenleeftijd van 65 jaar en geldt voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 reeds in dienst waren van een aangesloten onderneming. De tweede betreft de regeling 2006, deze heeft eveneens een pensioenleeftijd van 65 jaar en geldt voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 dan wel de werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden bij een aangesloten onderneming. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% voor regeling 1991 en 2% voor regeling 2006 van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris minus de franchise. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling 2006 is mogelijk vanaf de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 21 jaar bereikt. Er zijn aanvullende regelingen en voor werkgevers is er de mogelijkheid tot vrijwillige aansluiting.
6 Overige schulden en overlopende passiva Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
7 Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
8 Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, intrest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
9 Saldo overdracht van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarden van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken.
10 Overige baten De overige baten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
47
11 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,303% (2009: 2,544%). Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging voorziening pensioenverplichting uit hoofde van overdracht van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken. Opslag langlevenrisico Ultimo 2010 zijn gewijzigde sterftegrondslagen vastgesteld. Het fonds hanteert de prognosetafel 2010-2060 gecorrigeerd met ervaringssterfte van BPF-en. De voorziening pensioenverplichtingen is als gevolg hiervan verder verhoogd t.o.v. ultimo 2009, waarbij destijds een opslag van 3% was gehanteerd. Cumulatief effect conversieverschillen ultimo boekjaar Deze post betreft een niet specifiek aan een bepaalde oorzaak toe te wijzen residu van alle waarderingsverschillen die zijn ontstaan bij de conversie vanuit de administratie van Syntrus Achmea naar Cordares. Overige mutaties Hieronder zijn opgenomen de mutaties van de voorziening die geen betrekking hebben op bovenstaande categorieën. Dit betreft onder andere mutaties op extracomptabele posten, correcties van aanspraken gedurende het boekjaar, correctiefactoren ingegaan nabestaandenpensioen en ouderdomspensioen en aansluitverschillen primo boekjaar.
12 Pensioenuitkeringen Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar verstrekte uitkeringen.
13 Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
14 Overige lasten De overige lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
48
Jaarrekening 2010
Toelichting op de balans per 31 december 2010 (bedragen in duizenden euro’s)
Activa 1 Beleggingen voor risico pensioenfonds Totaal beleggingen 2010
2009
Zakelijke waarden
80.511
77.790
Vastrentende waarden
63.021
50.745
2.137
1.619
145.669
130.154
Overige beleggingen Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds Verloopoverzicht beleggingen
Stand per Aankopen, Verkopen en 1 januari investeringen en aflossingen verstrekkingen
WaardeStand per verschillen 31 december
Zakelijke waarden Vastgoed
12.991
-
85
(432)
12.644
Aandelen
64.799
12.290
(14.255)
5.033
67.867
77.790
12.290
(14.170)
4.601
80.511
Obligaties
36.727
24.634
(20.558)
7.896
48.699
Hypothecaire leningen
13.996
-
-
311
14.307
22
-
(6)
(1)
15
50.745
24.634
(20.564)
8.206
63.021
1.975
950
(997)
136
2.064
-
399
(399)
4
4
(356)
425
-
-
69
1.619
1.774
(1.396)
140
2.137
130.154
38.698
(36.130)
12.947
145.669
Vastrentende waarden
Leningen op schuldbekentenis Overige beleggingen Commodities Derivaten Liquide middelen inzake beleggingen Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
49
Zakelijke waarden 2010
2009
Vastgoed Indirecte beleggingen Participaties vastgoedfondsen Participaties aandelenfondsen vastgoed
11.184
11.099
1.028
1.461
Kortlopende vorderingen inzake vastgoed Liquide middelen inzake vastgoed
12.212
12.560
292
398
140
33
12.644
12.991
Participaties in aandelenfondsen
67.867
64.799
Totaal zakelijke waarden
80.511
77.790
2010
2009
48.699
36.727
Aandelen Indirecte beleggingen
Vastrentende waarden
Obligaties Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen4 Hypothecaire leningen Indirecte beleggingen Participaties in hypotheekfondsen
13.885
13.709
Kortlopende vorderingen inzake hypothecaire leningen
303
211
Liquide middelen inzake hypothecaire leningen
119
Leningen op schuldbekentenis Totaal vastrentende waarden 4
76 14.307
13.996
15
22
63.021
50.745
Van deze beleggingen ad 48.699 (2009: 36.727) heeft 29.728 (2009:18.738) betrekking op LDI-pools.
Schattingen en oordelen Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals participaties in vastgoed- en hypothekenfondsen, zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten.
50
Jaarrekening 2010
Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Directe marktnotering
Afgeleide marktnotering
Waarderingsmodellen en technieken
Totaal
Vastgoed
-
-
12.644
12.644
Aandelen
-
67.867
-
67.867
Vastrentende waarden
-
53.119
9.902
63.021
Derivaten
4
-
-
4
Overige beleggingen
69
2.064
-
2.133
Totaal
73
123.050
22.546
145.669
2 Vorderingen en overlopende activa Totaal vorderingen en overlopende activa 2010
2009
62
413
Overige vorderingen
555
718
Totaal vorderingen en overlopende activa
617
1.131
2010
2009
Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies
62
413
Totaal premies
62
413
Premies
Premies
Premies
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
51
Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake: 2010
2009
Rekening-courant gelieerd vroegpensioenfonds
281
65
Rekening-courant gelieerd vut-fonds
141
132
-
450
Rekening-courant derden
Rekening courant vermogensbeheerder Pensioenen Uitkeringen Waardeoverdrachten
Totaal overige vorderingen
5
-
128
71 133
71
555
718
Het gelieerd vroegpensioenfonds kent de mogelijkheid om de ingangsdatum van het vroegpensioen uit te stellen (tot uiterlijk de leeftijd bereikt is van 64 jaar en 11 maanden) indien wordt doorgewerkt na de in de regeling vastgestelde vroegpensioendatum. Het vroegpensioen wordt dan verhoogd tot maximaal 100% van het pensioengevend loon. Bij het bereiken van de 100%-grens van het pensioengevend loon wordt het meerdere boven de 100%-grens op de pensioeningangsdatum omgezet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Dit wordt ook wel de overkookregeling genoemd. De opgenomen vordering op het vroegpensioenfonds inzake overkook betreft o.a. de actuariële vordering op het bijbehorende vroegpensioenfonds, deze bedraagt 212.
3 Liquide middelen
Rekening-courant ABN Amro Rekening-courant Staalbankiers Totaal liquide middelen
52
2010
2009
773
-
-
981
773
981
Jaarrekening 2010
Passiva 4 Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve 2010
2009
Stand per 1 januari
1.823
-
Deel van het saldo boekjaar
3.405
1.823
Stand per 31 december
5.228
1.823
2010
2009
Stand per 1 januari
22.171
11.995
Onttrekking/toevoeging van het saldo boekjaar
(1.936)
10.176
Stand per 31 december
20.235
22.171
2010
2009
25.463
23.994
5.436
4.923
20.235
22.171
2010
2009
Dekkingsgraad van het pensioenfonds
121,0%
122,2%
Dekkingsgraad van het minimaal vereist eigen vermogen
104,5%
104,6%
Dekkingsgraad van het vereist eigen vermogen
116,7%
120,5%
Weerstandsreserve
Solvabiliteit
Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen De dekkingsgraad van het pensioenfonds is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden) / Technische voorzieningen
Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruikgemaakt van een standaardmodel waarbij buffers zijn gebaseerd op de strategische beleggingsmix. De feitelijke mix wijkt niet materieel af van de strategische mix. Op balansdatum bedraagt het eigen vermogen van het fonds meer dan het vereist eigen vermogen. Per 31 december 2010 voldoet het fonds dus, eerder dan verwacht in het langetermijnherstelplan, aan de wettelijke normen met betrekking tot het vereist eigen vermogen. Door het bestuur is hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB. Tevens is een evaluatie van het herstelplan ingediend bij de toezichthouder. In deze evaluatie is aangegeven welke elementen, in welke mate, hebben bijgedragen aan het herstel. Voor het pensioenfonds is op balansdatum echter nog wel dit herstelplan van kracht omdat het fonds
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
53
gedurende drie aaneengesloten kwartalen een eigen vermogen hoger dan het vereist eigen vermogen dient te hebben.
5 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds 2010
2009
107.970
99.166
Toevoeging pensioenopbouw
5.576
6.110
Rentetoevoeging
1.434
2.641
(6.015)
(3.445)
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
(325)
(69)
Wijziging marktrente
9.803
(3.994)
884
255
-
3.448
2.869
3.144
Stand per 1 januari
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging excasso-opslag Opslag langlevenrisico Cumulatief effect conversieverschillen ultimo boekjaar
-
73
21
-
(943)
641
121.274
107.970
Pensionering Overige wijzigingen Stand per 31 december
Ultimo 2010 bedroeg de gemiddeld gewogen discontovoet 3,45% (2009: 3,90%). Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer.
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers
5
Pensioengerechtigden Totaal 5
54
5
2010
2010
2009
2009
In aantallen
In euro’s
In aantallen
In euro’s
1.735
64.261
1.820
54.089
1.900
17.911
4.013
18.859
3.246
39.102
3.578
35.022
6.881
121.274
9.411
107.970
Gedurende 2010 heeft afkoop plaatsgevonden van kleine pensioenen van gewezen deelnemers (1.745). Het aantal gewezen deelnemers is daardoor aanmerkelijk lager dan in 2009. Gegeven de geringe meldkans van de onvindbare pensioengerechtigden ouder dan 70 jaar wordt deze groep niet verantwoord. Voor deze groep wordt ook geen voorziening aangehouden. Indien zij zich melden komen zij op grond van de Pensioenwet in aanmerking voor een uitkering. Deze uitkeringen zullen dan alsnog worden toegekend.
Jaarrekening 2010
6 Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden 2010
2009
-
5
Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies Pensioenen Uitkeringen Belastingen en sociale lasten
1
1
101
58 102
59
2
-
-
32
Rekening-courant derden Rekening courant vermogensbeheerder Verplichtingen FFX-hedge (negatieve derivatenposities) Kosten Administratiekosten
40
(9)
Actuaris
62
11
Accountantskosten
52
41
Advieskosten
7
12
Communicatiekosten
3
-
Transitiekosten
-
101
Beleggingskosten
36
34
Toezichthouders
18
-
-
16
Overige
Totaal overige schulden
218
206
322
302
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
55
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst voor de pensioenadministratie afgesloten met Cordares. Het betreft een overeenkomst van 5 jaar, ingaand per 1 januari 2009. Na het verstrijken van de periode van 5 jaar, wordt het contract stilzwijgend verlengd, met een opzeggingstermijn van 12 maanden. Het fonds heeft met de vermogensbeheerders F&C Netherlands B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed een beheerovereenkomst gesloten. Het contract met Syntrus Achmea Vastgoed is voor onbepaalde tijd aangegaan, met een opzegtermijn van zes maanden. Het contract met F&C loopt sinds 1 januari 2006 voor onbepaalde tijd. Bij de overeenkomst met F&C dient een opzeggingstermijn van twee maanden in acht te worden genomen.
15-jaarsregeling Met ingang van 2006 is wetgeving met betrekking tot de opbouw van vroegpensioen en de toekenning van vut-uitkeringen gewijzigd. Voor deelnemers/werknemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950 verandert er niets; voor deelnemers/werknemers die op of na 1 januari 1950 geboren zijn wel. Voor de laatstgenoemde groep is opbouw van vroegpensioen en de toekenning van vut-uitkeringen fiscaal onaantrekkelijk gemaakt. Als gevolg daarvan is de vut-regeling voor deze groep niet meer van toepassing, terwijl voor die groep ook de opbouw van vroegpensioen is gestopt. Het gevolg is dat deze groep geen volwaardig vroegpensioen op 62-jarige leeftijd kan opbouwen. De pensioenregeling is daarop aangepast, onder meer door een voorwaardelijke aanvulling in de regeling op te nemen. Dit betreft toekenning van extra aanspraken ouderdoms- en partnerpensioen. Deze aanvulling maakt het mogelijk om eerder dan op de 65-jarige leeftijd met pensioen te gaan. Om voor de aanvulling in aanmerking te komen moet de deelnemer aan de pensioenregeling wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn onder meer dat de deelnemer op 1 juli 2001 en op de datum van pensionering actief deelnemer in het fonds moet zijn en dus in de tussenliggende periode werkzaam moet zijn geweest in de bedrijfstak. Is niet aan die voorwaarden voldaan, bijvoorbeeld door vertrek naar een andere bedrijfstak, dan vervalt de aanvulling. De aanvullingen worden toegekend op het moment van pensioneren. Uiterlijk in 2020 wordt het recht op aanvulling toegekend aan iedereen die in de periode 1 juli 2001 tot en met 2020 onafgebroken actief deelnemer in het fonds is geweest. Wordt de deelnemer voor 2020 62 jaar dan krijgt de deelnemer de extra rechten op dat moment. Het recht op aanvulling is ook voorwaardelijk omdat alleen aanvullingen worden toegekend indien en voor zover het pensioenfonds daarvoor financiering in de vorm van premie heeft ontvangen. De financiering van de aanvullingsregeling vindt plaats in de periode 2012 tot en met 2020 op zodanige wijze dat alle toe te kennen aanvullingen daaruit kunnen worden gefinancierd. De voor de aanvullingsregeling te heffen premie zal ten gunste van een aparte bestemmingsreserve worden geboekt, waaraan de lasten voor de toekenning van de aanvullingen zullen worden onttrokken.
56
Jaarrekening 2010
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2010 (bedragen in duizenden euro’s)
Baten 7 Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Werkgeversgedeelte
Werknemersgedeelte
2010
2009
Verplichte verzekering
1.557
1.510
3.067
3.184
Vrijwillige verzekering Voortgezette verzekering
1.384
1.342
2.726
2.682
141
110
251
225
Aanvullende verzekering
382
-
382
466
3.464
2.962
6.426
6.557
Totaal
Samenstelling premiebijdragen De samenstelling van de premiebijdragen is als volgt:
Kostendekkende premie
2010
2009
7.964
8.402
Feitelijke premie
6.426
6.557
Gedempte premie
6.983
6.668
De (zuivere) kostendekkende premie van het fonds is vastgesteld op de rentetermijnstructuur ultimo 2010. Het fonds maakt echter gebruik van een gedempte premie. Deze premie is gebaseerd op een rekenrente van 4,5%. Omdat de feitelijke premie, de premie die is ontvangen gedurende 2010, lager is dan de gedempte premie is de feitelijke premie niet kostendekkend in 2010. In onderstaande tabel wordt de zuivere kosten dekkende premie getoond.
2010
2009
Actuarieel benodigd
6.118
6.412
Opslag voor het in stand houden van het vereist vermogen
1.254
1.173
592
817
7.964
8.402
Opslag voor uitvoeringskosten Totaal
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
57
8 Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
Vastgoed
553
(381)
(52)
120
Aandelen
509
5.034
(77)
5.466
1.062
4.653
(129)
5.586
683
8.034
(97)
8.620
Overige beleggingen
-
95
(3)
92
Overig
3
-
-
3
Totaal
1.748
12.782
(229)
14.301
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
Vastgoed
644
(613)
(95)
(64)
Aandelen
1.461
12.719
(68)
14.112
Zakelijke waarden
2.105
12.106
(163)
14.048
Vastrentende waarden
479
3.277
(50)
3.706
Overige beleggingen
366
(32)
-
334
Overig
39
-
-
39
Totaal
2.989
15.351
(213)
18.127
2010
Zakelijke waarden Vastrentende waarden
2009
Vastrentende waarden
Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Totaal
2010
2009
7.840
3.543
779
161
1
2
8.620
3.706
2010
2009
Overige beleggingen
Opbrengst liquiditeiten
(3)
(15)
Commodities
136
195
Derivaten
(41)
154
92
334
Totaal
58
Jaarrekening 2010
Overig 2010
2009
Opbrengst liquide middelen
3
7
Overige interestopbrengsten
-
32
Totaal
3
39
2010
2009
9 Saldo overdracht van rechten
Inkomende waardeoverdrachten individueel
866
144
Uitgaande waardoverdrachten individueel
(88)
(30)
Overkook uit gelieerd vroegpensioenfonds
212
9
Totaal
990
123
De opgenomen bate inzake overkook betreft de in het boekjaar opkomende bate uit hoofde van de overkookregeling. Deze regeling is kort uiteengezet in de paragraaf ‘2 Vorderingen en overlopende activa‘.
10 Overige baten 2010
2009
Entreekoopsommen
25
29
Vrijval balansposten
-
9
Overig
-
4
Totaal
25
42
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
59
Lasten 11 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds 2010
2009
Inkomende waardeoverdrachten actuarieel
1.061
425
Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel
(177)
(170)
884
255
(656)
597
405
(334)
Resultaat op mutaties
(692)
378
Totaal
(943)
641
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht van rechten
Totaal Overige mutaties Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid
In de voorziening zijn de verplichtingen van nog niet afgeronde waardeoverdrachten van voorgaande boekjaren meegenomen.
12 Pensioenuitkeringen 2010
2009
1.972
1.913
997
1.006
13
8
Afkoop wegens laag pensioen
3.070
293
Totaal
6.052
3.220
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Andere uitkeringen:
Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 420,69 (2009: € 417,94) per jaar (de afkoopgrens).
60
Jaarrekening 2010
13 Pensioenuitvoeringskosten 2010
2009
Aandeel administratiekosten pensioenuitvoerder Boekjaar 6 Vorig boekjaar
415
293
-
38 415
331
Andere kosten Certificerend actuaris 7
64
38
Adviserend actuaris
137
152
Accountantskosten
56
41
Bestuurskosten
32
33
140
157
Advieskosten Toezichthouders
20
20
-
(18)
Communicatiekosten
33
38
Overige kosten
20
25
Transitiekosten
502
486
917
817
2010
2009
Onderzoek jaarrekening
37
31
Andere controleopdrachten
Totaal 6 7
Dit betreft zowel de jaarwerkkosten 2009 als 2010. Dit betreft zowel de kosten certificering boekjaar 2009 als 2010.
De accountantskosten zijn als volgt verdeeld:
19
10
Adviesdiensten op fiscaal gebied
-
-
Andere niet-controleopdrachten
-
-
56
41
Totaal
De beloning aan bestuurders inclusief deelnemersraad en verantwoordingsorgaan bedraagt 32 (2009: 33). Het fonds heeft geen personeel in dienst. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van de pensioenuitvoerder dan wel vermogensbeheerder.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
61
Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risico-informatie aan.
Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd, het Financieel ToetsingsKader (FTK). Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de werkgevers en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagen op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het surplus op FTK-grondslagen is als volgt:
Technische voorzieningen volgens jaarrekening
2010
2009
121.274
107.970
Aanpassingen Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering)
(a) 121.274
(a) 107.970
Buffers S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers)
Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet)
Aanwezig vermogen (totaal activa -/- schulden) Surplus
(b)
4.138
3.993
17.468
18.631
-
-
611
798
610
6.534
3.765
3.283
(6.357)
(11.068)
20.235
(a + b) 141.509
(b)
22.171
(a + b) 130.141
146.737
131.964
5.228
1.823
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische assetmix in de evenwichtssituatie.
62
Jaarrekening 2010
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in het beleggingsplan. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector (exclusief vastgoed) weergegeven: 2010
2009
10.596
6.855
4.405
2.252
Financiële instellingen
51.323
36.304
Handel- en Industriële bedrijven
48.651
48.673
3.872
7.851
14.178
15.195
133.025
117.130
Overheidsinstellingen Particulieren
Nutsbedrijven Andere instellingen Totaal
De verdeling naar regio (exclusief vastgoed) is weergegeven in de onderstaande tabel:
Mature markets Emerging markets Totaal
2010
2009
113.804
101.829
19.221
15.301
133.025
117.130
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling, of door generieke factoren. Alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt. Hierdoor zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De segmentatie van vastgoed naar sectoren (exclusief kortlopende vorderingen en liquide middelen) is als volgt: 2010
2010
2009
2009
In euro’s
In procenten
In euro’s
In procenten
Kantoren
3.289
27
3.491
28
Winkels
3.492
29
3.451
27
Woningen
4.781
39
4.993
40
650
5
625
5
12.212
100
12.560
100
Overige Totaal
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
63
Valutarisico Het totaalbedrag dat wordt belegd in vreemde valuta bedraagt ultimo 2010 circa 45% (2009: 48%) van de beleggingsportefeuille en is vrijwel geheel afgedekt door valutaderivaten. Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten ultimo 2010 is als volgt weer te geven: Voor Valutaderivaten (in euro’s) in beleggingspool (in euro’s)
2010 Nettopositie na (in euro’s)
Voor Valutaderivaten (in euro’s) in beleggingspool (in euro’s)
2009 Nettopositie na (in euro’s)
AUD
721
(714)
7
1.013
(1.017)
(4)
CAD
1.286
(1.270)
16
1.268
(1.322)
(54)
CHF
2.693
(2.735)
(42)
2.771
(2.890)
(119)
DKK
285
(286)
(1)
311
(300)
11
EUR
79.385
66.021
145.406
67.918
64.683
132.601
GBP
7.994
(8.156)
(162)
8.263
(8.578)
(315)
HKD
2.537
(369)
2.168
493
(488)
5
JPY
5.470
(5.481)
(11)
4.135
(3.987)
148
466
(473)
(7)
386
(409)
(23)
1.038
(1.054)
(16)
897
(975)
(78)
NOK SEK SGD
239
(237)
2
205
(206)
(1)
USD
35.557
(44.911)
(9.354)
32.018
(44.122)
(12.104)
7.998
(335)
7.663
10.476
(389)
10.087
145.669
-
130.154
-
Overige Totaal
De post ‘Overige’ betreft een aantal valuta uit andere dan de genoemde landen. Deze zijn afgedekt tegen de dollarkoers. Vandaar de overexposure onder de post ‘USD’. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. 2010
2010
2009
2009
Balanswaarde
Duration
Balanswaarde
Duration
Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten)
64.475
2
52.720
3
Duration van de vastrentende waarden (na derivaten)
64.475
23
52.720
18
121.274
16
107.970
15
Duration van de (nominale) pensioen verplichtingen
64
Jaarrekening 2010
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen, zonder gebruikmaking van derivaten. Door gebruik te maken van derivaten neemt de duration aanzienlijk toe, maar gewogen over de gehele beleggingsportefeuille is deze korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch‘. Bij een rentestijging daalt als gevolg hiervan de waarde van beleggingen minder snel dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); de dekkingsgraad zal hierdoor stijgen. Bij een rentedaling stijgt de waarde van de beleggingen minder snel dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verlagen van het renterisico of de ‘duration-mismatch‘. Het fonds heeft in zijn strategisch beleid geformuleerd om het renterisico voor 75% af te dekken. Het afdekkingspercentage wordt ook wel het matchpercentage genoemd. Om het renterisico te verlagen, belegt het fonds in vastrentende waarden en LDI-pools. In de LDI-pools zitten kortlopende vastrentende waarden en renteswaps. Bij het vaststellen van het matchpercentage worden alleen de in euro’s genoteerde vastrentende waarden en renteswaps meegeteld (de zogenaamde ‘economische’ match). Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt het renterisico verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaald. Op balansdatum bedroeg de feitelijke afdekking van het renterisico circa 73%. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 2010 In euro’s
2010 In procenten
2009
2009
In euro’s
In procenten
Resterende looptijd korter dan 1 jaar
23.926
37
12.175
23
Resterende looptijd tussen 1 en 5 jaar
17.438
27
16.405
31
Resterende looptijd langer dan 5 jaar
23.111
36
24.140
46
Totaal
64.475
100
52.720
100
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Dit zijn derivatenposities die niet via de beurs worden verhandeld, maar rechtstreeks tussen partijen. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau (dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds), het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten, en het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds alleen belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/ CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. In de ISDA/CSA-overeenkomsten worden de afspraken en voorwaarden van de derivatentransacties vastgelegd.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
65
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven:
AAA AA
2010
2010
2009
2009
In euro’s
In procenten
In euro’s
In procenten
11.695
18
9.524
18
8.302
13
6.558
12
A
8.334
13
5.427
10
BBB
5.030
8
4.595
9
Lager dan BBB
6.621
10
7.369
14
Geen rating
24.493
38
19.247
37
Totaal
64.475
100
52.720
100
De relatief grote post ‘Geen rating’ betreft voor circa € 14 miljoen hypotheken en € 10 miljoen aan derivaten. Beide hebben geen rating.
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Er wordt belegd via beleggingspools. Uittreding uit deze pools is mogelijk onder voorwaarden van het betreffende beleggingsfonds. De snelheid waarmee deze beleggingen liquide gemaakt kunnen worden is afhankelijk van de liquiditeit van de onderliggende beleggingen.
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit (‘schadereserve‘). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het bestuur doet onderzoek en stelt de actuariële grondslagen vast; deze worden jaarlijks getoetst door een certificerende actuaris, waarbij de werkelijke uitkomsten worden vergeleken met de verzekeringstechnisch veronderstelde uitkomsten.
Toeslagverleningsrisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toezegging voor toeslagverlening voorwaardelijk is.
66
Jaarrekening 2010
Aanwezig pensioenvermogen
Toeslagverlening
Lager dan 105% van de voorziening pensioenverplichtingen
Nee
Hoger dan 105% van de voorziening pensioenverplichtingen maar kleiner dan het vereist eigen vermogen
Gedeeltelijk
Hoger dan het vereist eigen vermogen
Volledig en inhaaltoeslag
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december 2010 de volgende post:
JP Morgan
2010
2009
-
5.883
Concentratierisico is beperkt door een dagelijkse afstemming van het onderpand. Het onderpand dat in 2009 werd afgegeven door JP Morgan bestond uit staatsobligaties uit Nederland, Duitsland en Frankrijk.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik wordt gemaakt van onder meer valutatermijncontracten. Dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt (zie ook de paragraaf ‘Valutarisico’s’ van dit hoofdstuk).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
67
Overige gegevens Statutaire bestemming van saldo van baten en lasten In de statuten is geen bepaling opgenomen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten. Krachtens het besluit van het bestuur in de vergadering van 20 juni 2011 is het saldo van baten en lasten over 2010 verwerkt in de weerstandsreserve en de algemene reserve.
68
Jaarrekening 2010
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie te Amsterdam is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2010.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
69
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 129 en 137. De in 2010 ontvangen premie was niet kostendekkend en het pensioenfonds voldoet niet aan de vereisten inzake consistentie van de financiële opzet. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn. Eindhoven, 20 juni 2011 drs. J.G.A. Smolenaers AAG verbonden aan Towers Watson B.V.
70
Jaarrekening 2010
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risicoinschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 20 juni 2011 KPMG ACCOUNTANTS N.V. P.L.A. Langeveldt RA
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
71
Bijlage (Neven)functies bestuursleden Werkgeversbestuursleden Drs. P.G.J. de Bruyn (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) Directeur HR bij Wienerberger Werkgeversdeelnemer aan het CAO-overleg voor de CAO Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie L.H.H. Engels (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) Lid College van Opdrachtgevers Cordares Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie P.M. Lemmen (Koninklijk Verbond van Nederlandse Baksteenfabrikanten) Directeur Eurobrick B.V. Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie
Werknemersbestuursleden J.P.M. Janssen (FNV Bondgenoten) Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie Bestuurder FNV Bondgenoten Bestuurslid VUT- beton Bestuurslid Vlakglas: VUT, BPF en Stoov (opleidingen) R.W. Vlietman (CNV Vakmensen) Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie Werknemersvoorzitter van OPF CNV BedrijvenBond Bestuurslid bij BPF Slagers Bestuurslid bij BPF Rijn en Binnenvaart Bestuurslid bij BPF Vlakglas Bestuurslid Sucon 1 en Sucon 2 (contractcatering) Bestuurslid bij Vut-fonds Zwem- en Badinrichtingen Bestuurslid bij STIVU Plaatsvervangend bestuurslid bij BPF Drankenindustrie Lid Deelnemersraad Koopvaardij namens de Slapers Lid Deelnemersraad Optas Lid klantenraad F&C Lid klantenraad Syntrus Achmea Vastgoed Lid klantenraad Rabobank Lid College van Opdrachtgevers Cordares Pensioendeskundige CNV Vakmensen
72
Jaarverslag 2010
Werknemersbestuursleden (vervolg) J.A. Spruijt (De Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening) Bestuurslid Stichting Vroegpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Baksteenindustrie Bestuurslid Bpf Hibin Bestuurslid Bpf STIPP Bestuurslid Bpf Dranken Bestuurslid Bpf Suikerverwerkende Industrie Bestuurslid Suikerwerk en Chocoladeverwerkende Industrie Bestuurslid Stichting Federatief Pensioenfonds Bestuurslid Bpf MITT Bestuurslid Bpf GIL Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Banden en Wielen Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Architectenbureaus Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Kunststof - en Rubberindustrie Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Particuliere Beveiliging Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Tandtechniek Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Textielgoederen en aanverwante artikelen Plaatsvervangend bestuurslid Bpf Verf en Drukinkt Toehoorder Bpf Horeca en Catering Lid auditcie Bpf Horeca en Catering Lid beleggings cie Bpf STIPP Lid beleggings cie Bpf Dranken Lid beleggings cie SFP Lid beleggingscie Bpf MITT Lid beleggings cie Bpf GIL Lid kostencommissie Bpf Dranken Lid stuurgroep transitie Bpf Dranken Lid dagelijks bestuur SFP Lid Klantenraad AZL Lid tendercie vermogensbeheer Opf SFP Lid tendercie vermogensbeheer Bpf STIPP
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
73
74
Jaarverslag 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie
75