Beleggingsnota 2014 Stichting Vroegpensioenfonds voor de Technische Groothandel
4 DECEMBER 2013
Inhoudsopgave 1. 1.1. 1.2. 1.3. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 3. 3.1. 3.2. 4. 4.1. 5. 5.1. 5.2. 6.
Inleiding ..........................................................................................3 Definitie en doel beleggingsnota ........................................................3 Relatie tot andere officiële documenten ..............................................4 Herijking beleggingsnota ..................................................................4 Organisatie vermogensbeheer ............................................................5 Bestuur ..........................................................................................5 Portefeuillehouder Beleggingen .........................................................5 Externe beleggingsadviseur ..............................................................5 Uitbestedingsrelaties beleggingen ......................................................6 Custodian .......................................................................................6 Cashmanagement ............................................................................7 Beleggingsdoelstelling en investment beliefs ........................................8 Beleggingsdoelstelling ......................................................................8 Investment Beliefs ...........................................................................9 Terugblik 2013 ............................................................................... 11 Basis beleggingsbeleid 2013 ........................................................... 11 Strategische heroriëntatie ................................................................ 14 Proces .......................................................................................... 15 Stappen in het beleggingsproces ..................................................... 15 Strategisch beleggingsbeleid 2014 .................................................... 25
Bijlagen: - Beleggingsrichtlijnen F&C - Beleggingsrichtlijnen Syntrus Achmea Real Estate & Finance
2 / 27
1.
Inleiding
1.1. Definitie en doel beleggingsnota Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel (VPTech) is opgericht in 1999 als uitvoerder van de vroegpensioenregeling voor de Technische Groothandel. Van 1 april 2000 tot 1 januari 2006 zijn actieve deelnemers toegetreden tot de vroegpensioenregeling. Door beëindiging van de regeling in 2006 is er nu sprake van een ‘gesloten’ fonds met slechts inactieve deelnemers (in de betekenis van niet premiebetalende deelnemers). Het fonds heeft ten doel binnen de werkingssfeer van de regeling aanspraken toe te kennen op een tijdelijk ouderdomspensioen (vroegpensioen) aan werknemers en gewezen werknemers. Ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen wordt niet toegekend. Om dit doel te bereiken beschikt het fonds over de volgende sturingsinstrumenten: het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid. Het beleggingsbeleid wordt vastgelegd in deze beleggingsnota. In 2013 heeft het bestuur een strategische heroriëntatie uitgevoerd. Gezien de karakteristieken van het fonds (vroegpensioenfonds, eindig, relatief korte resterende horizon en geen premie inkomsten) is besloten de beleggingsportefeuille zo eenvoudig mogelijk en tegen aanvaardbare kosten, maar binnen de richtlijnen van wet- en regelgeving en het geldende Financieel Toetsingskader in te vullen. Dit betekent dat de beleggingsportefeuille in principe wordt ondergebracht bij een custodian. Daar waar dit op korte termijn nog niet mogelijk is, blijft er sprake van vermogensbeheer. Taken en verantwoordelijkheden van de custodian zijn vastgelegd in contracten. De afspraken met de vermogensbeheerders zijn vastgelegd in beleggingsrichtlijnen, welke als bijlage bij deze beleggingsnota zijn toegevoegd. In deze beleggingsnota wordt in hoofdstuk 2 de organisatie van het vermogensbeheer van VPTech beschreven. In hoofdstuk 3 zijn de investment beliefs en de beleggingsdoelstellingen vastgelegd. Hoofdstuk 4 geeft een terugblik op de totstandkoming van het beleggingsbeleid 2013 en de wijzigingen die zijn doorgevoerd. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de strategische heroverweging nader toegelicht. Hoofdstuk 6 beschrijft tot slot de normportefeuille voor 2014.
3 / 27
1.2. Relatie tot andere officiële documenten ABTN. In de ABTN is het totale beleid en de organisatie rondom het pensioenfonds vastgelegd. In de ABTN is het beleggingsbeleid op hoofdlijnen beschreven en in de beleggingsnota wordt dit tot op detailniveau uitgewerkt. Herstelplan. Het herstelplan beschrijft het totale beleid van het pensioenfonds gedurende de herstelperiode tot aan het bereiken van de minimaal vereiste en de vereiste dekkingsgraad. De beleggingsnota is gebaseerd op een strategische heroriëntatie van het bestuur, een aantal analyses die zijn uitgevoerd, te weten een ALM studie, een risicoanalyse en een portefeuille optimalisatiestudie. Contracten met de custodian en externe beleggingsadviseur. In deze contracten zijn de afspraken vastgelegd met betrekking tot het executiebeleid, de bewaring van de portefeuille en de rapportages daarover, respectievelijk de advies- en monitoring taken van de beleggingsportefeuille. Beleggingsrichtlijnen. In de beleggingsrichtlijnen zijn voor de vermogensbeheerder de afspraken vastgelegd met betrekking tot het beheer en bewaring van de betreffende delen van de beleggingsportefeuille.
1.3. Herijking beleggingsnota Het bestuur stelt haar voorstel voor het beleggingsbeleid jaarlijks vast in de beleggingsnota en keurt deze voor het volgende jaar goed, zo mogelijk in een bestuursvergadering van december of anders via een schriftelijke procedure.
4 / 27
2.
Organisatie vermogensbeheer
2.1.
Bestuur
Het bestuur van VPTech is eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds. Wat betreft de beleggingen stelt het bestuur het strategische beleid, de beleggingsrichtlijnen en alle limieten vast waarbinnen belegd mag worden.
2.2.
Portefeuillehouder Beleggingen
In 2013 heeft het bestuur per aandachtsgebied een 1e en 2e portefeuillehouder benoemd en een directeur aangesteld. Binnen het bestuur zijn een 1e en 2e portefeuillehouder ‘Beleggingen’ aangesteld. De portefeuillehouders hebben geen beslissingsbevoegdheid en leggen alle adviezen ter besluitvorming voor aan het gehele bestuur. De portefeuillehouders dragen zorg voor de invulling van de agenda met betrekking tot de beleggingen voor bestuursvergaderingen, zijn verantwoordelijk voor de terugkoppeling van ontwikkelingen aan het bestuur, onderhouden contacten met de vermogensbeheerders, beleggingsadviseur en custodian, dragen zorg voor de totstandkoming van contracten en beleggingsrichtlijnen en leggen deze voor aan het bestuur en voeren namens het fonds de onderhandelingen met betrokken partijen. De portefeuillehouders worden hierbij ondersteund door de directeur van het fonds. De directeur van het fonds is verantwoordelijk voor de voorbereidingen van de bestuursvergaderingen, beoordeling en monitoring van de beleggingsrapportages, (in samenspraak met de beleggingsadviseur en portefeuillehouders) opstellen van adviezen aan het bestuur, het controleren van de facturen en het aansturen van custodian, vermogensbeheerders, en beleggingsadviseur. De portefeuillehouders voeren regelmatig overleg met de directeur.
2.3.
Externe beleggingsadviseur
Gezien het feit dat het bestuur voor een geheel andere inrichting heeft gekozen voor de beleggingsportefeuille vanaf 2014, heeft zij ook gekeken naar een passende beleggingsadviseur. Na een zorgvuldig selectietraject heeft het bestuur Sprenkels en Verschuren benoemd als beleggingsadviseur. De adviseur geeft advies over de inrichting en samenstelling van de matchingportefeuille, uitgaande van de doelstellingen en richtlijnen die het bestuur heeft opgesteld. Daarnaast staat de adviseur het bestuur bij in het selectieproces voor een passief wereldwijd aandelenfonds. De adviseur geeft na akkoord van het bestuur de instructies aan de custodian en verzorgt na
5 / 27
implementatie ook de periodieke monitoring van de beleggingsportefeuille en de matching. De adviseur kijkt hierbij vooral naar de matchingportefeuille en (inclusief de financiële risico’s) en of deze nog steeds voldoet aan de doelstellingen en richtlijnen vastgesteld door het bestuur. Bij de transitie voert de beleggingsadviseur eveneens een controle uit op het executiebeleid van de custodian.
2.4.
Uitbestedingsrelaties beleggingen
Het beheer van het totale vermogen, met uitzondering van de hypothekenportefeuille, is tot en met december 2013 uitbesteed aan F&C. Het beheer van de hypothekenportefeuille is uitbesteed aan Syntrus Achmea Real Estate & Finance BV. De inrichting van de beleggingsportefeuille zal vanaf 2014 als volgt worden ingericht (zie ook hoofdstuk 5): Een passieve buy-and-hold portefeuille waarbij de kasstromen van de verplichtingen van het fonds zo goed mogelijk worden gematched met veilige euro staatsobligaties; Een passief wereldwijd aandelenfonds. Gezien de vereenvoudigde invulling van de portefeuille heeft het bestuur besloten, mede vanuit kostenoverwegingen, de portefeuille onder te brengen bij een custodian. Daar waar dit niet direct mogelijk is, zal er sprake blijven van vermogensbeheer en derhalve een vermogensbeheerrelatie. De vastrentende portefeuille, tot op heden onder beheer bij F&C in beleggingspools, wordt op 4 december 2013 omgezet in een passieve buyand-holdportefeuille welke in bewaring blijft bij de custodian. De aandelenbeleggingen blijven vooralsnog onder beheer bij F&C. Het bestuur oriënteert zich de komende maanden op verschillende mogelijke alternatieven voor dit deel van de portefeuille. Het beheer van de hypothekenportefeuille blijft uitbesteed aan Syntrus Achmea Real Estate & Finance. De verkoopopdrachten zijn ingelegd, maar niet alle beleggingen zijn direct verkoopbaar.
2.5.
Custodian
Het bestuur heeft na een zorgvuldig selectietraject Kasbank aangesteld als custodian. De custodian werkt op execution-only basis. Dit betekent dat de custodian de beleggingen na instructie van het bestuur aankoopt, bewaart en hierover periodiek rapporteert. De custodian geeft geen beleggingsadvies. De custodian voert de beleggingsadministratie, verzorgt de onafhankelijke waardering van de beleggingen en stelt performance- en risicorapportages op.
6 / 27
2.6.
Cashmanagement
Een van de taken van Syntrus Achmea is het cashmanagement. Het pensioenfonds voert een actief cashmanagement. Het pensioenfonds kent immers alleen uitkeringen. Het fonds belegt in beginsel alleen in beleggingen die snel tegen aanvaardbare kosten liquide gemaakt kunnen worden. Vanaf 2014 worden de beleggingen ook zo goed als mogelijk afgestemd op de verplichtingen, waardoor de cashmanagement functie nog belangrijker wordt.
7 / 27
3.
3.1.
Beleggingsdoelstelling en investment beliefs Beleggingsdoelstelling
De hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid voor VPTech is: “Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen, wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Een zeer defensief karakter van het beleggingsbeleid staat samen met eenvoud en het met grote mate van zekerheid veilig stellen van de nominale uitkeringen voorop. Alleen met het surplus wordt risico aan de portefeuille toegevoegd.” Onder solide wijze beleggen verstaat het bestuur het volgende: Het bestuur onderbouwt het jaarlijks te voeren beleggingsbeleid; Het bestuur evalueert het gevoerde beleggingsbeleid tenminste jaarlijks en stelt het beleggingsbeleid zo nodig tussentijds bij; Het bestuur richt de administratieve organisatie rondom beleggingen adequaat in. Dit betekent dat zij waar nodig functiescheiding en interne controle maatregelen invoert; Het bestuur heeft een gedragscode ingesteld. De gedragscode draagt mede bij tot het integer functioneren van alle betrokkenen ter voorkoming van conflicten tussen belangen van het fonds en privébelangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privé doeleinden. Onder zeer defensief karakter verstaat het bestuur het volgende: Het pensioenfonds heeft een relatief korte horizon in vergelijking met ‘gewone’ pensioenfondsen, waardoor relatieve stabiliteit van de rendementen op de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen gewenst is en de kans op korten geminimaliseerd wordt. Er mag sprake zijn van een bescheiden risico, waarvoor alleen het surplus (aanwezige vermogen boven een dekkingsgraad van 100%) wordt gebruikt. De waardefluctuaties dienen beperkt te zijn, zodat het pensioenfonds met zeer grote mate van zekerheid haar verplichtingen kan nakomen. Bij de uitvoering van het beleggingsplan staat de “prudent person”-regel conform de Europese richtlijnen1 centraal. De “prudent person”-regel rust op de volgende pijlers: Deskundig vermogensbeheer; Activa worden belegd in het belang van de (gewezen) deelnemers; Activa worden zodanig belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel wordt 1
Richtlijn nr. 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van juni 2003 betreffende de werkzaamheden van het toezicht op instellingen voor bedrijfsvoorziening.
8 / 27
gewaarborgd; dit betekent dat het risico- en rendementsprofiel van de totale portefeuille steeds afgestemd moet zijn op de verplichtingenstructuur van het fonds, en dat de beleggingen voldoende moeten zijn gespreid (diversificatie).
3.2.
Investment Beliefs
De investment beliefs vormen de basis en de filosofie voor de inrichting van het vermogensbeheer: Het geeft een raamwerk op basis waarvan beleggingsbeslissingen genomen worden; Het geeft houvast als er een crisis is; Het is goed om van te voren af te stemmen wat van het beleggingsbeleid verwacht mag worden; Het legt vast aan stakeholders waar VPTech voor staat. Het bestuur heeft de volgende investment beliefs vastgesteld: Beleggen is een middel om de pensioendoelstelling te realiseren en geen doel op zich Het beleggingsdoel is in het algemeen om rendement te maken en het vermogen te beschermen, zodat aan de nominale verplichtingen kan worden voldaan. Het behalen van extra rendement om toeslag te kunnen verlenen, is geen doelstelling op zich voor VPTech. Daarnaast dienen uit de beleggingsrendementen ook de uitvoeringskosten betaald te worden. Diversificatie voegt waarde toe Binnen de relatief eenvoudige portefeuille wordt getracht een bepaalde mate van spreiding aan te brengen binnen de beleggingscategorieën aandelen en vastrentende waarden, zodat het risico op portefeuilleniveau wordt gereduceerd. Financiële markten zijn volledig efficiënt Sterk ontwikkelde markten zijn dermate efficiënt dat geen voordeel door actief beleggen te behalen is. Daardoor kan het beste gebruik worden gemaakt van passieve producten, gezien de hoge mate van efficiëntie van de markt en de lagere kosten. Visie pensioenfonds op de ontwikkeling van financiële markten: Het pensioenfonds baseert haar visie op informatie van externe partijen. Deze visie wordt gebruikt bij: De te hanteren uitgangspunten in een (verkorte) ALMstudie, continuïteitstoetsen en portefeuille optimalisatiestudies; Het bepalen van het al dan niet afdekken van valutarisico, daar het pensioenfonds valutarisico in beginsel niet als rendementsbron ziet.
9 / 27
Het pensioenfonds gelooft sterk in het behoud van de Euro en de Europese Monetaire Unie. De verplichtingen zijn ook in Euro’s. Er wordt niet belegd in een beleggingsproduct of een beleggingscategorie die niet, of onvoldoende wordt begrepen Het pensioenfonds vindt eenvoud, begrijpelijkheid en transparantie belangrijk. De beleggingsportefeuille wordt kostenefficiënt ingericht Voor beleggingen geldt dat kosten vaststaan en beleggingsopbrengsten onzeker zijn. Het pensioenfonds vindt volledige transparantie in onderliggende beheerkosten en overige kosten belangrijk. Het pensioenfonds kiest vanuit ethische en maatschappelijke doelstellingen voor duurzaam beleggen en tracht bij de invulling van de portefeuille hier zoveel mogelijk rekening mee te houden Het pensioenfonds wil: goede praktijken stimuleren en niet aan slechte praktijken bijdragen; haar betrouwbare reputatie versterken; goede governance mechanismen stimuleren. Daarom maakt het pensioenfonds duurzame beleggingen onderdeel van haar vermogensbeheer, op een zodanige wijze dat deze bijdragen aan de doelstellingen van het pensioenfonds.
10 / 27
4.
Terugblik 2013
In dit hoofdstuk wordt een korte terugblik gegeven op de totstandkoming van het beleggingsbeleid 2013 en de belangrijkste doorgevoerde wijzigingen in de portefeuille.
4.1.
Basis beleggingsbeleid 2013
De belangrijkste uitgangspunten Gezien de (verkorte) ALM-studie eind 2011, het herstelplan, de uitgebreide analyses eind 2011, de gematigde positieve visie op de financiële markten en de licht hogere dekkingsgraad per ultimo oktober 2012 ten opzichte van begin 2012, zag het bestuur geen reden om significante wijzigingen door te voeren in het strategische beleggingsbeleid voor 2013. De uitdaging van de totstandkoming van het beleggingsbeleid 2013 lag dan ook in het verfijnen van de normportefeuille 2012. Hierbij is eveneens rekening gehouden met de risicoanalyse en de uitkomsten van de workshops Integraal Risicomanagement, welke het bestuur in de zomer van 2012 heeft gevolgd. Niet kwantificeerbare risico’s als concentratierisico en liquiditeitsrisico zijn in de afwegingen meegenomen. Het in 2009 ingediende herstelplan is nog steeds van kracht, wat betekent dat er niet meer risico genomen mag worden dan in het herstelplan, oftewel het percentage zakelijke waarden (29%) mocht niet verhoogd worden en het percentage strategische renteafdekking (75%) mocht niet verlaagd worden. De bouwstenen voor de beleggingsnota 2013 waren: ABC analyses door F&C (portefeuille optimalisatie studie), inclusief vooruitzichten op de verschillende beleggingscategorieën; Scenario analyses door F&C; Wijzigingen in aanpak en producten F&C; Vaststellen risicokader en vaststellen normportefeuille. Daarnaast wenste het bestuur geen complexe en minder transparante beleggingscategorieën op te nemen. Het proces F&C heeft een aantal portefeuilles doorgerekend met het ABC-model ten opzichte van de portefeuille per 30 september 2012 en de herstelplanportefeuille. Dit is een optimalisatiemodel waarmee diverse portefeuilles doorgerekend worden en waarbij onder andere het effect op het risico-/rendementsprofiel, het risico ten opzichte van de verplichtingen, het vereist eigen vermogen en de kans op onderdekking inzichtelijk worden gemaakt. In deze analyse zijn ook de ALM- en herstelplanportefeuille meegenomen, welke in feite het kader vormen waarbinnen gemanoeuvreerd kon worden. Daar de kans groot was dat het belang in het Zakelijke Hypothekenfonds in 2013 niet afgebouwd kon worden, is het belang in
11 / 27
Hypotheken in de analyse gelijk gehouden aan het belang dat op dat moment in de portefeuille aanwezig was. In de ABC-analyse is gekeken naar het effect van het licht verlagen respectievelijk verhogen van het belang in aandelen en het rente afdekkingspercentage. Vanuit het concentratierisico en de visie op de financiële markten voor het afgelopen jaar is gekeken naar het verlagen van het belang in bedrijfsobligaties met een goede kredietwaardigheid en het heralloceren van deze afbouw naar andere vastrentende beleggingscategorieën en converteerbare obligaties. De uitkomsten van alle doorgerekende portefeuilles zijn geanalyseerd, waarna de portefeuilles die buiten genoemd kader vielen niet tot de mogelijke portefeuilles behoorden. Portefeuilles die risicovoller waren dan de herstelplanportefeuille zijn niet toegestaan in periode van herstel. Daarnaast is een vijftal portefeuilles doorgerekend met de toenmalige portefeuille als uitgangspunt. Besluitvorming strategische portefeuille 2013 Vanuit de ‘prudent person’ gedachte, rekening houdend met het maximale toegestane risico in het herstelplan, de dekkingsgraad, de herstelkracht berekend in de verkorte ALM studie en de aanvullende scenarioanalyses van F&C heeft het bestuur ervoor gekozen om qua strategische asset allocatie dicht bij strategische portefeuille 2012 te blijven, ook al bestond er binnen het huidige herstelplan ruimte om iets risico toe te voegen. Met betrekking tot de invulling en de aanpak heeft het bestuur voor 2013 besloten een aantal eerder genomen besluiten te handhaven en een aantal relatief beperkte wijzigingen door te voeren. Besluiten die zijn gehandhaafd De volgende eerder genomen besluiten zijn gehandhaafd: Match en returnportefeuille: Een deel van de portefeuille wordt ingericht als matchportefeuille, die voornamelijk wordt aangehouden voor het afdekken van het renterisico. Het andere deel, de returnportefeuille, heeft tot taak om additioneel rendement te behalen ten behoeve van herstel van de dekkingsgraad en verbetering van de toeslagkansen. Indeling van de portefeuille in een match- en een return component biedt naast een duidelijke functiescheiding ook een betere sturing van het totale risicoprofiel ten opzichte van de toenmalige indeling in liquide en illiquide. De verhouding tussen vastrentende waarden en zakelijke waarden schommelt door marktontwikkelingen, met name door rentebewegingen en bewegingen op de aandelenmarkten. Het renterisico worden afgedekt door LDI Pools, Hypotheken en staatsleningen van de zogenaamde core Eurolanden (Nederland, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Luxemburg en Finland). Beleggingen
12 / 27
in vastrentende waarden binnen de returnportefeuille (Credits, High Yield en EMD) worden hierin niet meegenomen. De beleggingen binnen de staatsobligatie fondsen (core, non-core en long bonds) vinden plaats op basis van Bruto Nationaal Product en niet meer naar marktkapitalisatie2, zoals dat voor 2012 wel het geval was. Op deze wijze wordt voorkomen dat de landen met de grootste schuldenposities de grootste belangen van de portefeuille uitmaken (het zogenaamde marktkapitalisatie beleggen). Vooralsnog handhaven van het in 2012 geïntroduceerde wereldwijde aandelenfonds van F&C en een additioneel belang in het F&C Emerging Markets equity fonds. De nieuwe opzet kwam tegemoet aan de wens van het fonds tot een lager actief risicoprofiel in de aandelenportefeuille. Een bijkomend voordeel was de lagere kosten. Het fonds heeft ervoor gekozen om naast dit Global Equity fonds ook een belang in het Emerging Markets fonds aan te houden om aan te sluiten bij haar wens om een groter belang in deze regio aan te houden. De reden hiervoor is het aantrekkelijke groeiperspectief en de daarmee samenhangende verwachte meeropbrengsten ten opzichte van de ontwikkelde markten. Het belang in het Zakelijke Hypothekenfonds geheel afbouwen. De ontwikkelingen op de markten, de zeer geringe vraag en de wens van een aantal andere participanten uit te treden, zorgden ervoor dat de afbouw niet ineens en binnen korte tijd kon plaatsvinden. De verwachting is dat ook in 2014 niet de gehele afbouw zal kunnen plaatsvinden. In verband met de relatief korte resterende looptijd van de verplichtingen van VPTech en de wens het belang af te bouwen, worden alle dividenden in cash uitgekeerd en gebruikt voor het doen van vroegpensioenuitkeringen. Belangrijkste wijzigingen Het bestuur heeft besloten de volgende wijzigingen door te voeren: Verlagen van het belang in global credits in verband met het concentratierisico; Verlagen van het belang in staatsobligaties EUR non core gezien de economische vooruitzichten voor deze landen en het risicoprofiel; Ophogen van het belang in High Yield Bonds, Convertibles en Emerging Market Debt in verband met de rendementsvooruitzichten en een betere spreiding.
2
Belang in de markt op basis van de schuldenpositie van een land.
13 / 27
5.
Strategische heroriëntatie
VPTech is een vroegpensioenfonds met specifieke karakteristieken. Zo betreft het een gesloten fonds, ofwel er zijn geen premie inkomsten meer, heeft het een eindig karakter en een relatief beperkte resterende horizon. Voor de deelnemers betreft het deel van hun totale pensioen. Gezien alle recente ontwikkelingen rondom het pensioenakkoord en het nieuwe toetsingskader in relatie tot de specifieke kenmerken van het fonds, heeft het bestuur besloten medio 2013 een strategische heroriëntatie uit te voeren. De heroriëntatie betreft alle aspecten binnen het beleggingsproces: Pensioenambitie; Risicobereidheid stakeholders; Investment beliefs; ALM studie; Strategische asset allocatie en renterisico; Inrichting beleggingsportefeuille (uitvoering, producten, en benodigde partijen); Implementatie; Rapportage en monitorting beleggingsportefeuille; Kosten. Het beleggingsproces wordt in figuur 1 nog eens weergegeven. Figuur 1: Beleggingsproces
14 / 27
5.1.
Proces
In het tweede kwartaal van 2013 heeft het bestuur een enquête uitgezet onder de deelnemers om de risicobereidheid in kaart te brengen en inzicht te krijgen in de verwachtingen ten aanzien van het vroegpensioen. In opdracht van het bestuur hebben de portefeuillehouders gedurende het tweede en derde kwartaal een aantal onderzoeken uitgevoerd in samenwerking met de beleggingsadviseur, vermogensbeheerder en directeur:
Alternatieve inrichting van de beleggingsportefeuille; Alternatieve vermogensbeheerorganisatie: uitvoering, partijen, governance en adviseur; Kosten. Met behulp van de uitkomsten van de enquête en de uitkomsten van de diverse onderzoeken is een heisessie georganiseerd van twee dagen om met het gehele bestuur het beleggingsproces te doorlopen. De heisessie is voorbereid door de portefeuillehouders, de directeur van het fonds, de vermogensbeheerder F&C en de externe beleggingsadviseur Montae. De heisessie heeft tot de volgende resultaten geleid:
De ambitie (ofwel doelstelling) van het fonds is opnieuw bepaald op basis van de risicobereidheid van de deelnemers en het bestuur; De belangrijkste investment beliefs zijn opnieuw besproken; Het bestuur heeft criteria geformuleerd waaraan het beleggingsbeleid moet voldoen; Er is gekeken naar zogenaamde kritische dekkingsgraden; Er is toeslagbeleid geformuleerd; Er is richting gegeven aan de wijze waarop de beleggingsportefeuille ingericht moet worden voor de langere termijn. Het bestuur heeft besloten de uitkomsten van de heisessie betreffende het beleggingsbeleid te toetsen door middel van een ALM studie en vervolgens te bespreken met De Nederlandsche Bank (‘DNB’). Gedurende de heisessie zijn er dan ook geen besluiten genomen. De besluitvorming heeft in de bestuurvergaderingen daarna plaatsgevonden.
5.2.
Stappen in het beleggingsproces
De verschillende stappen in het beleggingsproces zijn door het bestuur doorlopen en worden hierna toegelicht.
15 / 27
1) Doelstelling Enquête risicobereidheid deelnemers In de zomer van 2013 heeft het bestuur een enquête gehouden onder de deelnemers van het fonds om de risicobereidheid en de verwachtingen van hen in kaart te brengen. Op basis van het aantal respondenten heeft het bestuur besloten dat de enquête representatief is voor het totale deelnemersbestand. De voornaamste conclusies waren: Verwachting was enerzijds een uitkering met koopkracht behoud (71% van de respondenten) en anderzijds een uitkering die minstens gelijk is aan 100% van datgene waar zij recht op hebben ( 77% van de respondenten). Slechts 8% van de respondenten gaf aan dat het pensioenfonds extra risico mocht nemen voor de realisatie van een geïndexeerd pensioen. 45% gaf aan dat het pensioenfonds wel risico mag lopen om de nominale doelstelling te realiseren; 47% gaf aan dat er helemaal geen risico gelopen mocht worden ook al zou dit kunnen leiden tot een lagere uitkering. Ook het bestuur heeft een eigen risicohouding en ambitie bepaald door een aantal vragen te stellen: Is het minimaliseren van de kans op korten of het maximaliseren van de kans op toeslag belangrijker? Is het behalen van rendementen of het beperken van risico belangrijker? Bij het beantwoorden van deze vragen heeft het bestuur rekening gehouden met de uitkomsten van de enquête onder de deelnemers en de karakteristieke eigenschappen van het fonds, te weten het gesloten karakter, de dekkingsgraad van ultimo augustus van circa 105%, de inhoud van de regeling en de, voor pensioenfondsen, relatief korte horizon. Besloten is dat: 1. Het minimaliseren van de kans op korten belangrijker is dan het maximaliseren van de kans op toeslag; 2. Risico’s beheersen belangrijker is dan het zoeken naar rendement.
Ambitie formuleren Om een ambitie concreet te formuleren is meer richting gegeven aan de elementen “minimaliseren kans op korten” en “maximaliseren kans op toeslag” door hieraan een bepaalde dekkingsgraad te koppelen. De uitkomsten van de discussie waren: De dekkingsgraad mag niet onder de 90% komen; Een dekkingsgraad onder de 95% mag eens in de 10 tot 15 jaar voorkomen; Er wordt toeslag verleend vanaf een dekkingsgraad van circa 113% (dekkingsgraad van ultimo september van 108% plus een buffer van 5%). Deze dekkingsgraad moet te bereiken zijn in circa 6 jaar.
16 / 27
Investment beliefs Het bestuur heeft opnieuw stilgestaan bij de huidige investment beliefs en heeft de belangrijkste beliefs voor het bepalen van de beleggingsstrategie bepaald: Niet beleggen in instrumenten die het bestuur niet volledig begrijpt (het bestuur wenst eenvoud); Het vermogensbeheer moet kostenefficiënt zijn; Diversificatie kan leiden tot een lager risico bij een gelijkblijvend verwacht rendement; Markten zijn volledig efficiënt, dus passief beleggen verdient de voorkeur (aangepaste belief ten opzichte van de huidige belief); Beleggingen voornamelijk in het eurogebied. De verplichtingen luiden in euro en het bestuur gaat uit van economisch herstel. Criteria Het bestuur heeft de belangrijkste criteria voor het vaststellen van een toekomstig beleggingsbeleid als volgt vastgesteld: Minimaliseren kans op korten; Beheersen van de (neerwaartse) risico’s; Beperken van de complexiteit; Verlagen van de kosten.
2) ALM studie Met behulp van een ALM studie kan het bestuur beleid bepalen voor toeslagverlening en beleggingen op basis van de specifieke situatie en verplichtingenstructuur van het fonds. Normaliter gaat een ALM-studie vooraf aan het vaststellen van het beleggingsbeleid. Het bestuur heeft ervoor gekozen om in dit geval eerst naar de verschillende mogelijke portefeuilles te kijken op basis van de geformuleerde ambitie, risicobereidheid en investment beliefs. De uitgangspunten voor de ALM studie zijn gedurende de heidagen en daarna in overleg met Syntrus Achmea, de partij die de ALM studie heeft uitgevoerd, door het bestuur geformuleerd: Actuariële grondslagen: Afwikkeling van de verplichtingen op basis van de huidige fondsgrondslagen (sterfte conform AG 2012-2062 en fondsspecifieke ervaringssterfte); Kostenvoorziening voor toekomstige administratiekosten wordt toereikend geacht, alle kasstromen zijn met 9% verhoogd; Toeslag vanaf een dekkingsgraad van 110% (de dekkingsgraad mag nooit onder de 110% dalen ten gevolge van indexatie); Vanaf een dekkingsgraad van 115% wordt al het meerdere als extra toeslag toegekend; er wordt geen rekening gehouden met indexatieachterstand; Het bestand ontwikkelt zich conform deze grondslagen en het vroegpensioen gaat in op vroegpensioendatum en eindigt op een leeftijd van 65;
17 / 27
Start dekkingsgraad per 30/06/2013 van 105,9% (exclusief de 3-maands rente middeling; Economie: Rentecurve per 30/06/2013 Verwachtingen na 0, 5, 10 en 15 jaar ten aanzien van de ontwikkeling van de swaprente, Duitse staatsrente en de Duitse staatsrente plus een opslag van 0,4%; Een spread (extra opslag) ten opzichte van de swap- en Duitse staatrente voor de verschillende euro landen waarin belegd mag worden (zie hoofdstuk 6); Economische aannames DNB ten aanzien van prijs- en looninflatie, verwachte rendementen en risico’s voor aandelen en Duitse staatsobligaties (plus een opslag van 0,4%). NB: ten aanzien van de staatsrente geldt een specifieke modellering gezien de gewenste cash flow matchingmethode); Beleggingsbeleid: Een buy-and-hold cash flow matching strategie waarbij 100% matching plaats vindt; Er is geen rekening gehouden met de hypotheken portefeuille gezien de gewenste afbouw; Het surplus wordt belegd in een passief wereldwijd aandelenfonds; Toegekende toeslagen worden uit de aandelenportefeuille gehaald en cash aangehouden; Er is rekening gehouden met beleggingskosten.
In de ALM-studie is een tweetal varianten doorgerekend: 100% duitse staatsobligaties, 3,1% aandelen (surplus); 100% duitse staatsobligaties plus een vaste opslag van 0,4% (in verband met gewenste spreiding over landen en het realiseren van extra rendement), 7,8% aandelen (surplus). In de ALM-studie is voor beide varianten gekeken naar de kans op een dekkingsgraad lager dan 110% en een dekkingsgraad lager dan 100%, de kans op toeslag en toeslagverwachting, de koopkrachtontwikkeling en de risico’s. De conclusies van de ALM-studie zijn als volgt: De gemiddelde dekkingsgraad in varianten 1 en 2 stijgt in 15 jaar naar ca 107% respectievelijk 111%; Er lijkt nog een beperkt toeslagpotentieel te zijn; De kansen op een tekort (dekkingsgraad < 100%) lijken klein (2-3%); De gemiddelde koopkracht daalt in 15 jaar naar ca 80-85%; De grootste risico’s zijn dat de staatscurve fors boven de swapcurve komt te liggen en als de gehanteerde opslag van 0,4% lager is.
18 / 27
3) Strategische asset allocatie Voorafgaand aan de heisessie zijn met F&C voorbereidingen getroffen en is (onder andere rekening houdend met de uitkomsten van de enquête over de risicobereidheid) een aantal verschillende portefeuilles gedefinieerd en doorgerekend in het ABC model. Deze portefeuilles en de huidige portefeuille zijn ‘blind’ aan het bestuur voorgelegd. Het bestuur kon dus niet zien wat er aan de portefeuilles ten grondslag lag wat betreft zaken als asset-mix, rente afdekking en complexiteit (ofwel wijze van invulling). Op basis van de eerder besproken criteria (kans op korten, kans op toeslagverlening, beheersen risico’s en behalen rendement) heeft het bestuur de verschillende portefeuilles een ranking gegeven op basis van de kerngegevens in het ABC model zoals in tabel 2 genoemd: Tabel 2: Kerngegevens ABC model
Bij het ranking is aan de verschillende criteria een wegingsfactor meegegeven om de belangrijkheid aan te geven. Het minimaliseren van de kans op korten en het beheersen van het (neerwaarts) risico’s wegen dubbel zo zwaar als het maximaliseren van de kans op toeslag en het behalen van rendement. De uitkomsten op de verschillende kerngegevens van de blinde portefeuilles staan in tabel 3 weergegeven. Tabel 3: ‘Blinde’ portefeuilles
Daarnaast is ook een aantal gevoeligheidsanalyses uitgevoerd, waarbij het effect op de dekkingsgraad wordt bekeken van veranderingen in rente- en aandelenmarkten. De uitkomsten hiervan staan in tabel 4 weergegeven.
19 / 27
Tabel 4: gevoeligheidsanalyses dekkingsgraad blinde portefeuilles
De criteria complexiteit en kosten waren (nog) niet zichtbaar, dus konden in eerste instantie niet meegenomen worden. Op basis van deze eerste beoordeling leek de huidige portefeuille als beste naar voren te komen. Het bestuur kreeg daarna een toelichting op de verschillende portefeuilles zoals weergegeven in tabel 5: Tabel 5: beschrijving blinde portefeuilles Varianten
Beschrijving
Rente
% aandelen
afdekking Huidige
Uitgebreide
portefeuille
portefeuille
I
Als huidig maar
Invulling renteafdekking
75%
15%
Derivaten, LDI fondsen
Lager
15%
Staatsobligaties, geen
cash flow matching
derivaten
e
1 20 jaar II
100% cash flow
Hoger
10%
matching III
Cash flow matching
Staatsobligaties, geen derivaten
Lager
15%
1e 20 jaar
Staatsobligaties en bedrijfsobligaties, geen derivaten
IV
Cash flow matching
75%
15%
1e 20 jaar V
100% cash flow matching
Staatsobligaties en derivaten (LDI fondsen)
Hoger
D.m.v. een call optie
Staatsobligaties, geen
wordt exposure naar
derivaten
aandelen verkregen (met leverage)
Na een uitgebreide toelichting op de verschillende varianten heeft het bestuur deze portefeuilles ook een ranking gegeven op basis van de criteria complexiteit (streven naar eenvoud) en kosten, waarbij complexiteit een dubbele weging kreeg (belangrijker dan kosten).
20 / 27
Op basis van de scores van het bestuur ging de voorkeur uit naar variant II, een cash flow matching portefeuille met staatsobligaties, waarbij het renterisico volledig is afgedekt en het surplus in aandelen wordt belegd zodat enige kans op indexatie blijft bestaan. Op basis hiervan is met behulp van het ABC model gekeken naar variaties hierop, bijvoorbeeld het gebruik van credits, of het toestaan van landen met een lagere rating. Ook de hypothekenportefeuille werd hierin meegenomen onder vastrentende waarden. Het bestuur heeft besloten de gevolgen van een portefeuille uit te werken die er als volgt uit ziet (de ‘voorkeursportefeuille’) en deze te toetsen in een ALM studie: 100% van de kasstromen worden zo goed als mogelijk gematched met staatsobligaties; Er wordt alleen gebruik gemaakt van euro staatsobligaties met een rating van minimaal AA (Duitsland, Nederland, Finland, Oostenrijk, België en Frankrijk); Rekening houdend met concentratierisico wordt een mandje van staatsobligaties geoptimaliseerd, eveneens rekening houdend met huidige rendementen, spreads en risico’s; Er mag geen gebruik worden gemaakt van derivaten; Het betreft een buy-and-hold portefeuille die wel periodiek geëvalueerd wordt; Het surplus wordt belegd in een wereldwijd passief aandelenfonds. Hiermee bestaat de kans dat met een relatief eenvoudige invulling van een risicovolle beleggingscategorie op toeslagpotentieel; Een vereist vermogen van circa 105%. In nader overleg met de beleggingsadviseur zijn aanvullende criteria geformuleerd voor de vastrentende cash flow matching portefeuille: Het concentratierisico per land moet beperkt zijn tot maximaal 30%; Er moet sprake zijn van een minimaal aantal obligaties: circa 20 tot 40; De initiële verdeling tussen obligaties met een AAA en AA rating bedraagt 50%/50%. De allocatie naar obligaties met AA rating bedraagt maximaal 50%; De beleggingen moeten voldoende liquide zijn (voldoende omvang van de uitgifte, minimaal EUR 2 miljard); Lage aankoopkosten (bid-mid spread); De obligaties mogen geen optieachtige kenmerken; Er mag niet belegd worden in inflatie gerelateerde obligaties; Er mag niet belegd worden in obligaties met een variabele coupon; Er mag belegd worden in zero-coupon obligaties; De minimale looptijd bedraagt 1 jaar; Het beleggingsuniversum wordt bepaald door de iBoxx Euro Sovereign Index; De samenstelling wordt geoptimaliseerd op basis van de hoogste spread, ofwel de laagste aankoopwaarde.
21 / 27
Toeslagverlening Gezien het feit dat het vereist vermogen bij deze portefeuille daalt naar 105%, heeft het bestuur vervolgens besloten vanaf een dekkingsgraad van 110% te starten met toeslagverlening (vereist vermogen plus een buffer van 5%). Bij een dekkingsgraad van 115% mag er extra toeslag worden toegekend. Een hele hoge buffer boven de 115% voor dit gesloten vroegpensioenfonds leidt niet tot veel meerwaarde voor de deelnemers. Er is sprake van een gesloten fonds met een eindige verplichtingenstructuur en de uitkeringen lopen ook maar maximaal vier jaar. Tijdig en snel indexeren, vanaf een prudent doch niet te hoog dekkingsgraad niveau heeft de voorkeur. Ontwikkeling dekkingsgraad Het bestuur is zich er van bewust dat er sprake is van tussentijdse volatiliteit in de waardering van de beleggingen in geval van een buy-and-hold portefeuille waarin met de beleggingen zo goed als mogelijk de kasstromen van de verplichtingen gematched worden. Dit betekent, ook al is het neerwaarts risico op de lange termijn gering, dat de dekkingsgraad op korte termijn negatief beïnvloed kan worden. De Nederlandsche Bank De methodiek van cash flow matching is voorgelegd aan DNB. DNB heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de cash flow matching methodiek, maar het huidige (en nieuwe) Financieel Toetsingskader is ook in geval van deze methodiek van toepassing.
4) Implementatie Stap 4 in het beleggingsproces is de implementatie. De implementatie van de vastrentende buy-and-hold portefeuille vindt op 4 december 2013 plaats. Selectieproces vermogensbeheerder/custodian Het bestuur heeft besloten gezien het aangepaste en vereenvoudigde beleggingsbeleid opnieuw naar de gehele vermogensbeheerorganisatie te kijken. Voor de inrichting en organisatie van het aangepaste beleggingsbeleid is een verzoek tot offerte uitgestuurd aan een viertal partijen, waaronder de huidige vermogensbeheerder. Belangrijke criteria hierbij waren de kosten, de continuïteit en de kwaliteit van de dienstverlening. Gezien de buy-and-hold strategie en de eenvoudige inrichting biedt een vermogensbeheerder minder toegevoegde waarde en kan de portefeuille ook aangekocht en bewaard worden door een custodian. Op basis van de selectiecriteria en de ontvangen offertes zijn gesprekken gevoerd met de vier partijen. Op basis van de gesprekken en bevindingen heeft het bestuur besloten de portefeuille onder te brengen bij KasBank.
22 / 27
Selectieproces beleggingsadviseur Gezien het feit dat het bestuur besloten heeft de portefeuille onder te brengen bij een custodian en niet bij een vermogensbeheerder, heeft het bestuur ook een selectietraject gevolgd voor advies en begeleiding van de initiële inrichting en aankoop van de portefeuille. Hiervoor is een verzoek tot offerte uitgestuurd aan een 5-tal partijen, waaronder de huidige beleggingsadviseur Montae. Montae heeft aangegeven niet mee te kunnen doen, daar de gevraagde specifieke dienstverlening niet tot de dienstverlening van Montae behoort. Belangrijke criteria in dit selectietraject waren de deskundigheid betreffende de specifiek gewenste invulling en monitoring van de vastrentende buy-andhold portefeuille, de kwaliteit van de dienstverlening, de kosten en kennis van en ervaring met pensioenfondsen. Verder werd de voorkeur gegeven aan partijen die Nederlands als voertaal voeren en in omvang vergelijkbare klanten bedienen. Op basis van de selectiecriteria en de ontvangen offertes zijn gesprekken gevoerd met de betreffende partijen. Op basis van de gesprekken en bevindingen heeft het bestuur besloten het initiële advies over de inrichting van de portefeuille uit te laten voeren door Sprenkels & Verschuren. Sprenkels & Verschuren is vervolgens ook aangesteld als beleggingsadviseur van het fonds. Implementatie portefeuille 2014 Het contract met de huidige vermogensbeheerder F&C is per 31 december 2013 beëindigd. De transitie van de beleggingsportefeuille vindt op 4 december 2013 plaats en zal in cash geschieden. De nieuwe portefeuille wordt aangekocht door en vervolgens bewaard bij KasBank. Vooralsnog heeft het bestuur besloten de aandelenbeleggingen onder beheer te laten bij F&C. De beleggingsrichtlijnen zijn als bijlage toegevoegd.
5) Rapportage en monitoring KasBank verzorgt de beleggingsadministratie van het fonds en de volgende periodieke rapportages (inclusief de hypothekenportefeuille): Dekkingsgraad rapportage DNB (maandelijks); FTK-rapportage DNB (per kwartaal); Rapportage Vereist Eigen Vermogen (per jaar); Performance beleggingsportefeuille; Compliance rapportage Look through rapportage per kwartaal; Pensioen monitor dashboard; Pensioen monitor app; Risicorapportage (via app en dashboard)
23 / 27
F&C verzorgt de maand- en kwartaalrapportages van de aandelenbeleggingen. Syntrus Achmea Real Estate & Finance verzorgt de maand- en kwartaalrapportages van de hypothekenportefeuille. Naast de compliance en monitoring verantwoordelijkheden van KasBank, verzorgt Sprenkels & Verschuren de monitoring van de beleggingsportefeuille inclusief financiële risico’s in relatie tot de doelstelling en richtlijnen zoals vastgesteld door het bestuur. Hiervoor zijn kwantitatieve en kwalitatieve criteria voor de beoordeling en monitoring van het landenrisico opgesteld: Kwantitatieve maatstaven: Rating en outlook; Verhouding overheidsschuld t.o.v. Bruto Nationaal Product; Betalingsbalans; Werkeloosheidspercentage; Rentestand; Swapspread (spread t.o.v. de swaprente); Prijsinflatie; Kwalitatieve maatstaven: Rapporten IMF; Rapporten Wereldbank; Rapporten OECD en ECB.
24 / 27
6.
Strategisch beleggingsbeleid 2014
De strategische beleggingsmix en de strategische renteafdekking voor 2014 zijn in tabel 6 weergegeven. Het fonds streeft ernaar het valutarisico grotendeels af te dekken. Tabel 6: Strategische asset-mix 2014 Beleggingscategorie
Normweging
Zakelijke waarden
7%
Vastrentende waarden
90,5%
- Euro staatsobligaties
98%
- Hypotheken
2,5%
Rentebeleid Het pensioenfonds heeft te maken met renterisico. Dit wordt veroorzaakt door het verschil in de gemiddelde looptijd van de beleggingen (kort) versus de verplichtingen (lang). Hierdoor zijn verplichtingen meer rentegevoelig en dat betekent een risico voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad in het geval dat de rente gaat dalen. Het strategisch beleid is om het renterisico voor 90% af te dekken door de kasstromen van de verplichtingen zo goed mogelijk te matchen met euro staatsobligaties met een minimale rating van AA (de zogenaamde cash flow matching methode). In tabel 7 staat de normweging, de bandbreedtes en de te ondernemen actie weergegeven ten aanzien van het renterisico. Tabel 7: Beleid renterisico Normweging
Minimale afdekking
Maximale afdekking
90%
80%
100%
De renteafdekking mag fluctueren tussen 85% en 95% zonder dat er bijgestuurd wordt. Indien de rente afdekking zich bevindt tussen een afdekking van 80% en 85% of tussen 95% en 100% zal het bestuur maatregelen overwegen voor het geval de afdekking buiten de minimale of maximale bandbreedte komt. Valutarisico Het valutarisico wordt door het fonds gezien als een risico waar op lange termijn geen rendement tegenover staat. Dit geldt als strategisch uitgangspunt. Visie speelt bij dit risico geen rol. Het bestuur kan er dus voor kiezen het valutarisico af te dekken. Voor 2014 heeft het bestuur besloten het valuta risico zoveel mogelijk geheel af te dekken.
25 / 27
Invulling vastrentende portefeuille De vastrentende portefeuille vindt plaats door middel van euro staatsobligaties die voldoen aan de volgende criteria: 100% van de kasstromen worden zo goed als mogelijk gematched met staatsobligaties; Er wordt alleen gebruik gemaakt van euro staatsobligaties met een rating van minimaal AA (Duitsland, Nederland, Finland, Oostenrijk, België en Frankrijk); Het concentratierisico per land moet beperkt zijn tot maximaal 30%; Er moet sprake zijn van een minimaal aantal obligaties: circa 20 tot 40; De initiële verdeling tussen obligaties met een AAA en AA rating bedraagt 50%/50%. De allocatie naar obligaties met AA rating bedraagt maximaal 50%; De beleggingen moeten voldoende liquide zijn (voldoende omvang van de uitgifte, minimaal EUR 2 miljard); Lage aankoopkosten (bid-mid spread); De obligaties mogen geen optieachtige kenmerken; Er mag niet belegd worden in inflatie gerelateerde obligaties; Er mag niet belegd worden in obligaties met een variabele coupon; Er mag belegd worden in zero-coupon obligaties; De minimale looptijd bedraagt 1 jaar; Het beleggingsuniversum wordt bepaald door de iBoxx Euro Sovereign Index; De samenstelling wordt geoptimaliseerd op basis van de hoogste spread, ofwel de laagste aankoopwaarde. De initiële portefeuille ziet er als volgt uit: Landen
Allocatie in % (marktwaarde)
Rating
Duitsland
19%
AAA
Nederland
16%
AAA
Finland
16%
AAA
Frankrijk
19%
AA
Oostenrijk
9%
AA
België
21%
AA
Invulling aandelenportefeuille Vooralsnog heeft het bestuur ervoor gekozen de wereldwijde aandelenportefeuille (zowel ontwikkelde en opkomende markten) onder beheer te laten bij F&C. De specifieke kenmerken van deze fondsen zijn beschreven in de fondsvoorwaarden.
26 / 27
Het bestuur oriënteert zich de komen maanden op een alternatief, welke aan diverse criteria moet voldoen. Criteria zijn onder andere een ESG beleid, kosten, passief beheer en eenvoud.
Tactisch beleid Tactisch beleid betekent dat op basis van visie bewust wordt afgeweken van de benchmark om mogelijk extra rendement te behalen. Tactisch beleid kan plaatsvinden op verschillende niveaus: Tussen de vastrentende buy-and-holdportefeuille, de aandelenportefeuille en de hypothekenportefeuille wordt geen tactisch beleid gevoerd; Binnen de matchportefeuille wordt geen tactisch beleid gevoerd daar dit een buy-and-hold portefeuille betreft; Binnen de aandelenportefeuille wordt in actief beheerde fondsen belegd, waarbinnen tactisch beleid gevoerd wordt. Om het risico te beheersen is per fonds een maximale ex-ante tracking error3 bepaald. Tevens heeft elk fonds een eigen outperformancedoelstelling. De vermogensbeheer F&C heeft per fonds een maximale ex ante tracking error en outperformance doelstelling vastgesteld. Deze worden daar waar van toepassing in tabel 8 weergegeven. Tabel 8: Tracking errors en outperformance doelstellingen fondsen Beleggingsfonds
Maximale ex ante tracking error
Outperformance doelstelling
Global Equity
2,0%
0,8%
Emerging Market Equities
6,0%
2,0%
Hypotheken particulier
n.v.t.
0,3%
Het bestuur monitort periodiek zowel de ex-ante versus de ex-post tracking error als de gerealiseerde resultaten versus de doelstelling. Definities: Tracking error: Mate van afwijking tussen het rendement op een fonds en het rendement op de benchmark; Ex ante: Vooraf vastgesteld risicobudget. Naarmate een beleggingsfonds een hogere tracking error toegekend gekregen heeft, wordt ook gestreefd naar een hoger relatief rendement (extra rendement boven de benchmark). De specifieke beleggingrichtlijnen zijn nader uitgewerkt door de vermogensbeheerders en gevoegd bij dit beleggingsplan. 3
De tracking error geeft aan in welke mate het rendement van een fonds kan afwijken van het rendement van de benchmark met een bepaalde kans. Ex-ante betekent ‘vooraf’, dus de vooraf maximaal vastgestelde afwijking.
27 / 27