ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHN ISCHE NOTA 2015
TECH
Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel (VPTECH)
2 / 71
Inhoudsopgave Blz. Verantwoording
4
Organisatiestructuur
6
Goed pensioenfondsbestuur
10
Uitbesteding
13
Pensioenregeling
15
Financiële opzet
15
Beleggingsbeleid
21
Risicoparagraaf
29
Crisisplan
32
Toekomstvisie
33
Bij lagen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Kenmerken pensioenregeling Verklaring beleggingsbeginselen Crisisplan Fondsdocumenten Ervaringssterfte Gedragscode Incidenten-en klokkenluidersregeling
3 / 71
1. Verantwoording Het fonds
Stichting Vroeg pensioenfonds Groothandel (VPTECH) Aard fonds
Vroegpensioenregeling
Vestigingsplaats (statutair)
Amsterdam
KvK-inschrijvi ngsnu m mer
34119468
DNB-relatienummer
60788
Het fonds heeft ten doel binnen de werkingssfeer van de regeling aanspraken toe te kennen op een tijdelijk ouderdomspensioen (vroegpensioen) aan werknemers en gewezen werknemers. Door de wijzigingen in de wet (VPL-wetgeving) zijn de mogelijkheden van het fonds om dit doel te bereiken sinds eind 2005 sterk ingeperkt.
Actuariële en bedrijfstechnische nota In de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van het fonds is vastgelegd op welke wijze het fonds uitvoering geeft aan het bepaalde in artikel 145 van de Pensioenwet en paragraaf 9 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. De beschrijvingen die deze ABTN bevat zijn zodanig dat De Nederlandsche Bank op basis van deze ABTN tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde. Deze ABTN is vastgesteld door het bestuur. Het fonds legt iedere wijziging in de ABTN binnen twee weken na de vaststelling van die wijziging voor aan De Nederlandsche Bank (DNB). Deze ABTN vervangt alle voorgaande nota’s.
Mate van detaillering In deze ABTN wordt het huidige en voorgenomen beleid in strategische zin omschreven. De inhoud van de ABTN beoogt hiermee op hoofdlijnen inzicht te geven in het functioneren van het pensioenfonds op alle beleidsterreinen.
4 / 71
2. Organisatiestructuur Toezicht/Verantwoordi t
itvoerinp
Adviserend a ctu a ri S
Ve rantwoor di ngsorgaan
commissie van advies
Raad van Toezicht Corn Pl a n ce officer Certificerend actuaris externe accountant
Bestuurs bureau
Jaarwerkcom missie
Bestuur
Crisiscom missie
Uitbestedi ng
I pensioen beheer
vermogens beheer
risicobeheer
5 / 71
2.1 Organen van het fonds Bestuur Het bestuur van het fonds is belast met het besturen van het fonds, waaronder mede te verstaan het beheren van de middelen van het fonds. Het bestuur is als zodanig eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds. Het bestuur bestaat uit vijf leden en is samengesteld uit 2 vertegenwoordigers van werkgeversverenigingen, 2 van werknemersverenigingen in de bedrijfstak en 1 vertegenwoordiger namens vroegpensioengerechtigden. Uit zijn midden benoemt het bestuur een voorzitter en een secretaris, alsmede een vicevoorzitter en vicesecretaris. Het bestuur stelt zich bij het uitoefenen van zijn taak onafhankelijk op en draagt er zorg voor dat het fonds uitsluitend handelt ten behoeve van alle belanghebbenden van het fonds. Het bestuur inventariseert daartoe jaarlijks de (neven)functies van de bestuurs- en commissieleden. Hierover wordt gerapporteerd in het jaarverslag van het fonds. De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn bepaald in de statuten van het fonds. Het bestuur heeft in de statuten vastgelegd langs welke procedure bestuursleden kunnen worden benoemd, geschorst of ontslagen. De voorzitter en secretaris vormen gezamenlijk het dagelijks bestuur en vertegenwoordigen tezamen het fonds in en buiten rechte. Bestuursbureau Het bestuur laat zich bijstaan door een bestuursbureau. Het bestuursbureau ondersteunt het bestuur en de commissies van het bestuur in haar taken.
Commissies Het bestuur kan tijdelijke of permanente commissies instellen. Het bestuur kan bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan een commissie. De commissie is voor de uitoefening van haar taken verantwoording schuldig aan het bestuur. De wijze waarop de commissie verantwoording aan het bestuur aflegt, is schriftelijk vastgelegd in een huishoudelijk reglement. Het bestuur heeft de volgende commissies ingesteld:
Commissie van Advies Pensioengerechtigden of aspirant pensioengerechtigden die niet akkoord gaan met een beslissing van het fonds, kunnen binnen een maand na dagtekening van de schriftelijke beslissing een advies vragen van de Commissie van Advies. De leden van deze commissie worden aangewezen door de organisaties, betrokken bij de Cao van de bedrijfstak. Het bestuur bepaalt in hoeverre zij een advies van de Commissie wenst op te volgen.
6 / 71
Jaarwerkcommissie Het bestuur heeft een jaarwerkcommissie ingesteld, bestaande uit twee bestuursleden. De commissie bereidt het Jaarverslag en de Jaarrekening voor ten behoeve van het bestuur.
Crisiscommissie Het bestuur heeft een crisiscommissie ingesteld, bestaande uit de voorzitter, de secretaris en het bestuurslid dat de beleggingen als aandachtsgebied heeft van het bestuur. De commissie adviseert het bestuur in een crisissituatie over op korte termijn te nemen (nood)maatregelen als omschreven in het financieel crisisplan van het fonds.
Raad van Toezicht (RVT) Het fonds heeft een raad van toezicht bestaande uit drie leden. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. De raad van toezicht adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. De bepalingen omtrent de raad van toezicht zijn uitgewerkt in de statuten van het fonds en in het huishoudelijk reglement van de raad van toezicht.
Verantwoordingsorgaan (VO) Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan bestaande uit vijf leden: te weten drie leden namens de werknemers, één namens de vroegpensioengerechtigden en één namens de werkgevers, benoemd door de WTG. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid, de wijze waarop dit is uitgevoerd en over de naleving van de principes voor goed pensioenfondsbestuur. De bepalingen omtrent het verantwoordingsorgaan zijn uitgewerkt in de statuten van het fonds en het reglement verantwoordingsorgaan.
2.2 Adviseurs Adviserend actuaris Het bestuur heeft de heer W. van Straten verbonden aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer benoemd als adviserend actuaris. De overeengekomen werkzaamheden en de beloning zijn vastgelegd in een contract/opdrachtbevestiging. Beleggingsadviseur Het bestuur heeft de heer R. van Asselt verbonden aan Sprenkels en Verschuren benoemd als beleggingsadviseur. De overeengekomen werkzaamheden en de beloning zijn vastgelegd in een contract.
7/71
Certificerend Actuaris Het bestuur heeft de heer P. Heesterbeek verbonden aan Triple A benoemd als onafhankelijk, bevoegde certificerend actuaris. De certificerend actuaris beoordeelt de financiële positie van het pensioenfonds volgens de eisen van DNB. De certificerend actuaris rapporteert eenmaal per jaar aan het fondsbestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Rapportage vindt plaats uiterlijk 1 juni van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. De certificerend actuaris is onafhankelijk van het pensioenfonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds. Waarmerkend Accountant Het bestuur heeft de heer H.C. van der Rijst verbonden aan PWC benoemd als externe accountant. De accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de staten voor De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en doet vervolgens verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring, een management letter en een verslag aan het bestuur.
2.3 Intern toezicht Raad van Toezicht Het bestuur heeft het intern toezicht geregeld via een raad van toezicht. De raad van toezicht bestaat uit drie onafhankelijke leden die allen deskundig zijn. De leden zijn op geen enkele wijze, anders dan uit hoofde van de raad van toezicht, actief betrokken bij het functioneren van het fonds. De bevindingen van de raad van toezicht worden opgenomen in het jaarverslag en besproken met het verantwoordingsorgaan. De taken van de raad van toezicht zijn uitgewerkt in de statuten van het fonds en in het reglement van de raad van toezicht.
Compliance officer Het bestuur heeft een gedragscode opgesteld. De bijbehorende jaarlijkse verklaring wordt door de bestuursleden ondertekend. Het bestuur heeft KPMG Integrity aangesteld als compliance officer, die de naleving van de gedragscode door de bestuursleden controleert en daarover aan het bestuur rapporteert.
8 / 71
3. Goed pensioenfondsbestuur Verantwoord besturen In 2013 is de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen (WVBP) aangenomen. De pensioenfederatie heeft daarop de Code Pensioenfondsen uitgebracht die de in 2005 door de STAR uitgebrachte principes voor goed pensioenfondsbestuur vervangen. De Code Pensioenfondsen is in de wet WVBP verankerd. Het bestuur van het fonds onderschrijft de geldende principes en leeft deze na of legt uit waarom hier van wordt afgeweken. Het bestuur heeft een transparantiedocument opgesteld waarin de gemaakte keuzes en het beleid voor goed pensioenfondsbestuur zijn vastgelegd.
Beheerssystemen en interne controle bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het fonds. Het pensioenfonds heeft op het gebied van administratieve organisatie en interne controle maatregelen getroffen ter naleving van de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer. Met de administrateur van de deelnemersadministratie en de financiële administratie zijn procedures opgesteld en vastgelegd in een overeenkomst, met een bijhorende Service Level Agreement. Het bestuur ontvangt ieder kwartaal een rapportage over de nakoming van de serviceafspraken. Aan de hand van een tevoren vastgesteld budget krijgt het bestuur ieder kwartaal inzicht in de realisatie van de uitgaven. Met de vermogensbeheerders en de bewaarder (custodian) zijn overeenkomsten afgesloten waarin onder andere zijn vastgelegd de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages.
Deskundigheid en zelfbeoordeling Het bestuur heeft een plan opgesteld om ervoor te zorgen dat de deskundigheid binnen het bestuur gewaarborgd is en blijft en dat het bestuur als collectief over de door DNB vereiste deskundigheid beschikt. Het bestuur hanteert hierbij het vierogenprincipe: per onderwerp moeten ten minste twee bestuursleden voldoende deskundig zijn. Er vindt door de bestuursleden een collegiale beoordeling van de deskundigheid plaats. Het bestuur heeft competentie- en functieprofielen opgesteld voor de verschillende aandachtsgebieden. Het bestuur past, aan de hand van wijzigende regelgeving, waar nodig, het deskundigheidsplan en de competentie- en functieprofielen aan. Het bestuur meldt bij het ontstaan van vacatures aan de benoemende organisatie over welke competenties en deskundigheid het nieuwe bestuurslid dient te beschikken. Nieuw aantredende bestuursleden volgen, indien noodzakelijk, een pensioenopleiding en/of opleiding op een deelgebied. Verder wordt bij de samenstelling en het aannamebeleid gelet op het diversiteitsbeleid van het fonds. Er wordt gestreefd naar diversiteit binnen de fondsorganen op het gebied van geslacht, leeftijd, cultuur en achtergrond. 9/71
Opleiding Het bestuur investeert in opleidingen en permanente educatie. Het beleid is erop gericht dat per aandachtsgebied tenminste twee leden uit het bestuur deskundigheidsniveau B bezitten. Nieuwe bestuursleden bepalen met een kennisreflector hun deskundigheid. Er is budget voor het volgen van cursussen en jaarlijks wordt minimaal 16 uren aan permanente educatie gevolgd.
Vergoed ingsregeling Het bestuur heeft een vergoedingsregeling voor bestuurs- en commissieleden alsmede voor leden van de RVT en VO.
Zelfevaluatie Het bestuur evalueert ieder jaar het eigen functioneren, zowel van de individuele bestuursleden als van het collectief. Deze evaluatie vindt, een keer in de twee jaar plaats onder begeleiding van een onafhankelijk adviseur.
Integriteit Het fonds heeft een gedragscode, zie bijlage 6, ingesteld voor het bestuur en al degenen die voor, namens of in opdracht van het fonds werken en alle door het bestuur aan te wijzen betrokkenen, ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het fonds en de privébelangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privédoeleinden. Op overtredingen van de gedragscode is het sanctiebeleid van toepassing.
Klokkenluiders- en incidentenregeling Voor het melden van misstanden en incidenten heeft VPTECH een klokkenluiders- en incidentenregeling getroffen. Binnen deze regeling kunnen betrokkenen veilig melding maken van misstanden of incidenten. (zie bijlage 7)
Klachten en geschillen Voor klachten inzake bestuursbesluiten kan de klager advies vragen aan de Commissie van Advies (zie punt 2.1). Voor klachten inzake de kwaliteit of tijdigheid van de pensioenuitvoering door Syntrus Achmea Pensioenbeheer, is de klachtenregeling van Syntrus Achmea Pensioenbeheer van toepassing. Gezien het karakter van het fonds heeft het bestuur geen verdere klachten- of geschillenregeling getroffen.
10 / 71
Communicatie Het fonds heeft een communicatiebeleidspian opgesteld. Voor iedere doelgroep zijn communicatiedoelstellingen geformuleerd. Vanuit dit plan wordt jaarlijks een voorstel voor een jaarplan met een begroting ontwikkeld dat door het bestuur wordt vastgesteld. De basis van dit plan is de communicatie die verplicht is volgens de Pensioenwet, de Wet Pensioencommunicatie en als gevolg van de voorschriften van de AFM. De Wet Pensioencommunicatie heeft als doel dat de deelnemer meer inzicht en handelingsperspectief krijgt en dat de informatie aansluit bij de behoeften en kenmerken van de deelnemer. De informatie moet correct, duidelijk, evenwichtig en gelaagd worden aangeboden. Gezien het bijzondere karakter van het fonds, wil het bestuur ook op communicatiegebied de kosten zoveel als mogelijk in de hand houden. Nadruk in het beleid ligt bij communicatie via de website, waar voor de drie belangrijke groepen, de werkgevers, de werknemers en de uitkeringsgerechtigden, zo actueel mogelijke informatie wordt verschaft en waar alle belangrijke beleidsdocumenten van de stichting te downloaden zijn. Voorts is er op regelmatige momenten schriftelijke communicatie met de werkgevers en de uitkeringsgerechtigden en op wettelijk verplichte momenten met de (gewezen) deelnemers. Eens in de vijf jaar wordt een (vijfjaarlijkse) pensioenopgave aan alle gewezen deelnemers verstuurd. Het fonds heeft alle opgebouwde pensioenaanspraken aangemeld bij het Pensioenregister en meldt periodiek wijziging of aanvulling van die gegevens aan het Pensioenregister. De communicatie van VPTECH is er op gericht om de stakeholders in staat te stellen: • De juiste keuzes te maken op basis van de mogelijkheden de VPTECH kan bieden. • De juiste informatie op te halen bij de juiste partij. • Correcte informatie aan het fonds te verstrekken. • De juiste informatie te verstrekken over afkoop en waardeoverdracht als daarom gevraagd wordt.
11/71
4. Uitbesteding Het bestuur van het fonds heeft een aantal activiteiten uitbesteed aan externe deskundigen. Ingeval van een vernieuwing van een uitbestedingsovereenkomst wordt altijd bij meerdere partijen offerte gevraagd. Het bestuur heeft criteria van uitbesteding vastgelegd, waaraan moet worden voldaan. Het bestuur hanteert bij de beoordeling van de uitbestede activiteiten een checklist. Het bestuur monitort op deskundigheid, ervaring en educatie, continuiteit, prijs, soliditeit, reputatie, vertrouwelijkheid, procedures, exit-mogelijkheden, ondervanging calamiteiten, back-up-mogelijkheden, transparantie en aansprakelijkheid.
Pensioenbeheer Het bestuur heeft een overeenkomst voor onbepaalde tijd afgesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer B.V. voor de uitvoering van de pensioenadministratie en het bestuurssecretariaat. In de overeenkomst zijn de activiteiten van de administrateur voor het fonds vastgelegd, onderverdeeld in administratieve, financiële, secretariële, actuariële, juridische en overige werkzaamheden. Het fonds heeft serviceafspraken gemaakt met Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Jaarlijks wordt een begroting vastgesteld en verantwoording afgelegd over de gemaakte kosten. Per kwartaal wordt een tussenrapportage vervaardigd door de administrateur, waarin alle verrichte werkzaamheden met de daarbij behorende kosten worden afgezet tegen de begroting. Het bestuur toetst de uitbesteding van de diensten onder meer via het ISAE 3402-rapport van Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Per kwartaal wordt door Syntrus Achmea Pensioenbeheer gerapporteerd over de serviceafspraken. Door Syntrus Achmea Pensioenbeheer is voor het fonds een fondsmanager benoemd die verantwoording aflegt aan het bestuur over de uitvoering en de resultaten van de overeengekomen werkzaamheden.
Vermogensbeheer Het bestuur heeft ten behoeve van de hypothekenportefeuille van het fonds een vermogensbeheerovereenkomst gesloten met Syntrus Achmea Vastgoed BV (handelend onder de naam Real Estate & Finance) voor onbepaalde tijd. Ten behoeve van de bewaring van de discretionaire aandelenportefeuille en de bewaring van de discretionaire portefeuille staatsobligaties is het bestuur een overeenkomst aangegaan met Kas Bank NV. In de overeenkomst(en) zijn de activiteiten van de vermogensbeheerders en bewaarder vastgelegd. Het fonds heeft serviceafspraken gemaakt met alle partijen. Het bestuur toetst de uitbesteding van de diensten onder meer met behulp van de ISAE 3402rapporten (Syntrus Achmea Vastgoed en Kas Bank). Voorts worden de financiële risico’s in kaart gebracht en gemonitord, waarbij het bestuur ondersteund wordt door een onafhankelijke deskundige. Vanuit de vermogensbeheerders zijn voor het fonds accountmanagers benoemd die verantwoording afleggen aan het bestuur over de uitvoering en de resultaten van de overeengekomen werkzaamheden via de rapportages van Kas Bank.
12/71
5. Pensioenregeling Verplichtstelling Op aanvraag van de sociale partners in de bedrijfstak Technische Groothandel heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het jaar 1999 het deelnemen in het fonds verplicht gesteld voor de werknemers die in dienst zijn van een werkgever in de zin van de regeling. De verplichtstelling is nog steeds van toepassing en is in december 2010 voor een periode van vijf jaar verlengd. De verplichtstelling heeft evenwel geen effectieve werking meer. In verband met de gewijzigde wetgeving rond vut- en vroegpensioenregelingen (Wet VPL) is in 2005 door cao-partijen in de bedrijfstak besloten de opbouw van vroegpensioen te beëindigen met ingang van 1 januari 2006. Vanaf deze datum vindt ook geen premiebetaling meer plaats. In bijlage 1 wordt ingegaan op de vroegpensioenregeling.
6. 6.1
Financiële opzet Voorzieningen en reserves
6.1.1 Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt vastgesteld als de contante waarde van de tot en met de balansdatum door de deelnemers verworven aanspraken. De VPV wordt gebaseerd op, naar het oordeel van het bestuur en gehoord de actuaris, voldoende veilige grondslagen. Thans wordt de VPV vastgesteld op basis van de volgende grondslagen en veronderstellingen. a. Overlevingstafels: PrognosetafelsAG 2014. Er zijn leeftijdsafhankelijke correctiefactoren toegepast op de sterftekansen, deze zijn weergegeven in bijlage 5. De ervaringssterfte is bepaald met behulp van het Syntrus Achmea Salarismodel 2012 dat gebruik maakt van door CBS beschikbaar gestelde data. b. Rekenrente: RTS, zoals door DNB gepubliceerd c: Leeftijd: Alle (gewezen) deelnemers worden geacht te zijn geboren op 1 juli van hun geboortejaar.
13 / 71
d: Kosten: Bij de vaststelling van de hoogte van de kostenvoorziening wordt voor iedere premievrije deelnemer en gepensioneerde bepaald wat naar verwachting de contante waarde van de toekomstige kosten is. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar variabele en vaste kosten. De kostenvoorziening wordt jaarlijks, ultimo het berekeningsjaar vastgesteld op basis van de notitie kostenvoorziening en bevat o.a. de volgende veronderstellingen: •
• • •
•
•
•
• • •
Het pensioenfonds zal uiterlijk ultimo 2025 worden geliquideerd, alle ingegane uitkeringen en opgebouwde pensioenaanspraken zullen primo 2026 zijn overgegaan naar een volledig verzekerde regeling. Er wordt een verband verondersteld tussen het aantal deelnemers en de omvang van de kosten. De variabele en vaste kosten worden jaarlijks tot en met ultimo 2025 geïndexeerd, tenzij contractueel anders is overeengekomen. De kostenvoorziening wordt vastgesteld als de contante waarde van de in de toekomst te verwachten totale kosten. De contantmaking geschiedt op basis van de door DNB voorgeschreven RTS ultimo het berekeningsjaar. De kostenvoorziening is berekend op basis van het deelnemersbestand ultimo het berekeningsjaar. Dit bestand neemt uitsluitend af als gevolg van overlijden en als gevolg van het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De ster[tekansen zijn hierbij ontleend aan de meest recente AG Prognosetafels onder toepassing van de sterfte ervaringsfactoren van het fonds. De kosten verbonden aan vermogensbeheer dienen direct te worden verrekend met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten. In de vaststelling van de kostenvoorziening is hiermee geen rekening gehouden. De kostenvoorziening wordt als een separate technische voorziening opgenomen. Jaarlijks zal een rendement aan deze technische voorziening worden toegeschreven op basis van de rentetermijnstructuur die gebruikt is om de contante waarde van de kosten vast te stellen. Daarnaast zullen jaarlijks de kosten, die voor het betreffende jaar zijn verondersteld, aan de voorziening worden onttrokken. De kostenvoorziening zal jaarlijks herijkt worden, uitgaande van de laatst bekende cijfers omtrent de vaste en variabele kosten. De per jaar geschatte kosten en de contante waarde van de kosten worden in de notitie kostenvoorziening opgenomen. Jaarlijks zal het bestuur nagaan of de veronderstelling dat het pensioenfonds uiterlijk ultimo 2025 liquideert nog realistisch is.
6.1.2 Weerstands reserve Er wordt een weerstandsreserve aangehouden om onder meer tegenvallende beleggingsopbrengsten te kunnen opvangen. De hoogte van het weerstandsvermogen is minimaal gelijk aan het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV). Het streven is om een reserve aan te houden die minimaal gelijk is aan het vereist eigen vermogen (VEV), berekend op basis van het Financieel Toetsingskader. Het vereist eigen vermogen wordt bepaald op basis van de standaardmethode voorgeschreven door DNB. 14/71
6.1.3 Algemene reserve Deze reserve is dat deel van het vermogen dat resteert nadat via de resultaatbestemming de vereiste reserves, waaronder de weerstandsreserve, op het gewenste niveau zijn gebracht. Er is geen sprake van een maximering van de algemene reserve. In geval van reservetekort of dekkingstekort ontstaat er een negatieve algemene reserve.
6.2
Toereikendheid voorzieningen en reserves
Het fonds streeft naar een zodanig totaalniveau van de voorzieningen en de reserves dat de aangegane verplichtingen kunnen worden afgewikkeld.
6.2.1 Korting op pensioenaanspraken en —rechten Indien noodzakelijk, zal als laatst te hanteren sturingsmiddel, om aan de eisen van artikel 134 PW te voldoen, een korting op de verworven aanspraken en de ingegane pensioenen worden toegepast. Van dit sturingsmiddel heeft het fonds nog nimmer gebruik hoeven maken. Onder het nFTK moet van te voren worden bepaald over welke periode een eventuele korting wordt gespreid. In het nFTK is een spreiding van een korting op de aanspraken en uitkeringen mogelijk van maximaal tien jaar. In het geval dat het fonds een dekkingstekort heeft dan moet dat dekkingstekort in maximaal 5 jaar worden weggewerkt, hierbij kan een korting dus noodzakelijk zijn. Situatie VPTECH • Gesloten fonds, korting treft dus gehele populatie • Uitkeringsduur maximaal 4 jaar, door spreiding van korting over langere periode kunnen sommige deelnemers minder korting hebben gekregen dan anderen. • Toeslagbeleid (vooralsnog intentie), boven 110% beleidsdekkingsgraad toeslag verlenen waarbij minimale omvang van het surplus (=returnportefeuille) 10% moet bedragen en de trend van de dekkingsgraad niet onder de 110% moet liggen. Door dit beleid verantwoordt zo snel mogelijk toeslag verlenen om te voorkomen dat de buffer onevenwichtig verdeeld wordt. • Wat zouden oorzaken van dekkingstekort kunnen zijn. A. Aandelen storten in met 60% of meer, surplus neemt af met 50% of meer. • Gevolg gering dekkingstekort, kleine kans op korting maar ook kansen op herstel door rebound binnen 5 jaar. B. Credit spread loopt enorm uit waardoor marktwaarde van staatspapier en hypotheken dalen. Surplus vertoont zeer geringe daling maar dekkingsgraad daalt door daling staatspapier. • Gevolg mogelijk dekkingstekort op papier, cash flow match nog steeds intact. • Rebound mogelijk indien credit spread weer daalt. • Door bereiken van afloopdatum bereiken de staatsobligaties automatisch een waarde van 100, waardoor het papieren verlies zich niet materialiseert. • Voornamelijk een toezichtskaderprobleem i.p.v. echt financieel probleem. C. Default van een van de landen (AA, AAA) in onze cash-flow match. • Harde en concrete daling van de dekkingsgraad. • Zal gepaard gaan met zeer grote economische stresssituatie. Waarschijnlijk zullen de hierboven beschreven situaties zich ook meteen voordoen. 15 / 71
Grote kans op korten en zeer onvoorspelbare herstelkansen. Effecten spreiding van kortingen Door een korting te spreiden wordt de pijn over meerdere jaren uitgesmeerd en de kans op tussentijds herstel geboden, zodat niet onnodig hard gesneden wordt in de aanspraken en uitkeringen. Als we kijken naar de situatie bij VPTECH is de kans op scenario A of B veel groter dan scenario
0. Terwijl het risico dat gekort moet worden bij scenario A en B veel kleiner is dan bij scenario C. Als een korting zich dus daadwerkelijk manifesteert bij VPTECH ten gevolge van scenario C, dan is de impact groot. Een dergelijke korting spreiden over een periode langer dan de uitkeringsduur betekent dat een groepje uitkeringsgerechtigden gedeeltelijk wordt ontzien en dat het restant wordt herverdeeld onder de achterblijvers. Met zeer onvoorspelbare herstelkansen zou dit als onevenwichtig beschouwd kunnen worden. Indien een korting het gevolg is van scenario A, B of een combinatie van deze twee, dan zal een korting gespreid worden over maximaal tien jaar. Motivatie is dat de korting waarschijnlijk gering is en dat herstelkansen aannemelijk zijn. Indien een korting het gevolg is van scenario C, dan wordt een korting gespreid over maximaal 4 jaar. Motivatie: Een dergelijk scenario zal gepaard gaan met zeer grote economische onzekerheid en zeer onvoorspelbare herstelkansen.
6.3
Premiebeleid
Er wordt voor het fonds sinds 1 januari 2006 geen premie meer geheven.
6.4
Toeslagbeleid
Het bestuur is bevoegd de aanspraken van de gewezen deelnemers en de rechten van de pensioentrekkenden procentueel te verhogen. Het fonds heeft geen doelgericht beleid (toeslag label B) om een toeslag te geven op de pensioenrechten en pensioenaanspraken; de deelnemers moeten ervan uitgaan dat ze geen jaarlijkse toeslag zullen krijgen. Het bestuur besluit jaarlijks of een toeslag wordt verleend, rekening houdende met de financiële positie van het pensioenfonds. Er is geen vooraf vastgestelde maatstaf op basis waarvan de hoogte van een eventueel te verlenen toeslag wordt gebaseerd. Omdat er geen doelgericht toeslagenbeleid is, wordt hiervoor niet gereserveerd.
6.5
Actuariële risico’s
De uit de pensioenregeling voortvloeiende verplichtingen en de hieruit voortkomende actuariële risico’s (lang leven risico) worden door het fonds in eigen beheer gehouden.
6.6 ALM en Haalbaarheidstoets
16 / 71
Aangezien er geen sprake meer is van premie-inkomsten en er ook geen mogelijkheid is om in moeilijke financiële omstandigheden terug te vallen op sponsoren, beperkt het instrumentarium van het fonds zich tot het beleggingsbeleid. Het fonds zal jaarlijks een haalbaarheidstoets uitvoeren. De haalbaarheidstoets geeft inzicht in de samenhang tussen de financiële opzet, het verwachte pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden. Daarnaast wordt periodiek een ALM studie uitgevoerd, waarbij de nadruk ligt op de effectiviteit van het te voeren beleggingsbeleid.
6.7 Vermogen 6.7.1 Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen (VEV) wordt zodanig vastgesteld dat de technische voorzieningen na verloop van één kalenderjaar met een betrouwbaarheid van 97,5% kunnen worden gedekt door de dan aanwezige middelen. Voor de berekening van het VEV hanteert het fonds het standaardmodel. Met dit model wordt het VEV aan de hand van het risicoprofiel van het fonds bepaald met gebruikmaking van een aantal voorgedefinieerde risicofactoren en een voorgeschreven negatief scenario per risico. De voorgedefinieerde risicofactoren zijn: het marktrisico: het renterisico; het aandelen- en vastgoedrisico; het valutarisico; het grondstoffenrisico; het kredietrisico; het verzekeringstechnisch risico; het liquiditeitsrisico; het concentratierisico en het operationeel risico. In hoofdstuk 8 worden deze risico’s verder besproken Op basis van de strategische beleggingsmix (zie hoofdstuk 7) bedraagt het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie in 2015 ca. 8% van de VPV.
6.7.2 Minimaal vereist eigen vermogen Het fonds moet te allen tijde over voldoende vermogen beschikken om aan zijn (nominale) verplichtingen te kunnen voldoen. Het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) van het fonds is conform de wet vastgesteld op 4% van de technische voorzieningen van het fonds.
6.7.3 Reservetekort Indien het vermogen van het fonds minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen en het VEV, is er sprake van een situatie van reservetekort. Het fonds zal dan een herstelplan opstellen en indienen bij DNB.
6.7.4 Dekkingstekort Indien het vermogen van het fonds minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen en het MVEV, is er sprake van een situatie van dekkingstekort. Het fonds zal dan een herstelplan opstellen en indienen bij DNB.
17 / 71
7. Beleggingsbeleid 7.1 Inleiding 7.1.1 Organisatie en werkwijze De beschikbare gelden van het fonds zullen op een solide wijze worden belegd. De onderwerpen met betrekking tot beleggingen worden in de bestuursvergaderingen met het voltallige bestuur behandeld. Het bestuur van het fonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid en de nadere invulling alsmede de uitvoering van het strategische beleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille, de normportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling en ontslag van de vermogensbeheerder(s). Onder de nadere invulling alsmede de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid wordt onder andere verstaan het vaststellen van de specifieke richtlijnen voor de deelportefeuilles, het opstellen van het mandaat voor de vermogensbeheerder, het toetsen en evalueren van het gevoerde en voorgenomen beleid van de vermogensbeheerder, het onderhouden van contacten met adviseurs en het bijhouden van beleggingstechnische kennis. De vermogensbeheerders zijn belast met het tactische en operationele beleggingsbeleid. De vermogensbeheerders zijn binnen de hier geformuleerde randvoorwaarden vrij in de wijze van belegging en herbelegging. De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren over de beleggingen aan bestuur.
7.1.2 Structuur Vermogensbeheer Het bestuur heeft Syntrus Achmea Vastgoed B.V. aangesteld als externe vermogensbeheerder om binnen de in deze nota opgestelde doelstellingen en restricties het operationele beleggingsbeleid uit te voeren. Kas Bank N.V. is aangesteld als bewaarder van de vastrentende en de aandelenportefeuille.
7.1.3 Wijze waarop beleid tot stand komt Het bestuur stelt het beleggingsbeleid jaarlijks vast in de beleggingsnota, aan de hand van de in dit hoofdstuk vermelde uitgangspunten en doelstellingen en rekening houdende met alle relevante (markt)ontwikkelingen. In de beleggingsnota worden de volgende onderwerpen beschreven: • Organisatie vermogensbeheer; • lnvestment beliefs van het fonds; • Economische ontwikkelingen (terugblik op het afgelopen jaar en vooruitzichten); • Totstandkoming en vaststelling jaarlijkse strategisch beleggingsbeleid; • Toegekende mandaten aan de vermogensbeheerders.
18 /71
Het bestuur stelt de beleggingsnota voor het volgende jaar vast, zo mogelijk in een bestuursvergadering van december of anders via een schriftelijke procedure. De nadere invulling en richtlijnen worden vastgelegd in een jaarlijks beleggingsplan met de vermogensbeheerders, dat als bijlage bij de beleggingsnota wordt opgenomen.
7.1.4 Resultaatsevaluatie De vermogensbeheerders dienen zorg te dragen voor een volledige administratie van de beleggingsportefeuille en alle daarop betrekking hebbende transacties. Minimaal per kwartaal worden de volgende zaken vastgelegd en gerapporteerd aan het bestuur via Kas Bank. Voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille: • portefeuille overzichten in marktwaarden begin en einde periode op transactiebasis; • waarde vermogenswinst of —verlies in euro; • fonds- en benchmark rendement in procenten; • attributie analyse; • ex ante tracking error van de beleggingsfondsen; Voor totale portefeuille: • beknopte toelichting op het gevoerde beleggingsbeleid; • inzicht in het renterisico, de rente afdekking versus de afgesproken bandbreedte ex-ante en de realisatie ex-post; • Inzicht in het kredietrisico, monitoring van de ontwikkelingen van de credit spread en de prijzen van credit default swaps. • Inzicht in het aandelenrisico, monitoring van de prijsschokken in de markt. • Inzicht in het relatieve aandelenrisico, monitoren van de afwijking van de benchmark • stortingen en onttrekkingen naar en uit de portefeuille; Periodiek bespreekt het bestuur met de beleggingsadviseur het gehele beleggingsraamwerk en de behaalde resultaten. Deze bespreking vindt plaats tegen het licht van de dan geldende dekkingsgraad en de doelstellingen van het fonds. Voorts toetst het bestuur de belangrijkste risico’s (zie hoofdstuk 8) die gepaard gaan met beleggingen.
7.2 Beleggingsdoelstelling De hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid voor VPTech is: “Teneinde de beoogde pensioen uitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen, wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Een zeer defensief karakter van het beleggingsbeleid staat samen met eenvoud en het met grote mate van zekerheid veilig stellen van de nominale uitkeringen voorop. Alleen met het surplus wordt risico aan de portefeuille toegevoegd.”
Onder een solide wijze van beleggen verstaat het bestuur het volgende: • Het bestuur onderbouwt het jaarlijks te voeren beleggingsbeleid; • Het bestuur evalueert het gevoerde beleggingsbeleid tenminste jaarlijks en stelt het beleggingsbeleid zo nodig tussentijds bij;
19 / 71
• •
Het bestuur richt de administratieve organisatie rondom beleggingen adequaat in. Dit betekent dat zij waar nodig functiescheiding en interne controle maatregelen invoert; Het bestuur heeft een gedragscode ingesteld. De gedragscode draagt mede bij tot het integer functioneren van alle betrokkenen ter voorkoming van conflicten tussen belangen van het fonds en privé- belangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privé doeleinden.
Onder zeer defensief karakter verstaat het bestuur het volgende: Het pensioenfonds heeft een relatief korte horizon in vergelijking met ‘gewone’ pensioenfondsen, waardoor relatieve stabiliteit van de rendementen op de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen gewenst is en de kans op korten geminimaliseerd wordt. Er mag sprake zijn van een bescheiden risico, waarvoor alleen het surplus (aanwezige vermogen boven een dekkingsgraad van 100%) wordt gebruikt. De waardefluctuaties dienen beperkt te zijn, zodat het pensioenfonds met zeer grote mate van zekerheid haar verplichtingen kan nakomen. Bij de uitvoering van het beleggingsplan staat de “prudent person”-regel conform de Europese richtlijnen 1 centraal. De “prudent person”-regel rust op de volgende pijlers: • Deskundig vermogensbeheer; • Activa worden belegd in het belang van de (gewezen) deelnemers; • Activa worden zodanig belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel wordt gewaarborgd; dit betekent dat het risicoen rendementsprofiel van de totale portefeuille steeds afgestemd moet zijn op de verplichtingenstructuur van het fonds, en dat de beleggingen voldoende moeten zijn gespreid (diversificatie).
7.3 Investment Beliefs De investment beliefs vormen de basis en de filosofie voor de inrichting van het vermogensbeheer: • Het geeft een raamwerk op basis waarvan beleggingsbeslissingen genomen worden; • Het geeft houvast als er een crisis is; • Het is goed om van te voren af te stemmen wat van het beleggingsbeleid verwacht mag worden; • Het legt vast aan stakeholders waar het fonds voor staat. Het bestuur heeft de volgende investment beliefs vastgesteld: Beleggen is een middel om de pensioendoelstelling te realiseren en geen doel op zich Het beleggingsdoel is in het algemeen om rendement te maken en het vermogen te beschermen, zodat aan de nominale verplichtingen kan worden voldaan. Het behalen van extra rendement om toeslag te kunnen verlenen, is geen doelstelling op zich voor VPTech. Daarnaast dienen uit de beleggingsrendementen ook de uitvoeringskosten betaald te worden. •
Diversificatie voegt waarde toe
20 / 71
Binnen de relatief eenvoudige portefeuille wordt getracht een bepaalde mate van spreiding aan te brengen binnen de beleggingscategorieën aandelen en vastrentende waarden, zodat het risico op portefeuiieniveau wordt gereduceerd. •
Financiële markten zijn volledig efficiënt Sterk ontwikkelde markten zijn dermate efficiënt dat geen voordeel door actief beleggen te behalen is. Daardoor kan het beste gebruik worden gemaakt van passieve producten, gezien de hoge mate van efficiëntie van de markt en de lagere kosten. Visie pensioenfonds op de ontwikkeling van financiële markten: Het pensioenfonds baseert haar visie op informatie van externe partijen. Deze visie wordt gebruikt bij: De te hanteren uitgangspunten in een (verkorte) ALM-studie, continuïteitstoetsen en portefeuille optimalisatiestudies; Het bepalen van het al dan niet afdekken van valutarisico, daar het pensioenfonds valutarisico in beginsel niet als rendementsbron ziet. -
-
•
Het pensioenfonds gelooft sterk in het behoud van de Euro en de Europese Monetaire Unie. De verplichtingen zijn ook in Euro’s.
•
Er wordt niet belegd in een beleggingsproduct of een beleggingscategorie die niet, of onvoldoende wordt begrepen Het pensioenfonds vindt eenvoud begrijpeljkheid en transparantie belangrijk.
•
De beleggingsportefeuille wordt kostenefficiënt ingericht Voor beleggingen geldt dat kosten vaststaan en beleggingsopbrengsten onzeker zijn. Het pensioenfonds vindt volledige transparantie in onderliggende beheerkosten en overige kosten belangrijk.
•
Het pensioenfonds kiest vanuit ethische en maatschappelijke doelstellingen voor duurzaam beleggen en tracht bij de invulling van de portefeuille daar zoveel mogelijk rekening mee te houden Het pensioenfonds wil: goede praktijken stimuleren en niet aan slechte praktijken bijdragen; • haar betrouwbare reputatie versterken; • goede governance mechanismen stimuleren. Daarom maakt het pensioenfonds duurzame beleggingen onderdeel van haar vermogensbeheer op een zodanige wijze dat deze bijdragen aan de doelstellingen van het pensioenfonds.
7.4 Strategisch beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid is afgestemd op de doelstellingen van het fonds. Een belangrijke determinant hierbij is het feit dat het fonds een eindig karakter heeft en geen premie inkomsten meer heeft. Dit beperkt het risicoprofiel van het fonds maar betekent niet dat het fonds geen enkel risico meer kan lopen. Het rendement op de beleggingsportefeuille is nodig om: • •
de financiële gezondheid van het fonds verder te herstellen, de kans op het nakomen van de nominale aanspraken te verbeteren en
21 / 71
• •
de kans op indexatie te verhogen, de kosten te betalen.
7.4.1 De belangrijkste uitgangspunten Het bestuur streeft ernaar bij het vaststellen van het beleggingsbeleid de juiste balans te vinden tussen het beheersen van (neerwaartse) risico’s en het behoud van een rendementsperspectief, door het nemen van enig risico. Het beleggingsbeleid wordt bepaald aan de hand van: • Periodieke ALM studies en/of een continuïteitsanalyse; • Scenario analyses door de beleggingsadviseur; • Ingrijpende wijzigingen in de marktomstandigheden die de realisatie van de doelstelling ernstig bedreigen. 7.4.2 Strategisch beleggingsbeleid De strategische beleggingsmix en de strategische renteafdekking voor 20154 zijn in tabel 1 weergegeven. Het fonds heeft geen valutarisico in de portefeuille. Tabel 1: Strategische asset-mix 2015
Beleggingscategorie Zakelijke waarden -
Aandelen Eurostoxx 50
Vastrentende waarden -
Euro staatsobligaties
-Hypotheken
Normweglng 7,0% 7,0% 93% 90,5% 2,5%
Rentebeleid Het pensioenfonds heeft te maken met renterisico. Dit wordt veroorzaakt door het verschil in de gemiddelde looptijd van de beleggingen (kort) versus de verplichtingen (lang). Hierdoor zijn verplichtingen meer rentegevoelig en dat betekent een risico voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad in het geval dat de rente gaat dalen. Het strategisch beleid is om het renterisico voor 90% af te dekken door de kasstromen van de verplichtingen zo goed mogelijk te matchen met euro staatsobligaties met een minimale rating van AA (de zogenaamde cash flow matching methode). In tabel 2 staat de normweging, de bandbreedtes en de te ondernemen actie weergegeven ten aanzien van het renterisico.
Tabel 2: Beleid renterisico
22 / 71
Normweging
Minimale afdekking
Maximale afdekkrng
90%
80%
100%
De renteafdekking, ex-ante, mag fluctueren tussen 85% en 95% zonder dat er bijgestuurd wordt. Indien de rente afdekking zich bevindt tussen een afdekking van 80% en 85% of tussen 95% en 100% zal het bestuur maatregelen overwegen voor het geval de afdekking buiten de minimale of maximale bandbreedte komt. Valutarisico Het valutarisico wordt door het fonds gezien als een risico waar op lange termijn geen rendement tegenover staat. Dit geldt als strategisch uitgangspunt. Visie speelt bij dit risico geen rol. Valutarisico speelt alleen in het wereldwijde aandelenfonds een rol en deze wordt binnen het fonds volledig afgedekt. Invulling vastrentende portefeuille De vastrentende portefeuille vindt plaats door middel van euro staatsobligaties die voldoen aan de volgende criteria: • • • • • • • • • • • • • •
100% van de kasstromen worden zo goed als mogelijk gematched met staatsobligaties; Er wordt alleen gebruik gemaakt van euro staatsobligaties met een rating van minimaal AA (Duitsland, Nederland, Finland, Oostenrijk, België en Frankrijk); Het concentratierisico per land moet beperkt zijn tot maximaal 30%; Er moet sprake zijn van een minimaal aantal obligaties: circa 20 tot 40; De initiële verdeling tussen obligaties met een AAA en AA rating bedraagt 50%/50%. De allocatie naar obligaties met AA rating bedraagt maximaal 50%; De beleggingen moeten voldoende liquide zijn (voldoende omvang van de uitgifte, minimaal EUR 2 miljard); Lage aankoopkosten (bid-mid spread); De obligaties mogen geen optieachtige kenmerken hebben; Er mag niet belegd worden in inflatie gerelateerde obligaties; Er mag niet belegd worden in obligaties met een variabele coupon; Er mag belegd worden in zero-coupon obligaties; De minimale looptijd bedraagt 1 jaar; Het beleggingsuniversum wordt bepaald door de iBoxx Euro Sovereign Index; De samenstelling wordt geoptimaliseerd op basis van de hoogste spread, ofwel de laagste aankoopwaarde.
De initiële portefeuille ziet er als volgt uit:
23 / 71
Landen
Allocatie in % (marktwaarde)
Rating
Duitsland
19%
AAA
Nederland
16%
AAA
Finland
16%
AAA
Frankrijk
19%
AA
Oostenrijk
9%
AA
België
21%
AA
Invulling aandelenportefeuille
Doordat de andere participanten uit het wereldwijde aandelenfonds bij F&C zijn gestapt begin 2015 moest VPTECH op zoek naar een alternatief. Dit heeft zij gevonden in het nabootsen van de Eurostoxx 50 benchmark met een discretionaire aandelenportefeuille. De benchmark wordt passief gevolgd, periodiek zal de weging worden herijkt met de samenstelling van de benchmark, er wordt niet actief ingezet op afwijkende posities.
Tactisch beleid Tactisch beleid betekent dat op basis van visie bewust wordt afgeweken van de benchmark om mogelijk extra rendement te behalen. Tactisch beleid kan plaatsvinden op verschillende niveaus: • Tussen de vastrentende buy-and-holdportefeuille, de aandelenportefeuille en de hypotheken portefeuille wordt geen tactisch beleid gevoerd; • Binnen de matchportefeuille wordt geen tactisch beleid gevoerd daar dit een buy-and-hold portefeuille betreft; • Binnen de aandelenportefeuille wordt passief de benchmark gevolgd. Er wordt geen tactisch beleid gevoerd. Om het risico te beheersen is een geringe maximale ex-ante tracking error 1 bepaald. • De hypotheken portefeuille is per definitie een actief beheerde portefeuille. Het bestuur monitort periodiek zowel de ex-ante versus de ex-post tracking error als de gerealiseerde resultaten versus de doelstelling.
1
De tracking error geeft aan in welke mate het rendement van een fonds kan afwijken van het rendement van de benchmark met een bepaalde kans. Ex-ante betekent ‘vooraf’, dus de vooraf maximaal vastgestelde afwijking. 24 / 71
7.5 Verantwoord beleggen Het fonds legt als lange termijn belegger de aandacht op de lange termijn doelstelling van de onderneming waarin het belegt in termen van duurzame economische groei. Het fonds betrekt informatie over duurzame economische groei vaak van niet-financiële aard bij zijn analyses van de kwaliteit van ondernemingen. Hierdoor worden kansen en risico’s opgespoord die in het bijzonder relevant zijn voor een lange termijn belegger maar die onvoldoende waardering krijgen op de ‘traditionele’ balans van een onderneming. —
—
—
—
7.6 Waarderingsgrondslagen Alle beleggingen worden tegen marktwaarde gewaardeerd.
7.7 Verklaring inzake beleggingsbeginselen Deze is opgenomen in bijlage 2 bij deze nota.
25 / 71
8 Risicoparagraaf 8.1 Inleiding De risico’s verbonden aan de pensioenregeling worden door het fonds zelf gedragen. Het pensioenfonds heeft de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle vastgelegd in de ABTN. Het fonds heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. Met Syntrus Achmea Pensioenbeheer is het fonds een gedetailleerde Service Level Agreement (SLA) overeengekomen. Hierin wordt ook relevante managementinformatie verstrekt. Met de vermogensbeheerders zijn ook beheerafspraken gemaakt. In een mandaat worden jaarlijks de beheerafspraken vastgelegd. Deze afspraken betreffen onder andere de samenstelling van de portefeuille, de bandbreedtes, de performance meting, de benchmarks, het renteafdekkingsbeleid en het valuta- en derivatenbeleid, de risicometing en —beheersing. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de uitbesteding.
8.2 Risicohouding Tijdens de strategische herijking in 2013 is het uitgangspunt de risicohouding van de deelnemers, het bestuur, het karakter van de regeling en de positie van het fonds, geweest. Het ambitieniveau van het fonds is beperkt, dat wil zeggen dat er een nominale toezegging is, maar geen formele indexatieambitie. Het fonds is een gesloten vroegpensioenfonds. Karakteristiek aan dit fonds is het ontbreken van verdere actieve opbouw, het ontbreken van lang-leven risico en de gesloten groep van deelnemers. Dit leidt tot zeer voorspelbare kasstromen. De risicobereidheid van de deelnemers is te typeren als zeer gering, de behoefte aan zekerheid is heel groot. Het bestuur erkent die behoefte aan zekerheid en wenst niet in een situatie van korten te belanden. De risicobereidheid van het bestuur is, gezien het oordeel van de deelnemers, gering te noemen. Het bestuur heeft invulling gegeven aan die geringe risicobereidheid door in het beleggingsbeleid een strategie te implementeren waarmee alle toekomstige kasstromen door staatsobligaties zijn afgedekt. Het voornaamste risico dat de zekerheid voor de deelnemers bedreigt is het risico van wanbetaling door de landen waar we staatsleningen van hebben. Dit risico wordt dan ook uitgebreid en diepgaand gemonitord naast de andere risico’s.
8.3 Invulling integraal risicomanagement Het bestuur brengt periodiek de risico’s en de beheersmaatregelen in beeld. Dit proces leidt tot een risicobeheersingsbeleid. Het risicobeheersingsbeleid geeft aan op welke manier het fonds omgaat met risico’s en risicobeheersing. De risico’s worden onderscheiden in financiële en nietfinanciële risico’s. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op een aantal risico’s.
8.4 Uitgangspunten risicoanalyse Op basis van beschikbare fondsdocumenten, zoals beleggingsmandaat, rapportages, contracten, SLA’s en gesprekken met de uitvoerders worden zowel de financiële als de niet financiële 26 / 71
risico’s in kaart gebracht. Enerzijds wordt deze risicoanalyse gebaseerd op de risicocategorieën en subcategorieën van FIRM (Financiële Instellingen Risico Methode van DNB), anderzijds wordt gekeken naar aanvullende risico’s die niet als zodanig binnen het FIRM-kader benoemd zijn. Het risicomanagement wordt nader vorm gegeven door het opstellen van een periodieke risicomonitor en het verkrijgen van aanvullende en meer frequente informatie van de uitvoerder en vermogensbeheerders. Het fonds hanteert genoemd risicomanagement kader voor de beleggingen en evalueert de werking hiervan periodiek. In het kader van de invulling van het integraal risicomanagement wordt periodiek een aanvullende risicorapportage opgeleverd over de niet-financiële risico’s (zie paragraaf 8.5). Het bestuur analyseert periodiek de financiële en niet financiële risico’s aan de hand van de risicorapportages. 8.5 Risicorapportage
Ieder kwartaal monitort het bestuur de risico’s aan de hand van de risicorapportages. Ieder kwartaal heeft het bestuur de risicorapportages nadrukkelijk op de agenda staan. Daarnaast heeft het bestuur via een app van Kas Bank dagelijks toegang tot informatie betreffende de beleggingsportefeuille en marktsignalen. De leden van het bestuur, de adviseur vermogensbeheer en de custodian werken nauw samen om de risico’s verbonden aan de beleggingen te beheersen. Het risicomanagement van alle beleggingsrisico’s is met de implementatie van het nieuwe beleid eind 2013 verder aangescherpt. De rangorde van de verschillende risico’s alsmede de managementinformatie over die risico’s zijn verbeterd en uitgebreid. Het aantal risico’s is drastisch verminderd en de portefeuille is minder complex en meer transparant gemaakt. Het bestuur voert gesprekken met haar uitvoeringsorganisaties over de rapportages van het risicomanagement, hierbij wil het bestuur van alle financiële en niet-financiële risico’s overzichtelijk in kaart gebracht hebben of de risico’s zich binnen de gewenste marges bevinden. Binnen het risicomanagement-raamwerk worden de risico’s in hun bruto omvang, de beheersmaatregelen, de doelniveau ‘s van de netto omvang en de beheers- en rapportagecyclus beschreven. Het bestuur heeft in 2014 een aantal stappen voorwaarts kunnen zetten in het integraal risicomanagement van het fonds. Het bestuur ambieert een verdere kwantificering van het normenkader voor de niet-financiële risico’s. Hierover hebben in 2014 en 2015 meerdere gesprekken plaatsgevonden met de pensioenuitvoeringsorganisatie en inmiddels zijn de eerste vruchten van deze gesprekken zichtbaar in de risicorapportages.
8.6 Risicobeheersing Het bestuur heeft in kaart gebracht welke risico’s inherent zijn aan de activiteiten van het pensioenfonds. In de opgestelde risicomatrix wordt aangegeven hoe de gedefinieerde risico’s worden beheerst en voor welke risico’s beheersingsprocessen moeten worden ontwikkeld. De risico’s worden onderscheiden in financiële en niet-financiële risico’s. Financiële risico’s: 27 / 71
• • • • • • •
Renterisico Inflatierisico Valutarisico Marktrisico Herverzekeringsrisico Managerrisico Liquiditeitsrisico
Niet-financiële risico’s: • • • • • •
Uitbestedingsrisico vermogensbeheer Uitbestedingsrisico administratie IT-risico Integriteitrisico Juridisch risico Fiscaal risico
Voor deze risico’s is beoordeeld of, en hoe, is voldaan aan de volgende stappen binnen de beheersingscyclus. Per stap wordt beschreven welke beheersmaatregelen zijn vastgesteld.
28 1 71
9. Crisisplan Het bestuur beschikt over een financieel crisisplan. In het financieel crisisplan wordt vastgelegd wat het bestuur onder een crisis verstaat en hoe het handelt als het fonds in een crisissituatie terecht komt. Dit plan wordt jaarlijks getoetst op actualiteit en zo nodig aangepast. De in het financieel crisisplan beschreven maatregelen geven een mogelijke inzet van sturingsmiddelen en noodmaatregelen tijdens een financiële crisis weer. Dit wil niet zeggen dat het bestuur in geval van een financiële crisis dit plan exact zal uitvoeren. In geval van een financiële crisis zal het bestuur weloverwogen beslissen of en in welke mate uitvoering zal worden gegeven aan de maatregelen, zoals beschreven in dit plan. Het is immers vooraf onmogelijk om alle facetten van een financiële crisissituatie volledig in te schatten.
29 / 71
10. Toekomstvisie Zoals aangegeven in eerdere hoofdstukken van deze ABTN bevindt het fonds zich in een bijzondere positie. Per einde 2005 is gestopt met de opbouw van aanspraken en met de premieheffing. Door de korte levensduur van het fonds bereiken de opgebouwde aanspraken voor werknemers die de gehele periode deelgenomen hebben aan de regeling slechts 11,18% van de pensioengrondslag. Toch zullen voor velen deze beperkte pensioenaanspraken pas bij het bereiken van de 61-jarige leeftijd tot een uitkering kunnen leiden. Voor het fonds betekent dit dat de laatste uitkering naar verwachting in 2045 zal eindigen. Door de steeds verder toenemende eisen die aan het besturen van een pensioenfonds worden gesteld en het aflopende deelnemersaantal, nemen de kosten van het in standhouden van het fonds, uitgedrukt als percentage van de VPV, steeds verder toe. Het bestuur onderzoekt regelmatig de mogelijkheid en wenselijkheid van overdracht van de pensioenaanspraken naar een verzekeraar of aansluiting bij een ander fonds. In de besluitvorming rond dit onderwerp staat het belang van de deelnemer centraal.
Jdus vastgesteld: 18juni2015 1
zJzz:van Diem
voorzitter
Mw. L. Kleijer-Blok secretaris
31
Bijlage 1 Kenmerken pensioenregeling Samenvatting vroegpensioenregeling De opbouw van het pensioen is sinds 1 januari 2006 stopgezet. Ter informatie worden hieronder de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling weergegeven. Pensioensysteem
Combinatie van een gemitigeerde eindloonregeling (over het vaste pensioensalaris) en een geïndexeerde middelloonregeling (over het variabele pensioensalaris)
Pensioensalaris -
-
Vast
Het vaste maandsalaris in geld, inclusief vakantiegeld en vaste eindejaarsuitkering/vaste gratificatie.
Variabel
Alle loonbestanddelen die niet onder het vaste pensioensalaris vallen.
Pensioengrondslag 1 (gemitigeerd eindloon)
Het vaste pensioensalaris
Pensioengrondslag II (middelloon)
Het variabele pensioensalaris
Ouderdomspensioen (vroegpensioen)
Per deelnemingsperiode van een jaar 1,945% van de pensioengrondslagen 1 en II Met ingang van 1 januari 2006 vindt geen opbouw van vroegpensioen meer plaats.
Opbouwperiode
Met ingang van 1 januari 2006 vindt geen opbouw meer plaats
Vroegpensioendatum
Eerste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer de leeftijd van 61 jaar bereikt
31 / 71
Einddatum vroegpensioen
Eerste dag van de maand waarin de gepensioneerde de leeftijd van 65 jaar bereikt, dan wel de eerdere overlijdensdatum
32 / 71
Bijlage 2 Verklaring inzake de beleggingsbeginselen
Deze ‘Verklaring inzake de beleggingsbeginselen’ (‘Verklaring’) beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel. Het beleggingsbeleid wordt bepaald aan de hand van: • Periodieke ALM studies en/of een continuïteitsanalyse; • Scenario analyses door de beleggingsadviseur; • Ingrijpende wijzigingen in de marktomstandigheden die de realisatie van de doelstelling ernstig bedreigen. Op basis van grondige economische analyses en een integraal financieel en risicobeleid wordt in het kader van het beleggingsproces jaarlijks een beleggingsnota opgesteld en uitgevoerd. Bij de uitvoering van de beleggingsnota wordt voldoende spreiding in de beleggingen gerealiseerd en wordt steeds rekening gehouden met het effect van een belegging op de totale portefeuille in relatie tot de verplichtingenstructuur. De investment beliefs vormen het kader waarbinnen beleggingsbeslissingen worden gemaakt. De hypotheekfondsen worden geleidelijk afgebouwd, vanwege de beperkte looptijd van het pensioenfonds. Het renterisico t.o.v. de verplichtingen wordt voor ca. 90% op basis van marktrente afgedekt.. Het bestuur ziet erop toe dat de kosten die verband houden met het beleggingsbeleid redelijk en proportioneel zijn. 1.
Doelstelling
Het Vroegpensioenfonds Technische Groothandel en zijn gewezen deelnemers Op basis van de vroegpensioenregeling bouwden de werknemers van de Technische Groothandel in de periode van 1 april 2000 tot en met 31 december 2005 bij het fonds een financiële aanspraak op ten behoeve van het kunnen stoppen met werken vôôr het bereiken van de 65-jarige leeftijd. In verband met de afschaffing van de fiscale ondersteuning van prepensioenregelingen (Wet VPL) is de vroegpensioenregeling met ingang van 1 januari 2006 gesloten voor verdere opbouw. Duurzaam pensioenstelsel De rechten en plichten van de bij het fonds aangesloten werkgevers en werknemers zijn omschreven in het pensioenreglement. Betaalbaarheid van de pensioenen vergt rendement op het belegd vermogen. Dit vereist het voeren van een consequent lange termijn beleid binnen het vastgestelde risicoprofiel van het fonds. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het financiële toetsingskader dat meer aandacht vraagt voor korte termijn fluctuaties in de financiële positie van het fonds. Vanwege de matige financiële vooruitzichten heeft het bestuur moeten besluiten de 33 / 71
indexeringsambitie los te laten, totdat de dekkingsgraad weer voldoende uitzicht geeft tot het toekennen van een toeslag. Doelstelling beleggingsbeleid
De hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid voor VPTech is: “Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen, wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Een zeer defensief karakter van het beleggingsbeleid staat samen met eenvoud en het met grote mate van zekerheid veilig stellen van de nominale uitkeringen voorop. Alleen met het surplus wordt risico aan de portefeuille toegevoegd.”
Onder een solide wijze van beleggen verstaat het bestuur het volgende: • Het bestuur onderbouwt het jaarlijks te voeren beleggingsbeleid; • Het bestuur evalueert het gevoerde beleggingsbeleid ten minste jaarlijks en stelt het beleggingsbeleid zo nodig tussentijds bij; • Het bestuur richt de administratieve organisatie rondom beleggingen adequaat in. Dit betekent dat zij waar nodig functiescheiding en interne controle maatregelen invoert; • Het bestuur heeft een gedragscode ingesteld. De gedragscode draagt mede bij tot het integer functioneren van alle betrokkenen ter voorkoming van conflicten tussen belangen van het fonds en privé- belangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privé doeleinden. Onder zeer defensief karakter verstaat het bestuur het volgende: Het pensioenfonds heeft een relatief korte horizon in vergelijking met ‘gewone’ pensioenfondsen, waardoor relatieve stabiliteit van de rendementen op de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen gewenst is en de kans op korten geminimaliseerd wordt. Er mag sprake zijn van een bescheiden risico, waarvoor alleen het surplus (aanwezige vermogen boven een dekkingsgraad van 100%) wordt gebruikt. De waardefluctuaties dienen beperkt te zijn, zodat het pensioenfonds met zeer grote mate van zekerheid haar verplichtingen kan nakomen. Bij de uitvoering van het beleggingsplan staat de “prudent person”-regel conform de Europese richtlijnenl centraal. De “prudent person”-regel rust op de volgende pijlers: • Deskundig vermogensbeheer; • Activa worden belegd in het belang van de (gewezen) deelnemers; • Activa worden zodanig belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel wordt gewaarborgd; dit betekent dat het risicoen rendementsprofiel van de totale portefeuille steeds afgestemd moet zijn op de verplichtingenstructuur van het fonds, en dat de beleggingen voldoende moeten zijn gespreid (diversificatie). Verklaring inzake de beleggingsbeginselen
Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is voor zowel de veiligheid als de betaalbaarheid van het pensioen van cruciaal belang. Tegen die achtergrond heeft het fonds deze ‘Verklaring inzake de beleggingsbeginselen’ (‘Verklaring’) opgesteld. Zij beschrijft op beknopte wijze de 34 / 71
uitgangspunten van het beleggingsbeleid van het fonds ten behoeve van de gewezen deelnemers in het pensioenfonds én ten opzichte van de samenleving waarin het fonds zich beweegt. Wijziging van deze Verklaring
De in deze Verklaring behandelde onderwerpen zijn voortdurend onderwerp van discussie, binnen het fonds en daarbuiten. Het fonds zal deze Verklaring daarom periodiek herzien na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid. Nieuwe inzichten zullen in deze Verklaring worden opgenomen.
II
Organisatie
Beleggingsproces
Onder beleggingsproces wordt verstaan het geheel van regels dat ziet op de voorbereiding en de uitvoering van het beleggingsbeleid, de beleggingsadministratie en het beheer van de beleggingen. Rol bestuur in het beleggingsproces
Het bestuur is eindverantwoordelijk voor het gehele beleggingsproces, en neemt beslissingen van beleidsmatige en strategische aard. Het bestuur wordt daarbij ondersteund door de beleggingsadviseur. Het daadwerkelijk beleggen van de beschikbare gelden heeft het bestuur deels opgedragen aan een tweetal vermogensbeheerders, die belast zijn met de dagelijkse uitvoering van het beleid voor de beleggingen in hypotheken en aandelen. Wijze waarop beleid tot stand komt
Het bestuur stelt het beleggingsbeleid jaarlijks vast in de beleggingsnota, aan de hand van de in hoofdstuk 7 vermelde uitgangspunten en doelstellingen en rekening houdende met alle relevante (markt)ontwikkelingen. Het bestuur keurt de beleggingsnota voor het volgende jaar goed, zo mogelijk in een bestuursvergadering in december of anders via een schriftelijke procedure. De beleggingsnota neemt als uitgangspunt de relatie tussen de bezittingen en de verplichtingen van het fonds. Het bevat de belangrijkste beleggingskeuzes die het fonds moet maken, te weten: a. de gewenste vermogenssamenstelling (strategische allocatie’) naar beleggingscategorieën. Het risicoprofiel van deze vermogenssamenstelling wordt geanalyseerd in het licht van alle rechten én verplichtingen op fondsniveau, zowel op korte als op lange termijn; b. de rendementsdoelstelling per beleggingscategorie, tot uitdrukking gebracht in één of meer vergelijkingsmaatstaven (‘benchmarks’); c. het tactisch beleid: In hoeverre het fonds bereid is de feitelijke beleggingsportefeuille (tijdelijk) te laten afwijken van de strategisch gewenste portefeuille; d. het valutabeleid. e. het rentebeleid
In de beleggingsnota worden de volgende onderwerpen beschreven: • Organisatie vermogensbeheer; • lnvestment beliefs van het fonds; • Totstandkoming en het vastgestelde jaarlijkse strategisch beleggingsbeleid 35 / 71
•
Toegekende mandaten aan de vermogensbeheerders.
Rapportage en verantwoording De vermogensbeheerders brengen iedere maand verslag uit aan het bestuur over de wijze waarop de beleggingsplannen worden uitgevoerd en van de behaalde beleggingsresultaten. Het bestuur legt ieder jaar in de jaarrekening en het jaarverslag verantwoording af over het door hen gevoerde beheer van het pensioenvermogen en geeft inzicht in de financiële positie van het fonds. Integraal financieel- en risicobeleid Het fonds geeft op integrale wijze, met inachtneming van toepasbare sturingsinstrumenten waarover het fonds beschikt, inhoud aan het financiële en risicobeleid van het fonds. Hierbij bestaat een functioneel onderscheid tussen sturing (ex ante risicomanagement), risk control en (intern) toezicht. In het kader van de sturing wordt het beleggingsbeleid periodiek, met een jaarlijkse update, geanalyseerd tegen de achtergrond van verschillende economische scenario’s. Voor de beheersing van de risico’s is per aspect een zo goed mogelijke maatregel gedefinieerd. Specifieke sturing op marktrisico’s vindt plaats met behulp van onder andere standaarddeviatie en tracking error. Voor kredietrisico’s wordt gewerkt met exposure limieten en credit ratings. Voor de beheersing van operationele risico’s is een aantal maatregelen geïmplementeerd waaronder bevoegdhedenregeling, uitwijkbeleid en incidentenmanagement. Voor de organisatie van alle risico’s heeft het bestuur aansluiting gezocht bij het FIRM-model van De Nederlandsche Bank. Deskundigheid Het fonds draagt er zorg voor dat het in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor: -
-
-
een optimaal beleggingsresultaat; een professioneel beheer van de beleggingen; de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s.
Scheiding van belangen Bij de uitvoering van de beleggingsnota wordt gewaakt voor belangenverstrengeling. Met het oog daarop zijn bestuur en medewerkers van het fonds gebonden aan een gedragscode. III Uitvoering Investment beliefs De investment beliefs vormen de basis en de filosofie voor de inrichting van het vermogensbeheer: • Het geeft een raamwerk op basis waarvan beleggingsbeslissingen genomen worden; • Het geeft houvast als er een crisis is; • Het is goed om van te voren af te stemmen wat van het beleggingsbeleid verwacht mag worden; • Het legt vast aan stakeholders waar het fonds voor staat. 36 / 71
Het bestuur heeft de volgende investment beliefs vastgesteld: •
Beleggen is een middel om de pensioendoelstelling te realiseren en geen doel op zich Het beleggingsdoel is in het algemeen om rendement te maken en het vermogen te beschermen, zodat aan de nominale verplichtingen kan worden voldaan. Het behalen van extra rendement om toeslag te kunnen verlenen, is geen doelstelling op zich voor VPTech. Daarnaast dienen uit de beleggingsrendementen ook de uitvoeringskosten betaald te worden.
•
Diversificatie voegt waarde toe Binnen de relatief eenvoudige portefeuille wordt getracht een bepaalde mate van spreiding aan te brengen binnen de beleggingscategorieën aandelen en vastrentende waarden, zodat het risico op portefeuilleniveau wordt gereduceerd.
•
Financiële markten zijn volledig efficiënt Sterk ontwikkelde markten zijn dermate efficiënt dat geen voordeel door actief beleggen te behalen is. Daardoor kan het beste gebruik worden gemaakt van passieve producten, gezien de hoge mate van efficiëntie van de markt en de lagere kosten. Visie pensioenfonds op de ontwikkeling van financiële markten: Het pensioenfonds baseert haar visie op informatie van externe partijen. Deze visie wordt gebruikt bij: De te hanteren uitgangspunten in een (verkorte) ALM-studie, continuïteitstoetsen en portefeuille optimalisatiestudies;
•
Het pensioenfonds gelooft sterk in het behoud van de Euro en de Europese Monetaire Unie. De verplichtingen zijn ook in Euros.
•
Er wordt niet belegd in een beleggingsproduct of een beleggingscategorie die niet, of onvoldoende wordt begrepen Het pensioenfonds vindt eenvoud, begrjpeljkheid en transparantie belangrijk.
•
De beleggingsportefeuille wordt kostenefficiënt ingericht Voor beleggingen geldt dat kosten vaststaan en beleggingsopbrengsten onzeker zijn. Het pensioenfonds vindt volledige transparantie in onderliggende beheerkosten en overige kosten belangrijk.
•
Het pensioenfonds kiest vanuit ethische en maatschappelijke doelstellingen voor duurzaam beleggen en tracht bij de invulling van de portefeuille hier zoveel mogelijk rekening mee te houden Het pensioenfonds wil: goede praktijken stimuleren en niet aan slechte praktijken bijdragen; • haar betrouwbare reputatie versterken; • goede governance mechanismen stimuleren. Daarom maakt het pensioenfonds duurzame beleggingen onderdeel van haar vermogensbeheer op een zodanige wijze dat deze bijdragen aan de doelstellingen van het pensioenfonds.
37 / 71
‘Prudent person’ Bij de uitvoering van het beleggingsplan staat de “prudent person”-regel conform de Europese richtlijnenl centraal. De “prudent person”-regel rust op de volgende pijlers: • Deskundig vermogensbeheer; • Activa worden belegd in het belang van de (gewezen) deelnemers; • Activa worden zodanig belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel wordt gewaarborgd; dit betekent dat het risicoen rendementsprofiel van de totale portefeuille steeds afgestemd moet zijn op de verplichtingenstructuur van het fonds, en dat de beleggingen voldoende moeten zijn gespreid (diversificatie).
Beleg g i ngsvrij heid
Het fonds beoordeelt elke belegging op grond van risico- en rendementsoverwegingen en op de toegevoegde waarde ten opzichte van de verplichtingen. Daarnaast dient elke belegging te passen binnen de vastgestelde investment beliefs. Het fonds wil als belegger noch anderszins een zodanige verantwoordelijkheid aanvaarden voor een ondernemingsactiviteit dat daaruit een niet beoogde verplichting tot additionele vermogensverstrekking kan voortvloeien. In algemene zin zal het fonds zich verzetten tegen iedere vorm van beleggingsdwang en beleggingsrestricties; deze doen afbreuk aan een optimaal risico- en rendementsprofiel. Verantwoord beleggen Het fonds legt als lange termijn belegger de aandacht op de lange termijn doelstelling van de onderneming waarin het belegt in termen van duurzame economische groei. Het fonds betrekt informatie over duurzame economische groei vaak van niet-financiële aard bij zijn analyses van de kwaliteit van ondernemingen. Hierdoor worden kansen en risico’s opgespoord die in het bijzonder relevant zijn voor een lange termijn belegger maar die onvoldoende waardering krijgen op de traditionele’ balans van een onderneming. —
—
—
—
Het fonds werkt uiteraard niet mee aan een beleggingstransactie die bijvoorbeeld op grond van het internationale recht, verboden is. Voorts onthoudt het fonds zich van een belegging: • indien daardoor strafbare of moreel verwerpelijke gedragingen worden bevorderd; • indien de belegging zo zij zou worden verricht in onmiddellijk verband staat met een schending van mensenrechten of fundamentele vrijheden. -
-
Het fonds vermijdt te beleggen in bedrijven die controversiële wapens maken, onderhouden of verhandelen. Deze wapencategorie omvat antipersoneelsmijnen, clusterbommen, munitie met verarmd uranium en biologische, chemische of nucleaire wapens. Zij zal zich houden aan het verbod dat is opgenomen in het Wijzigingsbesluit financiële markten 2013. Periodiek zullen de beleggingen worden getoetst aan het verbod.
Uitbesteding
De beleggingen ter uitvoering van de beleggingsnota komen tot stand via uitbesteding aan derden die daartoe door het fonds zijn gecontracteerd. Op deze wijze wordt optimaal gebruik 38 / 71
gemaakt van de beschikbare deskundigheid, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selectie van vermogensbeheerders en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier. Voorts beschikt het fonds over afdoende controlemechanismen om uitbestedingsrisico’s te beheersen. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de Pensioenwet en de regelgeving van De Nederlandsche Bank op het gebied van uitbesteding. Kosten Bij de uitvoering van de beleggingsnota maakt het fonds geen andere kosten dan die welke redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegd vermogen en de doelstellingen van het pensioenfonds. Waardering De beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele (markt) waarde, aangepast met de daaraan toewijsbare vorderingen, schulden, transitoria en liquide middelen. Indien mogelijk wordt de beu rswaarde als actuele waarde gehanteerd. Geen nevenactiviteiten Het fonds ontwikkelt activiteiten die het in staat stellen zijn maatschappelijke functie de verzorging van een tijdelijk ouderdomspensioen (vroegpensioen) voor deelnemers gewezen deelnemers op basis van solidariteit en collectiviteit zo goed mogelijk uit te voeren. Voor zover die activiteiten niet behoren tot de kerntaken van een (vroeg)pensioenfonds, voert het fonds deze niet uit. —
—
Verantwoording Het fonds is zich bewust van de maatschappelijke rol die het als belegger vervult. Die rol dwingt het fonds tot grote zorgvuldigheid in zijn handelen. Het fonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over zijn beleggingsgedrag.
39 / 71
Bijlage 3
40 / 71
IV
41 / 71
/ TECH 01 Inleiding
Het bestuur van de Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel (VPTECH) beschrijft in dit rapport het crisisplan. Dit inleidende hoofdstuk gaat in op de vragen die in het crisisplan beantwoord dienen te worden.
01.1 Wat is een crisisplan? In dit crisisplan legt het bestuur van VPTECH vast hoe het bestuur handelt als het fonds in een crisissituatie komt. Het bestuur van VPTECH is met het plan voorbereid op mindere tijden.
01.2
Verschil tussen crisisplan en herstelplan
In tegenstelling tot een herstelplan is een crisisplan niet uitsluitend gericht op het weer op peil brengen van de dekkingsgraad. Een fonds beschikt bij voorkeur over een crisisplan ook in situaties waarin er geen noodzaak is een herstelplan op te stellen.
01.3
Inhoud financieel crisisplan
Dit crisisplan geeft aan in welke situaties of bij welke grenswaarden: •
Het bestuur van VPTECH maatregelen neemt.
•
Wat de aard van die maatregelen is.
•
Hoe zij concreet en materieel vorm krijgen (besluitvormingsproces en informatieproces).
•
Hoe de maatregelen worden uitgevoerd.
Bij het opstellen van het plan heeft het bestuur zeer nadrukkelijk aandacht besteed aan een evenwichtige belangenafweging van alle betrokkenen voor de situatie dat maatregelen moeten worden genomen. In een crisisplan moet het bestuur volgens de beleidsrichtlijnen van De Nederlandsche Bank (DNB) negen vragen beantwoorden: 1.
Wanneer is er sprake van een crisis?
2.
Bij welke dekkingsgraad kan VPTECH er zonder korten niet meer uitkomen?
3.
Welke maatregelen staan ter beschikking?
4.
Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen?
5.
Wat is het financiële effect van de maatregelen?
6.
Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?
7.
Hoe en wanneer wordt met de belanghebbenden gecommuniceerd in een crisissituatie?
8.
Hoe werkt het besluitvormingsproces?
9.
Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het crisisplan vormgegeven?
01.4 Het benoemen van de belangenafweging Het bestuur van VPTECH benadrukt dat evenwichtige belangenafweging bij de te nemen crisismaatregelen voorop staat. Hieraan geeft het bestuur invulling door de lasten van de crisismaatregelen zo evenwichtig mogelijk te verdelen over gewezen deelnemers en vroegpensioengerechtigden.
Financieel Crisisplaii Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
2013
42 / 71
01.5
Uitgangspunten
Uitgangspunten voor bepaling van de effectiviteit van een maatregel is de financiële positie. De minimaal vereiste dekkingsgraad is 104% en de vereiste dekkingsgraad is 108%. Hierbij wordt gerekend met de rentetermijnstructuur (RTS) zoals gepubliceerd door DNB en met de daaruit afgeleide forwardcurves. Voor het rendement op aandelen hanteert het bestuur de aanname van een rekenkundig rendement van 8,8%. Dit is conform de aanname uit de alm-studie van november 2013. De grondslagen voor de technische voorziening zijn zoals beschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) van het fonds. Dit geldt ook voor het gevoerde beleid voor beleggingen en toeslagen. Omdat er geen doelgericht toeslagenbeleid is, wordt hiervoor niet gereserveerd.
Financieel Crisisplan Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
2013
43 / 71
02
Financieel crisisplan
Dit hoofdstuk beschrijft de negen elementen van het financieel crisisplan voor VPTECH.
Beschrijving crisissituatie De doelstelling van VPTECH is het verlenen van vroegpensioen aan de gewezen deelnemers. Het strategisch beleggingsbeleid is afgestemd op de doelstellingen van het fonds. Een belangrijke determinant hierbij is het feit dat het fonds een eindig karakter heeft en geen premie-inkomsten meer heeft. Op basis van het gegeven dat het beleggingsbeleid een van de belangrijkste sturingsinstrumenten van het fonds is en dat het risico verbonden aan het beleggingsbeleid juist in slechte tijden beperkt dient te blijven, heeft het bestuur een aantal crisissituaties onderscheiden. Het bestuur onderscheidt de volgende crisissituaties: a.
De dekkingsgraad daalt op maandbasis met meer dan 5%-punt.
b.
De dekkingsgraad raakt onder het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad.
c.
Het vroegpensioenfonds kan de uitkeringen niet (tijdig) betalen doordat beleggingen onvoldoende en/of niet tijdig liquide gemaakt kunnen worden.
Situatie waarbij het fonds er zonder korten niet meer uit kan komen De zogenaamde kritische situatie is voor het fonds voornamelijk afhankelijk van het default risico op de staatsleningen die het fonds gebruikt om de toekomstige kasstromen mee te matchen. Als een van de landen niet of niet volledig betaald op de coupon rente of de waarde a pan dan zal het fonds in eerste instantie haar buffers aanspreken om het gat te dichten. Indien dit niet toereikend is dan zal korten noodzakelijk zijn.
Maatregelen die ter beschikking staan Het algemeen juridisch uitgangspunt van het fonds is dat cao-partijen invulling geven aan de inhoud van de vroegpensioenregeling. Binnen de bestaande vroegpensioenregeling is het fonds als uitvoerder bevoegd de vroegpensioenregeling uit te voeren en maatregelen te nemen die in het huidige vroegpensioenreglement zijn opgenomen. Het bestuur stelt het toeslagen- en beleggingsbeleid vast dat passend is bij de vroegpensioenregeling. Het bestuur onderscheidt de volgende maatregelen die ter beschikking staan aan het fonds:
1.
Beleggingsbeleid aanpassen
In geval van een financiële crisis kan het bestuur het beleggingsbeleid aanpassen. De oorzaken en gevolgen van een crisis op de beleggingen kunnen op voorhand zeer divers zijn. Daarom volstaat het bestuur in deze paragraaf met een omschrijving van de te volgen procedures in geval van de beschreven financiële crisissituaties a, b en c. De volgende procedures worden gevolgd als een bepaalde crisis zich voordoet: Wanneer het bestuur van
het fonds,
een
medewerker van
één van de vermogensbeheerders,
de
beleggingsadviseur of een medewerker van Syntrus Achmea een mogelijke crisis signaleert, dan moet dit zo snel
Financieel Crisisplan Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
2013
44 / 71
mogelijk gemeld worden bij de voorzitter van het bestuur. De voorzitter beoordeelt in overleg met de crisiscommissie van het fonds de omvang van de situatie en stelt vast of er al dan niet sprake is van een crisis. Wanneer de situatie als crisissituatie wordt bestempeld. Op dat moment treedt het reglement crisiscommissie in werking. a. Tussen
De dekkingsgraad daalt op maandbasis met meer dan 5%-punt de
crisiscommissie,
het
bestuur,
externe
vermogensbeheerders,
Syntrus
Achmea
en
de
beleggingsadviseur wordt besproken of acties buiten het bestaande beleid aan de orde zijn. Om het bestuur hierbij behulpzaam te zijn, worden aan de hand van de meest recente gevoeligheidsmatrices van de dekkingsgraad en inschatting van de ontwikkeling van de rente en markten voorstellen voor aanpassing van het beleid geformuleerd. De vermogensbeheerders, de beleggingsadviseur en Syntrus Achmea zijn hierbij behulpzaam. b.
De dekkingsgraad raakt onder het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad
Als de dekkingsgraad onder de minimaal vereiste dekkingsgraad raakt, dan geeft dit aanleiding tot een gezamenlijke vergadering van het bestuur binnen drie weken na ontstaan van deze situatie. Deze vergadering kan schriftelijk, telefonisch of fysiek plaatsvinden. In de aanloop naar deze extra vergadering zullen in samenwerking tussen crisiscommissie, de vermogensbeheerders, de beleggingsadviseur en Syntrus Achmea nadere voorstellen worden geformuleerd. Deze voorstellen zullen gegeven de marktomstandigheden van dat moment zien op de bescherming van de onderkant, ofwel het verminderen van risico’s. c.
Het vroegpensioenfonds kan de uitkeringen niet (tijdig) betalen doordat beleggingen onvoldoende en/of niet tijdig liquide gemaakt kunnen worden.
Indien op basis van cashflowprognoses en/of op basis van signalen vanuit de markt een mogelijk risico wordt gesignaleerd dat beleggingen van het fonds onvoldoende en/of niet tijdig liquide gemaakt kunnen worden, waardoor het fonds de uitkeringen niet (tijdig) kan betalen, is er sprake van een liquiditeitsrisico. Indien deze situatie wordt gesignaleerd, waarbij minimaal zes maanden vooruit dient te worden gekeken, zal tussen de crisiscommissie, externe vermogensbeheerders, Syntrus Achmea en de beleggingsadviseur worden besproken of acties buiten het bestaande beleid aan de orde zijn. Hierbij kan o.a. worden gedacht aan het tijdig aantrekken van leningen. Indien dit het geval is zal dit worden voorgelegd aan het gehele bestuur. De vermogensbeheerders, de beleggingsadviseur en Syntrus Achmea zijn hierbij behulpzaam.
2.
Achterwege laten van toeslagverlening vroegpensioengerechtigden en
gewezen deelnemers Het beleid met betrekking tot toeslagverlening is vastgelegd in de abtn van het fonds. Er is geen ambitie om jaarlijks toeslagen te verlenen op vroegpensioenrechten en vroegpensioenuitkeringen. VPTECH kent geen vooraf vastgestelde maatstaf op basis waarvan de hoogte van een eventueel te verlenen toeslag wordt gebaseerd. De gewezen deelnemers en vroegpensioengerechtigden moeten ervan uitgaan dat ze geen jaarlijkse toeslag zullen krijgen. Naar verwachting zullen toeslagen normaliter alleen worden toegekend indien sprake is van een gezonde financiële positie. Bij een dekkingsgraad onder het vereist niveau zal er geen toeslagverlening plaatsvinden.
Financieel Crisisplan Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
2013
45 / 71
Het besluit tot het niet verlenen van een toeslag raakt de vroegpensioengerechtigden en gewezen deelnemers in hun koopkracht. Verhoging van de vroegpensioeningangsieeftijd
3.
De vroegpensioeningangsieeftijd is op dit moment gelijk aan 61 jaar. Het vroegpensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarop de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. De AOW-leeftijd is inmiddels verhoogd met het oog op de hogere levensverwachtingen en de betaalbaarheid van de AOW. De eindleeftijd van het vroegpensioen is hier niet op aangepast, hierdoor ontstaat er een pensioenhiaat tussen de einddatum van het vroegpensioen en de ingangsdatum van de AOW. Hoe hiermee om te gaan, is aan de cao-partijen. Het effect van het verhogen van de vroegpensioendatum en het in tact laten van de einddatum van de uitkering, bedraagt circa 30%-punt stijging van de dekkingsgraad indien de vroegpensioendatum met 1 jaar wordt uitgesteld. Indien de ingangsleeftijd van het vroegpensioen en ook de einddatum met één jaar worden uitgesteld en de hoogte van de nominale aanspraak blijft ongewijzigd, dan is het effect veel kleiner. De dekkingsgraad neemt bij een korte rente van 2% en een oorspronkelijke dekkingsgraad van 105% met (slechts) circa 2,0% toe. Het besluit om de vroegpensioeningangsleeftijd te verhogen raakt de gewezen deelnemers.
4.
Uitkeringen en aanspraken korten
Een pensioenfonds kan de uitkeringen en aanspraken uitsluitend korten als het niet mogelijk is om binnen de hersteltermijn uit een situatie van onderdekking te komen en als alle andere maatregelen zijn ingezet om het herstel te bespoedigen. Het korten van de uitkeringen en aanspraken is dus een uiterste noodmaatregel en kan alleen ingezet worden om het benodigde herstel te bereiken. Het is mogelijk om verschillende kortingspercentages te hanteren voor verschillende groepen. Het is belangrijk om een goede belangenafweging te maken. Hierin moeten de al genomen maatregelen en hun effect op herstel worden meegenomen. Opgemerkt wordt dat bij differentiatie van de kortingspercentages de groepen een verschillend deel van de technische voorziening voor hun rekening nemen. De verdeling van de technische voorziening was per eind december 2012 gelijk aan: •
Gewezen deelnemers
94%
•
Vroegpensioengerechtigden
6%
Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen? 1.
Beleggingsbeleid aanpassen
Het bestuur is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. Het aanpassen van het beleggingsbeleid is een realistische maatregel als dit nodig is.
2.
Achterwege laten van toeslagverlening vroegpensioengerechtigden en
gewezen deelnemers
Financieel Crisisplan Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
2013
46 / 71
Het achterwege laten van de toeslagverlening aan vroegpensioengerechtigden en gewezen deelnemers is volledig de bevoegdheid van het bestuur en is een realistische maatregel als dit nodig is.
3. Het
Verhoging van de vroegpensioeningangsieeftijd bestuur
heeft
geen
beslissingsbevoegdheid
inzake
een
mogelijke
verhoging
van
de
vroegpensioeningangsleeftijd. De beslissingsbevoegdheid hiervoor ligt bij cao-partijen. Het bestuur zal de cao-partijen adviseren om de vroegpensioeningangsleeftijd niet te verhogen als hier geen aanleiding toe is in de wet- en regelgeving. Daarnaast zal het bestuur de cao-partijen adviseren om de uitkeringsduur van het vroegpensioen niet te verkorten als hier geen aanleiding toe is in de wet- en regelgeving.
4.
Uitkeringen en aanspraken korten
Het bestuur heeft besloten dat het korten van uitkeringen en aanspraken als uiterste noodmaatregel wordt ingezet. Alvorens tot deze crisismaatregel wordt besloten, zal het bestuur de hiervoor genoemde andere maatregelen zoveel mogelijk willen inzetten. In geval van korting van uitkeringen en aanspraken zal het bestuur bij de hoogte hiervan rekening houden met de belangen van de gewezen deelnemers en vroegpensioengerechtigden. Hierbij zal het bestuur de bijdrage in ogenschouw nemen die de gewezen deelnemers en vroegpensioengerechtigden al hebben geleverd in de vorm van koopkrachtverlies door gemiste toeslagen.
Indicatie financiële effect van de maatregel Deze paragraaf geeft de financiële effectiviteit van de maatregelen weer die het bestuur voldoende realistisch acht.
1.
Beleggingsbeleid aanpassen
Het financiële effect van het aanpassen van het beleggingsbeleid is afhankelijk van de maatregel die wordt genomen en van de marktontwikkelingen. Op voorhand is dit niet te kwantificeren.
2.
Achterwege laten van toeslagverlening vroegpensioengerechtigden en
gewezen deelnemers Algemeen geldt dat het achterwege laten van toeslagverlening in potentie een groot positief effect heeft op de ontwikkeling van de financiële positie. Naar verwachting zullen toeslagen echter normaliter alleen worden toegekend indien sprake is van een gezonde financiële positie. Bij een dekkingsgraad onder het vereist niveau zal naar verwachting al geen toeslagverlening plaatsvinden en heeft het inzetten van deze maatregel (nagenoeg) geen effect.
3.
Uitkeringen en aanspraken korten
De uitkeringen en premievrije aanspraken worden met hetzelfde percentage gekort. De korting wordt aan het einde van het eerste jaar doorgevoerd.
FiiancieeI Crisisplan Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
2013
47 / 71
In tabel 01 wordt een samenvatting gegeven van het financiële effect van de realistische maatregelen. Tabel 01 Samenvatting van realistische crisismaatregelen Maatregel
Belangengroepen
Effectiviteit op herstel
Beslissingsbevoegdheid
Beleggingsbeleid aanpassen
gewezen deelnemer en prépensioengerechtigden
afhankelijk van aanpassing
bestuur
Geen toeslagen verlenen
gewezen deelnemer en prépensioengerechtigden
laag bij ongezonde financiële positie hoog bij gezonde financiële positie
bestuur
Uitkeringen korten
gewezen deelnemer en prépensioengerechtigden
hoog
bestuur
In onderstaande tabel 02 is per maatregel een verwijzing opgenomen naar de relevante documenten van het fonds.
Tabel 02 Verwijzing naar documenten Maatregel
ABTN
Statuten
Pensioenreglement
Beleggingsbeleid aanpassen
paragraaf 7 en 8
artikel 7
artikel
25
Geen toeslagen verlenen
paragraaf 6,4
artikel
12
Uitkeringen korten
paragraaf 62.1
•
-
artikel 34
-
Als de dekkingsgraad daalt onder de minimaal vereiste dekkingsgraad
Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Gewezen deelnemers en vroegpensioengerechtigden ontvangen geen toeslagen. Als herstel dan nog niet gehaald kan worden, zal het bestuur besluiten tot korten van de opgebouwde aanspraken en uitkeringen. Het bestuur kan besluiten om gedifferentieerd te korten. Dit besluit is afhankelijk van de mate waarin de verschillende belanghebbenden al hebben bijgedragen en de mogelijkheden om eventuele kortingen op te vangen.
•
Het vroegpensioenfonds kan de uitkeringen niet (tijdig) betalen doordat beleggingen onvoldoende en/of niet tijdig liquide gemaakt kunnen worden
Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is.
Financieel Crisisplan Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
2013
48 / 71
Evenwichtige belangenafweging Aanpassing van het beleggingsbeleid zal vroegpensioengerechtigden en gewezen deelnemers op dezelfde manier raken. Het achterwegen laten van toeslagverlening zal zowel vroegpensioengerechtigden als gewezen deelnemers raken. Dit beïnvloedt hun koopkracht in de loop van de tijd negatief. Vroegpensioengerechtigden worden direct negatief in koopkracht beïnvloed. In tegenstelling tot regulier pensioen heeft het achterwege laten van de toeslagverlening betrekking op een relatief korte uitkeringsduur. Daar staat tegenover dat gemiste toeslagen naar verwachting moeilijk kunnen worden ingehaald als gevolg van diezelfde korte uitkeringsduur. Gewezen deelnemers hebben, naarmate zij jonger zijn, langer de tijd om op het koopkrachtverlies in te spelen. Gewezen deelnemers lopen echter ook de kans dat zij over een langere periode geen toeslag ontvangen, waardoor zij met een hoger koopkrachtverlies geconfronteerd kunnen worden. Als het nodig is om te korten, zal het bestuur alle bovenstaande aspecten meenemen om tot een zo eerlijk mogelijke verdeling van de korting van aanspraken en uitkeringen te komen tussen de verschillende belanghebbenden. Hierbij zal tevens worden gekeken naar de mogelijkheden om een korting op te vangen.
Communicatie met belanghebbenden Aanpassing van het beleid als gevolg van een crisissituatie zal het bestuur communiceren via de website. Daarnaast publiceert VPTECH de dekkingsgraad periodiek op de website. Met betrekking tot het verlenen van toeslagen voor vroegpensioengerechtigden en gewezen deelnemers wordt al regulier gecommuniceerd volgens de voorschriften. Als er sprake is van korten van aanspraken en uitkeringen, dan zal het bestuur actief en schriftelijk de vroegpensioengerechtigden en gewezen deelnemers vooraf informeren. Hierbij zullen de wettelijke bepalingen in acht worden genomen. De inhoud van dit crisisplan heeft het bestuur gedeeld met de cao-partijen, gewezen deelnemers en vroegpensioengerechtigden. Het crisisplan is opgenomen als bijlage bij de abtn. In paragraaf 02.8 wordt nader ingegaan op het besluitvormingsproces. In deze paragraaf is tevens een schematisch overzicht van de communicatie opgenomen.
Besluitvormingsproces Wanneer het bestuur van
het fonds,
een
medewerker van één van de vermogensbeheerders,
de
beleggingsadviseur of een medewerker van Syntrus Achmea een mogelijke crisis signaleert, dan moet dit zo snel mogelijk gemeld worden bij de voorzitter van het bestuur. De voorzitter beoordeelt in overleg met de crisiscommissie van het fonds de omvang van de situatie en stelt vast of er al dan niet sprake is van een crisis. Wanneer de situatie als crisissituatie wordt bestempeld treedt het reglement crisiscommissie in werking.
De crisiscommissie bestaat uit de leden van het dagelijks bestuur, te weten
Financieel Crisisplan Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
2013
49 / 71
a.
de voorzitter van het bestuur;
b.
de secretaris van het bestuur;
c.
het bestuurslid dat vermogensbeheer als aandachtsgebied heeft.
De crisiscommissie informeert binnen 24 uur na inwerkingtreding van dit reglement het bestuur en de voorzitters van de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan dat het reglement in werking is getreden. De crisiscommissie legt standaard na iedere vergadering verantwoording af aan het bestuur. De notulen van de vergadering worden binnen een week beschikbaar gesteld aan het bestuur en de voorzitters van de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan. De adviezen- en actielijst van iedere vergadering wordt binnen 24 uur na de vergadering schriftelijk beschikbaar gesteld aan het bestuur en de voorzitters van de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan. De crisiscommissie adviseert het bestuur over de mogelijk op korte termijn te nemen (nood)maatregelen als beschreven in dit plan. Het bestuur dient, nadat zij door de crisiscommissie is geadviseerd, uiterlijk binnen 24 uur te besluiten bij volstrekte meerderheid of zij het advies van de crisiscommissie opvolgt. Door het bestuur wordt bepaald op welke wijze op advies van de crisiscommissie genomen besluiten worden doorgeleid naar de raad van toezicht en/of het verantwoordingsorgaan, conform hetgeen is vastgelegd in de statuten en de reglementen van de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan. Voor verdere details wordt verwezen naar het reglement crisiscommissie.
Financieel Crisisplan Vroegpensioenfonds Technische Groothandel 2013
50 / 71
In tabel 03 wordt een schematisch overzicht van het communicatietraject gegeven. Tabel 03 Communicatietraject CemmaetaaBe
Memeet sas eommaeiearee
Coenmunioatie van hen oOsisplan
Zu spoedig mogeli;k na vaststellen uan onisispian
Haetdbeedeehap
-
-
-
Deetgteep
Bestaan en doel onsspian sound op hooenhlnan Belangenafweging
-
-
-
-
-
Fase t Aanvana urisissituatie
B:rnen 24 uur na inunerktreding
lnwerk,ngrrewng van onsisoommiseie as gevolg van unrsrane urisisseuatie
-
-
-
Fase 2 Gedurende erisissituatie
Fase 3 Gedurende ensissituatie
Fase 4 Gedu’enue onsissouat.e
Noru en binnen een week .hdvezee- en aorie st benen 24 uur
loz:uht veraohaffen in voudgang van werkzaamneoen or;s:soommissie Iezreht versohanien in de mogel.k op kede termijn te nemen jnood)maat regelen en de noodzuknljkheid tot eommunioette hierouer
-
-
-
te.aeatee
Wie eesmt aetie?
gmwezen deelnemem vnueopenoiuengeieohtigden soolale pannem toeziuhtnoudem ouenige organen peisioenonda
sohnfte.jk ee bijlage van uBTN
bestuur
bestuur pensiueetunds voorzitter rand van teee:uht voorzitter verantwnoidingsorgaan
eohiiftelijk ee mondeling
onis:suommisse
bestuur pensioentunda voorzitter raad nan toez:onr voorzitter verantwoordingsorgaan
via eutulen adumeeen- en autietstee
uhsisoammissie
sohnneljk en mandeling
bestuur
bestuur bepaalt ep welke
bestuur
Binnen 24 uur ea u.tgebrauhr dafinitper Baotuur geeft ean ether adves van advies van de oesieoowrnissie oummissie wordt opgewlgd. dn kas Indien noodzakelijk, bonen een kueer u:tsluitend bj untstreuta meeroerbeid dhestetn 1 ti
Za epoedg mogelijk, ter buoaling van bestuur
Fase Bestuumbesluden even gekozen maatregelen Binnen een week na besluO bestuur
Zie up advies vee de oommissie duur het bestuur genomen basluiten wonden ter advisering unurgelegd
daelnamarsraad
rohting deelnemersraad plaatsdn.dr
F:nanuiele situatie Mautragalanj die genomen wonden Geunlgen van de maatregelen voor de gewezen deelnemer en umoegpensioen gereuhtigden Bvnnwmuhrige verdeling en belangenbehadiging
-
-
-
-
Fase jGedeeltelijkj angedaan maken van gekozen Bi nnen een week na besluit bestuur maatregelen
-
-
Veibetening tnanuible situatie jGedeeltelijkj ongedaan gemaakte maatregeljenj Gevolgen hienven voor de gewezen deelnemer en muegpensluen geieuhtigden bvenuzohtige verdeling en belangenbehaniging -Venn-aohtingen
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Financieel Crisisplan Vroegpensioenfoiids Technische Groothandel
2013
-
-
-
gewezen deelnemens unoegpens.oengeneohtigden seoiele panners toeeiohthoudens reed vee tuezioht venantnwordingsorgean
da website en eohnftelilk vounar indien er sprake is ven uen voorgenomen koning
bestuur
gewezen deelnemew woegpenoiuengnieohtigden sooiale padnem teeziuhthoudem raad usn taezioht verantwoordingsotgaan
ure website en indien noodzekeljk suhnftelijk
bestuur
51 / 71
In tabel 04 is een schematisch overzicht opgenomen waarin per maatregel wordt weergegeven welke partijen betrokken worden in het besluitvormingsproces en hoe de procesgang in grote lijnen verloopt. Tevens is per maatregel een bandbreedte weergegeven van de tijdsspanne die nodig zal zijn om tot zorgvuldige besluitvorming te komen.
Tabel 04 Matreget
Betrokken portijen
Aanpassen beleggingsbeleid
Input noodzukelijk non
Besuhrijning prouns
Tijdslrjn
Crisiscornrnissio, bestuur, beteggings- Externe uerrnegonsbeheerders Syntrus Achrnea
Beteggingshelerd kan werden
1-4 weken
addseur, addsorend actuads
aangepast gelieerd ad,ios oer, de raad oçrn toezicht
Aantrekken sEin leningen er sert,aerl old het ensrrktoendn liquido zijn sEin bestaande beleggingen
Crisiscorernissie, bestuur, belegginrgs- Externe oennogensbetreerdars, Syntrus Actrrnea udsiseur, adsisnrend actauds
Beteggrrrgnbeleint kan werden aangepast gehoord adries sex de raad sex toezicht
1-4 weken
Korten sex aanspraken
Cnisrscoernrissin, bestuur. lrelrrggirrgs- Externe senlnrejenlsbetreerders Syotros Acbrnea adasour, adsisnroed actoads
Aarrsprakoir en nrctrtenr kunnen wonten gekort, gehoord adsirus win de raad orrr toezicht
1-3 rnaaodee
Achtewiege laten win torrslagwrnlenirrg
Eestrwrr aduserend actrrans
Het torels kent geen toeslagarnbrtre
nat
Externe serrnogenstxrrreerders. gyrrtors Aclrrnrea
Beoordeling actualiteit financieel crisisplan Jaarlijks zal het bestuur het crisisplan als bijlage bij de ABTN evalueren en zo nodig aanpassen. Het bestuur van de Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
Th. van Diem
voorzitter
Financieel Crisisplan Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
2013
52 / 71
/ TECH
Bijlage 4 Fondsdocumenten Het fonds beschikt tevens over de onderstaande documenten. Voor zover deze niet via de website van het fonds www.vptech.nI beschikbaar zijn kunnen deze worden opgevraagd bij het fondssecretariaat: Beleggingsnota Beleggingsplan Communicatiejaarplan Communicatiebeleidsplan Deskundigheidsplan Gedragscode Herstelplan Opleidingsplan Jaarverslag Reglementen •
Commissie van Advies
•
Raad van Toezicht
•
Pensioenreglement
•
Verantwoordingsorgaan
Risico-inventarisatie Statuten Transparantiedocument Verklaring beleggingsbeginselen
Financieel Crisisplan Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
2013
53 / 71
Bijlage 5
Ervan ngssterfte Ervaringssterfte: Leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen Leeftijd
Mannen
Vrouwen
25
0,556
0,583
26
0,556
0,583
27
0,556
0,583
28
0,556
0,583
29
0,556
0,583
30
0,556
0,583
31
0,556
0,588
32
0,556
0,592
33
0,556
0,597
34
0,556
0,601
35
0,556
0,606
36
0,556
0,610
37
0,556
0,615
38
0,556
0,619
39
0,556
0,624
40
0,556
0,628
41
0,561
0,628
42
0,565
0,628
43
0,569
0,628
/TECH
54
44
0,573
0,628
45
0,577
0,628
46
0,582
0,628
47
0,586
0,628
48
0,590
0,628
49
0,594
0,628
50
0,599
0,628
51
0,600
0,628
52
0,602
0,628
53
0,604
0,628
54
0,606
0,628
55
0,608
0,628
56
0,609
0,628
57
0,611
0,628
58
0,613
0,628
59
0,615
0,628
60
0,616
0,628
61
0,616
0,641
62
0,616
0,654
63
0,616
0,666
64
0,616
0,679
65
0,616
0,691
VITECH
55
Bijlage 6
GEDRAGSCODE ingevolge artikel 5:68 Wet op het financieel toezicht en artikel 20 Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen
Artikel 1
1.1.
1.2.
Definities
Verbonden personen zijn: a.
de leden en plaatsvervangende leden van het bestuur van het pensioenfonds;
b.
de leden van de raad van toezicht;
c.
de personen in dienst van het pensioenfonds
Insiders zijn: verbonden personen, die direct of indirect bij transacties van het pensioenfonds in financiële instrumenten zijn betrokken, dan wel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of functie over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die kan beschikken over andere vertrouwelijke (markt)informatie.
1.3.
Gelieerde derden zijn: a.
echtgenoot, echtgenote of partner van de insider;
b.
bloed- en aanverwanten tot de tweede graad van de insider;
c.
(andere) personen die tot het huishouden van de insider behoren;
d.
lasthebbers en vermogensbeheerders (niet zijnde vrije hand beheerders), voor zover handelend ten behoeve van de insider; en
e.
rechtspersonen of natuurlijk personen met wie de insider een relatie heeft welke van dien aard is dat de insider een direct of indirect wezenlijk belang heeft bij het resultaat van een transactie in een qTEcIf
56
financieel instrument.
1.4.
Persoonlijke transactie is: a.
een transactie in een financieel instrument, door of in naam van een insider, waarbij: 1. de insider handelt anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of functie; 2. een transactie wordt verricht voor rekening van de insider; of 3. een transactie wordt verricht voor rekening van gelieerde derden; dan wel
b.
een andersoortige (financiële) transactie, inclusief het anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of functie verrichten, doen verrichten of bewerkstelligen van enige handeling, ten voordele van de insider of gelieerde derden.
1.5.
Onder financieel instrument worden begrepen: a.
effect:
b.
geldmarktinstrument;
c.
recht van deelneming in een beleggingsinstelling, niet zijnde een effect;
d.
derivatencontract, waaronder begrepen maar daartoe niet beperkt een optie, future, swap, valuta- en rentetermijncontract;
e.
overige financiële instrumenten in de zin van de Wet op het financieel toezicht, en
f.
voorts al hetgeen naar de opvattingen in het maatschappelijk verkeer als zodanig wordt beschouwd.
qTEcH
57
1.6.
Integriteitrisico is: gevaar voor de aantasting van de reputatie, alsmede de bestaande en toekomstige bedreiging van het vermogen of resultaat van het pensioenfonds.
1.7.
Voorwetenschap is: de bekendheid met informatie die concreet is en die rechtstreeks of middellijk betrekking heeft op een uitgevende instelling, waarop de financiële instrumenten betrekking hebben, of omtrent de handel in deze financiële instrumenten, welke informatie niet openbaar is gemaakt en waarvan openbaarmaking significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de financiële instrumenten of op de koers van daarvan afgeleide financiële instrumenten.
1.8.
Compliance is: het toezien op de naleving van wettelijke gedragsregels en gedragsregels die het pensioenfonds zelf heeft opgesteld met het oogmerk reputatieschade te voorkomen.
1.9.
Waar in deze gedragscode staat geschreven hij’ of zijn’ moet tevens worden gelezen ‘zij’ of ‘haar’.
Artikel 2
2.1.
Doel van de gedragscode
Het doel van de gedragscode is het waarborgen en handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds van belanghebbenden, alsmede het voorkomen van integriteitrisico’s. De gedragscode kent daartoe algemene gedragsregels voor verbonden personen en aanvullende gedragsregels voor insiders.
2.2.
De gedragscode bevordert de transparantie rondom gedragsregels en maakt duidelijk aan verbonden personen ook voor de bescherming van hun eigen belangen wat wel en wat niet is geoorloofd. De gedragscode is tevens bedoeld ter bescherming van de bij het pensioenfonds —
-
betrokken personen in hun contacten met zakelijke relaties.
2.3.
De gedragscode draagt mede bij aan het integer functioneren van het pensioenfonds ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds en de pensioensector in het algemeen.
Artikel 3
Normen /TECH 1
58
3.1.
Van iedere verbonden persoon wordt verwacht dat hij zich onder alle omstandigheden zal gedragen volgens de hoogste normen van de bedrijfsethiek: • •
ter voorkoming van verstrengeling van belangen van het pensioenfonds en zijn privé-belangen; ter vermijding van het gebruik van voorwetenschap of andere vertrouwelijke (markt)informatie dan wel van misbruik en oneigenlijk gebruik van bij het pensioenfonds voorhanden zijnde vertrouwelijke informatie of zaken;
•
ter voorkoming van koersmanipulatie en andere misleidende handelingen. Alle verbonden personen moeten voorkomen dat hun privé-belangen in conflict komen dan wel verstrengeld raken met de belangen van het pensioenfonds, dan wel dat de schijn hiervan wordt opgewekt.
3.2
Het is niet toegestaan gelieerde derden te betrekken bij handelingen die in strijd zijn met de gedragscode.
3.3
De organisatie waaraan het pensioenfonds werkzaamheden heeft uitbesteed moet beschikken over een gedragscode, die ten minste gelijkwaardig is aan die van het pensioenfonds. Het pensioenfondsbestuur moet zich daarvan vergewissen en ziet toe op de naleving van die gedragscode.
3.4.
Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het naleven van de verplichtingen die voortvloeien uit enige wettelijke bepaling of de gedragscode.
Artikel 4
4.1.
Vertrouwelijkheid
Een verbonden persoon mag geen informatie over zaken inclusief individuele pensioengegevens en beleggingen van het pensioenfonds, waarvan hij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat die informatie vertrouwelijk is, aan derden bekend maken of ten eigen voordele of ten behoeve van anderen —
—
dan het pensioenfonds gebruiken.
Artikel 5
Relatiegeschenken, nevenfuncties, financiële belangen in zakelijke relaties en pensioenfondseigendommen
Aanvaarden van relatiegeschenken, uitnodigingen ed. 5.1.
Verbonden personen dienen te voorkomen ze in een situatie geraken waarin het aanvaarden van een relatiegeschenk of uitnodiging hun beslissingen kan beïnvloeden. Het is niet toegestaan dat ook maar de schijn van mogelijke beïnvloeding wordt gewekt. Daarom dienen verbonden personen terughoudend en /TECH
59
transparant om te gaan met het aanvaarden van een relatiegeschenk of uitnodiging van een zakelijke relatie of aspirant relatie. Bij wijze van uitzondering kunnen kleine attenties, die de waarde van € 100,-niet te boven gaan, zonder toestemming worden aanvaard. Het aanvaarden van kleine attenties moet wel binnen twee weken per e-mail gemeld worden aan de fondssecretaris, inclusief een omschrijving, de waarde en de (bedrijfs)naam van de gever.
Aanvaarden van giften 5.2.
Het is niet toegestaan geld, goederen of diensten in welke vorm dan ook te aanvaarden van derden, behoudens het in de artikelen 5.1 en 5.3 bepaalde. De aanvaarding van een dergelijk aanbod dient onmiddellijk gemeld te worden aan de fondssecretaris, die eens per jaar de compliance officer het volledige overzicht van aanvaarde aanbiedingen overlegt. Voor het aanvaarden van een relatiegeschenk, die het in artikel 5.1 genoemde bedrag te boven gaat, moet toestemming worden gevraagd van de voorzitter.
5.3.
Uitnodigingen Uitnodigingen van een bedrijf of instelling waarmee het fonds zakelijke contacten heeft, voor reizen, seminars, bedrijfsbezoeken en andere bijeenkomsten in Nederland of in het buitenland, kunnen slechts worden aanvaard na voorafgaande toestemming van de voorzitter. Voor reizen geldt bovendien dat het alleen om groepsreizen mag gaan. Meereizen van partners (anders dan op eigen kosten) is niet toegestaan, tenzij het doel van de reis dat vraagt en ook andere deelnemers partners kunnen meenemen. Teneinde de onafhankelijkheid ten opzichte van derden te waarborgen, zijn de reis- en verblijfkosten van de verbonden persoon (en diens partner) steeds voor rekening van het pensioenfonds. Geven van relatiegeschenken
5.4.
Het geven van een relatiegeschenk aan een zakelijke relatie of aspirant relatie wordt beperkt tot kleine attenties, die de waarde van € 100,-- niet te boven gaan.
/TECH
60
Nevenfuncties 5.4.
Het aanvaarden of continueren van een nevenfunctie bij een bedrijf of instelling waarmee het pensioenfonds zakelijke contacten onderhoudt, is toegestaan mits vooraf toestemming is verleend. Als leidraad geldt dat een nevenfunctie die de schijn heeft of kan opwekken van een conflicterend belang, niet wordt aanvaard. Nevenfuncties, ook die waarvoor op grond van de eerste zin geen toestemming is vereist, worden vastgelegd.
Financiële belangen in zakelijke relaties 5.5
Indien een verbonden persoon financiële belangen heeft in een bedrijf of instelling, waarmee het pensioenfonds een zakelijke relatie onderhoudt, of mogelijk zaken zal gaan doen, kan sprake zijn van een (potentieel) belangenconflict. Deze belangen dienen onmiddellijk te worden gemeld. Dergelijke financiële belangen worden vastgelegd.
Leveranciers en dienstverleners 5.6
Het is verbonden personen niet toegestaan in privé transacties aan te gaan of privégebruik te maken van diensten van leveranciers en zakelijke dienstverleners, waarmee het pensioenfonds direct of indirect zakelijke contacten onderhoudt, behoudens als dit algemeen gebruikelijk is, de diensten tegen marktconforme voorwaarden worden uitgevoerd en geldelijk privé-voordeel is uitgesloten.
Pensioenfondseigendommen 5.7
Zonder voorafgaande toestemming van het pensioenfondsbestuur is het gebruik van eigendommen van het pensioenfonds voor privé-doeleinden niet toegestaan. Voor het intellectuele eigendom van specifieke, door het pensioenfonds ontwikkelde en niet openbaar gemaakte beleggingsinstrumenten of analysemodellen geldt hetzelfde, inclusief het openbaar maken daarvan.
Toestemming 5.8.
Indien een bepaling toestemming verlangt, dan is dat oordeel voorbehouden aan de voorzitter van het bestuur, dan wel de compliance officer namens hem. Dient de voorzitter van het bestuur toestemming te vragen, dan is de secretaris van het bestuur daartoe de aangewezen persoon.
Artikel 6
6.1
Meldingsplicht
Iedere verbonden persoon is verplicht elk (potentieel) eigen belangenconflict te melden aan de compliance officer. Pogingen van een zakelijke relatie of aspirant relatie tot beïnvloeding dienen eveneens onmiddellijk te worden gemeld.
qTECH
61
6.2
Iedere verbonden persoon is verplicht een aanbod tot het aanvaarden van een nevenfunctie bij een bedrijf of instelling waarmee het pensioenfonds zakelijke contacten onderhoudt, dan wel bij een ander bedrijf of een andere instelling als daarbij op enigerlei wijze de schijn kan worden opgewekt van een conflicterend belang, te melden aan de compliance officer.
6.3
De insider is verplicht om onverwijld persoonlijke transacties te melden aan de compliance officer, voor zover bij deze transacties op enigerlei wijze een verband kan worden gelegd met transacties of zakelijke relaties van het pensioenfonds.
Artikel 7
7.1
Regeling voorwetenschap
De verbonden persoon mag geen gebruik maken van voorwetenschap. De verbonden persoon dient verder uiterste zorgvuldigheid te betrachten bij de behandeling van informatie waarvan hij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat deze informatie moet worden aangemerkt als vertrouwelijke (markt)informatie. Het gebruik van voorwetenschap en het verspreiden van andere vertrouwelijke informatie is slechts toegestaan indien een zorgvuldige uitoefening van zijn functie dat vereist.
7.2
De verbonden persoon die met betrekking tot financiële instrumenten over informatie beschikt als bedoeld in artikel 7.1 onthoudt zich van het verrichten van transacties of het aanzetten tot het verrichten van transacties, zowel rechtstreeks als middellijk, in die financiële instrumenten, dan wel van het daarover te adviseren, anders dan van hem bij een zorgvuldige uitoefening van zijn functie mag worden verwacht.
7.3.
Het is de verbonden persoon verboden om binnen vierentwintig uur opdracht te geven tot zowel een aanals verkooporder voor een transactie in een financieel instrument van dezelfde uitgevende instelling, rechtspersoon of vennootschap als waar het pensioenfonds een order voor heeft gegeven. Het is de verbonden persoon tevens verboden om transacties in een financieel instrument te (laten) verrichten naar aanleiding van of vooruitlopend op effectenorders van het pensioenfonds.
7.4
De verbonden persoon, anders dan de insider, die beschikt over informatie als bedoeld in artikel 7.1, rapporteert dit aan de compliance officer. De compliance officer deelt onverwijld aan de betrokken verbonden persoon mee of hij als insider wordt aangemerkt, en stelt hem op de hoogte van de gevolgen van de aanwijzing als insider.
7.5.
Iedere verbonden persoon is desgevraagd gehouden alle informatie aan de compliance officer te verschaffen in het kader van de strikte naleving van de gedragscode.
/TECH
62
Artikel 8
8.1.
Algemene uitgangspunten persoonlijke transacties (insiderregeling)
Er mag nooit een verband bestaan tussen de transacties in financiële instrumenten die het pensioenfonds tot stand brengt of doet komen en een persoonlijke transactie van de insider of een gelieerde derde.
8.2
De insider dient zich te onthouden van elk handelen met gebruik van voorwetenschap of met anderszins vertrouwelijke informatie. Hij dient voorts iedere vermenging van zakelijke en privé-belangen respectievelijk de redelijkerwijs voorzienbare schijn daarvan, te vermijden.
8.3
De insider, die anders dan in de normale uitoefening van zijn functie andere personen adviseert over transacties in financiële instrumenten, dient er voor zorg te dragen dat die personen niet handelen in strijd met het verbod op het gebruik van voorwetenschap of enige andere wettelijke bepaling. Tevens is de insider gehouden naar beste vermogen te bevorderen dat gelieerde derden geen transacties (laten) verrichten die strijdig zijn met het bepaalde in de gedragscode.
8.4
Iedere verbonden persoon die als insider wordt aangemerkt wordt daarvan onverwijld door de compliance officer op de hoogte gebracht. De betreffende verbonden persoon wordt tevens geïnformeerd over de gevolgen van de aanwijzing als insider. De insider wordt verder in kennis gesteld van de procedures en maatregelen gericht op het toezicht op de persoonlijke transacties.
Artikel 9
Toezicht op persoonlijke transacties (insiderregeling)
9.1
Het pensioenfonds houdt gegevens bij van aan haar gemelde of door haar onderkende persoonlijke transacties en vermeldt daarbij in voorkomend geval tevens of de desbetreffende transactie is goedgekeurd of verboden is.
9.2
De insider onderschrijft dat de compliance officer bevoegd is een onderzoek in te (doen) stellen naar enige beleggingstransactie verricht door, in opdracht van of ten behoeve van de insider. De insider is verplicht jaarlijks te bevestigen aan de compliance officer, dat hij de uitgangspunten van de insiderregeling onderschrijft en heeft nageleefd.
9.3
De insider is in het kader van een strikte naleving van de gedragscode gehouden desgevraagd alle informatie met betrekking tot een door hem of ten behoeve van hem verrichte persoonlijke transactie aan de compliance officer te verstrekken. qTECH
63
9.4
De insider is verplicht desgevraagd opdracht te geven aan het pensioenfonds, een andere instelling, lasthebber, beleggingsinstelling of andere derde, om de compliance officer alle informatie te verstrekken over enige ten behoeve van hem of in zijn opdracht verrichte persoonlijke transactie.
9.5
De compliance officer is bevoegd over de uitkomst van dit onderzoek schriftelijk te rapporteren aan de voorzitter van het bestuur. Alvorens de compliance officer daarover rapporteert, wordt de insider in de gelegenheid gesteld om te reageren op de bevindingen van het onderzoek. De insider wordt door de voorzitter van het bestuur van de definitieve uitkomst van het onderzoek in kennis gesteld.
9.6
Van het toezicht op de persoonlijke transacties van de insider zijn vrijgesteld: • transacties in obligaties uitgegeven door de Staat of andere overheden; •
transacties in financiële instrumenten waarvan het beheer is overgedragen aan een professionele vermogensbeheerder, op zodanige voorwaarden dat de insider geen invloed heeft op de fondsselectie of op afzonderlijke transacties;
•
transacties in indexfondsen of in ter beurze genoteerde rechten van deelneming in (semi)open ended-beleggingsinstellingen, mits de insider binnen die instelling geen functie vervult.
Desgewenst overlegt de insider aan de compliance officer de overeenkomst welke ten grondslag ligt de overdracht van het beheer van zijn vermogensbestanddelen.
Artikel 10
10.1.
Compliance officer
Het pensioenfonds wijst een compliance officer aan. De compliance officer vervult een onafhankelijke rol binnen het pensioenfonds. De compliance officer wordt benoemd door het bestuur van het pensioenfonds. De compliance officer rapporteert aan de voorzitter van het bestuur, zowel voor de dagelijkse gang van zaken, als in het geval zich een bijzondere omstandigheid heeft voorgedaan.
10.2. Als compliance officer treedt op KPMG Integrity and Investigation Services. Het bestuur waarborgt dat de compliance officer over voldoende bevoegdheden beschikt voor het uitoefenen van toezicht op de naleving van relevante wettelijke bepalingen en de gedragscode en diens onafhankelijke positie ten opzichte van degenen die zijn onderworpen aan zijn toezicht. De compliance officer houdt toezicht op de deugdelijkheid en effectiviteit van interne regels en procedures. Hij rapporteert ten minste jaarlijks aan het bestuur over zijn werkzaamheden en doet aanbevelingen op basis van de resultaten van zijn werkzaamheden. De externe accountant ziet toe op de in het kader van de naleving van de gedragscode door de compliance officer uitgevoerde werkzaamheden.
/TECH
64
10.3.
Het bestuur legt vast welke acties zijn ondernomen naar aanleiding van de bevindingen van de compliance officer.
10.4.
Indien de compliance officer daartoe aanleiding ziet kan hij insiders verplichten op eerste verzoek alle informatie te (laten) verstrekken omtrent enige door of ten behoeve van hen verrichte persoonlijke transacties. De compliance officer controleert of die transacties aan de toepasselijke regels, voorschriften en aanwijzingen voldoen.
10.5.
De compliance officer adviseert en informeert, gevraagd én ongevraagd, verbonden personen over de uitleg en toepassing van de gedragscode.
10.6.
De compliance officer documenteert zijn werkmethoden en werkzaamheden en administreert en archiveert alle informatie die hem door verbonden personen (de meldingen van persoonlijke transacties inbegrepen) of derden is verstrekt. Hij bewaart afschriften van alle verklaringen als bedoeld bij 11.1 en de jaarlijkse verklaringen die verbonden personen hem moeten verstrekken. Tevens administreert en archiveert de compliance officer alle door hem verrichte controles, onderzoeken en de genomen acties, alsmede overige van belang zijnde informatie, memoranda en correspondentie. De gegevens worden ten minste zeven jaar bewaard.
10.7.
De compliance officer legt een lijst aan van alle verbonden personen die als insider worden aangemerkt. De compliance officer deelt onverwijld aan de op de lijst opgenomen verbonden personen mee dat zij als insider zijn aangemerkt en hij stelt hen op de hoogte van de gevolgen van de aanwijzing als insider.
10.8.
De compliance officer en de voorzitter van het bestuur zijn gehouden tot geheimhouding van de informatie verstrekt door verbonden personen of derden. De geheimhouding kan worden doorbroken in het geval de goede uitoefening van zijn functie daartoe noodzaakt.
Artikel 11
11.1.
Ondertekening verklaring van naleving
Iedere verbonden persoon moet aan het eind van ieder kalenderjaar, bij tussentijds vertrek of bij het niet langer verbonden zijn aan het pensioenfonds, een verklaring ondertekenen over de juiste naleving van de geldende bepalingen in de gedragscode over het afgelopen jaar, waarin hij zich verbindt alle voor hem relevante regels uit deze gedragscode strikt na te leven. In de verklaring wordt vastgelegd dat het bepaalde in de gedragscode van toepassing blijft op de verbonden persoon tot zes maanden nadat hij niet meer aan het pensioenfonds is verbonden.
TEcH t y
65
11.2.
Iedere insider moet aan het eind van ieder kalenderjaar, bij tussentijds vertrek of bij het niet langer verbonden zijn aan het pensioenfonds, een verklaring ondertekenen over de juiste naleving van de geldende bepalingen in de gedragscode over het afgelopen jaar.
Artikel 12
12.1.
Sancties
Het handelen door de verbonden persoon in strijd met de gedragscode wordt beschouwd als een ernstige inbreuk op het vertrouwen dat het pensioenfonds als werkgever of anderszins in de verbonden persoon moet kunnen stellen. Een dergelijk handelen kan reden zijn tot het opleggen van een sanctie, waaronder afhankelijk van de ernst van de overtreding en afhankelijk van de aard van de relatie tussen verbonden
—
persoon en pensioenfonds-: een waarschuwing aan betrokkene; a. b. het ongedaan maken van het door de verbonden persoon behaalde voordeel; overplaatsing, schorsing, of andere disciplinaire of arbeidsrechtelijke maatregel, ontslag op staande c. voet niet uitgezonderd; d. Een overtreding kan worden gemeld aan de toezichthouder(s) en indien van toepassing bij het Dutch Securities nstitute. Het voorgaande laat onverlet een vordering tot schadevergoeding en/of aangifte bij de justitiële autoriteiten. —
Artikel 13
13.1.
—
Advies en bezwaar
Indiende verbonden persoon twijfelt over de uitleg van de op hem van toepassing zijnde gedragsregels, is hij verplicht het advies van de compliance officer in te winnen. De compliance officer is bevoegd een voor de verbonden persoon bindende uitspraak te doen. Tegen de uitspraak van de compliance officer kan de verbonden persoon bezwaar maken bij de voorzitter van het bestuur of een aangewezen beroepsorgaan. Het maken van bezwaar heeft geen schorsende werking ten aanzien van de uitspraak van de compliance officer.
Artikel 14
14.1.
Onvoorziene omstandigheden
Voor kwesties waarin deze gedragscode niet voorziet, beslissen de voorzitter en secretaris van het bestuur.
Artikel 15
Slotbepalingen qTECH
66
15.1.
Het pensioenfonds evalueert jaarlijks of de gedragscode aangepast moet worden na ontvangst van de compliance rapportage.
15.2.
De onderhavige gedragscode vervangt met ingang van 21 mei 2015 alle vorige gedragscodes.
/TECH
67
• Bijlage 7 Incidenten-en klokkenluidersregeling Stichting Vroegpensioenfonds voor de Technische Groothandel Reglement incidenten- en klokkenluidersregeling
Artikel 1
Definities
Pensioenfonds:
Stichting Vroegpensioenfonds voor de Technische Groothandel
Incident:
een gedraging of een gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de beheerste en integere bedrijfsvoering van het pensioenfonds;
Vertrouwenspersoon: de compliance officer van het pensioenfonds; Dagelijks bestuur.
de voorzitter en de secretaris van het bestuur van het pensioenfonds;
Klokkenluider:
de verbonden persoon die aan de vertrouwenspersoon melding doet van een incident of een vermoeden van een incident;
Verbonden personen: a. leden en plaatsvervangende leden van het bestuur van het pensioenfonds; b. leden van het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds; c. leden van de raad van toezicht van het pensioenfonds; d. leden van de bestuurscommissies van het pensioenfonds; e. medewerkers van het bestuursbureau; f. externe adviseurs waaraan het pensioenfonds werkzaamheden heeft uitbesteed.
DNB:
De Nederlandsche Bank.
Artikel 2
Melding
1.
Elke verbonden persoon is verplicht een incident of een vermoeden van een incident direct te melden aan de vertrouwenspersoon.
2.
Elke verbonden persoon is verplicht iedere andere gedraging of gebeurtenis die gevolgen heeft of kan hebben voor de bedrijfsvoering van het pensioenfonds, direct te melden aan de vertrouwenspersoon. Het kan gaan om een onregelmatigheid van algemene, operationele of financiële aard.
3.
De melding wordt bij voorkeur schriftelijk of elektronisch gedaan. Een mondelinge melding is ook mogelijk. Het kan gaan om een gedraging of gebeurtenis zowel binnen het pensioenfonds als bij partijen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed. Als de melding wordt gedaan
4.
V(TECH
68
door een verbonden persoon als bedoel in artikel 1, sub f, die werkzaam is bij een organisatie aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed die een eigen incidenten- en klokkenluidersregeling heeft, heeft de melding betrekking op een gedraging of gebeurtenis binnen het pensioenfonds. 5.
Onder incident wordt in ieder geval, maar niet uitsluitend, verstaan: a. een gebeurtenis waarbij directe of indirecte financiële schade of reputatieschade ontstaat door ontoereikende of falende interne processen, door verbonden personen of door systemen of door externe gebeurtenissen; b. een (dreigende) bewuste schending van wet- en regelgeving; c. een (dreiging van) bewust onjuist informeren van een publiek orgaan; d. een (dreigende) schending van gedragsregels van het pensioenfonds; e. (een dreiging van) het bewust achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over deze feiten; f. een gedraging of gebeurtenis die kan leiden tot een groot afbreukrisico in de media; g. fraude, misleiding, bedrog, verduistering of diefstal door een of meer personen in zijn/hun hoedanigheid van verbonden persoon; h. overige (dreigende) strafbare feiten.
6.
De vertrouwenspersoon is belast met het toezicht op de naleving van deze regeling en de behandeling van het incident of het vermoeden van een incident. De melding van een incident of een vermoeden van een incident wordt vertrouwelijk en met grote zorgvuldigheid behandeld.
Artikel 3
Onderzoek
Het dagelijks bestuur beoordeelt in overleg met de vertrouwenspersoon de melding en neemt vervolgens zo nodig het besluit een nader onderzoek in te (doen) stellen. Indien de melding betrekking heeft op de voorzitter of de secretaris van het pensioenfonds, dan treedt de plaatsvervangend voorzitter dan wel plaatsvervangend secretaris in het kader van deze regeling in zijn plaats. 2.
Indien er naar het oordeel van het dagelijks bestuur geen sprake is van een incident, dan wordt de klokkenluider hierover direct geïnformeerd.
3.
Indien aanvullende informatie nodig is in het belang van het onderzoek, kan de verbonden persoon worden verzocht zijn medewerking hieraan te verlenen.
4.
Indien een onderzoek wordt ingesteld, dan wordt het bestuur daarvan in kennis gesteld.
5.
Het doel van het onderzoek is: a. waarheidsvinding met betrekking tot het incident en de daarmee samenhangende bewijsvoering voor disciplinaire, civielrechtelijke en strafrechtelijke vervolgstappen; b. het beperken van de (potentiële) schade naar een beheersbaar niveau; en c. het herstel van de bedrijfsvoering, voor zover het incident daarop enige invloed had. VITECH
69
6.
Het onderzoek naar het incident wordt uitgevoerd door interne en/of externe deskundigen. Als de melding betrekking heeft op een incident bij een partij aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed, wordt het onderzoek verricht in overleg met deze pa rtij.
7.
De onderzoekers rapporteren de onderzoeksresultaten aan de vertrouwenspersoon en het dagelijks bestuur. De rapportage bevat een kort relaas van feiten en omstandigheden en indien vastgesteld is dat sprake is van een incident de bewijsvoering daarvoor in hoofdlijnen en een advies met betrekking tot de te nemen maatregel(en).
Artikel 4
Maatregelen
1.
Op basis van de onderzoeksresultaten beoordeelt het dagelijks bestuur het incident en besluit in overleg met het bestuur over de te nemen maatregel(en), zoals: a. disciplinaire maatregelen; b. civielrechtelijke maatregelen, zoals regres; c. interne en externe openbaarmaking; d. aanpassing van procedures; en/of e. overige maatregelen voor het herstel van de bedrijfsvoering.
2.
Indien een incident veroorzaakt is door een verbonden persoon, wordt bij het bepalen van de maatregel(en ) en sancties betrokken dat een incident als een ernstige schending wordt beschouwd van de vertrouwensrelatie tussen het pensioenfonds enerzijds en de verbonden persoon anderzijds.
3.
Het veroorzaken van een incident of anderszins daarbij betrokken zijn, kan leiden tot ontslag uit de functie die de verbonden persoon bij het pensioenfonds vervult. Indien sprake is van opzettelijk en ernstige strafbare feiten, zoals misdrijven genoemd in het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten, wordt in beginsel aangifte gedaan bij justitie of de politie.
4.
Het dagelijks bestuur ziet toe op de implementatie en naleving van nieuwe procedures en maatregelen, die naar aanleiding van het incident getroffen worden.
Artikel 5
Rapportage aan de toezichthouder
1.
Het dagelijks bestuur meldt een incident direct aan DNB, onder opgaaf van de feiten en omstandigheden van het incident, alsmede de informatie over de functie van de betrokken persoon die het incident heeft veroorzaakt.
2.
Het dagelijks bestuur informeert DNB tevens over de maatregelen die naar aanleiding van het incident zijn genomen of noch zullen worden genomen.
Artikel 6
Incidentenregister
,/TECH
70
De vertrouwenspersoon houdt door middel van een incidentenregister een registratie bij van alle binnengekomen meldingen, de wijze van opvolging, ingestelde onderzoeken, onderzoeksresultaten, de genomen preventieve en repressieve maatregelen en de meldingen aan DNB. 2.
Het dagelijks bestuur informeert de vertrouwenspersoon over de maatregelen die naar aanleiding van het incident zijn genomen, alsmede over de meldingen aan DNB.
Artikel 7
Afhandelen melding incident
Indien sprake is van een incident wordt binnen een periode van vier weken, vanaf het moment van melding aan de vertrouwenspersoon, de klokkenluider door of namens het dagelijks bestuur schriftelijk op de hoogte gebracht van een inhoudelijk standpunt over het gemelde incident. Daarbij wordt aangegeven welke maatregelen zijn genomen naar aanleiding van het incident. 2.
Indien binnen vier weken geen inhoudelijk standpunt over het gemelde incident kan worden gegeven, wordt de melder door of namens het dagelijks bestuur hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht. Hierbij wordt aangegeven binnen welke termijn een standpunt tegemoet kan worden gezien.
Artikel 8
Klokkenluidersregeling
1. Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat de melder als klokkenluider beschermd wordt. Dat wil zeggen dat de melder op geen enkele wijze in zijn positie bij het pensioenfonds benadeeld wordt, voor zover hij te goeder trouw gehandeld heeft. Het pensioenfonds gaat er van uit dat een melding te goeder trouwe is gedaan, tot het moment dat zij overtuigd is geraakt van het tegendeel. 2. Een melding van een incident zal op verzoek van de klokkenluider anoniem blijven binnen de rest van de organisatie van het pensioenfonds. 3. Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat de vertrouwenspersoon en de interne en/of externe deskundigen die het onderzoek naar het incident uitvoeren op geen enkele wijze in hun positie bij het pensioenfonds benadeeld worden vanwege het uitoefenen van hun taken op grond van deze regeling. 4. Een verbonden persoon die willens en wetens heeft deelgenomen aan of veroorzaker is van een incident, zal bij melding van dit incident geen rechtsbescherming kunnen genieten zoals een te goeder trouw handelende verbonden persoon. 5. Indien de klokkenluider de melding intrekt, vergewist het pensioenfonds zich ervan dat de intrekking niet onder invloed van dreigementen of door omkoping heeft plaatsgevonden.
Artikel 9
Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking met ingang van 21 mei 2015. qTECH
71