JAARVERSLAG
11
20
Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel Jaarverslag 2011 over het twaalfde boekjaar 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011
Dit jaarverslag is een uitgave van Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel
administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV Postbus 194, 3434 ZK De Meern
datum
26 juni 2012
Inhoud Voorwoord
4
Kerngegevens
5
1
Over het fonds
6
1.1
Profiel
6
1.2
Samenwerkende organisaties
6
1.3
Het bestuur
6
1.4
Beleggingsadviescommissie
7
1.5
Commissie van Advies
7
1.6
Deelnemersraad en verantwoordingsorgaan
8
1.7
Visitatiecommissie
8
1.8
Uitbesteding
8
1.9
Externe partijen
9
2
Ontwikkelingen
11
2.1
Financiële positie
11
2.2
Pensioenakkoord
11
2.3
Communicatie
12
2.4
Goed pensioenfondsbestuur
13
2.5
Herstelplan
15
2.6
Financieel crisisplan
16
2.7
Integraal risico-management
16
2.8
Gevolgen verschuiving ingangsdatum AOW
16
2.9
Toezichthouders
17
3
Financieel beleid
18
3.1
ALM/Continuïteitsanalyse
18
3.2
Toeslag
18
3.3
Samenvatting financiële positie
19
3.4
Actuariële analyse
20
3.5
Risico-paragraaf
20
3.6
Beleggingen
22
4
Uitvoering regeling
26
4.1
Vroegpensioenregeling
26
4.2
Statuten en reglementen
27
4.3
Afkoop kleine pensioenen
27
4.4
Waardeoverdrachten
27
4.5
Beleggingsbeleid
28
4.6
Uitbesteding
28
4.7
Site-visit
28
4.8
Overige onderwerpen
28
5
Verslag van de deelnemersraad
29
Jaarverslag 2011
pagina 2 | 60
6
Verslag van het verantwoordingsorgaan
30
7
Jaarrekening
32
7.1
Balans per 31 december 2011
32
7.2
Staat van baten en lasten over 2011
33
7.3
Kasstroomoverzicht
34
7.4
Toelichting bij de jaarrekening
35
7.5
Risicobeheer en derivaten
40
7.6
Toelichting op de balans per 31 december 2011
48
7.7
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
53
7.8
Toelichting op staat van baten en lasten boekjaar 2011
55
8
Overige gegevens
58
8.1
Gebeurtenissen na balansdatum
58
8.2
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
58
8.3
Actuariële verklaring
58
8.4
Controle van de onafhankelijke accountant
60
Jaarverslag 2011
pagina 3 | 60
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag van de Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel (VPTECH) over het boekjaar 2011. Dit verslag is verdeeld in het jaarverslag, de jaarrekening en overige gegevens. Eerst ziet u een overzicht van de kerncijfers van het fonds. In het eerste hoofdstuk worden o.a. de doelstelling van het fonds, het profiel van de organisatie en de samenstelling van de statutaire organen weergegeven. In het tweede hoofdstuk wordt u geïnformeerd over ontwikkelingen die in 2011 belangrijk waren voor het fonds en die het bestuur heeft besproken. Het financieel beleid is in het derde hoofdstuk beschreven. Vervolgens leest u in hoofdstuk vier welke ontwikkelingen er in het verslagjaar waren die betrekking hadden op de uitvoering van de vroegpensioenregeling. In hoofdstuk vijf doet de deelnemersraad verslag over het afgelopen jaar. In het zesde hoofdstuk leest u wat de bevindingen zijn van het verantwoordingsorgaan over het jaarverslag. In de jaarrekening worden het fondsvermogen en de mutaties daarin gedurende het jaar 2011 gepresenteerd en wordt een toelichting gegeven op de grondslagen voor de waardering en de mutaties in de beleggingsportefeuille. Onder Overige gegevens treft u tot slot de actuariële verklaring en de controleverklaring aan. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk de gebeurtenissen na balansdatum met belangrijke financiële gevolgen voor het fonds weergegeven. Het jaar 2011 was het jaar waarin het onderwerp pensioen om diverse redenen – financiële crisis, dekkingsgraad en pensioenakkoord – in het middelpunt van de belangstelling stond. Na een gematigd herstel in de eerste helft van 2011 liet de tweede helft een forse daling van de rente zien en een negatief rendement op beleggingen. Het bestuur heeft de ontwikkelingen nauwlettend gevolgd en de mogelijkheden besproken om risico’s te beperken en maatregelen te treffen. Om de deelnemers en pensioengerechtigden zo goed mogelijk op de hoogte te houden wordt de dekkingsgraad elke maand op de website gepubliceerd. Er is in kaart gebracht hoe bezittingen en verplichtingen zich ontwikkelen onder uiteenlopende omstandigheden. Het bestuur heeft de resultaten hiervan betrokken bij het opstellen van het beleggingsplan voor 2012. In het verslagjaar heeft het bestuur zich gebogen over de eigen toekomstvisie. Een aantal jaren geleden heeft het bestuur aan de hand van een strategische studie kritisch naar de toekomst van het fonds gekeken. Dit werd toen onder andere ingegeven door de vraag of er in de toekomst voldoende draagvlak zou zijn om de kosten op een aanvaardbaar niveau te kunnen houden, mede vanwege de bijzondere aard van het fonds. Focus van het bestuur blijft kostenreductie en afbouw van risico’s. Bij het nadenken over de toekomst betrekt het bestuur ook de mogelijke overdracht van aanspraken naar een verzekeraar en het pensioenakkoord. Het bestuur stelde het jaarverslag 2011 en de daarbij behorende staten voor DNB vast op 6 juni 2012. Het bestuur wil hierbij dank uitspreken aan iedereen, die zich in 2011 heeft ingezet voor het pensioenfonds. Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel 6 juni 2012
Mevrouw I. van Duijn-Pennenburg
Th. van Diem
Secretaris
Voorzitter
Jaarverslag 2011
pagina 4 | 60
Kerngegevens 2011
2010
2009
2008
2007
1990
2.089
2.240
2.407
2.530
46.693 0 46.693
49.509 0 49.509
57.192 0 57.192
58.342 0 58.342
68.487 0 68.487
Waardeoverdrachten
386
1.049
353
2.027
6.507
Pensioengerechtigden
2.158
2.324
1.758
1.748
1.812
300.362 0
279.724 0
277.807 0
271.815 0
243.206 0
15 37
13 32
13 40
13 75
12 75
Vermogen Dekkingsgraadpercentage nominaal
298.712 99
294.660 105
286.743 103
266.698 98
327.807 135
Uitkeringen incl. afkoop wegens gering bedrag
14.715
15.257
9.826
8.557
7.641
Waardeoverdrachten: Inkomend Uitgaand
0 2.575
0 6.555
0 2.605
3 13.199
1 38.908
298.000 0 18.559 58.498 220.910 8 25
289.043 0 18.532 70.920 198.034 1.296 261
285.942 0 17.765 65.164 195.822 7.191 -859
263.197 7.227 17.613 57.606 179.316 1.435 -19
329.783 12.994 15.857 85.612 215.316 4 0
0 8,1 -1,52
0 11,2 0,49
0 13,6 1,87
1 -11,8 -5,88
1,5 1 -
(bedragen ultimo x € 1.000) Aantallen Aantal aangesloten ondernemingen Aantal deelnemers waarvan Actief Niet actief
Bedragen Technische voorzieningen: Pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Overige technische voorzieningen Spaarfonds gemoedsbezwaarden Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
Totaal belegd vermogen (actuele waarde), waarvan Onroerend goed Hypothecaire leningen Aandelen Obligaties (incl. LDI-pools) Deposito’s Overige beleggingen (derivaten) Percentages Indexatie per 1 januari Rendementspercentage Z-score *
*Z-score is vanaf 2008 vastgesteld.
Jaarverslag 2011
pagina 5 | 60
1 Over het fonds 1.1
Profiel
De Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel (hierna het fonds of het VPTECH) is opgericht op 13 augustus 1999 en is gevestigd in Amsterdam. De stichting is bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven onder nummer 34119468. Het fonds is een bedrijfstak prepensioenfonds en is niet aangesloten bij een koepelorganisatie. De statuten zijn voor het laatst gewijzigd per 10 november 2011. Het doel van het fonds is om nu en in de toekomst aanspraken toe te kennen op een tijdelijk ouderdomspensioen (vroegpensioen). Om dit doel te bereiken heeft het fonds van 2000 tot 2006 premies geïnd bij de aangesloten ondernemingen en beheert en belegt het fonds de verkregen gelden.
1.2
Samenwerkende organisaties
De volgende organisaties benoemen leden in het bestuur van het fonds. De helft van de bestuursleden wordt benoemd door de werkgeversorganisatie:
Vereniging Werkgevers Technische Groothandel (WTG).
De andere helft van de bestuursleden wordt benoemd door de werknemersorganisaties:
CNV Dienstenbond; FNV Bondgenoten; De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening.
1.3
Het bestuur
Samenstelling bestuur per 31 december 2011: Leden werkgevers: Drs. G.H.J. Bongers, secretaris Mr. Th. van Diem, plaatsvervangend secretaris Mr. A.P. Fetter
(WTG) (WTG) (WTG)
Leden werknemers: Mw. I. van Duijn-Pennenburg, voorzitter Mw. mr. N. Poelgeest Vacature
(FNV Bondgenoten) (CNV Dienstenbond) (De Unie)
Mevrouw Poelgeest (CNV Dienstenbond) is per 9 mei 2011 benoemd als bestuurslid namens werknemers. Zij volgde de heer M. de Mooij op die per 1 januari 2011 terugtrad. De heer J.C. Dwarswaard (Unie) is per 1 september 2011 teruggetreden. In het verslagjaar kon er nog geen opvolger worden benoemd. Per 1 januari 2012 is de heer A.P. Fetter (WTG) teruggetreden. Hij is per 15 april 2012 opgevolgd door de heer H.C. Mol. De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het bestuur. In 2011 was mevrouw van Duijn-Pennenburg voorzitter en de heer G.H.J. Bongers secretaris. De beide voorzitters vertegenwoordigen het fonds in en buiten rechte. Het bestuur is belast met de leiding, het algemene beleid en het beheer van het fonds. Er is geen rooster van aftreden. De bestuursleden worden voor onbepaalde tijd benoemd. Het bestuur heeft in 2011 zes keer vergaderd.
Jaarverslag 2011
pagina 6 | 60
1.4
Beleggingsadviescommissie
De beleggingsadviescommissie adviseert het bestuur over strategische beleggingen en wijzigingen op het gebied van vermogensbeheer en risicobeheersing. De commissie houdt toezicht op het vermogensbeheer. In dat kader beoordeelt zij de betreffende vermogensbeheerrapportages. Werkgevers- en werknemersbestuursleden fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de beleggingsadviescommissie. In 2011 was de heer van Diem voorzitter en mevrouw van Duijn-Pennenburg plaatsvervangend voorzitter. Samenstelling per 31 december 2011: Drs. G.H.J. Bongers Mr. Th. van Diem (voorzitter oneven jaren) Mw. mr. N. Poelgeest Mw. I. van Duijn-Pennenburg (voorzitter even jaren) De heer J.C. Dwarswaard is per 1 juli 2011 teruggetreden. In het verslagjaar kon er nog geen opvolger worden benoemd. In het verslagjaar fungeerde mevrouw van Duijn-Pennenburg als voorzitter. De beleggingsadviescommissie vergaderde in 2011 vier keer. In 2012 worden beleggingszaken niet apart besproken in de beleggingsadviescommissie maar in de bestuursvergaderingen.
1.5
Commissie van Advies
De Commissie van Advies treedt op als geschillencommissie ingeval een deelnemer het niet eens is met een beslissing van het bestuur. Het kan hierbij gaan om beslissingen inzake toelating, uitkering of het vervallen van deelnemerschap. Beroep is ook mogelijk, indien de deelnemer meent dat hij op een of andere wijze benadeeld wordt door een genomen beslissing. Lid werkgevers: R. Höppener Lid werknemers: Mw. J.A.M. Bergervoet Onafhankelijk lid: Mr. P.L.J. Bosch, voorzitter Plv. lid werkgevers: Vacature Plv. lid werknemers: Vacature Plv. onafhankelijk lid: Vacature De commissie kwam in het verslagjaar niet bijeen.
Jaarverslag 2011
pagina 7 | 60
1.6
Deelnemersraad en verantwoordingsorgaan
De oprichting van beide organen heeft plaatsgevonden in 2008. Samenstelling deelnemersraad per 31 december 2011:
H. Brugman (FNV Bondgenoten);
F.A. Koolbergen (De Unie);
G. Pol (FNV Bondgenoten);
S. van Hemert (FNV Bondgenoten).
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit de leden van de deelnemersraad, alsmede van werkgeverszijde:
R. Kluft (WTG), voorzitter en
Uithol (WTG).
De leden van deze beide organen hebben de afspraak gemaakt om als één gezamenlijk orgaan op te treden, waarbij onderkend wordt dat de functies van de twee organen van een ander karakter zijn. Het bestuur heeft volledig ingestemd met deze gedragslijn. De heer van der Kroft is per 1 april 2011 teruggetreden. Hij is per 1 juni 2011 opgevolgd door de heer Van Hemert. De heer Bakker is per 1 juni 2011 teruggetreden. Hij is per 1 juli opgevolgd door de heer Brugman. In het verslagjaar fungeerde de heer Kluft als voorzitter. De deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan vergaderden in 2011 gezamenlijk vijf keer.
1.7
Visitatiecommissie
Het bestuur heeft als vorm van intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. Eens per drie jaar geeft het bestuur onafhankelijke deskundigen opdracht om het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. De visitatiecommissie beoordeelt in ieder geval de volgende zaken:
Beleids- en bestuursprocedures en -processen en het systeem van controle en daarmee samenhangende maatregelen binnen het fonds;
De wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd;
De wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
Als eis wordt gesteld dat de visitatiecommissie als collectief een deskundigheid heeft, die ten minste vergelijkbaar is met de door De Nederlandsche Bank verlangde deskundigheid van het bestuur als collectief. De visitatiecommissie rapporteert aan het bestuur. Het bestuur bespreekt de rapportage van de visitatiecommissie met het verantwoordingsorgaan. In 2009 heeft de visitatiecommissie rapport uitgebracht. In 2011 heeft geen visitatie plaatsgevonden.
1.8
Uitbesteding
Het bestuur is verantwoordelijk voor het beleid en voor de uitvoering van de vroegpensioenregeling. Het bestuur heeft het pensioenbeheer, het vermogensbeheer en de uitvoering van de hypothekenportefeuille uitbesteed aan uitvoeringsorganisaties. Pensioenbeheer Het bestuur heeft voor de periode van 2009 tot 2014 een overeenkomst gesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. voor de uitvoering van de pensioenadministratie en het bestuurssecretariaat. In een afzonderlijke overeenkomst zijn afspraken vastgelegd over de kwaliteit van de dienstverlening. Syntrus Achmea rapporteert elk kwartaal over de realisatie van de afspraken.
Jaarverslag 2011
pagina 8 | 60
Vermogensbeheer Voor de uitvoering van het vermogensbeheer heeft het bestuur met F&C Nederland B.V. een overeenkomst gesloten voor onbepaalde tijd, met een opzegtermijn van 12 maanden. F&C rapporteert maandelijks over de resultaten van de beleggingen. Het bestuur heeft ten behoeve de hypothekenportefeuille van het fonds een overeenkomst gesloten met Syntrus Achmea Vastgoed BV voor de periode van 2009 tot 2014. Syntrus Achmea Vastgoed rapporteert elk kwartaal over de resultaten. In overeenkomsten zijn de activiteiten van de vermogensbeheerders vastgelegd. Organisaties Administratie en bestuursondersteuning: Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Rijnzathe 10 3454 PV De Meern Vermogensbeheer: F&C Nederland B.V. Jachthavenweg 109k 1081 KM Amsterdam en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. Gatwickstraat 1 1043 GK Amsterdam
1.9
Externe partijen
Beleggingsadviseur: Mevrouw N. Houwaart, verbonden aan Montae Bestuurscentrum B.V. Accountant (vanaf 1 januari 2012): De heer drs. H.C. van der Rijst RA, verbonden aan PricewaterhouseCoopersAccountants N.V. Thomas R. Malthusstraat 5 1066 JR Amsterdam Adviserend actuaris: Mevrouw drs. M.D. Wagenaar-Walch AAG, verbonden aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Rijnzathe 10 3454 PV De Meern Precertificerend actuaris (vanaf 1 januari 2012): De heer F.G.L. van Houdt, verbonden aan Triple A - Risk Finance Hoogoorddreef 7 1101 BA Amsterdam
Jaarverslag 2011
pagina 9 | 60
Certificerend actuaris (vanaf 1 januari 2012): De heer drs. P.H.A. Heesterbeek AAG, verbonden aan Triple A - Risk Finance Certification Hoogoorddreef 7 1101 BA Amsterdam Compliance officer: KPMG Integrity & Investigation Services Burg. Rijnderslaan 10-20 1185 MC Amstelveen
Jaarverslag 2011
pagina 10 | 60
2 Ontwikkelingen 2.1
Financiële positie
Na het slechte beleggingsjaar 2008 en een gedeeltelijk herstel in 2009 en 2010 was aan het eind van 2010 de marktrente gestegen waardoor het fonds op 31 december 2010 een dekkingsgraad van 105% had. De marktrente liep gedurende de eerste maanden van 2011 verder op. Daardoor herstelde de dekkingsgraad van het fonds zich gedurende de eerste maanden van het jaar verder tot 107,4% eind juni 2011. Echter door de daling van de marktrente vanaf juli en onrust op de aandelenmarkten door verergering van de Eurocrisis, daalde de dekkingsgraad weer. Het dieptepunt voor zowel de marktrente als de dekkingsgraad werd in september bereikt. Als gevolg hiervan is het fonds in het derde kwartaal van 2011 in een situatie van dekkingstekort geraakt. Ondanks dat het fonds het renterisico voor een groot deel heeft afgedekt (economische streefpercentage is 75%), is de forse daling van de rente in het derde kwartaal van 2011 voor een groot deel debet aan de daling van de dekkingsgraad. Het negatief rendement op aandelen heeft eveneens bijgedragen aan de daling van de dekkingsgraad. Het positieve rendement op vastrentende waarden heeft dit niet voldoende kunnen compenseren. Op 6 januari 2012 besloot DNB dat er aan het einde van 2011 uitzonderlijke omstandigheden op de financiële markten waren. Daarom pasten zij de rentetermijnstructuur aan op basis waarvan het pensioenfonds haar verplichtingen berekent. Op 31 december 2011 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds 99,4%. Door de maatregel van DNB kwam de dekkingsgraad van het fonds 2,5%-punt hoger uit dan in het geval dat deze correctie niet zou zijn toegepast. Ook in 2011 heeft het bestuur de financiële ontwikkelingen nauwlettend gevolgd. Dit gebeurt deels in de beleggingsadviescommissie waar het bestuur de rapportages van de vermogensbeheerders bespreekt en waar aan de hand van de RisicoMonitor de ontwikkeling van de dekkingsgraad wordt gevolgd. In 2010 is gekozen voor de instelling van een beleggingsadviescommissie die de vermogensbeheerders kan aansturen en monitoren. Een beleggingsadviseur ondersteunt het bestuur hierbij. In 2009 heeft het bestuur onderzocht of het overbrengen van de aanspraken in een verzekerde regeling een verbetering zou kunnen zijn voor de positie van het fonds. Er is toen geconcludeerd dat het geheel in eigen beheer houden vooralsnog het beste alternatief was en dat de richtlijn is dat de hoogte van de dekkingsgraad stabiel moet zijn rond het niveau van de vereiste dekkingsgraad, voordat er sprake kan zijn van een wijziging in pensioenbeheer. Om voorbereid te zijn op een mogelijke overdracht heeft het bestuur afgesproken zich hierop in 2012 voor te gaan bereiden door middel van het opstellen van een stappenplan voor een mogelijke overdracht naar een verzekeraar.
2.2
Pensioenakkoord
De sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) bereikten in juni 2011 overeenstemming over de uitwerking van het in juni 2010 gesloten pensioenakkoord. Met dit akkoord deden zij voorstellen over de AOW, de aanvullende pensioenen en de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers. Het kabinet legt het akkoord in wetgeving vast. AOW-leeftijd omhoog vanaf 2013 Op 12 oktober 2011 diende minister Kamp een wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer over verhoging van de AOW- en pensioenleeftijd. In het voorstel werd de AOW-leeftijd per 2020 verhoogd naar 66 jaar. En daarna gekoppeld aan de stijgende levensverwachting. Daardoor zou de AOW-leeftijd naar verwachting per 2025 naar 67 jaar worden verhoogd. Het kabinet Rutte viel op 23 april 2012. Onder druk van Europese begrotingsregels sloten VVD, CDA, D66, ChristenUnie en GroenLinks nog dezelfde week een akkoord over de begroting 2013. Nieuwe afspraken over de verhoging van de AOW-leeftijd maken daar deel van uit. De AOW-leeftijd wordt vanaf 2013 stapsgewijs verhoogd. De AOW-leeftijd is uiterlijk in 2019 66 jaar en uiterlijk in 2024 67 jaar. De stappen zijn kleiner, maar gebeuren eerder.
Jaarverslag 2011
pagina 11 | 60
Het begrotingsakkoord past per 2014 ook de fiscaal maximale opbouwpercentages neerwaarts aan. Dit betekent een lagere opbouw per jaar. Ongewijzigd ten opzichte van het pensioenakkoord blijft dat de pensioenleeftijd voor aanvullende pensioenen per 2014 verhoogd wordt naar 67 jaar. Ook blijft de AOW in de toekomst gekoppeld aan de levensverwachting. Fiscale pensioenleeftijd omhoog vanaf 2013 Voor pensioen geldt een fiscale omkeerregel: over pensioenpremie betaal je geen belasting, wel over de uitkering. De overheid verhoogt de fiscale pensioenrichtleeftijd voor de aanvullende pensioenen per 2013 naar 66 jaar en per 2015 naar 67 jaar. In het pensioenakkoord is afgesproken om de pensioenleeftijd per 2012 te verhogen naar 66 jaar en per 2015 naar 67 jaar. Daarna is de pensioenleeftijd gekoppeld aan de stijgende levensverwachting. De verhoging van de pensioenleeftijd loopt tien jaar vooruit op de verhoging van de AOW-leeftijd. Het bedrag waarmee fondsen rekening houden met de AOW-uitkering, de franchise, wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van de verdiende lonen. De verhoging van de fiscale pensioenleeftijd heeft geen gevolgen voor het fonds omdat er geen premie meer wordt geïnd. Financieel toetsingskader verandert per 2014 In het pensioenakkoord is afgesproken de pensioenregelingen schokbestendig te maken voor een verdere stijging van de levensverwachting en voor schokken op de financiële markten. Het financieel toetsingskader (FTK) wordt naar verwachting per 2014 aangepast. Dan kunnen sociale partners de pensioencontracten aanpassen. Kamp onderzoekt losse eindjes Minister Kamp laat ondertussen nog onderzoek doen naar diverse vraagstukken:
kan het nieuwe pensioencontract ook worden toegepast op reeds opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenen;
evenwichtige toedeling van risico’s over de generaties;
toezichts- en buffereisen in EU-verband;
pensioencommunicatie van het nieuwe pensioencontract.
Nadat de onderzoeken zijn afgerond, stuurt de minister in het voorjaar van 2012 zijn voorstellen over het nieuwe FTK en communicatie aan de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel daarover wordt in het voorjaar van 2013 verwacht. Hoewel de uitwerking van het pensioenakkoord voor het vroegpensioenfonds minder ingrijpend zal zijn dan voor pensioenfondsen, volgt het bestuur de hiervoor genoemde ontwikkelingen nauwkeurig.
2.3
Communicatie
Communicatie is een belangrijk aandachtspunt voor het bestuur. In het communicatiejaarplan van het fonds geeft het bestuur aan hoe en wanneer communicatie met de gewezen deelnemers, gepensioneerden en werkgevers plaatsvindt. Ook op communicatiegebied geldt dat het fonds nadrukkelijk op de kosten moet letten. De inkomsten van het fonds worden immers uitsluitend vanuit de beleggingsinkomsten gevormd. Er zijn geen actieve deelnemers en geen premieinkomsten. Vandaar dat de voorkeur uitgaat naar communicatie via de werkgevers in de bedrijfstak en via de website. Begin 2011 heeft het fonds alle deelnemers in een brief geïnformeerd over een aantal actuele ontwikkelingen. De brief bevatte informatie over de wijziging van het toeslagbeleid van het fonds, over de afkoop van kleine pensioenen, de voortgang van het herstelplan, over het Pensioenregister en over het uit te keren vroegpensioen bij uitstel in het geval dat hoger was dan 100% van het laatste pensioengevend salaris (de zgn. overkookbepaling). De werkgevers zijn daaraan voorafgaand schriftelijk geïnformeerd over deze onderwerpen. Daarnaast heeft het fonds deelnemers, gepensioneerden en werkgevers via de website van het fonds ondermeer op de hoogte gehouden van de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Aan de hand van rapportages volgt het bestuur de ontwikkeling van het websitebezoek. Eind 2011 heeft het fonds aan alle gewezen deelnemers een Uniform Pensioenoverzicht gestuurd. Jaarverslag 2011
pagina 12 | 60
Pensioenregister in januari 2011 van start Begin januari 2011 is het pensioenregister van start gegaan. Op de website van het pensioenregister kan elke burger een overzicht krijgen van de door hem of haar opgebouwde en op te bouwen pensioenaanspraken bij pensioenfondsen, pensioenverzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank. Consumenten, pensioenuitvoerders, pensioenfondsbesturen, werkgevers-, werknemersorganisaties en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zijn positief over het pensioenregister. Het fonds heeft alle opgebouwde pensioenaanspraken aangemeld bij het Pensioenregister en meldt periodiek wijzigingen of aanvullingen van die gegevens aan het Pensioenregister. De website van het fonds bevat ook een verwijzing naar het pensioenregister. Vooruitlopend op evaluatie al aanpassingen in communicatie In 2011 is de doeltreffendheid van de informatiebepalingen in de pensioenwetgeving onderzocht. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de bepalingen te gedetailleerd zijn. Ook is het verplichte taalgebruik te lastig en de verplichte hoeveelheid informatie is te omvangrijk voor deelnemers. Het toeslagenlabel bijvoorbeeld is bedoeld om deelnemers snel inzicht te geven in de mate waarin het fonds hun pensioen naar verwachting kan verhogen. Een zeer grote meerderheid van de pensioenuitvoerders vindt het label weinig begrijpelijk voor deelnemers. Ook de toezichthouder, de Autoriteit Financiële Markten (AFM), liet zich negatief over het label uit. Begin 2011 gaf minister Kamp daarom al aan dat pensioenfondsen zelf de afweging mogen maken of het toeslagenlabel bruikbare informatie biedt of eerder tot verwarring leidt. De AFM zal niet handhavend optreden als een pensioenfonds het toeslagenlabel niet opneemt. Het fonds heeft bij de verzending van het UPO in 2011 het toeslagenlabel weggelaten.
2.4
Goed pensioenfondsbestuur
Integere bedrijfsvoering In de afgelopen jaren zijn steeds meer richtlijnen en regels opgesteld om te zorgen dat pensioenfondsen hun taken goed uitvoeren. Zo publiceerde de Stichting van de Arbeid (STAR) in 2005 de “Principes voor goed Pensioenfondsbestuur”. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Maar ook andere regels spelen een rol: zo is de Code Tabaksblat van belang voor het beleggingsbeleid. Sinds 2007 zijn de principes goed pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet. De bedoeling van de principes is dat een pensioenfondsbestuur weet waarvoor het verantwoordelijk is en hoe het die verantwoordelijkheid moet dragen en moet afleggen. Deze 32 principes betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie; deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Het beleid van een fonds is conform artikel 143 van de Pensioenwet gericht op een integere bedrijfsvoering. Dit houdt onder meer in:
adequate administratieve organisatie en interne controle en risicobeheersing;
analyse en beheersing van integriteitrisico’s;
voorkomen van belangenverstrengeling;
duurzame beheersing van (financiële) risico’s;
eenmaal per drie jaar een continuïteitsanalyse.
De Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan treden als samengevoegd orgaan op. Visitatie Het bestuur heeft het intern toezicht ingevuld door middel van een visitatiecommissie. Het bestuur geeft de visitatiecommissie tenminste eens in de drie jaar de opdracht het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. In 2012 vindt er weer visitatie plaats.
Jaarverslag 2011
pagina 13 | 60
Deskundigheid Het bestuur heeft een plan opgesteld om ervoor te zorgen dat de deskundigheid binnen het bestuur gewaarborgd is en blijft en dat het bestuur als collectief over de (door DNB) vereiste deskundigheid beschikt. Het deskundigheidsplan is conform het in 2011 door de Pensioenfederatie opgestelde Plan van Aanpak deskundigheid opgesteld. De deskundigheid van de bestuursleden wordt jaarlijks op de volgende aandachtsgebieden via een self assesment getoetst: 1.
het besturen van een organisatie;
2.
relevante wet- en regelgeving;
3.
pensioenregelingen en pensioensoorten;
4.
financiële aspecten (vermogensbeheer, actuariele aspecten);
5.
administratieve organisatie en interne controle;
6.
uitbesteden van werkzaamheden;
7.
communicatie.
De uitkomsten zijn vastgelegd in de deskundigheidsmatrix. Het bestuur hanteert als uitgangspunt dat per onderwerp tenminste twee bestuursleden voldoende deskundig zijn. Sinds 2010 vindt er door de bestuursleden ook een collegiale beoordeling van de deskundigheid plaats. Ook zijn er competentie- en functieprofielen opgesteld, om nog preciezer in kaart te brengen welke deskundigheden er van elk afzonderlijk bestuurslid vereist worden. De deskundigheidseisen zijn ook van toepassing op de leden van het verantwoordingsorgaan en het intern toezicht. In het jaar 2011 heeft het bestuur scholing gevolgd op het gebied van financiële risicobeheersing. Een geplande opleiding beleggingen is uitgesteld tot 2012. Individueel volgden een aantal bestuursleden meerdaagse specifieke opleidingen. In 2012 zal een collectieve deskundigheidstoetsing op niveau 1 en niveau 2 plaatsvinden en is een verdiepingsopleiding beleggingen gepland. Zelfevaluatie Jaarlijks evalueert het bestuur het eigen functioneren. Uitkomst van de evaluatie is ondermeer dat het fonds onderzoek gaat doen naar de mogelijkheden en timing van overdracht naar een verzekeraar. Voor de overdracht wordt een stappenplan opgesteld, dat jaarlijks wordt geëvalueerd Verder zal in 2012 maandelijks met het gehele bestuur worden vergaderd. De verhoging van de frequentie geeft meer ruimte voor verdieping en collectieve discussie over het onderwerp beleggingen. Ook zijn er afspraken gemaakt over deskundigheid en het digitaal beschikbaar maken van fondsdocumenten. Naast het eigen functioneren heeft het bestuur op kritische wijze de dienstverlening door Syntrus Achmea, als pensioenuitvoerder en door F&C en Syntrus Achmea Vastgoed als vermogensbeheerders, geëvalueerd. Gedragscode/compliance Het fonds kent een gedragscode, waarvan de inhoud in overeenstemming is met de door de pensioenkoepels ontwikkelde gedragscode. Eventuele meldingen van bestuurders worden gedaan bij de compliance officer. Deze rapporteert jaarlijks aan het bestuur over het naleven van de gedragscode. De gedragscode bevat regels en richtlijnen voor bestuursleden en andere door het fonds aan te wijzen betrokkenen ter voorkoming van conflicten tussen belangen van het fonds en de privé belangen van betrokkenen. Uitgangspunt daarbij is de transparantie te bevorderen en ervoor te zorgen dat alle betrokkenen, ook voor hun eigen bescherming, duidelijk weten welke regels zij moeten volgen. De naleving van de gedragscode wordt jaarlijks gecontroleerd door de compliance officer. In de septembervergadering van het fonds heeft het bestuur de jaarlijkse rapportage met de compliance officer besproken. Het fonds kent geen zogenaamde insiders en geen van de bestuursleden heeft een nevenfunctie die mogelijk zou kunnen conflicteren met het bestuurslidmaatschap.
Jaarverslag 2011
pagina 14 | 60
Principes bij beloningsbeleid Op 6 mei 2009 hebben DNB en AFM de “Principes voor beheerst beloningsbeleid” gepubliceerd (verder: de Principes). De Principes zijn gericht op de financiële ondernemingen en op pensioenfondsen die onder toezicht staan van DNB of AFM. In een gezamenlijke brief van 24 juni 2009 aan de pensioenfondsen hebben DNB en AFM duidelijk gemaakt dat het beloningsbeleid ook bij pensioenfondsen en hun uitvoerders in lijn moet zijn met de Principes. In de kern is het doel van de Principes: het tegengaan van “perverse beloningsprikkels”. Pensioenfondsen moeten de Principes concreet toepassen op hun situatie en daartoe hun beloningsbeleid kritisch tegen het licht houden en waar nodig aanpassen. Het gaat daarbij niet alleen om de beloning van bestuurders, maar ook om uitbestede werkzaamheden van het pensioenfonds. Het bestuur heeft in 2010 aan DNB en AFM kenbaar gemaakt de principes volledig te onderschrijven en heeft voorts een verklaring ondertekend geen enkele vorm van beloning te ontvangen voor het bestuurswerk van de stichting. Het bestuur heeft ook de pensioenuitvoerder en de beide vermogensbeheerders verzocht de verklaring te ondertekenen. Het bestuur heeft kennis genomen van een brief van de pensioenuitvoerder die excessief belonen in het beloningsbeleid uitsluit. De verklaring van beide vermogensbeheerders vond het bestuur een goede eerste aanzet maar duidelijk nog niet ver genoeg gaan. In 2011 heeft het bestuur haar visie op het beloningsbeleid niet gewijzigd. Medezeggenschap Het fonds heeft de medezeggenschap ingevuld door oprichting van een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan die als één gezamenlijk orgaan optreden. Het kabinet wil de wettelijke regels in de Pensioenwet over medezeggenschap voor pensioenfondsen herzien. Het kabinet gaat hiermee verder dan het initiatiefwetsvoorstel van de Kamerleden Koçer Kaya (D66) en Blok (VVD) over bestuursdeelname van pensioengerechtigden. Minister Kamp stuurde begin 2012 het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer. Pensioenfondsen kunnen kiezen uit twee modellen:
uitbreiding van het paritair bestuur met pensioengerechtigden;
inzet in het paritair bestuur van externe deskundigen.
Deelnemersraad en verantwoordingsorgaan volgen de ontwikkelingen op de voet en realiseren zich dat de nieuwe regels vanaf 2013 gevolgen kunnen hebben voor de taken van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. Prudent Person Volgens artikel 135 van de Pensioenwet moet het pensioenfonds een beleggingsbeleid voeren in overeenstemming met de prudentperson regel. De waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden de beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het pensioenfonds spant zich maximaal in om op zodanige wijze te beleggen dat de veiligheid, kwaliteit, liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving en heeft geen dwangsommen of boetes ontvangen. In het boekjaar is een herstelplan van toepassing vanwege een dekkingstekort.
2.5
Herstelplan
Vanwege de ontstane situatie van onderdekking heeft het bestuur van de VPTECH in het eerste kwartaal van 2009 zowel een korte- als een langetermijnherstelplan opgesteld en ingediend bij DNB. Nadat het bestuur in de verplichtingen van het pensioenfonds een afdoende voorziening had opgenomen voor de toekomstige kosten van uitvoering van de regeling, heeft DNB de herstelplannen in december 2009 goedgekeurd. Het herstelplan geeft aan dat de dekkingsgraad per 31 december 2013 104,3% zal bedragen en dat binnen de gestelde termijn van 5 jaar wordt voldaan aan het criterium dat het vermogen van het fonds ten minste gelijk is aan het voor het fonds geldende minimaal vereist vermogen (destijds geschat op 104% van de technische voorzieningen). Dit betekent dat er voor enkele jaren geen financiële ruimte is voor toeslagverlening. Pas in 2017 zou dit op grond van het herstelplan weer mogelijk kunnen zijn.
Jaarverslag 2011
pagina 15 | 60
Het pensioenfonds evalueert aan het einde van elk boekjaar zijn herstelplan om vast te stellen of het herstel van het fonds verloopt volgens het ingediende plan. Het herstelplan is immers gebaseerd op de financiële situatie van eind 2008 toen de dekkingsgraad van het fonds 98% was. Bij de berekening van de dekkingsgraad per eind 2010 is rekening gehouden met de gestegen levensverwachtingen en de daarop bijgestelde actuariële tabellen. Eind 2010 was de dekkingsgraad 105%. Op 31 december 2011 was de dekkingsgraad van het fonds 99,4%. Ondanks de aanpassing van de rentetermijnstructuur door DNB was de marktrente eind 2011 lager ten opzichte van 31 december 2010. Bij de evaluatie van het herstelplan eind 2011 is gerekend op basis van de nieuwe financiële randvoorwaarden van het Financieel Toetsingskader (FTK) die vanaf 1 januari 2012 van kracht zijn. Dat betekent dat er bij de evaluatie is gerekend met een verondersteld rendement van 4,7%.Verder is bij de evaluatie ondermeer uitgegaan van:
de strategische beleggingsportefeuille 2012 als beleggingsmix;
een Vereist Eigen Vermogen van 110%;
een startdekkingsgraad van ultimo december van 98,6%.
Op basis van de gehanteerde uitgangspunten komt de dekkingsgraad eind 2013 uit op 105,3%, waarmee het dekkingstekort eind 2013 niet meer van toepassing zou zijn. Eind 2015 zou de dekkingsgraad hoger zijn dan het verondersteld vereist vermogen van 110%. Op basis van deze evaluatie van het herstelplan eind 2011 heeft het bestuur geconcludeerd dat zonder aanvullende maatregelen zowel aan het kortetermijnherstelplan als aan het langetermijnherstelplan kan worden voldaan. Conform de wettelijke bepalingen heeft het pensioenfonds als onderdeel van de kwartaalrapportage voor DNB na afloop van het 4e kwartaal van 2011 de evaluatie van het herstelplan bij DNB ingediend.
2.6
Financieel crisisplan
Pensioenfondsen moeten in 2012, als onderdeel van de ABTN, een financieel crisisplan opstellen. In het financieel crisisplan wordt vastgelegd wat het bestuur onder een crisis verstaat en hoe het handelt als het fonds in een crisissituatie terecht komt. Dit plan wordt jaarlijks getoetst op actualiteit en zonodig aangepast. De in het financieel crisisplan beschreven maatregelen geven een mogelijke inzet van sturingsmiddelen en noodmaatregelen tijdens een financiële crisis weer. Dit wil niet zeggen dat het bestuur in geval van een financiële crisis dit plan exact zal uitvoeren. In geval van een financiële crisis zal het bestuur weloverwogen beslissen of en in welke mate uitvoering zal worden gegeven aan de maatregelen, zoals beschreven in dit plan. Het is immers vooraf onmogelijk om alle facetten van een financiële crisissituatie volledig in te schatten. Het bestuur is eind 2011 gestart met het opstellen van zo’n plan en zal dit in 2012 afronden.
2.7
Integraal risico-management
Het bestuur heeft eind 2011 in samenwerking met Strategisch Pensioen Management (SPM) van Syntrus Achmea Pensioenbeheer, de risico’s en de beheersmaatregelen van het fonds scherper in beeld gebracht. Dit proces heeft een risicobeheersingmodel opgeleverd. Het risicobeheersingmodel geeft aan op welke manier het fonds omgaat met risico’s en risicobeheersing. De risico’s zijn onderscheiden in financiële en niet-financiële risico’s. Het model, de risico’s en de beheersmaatregelen die het bestuur heeft vastgesteld zijn beschreven in de rapportage Risk Assessment. Het bestuur zal deze rapportage periodiek bespreken.
2.8
Gevolgen verschuiving ingangsdatum AOW
De ingangsdatum van de AOW verschuift per 1 april 2012 van de eerste van de maand naar de 65ste verjaardag. De Eerste Kamer ging daarmee in december 2011 akkoord. Centrale vraag voor pensioen- en vutfondsen was of zij de verschuiving van de ingangsdatum van de AOW voor hun uitkeringen volgen. Verschuiving zou tot een aanzienlijke kostenverhoging leiden. Samen met het vutfonds is op verzoek van cao-partijen een onderzoek gestart naar de mogelijkheid om de nadelige gevolgen van deze verschuiving voor het inkomen van deelnemers te beperken.
Jaarverslag 2011
pagina 16 | 60
2.9
Toezichthouders
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt toezicht op de communicatie van pensioenfondsen. De AFM doet dit onder meer via zogenaamde self assessments. Het self assessment maakt inzichtelijk in hoeverre het vroegpensioenfonds voldoet aan de normen van de wetgeving op het gebied van informatieverstrekking. Het fonds heeft in 2011 een score van 77% behaald. Ten opzichte van het vorige assessment (59%) is er sprake van een verbetering, waarbij het bestuur opmerkt dat het assessment onvoldoende rekening houdt met het specifieke karakter van het fonds. Op het aspect duidelijkheid is verbetering mogelijk. Als het fonds alle communicatiemiddelen zou toetsen op begrijpelijkheid zou de score hoger zijn. Het bestuur zal binnen de mogelijkheden van het fonds blijven werken aan verbetering van de communicatie met de doelgroep, waarbij de nadruk ligt op het gebruik van de website. In het verslagjaar is contact met DNB geweest over de evaluatie van het herstelplan. Over en weer zijn uitgangspunten verduidelijkt en is nadere informatie verstrekt. DNB heeft het fonds begin 2012 gemeld geen aanleiding te hebben voor opmerkingen over de voortgang van het herstel zoals beschreven in de evaluatie van het herstelplan eind 2011.
Jaarverslag 2011
pagina 17 | 60
3 Financieel beleid 3.1
ALM/Continuïteitsanalyse
Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel is opgericht in 1999 als uitvoerder van de vroegpensioenregeling voor de technische groothandel. Door beëindiging van de regeling in 2006 is nu sprake van een ‘gesloten’ fonds met slechts inactieve deelnemers (in de betekenis van niet premiebetalende deelnemers). Het Vroegpensioenfonds Technische Groothandel is derhalve een fonds met bijzondere karakteristieken. De verwachting is dat in 2044 de laatste uitkeringen plaatsvinden. De mate van rentegevoeligheid van de verplichtingen wordt per ultimo 2011 op 12,9 jaar geschat. Aangezien er geen sprake meer is van premie-inkomsten en er ook geen mogelijkheid is om in moeilijke financiële omstandigheden terug te vallen op sponsoren, beperkt het instrumentarium van het fonds zich met name tot het beleggingsbeleid. Het fonds heeft, in samenhang met de ontwikkelingen rond het toeslagbeleid (zie 3.2) besloten haar (financiële) beleid vooral te toetsen aan de hand van een jaarlijkse continuïteitsanalyse en slechts wanneer noodzakelijk een ALM studie uit te laten voeren, waarbij de nadruk ligt op de effectiviteit van de ter beschikking staande sturingsmiddelen. In het verslagjaar heeft het bestuur een beperkte ALM-studie laten uitvoeren door Mercer. De studie heeft het bestuur het nodige inzicht gegeven in de factoren in het beleggingsbeleid die bepalend zijn voor de financiële positie en de wijze waarop sturingselementen in het beleggingsbeleid kunnen worden ingezet om doelstellingen te bereiken en risico’s te beperken. Daarnaast bood de studie inzicht in de verwachte koopkrachtontwikkeling en de kans op het moeten nemen van noodmaatregelen. Het bestuur heeft de uitkomsten betrokken bij de besluitvorming over het beleggingsbeleid 2012.
3.2
Toeslag
Eerder heeft het bestuur onder invloed van de ontwikkeling van de dekkingsgraad en met het oog op de doelstelling van het fonds, besloten om zich in haar beleid vooral te laten leiden door de vastheid van de nominale aanspraken. Hiertoe is het beleggingsbeleid in een aantal stappen aangepast en is in 2010 het indexatielabel bijgesteld van D1 (ambitie om jaarlijks de aanspraak te verhogen met een vooraf vastgestelde maatstaf) naar B (geen uitgewerkt plan om de aanspraak jaarlijks te verhogen). De wijziging van het ambitieniveau heeft betrekking op de vanaf 1 januari 2011 toe te kennen indexaties/toeslagen. Bij de evaluatie van het herstelplan eind 2011 is het huidige toeslagbeleid uitgangspunt geweest. De ambitie van het pensioenfonds voor de toeslagverlening was altijd om het indexcijfer te volgen. Het toeslagpercentage was gebaseerd op de ontwikkeling van de lonen uit de cao voor de Technische Groothandel in het kalenderjaar voorafgaande aan de verhoging. Sinds enkele jaren is het nieuwe financiële toetsingskader (FTK) van kracht. Aangezien de voorziening voor toekomstige verplichtingen nu op basis van de marktwaarde bepaald wordt, fluctueert de dekkingsgraad (verhouding tussen het vermogen en de benodigde voorziening voor toekomstige verplichtingen) meer dan voorheen het geval was. Afhankelijk van de te lopen risico´s in de beleggingen moeten er onder het FTK bepaalde buffers aangehouden worden die leiden tot een zogeheten vereiste dekkingsgraad.
Jaarverslag 2011
pagina 18 | 60
Als gevolg van de kredietcrisis is de hoogte van de dekkingsgraad eind 2008 sterk omlaag gegaan. Daarom heeft het bestuur al enkele jaren moeten besluiten om geen toeslag te verlenen. De verwachtingen voor de toekomst zijn, gezien het herstelplan, niet gunstig. Volgens het herstelpad van dit plan zou er voor het eerst pas weer in 2017 ruimte zijn om een toeslag toe te kennen. Met die wetenschap heeft het bestuur geoordeeld dat het geen pas heeft om een ambitie te handhaven waarvan vooraf bekend is dat die niet waargemaakt kan worden. Daarom heeft het bestuur in het najaar van 2010 moeten besluiten deze ambitie aan te passen. Hoewel voor de leden van de deelnemersraad geldt dat zij het indexeren van de aanspraken en lopende uitkeringen hoog in het vaandel dragen, konden ook zij niet anders dan het bestuur adviseren voorlopig geen toeslagverleningsambitie uit te spreken. Jaarlijks besluit het bestuur of er een toeslag wordt verleend en hoe hoog deze kan zijn. In het herstelplan is er vooralsnog vanuit gegaan dat er tot 2017 geen toeslagen worden verleend.
3.3
Samenvatting financiële positie
Samenvatting van de financiële positie van het vroegpensioenfonds. In de onderstaande tabel is het verloop van de dekkingsgraad weergegeven opgesplitst naar categorieën.
Gerealiseerd Primo 2011 Premie Uitkeringen Toeslagverlening Renteverandering Overrendement Overig Ultimo 2011
Herstelplan 2009
105,30% 0,00% 0,30% 0,00% -11,70% 7,10% -1,60%
98,10% 0,00% -0,10% 0,00% 0,00% 2,00% 0,00%
99,40%
100%
Evaluatie Herstelplan 2011
97,60%
Er wordt gebruik gemaakt van de nieuwe AG prognosetafels 2010-2060, startkolom 2012 inclusief ervaringssterfte.
Jaarverslag 2011
pagina 19 | 60
3.4
Actuariële analyse
Het resultaat over het boekjaar 2011 bedraagt € 16.588 negatief. Onderstaand is een uitsplitsing van dit resultaat naar bronnen weergegeven. Analyse van het resultaat Resultaat op:
2011
2010
Wijziging RTS Wijziging grondslagen Beleggingen Premie Waardeoverdracht Kosten Uitkeringen/pensionering Kanssystemen Toeslagverlening Correcties en overige mutaties Andere oorzaken Overige baten/lasten Wijziging TV voor risico deelnemers Totaal resultaat
(34.961) 0 18.728 0 (63) (279) 219 340 0 (540)
(19.772) (2.424) 27.725 0 169 87 (162) 222 0 45
(25) (7)
102 8
(16.588)
6.000
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets De solvabiliteit van het pensioenfonds is niet toereikend. Er is zowel sprake van een reservetekort als een dekkingstekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen maakt het fonds gebruik van het standaard model van DNB. Oordeel van de waarmerkend actuaris over de vermogenspositie Ultimo 2011 is de dekkingsgraad van het vroegpensioenfonds gelijk aan 99,4%. Het MVEV bedraagt 4% en het VEV is gelijk aan 9,3%. Dit betekent dat er ultimo 2011 sprake is van een dekkingstekort. De financiële positie van het vroegpensioenfonds is slecht.
3.5
Risico-paragraaf
Inleiding De risico’s verbonden aan de pensioenregeling worden door het fonds zelf gedragen. Het pensioenfonds heeft de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle vastgelegd in de ABTN. Het fonds heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. Belangrijke aspecten hierin zijn dat de pensioenuitvoerder, Syntrus Achmea, beschikt over een zgn. ISAE3 3402 rapportage. Deze verklaring geeft zicht op de bedrijfsprocessen, het verloop daarvan en geeft tevens aan of de daarin opgenomen interne controles, in opzet bestaan en adequaat zijn (type1) en effectief hebben gewerkt (type 2). Met Syntrus Achmea is het fonds een gedetailleerde Service Level Agreement (SLA) overeengekomen. Hierin wordt ook relevante managementinformatie verstrekt. Met de vermogensbeheerder zijn ook beheerafspraken gemaakt. In een mandaat worden jaarlijks de beheerafspraken vastgelegd. Deze afspraken betreffen onder andere de samenstelling van de portefeuille, de bandbreedtes, de performance meting, de benchmarks, het rente afdekkingsbeleid en het valuta- en derivatenbeleid, de risicometing en –beheersing.
Jaarverslag 2011
pagina 20 | 60
Proces risicomanagement Het risicomanagement van het pensioenfonds ziet er als volgt uit: 1.
het vaststellen van een risico;
2.
het beoordelen van het risico;
3.
het beoordelen van de beheersmaatregel;
4.
het vaststellen van het beleid.
Het bestuur is in 2010 gestart met een uitgebreide analyse van alle risico’s. Op basis van waarnemingen en resultaten is aanscherping van beleid ingezet. Nadere analyse en invulling hebben in 2011 plaatsgevonden. Zie ook paragraaf 2.7. Governance structuur Het bestuur is eindverantwoordelijk. Aan de beleggingsadviescommissie is, op grond van pragmatische afweging, de monitoring en implementatie als aandachtsgebied opgedragen. De beleggingsadviescommissie wordt ondersteund door een externe partij, Montae Bestuurscentrum B.V. Invulling risicomanagement In mei 2010 heeft het bestuur, op advies van de beleggingsadviescommissie en in overleg met de externe adviseur, gesproken over de wijze waarop de risico’s van de beleggingsportefeuille in kaart gebracht kunnen worden en het risicomanagement vormgegeven kan worden. Gaandeweg zijn de risico’s in kaart gebracht en is de monitoring vormgegeven. Uitgangspunten risicoanalyse Op basis van beschikbare fondsinformatie, beleggingsmandaat, rapportages van en gesprekken met de vermogensbeheerder zijn de risico’s en overige kenmerken van de beleggingsportefeuille en beleggingspools in kaart gebracht. Ook is gekeken naar de relatie tot de verplichtingen. Enerzijds is deze risicoanalyse gebaseerd op de risicocategorieën en subcategorieën van FIRM (Financiële Instellingen Risico Methode van DNB), anderzijds is gekeken naar aanvullende risico’s die niet als zodanig binnen het FIRM-kader benoemd zijn. De aanbevelingen van de Commissie Frijns en de koepelorganisaties zijn bij de opzet en monitoring betrokken. Risico monitor Op basis van de periodieke informatie van de uitvoerder en vermogensbeheerder, wordt elk kwartaal een zogenaamde risicomonitor opgesteld. Enerzijds dient deze monitor als controle op de berekende en aangeleverde informatie van de uitvoerder en de vermogensbeheerder, anderzijds dient deze als managementinformatie vanuit de beleggingsadviescommissie aan het bestuur. In de risicomonitor zijn onder andere opgenomen de solvabiliteitsrealisatie (het verloop van de dekkingsgraad versus de vereiste dekkingsgraad en herstelplan), gevoeligheidsanalyses van rente- en aandelenmarkten, de ontwikkeling van de portefeuille en rendementen en risico’s van de portefeuille en beleggingspools versus het mandaat en de rendementsdoelstellingen van de vermogensbeheerder. Ook het cashmanagement komt hierin tot uiting. Het fonds is eind 2010 gestart met het invoeren van genoemd risicomanagement kader voor de beleggingen en evalueert de werking hiervan periodiek. In 2011 is een nadere aanvullende risicoanalyse uitgevoerd op de niet-financiële risico’s.
Jaarverslag 2011
pagina 21 | 60
Overzicht risico’s Het fonds onderscheidt financiële en operationele risico’s. In de jaarrekening zijn deze risico’s beschreven. I Financiële risico’s Financiële risico’s zijn het solvabiliteitsrisico, marktrisico, prijsrisico, valutarisico, renterisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico, concentratierisico, verzekeringstechnisch risico en inflatierisico. II Operationele risico’s Operationele (niet financiële) risico’s zijn risico’s vanuit externe omstandigheden die het fonds raken, risico’s vanuit de uitvoering van werkzaamheden door anderen dan het fonds zelf, risico’s vanuit de door het fonds gebruikte IT infrastructuur, risico vanuit nietinteger handelen door (medewerkers van) het fonds, juridische risico’s, risico van het niet goed verlopen van het proces van besluitvorming, besturing en van de informatievoorziening en het risico dat de uitvoering van de pensioenregeling en de communicatie over de pensioenregeling op termijn te moeilijk en/of te kostbaar wordt.
3.6
Beleggingen
Marktontwikkelingen Het jaar 2011 werd gekenmerkt door onrust op de financiële markten. In het begin van het jaar zorgde de oplopende grondstoffenprijzen en de Japanse zeebeving voor veel schommelingen op de financiële markten. Vanaf de tweede helft van het jaar verergerde de euroschulden problematiek. In eerste instantie was er veel aandacht voor de landen Portugal en Griekenland, echter gedurende de tweede helft van 2011 sloegen de zorgen over de kredietwaardigheid over op de overige Europese landen zoals Italië, Ierland, en Spanje. Hierdoor liepen de rentes op deze staatsleningen sterk op. In oktober verdiepte de crisis zich verder doordat de Europese politieke leiders niet in staat bleken overeenstemming te kunnen bereiken over de rol van de Europese centrale bank en de kwijtschelding van Griekse schulden. De schuldproblemen van Griekenland werden als onhoudbaar gezien en verliezen op de schulden als onvermijdelijk. De besmetting naar andere landen zette door. De situatie werd grimmig toen de rente in Spanje en Italië opliep tot niveaus die op lange termijn onhoudbaar zijn voor deze overheden.. Men verwachtte daarom dat de problemen verder zouden toenemen. Voortdurend werden bezuinigingen afgekondigd, waarbij zelfs regeringen werden vervangen om dit door te kunnen voeren. Echter kon dit een verder wegvloeien van vertrouwen niet tegenhouden. De staatsobligaties van de Zuid Europese landen daalden door de bij hen sterk opgelopen rentes dan ook flink in waarde. Een en ander leidde tot een verdere stimulering van de economie door de centrale banken. Dit verliep vooral via het vergroten van de beschikbare financiering voor banken, waardoor de balansen van de centrale banken ongekend groot werden. Aanvankelijk verhoogde de Europese Centrale Bank (ECB) de korte rente, maar aan het eind van het jaar werd deze korte rente verlaagd. In de Verenigde Staten deed de Centrale Bank (FED) zijn best duidelijk te maken dat de rente nog lang zeer laag zou blijven. De tegenvallende economische groei, ruim monetair beleid en zorgen over Europa zorgden voor een sterke daling van de lange rente: de dertigjaars swaprente daalde van 3,5% naar 2,55%. Lange staatsleningen van de landen die niet besmet waren door de Eurocrisis deden het zeer goed, die van Zuid Europa zeer slecht. De aandelenbeurzen hadden een moeilijk jaar. Het jaar begon goed, maar vanaf het tweede kwartaal begonnen de koersen te dalen. Dit verergerde door tegenvallende groeicijfers, politieke onenigheid in de Verenigde Staten en Europa, het afwaarderen van de kredietwaardigheid van de Verenigde Staten en aantal landen in Europa. In het vierde kwartaal zette een herstel in. Dat was voldoende om de dalingen ongedaan te maken in de Verenigde Staten, maar dit was bij lange na niet het geval in veel Europese landen en in vele Opkomende Landen. Deze laatste werden nog steeds als riskanter gezien dan gemiddeld, en het strenger worden van het monetair beleid zorgde ook voor een rendement dat achterbleef bij de ontwikkeling van de Amerikaanse aandelenmarkt.
Jaarverslag 2011
pagina 22 | 60
De Eurocrisis zorgde ook voor het oplopen van de credit spreads terwijl de opbrengsten van Emerging Markets schulden hoog waren. De opbrengsten van high yield (obligaties uitgegeven door ondernemingen met een lagere kredietwaardigheid) werden enigszins geraakt door de Eurocrisis en de tegenvallende economische ontwikkelingen. Ook de opbrengsten van bedrijfsleningen bleven vooral in Europa achter bij die van Duitse staatsleningen, maar waren wel veel beter dan die van bijvoorbeeld Italiaanse staatsleningen. Beleggingen in het verslagjaar Onderstaande tabel laat een uitsplitsing van de liquide beleggingsportefeuille in procenten zien van 2011 en 2010.
CATEGORIE Totaal liquide portefeuille als percentage van de totale portefeuille
Weging 31-12-2011 77,80%
Minder liquide portefeuille Hypotheken Alternatieve investeringen LDI
Norm Weging 2011 31-12-2010 77,70% 74%
Norm 2010 73,80%
6,20% 0,00% 16,00%
6,40% 0,00% 15,90%
6,40% 0,30% 19,40%
6,00% 0,30% 19,90%
100%
100%
100%
100%
19,30% 6,00%
19,50% 6,00%
24,80% 8,00%
24,70% 7,90%
Totaal zakelijke waarden
25,30%
25,50%
32,80%
32,60%
Obligaties (incl. Credits) Liquide middelen
74,90% -0,20%
74,50% 0,00%
66,50% 0,70%
67,40% 0,00%
74,70%
74,50%
67,20%
67,40%
100%
100%
100%
100%
Totaal portefeuille
Aandelen Converteerbare Obligaties
Totaal vastrentende waarden Totaal liquide portefeuille Rendement van de beleggingsportefeuille
Het rendement van de portefeuille wordt afgezet tegen een meetlat (de zogenaamde benchmark) om de resultaten te kunnen beoordelen. Het rendement van de totale portefeuille bedroeg in 2011 8,1%. De benchmark bedroeg 9,6%. In 2010 bedroeg de performance 11,2%. In de tabel hieronder worden de absolute rendementen per categorie en van de totale portefeuille van 2011 en 2010 weergegeven. Rendementen %
2011
2010
LIQUIDE PORTEFEUILLE Aandelen Converteerbare Obligaties Obligaties (incl. Credits Liquide middelen Totaal Actieve Portefeuille
-9,9 -7,4 3,0 0,0 -0,4
10,3 10,0 6,6 0,0 7,8
ILLIQUIDE PORTEFEUILLE Hypotheken Alternatieve investeringen* LDI
4,1 _ 71,3
5,9 2,9 22,4
8,1
11,2
Totaal portefeuille
*Het fonds is gedurende het verslagjaar geliquideerd.
Jaarverslag 2011
pagina 23 | 60
Evaluatie van de beleggingsportefeuille Ieder kwartaal wordt via de risicomonitor de portefeuille kritisch beoordeeld. Bij de ontwikkeling van het beleggingsplan wordt een groot aantal scenario’s doorgerekend om de beleggingsportefeuille optimaal samen te stellen, afgestemd op het resultaat dat het fonds wil bereiken en het risico dat het fonds wil lopen. Maatschappelijk verantwoord beleggen Het fonds heeft het Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (MVB) nadrukkelijk in haar beleggingsbeleid geïntegreerd. Daartoe wordt er rekening gehouden met wettelijke verplichtingen en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals onder andere zijn vastgelegd in de Code Tabaksblat en de ‘Principles for Responsible Investment’ van de Verenigde Naties. Op jaarbasis (en indien nodig frequenter) wordt door de vermogensbeheerder F&C een prioriteitenlijst samengesteld op basis van een combinatie van top down- (macro-economische risico’s op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur) en bottom up factoren (input van het fonds, mogelijkheid tot beïnvloeding en het belang in bepaalde ondernemingen). Tevens wordt een aantal criteria op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur (ESG-criteria) vastgesteld. Tegen deze achtergrond wordt binnen de beleggingsportefeuille door de vermogensbeheerder screening toegepast, actief gebruik gemaakt van het spreek- en stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen en een constructieve dialoog (‘engagement’) gezocht met ondernemingen in de portefeuille. Ten aanzien van screening hanteert het fonds een beleggingsbeleid waarbij producenten clusterbommen en landmijnen expliciet worden uitgesloten. Het beleid van stemmen en de ‘engagement’ wordt door de vermogensbeheerder verzorgd voor alle aandelenfondsen waarin het fonds is belegd (‘F&C responsible engagement overlay’). Over de resultaten van dit verantwoorde beleid wordt door F&C op kwartaalbasis verantwoording afgelegd. Het fonds heeft F&C gevraagd het bovenstaande beleid in te vullen voor de door haar beheerde beleggingsfondsen. Dit beleid wordt gekenmerkt door de volgende twee onderdelen:
het reo®-beleid;
het uitsluiting beleid.
Hypotheken 2011 Zakelijke Hypothekenfonds In 2011 waren de financieringsmogelijkheden binnen de zakelijke hypothekenmarkt beperkt. Het gebrek aan bancaire financiering is onder meer het gevolg van de invoering van Basel III in 2013. Banken dienen hun kapitaalbuffers te verhogen. Zij doen dit door minder krediet te verstrekken, met als gevolg dat financiering schaarser (hoge fundingkosten) en duurder (hoge risico-premies) geworden is. Het relatieve rendement van het Zakelijke Hypothekenfonds ten opzichte van de benchmark wordt onder andere verklaard door de risico-opslag bovenop de benchmark (euroswapcurve) waartegen de hypotheken binnen het Fonds gewaardeerd worden. Deze risico-opslag heeft een positief performance effect. Het Zakelijke Hypothekenfonds behaalde over 2011 een underperformance. (Fondsrendement: 3,06%, benchmarkrendement: 4,10%) Dit komt door de toegenomen voorziening voor dubieuze debiteuren en oninbaarheid en de verhoging van de risico-opslag per eind december. De hypotheken binnen het Zakelijke Hypothekenfonds worden gewaardeerd op basis van de euroswapcurve plus een risico-opslag. Door een toename van de risico-opslag worden de hypotheken tegen een hogere opslag verdisconteerd, hetgeen een negatief effect heeft op het relatieve rendement. Particuliere Hypothekenfonds Gedurende de tweede helft van 2011 liet de particuliere hypothekenmarkt een omzetdaling zien. Een belangrijke oorzaak voor deze daling zijn de strengere regels voor het verstrekken van hypotheken die in augustus zijn ingevoerd. De marges bleven hoog als gevolg van krapte op de kapitaalmarkt en buffervereisten van banken. Potentiële huizenkopers bleven afwachtend. De in 2011 door de overheid tijdelijk verlaagde overdrachtsbelasting van 6% naar 2% had niet het verwachte positieve effect. In 2011 waren de marktomstandigheden voor het beleggen in hypothecaire leningen zeer gunstig. Het Particuliere Hypothekenfonds belegde voor € 335 miljoen in nieuwe hypothecaire leningen.
Jaarverslag 2011
pagina 24 | 60
Op deze beleggingen zijn hoge marges gerealiseerd. Dit resulteerde in een positief effect op het (relatieve) rendement. Over 2011 behaalde het Particuliere Hypothekenfonds een absoluut rendement van 5,78% (benchmark 6,81%). De hypotheken binnen het Particuliere Hypothekenfonds worden gewaardeerd op basis van de euroswapcurve plus een risicoopslag. Per eind december is de risico-opslag toegenomen. Hierdoor worden de hypotheken tegen een hogere opslag verdisconteerd, wat een negatief effect heeft op het relatieve rendement. Het Particuliere Hypothekenfonds realiseerde hierdoor over 2011 een underperformance. Het bestuur onderzoekt welke gevolgen zij dient te verbinden aan de negatieve ontwikkeling bij beide hypothekenfondsen. Z-Score 2011 In 1998 is in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet bpf) een Vrijstellingsregeling opgenomen. De regeling geeft bedrijfsgenoten een aantal gronden voor vrijstelling van de verplichte deelname in een bedrijfspensioenfonds. Eén van deze gronden betreft de vrijstelling op basis van de beleggingsperformance. Deze vrijstellingsgrond is nader omschreven in artikel 5 Vrijstellingsregeling. Met name in artikel 5 lid 1a en lid 1b Vrijstellingsregeling wordt aangegeven dat vrijstelling kan worden verleend als niet is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan het vaststellen van het beleggingsbeleid, de normportefeuille en de beleggingsperformance (z-score). Om na te gaan of bedrijfspensioenfondsen zich aan deze eisen hebben gehouden kunnen derden op basis van artikel 5 lid 4 Vrijstellingsregeling het bestuur van een bedrijfspensioenfonds verzoeken om informatie over het beleggingsbeleid en het rendement aan hen te overleggen. De z-score wordt ieder jaar berekend en laat het verschil zien tussen de behaalde opbrengst en de vooraf afgesproken opbrengst. Hoe hoger het positieve bedrag hoe beter de behaalde opbrengst was. Hoe lager het negatieve bedrag hoe slechter uiteraard. Er wordt gerekend over het afgelopen jaar, maar omdat het wel eens een “slecht” jaar kon zijn geweest wordt ook gerekend over een periode van vijf jaar. Dit wordt de performancetoets genoemd. De (voorlopige) z-score voor het jaar 2011 bedraagt -1,52.
Jaarverslag 2011
pagina 25 | 60
4 Uitvoering regeling 4.1
Vroegpensioenregeling
Kenmerken van de regeling Op 30 maart 2000 is door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het verplichtstellingsbesluit afgegeven voor de instelling van de Stichting VPTECH, ingaande 1 april 2000. Het bestuur van de Stichting VPTECH is, op basis van besluiten van CAO partijen in 2005, ertoe overgegaan per 1 januari 2006 de verdere opbouw te beëindigen. Dit houdt in dat over de periode nadien ook geen premiebetaling meer plaatsvindt. Uitgangspunt van de regeling was dat een werknemer vanaf de 61-jarige leeftijd van de regeling gebruik kan maken. Een vroegere of latere ingangsdatum is mogelijk. De eerste mogelijkheid is met ingang van de eerste van de maand waarin de werknemer 60 wordt en de laatste mogelijkheid ligt een maand vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Als gekozen wordt voor een vervroegde ingangsdatum, wordt het (premie vrije) recht op vroegpensioen verlaagd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde actuariële tabel. Als gekozen wordt voor een latere ingangsdatum, wordt het (premie vrije) recht op vroegpensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde actuariële tabel. De opbouw bedroeg per jaar 1,945% van de vroegpensioengrondslag vanaf de leeftijd van 25 jaar. Vanaf de start van de regeling per 1 april 2000 tot 1 januari 2006 is derhalve maximaal 11,18% van de pensioengrondslag opgebouwd. Voor werknemers, geboren vóór 1950 is, onder voorwaarden, een aanvulling op het vroegpensioen vanuit de Vutech-regeling mogelijk. De uittreedleeftijd wordt dan mede bepaald vanuit het Vutech-reglement. Bijzondere kenmerken van de regeling Per einde 2011 zijn er nog 46.693 (gewezen) deelnemers. Voor de meeste van hen geldt dat zij bij het bereiken van de vroegpensioenleeftijd recht hebben op vroegpensioen, gebaseerd op nog geen 6 jaar opbouw. Er is dus geen sprake van een loonvervangende uitkering. Na beëindiging van de opbouw in de vroegpensioenregeling heeft het bestuur de deelnemers de mogelijkheid aangeboden om waardeoverdracht te laten plaatsvinden naar de betreffende ouderdomspensioenregeling. Een beperkt deel van de deelnemers heeft daar gebruik van gemaakt of kunnen maken. Daar er in die situatie geen sprake is van een verplichte waardeoverdracht, zijn de in het geding zijnde verzekeringsmaatschappijen niet verplicht hier medewerking aan te verlenen. Ook was afkoop naar een levensloopregeling tot maart 2007 mogelijk. Tenslotte heeft het bestuur in het verslagjaar aan alle deelnemers met een klein opgebouwd pensioen dat zich nog onder de afkoopgrens bevindt, de mogelijkheid geboden om af te kopen wegens een gering pensioenbedrag. Voor het overige is de VPTECH te beschouwen als een `gesloten fonds`. Er is geen opbouw meer en er wordt geen premie meer geheven. De enige bron van inkomsten is die uit de beleggingsopbrengsten. In de jaren 2007 en 2008 heeft dit zeer ongunstig uitgepakt. De kosten van het fonds zijn evenwel nauwelijks minder dan die van een `gewoon` fonds. Alle eisen (met hieruit voortvloeiende kosten) die er door de toezichthouders aan de uitvoering van een pensioenfonds gesteld worden, zijn ook op de VPTECH van toepassing.
Jaarverslag 2011
pagina 26 | 60
Om een zo verantwoord mogelijk beleid te kunnen voeren heeft het bestuur in het jaar 2009 een onderzoek laten uitvoeren naar de toekomstmogelijkheden van het fonds. De resultaten van dit onderzoek hebben geleid tot de beleidsvisie van het bestuur dat naar verwachting op de middellange termijn een omslagpunt zal zijn waarbij het niveau van de kosten het wellicht noodzakelijk zal maken om het fonds te beëindigen en de vroegpensioenaanspraken in een verzekerd contract onder te brengen. Onderhandelingen met een verzekeraar hierover hebben pas zin wanneer het fonds een zodanige dekkingsgraad heeft dat niet alleen de garantie van het in stand houden van de nominale waarde kan worden geëist, maar ook een behoorlijke mate van toeslagverlening kan worden afgedwongen. Gezien de herstelsituatie waarin het fonds zich bevindt, kan vooralsnog geen actie ondernomen worden. Het bestuur bereidt zich met het opstellen van een stappenplan voor op mogelijke overdracht van de pensioenaanspraken naar een verzekeraar Uiteraard worden de resultaten van het beleggingsbeleid op de voet gevolgd en wordt er sterk op de kosten van het fonds gestuurd.
4.2
Statuten en reglementen
Reglementswijzigingen Gedurende 2011 heeft het bestuur reglementswijzigingen doorgevoerd, die betrekking hadden op:
Vaststelling afkoopfactoren 2012 op basis van nieuwe uitgangspunten;
Vaststelling van vervroegings- en uitstelfactoren 2012 op basis van nieuwe uitgangspunten.
Statutenwijzigingen Eind 2011 heeft het bestuur bepalingen in de statuten gewijzigd die betrekking hadden op:
de wijze waarop de leden van de deelnemersraad worden gekozen;
de wijze waarop de leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd en ontslagen;
de bepaling dat ten aanzien van bepaalde beslissingen instemming (lees goedkeuring) van een organisatie nodig is.
Over de bijbehorende statutenwijziging is eind 2011 door het bestuur beslist. De bekrachtiging door de notaris moet nog plaatsvinden.
4.3
Afkoop kleine pensioenen
In de Pensioenwet wordt afkoop van kleine pensioenen twee jaar na einde van de opbouw mogelijk gemaakt. Jaarlijks wordt door de Minister van SZW de grens vastgesteld, waaronder afkoop mogelijk is. Reeds eerder had het bestuur van het fonds in meerderheid besloten om het afkopen van kleine pensioenen mogelijk te maken. In 2011 is de in 2010 gestarte afkoop van kleine pensioenen afgerond. Totaal 10.658 gewezen deelnemers hebben een afkoopvoorstel ontvangen. Uiteindelijk hebben 6.504 deelnemers van het aanbod gebruik gemaakt. Dit verklaart ondermeer de sterke daling van het aantal deelnemers tussen 2009 en 2011 (van 57.192 naar 46.693).
4.4
Waardeoverdrachten
Als een werknemer van baan verandert, mag hij zijn pensioen overdragen naar zijn nieuwe pensioenfonds. Dit heet waardeoverdracht. VPTECH werkt ook graag mee aan waardeoverdrachten die geen verplicht karakter dragen, maar die op wens van de betrokkenen naar het ouderdomspensioenfonds plaatsvindt. Als de dekkingsgraad van een pensioenfonds dat bij waardeoverdracht is betrokken lager is dan 100%, dan mag het pensioenfonds de betreffende waardeoverdracht niet uitvoeren. De waardeoverdracht moet dan worden opgeschort. VPTECH heeft hier vanaf oktober 2011 tot begin februari 2012 mee van doen gehad. Of een verzoek om waardeoverdracht daadwerkelijk afgehandeld kan worden hangt ook af van de situatie van het andere fonds.
Jaarverslag 2011
pagina 27 | 60
4.5
Beleggingsbeleid
Eind 2011 heeft het bestuur het beleggingsplan voor 2012 vastgesteld. Daarbij heeft het bestuur uitvoerig stilgestaan bij de afweging van risico’s van de beleggingsportefeuille, de effectiviteit van de renteafdekking, de kosten van het vermogensbeheer en de transparantie van het beleggingsbeleid en van de rapportages van de vermogensbeheerders over de uitvoering van het beleid. In 2009 was het bestuur onderhandelingen gestart met F&C over een voortgaande vermogensbeheer-overeenkomst. Dit heeft erin geresulteerd dat begin 2010 een meerjarige overeenkomst met deze vermogensbeheerder is afgesloten. Niet alleen de beleggingsresultaten, maar ook het kostenaspect heeft van bestuurszijde bij deze onderhandelingen grote aandacht gekregen. Het bestuur wordt ondersteund door een beleggingsadviseur waarvoor in 2010 een overeenkomst is afgesloten met Montae Bestuurscentrum BV. Taken van de beleggingsadviseur zijn het ondersteunen van de beleggingsadviescommissie, het monitoren van de financiële risico´s van het fonds en het kritisch volgen van de activiteiten van de vermogensbeheerders van het fonds.
4.6
Uitbesteding
Het bestuur bespreekt periodiek met de pensioenuitvoerder de kwaliteit van de uitvoering. Gedurende het verslagjaar heeft het bestuur aanleiding gezien de uitvoerder aan te spreken op onder andere de tijdigheid van het jaarwerkproces. Daarnaast toetst het bestuur aan de hand van kwartaalrapportages en -metingen of aan de afgesproken kwaliteitscriteria is voldaan. Onderwerpen die het bestuur tijdens het periodiek overleg heeft besproken zijn ondermeer de verhuizing van de pensioenuitvoerder van Amsterdam naar De Meern en plannen voor de migratie van het pensioenuitvoeringssysteem. De beleggingsadviseur heeft samen met het bestuur de kosten van de uitvoering van het vermogensbeheer gedetailleerd in kaart gebracht. Aandachtspunten met betrekking tot de uitvoering van het vermogensbeheer waren de duidelijkheid bij het formuleren van het beleggingsbeleid en de terugkoppeling daarover in de rapportages.
4.7
Site-visit
Het bestuur heeft samen met de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan een site-visit gebracht aan de pensioenuitvoerder in De Meern. De leden van bestuur, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan kregen op de betreffende afdelingen uitleg bij diverse onderdelen van de pensioenuitvoering. Daarnaast heeft men kennis genomen van voorgenomen aanpak van migratie naar een nieuw pensioensysteem en van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van gegevensinwinning bij werkgevers.
4.8
Overige onderwerpen
Jaarverslag 2010 Het jaarverslag 2010 inclusief actuarieel verslag 2010 en statenverslag 2010 werd door het bestuur vastgesteld op 24 mei 2011. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) In het verslagjaar is een nieuwe ABTN door het bestuur vastgesteld. In deze ABTN zijn onderwerpen als deskundigheid, risicobeleid, financiële opzet en uitbesteding verder uitgewerkt. Jaarplan Het bestuur heeft voor het begin van het verslagjaar een jaarplan vastgesteld, waarin vastligt wanneer welke onderwerpen aan de orde komen.
26 juni 2012 Drs. Th. van Diem
I. van Duijn-Pennenburg
Voorzitter
Secretaris
Jaarverslag 2011
pagina 28 | 60
5 Verslag van de deelnemersraad De deelnemersraad is in het verslagjaar vijf maal bijeen geweest waarbij drie keer een afvaardiging van het bestuur aanwezig was. De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over:
het jaarverslag 2010; statutenwijzigingen die betrekking hadden op de wijze waarop de leden van de deelnemersraad worden gekozen, de wijze waarop de leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd en ontslagen en op de bepaling dat ten aanzien van bepaalde beslissingen instemming (lees goedkeuring) van een organisatie nodig is;
reglementswijzigingen die betrekking hadden op de vaststelling van afkoopfactoren 2012 op basis van nieuwe uitgangspunten en de vaststelling van vervroegings- en uitstelfactoren 2012 op basis van nieuwe uitgangspunten;
de ABTN 2011;
het niet verlenen van een toeslag per 1 januari 2012.
De deelnemersraad heeft daarnaast gedurende het gehele verslagjaar met name de ontwikkelingen op het gebied van het beleggingsbeleid kritisch gevolgd: de beleggingsresultaten, de dekkingsgraden, het herstelplan van het fonds. Verder heeft de raad zich laten informeren over ondermeer de resultaten van de afkoop van kleine pensioenen, de beleidsregel deskundigheid en het communicatieplan 2012. De raad heeft zich in het verslagjaar ook laten bijpraten over ontwikkelingen op het gebied van risicomanagement, toekomstplannen van het fonds, pensioenakkoord en voorgenomen wetswijzigingen. Naar aanleiding van het overheidsbesluit tot aanpassing van de ingangsdatum van de AOW per 1 april 2012 heeft de deelnemersraad het bestuur gevraagd te onderzoeken of het mogelijk is het inkomensverlies dat hiervan het gevolg is te compenseren. Ook ontwikkelingen op het gebied van communicatie hadden in het verslagjaar de aandacht van de deelnemersraad; de brief die begin 2011 werd verzonden aan alle deelnemers, het UPO slapers, het selfassessment communicatie en het websitebezoek. Deelnemersraad en verantwoordingsorgaan volgden gezamenlijk drie dagdelen scholing op het gebied van beleggingen, waarvan er één verzorgd werd door de beleggingsadviseur van het fonds en twee verzorgd werden door Penvita. Enkele leden van de deelnemersraad volgden daarnaast een opleidingsdag beleggingen bij de vermogensbeheerder, F&C.
Jaarverslag 2011
pagina 29 | 60
6 Verslag van het verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan van het fonds is in het verslagjaar vijf keer bijeen geweest, waarvan drie maal in een gezamenlijke vergadering met het bestuur. De aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het bestuur bij deze vergaderingen werd als zeer positief ervaren. Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan volgden in het verslagjaar gezamenlijk drie dagdelen scholing op het gebied van beleggingen, waarvan één dagdeel verzorgd werd door de beleggingsadviseur van het fonds en twee dagdelen door Penvita. In vervolg hierop zijn begin 2012 opleidingsdagen gepland waarop de thema’s jaarwerk, beleggen en ALM centraal staan. De ontwikkeling van de dekkingsgraad en de beleggingen en het effect hiervan op het herstelplan van het fonds hebben veel aandacht gekregen van het Verantwoordingsorgaan. Behoudens aanpassing van de vacatievergoeding zijn er geen onderwerpen aan de orde geweest waarover het Verantwoordingsorgaan in het verslagjaar heeft geadviseerd. Het Verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening in 2011 kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening 2010, de statuten en reglementen, de ABTN, notulen van bestuursvergaderingen, communicatiejaarplan 2011, rapportages over beleggingen, SLA, bezoek website, afkoop kleine pensioenen en van de ontwikkeling dekkingsgraad. Het Verantwoordingsorgaan is zeer tevreden over de wijze waarop en de mate waarin het bestuur het Verantwoordingsorgaan informeert over de ontwikkelingen binnen het fonds. Van haar recht op overleg met de externe actuaris en de externe accountant heeft het Verantwoordingsorgaan geen gebruik gemaakt. Bevindingen over het jaarverslag 2011 Het Verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen over het beleid van het bestuur over het jaar 2011. Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het Verantwoordingsorgaan oordeelt positief over de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan haar taken en is positief over de openheid en over de duidelijke communicatie met de medezeggenschapsorganen. In het verslagjaar heeft het Verantwoordingsorgaan de bestuurswisselingen nauwlettend gevolgd en daarbij aandacht gevraagd voor het bewaken van continuïteit en deskundigheid, het laatste mede in het licht van de nieuwe beleidsregel deskundigheid. Wetgeving en reglementen In het verslagjaar is het reglement op twee onderdelen aangepast. Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat deze wijzigingen goed zijn voorbereid en uitgevoerd en dat hiermee adequaat is gereageerd op ontwikkelingen. Toeslagbeleid Het Verantwoordingsorgaan is zich ervan bewust dat vooral de ontwikkeling van de rente, de beleggingen en het gevoerde risicobeleid bepalend zijn voor het kunnen verlenen van toeslagen in de toekomst. Beleggingsbeleid Het Verantwoordingsorgaan oordeelt positief over het beleggingsbeleid en over de wijze waarop ze geïnformeerd wordt hierover. Het orgaan realiseert zich dat het beleggingsbeleid van groot belang is voor het fonds.
Jaarverslag 2011
pagina 30 | 60
Risicobeleid Volgens het Verantwoordingsorgaan besteedt het bestuur voldoende aandacht aan de beheersing van risico’s, onder meer door uitgebreide analyse van alle risico’s tussen eind 2010 en eind 2011. Financiële positie van het fonds Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur nauwkeurig risico’s afweegt van de beleggingsportefeuille en de effectiviteit van de renteafdekking en daarbij rekening houdt met de liquiditeitsbehoefte. Op grond van het voorgaande komt het Verantwoordingsorgaan tot het volgende oordeel. Het Verantwoordingsorgaan van het VPTech is van oordeel dat:
het bestuur afdoende informatie aan het Verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen;
het handelen van het bestuur in 2011 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen;
het bestuur in 2011 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn;
het bestuur logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt.
Jaarverslag 2011
pagina 31 | 60
7 Jaarrekening 7.1
Balans per 31 december 2011
BALANS PER 31 DECEMBER 2011 NA BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN (in eenheden van duizend euro) 31 december 2011 €
31 december 2010 €
58.498 239.477 25 298.000
70.920 217.862 261 289.043
35 35
95 138 233
2.148
7.463
300.183
296.739
31 december 2011 €
31 december 2010 €
ACTIVA Beleggingen
(1)
Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen Vastrentende waarden Derivaten
Vorderingen en overlopende activa Premies Overige vorderingen
(2)
Overige activa Liquide middelen
(3)
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Weerstandsreserve
(4)
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Spaarfonds gemoedsbezwaarden
(5)
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
Dekkingsgraad op basis van FTK ( in %)
Jaarverslag 2011
(29.547) 27.882 (1.665)
(13.170) 28.093 14.923
300.362 15 300.377
279.724 13 279.737
(6)
37
32
(7)
1.434
2.047
300.183
296.739
99,4%
105,3%
pagina 32 | 60
7.2
Staat van baten en lasten over 2011
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2011 (in eenheden van duizend euro) 2011 €
BATEN
2010 €
Premiebijdragen risico pensioenfonds
(8)
(25)
317
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
(9)
22.167
31.132
22.142
31.449
3.439 (14.934) (1.400) 34.961 (1.628) 200 20.638
3.407 (15.095) (1.815) 19.772 (6.724) 2.424 (52) 1.917
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichting Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Schattingswijzigingen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
(10)
Pensioenuitkeringen
(11)
14.715
15.257
Pensioenuitvoeringskosten
(12)
1.679
1.728
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
(13)
5
(8)
Wijzigingen overige technische voorziening
(14)
2
-
Saldo overdracht van rechten
(15)
1.691 38.730
6.555 25.449
(16.588)
6.000
(16.377) (211) (16.588)
933 5.067 6.000
Saldo van baten en lasten
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve Weerstandsreserve Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2011
pagina 33 | 60
7.3
Kasstroomoverzicht
KASSTROOMOVERZICHT (in eenheden van duizend euro) Ontvangsten
2011 Uitgaven
Ontvangsten
2010 Uitgaven
Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Premies van werkgevers en werknemers Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Overdrachten van rechten Pensioenuitkeringen Betaalde premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Overige activiteiten
63 138 -
1.691 15.775 1.791 -
63 (1.553) (15.775) (1.791) -
8 -
6.513 14.125 869 -
8 (6.513) (14.125) (869) -
Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
201
19.257
(19.056)
8
21.507
(21.499)
18.538 108.964 27.656 155.158
12.344 102.295 27.239 141.878
6.194 6.669 417 13.280
6.077 111.976 118.053
5.649 84.402 2.697 92.748
428 27.574 (2.697) 25.305
241 182 38 461
1.621 232 23 1.876
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontwikkeling van de portefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Subtotaal ontwikkeling portefeuille Opbrengsten van de portefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Subtotaal opbrengsten portefeuille
241 182 38 461
-
-
1.621 232 23 1.876
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
155.619
141.878
13.741
119.929
92.748
27.181
Totaal kasstroom
155.820
161.135
(5.315)
119.937
114.255
5.682
Liquide middelen Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar Afname/toename
7.463 2.148 (5.315)
1.781 7.463 5.682
In het kasstroomoverzicht is de mutatie van de overige vorderingen en de overige schulden inzake de beleggingsrubriek voor zowel het verslagjaar als voorgaand jaar verwerkt in de opbrengsten van de portefeuille. De liquide middelen inzake de beleggingsrubriek zijn in de vergelijkende cijfers onder de betreffende beleggingsrubriek opgenomen. De kosten vermogensbeheer worden in het boekjaar opgenomen bij de betreffende rubriek en in mindering gebracht op de kasstroom uit opbrengsten portefeuille.
Jaarverslag 2011
pagina 34 | 60
7.4
Toelichting bij de jaarrekening
Inleiding Het doel van de Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van vroegpensioenuitkeringen. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van Stichting Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de Vroegpensioenregeling van de in branche Technische Groothandel verplicht gestelde aangesloten werkgevers. Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000. Grondslagen voor balanswaardering Algemeen Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Jaarverslag 2011
pagina 35 | 60
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta De jaarrekening luidt in euro’s. De euro is tevens de functionele valuta van het fonds. Transacties in vreemde valuta worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de functionele valutakoers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de functionele valutakoers op de balansdatum. Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling danwel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengst in de staat van baten en lasten opgenomen.
Jaarverslag 2011
pagina 36 | 60
Grondslagen voor balanswaardering Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. 1
Beleggingen
Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen actuele waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die soort beleggingen. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Met ingang van dit boekjaar zijn de derivatenposities opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/ of deelneming. Actuele waarde De beleggingen van het pensioenfonds worden nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen, of afgeleide van marktnoteringen. Echter bepaalde instrumenten, zoals participaties in hypotheken en bepaalde derivaten zijn gewaardeerd door gebruik te maken van waarderingsmodellen en -technieken. Het is gebruikelijk en mogelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Zakelijke waarden Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen de beurskoers. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen de beurskoers. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Participaties in hypotheken Participaties in beleggingsfondsen die beleggen in hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde is berekend door middel van de “discounted cash flow”-methode (hierna: DCF-model). Bij de acutele waarde berekening is uitgegaan van een aantal parameters c.q. veronderstellingen met betrekking tot de disconteringsvoet en de verwachte kasstroom. De disconteringsvoet bestaat uit een basisrente gelijk aan de euroswapcurve plus opslagen voor type onderpand, soort financiering en risicocategorie. De verwachte kasstroom is de te ontvangen rente en aflossing op basis van het gewogen gemiddelde moment van ontvangst inclusief het vervroegd aflossingsrisico. De gehanteerde parameters in het DCF-model zijn ultimo boekjaar geactualiseerd. Jaarverslag 2011
pagina 37 | 60
Deposito’s Deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor deposito´s is het verschil tussen actuele waarde en nominale waarde in het algemeen gering. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen actuele waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaatcontracten met een negatieve waarde worden in de balans onder de overige schulden en overlopende passiva verantwoord. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. 2
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde. Een voorziening wordt getroffen op de vorderingen op grond van verwachte oninbaarheid. 3
Overige activa
Liquide middelen Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. 4
Stichtingskapitaal en reserves
Het streven is om een reserve aan te houden die minimaal gelijk is aan het gesteld vereist eigen vermogen op basis van het Financieel Toetsingskader. Het gesteld vereist vermogen wordt bepaald op basis van de standaardmethode voorgeschreven door DNB. Er is geen sprake van een maximering van de algemene reserve. Algemene reserve Deze reserve is dat deel van het vermogen dat resteert nadat via de resultaatbestemming de vereiste reserves, waaronder de weerstandsreserve, op het gewenste niveau zijn gebracht. Er is geen sprake van een maximering van de algemene reserve. In geval van reservetekort of dekkingstekort ontstaat er een negatieve algemene reserve. In voorgaande jaren werd een negatieve algemene reserve in de jaarrekening gepresenteerd als “cumulatief verliessaldo”. Met ingang van dit boekjaar wordt het saldo gepresenteerd als “algemene reserve”, ongeacht of er sprake is van een overschot of een tekort. Weerstandsreserve Er wordt een weerstandsreserve aangehouden om tegenvallende beleggingsopbrengsten te kunnen opvangen. De hoogte van de weerstandsreserve is minimaal gelijk aan nul en maximaal gelijk aan de grens die in het Financieel Toetsingskader is gesteld voor het vereist vermogen (dit jaar gelijk aan het vereist vermogen). 5
Technische Voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld op basis van de contante waarde van de tot en met de balansdatum door de deelnemers verworven aanspraken. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als Jaarverslag 2011
pagina 38 | 60
gevolg hiervan heeft DNB . in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet besloten de RTS (rentetermijnstructuur) per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad. Rekenrente Als rekenrente wordt de markrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rente termijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd. Toegepaste sterftegrondslagen De sterftekansen zijn ultimo 2011 ontleend aan de AG Prognosetafels 2010-2060, startkolom 2012. De sterftekansen zijn ultimo 2010 ontleend aan de AG Prognosetafels 2010-2060, startkolom 2011. Er zijn leeftijdsafhankelijke correctiefactoren toegepast op de sterftekansen.. Opslagpercentage toekomstige kosten Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen na ingang, zijn de netto pensioenverplichtingen verhoogd met 9%. De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de aanspraken per balansdatum inclusief indexatie per 1 januari volgend op de balansdatum. Verzwaring overlevingstafels De overlevingstafels zijn primo 2010 gewijzigd van AG Prognosetafels 2000-2050 naar AG Prognosetafels 2010-2060 en tevens is de ervaringssterfte gewijzigd naar de Towers Watson 2010 ervaringssterfte. 6
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
Pensioensparen Pensioensparen is een verzekering van aanvullend pensioensparen voor levenslang ouderdomspensioen. Het opgebouwde kapitaal pensioensparen wordt gevormd door middel van het beschikbare premiestelsel. 7
Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. 8
Premiebijdragen risico pensioenfonds
Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
Jaarverslag 2011
pagina 39 | 60
9
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen. 10
Mutatie voorziening pensioenverplichting
Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010: 1,303%) Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Onder dit hoofd zijn de actuariële inkomende en uitgaande waardeoverdrachten opgenomen. Overige mutaties De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de actuariële kanssystemen. 11
Pensioenuitkeringen
Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar verstrekte uitkeringen. 12
Pensioenuitvoeringskosten
Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar toe te rekenen werkelijke kosten. 13 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen. 14
Saldo overdrachten van rechten
Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken.
7.5
Risicobeheer en derivaten
In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risico-informatie aan. Met betrekking tot de kwantitatieve informatie 2011 in deze paragraaf is uitgegaan van het doorkijkprincipe. In de balans is uitgegaan van uitsplitsing op hoofdcategorieën. Met betekking tot Jaarverslag 2011
pagina 40 | 60
vastrentende waarden sluit de balans niet aan op deze paragraaf. Het doorkijkprincipe geeft een beter inzicht in de risico’s van het fonds. Indien de vergelijkende cijfers op basis van doorkijkprincipe zijn aangeleverd door de vermogensbeheerders zijn de vergelijkende cijfers aangepast. In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risico-informatie aan. Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Een belangrijk risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagen op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) (incl Spaarfonds gemoedsbezwaarden)
(a)
Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers)
(b)
Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden)
(a+b)
Tekort
31 december 2011 EUR 300.377
31 december 2010 EUR 279.737
6.470 15.812 11.205 16.051 -21.656
7.819 17.489 119 8.506 14.599 -20.439
27.882
28.093
328.259 298.712
307.830 294.660
-29.547
-13.170
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische asset mix in de evenwichtssituatie. Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
beleggingsbeleid;
herverzekeringsbeleid;
toeslagverleningsbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. Jaarverslag 2011
pagina 41 | 60
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)-risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in het beleggingsplan. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Voor de diversificatie inzake het soort belegging (zakelijke waarde, vastrentend en dergelijke) verwijzen wij naar de jaarrekening. Tevens verwijzen wij naar de diverse overige tabellen in deze risicoparagraaf waarin wordt aangeven hoe de beleggingsportefeuille is gediversificeerd naar sector en regio. Valutarisico Valutarisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van de waarde van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 37% (2010: 36%) van de beleggingsportefeuille. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2011 Voor
EUR EUR GBP JPY USD Overige
187.160 7.592 737 87.461 15.025 297.975
Discretionaire valutaderivaten
Valuta-derivaten deel van de beleggingspool
EUR
EUR 13.417
(13.923) -506
Nettopositie
2010 Nettopositie (na)
(na)
EUR 98.993 (7.522) (744) (84.616) (6.111) -
EUR 299.570 70 (7) (11.078) 8.914 297.469
288.487 (82) (1) (6.954) 7.593 289.043
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden (exclusief deposito’s) en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Jaarverslag 2011
pagina 42 | 60
31 december 2011 Duration Balanswaarde EUR Duration van de vastrentende waarden (excl. derivaten) Duration van de credits (excl derivaten) Duration van de vastrentende waarden (incl. derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
218.551 112.092 238.356 300.362
5,6 4,2 15,1 12,9
31 december 2010 Duration Balanswaarde EUR 216.566 106.138 216.566 279.724
5,2 5,4 17,2 12,8
* betreft een geschatte waarde
Op balansdatum is de duration van de vastrentende waarden (excl. derivaten) aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Het fonds heeft als strategisch uitgangspunt circa 75% van het renterisico af te dekken door middel van LDI pools en de euro vastrentende waarden beleggingen. Het matchpercentage wordt opgebouwd door een combinatie van LDI pools en in Euro's genoteerde vastrentende waarden. De vermogensbeheerder voert instructies uit van het bestuur ten aanzien van de beleggingen in LDI pools en stuurt dus niet aan op een vast matchpercentage. Een verandering van het gewenste matchpercentage of het matchinginstrument kan leiden tot een aanpassing van het mandaat. Het matchpercentage wordt door het fonds op kwartaalbasis gemonitored. Middels LDI Pools en de euro vastrentende waarde beleggingen kunnen mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort beleggingen (zoals liquiditeit-, tegenpartij- en juridisch risico). De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
< 1 jaar 1 – 5 jaar 5 – 10 jaar
2011 EUR 21.602 68.985 147.769 238.356
2010 EUR 42.540 52.955 121.071 216.566
Het in de balans verantwoorde saldo vastrentende waarden ad EUR 239.477 (2010: EUR 217.862) is niet gelijk aan het in bovenstaande tabel genoemde saldo vastrentende waarden. Dit wordt veroorzaakt door toepassing van het look through principe. Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Jaarverslag 2011
pagina 43 | 60
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector weergegeven: 2011 EUR 85.092 1.296 87.795 91.739 9.179 1.762 20.606 297.469
Overheidsinstellingen Beleggingsinstellingen Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Nutsbedrijven Vastgoed Andere instellingen
2010 EUR 71.041 854 136.074 52.195 3.871 1.159 23.849 289.043
De verdeling naar regio inclusief verdeling naar overheidsinstelling en overige instelling is weergegeven in onderstaande tabel. De vergelijkende cijfers zijn niet in dezelfde mate van detail beschikbaar.
Mature markets Emerging markets BRIC-landen Portugal Ierland Italië Griekenland Spanje Andere
Overheids33.153 26.749 2.362 3.128 5.078 569 71.039 6.414 85.091
2011 EUR Totaal 232.167 21.777 9.850 468 2.836 19.848 55 10.468 297.469
Overige instellingen 182.416 10.761 7.697 468 2.145 4.782 55 4.054 212.378
2010 EUR Totaal 255.865 20.077 * * * * * * 13.101 289.043
* over 2010 niet gespecificeerd. Als gevolg hiervan is een goede vergelijking tussen 2011 en 2010 niet mogelijk.
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven:
2011
AAA AA A BBB
EUR Totaal
%
1.986 15.526 24.544 15.299 18.721
58.176 18.638 59.830 37.241 25.556 38.915
24 8 25 16 11 16
76.076
238.356
100
Overheidsinstellingen
Financiële instellingen
Overige instellingen
45.734 4.274 23.362 5.847 5.540 277
12.442 12.378 20.942 6.850 4.717 19.917
85.034
77.246
* Betreft nagenoeg geheel hypotheken en derivaten.
Jaarverslag 2011
pagina 44 | 60
2010
AAA AA A BBB
EUR Totaal
%
18.532
47.765 40.143 34.349 27.974 23.327 41.324
22 19 16 13 11 19
18.532
214.882
100
Overheidsinstellingen
Financiële instellingen
Overige instellingen
33.153 26.749 2.362 3.128 5.078 569
14.612 13.394 31.987 24.846 18.249 22.223
71.039
125.311
*Betreft nagenoeg geheel hypotheken, derivaten en incourante obligaties. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: Ultimo boekjaar zijn er voldoende obligaties, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december de volgende posten: 2011 EUR Republiek Frankrijk Federale republiek Duitsland Republiek Italië Koninkrijk Spanje * Koninkrijk der Nederlanden
2010 EUR 15.315 16.791 15.066 6.414 8.353 61.939
12.002 15.054 17.034 6.397 50.487
*In 2010 bedroeg de belegging in Koninkrijk Spanje minder dan 2% van het balanstotaal. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) Het belangrijkste actuariële risico is het risico van langleven. Dit risico wordt door het fonds in eigen beheer gehouden. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de
Jaarverslag 2011
pagina 45 | 60
pensioenverplichting. Door toepassing van de AG Prognosetafels 2010-2060, waarbij een correctie op basis van ervaringssterfte wordt toegepast, is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Door gebruik te maken van de AG Prognosetafels 2010-2060 is rekening gehouden met het feit dat de levensverwachting sterker is toegenomen dan was voorzien in de vorige prognosetafels. Toeslagverleningsrisico Aangezien er geen sprake meer is van premie-inkomsten en er ook geen mogelijkheid is om in moeilijke financiële omstandigheden terug te vallen op sponsoren, beperkt het instrumentarium van het fonds zich met name tot het beleggingsbeleid. In de afgelopen twee jaar heeft het bestuur onder invloed van de ontwikkeling van de dekkingsgraad en met het oog op de doelstelling van het fonds, besloten om zich in haar beleid met name te laten leiden door de vastheid van de nominale aanspraken. Hiertoe is het beleggingsbeleid in een aantal stappen aangepast en is het toeslaglabel bijgesteld van D1 (ambitie om jaarlijks de aanspraak te verhogen met een vooraf vastgestelde maatstaf) naar B (geen doelgericht plan om de aanspraak jaarlijks te verhogen). In samenhang hiermee heeft het fonds besloten om jaarlijks een continuïteitsanalyse te doen, met als doel te bepalen of het herstelplan zich in de tijd ontwikkelt naar het op lange termijn gewenste niveau. Daarnaast wordt periodiek een ALM studie uitgevoerd, waarbij de nadruk ligt op de effectiviteit van verschillende sturingsvariabelen en wel met name het te voeren beleggingsbeleid. Daarbij geldt met name dat het beleggingsbeleid feitelijk de enige sturingsvariabele is. Door vermogensbeheerder F&C is bij gelegenheid van de opstelling van het beleggingsplan 2011 het renterisico in een ALM-risico analyse doorgerekend. In het najaar 2011 is een beperkte ALM-studie gedaan, die vervolgens tenminste elke drie jaar zal worden herhaald. Ultimo 2011 bedraagt de nominale dekkingsgraad op basis van FTK 99,4% (31 december 2010: 105,3%). Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:
Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid.
Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
Jaarverslag 2011
pagina 46 | 60
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per: 31 december 2011 Type contract
FFX forward
Instrument
Currency USD
Expiratiedatum
13-01-12
Contractomvang
Actuele waarde Activa
EUR
EUR
13.417
13.417 13.417
Actuele waarde Passiva EUR 13.923 13.923
31 december 2010 Type contract
Instrument
FFX forward
Currency USD
Jaarverslag 2011
Expiratiedatum
31-01-11
Contractomvang
EUR 18.080
Actuele waarde Activa EUR 18.341 18.341
Actuele waarde Passiva EUR 18.080 18.080
pagina 47 | 60
7.6
Toelichting op de balans per 31 december 2011
(in eenheden van duizend euro) ACT IVA 1. BEL EG GING EN Beleggingen voor risico p ensioenfo nds Verloo pstaat 2011
Aandelen
Stand per 1 januari Aank open / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering Mutatie in lopende rente Bij: derivaten met negatieve waarde Beleg gin gen vo or risico p en sioen fon ds per 31 decem ber 2011
Vas trentende waar den
70.920 12.344 (18.538) ( 6.228) 58.498
217.862 102.295 (109.184) 28.505 (1) 239.477
58.498
239.477
Derivaten
261 27.239 (27.656) (350) (506) 531 25
Totaal
289.043 141.878 (155.378) 21.927 (1) 297.469 531 298.000
Verloo pstaat 2010
Aandelen Stand per 1 januari Aank open / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering Bij: derivaten met negatieve waarde Beleg gin gen vo or risico p en sioen fon ds per 31 decem ber 2010
Vas trentende waar den
65.164 5.649 ( 6.077) 6.184 70.920
220.778 84.488 (111.976) 24.572 217.862
70.920
217.862
Derivaten (859) 2.697 (1.577) 261 261
To taal 285.083 92.834 (118.053) 29.179 289.043 89.043
In de beleggingen voor risico pensioenfonds is een bedrag ad 37 (2010: 32) aan beleggingen voor risico deelnemers opgenom en. Binnen de beleggingenpools worden aandelen uitgeleend. De waarde van de uitgeleende aandelen bedraagt ultimo 2011 € 151 (2010: nihil). Hiervoor is onderpand ontv angen in de vorm van AAA Staatsobligaties met een waarde per ultimo 2011 van € 174 (2010: nihil). Binnen de fondsen wordt gebr uik gem aakt van derivaten, er is s prake van collateral managem ent. Ultim o 2011 bedraagt het ontvangen collateral € 19.074 (2010: € 17.845) en het betaalde collater al € 821 (2010: € 37)
Jaarverslag 2011
pagina 48 | 60
2011
2010
€
€
Indirecte beleggingen Participaties aandelenfondsen Niet officieel genoteerde aandelen
44.386 14.112
52.875 18.045
Totaal aandelen
58.498
70.920
173.475
142.072
18.385
18.137
173 1
394 1
18.559
18.532
8
1.296
Indirecte beleggingen Participaties in LDI Pools
47.435
55.962
Totaal vastrentende waarden
239.477
217.862
Aandelen
Vastrentende waarden Obligaties Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen Participaties in hypotheken Indirecte beleggingen Participaties in hypotheekfondsen Overige Kortlopende vorderingen inzake participaties in hypotheken Liquide middelen inzake participaties in hypotheken Totaal participaties in hypotheken Deposito's LDI Pools
Derivaten Derivaatcontracten kunnen zowel een positieve als een negatieve waarde hebben. Hieronder zijn de contracten uitgesplitst naar contracten met een positieve en negatieve waarde. De derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar zijn opgenomen onder de overige schulden.
Valutaderivaten Positieve waarde Negatieve waarde
25 -531
261
Saldo
-506
261
Totaal derivaten
-506
261
Totaal beleggingen risico pensioenfonds Derivaten met negatieve waarde
297.469 531
289.043
Beleggingen risico pensioenfonds overeenkomstig activazijde balans
298.000
289.043
Jaarverslag 2011
-
-
pagina 49 | 60
Uitsplitsing actuele waarde naar waarderingsmethode Op basis van de stand ultimo boekjaar kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Aandelen Obligaties Participaties in hypotheken Deposito's LDI Pools Derivaten Totaal
Directe markt noteringen 8 8
Afgeleide markt noteringen 58.498 173.475 47.435 279.408
Waarderingsmodellen en -technieken 18.559 (506) 18.053
Totaal 58.498 173.475 18.559 8 47.435 (506) 297.469
31 december 2010 Aandelen Obligaties Participaties in hypotheken Deposito's LDI Pools Derivaten Totaal
1.296 1.296
70.920 142.072 55.962 268.954
18.532 261 18.793
70.920 142.072 18.532 1.296 55.962 261 289.043
Jaarverslag 2011
pagina 50 | 60
2. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA
2011
2010
€
€
Alle vorderingen en overlopende activa hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Voorzieningen tegen verlies op premievorderingen
-
98 (18)
Nader vast te stellen volgend boekjaar
-
80 15
-
95
-
138
-
138
35
-
35
-
35
138
Overige vorderingen Pensioenen Waardeoverdrachten
Diverse vorderingen Overige vorderingen
Totaal overige vorderingen 2011 €
3. OVERIGE ACTIVA
2010 €
Liquide middelen Rekening courant Staalbankiers Spaarrekening ABN AMRO
2.148 -
2.463 5.000
Totaal liquide middelen
2.148
7.463
De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds. PASSIVA 4. STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Solvabiliteit en dekkingsgraad Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Dekkingsgraad
€ (1.665) 12.015 27.882
% -0,6% 4,0% 9,3% 99,4%
€ 14.923 11.189 28.093
% 5,3% 4,0% 10,0% 105,3%
De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden) / Technische voorzieningen. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model. Per 31 december 2011 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimum vereist eigen vermogen Door het bestuur is naar aanleiding van het niet voldoen aan de wettelijke normen ultimo 2008 hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en in 2009 is een korte- en lange termijnherstelplan ingediend. Op 9 september 2009 heeft het bestuur een brief naar de DNB gestuurd waarin wordt verwacht dat eind 2013 (na 5 jaar) de dekkingsgraad 104,3 bedraagt en na 15 jaar 113,8%. Dit herstelplan is goedgekeurd door DNB op 11 december 2009. Het herstelplan is opgesteld volgens bepaalde uitgangspunten en veronderstellingen binnen de door de wet gestelde mogelijkheden. De realisatie van het herstelplan zal waarschijnlijk afwijken van de toegepaste veronderstellingen. Het korte- en langetermijnherstelplan leiden tot herstel binnen de wettelijk gestelde termijnen van 1-5 respectievelijk 1-15 jaar. Als het herstel niet binnen de wettelijke termijnen plaatsvindt, dan leidt dit mogelijk tot het afstempelen van opgebouwde rechten. Het bij DNB ingediende herstelplan 2009 is in het volgende boekjaar onverminderd van toepassing. Het herstelplan is in hoofdlijnen gebaseerd op de volgende realistische uitgangspunten: Het fonds heeft geen premieheffing meer, premie zal derhalve niet bijdragen aan herstel. Het fonds heeft een voorwaardelijk toeslagbeleid, vanaf 2009 zijn geen toeslagen toegekend. Het verwachte portefeuillerendement bedraagt 5,6%. In de rentetermijnstructuur worden geen wijzigingen verondersteld.
Jaarverslag 2011
pagina 51 | 60
Hieronder worden de ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad en het herstelplan toegelicht. Ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad en het herstelplan In 2011 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari 2011
Werkelijk 2011 % 105,3
Herstelplan 2011 % 98,1
0,0 0,3 0,0 (11,7) 7,1 (1,6)
0,0 (0,1) 0,0 0,0 2,0 0,0
99,4
100,0
Premie Uitkeringen* Toeslagverlening Verandering van de rentetermijnstructuur Rendement op beleggingen Overige oorzaken en kruiseffecten Dekkingsgraad per 31 december 2011
Verklaring voor de afwijking tussen werkelijk en het herstelplan De dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2011 99,4% en liep daarmee achter op het herstelplan dat uitgaat van 100% op die datum. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn:
De rentetermijnstructuur is in 2011 verder gedaald, terwijl in het herstelplan geen wijziging van de rentetermijnstructuur is verondersteld. Het beleggingsrendement is onvoldoende om de daling van de dekkingsgraad als gevolg van de rentetermijnstructuur te compenseren. * positief effect op dekkingsgraad wordt veroorzaakt door het feit dat de dekkingsgraad zich boven 100% bevindt. In dat geval heeft het doen van uitkeringen een positief effect op de dekkingsgraad. Bij een dekkingsgraad onder 100% is het effect precies tegenovergesteld.
2011 €
2010 €
Algemene reserve Stand per 1 januari
(13.170)
(14.103)
Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 december
(16.377) (29.547)
933 (13.170)
Weerstandsreserve Stand per 1 januari
28.093
23.026
Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 december
(211) 27.882
5.067 28.093
Jaarverslag 2011
pagina 52 | 60
5. TECHNISCHE VOORZIENINGEN
2011 €
2010 €
Voorziening pensioenverplichting voor risico van het pensioenfonds Stand per 1 januari Mutaties Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van waardeoverdrachten Schattingswijzigingen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Totaal mutaties
279.724
277.807
3.439 (14.934) (1.400) 34.961 (1.628) 200 20.638
3.407 (15.095) (1.815) 19.772 (6.724) 2.424 (52) 1.917
Stand per 31 december
300.362
279.724
Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de technische voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer 2011 Aantal € Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Totaal
2.158 46.693 48.851
Spaarfonds gemoedsbezwaarden
16.645 283.717 300.362
6. VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR RISICO DEELNEMERS
€ 18.345 261.379 279.724
2010 € 13
13
2011 €
Stand per 1 januari Mutaties Rendementstoevoeging Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
2010 € 32
40
5 5
1 (9) (8)
37
32
-
Stand per 31 december
7. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA
2.324 49.509 51.833
2011 €
Stand per 1 januari Mutaties
2010 Aantal
2011 €
2010 €
Alle overige schulden en overlopende passiva hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies
Pensioenen Belastingen en sociale lasten Uitkeringen
Derivaten Valutaderivaten risico pensioenfonds
Kosten Administratiekosten Advies- en controle kosten Beleggingskosten Overige
Totaal overige schulden en overlopende passiva
Jaarverslag 2011
3 3
10 10
399 399
811 648 1.459
531 531
-
259 61 157 24 501
381 35 157 5 578
1.434
2.047
pagina 53 | 60
7.7
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Alle bedragen zijn vermeld in euro x 1.000. Administratiekosten Inzake het voeren van de administratie van het fonds is een langlopende administratieovereenkomst met Syntrus Achmea Pensioenbeheer. De overeenkomst is voor 5 jaar aangegaan tenzij het fonds de overeenkomst voor het einde van het boekjaar, per aangetekende brief opzegt met inachtneming van een opzegtermijn van 12 maanden. De looptijd van het contract is van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013. De jaarlijkse kosten variëren en zijn afhankelijk van de hoeveelheid werkzaamheden, maar bedragen voor 2011 ca. € 1.400. Vermogensbeheerkosten Het fonds heeft met de vermogensbeheerder F&C Netherlands BV een vernieuwde beheerovereenkomst afgesloten in 2010. De looptijd van het contract is voor onbepaalde tijd met ingang van 1 januari 2010, met dien verstande dat opzegging mogelijk is met inachtneming van een opzeggingstermijn van 12 maanden. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen in 2011 ca. € 730. Derivaten Voor de contract omvang van de derivaten wordt verwezen naar de toelichting behorende tot de jaarrekening 2011 paragraaf “specifieke financiële instrumenten (derivaten)”.
Jaarverslag 2011
pagina 54 | 60
7.8
Toelichting op staat van baten en lasten boekjaar 2011
(in eenheden van duizend euro) BATEN
De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt:
2011
2010
1.023
2.856
8. PREMIEBIJDRAGEN RISICO PENSIOENFONDS Werkgeversgedeelte € Periodieke premies - Verplichte verzekering
(2) (2)
Werknemersgedeelte €
2011
-
Mutaties inzake voorziening premievorderingen Afschrijving premievorderingen
Samenstelling premiebijdragen
2010
€
€
(2) (2)
215 215
18 (41) (25)
116 (14) 317
2011
De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt De feitelijke premie over het boekjaar bedraagt (inclusief premie voor risico deelnemers) De gedempte premie over het boekjaar bedraagt
2010 -
-
-
-
9. BELEGGINGSRESULTATEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2011 Directe beleggingsopbrengsten €
Indirecte beleggingsopbrengsten €
Kosten van vermogensbeheer €
Aandelen
444
(6.228)
(203)
Vastrentende waarden Derivaten Overig
543 38
28.505 (350) -
(582)
1.025
21.927
(785)
Directe beleggingsopbrengsten €
Indirecte beleggingsopbrengsten €
1.790
6.184
(169)
828 23
24.572 (1.577) -
(519)
2.641
29.179
(688)
Totaal € (5.987)
-
28.466 (350) 38 22.167
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2010
Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overig
Jaarverslag 2011
Kosten van vermogensbeheer €
Totaal € 7.805
-
24.881 (1.577) 23 31.132
pagina 55 | 60
LASTEN 10. MUTATIE VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN
2011 €
2010 €
Pensioenopbouw Rentetoevoeging Interesttoevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 1,296% (2010: 1,303%)
3.439
3.407
(14.934)
(15.095)
Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Vrijval excassokosten voorziening voor pensioenverplichtingen
(1.400)
(1.815)
Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichting wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur
34.961
19.772
Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel
(1.628)
(6.724)
Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen
Schattingswijzigingen Aanpassing opslag toekomstige kosten
-
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte Resultaat op mutaties
2.424
(340) 540 200
(222) 170 (52)
20.638
1.917
11. PENSIOENUITKERINGEN Vroegpensioen Overige uitkeringen: - Afkoop wegens gering bedrag
12. PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN Aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer Boekjaar Vorig boekjaar Andere kosten: Advieskosten Kosten actuaris inzake jaarwerk Honoraria accountant Bestuurskosten De Nederlandsche Bank Incassokosten Overige kosten
Jaarverslag 2011
14.069
13.291
646
1.966
14.715
15.257
€
€
1.478 (34) 1.444
1.561 39 1.600
81 30 27 60 11 26 235
70 26 6 32 3 (16) 7 128
1.679
1.728
pagina 56 | 60
Vacatiegeld Vacatiegeld
47
27
Personeel Het fonds heeft zowel in 2011 als in 2010 geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer dan wel vermogensbeheerder. Honoraria accountant De externe accountant is PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (voorgaand jaar: KPMG Accountants N.V.). Op grond van artikel 382a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt: Onderzoek van de jaarrekening
27 27
6 6
Het onderzoek van de jaarrekening omvat zowel de wettelijke controle van de statutaire jaarrekening als de verslagstaten in het kader van de Pensioenwet. 2011 €
2010 €
13. MUTATIE PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR RISICO DEELNEMERS Mutatie voorziening voor risico deelnemers
5 5
(8) (8)
2
-
2
-
14. WIJZIGINGEN OVERIGE TECHNISCHE VOORZIENINGEN Spaarfonds gemoedsbezwaarden
15. SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom individueel Retour ontvangen uitgaande waardeoverdrachten Nationale Nederlanden
2.575 (884) 1.691
6.555 6.555
26 juni 2012 Drs. Th. van Diem
I. van Duijn-Pennenburg
Voorzitter
Secretaris
Jaarverslag 2011
pagina 57 | 60
8 Overige gegevens 8.1
Gebeurtenissen na balansdatum
Er zijn voor de jaarrekening 2011 geen relevante gebeurtenissen na balansdatum.
8.2
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Over de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het voorstel resultaatbestemming 2011 is opgenomen in de staat van baten en lasten in de jaarrekening.
8.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel te Amsterdam is aan Triple A – Risk Finance Certification B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Jaarverslag 2011
pagina 58 | 60
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133. De vermogenspositie van Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort.
Amsterdam, 26 juni 2012
Drs. P.H.A. Heesterbeek AAG verbonden aan Triple A – Risk Finance Certification B.V.
Jaarverslag 2011
pagina 59 | 60
8.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van voor het Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Vroegpensioenfonds Technische Groothandel per 31 december 2011 en van het saldo van baten en lasten over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 26 juni 2012 Origineel ondertekend door Drs. H.C. van der Rijst RA verbonden aan PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Jaarverslag 2011
pagina 60 | 60
www.vptech.nl Postbus 40003 7300 AX Apeldoorn