Jaarbericht 2010
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf te Gouda
Inhoud Jaarbericht 2010 Hoofdstuk 1: Jaarverslag van het bestuur
5
Activiteiten in het bestuursjaar
15
Algemene ontwikkelingen in de pensioensector
18
Beleggingen en beleggingsopbrengsten
24
Vooruitblik 2011
28
Aangesloten werkgevers en deelnemers
29
Verslag van het verantwoordingsorgaan
30
Kerncijfers over de laatste 5 jaar
33
Hoofdstuk 2: Jaarrekening
35
Balans per 31 december 2010
36
Staat van baten en lasten over 2010
38
Kasstroomoverzicht over 2010
39
Toelichting op de balans, de staat van baten
en lasten en het kasstroomoverzicht
40
Actuariële en bedrijfstechnische analyse over 2010
57
Hoofdstuk 3: Overige gegevens
59
60
Actuariële verklaring
Controleverklaring
61
62
Resultaatbestemming volgens statuten
Resultaatbestemming
62
62
Gebeurtenissen na balansdatum
Inhoudsopgave
3
4
Jaarbericht 2010
Hoofdstuk 1
Jaarverslag van het bestuur
• • • • •
Activiteiten in het bestuursjaar Algemene ontwikkelingen in de pensioensector Beleggingen en beleggingsopbrengsten Vooruitblik 2011 Aangesloten werkgevers en deelnemers Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
5
Hoofdzaken reglement De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkingsen het Glazeniersbedrijf is in 1959 opgericht door de organisaties van werkgevers en werknemers zijnde de rechtsvoorgangers van de instandhoudende partijen de Glas Branche Organisatie en de Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland enerzijds en de rechtsvoorgangers van de FNV Bondgenoten en de CNV Vakmensen anderzijds. Het fonds heeft ten doel het verlenen van pensioen aan de werknemers, in dienstbetrekking werkzaam zijnde of geweest zijnde bij de aangesloten ondernemingen, alsmede na het overlijden van die werknemers uitkeringen te verstrekken aan hun weduwen, weduwnaars, partners en wezen, op de wijze als nader omschreven in het pensioenreglement. De pensioenregeling is per 6 april 1959 verplicht gesteld voor werkgevers waaronder wordt verstaan: De onderneming of afdelingen daarvan, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezig houden met respectievelijk de groothandel in en het plaatsen van be- en onbewerkt vlakglas, de bedrijfsmatige be- en verwerking van vlakglas of het vervaardigen van glas in metaal, geëtst en gebrandschilderd vlakglas daaronder begrepen; daarnaast de ondernemingen of afdelingen daarvan, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezig houden met de groothandel in verf. De verplichtstelling betreft werknemers in de leeftijd tot en met 64 jaar, die krachtens de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet BPF 2000) tot deelneming in de stichting verplicht zijn.
Samenstelling van het bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor de bewaking van de doelstelling van BPF Vlakglas. Het bestuur bepaalt het dagelijkse beleid, draagt zorg voor de handhaving en uitvoering van statuten en reglementen, is belast met het beheer van het fonds en is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking, welke met de doelstellingen van het fonds verband houden. Bij de uitvoering van de pensioenregeling wordt het bestuur terzijde gestaan door (een) externe adviseur(s), vermogensbeheerder(s), accountant en actuaris. Het bestuur bestaat uit zes leden, waarvan de werkgeversorganisaties er in onderling overleg drie benoemen, terwijl de werknemersorganisaties er eveneens in onderling overleg drie benoemen. Op dezelfde wijze worden zes plaatsvervangers benoemd. De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter, onderscheidenlijk secretaris en plaatsvervangend secretaris worden afwisselend vervuld door werkgeversleden en werknemersleden. Tot 1 april 2010 was mevrouw L.F.A.M. Jansen werknemersvoorzitter. Zij is als bestuurlid en als voorzitter opgevolgd door de heer J. Suarez Menendez. Eveneens aan werknemerszijde is de heer G.J. Koudijs afgetreden als plaatsvervangend bestuurslid. De heer H.J. Wuijten is hem opgevolgd. Aan werkgeverszijde hebben in 2010 geen wijzigingen plaatsgevonden.
6
Jaarbericht 2010
Aan het einde van het verslagjaar was de samenstelling van het bestuur als volgt:
Aan werknemerszijde
Plaatsvervanger:
de heer J. Suarez Menendez, voorzitter (FNV Bondgenoten)
vacature (FNV Bondgenoten)
de heer J.P.M. Janssen, bestuurslid (FNV Bondgenoten)
vacature (FNV Bondgenoten)
de heer R.W. Vlietman, bestuurslid (CNV Vakmensen)
de heer H.J. Wuijten (CNV Vakmensen)
Aan werkgeverszijde
Plaatsvervanger:
de heer B.J. Heeren, secretaris (Glas Branche Organisatie)
de heer H.J.S. Bernsen (Glas Branche Organisatie)
de heer R.A. Foudraine, bestuurslid (Glas Branche Organisatie)
de heer drs. A.C. van der Sar (Glas Branche Organisatie)
de heer R. de Wildt, bestuurslid (Vereniging van Verfgroothandelaren)
de heer F. Th. C. Wehkamp (Vereniging van Verfgroothandelaren)
Bestuursvergaderingen Het bestuur heeft tijdens het boekjaar 2010 elf maal vergaderd. Daarnaast heeft het bestuur vijf maal vergaderd over het beleggingsbeleid.
Beleggingscommissie De beleggingscommissie waarin alle bestuursleden zitting hadden is in 2010 opgeheven. Het beleggingsbeleid wordt voortaan behandeld in aparte vergaderingen van het bestuur, dat hierbij wordt geadviseerd door een beleggingsadviseur van Aon Hewitt B.V. te Amsterdam.
Paritaire commissie Door de Bedrijfstakpensioenfondsen voor de Groothandel in Vlakglas en Verf enerzijds en voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf anderzijds is een gezamenlijk paritaire commissie ingesteld die grensgevallen met betrekking tot de verplichtstelling bespreekt en zonodig een relatiebeheerder inschakelt. Namens het bestuur van BPF Vlakglas hebben in deze paritaire commissie zitting de heren B.J. Heeren en J. Suarez Menendez. Verder maakt de manager Financiële Administratie van GBO Facilitair Bedrijf B.V. deel uit van de commissie. De paritaire commissie is in 2010 twee maal bijeengekomen.
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
7
Communicatiecommissie Het bestuur heeft een communicatiecommissie aangesteld. Hierin hebben een bestuurslid, een vertegenwoordiger van de Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO en de Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland (VVVH) en twee vertegenwoordigers van GBO Facilitair Bedrijf B.V. zitting. De commissie laat zich adviseren door Kool Baas De Quelerij Communicatie en Marketing. Doel van de commissie is om de communicatie en informatieverstrekking aan de aangesloten werkgevers en verzekerde deelnemers aan het bedrijfstakpensioenfonds op een duidelijk en begrijpelijk niveau te verzorgen. Hierbij zullen nieuwe ontwikkelingen en voorschriften worden gevolgd. De samenstelling van de communicatiecommissie was eind 2010 als volgt: - de heer J. Suarez Menendez namens het bestuur - de heer mr. B.C. van Dorssen, namens de organisatie voor de Vlakglasbranche GBO - de heer F.Th.C. Wehkamp, namens de Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland (VVVH) - de heer D. Poolen, namens GBO Facilitair Bedrijf B.V. - mevrouw C.E.M. Tijken, namens GBO Facilitair Bedrijf B.V. De communicatiecommissie heeft in 2010 vier maal vergaderd.
Klachten- en geschillencommissie Het bestuur heeft een klachten- en geschillencommissie ingesteld. Deze commissie behandelt klachten en geschillen over de uitvoering van de pensioenreglementen. De procedures voor behandeling zijn vastgelegd in een procedure Klachten en geschillencommissie. In 2010 is geen verzoek ontvangen voor de Klachten- en geschillencommissie over de uitvoering van de pensioenreglementen.
Deelnemersraad BPF Vlakglas heeft een deelnemersraad, bestaande uit minimaal 5 en maximaal 10 leden. De raad wordt gevormd door vertegenwoordigers van deelnemers en pensioengerechtigden. De deelnemersraad heeft tot taak het bestuur te adviseren over aangelegenheden die het fonds betreffen, zoals wijziging van statuten en het pensioenreglement, vaststelling van jaarverslag en begroting, het verlenen van pensioentoeslagen (indexatie) en overdracht van pensioenverplichtingen. Per jaar worden tenminste twee vergaderingen gehouden. Van deze vergaderingen worden schriftelijke verslagen gemaakt, die aan alle betrokkenen worden toegezonden. De deelnemersraad heeft in het boekjaar 2010 vergaderd met het Dagelijks Bestuur op 27 mei en 9 november. In 2010 is het besluit genomen om ook niet-vakbondsleden tot de deelnemersraad toe te laten. De heer R. Dusseldorp is als niet-vakbondslid in de deelnemersraad benoemd. In het verslagjaar is de heer F. van Kollem uit de branche vertrokken, en als gevolg daarvan ook uit de deelnemersraad. De samenstelling van de deelnemersraad was eind 2010 als volgt: Vertegenwoordiging deelnemers - de heer W.C.A. Roose (FNV Bondgenoten) - de heer R. Dusseldorp Vertegenwoordiging pensioengerechtigden - de heer M.G. Haenen, voorzitter (Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties) - de heer Th. Schoonus, plv. voorzitter (FNV Bondgenoten).
8
Jaarbericht 2010
Verantwoordingsorgaan BPF Vlakglas heeft een verantwoordingsorgaan (verder: VO), bestaande uit 6 leden: 2 vertegenwoordigers van de actieve deelnemers, 2 vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden en 2 werkgeversvertegenwoordigers. Het bestuur legt verantwoording af aan het VO over het beleid en uitvoering daarvan en over naleving van de zogenaamde Principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur aan de hand van onder meer het jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan heeft op 27 mei 2010 vergaderd met het Dagelijks Bestuur van het fonds. In 2010 is formeel het besluit genomen om ook niet-vakbondsleden toe te laten. De heer B. Groen heeft in het verslagjaar het VO verlaten. In zijn plaats is namens werkgevers de heer R. Nijskens toegetreden. In de geleding van de werknemers is de heer R. Dusseldorp tot lid van het VO benoemd. De samenstelling van het verantwoordingsorgaan is eind 2010 als volgt: Vertegenwoordiging werkgevers - de heer R. Nijskens (Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO) - de heer T. Grootjen (Vereniging van Verfgroothandelaren VVVH) Vertegenwoordiging werknemers - de heer W.C.A. Roose (FNV Bondgenoten) - de heer R. Dusseldorp Vertegenwoordiging gepensioneerden - de heer M.G. Haenen, (Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties) - de heer Th. Schoonus, (FNV Bondgenoten).
Intern toezicht (Visitatie) BPF Vlakglas heeft in de bestuursvergadering van 23 november 2009 gekozen voor het aanstellen van Stichting Het Vak VC om de visitatie uit te voeren. De eerste visitatie heeft in de eerste maanden van 2010 plaatsgevonden. Hiervoor zijn in overleg met het bestuur van BPF Vlakglas en Het Vak VC een drietal visiteurs aangesteld.
Administratie De administratie en het secretariaat waren in 2010 opgedragen aan het secretariaat van GBO Facilitair Bedrijf B.V. te Gouda. GBO Facilitair Bedrijf B.V. is tevens belast met de uitvoering van de pensioenregelingen, waarvan de verzekerdenadministratie is ondergebracht bij AZL Beheer te Heerlen.
Actuaris Het bestuur heeft Aon Hewitt te Eindhoven tot adviserend actuaris benoemd. De actuaris adviseert het bestuur onder meer over de financiële opzet van het fonds en het premieniveau van de pensioenregeling. Als certificerend actuaris heeft het bestuur Aon Hewitt te Rotterdam benoemd. De certificerende actuaris toetst onder andere jaarlijks de mate waarin de verplichtingen van het fonds door aanwezig vermogen worden afgedekt.
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
9
Accountant Het bestuur heeft Deloitte Accountants te Rotterdam, tot accountant benoemd. De accountant adviseert het bestuur, controleert de jaarrekening, de verslagstaten en rapporteert jaarlijks de bevindingen aan het bestuur.
Organigram (ultimo 2010) Voor verdere uitwerking van het organigram wordt verwezen naar de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).
Intern Toezicht: Visitatiecommissie
Verantwoordingsorgaan
Werkgeversorganisaties (GBO + VVVH)
Accountant (Deloitte)
Toezichthouders: De Nederlandsche Bank Autoriteit Financiële Markten
Compliance-officer (GBO Facilitair bedrijf BV)
Geautomatiseerde administratieve processen (AZL)
Klachten- & geschillencommissie
Werknemersorganisaties (FNV + CNV)
Bedrijfstakpensioenfonds (bestuur)
Communicatiecommissie
Administrateur (GBO Facilitair bedrijf BV)
Deelnemersraad
Adviserend Actuaris (Aon Hewitt)
Beleggingscommissie
Certificerend Actuaris (Aon Hewitt)
Secretariaat (GBO Facilitair bedrijf BV)
Vermogensbeheerders (PIMCO, KCM en SSgA)
Custodian & beleggingsadministratie (KasBank)
Pensioenen In april 2000 is een middelloonregeling ingevoerd. In deze pensioenregeling (PR2000) werd vroegpensioen en ouderdomspensioen opgebouwd, welke werden vastgesteld naar aanleiding van het brutojaarloon van de individuele werknemer op 1 januari van ieder jaar. In januari 2007 is een nieuwe pensioenregeling (PR2007) ingevoerd, naar aanleiding van de in 2006 ingevoerde VPL-wetgeving. Deze PR2007 regeling geldt voor deelnemers die: a. op 31 december 2006 aan BPF Vlakglas deelnemen met een geboortedatum op of ná 1 januari 1950 en b. voor deelnemers die op of na 1 januari 2007 nieuw bij BPF Vlakgas worden aangemeld, ongeacht hun geboortejaar. Voor de deelnemers die op 31 december 2006 aan BPF Vlakglas deelnamen en die zijn geboren vóór 1950 is PR2000 gehandhaafd en op punten aangepast aan recente wetgeving. Door het in 2006 invoeren van de VPL wetgeving is in PR2007 de vroegpensioenregeling komen te vervallen. Om de deelnemers aan PR2007 toch een gelijkwaardig pensioen te bieden is een compensatieregeling (15-jarenregeling) gemaakt. Deze compensatieregeling zorgt voor de voortzetting van de vroegpensioentoezegging uit de overgangsregeling van PR2000 die op 1 januari 2007 is ondergebracht in PR2007 tot uiterlijk 1 januari 2021. Op deze laatste datum dient de volledige toezegging uit de overgangsregeling van PR2000 te zijn ingekocht. Deze inkoop is overigens voorwaardelijk.
10
Jaarbericht 2010
Vanaf 1 januari 2008 is door CAO partijen in de Vlakglasbranche aan BPFV de opdracht verstrekt een overgangsregeling VUT (ORV) uit te voeren. Deze (voorwaardelijke) regeling zorgt voor een extra ouderdomspensioen voor een gesloten groep deelnemers vanaf het geboortejaar 1950.
Voor 2010 golden de volgende kerncijfers en premiepercentages: PR2000 Premie basisregeling (Ouderdomspensioen en ANW-hiaat)*: ............................................................... 18,7% Premie compensatieregeling**: ............................................................................................................. 1,3% Maximum pensioengevend salaris: ................................................................................................... € 48.716 Franchise: ........................................................................................................................................ € 14.855 PR2007 Premie basisregeling (Ouderdomspensioen en ANW-hiaat)*: ............................................................... 18,7% Premie compensatieregeling**: ............................................................................................................. 1,3% Maximum pensioengevend salaris: ................................................................................................... € 48.716 Franchise***: .................................................................................................................................. € 12.673 *
als percentage van de pensioengrondslagsom
**
als percentage van de salarissom
*** tevens franchise voor berekening pensioengrondslagsom van zowel PR2000 als PR2007
Overgangsregeling VUT Het werkgeversaandeel in de premie (als percentage van het pensioengevend salaris) voor de overgangsregeling VUT wordt geheven over alle bij de betreffende werkgever in dienst zijnde werknemers. Werkgevers Jaar aandeel 2009 ...................................... 0,93% 2010 ...................................... 1,05% 2011 ...................................... 0,00% CAO partijen in de Vlakglasbranche hebben in overleg met en na goedkeuring door de besturen van de Stichting Vuvlak en BPFV besloten om voor 2011 de werkgeversbijdrage volledig door Stichting Vuvlak te laten innen. Het werknemersaandeel in de premie (als percentage van het pensioengevend salaris) voor de overgangsregeling VUT wordt alleen geheven over de bij de betreffende werkgevers in dienst zijnde werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en die vanaf 31 december 2000 onafgebroken verzekerd zijn geweest en dit blijven. Werknemers Jaar aandeel 2009 ...................................... 0,78% 2010 ...................................... 0,78% 2011 ...................................... 0,78%
Premiebeleid Vanaf 2007 geldt voor BPF Vlakglas een kostendekkende premie die gebaseerd is op de nieuwe pensioenregeling vanaf 1 januari 2007. Binnen deze kostendekkende premie is rekening gehouden met de vanuit FTK voorgeschreven opslagen. Voor de vaststelling van de kostendekkende premie wordt voor BPF Vlakglas uitgegaan van een gedempte disconteringsvoet. Deze disconteringsvoet is door het bestuur vastgesteld op 4,2%. Verder is in de kostendekkende premie geen rekening gehouden met een opslag voor voorwaardelijke indexatie. Voor de pensioenregelingen PR2000 en PR2007 geldt een doorsneepremie van 18,7% (niveau 2010) van de pensioengrondslagsom en 1,3% van de salarissom. Voor de Overgangsregeling VUT geldt een afzonderlijke premie.
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
11
Het pensioenfonds heeft zijn premiebeleid vastgelegd in de ABTN. De kostendekkende premie zonder dempingsmechanisme bedraagt voor boekjaar 2010 € 28.197.000. Dit is inclusief een bedrag van € 2.926.000 als bestemming voor de voorwaardelijke 15-jarenregeling. De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties van deze kostendekkende premie. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de Pensioenwet en het FTK de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente bij de vaststelling van de feitelijke premie. Het pensioenfonds heeft zoals hiervoor aangegeven van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hanteert voor de vaststelling van de gedempte premie een disconteringsvoet van 4,2%. De gedempte premie op basis van deze disconteringsvoet voor boekjaar 2010 bedraagt € 26.095.000. Het pensioenfonds ontvangt jaarlijks premies, die zijn onderverdeeld in een werkgevers- en een werknemersbijdrage. De ontvangen feitelijke premie voor boekjaar 2010 bedraagt € 25.850.000.
Premiebeleid 2010 In het kader van het herstelplan is het bestuur van het pensioenfonds overgegaan tot maatregelen in verband met het premiebeleid. Voor 2010 bedroeg de feitelijke premie 18,7% van de pensioengrondslagsom. Dit stemde overeen met een verhoging van de doorsneepremie voor de pensioenregelingen van 1% (de premie voor de Anw-hiaatregeling bleef gelijk). Overheveling premie Voor 2011 en 2012 hebben CAO partijen in de Vlakglasbranche besloten om de feitelijke premie verder te verhogen tot 19,7% respectievelijk 20,7% van de pensioengrondslagsom (de premie voor de Anw-hiaatregeling blijft gelijk). Het bestuur heeft in de bestuursvergadering van 9 december 2010 besloten om vanaf 2011 een deel van de premie voor de overgangsregeling vroegpensioen over te hevelen naar de premie voor PR2000 en PR2007. Als gevolg hiervan is de premieverdeling voor 2011 als volgt: Premie basisregeling PR2000 en PR2007 (Ouderdomspensioen en ANW-hiaat) 21,0% van de pensioengrondslagsom. Premie compensatieregeling 0,45% van de salarissom. In 2012 wordt de basispremie 22,0% van de pensioengrondslagsom en de premie Compensatieregeling 0,45% van de salarissom. Kostendekkende premie 2010 De ontvangen feitelijke premie is voor boekjaar 2010 lager dan de gedempte kostendekkende premie. In de gedempte kostendekkende premie voor 2010 is conform de bepalingen in de ABTN een forfaitaire solvabiliteitsopslag meegenomen die gelijk is aan het percentage van het vereist eigen vermogen per 31 december van het voorgaande kalenderjaar. Kostendekkende premie 2011 DNB heeft na overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten pensioenfondsen de mogelijkheid te bieden om voor de premiestelling voor 2011 af te wijken van de minimale premiedekkingsgraad van 105% in geval van een dekkingstekort. Tijdens de bestuursvergadering van 19 november 2010 heeft het bestuur het besluit genomen om bij de vaststelling van de kostendekkende premie voor 2011 gebruik te maken van deze mogelijkheid.
Toeslagenbeleid Voor BPF Vlakglas is het toeslagenbeleid nader vastgelegd in de ABTN. Het voorwaardelijke toeslagenbeleid wordt vormgegeven volgens toeslagcategorie D1 uit de toeslagenmatrix. Dit betekent een voorwaardelijk toeslagenbeleid op basis van een externe factor met financiering van de toeslagen uit het eventuele overrendement c.q. het vrije eigen vermogen. Er is derhalve geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst toeslagen worden verleend. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken en pensioenen worden aangepast. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen en er wordt geen premie voor betaald. Bij de bepaling van de hoogte van de eventueel toe te kennen toeslag op opgebouwde, ingegane en premievrije pensioenaanspraken wordt door het bestuur van het fonds rekening gehouden met een toeslagenstaffel. De hoogte van de toeslag is hierbij afhankelijk van de dekkingsgraad, zoals die laatstelijk bekend is vóór het moment van vaststelling van de toeslag. Het bestuur van het fonds heeft daarbij nog de vrijheid om hiervan af te wijken indien de situatie van het fonds naar zijn oordeel daartoe aanleiding geeft.
12
Jaarbericht 2010
Als maatregel in het kader van het herstelplan heeft het bestuur van het pensioenfonds het besluit genomen om vanaf 1 januari 2009 in de toeslagenstaffel van het pensioenfonds de ondergrens voor toeslagverlening gelijk te stellen aan het vereist eigen vermogen. Dit vereist eigen vermogen is voor een belangrijk deel afhankelijk van het beleggingsbeleid van het fonds. De toeslagenstaffel ziet er dan als volgt uit: Dekkingsgraad, laatstelijk bekend vóór het moment van vaststelling van de toeslag
Toeslag opgebouwde aanspraken actieven en inactieven
Kleiner dan vereiste dekkingsgraad Tussen vereiste dekkingsgraad en 125% Groter dan 125%
Geen toeslag Gedeeltelijke toeslag via lineaire interpolatie Volledige toeslag
Waarbij de vereiste dekkingsgraad gelijk is aan de dekkingsgraad van het fonds in een situatie waarbij het eigen vermogen gelijk is aan het vereist eigen vermogen. Het bestuur heeft in de bestuursvergadering van 19 november 2010 het besluit genomen geen toeslag toe te kennen per 1 januari 2011.
Risicoparagraaf Risico en beheersing/beleid Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van de beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico’s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: • Actuariële risico’s • Renterisico
Actuariële risico’s In overeenstemming met de bepalingen van het FTK dient een pensioenfonds de omvang van de verwachte uitgaande kasstromen vast te stellen op basis van verwachte marktontwikkelingen en voor het fonds prudente verzekeringstechnische grondslagen waaronder begrepen de voorzienbare trend in overlevingskansen (artikel 2 lid 3 van het Besluit FTK). Bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt uitgegaan van de prognosetafels AG 2010-2060. In deze tafels is de sterftetrend verdisconteerd. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdensrisico (kortleven risico) en het arbeidsongeschiktheidsrisico.
Renterisico Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en de verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en de nadelen (minder rendement) van meer of minder durationmatching af ten opzichte van alternatieve strategieën. De activa die bedoeld zijn om de technische voorzieningen te dekken, worden belegd op een wijze die rekening houdt met de aard en de looptijd van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen. De benchmark van de vastrentende beleggingen heeft een zelfde duratie als de verplichtingen en hierdoor heeft een verandering in de marktrente (binnen bepaalde grenzen) bij benadering hetzelfde procentuele effect op de benchmark vastrentende waarden als op de waarde van de verplichtingen. Dit wordt vastrentende waarden-matching genoemd. Er wordt gestuurd op de duratie van de vastrentende waarden en niet direct op een afdekkingspercentage. De duratie van de benchmark van de Liability Driven Investments (LDI) portefeuille is in juni 2010 aangepast aan de duratie van de meest recente verplichtingen kasstromen. De vermogensbeheerders zullen het beleggingsbeleid uitvoeren aan de hand van het beleggingsbeleidsplan 2010 dat goedgekeurd is in de vergadering van de beleggingscommissie van 10 november 2009. In de toekomst kan eventueel een bestuursbesluit tot aanpassing van de afdekking van het renterisico volgen. Het bestuur heeft besloten om de benchmark
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
13
op 31 december 2009 te rebalancen naar de strategische gewichten, maar de feitelijke verdeling van de portefeuille van dat moment intact te laten. Door middel van premiesturing zal zij trachten de portefeuille zo veel mogelijk te laten aansluiten op de benchmarkgewichten. Zowel op het niveau van de beleggingscategorieën als binnen de beleggingscategorieën vindt rebalancing van de benchmark naar de normgewichten vooralsnog jaarlijks plaats, met uitzondering van de verdeling binnen de portefeuille vastrentende waarden.
Financiële sturingsmiddelen binnen het kader van de financiële opzet Aanpassen van de toeslagen Op het moment dat de middelen van het fonds het niet toelaten de wenselijke toeslagen toe te passen, kan besloten worden minder toeslag of geen toeslag toe te kennen. Door de financiële positie van het bedrijfstakpensioenfonds kunnen er geen volledige toeslagen (indexatie) worden toegekend. Het bedrijfstakpensioenfonds probeert ieder jaar het pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met 50% van de loonontwikkeling cq de prijsinflatie. Dit noemen wij onze ambitie. Het bedrijfstakpensioenfonds heeft het pensioen/opgebouwde pensioen de afgelopen tien jaar als volgt verhoogd:
Actieve deelnemers Over het jaar 2010 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 1,27% omhoog. Over het jaar 2009 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 1,19% omhoog. Over het jaar 2008 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 2,49% omhoog. Over het jaar 2007 met 2,75%. De prijzen gingen toen met 1,61% omhoog. Over het jaar 2006 met 2,50%. De prijzen gingen toen met 1,16% omhoog. Over het jaar 2005 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 1,67% omhoog. Over het jaar 2004 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 1,24% omhoog. Over het jaar 2003 met 1,50%. De prijzen gingen toen met 2,12% omhoog. Over het jaar 2002 met 3,515%. De prijzen gingen toen met 3,28% omhoog. Over het jaar 2001 met 2,765%. De prijzen gingen toen met 4,16% omhoog.
Inactieve deelnemers Over het jaar 2010 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 1,27% omhoog. Over het jaar 2009 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 1,19% omhoog. Over het jaar 2008 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 2,49% omhoog. Over het jaar 2007 met 1,29%. De prijzen gingen toen met 1,61% omhoog. Over het jaar 2006 met 1,72%. De prijzen gingen toen met 1,16% omhoog. Over het jaar 2005 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 1,67% omhoog. Over het jaar 2004 met 0,00%. De prijzen gingen toen met 1,24% omhoog. Over het jaar 2003 met 1,50%. De prijzen gingen toen met 2,12% omhoog. Over het jaar 2002 met 3,515%. De prijzen gingen toen met 3,28% omhoog. Over het jaar 2001 met 2,765%. De prijzen gingen toen met 4,16% omhoog.
Aanpassen van de beleggingsportefuille De risicometing en resultaatsevaluatie door het fonds en de situatie op de financiële markten zouden aanleiding kunnen geven om de beleggingsportefeuille aan te passen.
14
Jaarbericht 2010
Aanpassen van de premie De financiële positie zou aanleiding kunnen geven om de premie aan te passen. Dit zou een premieverhoging c.q. een premieverlaging kunnen zijn, waarbij de premie wel minimaal gelijk blijft aan de kostendekkende premie. Een premieverhoging zal alleen toegepast worden in overleg met de sociale partners. Het bestuur kan besluiten een premiekorting te verlenen. Een premiekorting is slechts mogelijk indien aan alle financieringsvereisten volgens het FTK is voldaan. Bovendien moet de toeslagverlening, zoals die is vastgelegd in het pensioenreglement, kunnen worden nagekomen. Tot slot moeten eventuele kortingen op de aanspraken en niet toegekende indexaties over de afgelopen 10 jaar alsnog worden toegekend voordat premiekorting mogelijk is.
Aanpassen van de aanspraken Indien de hiervoor genoemde sturingsmiddelen falen, kan worden besloten om de jaarlijkse pensioenopbouw te verminderen of – als laatste middel – de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten te verminderen. Deze maatregel zal alleen na overleg met de sociale partners worden genomen. BPF Vlakglas heeft op het moment van opstellen van dit verslag geen achterstand in de 15 jaren regelingen.
Activiteiten in het bestuursjaar Wijziging ABTN In de bestuursvergadering van 17 juni 2010 heeft het bestuur de ABTN op de volgende punten aangepast: enkele tekstuele wijzigingen, verlaging van de toeslagambitie, toetreding van kandidaten tot het VO die niet zijn aangesloten bij de betreffende werknemersorganisaties en het up-to-date brengen van de in de ABTN genoemde kengetallen.
Aanpassing grondslagen Het bestuur heeft in de bestuursvergadering van 19 september 2010 besloten om bij de vaststelling van de kostendekkende premie vanaf 2011 en de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen vanaf ultimo 2010, de AG prognosetafel 2010-2060 te hanteren.
Samenwerking met andere bedrijfstakpensioenfondsen In 2008 is gestart met het bekijken van de mogelijkheden tot samenwerking met andere bedrijfstakpensioenfondsen. In 2009 hebben de betrokken bedrijfstakpensioenfondsen een haalbaarheidsstudie laten uitvoeren waarin is onderzocht wat de voor- en nadelen zijn bij samenwerkingsverbanden c.q. fusie. In de bestuursvergadering van 17 juni 2010 heeft het bestuur besloten dat de samenwerking c.q. fusie met de fondsen uit de haalbaarheidsstudie vooralsnog vooruitgeschoven wordt. Het bestuur heeft dit besluit kenbaar gemaakt aan de werkgroep die zich heeft beziggehouden met de haalbaarstudie.
Communicatie De communicatiecommissie heeft in 2010 de campagne Helder zicht op uw pensioen uit 2009 geëvalueerd, welke was gericht op informatieverstrekking aan deelnemers en werkgevers over de pensioenregelingen van BPFV. Voorts heeft de commissie een voorzet gegeven voor een communicatiebeleidsplan dat door het bestuur op 9 december 2010 is vastgesteld.
Opheffing beleggingscommissie De beleggingscommissie is in 2010 opgeheven. De beleggingszaken worden voortaan besproken in separate bestuursvergaderingen over beleggingen.
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
15
Reglementen deelnemersraad en verantwoordingsorgaan In 2010 heeft een wijziging plaatsgevonden met betrekking tot de samenstelling van deze organen.
Pensioenreglementen en uitvoeringsreglement De tekst van de artikelen 29 en 30 van de pensioenreglementen is aangepast. Hiervoor is de 6e nota van wijziging afgegeven. De aangepaste reglementen zijn in de bestuursvergadering van 17 juni 2010 vastgesteld. Als gevolg van de aanpassing van artikel 30 van de pensioenreglementen is ook artikel 4.2 van de uitvoeringsovereenkomst aangepast doormiddel van een nota van wijzigingen. De aangepaste uitvoeringsovereenkomst is in de bestuursvergadering van 17 juni 2010 vastgesteld.
Compliance In het kader van de gedragscode zijn er door de compliance officer over 2010 op het “meldings-formulier op grond van de gedragscode BPFV” geen onrechtmatigheden geconstateerd. Alle onder de gedragscode vallende verbonden personen hebben voor 2010 de “verklaring met betrekking tot naleving gedragscode”ondertekend.
Deskundigheidsbevordering In het kader van de deskundigheidsbevordering zijn door het bestuur van BPFV een aantal kennisgebieden benoemd die in 2010 tijdens een cursus zijn behandeld. Op 15 april 2010 zijn tijdens een studiemiddag de samenhang tussen pensioen- financierings- en beleggingsbeleid uitgediept en is het onderwerp Risicomanagement besproken. Tijdens de studiemiddag op 1 november 2010 zijn de onderwerpen Wet en regelgeving, en de Administratieve organisatie en interne beheersing aan bod gekomen. In 2010 is tevens aandacht besteed aan de deskundigheidsbevordering van de leden van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad. Deze hebben deelgenomen aan een studiemiddag op 1 juni, waarbij Pension Fund Governance en de ABTN zijn behandeld, en een studiemiddag op 12 oktober, met als onderwerp risicomanagement bij beleggingen.
Herstelplan Met haar beschikking van 12 november 2009 heeft De Nederlandsche Bank aan BPF Vlakglas goedkeuring verstrekt op het korte- en lange termijn herstelplan van BPFV. In het kader van het herstelplan is het bestuur van het fonds overgegaan tot de volgende maategelen met betrekking tot het premie- en indexatiebeleid. Premiebeleid Verhoging van de feitelijke premie van de pensioenregeling vanaf 2010 gedurende drie jaren. Toeslagenbeleid De ondergrens voor toeslagverlening is vanaf 1 januari 2009 gelijk gesteld aan het vereist eigen vermogen. De verwachting is dat het hierboven vermelde gewijzigde beleid in combinatie met het gevoerde beleggingsbeleid zoals neergelegd in het beleggingsplan voor 2009, krachtig genoeg is om de financiële positie van het fonds binnen 5 jaar zodanig te herstellen dat het fonds uit dekkingstekort is. Vervolgens is het de verwachting dat het herstel zich zodanig voortzet dat binnen de gestelde termijn van 15 jaar de dekkingsgraad zich structureel boven de vereiste dekkingsgraad van circa 111% bevindt. Mocht herstel in de eerste drie jaar toch achterblijven, zal het bestuur uiterlijk per 31 december 2011 aan DNB laten weten welke nadere maatregelen zullen worden getroffen om alsnog te zorgen dat de dekkingsgraad na 5 jaar op minimaal 105% komt. Zonodig zal, in overleg met DNB, een nieuw herstelplan worden ingediend als blijkt dat de
16
Jaarbericht 2010
herstelmaatregelen die nu genomen gaan worden, als gevolg van gewijzigde omstandigheden en inzichten herzien moeten worden.
Onderzoek DNB Op 18 november 2010 heeft DNB een beperkt onderzoek bij het fonds uitgevoerd. Een onderdeel van dit onderzoek was een gesprek met een afvaardiging van het bestuur. DNB heeft de bevindingen van het beperkt onderzoek doormiddel van een brief op 6 december 2010 medegedeeld aan het bestuur. Hierin heeft DNB de zorg uitgesproken over de prudentie van het premiebeleid. Tevens heeft DNB de geëist dat het fonds een robuuste en consistente financiële opzet ontwikkelt. In het onderzoek is ook aandacht gegeven aan de voorziening inzake kosten. Deze voorziening bedraagt sinds 2009 2% van de voorziening pensioenverplichtingen. Het bestuur heeft op 29 december 2010 een reactie op de brief van 6 december aan DNB gestuurd. In deze brief heeft het bestuur aangegeven dat opdracht is gegeven tot het uitvoeren van een ALM studie. Deze studie moet uitwijzen welke stuurmiddelen moeten worden ingezet om tot een sluitende financiële opzet te komen. Tevens heeft het bestuur in deze reactie aangegeven het resultaat op kosten te evalueren aan de hand van het jaarwerk 2010. Deze evaluatie heeft plaatsgevonden en hieruit blijkt dat het resultaat op kosten over 2010 positief is. Derhalve heeft het bestuur besloten het kostenpercentage te handhaven op 2% en het resultaat op kosten te blijven monitoren.
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
17
Algemene ontwikkelingen in de pensioensector in 2010 Waar in het onderstaande gesproken wordt over de Pensioenwet kan in voorkomende gevallen ook de Wet verplichte beroepspensioenregeling aan de orde zijn.
Wetgeving Nieuwe pensioenuitvoerders Wetsvoorstel multi-opf Op 11 mei 2010 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel multi-opf aangenomen. Hierdoor is het voor ondernemingspensioenfondsen mogelijk geworden om in groepsverband samen te werken. De wet was nog maar net in het Staatsblad gepubliceerd, of de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF), belangrijk initiatiefnemer achter het wetsvoorstel, kwam al met een Handreiking multi-opf, bedoeld om ondernemingspensioenfondsen bij de oprichting van een multi-opf te ondersteunen. Daarnaast heeft de belangenbehartiger van Nederlandse ondernemingspensioenfondsen een ‘matching service’ in het leven geroepen, die aangesloten pensioenfondsen in de gelegenheid stelt aan elkaar te ‘snuffelen’ en de mogelijkheden voor samenwerking binnen een multi-opf te verkennen. Twee pensioenfondsen hebben reeds aangekondigd te willen fuseren tot een multi-opf. Wetsvoorstel introductie premiepensioeninstellingen Het wetsvoorstel in verband met de introductie van premiepensioeninstellingen is in 2010 door beide Kamers aangenomen, waarmee het Nederlandse pensioenlandschap er een nieuw soort pensioenuitvoerder bij heeft gekregen. Een premiepensioeninstelling (PPI) mag arbeidsgerelateerde pensioenregelingen zonder rendementsgaranties en verzekeringstechnische risico’s uitvoeren. Zij belegt de binnenkomende premies en draagt bij pensioeningang het opgebouwde kapitaal over aan een verzekeraar, die er een levenslange lijfrente voor aankoopt. De grote meerwaarde van de PPI schuilt met name in het feit dat zij grensoverschrijdend kan opereren. Ook kan zij een transparant en relatief goedkoop alternatief bieden voor verzekerde beschikbarepremieregelingen. Niet lang nadat de Eerste Kamer het wetsvoorstel had aangenomen, was de eerste PPI al een feit, wat laat zien dat het nieuwe pensioenvehikel daadwerkelijk in een behoefte voorziet. Algemene Pensioeninstelling Zoals afgesproken tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in verband met de introductie van premiepensioeninstellingen, heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de Tweede Kamer geïnformeerd over de planning van de derde fase van de invoering van een Algemene Pensioeninstelling (API). In zijn brief van 3 september 2010 schrijft hij dat in de vormgeving van de API het financieel toetsingskader (FTK) en pension fund governance een essentiële rol spelen en dat hij daarom de API concreet uit wil werken in samenhang met - en volgens een vergelijkbaar tijdpad als - het wetgevingstraject ingevolge de brede aanpak pensioenvraagstukken.
Pension Fund Governance Pension Fund Governance (PFG) kan in het Nederlands worden vertaald als principes voor goed pensioenfondsbestuur. De principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals deze door de Stichting van de Arbeid zijn vastgesteld op 16 december 2005 zijn per 1 januari 2007 wettelijk verankerd in de Pensioenwet. Deze principes betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Daarnaast is in artikel 143 van de Pensioenwet bepaald dat het beleid van een fonds gericht is op een integere bedrijfsvoering. Dit betekent dat de bedrijfsvorming van het fonds moet leiden tot een goed inzicht en een goede beheersing van de risico’s. Het bestuur van het fonds heeft in 2007, in overleg met de deelnemersraad, in een zogenaamd PFG-beleidsdocument besloten de structuur van het fonds op een aantal punten aan te passen. Er is intern toezicht ingesteld door het aanstellen van een visitatiecommissie. Hiervoor is na een selectieprocedure Het Vak VC aangesteld om de visitatie uit te voeren. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke commissieleden die door het bestuur worden benoemd. De visitatiecommissie overlegt tenminste één keer per drie jaar met het voltallige bestuur van het fonds, voor het eerst in 2010 over het boekjaar 2009. De visitatiecommissie rapporteert eenmaal per drie jaar schriftelijk aan het bestuur van het fonds.
18
Jaarbericht 2010
Pensioenwet en aanverwante regelgeving Initiatiefwetsvoorstel medezeggenschap pensioengerechtigden in pensioenfondsbesturen Het initiatiefwetsvoorstel van de Kamerleden Ko er Kaya en Blok is op 1 juli 2010 aangenomen door de Tweede Kamer, maar niet dan nadat het voorstel op een aantal punten was aangepast. Doel van het wetsvoorstel is om de pensioengerechtigden van de bedrijfstakpensioenfondsen en van de ondernemingspensioenfondsen wettelijk een gelijk recht te geven op vertegenwoordiging in het bestuur van hun pensioenfonds, te realiseren via een nieuw opgezette raadplegingsprocedure. Mocht ook de Eerste Kamer instemmen met het voorstel, dan moeten pensioenfondsen binnen een jaar hun statuten aanpassen aan de nieuwe wettelijke eisen. Regeling parameters pensioenfondsen Met het Besluit van 24 juli 2010 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen heeft het kabinet uitsluitsel gegeven over de parameters die vanaf 1 januari 2011 moeten worden aangewend. Het grootste struikelblok in de discussie over de te hanteren parameters was het te verwachten rendement op aandelen, waarover de Commissie Parameters geen eensgezindheid had kunnen bereiken. Geconfronteerd met het verdeelde advies van de commissie is het kabinet in zijn vaststelling van de nieuwe parameters uitgegaan van een parameterwaarde van afgerond 7% voor het maximaal in te rekenen rendement op beursgenoteerde aandelen. Met deze verlaging ten opzichte van het oude percentage wil het kabinet nadrukkelijk rekening houden met de mogelijkheid dat rendementen de komende jaren onder het historische gemiddelde zullen liggen. Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen Een van de toezeggingen die de minister van SZW had gedaan in zijn brief over de brede aanpak van pensioenvraagstukken, was dat hij zich zou laten informeren over het functioneren van het FTK. Begin april 2010 kon hij de Tweede Kamer nader informeren over deze evaluatie van het FTK, uitgevoerd door De Nederlandsche Bank (DNB) en het Ministerie van SZW. Ten aanzien van het omgaan met volatiliteit en marktwaardering wordt in het evaluatierapport als mogelijke oplossing voor beleidsstabilisatie het middelen van de rente voorgesteld. Rentemiddeling over een korte periode van bijvoorbeeld drie maanden kan al leiden tot een aanzienlijke reductie in volatiliteit (afhankelijk van de periode waarover de volatiliteit wordt gemeten). Het rapport tekent hierbij wel aan dat rentemiddeling een principiële breuk met het uitgangspunt van marktwaardering in het FTK betekent. Later in het jaar werd vanuit de Tweede Kamer druk uitgeoefend op het kabinet om een nog grotere breuk met de uitgangspunten van het FTK door te voeren, namelijk een herziening van de te hanteren rekenrente. De Tweede Kamer nam in meerderheid een motie aan waarmee het kabinet werd opgeroepen om te voorkomen dat pensioenaanspraken uitsluitend als gevolg van de lage rekenrente zouden moeten worden gekort. De fractie van de SP diende zelfs een motie van afkeuring in toen de nieuwe minister van SZW, Henk Kamp, bleef vasthouden aan de bestaande regels, maar deze motie werd verworpen. Kamp stelde zich op het standpunt dat de rekenrente voor de pensioenverplichtingen ongemoeid moest blijven, omdat er nog geen duidelijkheid was over de nieuwe pensioencontracten. De minister van SZW heeft een voorstel tot vereenvoudiging van het FTK voor advies aan de Raad van State gezonden. De voorgenomen aanpassing van het FTK houdt in dat herverzekerde fondsen bij de waardering van de vordering op de herverzekeraar en bij de berekening van het vereist eigen vermogen niet langer rekening hoeven te houden met het kredietrisico op de verzekeraar. Daarmee wordt onnodig afstempelen door herverzekerde pensioenfondsen voorkomen. Het besluit is met ingang van 1 februari 2011 in werking getreden. Gebruik gedempte kostendekkende premie Wanneer een pensioenfonds te maken heeft met een dekkingstekort, dan dient de hoogte van de premie zodanig te worden bijgesteld, dat deze bijdraagt aan het herstel van het fonds. Op deze regel heeft DNB in overleg met het Ministerie van SZW een uitzondering gemaakt. Pensioenfondsen met een dekkingstekort hoeven er bij de premiestelling voor 2011 nog niet voor te zorgen dat de premie bijdraagt aan het herstel. Op deze manier wordt het fonds meer ruimte geboden om te zoeken naar een structurele oplossing voor de financiële problemen.
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
19
Toeslagenlabel Herverzekerde pensioenfondsen kregen ook in 2010 vrijstelling van de verplichting om het toeslagenlabel te gebruiken. De vrijstelling hield verband met de financiële crisis en de gedaalde kredietkwaliteit van de verzekeraars, waardoor bij veel herverzekerde pensioenfondsen een tekort was ontstaan. Onder die omstandigheden dreigde het label eerder tot verwarring dan tot bruikbare informatie te leiden. Voor de andere pensioenuitvoerders was 2010 het eerste jaar waarin zij het toeslagenlabel verplicht moesten gebruiken. Dit was echter geheel tegen de zin van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), die vreesde dat het label verkeerde verwachtingen zou wekken, vooral bij pensioenfondsen die er financieel gezien slecht aan toe waren en lange tijd geen ruimte zouden hebben voor toeslagverlening. Eind november, tijdens een seminar van vermogensbeheerder APG, deed voorzitter Hoogervorst het toeslagenlabel af als “dead on arrival”. Hij lanceerde het voorstel om het toeslagenlabel te vervangen door een meer algemene financiële bijsluiter voor pensioenen. Zo’n financiële bijsluiter zou op eenvoudige wijze de algehele kwaliteit van de regeling moeten weergeven. De zware kritiek van de AFM heeft de minister van SZW doen besluiten het gebruik van het toeslagenlabel voorlopig aan de pensioenuitvoerders zelf over te laten, totdat duidelijkheid is verkregen over het voortbestaan van het label.
Overige wet- en regelgeving Fusies tussen pensioenfondsen Enkele maanden na publicatie van de Uitvoeringsregel NMa pensioenfondsen ontving de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) de eerste melding van een concentratie tussen pensioenfondsen. Het betrof een fusie tussen een viertal fondsen in het wegvervoer. De NMa besloot groen licht te geven voor de fusie. Aangezien het de eerste keer was dat de NMa een fusie tussen pensioenfondsen beoordeelde, kan dit besluit meer duidelijkheid scheppen over de vraag hoe de NMa aankijkt tegen concentraties tussen pensioenfondsen. DNB en de NMa hebben afspraken gemaakt die zijn neergelegd in een protocol betreffende concentraties in de financiële sector in noodsituaties. Het heeft betrekking op situaties waarin sprake is van een acute dreiging van een faillissement van een financiële instelling waarbij een concentratie noodzakelijk is om die dreiging af te wenden. Ten opzichte van het oude protocol uit 1999 is het toepassingsbereik expliciet uitgebreid naar de pensioensector, aangezien zich ook in die deelsector noodsituaties kunnen voordoen die op het terrein van de NMa kunnen komen. De Pensioenfederatie, het nieuwe samenwerkingsverband tussen de drie pensioenkoepels, heeft er in een brief aan het Ministerie van Financiën op gewezen dat fusies tussen pensioenfondsen stuiten op fiscale belemmeringen, doordat de fiscus overdrachtsbelasting heft op de onroerendgoedportefeuille. In zijn antwoord op Kamervragen over hetzelfde onderwerp heeft de staatssecretaris van Financiën aangegeven dat een fusievrijstelling voor alleen pensioenfondsen in strijd is met de regels die binnen de Europese Unie (EU) bestaan voor staatssteun. Daarom zoekt hij een oplossing voor deze problematiek binnen een breder kader, namelijk een verruiming van de huidige ondernemingsfaciliteiten. De besluitvorming hierover zal haar beslag krijgen in het kader van de komende begrotingscyclus. FVP-bijdrageregeling Vanaf 1 januari 2011 is de instroom in de FVP-regeling definitief beëindigd. Werknemers van 40 jaar of ouder die op of na 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, komen daardoor niet meer in aanmerking voor een FVP-bijdrage. Als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, wordt de uitbetaling van de FVP-bijdragen van werknemers die in 2010 WW-gerechtigd zijn geworden, opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2014. Op basis van de huidige ramingen dient deze groep WW-gerechtigden rekening te houden met een verstrekkingspercentage van rond de 50%. Begin 2013 zal het FVP-bestuur een definitieve beslissing nemen over de hoogte van het verstrekkingspercentage. Voor alle werknemers die voor 1 januari 2011 zijn ingestroomd in de WW, blijft het voorwaardelijke karakter van de FVP-bijdrage van kracht. Er gelden geen harde garanties. Kantoor FVP blijft tot en met 31 december 2013 geopend om voor de administratieve afhandeling van de regeling zorg te dragen. Het bestuur van Stichting FVP blijft na 2013 in functie voor de formele afhandeling van het boekjaar 2013, waarna de stichting zal worden geliquideerd.
20
Jaarbericht 2010
Financiële crisis Gevolgen voor pensioenfondsen Na een periode van voorzichtig herstel is de financiële positie van pensioenfondsen in het tweede kwartaal van 2010 aanzienlijk verslechterd door de dalende lange rente en kwakkelende aandelenmarkten. De belangrijkste achterliggende oorzaak van deze terugval was de economische situatie in Griekenland. De gemiddelde dekkingsgraad bedroeg eind juni 100% en deze daalde in augustus nog verder tot 95%. In de maanden daarna werd voor de sector als geheel deze daling weer goedgemaakt. Per 30 november bedroeg de gemiddelde dekkingsgraad 103%. Een beperkt aantal pensioenfondsen heeft in 2009 in het herstelplan een korting van pensioenaanspraken en -uitkeringen aangekondigd, omdat de fondsen zonder deze maatregel geen mogelijkheden zagen om binnen vijf jaar hun dekkingsgraad voldoende te herstellen. Inmiddels is gebleken dat zeven pensioenfondsen daadwerkelijk overgaan tot korten. De kortingspercentages variëren van 2% tot 5,9% en raken in totaal circa 49.000 deelnemers. Een aantal fondsen had wel de mogelijkheid tot korten in het herstelplan opgenomen, maar zijn niet tot korten overgegaan. Deze fondsen zullen naar verwachting ook zonder korting binnen de daarvoor gestelde termijn herstellen. In sommige gevallen hebben fondsen door premieverhoging en/of overdracht naar een verzekeraar kunnen afzien van de korting. Toezicht DNB heeft in een brochure een overzicht gegeven van de toezichtthema’s voor 2010. Deze thema’s sluiten aan bij de inzichten die de financiële crisis heeft opgeleverd. Zo is duidelijk geworden dat naast bedrijfseconomische factoren integriteit en ethiek belangrijke pijlers zijn onder de soliditeit van financiële instellingen. Daarom zal DNB in toenemende mate aandacht schenken aan vraagstukken als gedrag, cultuur, beloningsbeleid en fiscale risico’s. Door middel van stresstesten wil DNB nagaan in hoeverre financiële instellingen bestand zijn tegen slecht-weerscenario’s. Op pensioenfondsen toegespitste toezichtthema’s zijn de evaluatie van het FTK, de evaluatie van herstelplannen, onderzoek naar de financiële opzet bij een twintigtal fondsen, vervolgactiviteiten naar aanleiding van het beleggingsonderzoek uit 2009 en pension fund governance. Ook in Visie DNB toezicht 2010 - 2014 reflecteert de toezichthouder op de lessen die hij uit de financiële crisis kan trekken. De crisis heeft aangetoond dat het toezicht meer dan voorheen een instellingsoverstijgend karakter dient te hebben. Bovendien is gebleken dat het toezichtinstrumentarium in aanloop naar en tijdens de financiële crisis qua reikwijdte en inhoud onvoldoende was. Op mondiaal niveau dient het macroprudentiële toezicht te worden verbeterd en vertaald in risicoverminderend beleid en op nationaal niveau zijn aanpassingen nodig op het gebied van crisisinterventie. Brede aanpak pensioenvraagstukken In zijn brief aan de Tweede Kamer van 7 april 2010 is de minister van SZW ingegaan op de rapporten van de drie door hem ingestelde commissies. Het bestaande stelsel van aanvullende pensioenen is onhoudbaar geworden. Schokken op de financiële markten, vergrijzing en stijgende levensverwachting hebben het stelsel zware klappen toegebracht en daardoor is ook het vertrouwen in de tweede pijler ernstig aangetast. Deze ontwikkelingen nopen tot onmiddellijk ingrijpen, want anders krijgen toekomstige generaties de rekening voor het benodigde herstel gepresenteerd. De minister ziet goede mogelijkheden om het stelsel aan te passen als sociale partners en overheid de handen ineenslaan. De veranderingen die nodig zijn om de pensioenregelingen aan te passen en duurzaam te maken, vereisen een nauwe samenhang tussen de stappen die sociale partners moeten nemen en de wettelijke maatregelen die door de overheid moeten worden vastgesteld. In brieven van 14 september en 12 oktober 2010 heeft de minister aangegeven langs welke lijnen deze aanpassingen zouden kunnen plaatsvinden. Korting van pensioenaanspraken en –rechten Als gevolg van de financiële crisis zijn veel (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden zich gaan realiseren dat hun pensioen minder zeker is dan zij dachten. Velen waren van de mogelijkheid tot korten niet op de hoogte. Pas nu realiseren zij zich dat ze zelf ook risico’s lopen. Op advies van DNB heeft de minister van SZW de tijdelijke en voorwaardelijke verlenging van de hersteltermijn van drie naar vijf jaar weer ingetrokken. DNB heeft in een advies van 30 juli 2010 geconcludeerd dat uitstel van kortingsmaatregelen tot 1 april 2012 niet langer verantwoord moet worden geacht, mede gezien de stand van de gerapporteerde dekkingsgraden van de pensioenfondsen per 30 juni 2010 en de huidige economische situatie. De AFM heeft een dringend beroep gedaan op pensioenfondsen om (gewezen) deelnemers en gepensioneerden zo snel mogelijk te informeren over een eventueel besluit tot korting van pensioenaanspraken en -rechten en de oorzaken en gevolgen daarvan uit te leggen. Mede gelet op de commotie die is ontstaan in de media en de onzekerheid die daardoor
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
21
is ontstaan, vindt de toezichthouder het extra belangrijk dat belanghebbenden adequaat worden geïnformeerd over een eventuele op handen zijnde kortingsmaatregel. Het bestuur BPFV onderzoekt welke maatregelen nodig zijn om op korte termijn uit dekkingstekort te komen. Niet uitgesloten kan worden dat een korting van pensioenaanspraken en -rechten deel van deze maatregelen uit kan gaan maken. In de loop van 2011 zal hier meer duidelijkheid over komen.
Overige ontwikkelingen Stichting Pensioenregister In de optiek van Francine Giskes, voorzitter van het bestuur van Stichting Pensioenregister, was 2010 het jaar van de waarheid voor het pensioenregister. Zo’n 6000 pensioenuitvoerders hadden tot en met 31 december van het jaar de tijd om aan te sluiten op het register, dat geen zelfstandige gegevensbank is, maar een toegangspoort naar de gegevens van de aangesloten pensioenuitvoerders. De oorspronkelijke deadline van 1 januari 2011 werd niet gehaald, maar op 6 januari 2011 was het pensioenregister dan toch operationeel, zij het met de nodige haperingen. Gedurende de eerste zes dagen dat het register in de lucht was, bezocht meer dan een half miljoen bezoekers de site. Tezelfdertijd startte een publiekscampagne waarmee het pensioenregister onder de aandacht van de Nederlandse burgers werd gebracht. In de tussentijd slaagde de minister van SZW er middels een wetsvoorstel in het pensioenregister steviger te verankeren in de Pensioenwet. Tot dan toe was slechts één zinnetje van de wet aan het pensioenregister gewijd. Daar zijn nu nadere bepalingen ten aanzien van de ontwikkeling en het beheer van het pensioenregister aan toegevoegd. Samenwerking pensioenkoepels De Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de Unie van Beroepspensioenfondsen en de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen bundelen sinds november 2010 hun krachten in de Pensioenfederatie. In die hoedanigheid hebben zij ook een nieuw pand in Den Haag betrokken. Levensverwachting en overlevingstafels Op 24 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap (AG) de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. De nieuwe informatie over de waargenomen sterfte in recente jaren, gepubliceerd door onder andere het Centraal Bureau voor de Statistiek, is voor het AG aanleiding geweest om een nieuw prognosemodel te ontwikkelen. Dit nieuwe prognosemodel is door een commissie van externe deskundigen gevalideerd en vormt de basis voor de nieuwe prognosetafel. De uitkomsten van de nieuwe prognose laten een duidelijke verbetering van de levensverwachting zien ten opzichte van de uitkomsten uit de AG-Prognose 2005–2050. Deze verbetering treedt bij nagenoeg alle leeftijden op; alleen bij zeer hoge leeftijden (hoger dan 95) is nauwelijks sprake van verbetering. Een man van 65 jaar wordt naar verwachting in 2050 2,4 jaar ouder, een vrouw van 65 jaar 2,5 jaar. Het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen neemt af. DNB verwacht van pensioenfondsen dat zij rekening houden met de nieuwe prognosetafel, zowel bij het vaststellen van de waarde van hun pensioenverplichtingen als bij het nemen van beleidsbesluiten. Het AG schat de impact op een gemiddeld pensioenfonds op een percentage tussen de vijf en zeven procent. Veel fondsen hebben bij de inschatting van hun voorzieningen eind 2009 al gedeeltelijk rekening gehouden met de ontwikkelingen in overlevingskansen. Omdat de prognosetafel geldt voor de gehele Nederlandse populatie en veel fondsen gebruikmaken van tafels die zijn toegesneden op de eigen populatie, zal de impact per instelling sterk verschillen. Groenboek Pensioenen Met de publicatie van het Green Paper towards adequate, sustainable and safe European pension systems heeft de Europese Commissie op 7 juli 2010 het startsein gegeven voor een openbaar debat over pensioenen in Europa. In het discussiestuk worden alle betrokken partijen uitgenodigd om oplossingen aan te dragen voor de Europese pensioenproblematiek en suggesties te doen ten aanzien van de wijze waarop de EU aan deze oplossingen kan bijdragen. Het Europese pensioenstelsel wordt in het groenboek op een allesomvattende wijze bekeken. Aan de orde komen onderwerpen als een langer werkzaam leven, de interne markt voor pensioenen, mobiliteit van pensioenen in de hele EU, leemten in de EU-regelgeving, de toekomstige solvabiliteitsvoorschriften voor pensioenfondsen en het risico van insolventie van werkgevers. Op 11 november 2010 heeft de minister van SZW de reactie van het Nederlandse kabinet op het groenboek aan de Europese Commissie gezonden. Deze reactie is in overleg met de sociale partners, pensioenkoepels, toezichthouders en het Nederlandse parlement tot stand gekomen. In zijn reactie benadrukt het kabinet dat de lidstaten zelf verantwoordelijk moeten blijven voor hun pensioenvoorziening, te meer daar er geen ideaal pensioensysteem bestaat dat voor alle lidstaten geschikt is. Nederland is zeer gehecht aan het eigen pensioenstelsel. Dat geldt in het bijzonder voor de tweede pijler met
22
Jaarbericht 2010
zijn verplichte deelname, zijn collectieve en solidaire karakter en zijn aparte positie ten opzichte van de private pensioenvoorzieningen in de derde pijler. Nederland wil dan ook niet dat de zwaardere buffereisen van Solvency II van toepassing worden op pensioenfondsen. Een hernieuwde discussie over de meeneembaarheid van pensioenrechten acht Nederland weinig zinvol, gezien de grote verschillen die bestaan tussen de diverse nationale pensioenstelsels. Voor de EU ziet Nederland zeker een belangrijke rol weggelegd op het terrein van pensioenen, maar dan als beschermer van gemeenschappelijke belangen op Europees niveau. Nederland wil blijven deelnemen aan de door het groenboek aangezwengelde discussie en is ook bereid om door inzet van ervaring en expertise bij te dragen aan het houdbaar en betaalbaar maken van de pensioenen in Europa. Pensioenakkoord voorjaar 2010 In het voorjaar van 2010 hebben de sociale partners een akkoord bereikt waarin afspraken zijn gemaakt over noodzakelijke aanpassingen van de aanvullende pensioenen en voorstellen zijn gedaan om de AOW toekomstbestendig te maken. Zowel de tweede pijler als de eerste pijler staat onder druk als gevolg van vergrijzing en stijgende levensverwachting. Voor de arbeidspensioenen is ook nog eens de volatiliteit van de financiële markten een groot probleem. Met de afgesproken maatregelen beogen de sociale partners het pensioengebouw op de waargenomen demografische trends af te stemmen en bestendig te maken tegen financiële schokken. Tegelijkertijd wordt gestreefd naar een zekere mate van keuzevrijheid, zodat bijvoorbeeld mensen met zware beroepen eerder kunnen stoppen met werken. De AOW wordt zodanig geflexibiliseerd, dat de ingangsdatum van de uitkering zowel naar voren als naar achteren geschoven kan worden. De uitkering wordt dan verlaagd respectievelijk verhoogd met 6,5% per jaar. Voorts zal de AOW-uitkering worden gekoppeld aan de ontwikkeling van de verdiende lonen en komt er een vooraf vastgestelde systematiek voor de aanpassing van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting. In de tweede pijler wordt de stijgende levensverwachting op een vergelijkbare wijze ingebouwd als in de AOW. Deze aanpassing dient bij elk pensioenfonds premieneutraal plaats te vinden. De sociale partners roepen de decentrale partijen op om de flexibiliteit binnen de pensioenregelingen waar nodig verder te vergroten, zodat het mogelijk wordt eerder, later of in deeltijd met pensioen te gaan. Als onderdeel van de premiestabilisatie is afgesproken dat de risico’s op de financiële markten niet alleen op de werknemers afgewenteld zullen worden en dat onttrekkingen van gelden aan ondernemingspensioenfondsen ten gunste van de aangesloten werkgevers niet meer aan de orde zijn. Sociale partners benadrukken het belang van een snelle invoering van de gemaakte afspraken en sporen het kabinet aan om het akkoord over te nemen en mee te werken aan de uitvoering ervan, dat laatste door onder meer af te zien van kostenverhogende maatregelen en door te komen met ondersteunende wetgeving. Kosten pensioenfondsen De AFM heeft 12 april een rapport gepresenteerd over de kosten van pensioenfondsen. Het AFM-rapport is voor een belangrijk deel gebaseerd op eerder verricht onderzoek en bestaande gegevens. Winst is nog te behalen bij het zicht krijgen op alle kosten die samenhangen met vermogensbeheer. De aandacht van de fondsen hiervoor is in de afgelopen 2 jaar wel sterk gegroeid, wat ook tot uiting komt in een kritischer opstelling jegens vermogensbeheerders. Voor de overige uitvoeringskosten is er weinig nieuws: deze zijn bekend uit eerder onderzoek. Het ene pensioenfonds heeft meer uitvoeringskosten dan het andere, maar dat kan in belangrijke mate worden verklaard uit het feit dat er ook heel verschillende regelingen (van zeer gestandaardiseerd tot zeer flexibel en dus complexer maatwerk) zijn en uiteenlopende serviceniveaus; een afweging dus tussen kwaliteit en kosten. Extra uitvoeringskosten vloeien voort uit voortgaande regelgeving en verplichtingen die worden opgelegd door de overheid en de toezichthouders. Het bestuur van BPFV zal de kostenontwikkeling nauwlettend monitoren.
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
23
Beleggingen en beleggingsopbrengsten Marktontwikkelingen 2010 In 2008 en 2009 waren het vooral de grote financiële instellingen die problemen hadden. In het begin van 2010 bleek het probleem verschoven naar landen zoals Griekenland, Ierland, Spanje en Portugal. Dit leidt tot een reddingsactie van de Europese unie om het financieringsprobleem op te lossen. Het vertrouwen van de beleggers is hiermee nog niet gewonnen. Gedurende 2010 bleef dit een belangrijke invloed houden op het sentiment op de markt. Eind 2010 waren de spreads ten opzichten van de Duitse rente ongeveer gelijk aan het niveau voor de reddingsactie.
Daarnaast waren er wel signalen die aangaven dat er een herstel gaande was voor de ontwikkelde economieën. Zo overtrof de BBP groei in de belangrijkste regio’s de verwachtingen en waren de bedrijfsresultaten positief. De ontwikkelde aandelenmarkten stegen gedurende 2010 dan ook met ongeveer 19% en de opkomende markten met ongeveer 27% in euro’s.
De rente heeft gedurende 2010 een erg volatiel beeld laten zien. In het derde kwartaal bereikte de 30-jaars swaprente zelfs een dieptepunt van ongeveer 2,5%. Daarna liep de rente weer iets op. De staatsobligaties behaalde een positief rendement door de dalende rente die gedurende 2010 heeft plaatsgevonden.
24
Jaarbericht 2010
Het verschil tussen de swaprente en de staatsobligatie rente is gedurende 2010 positief geworden (staats boven swap). De afgelopen jaren was het omgekeerd door de veranderende risicoperceptie van swaps ten opzichte van staatsobligaties en de sterke vraag van pensioenfondsen om renterisico af te dekken door middel van swaps. Eind 2010 lag de 30-jaars swaprente boven de staatsobligatierente met ongeveer 9 bp (-16bp eind 2009). De spread op bedrijfsobligaties was na de kredietcrisis in 2008 sterk opgelopen. In 2009 was er een sterk herstel zichtbaar en in 2010 is de spread weer iets opgelopen.
De voorziening pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur, die weer is afgeleid van de Euro swapcurve. Onderstaand zijn de rentetermijnstructuren te zien voor de kwartaaleinden. Sinds eind 2010 is de curve sterk versteild; eind augustus was het dieptepunt bereikt en de 30-jaars swaprente lag op ongeveer 2.5%. In het vierde kwartaal was de swaprente weer wat gestegen, maar gedurende 2010 is de swaprente gedaald. Dit had in 2010 een sterke waardestijging van de voorziening pensioenverplichtingen tot gevolg.
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
25
Beleggingsresultaat Het totale portefeuillerendement, inclusief het effect van het afdekken van valutarisico, bedroeg in 2010 13,92%. Het rendement op de benchmark bedroeg daarentegen slechts 11,97%, wat betekent dat BPF Vlakglas een outperformance heeft behaald van 1,74%. In onderstaande tabel worden de rendementen over het gehele jaar per beleggingscategorie weergegeven.
Categorie
Benchmark
Rendement portefeuille
Rendement benchmark
Verschil
68,1%
13,75%
11,26%
2,23%
Aandelen 27,1% Vastgoed 0,8% Alternatieve investments 4,0% 0%
19,54% -7,36% 11,56% N/A
19,47% 17,04% 6,53% 0,82%
0,05% -20,85% 4,72% N/A
13,92%
11,97%
1,74%
Vastrentende waarden Zakelijke Waarden
Liquide Middelen
Benchmark Weging
Totaal (incl. overlay)
BPF Vlakglas heeft gekozen om de aandelenportefeuille volledig passief te laten beheren door State Street Global Advisors. De insteek van dit mandaat betekent dat het beleggingsrendement vrijwel gelijk is aan dat van de benchmark. De alternatieve beleggingen worden door Kempen Capital Management beheerd. Ook de vastrentende waarden zijn op basis van een actief mandaat ondergebracht, en wel bij Pimco. Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, heeft Pimco haar actieve beleggingsruime positief weten te benutten aangezien zij een outperformance heeft behaald van bijna 2,23%. Gezien het aanzienlijke belang van vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille, heeft deze outperformance ook op totaal portefeuilleniveau sterk bijgedragen aan een positief relatief rendement van 1,74%.
Z-score De royale outperformance heeft voor het jaar 2010 een positieve uitwerking in de Z-score en de daaraan verbonden performance. In onderstaande tabel zijn de Z-scores en performancetoetsen vanaf 1999 opgenomen. Jaar
Z-score
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
0,13 3,44 -1,58 -1,43 0,95 -0,36 -0,04 -0,26 -0,17 -4,24 3,92 1,55
Performancetoets
1,96 1,74 0,18 0,77 1,33 -0,99 0,93 1,64
De performancetoets wordt uitgevoerd op basis van de behaalde Z-scores in de afgelopen vijf jaar. Op basis van deze vijf scores dient het fonds boven 0 uit te komen om de performancetoets te doorstaan.
26
Jaarbericht 2010
Samenvatting rapport certificerend actuaris boekjaar 2010 De certificerend actuaris stelt jaarlijks een verslag op met een nadere toelichting bij en onderbouwing van de actuariële verklaring. Hiertoe maakt de certificerend actuaris gebruik van diverse (juridische) documenten van het fonds, zoals de ABTN en de recentelijk door het pensioenfonds uitgevoerde continuïteitsanalyse. Tevens wordt bij de beoordeling uitgegaan van de goedkeurende verklaring van de accountant bij de opgebouwde aanspraken. Het accent van de werkzaamheden van de certificerend actuaris ligt op de controle van de voorziening en de toetsen die op de beschikbare gegevens zijn toegepast en of deze in overeenstemming zijn met de eerder omschreven gebruikte documenten. Alles in samenwerking met de accountant. Verdere zaken die door de certificerend actuaris zijn getoetst, is of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet die handelen over het FTK inzake pensioenfondsen, met aspecten zoals: de gevoerde reserveringsmethoden, het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het indexatiebeleid. De controle van de voorziening heeft naast de beoordeling van de financiële positie en uitgevoerde solvabiliteitstoets onder andere ook betrekking op de volgende deelaspecten: sterftekansen, rentetermijnstructuur, opslagen, reserveringsmethode, toeslagen, overlijdensrisico’s en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Solvabiliteitstoets en financiële positie Bij het vaststellen van de financiële positie en de dekkingsgraad van het fonds wordt onder andere uitgegaan van de Prognosetafels AG 2010-2060 met als correctiefactoren op de sterftekansen 90% voor mannen en 90% voor vrouwen, de rentetermijnstructuur ultimo van het betreffende boekjaar en de door DNB ontwikkelde standaardtoets voor solvabiliteit. Voor boekjaar 2010 kan met betrekking tot de financiële positie de volgende opstelling worden gemaakt (in duizenden euro’s): Marktwaarde beschikbare vermogen Voorziening pensioenverplichtingen Aanwezige beleggingsbuffer
393.966 412.432 -/-18.466
De aanwezige dekkingsgraad bedraagt daarmee per ultimo 2010 circa 95,5%. De minimaal vereiste dekkingsgraad is gelijk aan 104,6%. De vereiste dekkingsgraad die voortkomt uit de uitgevoerde FTK-toets waarbij rekening wordt gehouden met de diverse risico’s die het fonds loopt, is gelijk aan circa 111,9%. Oordeel certificerend actuaris Volgens de certificerend actuaris is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 126 (vaststelling technische voorzieningen), 129 (terugstorting of premiekorting), 131 (minimaal vereist eigen vermogen), 132 (vereist eigen vermogen) en 133 (dekking door waarden). Het voorbehoud met betrekking tot artikel 126 betreft een discussie met DNB omtrent de afspraken over de hoogte van de voorziening voor toekomstige kosten. Gemeten naar de wettelijke maatstaf ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot de balansdatum, is er zowel sprake van reservetekort als van dekkingstekort.
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
27
Vooruitblik 2011 Samenstelling vertegenwoordigers Bij bestuur en deelnemersraad stond ultimo 2010 nog een aantal vacatures open. In het bestuur zijn twee vacatures voor plaatsvervangende werknemersvertegenwoordigers namens FNV Bondgenoten. De deelnemersraad moet reglementair bestaan uit minimaal 5 en maximaal 10 leden. Begin 2011 bestaat de deelnemersraad uit 4 leden.
Financiële positie en waardeoverdrachten In 2010 is voor het fonds opnieuw de verplichting ontstaan om wegens dekkingstekort alle individuele waardeoverdrachten stil te leggen. Deze verplichting heeft zowel betrekking op binnenkomende als uitgaande waardeoverdrachten en volgt uit artikel 72, lid a van de Pensioenwet.
Sluitende financiële opzet Eind september 2010 heeft het bestuur besloten om in 2011 een ALM studie uit te voeren. Deze studie moet uitwijzen welke stuurmiddelen moeten worden ingezet om tot een sluitende financiële opzet te komen. Tevens zal het bestuur nader onderzoek doen om te komen tot een gewijzigde vaststelling van de voorziening inzake kosten. Deze voorziening dient niet onderhevig te zijn aan de ontwikkelingen van de marktrente en zal tevens op een zodanig gewijzigde manier tot stand dienen te komen dat de voorziening toereikend is.
Communicatieplan Naar aanleiding van het door het bestuur vastgestelde beleid zullen de leden van de communicatiecommissie een communicatieplan gaan opstellen.
Deskundigheidsbevordering In het kader van de deskundigheidsbevordering zijn door het bestuur van BPFV voor 2011 twee studiemiddagen gereserveerd. Tijdens deze middagen worden van een tweetal aandachtsgebieden twee kennisgebieden behandeld. Tevens zal het bestuur daarin een self-assessment uitvoeren. In 2011 zal opnieuw toetsing van de deskundigheid plaatsvinden.
Evaluatie herstelplan In overeenstemming met de rapportage-eisen van De Nederlandsche Bank heeft BPF Vlakglas op 11 februari 2011 aan de toezichthouder de voortgang in het kader van het herstelplan gerapporteerd. In 2010 zijn hogere beleggingsresultaten behaald dan vooraf verwacht. Deze resultaten worden echter grotendeels teniet gedaan door de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur. Door het negatieve effect van de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur op de dekkingsgraad, bedraagt deze ultimo 2010 95,5%. Bij de vaststelling van dit percentage is rekening gehouden met een verdere impact van de toegenomen levensverwachting op basis van de nieuwe AG prognosetafels 2010-2060. Het percentage van 95,5% ligt lager dan het percentage van 95,6% dat is vastgesteld in het kader van de prognose van het in oktober 2009 ingediende herstelplan. Middels de herrekeningen in het kader van de verslagstaten K502 van De Nederlandsche Bank, is een inschatting gemaakt van het verloop van het herstel te verwachten over verslagjaar 2011. Het is belangrijk hierbij op te merken dat bij deze berekeningen niet is uitgegaan van de zogenaamde bevriezing van de rentetermijnstructuur. Op basis van de rentetermijnstructuur ultimo 2010 en de forward curves die hierop zijn gebaseerd, wordt in het kader van het korte termijn herstelplan een minder snel herstel verwacht (dan conform de prognose zoals opgenomen in het herstelplan van oktober 2009).
28
Jaarbericht 2010
Aangesloten deelnemers en verzekerden (in aantallen)
Actieve deelnemers en arbeidsongeschikten - Aantal mannen - Aantal vrouwen - Deelnemers met premievrijstelling Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden - Toegekende ouderdomspensioenen* - Toegekende nabestaandenpensioenen - Toegekende wezenpensioenen
31-12-2010
31-12-2009
6.217 4.826 1.123
6.411 4.967 1.158
268
286
16.301
16.050
3.310 2.381 883 46
3.190 2.278 864 48
* Het aantal toegekende ouderdomspensioenen in 2010 is inclusief de toegekende vroegpensioenen
Aangesloten werkgevers
Aangesloten werkgevers
31-12-2010
31-12-2009
445
436
Gouda, 16 juni 2011 was getekend De voorzitter: B.J. Heeren
De secretaris: J.Suarez Menendez
Hoofdstuk 1 / Jaarverslag van het bestuur
29
Verslag van het verantwoordingsorgaan Algemeen Het verantwoordingsorgaan (hierna: VO) van BPF Vlakglas is per 1 januari 2008 ingesteld. Het VO bestaat formeel uit zes leden waarin de volgende drie geledingen zijn vertegenwoordigd: • De binnen het pensioenfonds vertegenwoordigde vakverenigingen, te weten FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen, benoemen elk één lid. Dit kan een zittend lid van de werknemersgeleding van de deelnemersraad zijn. Leden van de werknemersgeleding van het VO moeten deelnemer zijn in het fonds. In 2010 is ten aanzien van de leden van de werknemersgeleding nog beslist dat in de situatie dat de vakverenigingen uit haar geledingen geen kandidaten kunnen vinden, voor benoeming in het VO ook kandidaten kunnen toetreden die niet zijn aangesloten bij de betreffende vakverenigingen. Deze leden van het VO worden benoemd door het bestuur; • Twee leden worden in het VO benoemd door genoemde vakverenigingen gezamenlijk, tezamen met het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties. Dit kunnen zittende leden van de gepensioneerdengeleding van de deelnemersraad zijn. Leden van de gepensioneerdengeleding van het VO moeten pensioengerechtigde zijn van het fonds; • De twee werkgeversorganisaties vertegenwoordigd in het bestuur van het pensioenfonds, te weten de Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland (VVVH) en de Organisatie voor de Vlakglasbranche GBO, benoemen ieder één lid. Ongeacht het aantal (ter vergadering aanwezige) leden heeft iedere geleding binnen het VO één derde van het maximale aantal van zes stemmen. Het VO heeft het recht een deskundige te raadplegen. Het bestuur van het pensioenfonds heeft de inrichting (onder meer samenstelling en stemverhouding conform bovengaande uitgangspunten), de werkwijze en de bevoegdheden van het VO vastgelegd in de statuten van het pensioenfonds en een daarop gebaseerd intern reglement voor het VO. Het bestuur van het pensioenfonds legt verantwoording af aan het VO over het beleid en de uitvoering daarvan en over naleving van de zogenaamde Principes voor goed pensioenfondsenbestuur (Pension Fund Governance), zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur aan de hand van onder meer het jaarverslag. Het VO heeft onder andere recht op overleg met het bestuur, op overleg met de externe accountant/actuaris en op informatie. Verder heeft het VO het recht om advies uit te brengen over: • De vergoedingsregeling van bestuursleden; • Wijzigen van het beleid ten aanzien van VO; • Vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; • De interne klachten- en geschillenprocedure; • Het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het VO legt zijn oordeel ten minste eenmaal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt samen met een reactie van het bestuur daarop opgenomen in het jaarverslag waar het oordeel betrekking over heeft.
Bevindingen Per 1 januari 2008 is het VO ingesteld bestaande uit twee leden van de gepensioneerdengeleding, twee leden namens de twee werkgeversorganisaties en was er sprake van twee vacatures voor de twee posities van de werknemersgeledingen. Eén van de twee vacatures voor werknemersleden is ingevuld gedurende 2009. Omdat in 2010 pas formeel het besluit is genomen om ook niet-vakbondsleden toe te laten, is de tweede kandidaat pas in 2010 benoemd door het bestuur en toegetreden. Het VO heeft de intentie vier maal per jaar bijeen te komen waarvan twee maal per jaar tezamen met het (dagelijks) bestuur van het pensioenfonds. Vanuit het VO wordt een nadere invulling gegeven aan de gewenste deskundigheid van leden van het VO. Het bestuur faciliteert de leden van het VO voor het realiseren van de gewenste deskundigheid door gedurende het jaar diverse studiedagen te organiseren, waarin diverse actuele (pensioen)onderwerpen aan bod komen. In het kader van de taakuitoefening heeft het VO als voorbereiding op de bespreking van 26 mei 2011 kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening boekjaar 2010. Op 26 mei 2011 heeft het VO vergaderd met een afvaardiging van het bestuur in tegenwoordigheid van de actuaris van het fonds. Het VO heeft zich met name gericht op het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur in 2010. De besproken onderwerpen zijn: Samenstelling van het VO Het VO heeft het bestuur verzocht aandacht te besteden aan de bemensing van het VO. Ten gevolge van een uitdienst-
30
Jaarbericht 2010
treding en een pensionering ontstaan in 2011 twee vacatures in het VO; één vacature voor de werkgeversgeleding en één vacature voor de werknemersgeleding van het VO. Beleggingsbeleid Het VO heeft voor de beoordeling van het gevoerde beleggingsbeleid kennis genomen van de verslagen van de bestuursvergaderingen. Het VO spreekt zich positief uit over het besluit tot opheffing van de beleggingscommissie en het onderbrengen van de (voorbereiding tot) besluitvorming bij het voltallige bestuur. Het VO is positief over de wijze waarop in 2010 in goed overleg beleidskeuzes zijn gemaakt. Het VO uit zijn zorg over het gebrek aan duidelijkheid omtrent de kosten die de beheerders van beleggingsfondsen in rekening brengen. Het VO verzoekt het bestuur dan ook om inzicht te verstrekken in de omvang van de kosten die de vermogensbeheerders aanrekenen aan BPF Vlakglas. Premiebeleid Het VO heeft voor de beoordeling van het gevoerde premiebeleid kennis genomen van de verslagen van de bestuursvergaderingen. Het VO heeft daarbij vastgesteld dat er in 2010 verder uitvoering is gegeven aan de maatregelen opgenomen in het herstelplan van oktober 2009. Aanvullend is in 2010 door het bestuur besloten tot een kostenneutrale verschuiving van een gedeelte van de premie van de overgangsregeling vroegpensioen naar de premie van de basispensioenregeling. Als gevolg daarvan wordt de premie in de basispensioenregeling vanaf 2011 additioneel met 1,3%-punt verhoogd. Het VO heeft vastgesteld dat BPF Vlakglas ultimo 2010 is overgegaan naar de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde Prognosetafel 2010-2060. Daarbij komen bij het VO vragen naar voren aangaande de onderbouwing van de keuze voor deze specifieke sterftetafel en de effecten van de renteontwikkeling en de leeftijdsontwikkeling van het deelnemersbestand op de premie van BPF Vlakglas. Evaluatie herstelplan Het VO is van oordeel dat het bestuur ten aanzien van de evaluatie van het herstelplan alert heeft gereageerd. Tevens heeft het VO vastgesteld dat BPF Vlakglas invulling geeft aan de instructies van DNB om gedurende 2011 te werken aan een toekomstbestendige financiële opzet die vanaf 1 januari 2012 ingaat. Daarbij gaat veel aandacht naar de kostendekkendheid van de premie vanaf 2012. Het VO heeft hierover verder geen oordeel. Toekomst pensioenfonds Het VO heeft kennisgenomen van de stopzetting van het onderzoek naar de mogelijke samenwerking met een aantal andere bouwgerelateerde pensioenfondsen. Voor het VO is het onduidelijk wat hiervan de reden is. Het VO geeft ook aan zich zorgen te maken over de continuïteit van het bestuur en vraagt het bestuur werk te maken van de invulling van openstaande vacatures voor (plaatsvervangende) bestuursleden. Het VO is zeer te spreken over de wijze waarop het bestuur in moeilijke omstandigheden zijn taken en verantwoordelijkheden oppakt en anticipeert op mogelijke wetswijzigingen. Communicatiebeleid Het VO heeft kennis genomen van de evaluatie door de communicatiecommissie van de voorlichtingscampagne die in 2009 heeft plaatsgevonden. Als aandachtspunt komt uit deze evaluatie naar voren het “moeilijk bereiken” van de deelnemers. Het VO vraagt het bestuur hieraan aandacht te besteden bij het op te stellen nieuwe communicatieplan en biedt aan om hiervoor eventueel samen met de Deelnemersraad als klankbord op te treden.
Conclusies Resumerend is het VO van mening dat: • de bemensing van het VO in 2011 dringend aandacht behoeft; • het beleggingsbeleid goed vorm is gegeven binnen het bestuur maar dat er ten aanzien van de kosten van het beleggingsbeleid behoefte is aan meer inzicht; • het premiebeleid goed is onderbouwd en rekening houdt met de meest recente inzichten in de ontwikkeling van sterftekansen; • het bestuur met betrekking tot de evaluatie van het herstelplan alert heeft gehandeld; • het bestuur in moeilijke omstandigheden invulling geeft aan zijn taken en verantwoordelijkheden maar attent moet zijn op het waarborgen van zijn eigen continuïteit; • met het communicatiebeleid is voldaan aan de verwachtingen. Gouda, 10 juni 2011 BPF Vlakglas Het verantwoordingsorgaan
Hoofdstuk 1 / Verslag van het verantwoordingsorgaan
31
Reactie bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft op 26 mei 2011 kennisgenomen van de bevindingen en conclusies van het VO ten aanzien van het beleid van het bestuur van het fonds. Het bestuur is van mening dat het VO zijn taak inzake de beoordeling van het door het bestuur geformuleerde en uitgevoerde beleid op een consciëntieuze en constructieve wijze heeft verricht. De wijze waarop het overleg tussen het dagelijks bestuur en het VO plaatsvindt, geschiedt in alle openheid. Naar aanleiding van de bevindingen van het VO ten aanzien van het beleggingsbeleid, heeft het bestuur bij het VO aangegeven dat het bestuur mede naar aanleiding van de conclusies van het onderzoeksrapport van AFM ten aanzien van beleggingskosten bij pensioenfondsen, dit onderwerp gaat oppakken met de vermogensbeheerders. In dat kader zal het bestuur aan de vermogensbeheerders vragen stellen teneinde de kosten zichtbaar te krijgen. Het bestuur zal over de bevindingen van het overleg met de vermogensbeheerders terugkoppelen in (een) volgende bestuursvergadering(en). Met betrekking tot het premiebeleid licht het bestuur toe dat bij de vaststelling van de actuariële grondslagen rekening dient gehouden te worden met de meest recente ontwikkelingen inzake sterftekansen. Hiermee beantwoordt het bestuur aan de prudentie-eisen die gelden voor pensioenfondsen. Verder geeft het bestuur nog aan dat de huidige samenstelling en ontwikkeling van het deelnemersbestand naar leeftijd van groot belang is voor de verwachte ontwikkeling van de premie van BFP Vlakglas. De leeftijdssamenstelling is immers bepalend voor de mate van rentegevoeligheid van de voorziening pensioenverplichting. Over boekjaar 2010 heeft de rentedaling dan ook, omwille van de relatief jonge populatie, een grote impact gehad. De in het boekjaar uitgevoerde ALM-studie toont de impact van de verwachte vergrijzing over een prognoseperiode van 15 jaar. Inzake de stopzetting van het onderzoek naar mogelijke samenwerking met andere pensioenfondsen, geeft het bestuur aan dat het onderzoek in feite vooruit is geschoven. Technisch gesproken was er geen sprake van belemmeringen maar ontbreekt de wil bij sommige besturen om op dit moment verder te gaan. Het bestuur heeft kennisgenomen van de overige opmerkingen van het VO en zal in de komende periode aan genoemde zaken aandacht besteden.
32
Jaarbericht 2010
Kerncijfers over de laatste vijf jaar 2010
2009
2008
2007
2006
Aantal actieve deelnemers en arbeidsongeschikten Aantal ‘slapers’ 1 Aantal ‘gepensioneerden’
6.217 16.301 3.310
6.411 16.050 3.190
6.699 15.501 3.291
6.442 15.340 2.939
6.406 14.930 2.984
Totaal
25.828
25.651
25.491
24.721
24.320
32%
33%
36%
35%
36%
Premie basisregelingen (€.000) Premie overgangsregeling VUT (€.000) 2 FVP-premies (€.000)
23.813 1.631 401
22.947 1.590 442
21.900 1.312 296
20.233 0 269
18.134 0 321
Totale bijdragen van werkgevers en werknemers (€.000)
25.845
24.979
23.508
20.502
18.455
4.157
3.896
3.509
3.183
2.881
10.012 3.025
9.195 2.882
8.134 2.471
7.116 2.421
6.530 2.188
Vastgoedbeleggingen (€.000) Aandelen (€.000) Vastrentende waarden (€.000) Derivaten (€.000) Overige beleggingen (€.000)
1.929 101.078 274.525 5.882 11.708
1.844 80.834 235.849 2.799 9.442
1.750 48.097 190.013 61.963 9.119
12.590 89.778 217.182 12.049 0
17.709 78.099 194.405 9.056 0
Totale beleggingen (€.000)
395.122
330.768
310.942
331.599
299.269
25.850 26.095 28.197
24.983 24.767 30.385
23.512 24.890 21.717
20.506 20.641 20.550
18.458 n.v.t. n.v.t.
2010
2009
2008
2007
2006
393.966 412.432 95,5% 111,9%
335.739 344.981 97,3% 111,6%
305.390 340.299 89,7% 110,8%
297.026 245.472 121,0% 114,7%
296.774 229.269 129,4% 117,6%
Verhouding actieven: niet actieven
Gemiddeld per actieve deelnemer (€.) Pensioenuitkeringen (€.000) Gemiddeld per pensioengerechtigde (€.)
Feitelijke premie (€.000) Gedempte premie (€.000) 3 Kostendekkende premie (€.000)
Pensioenvermogen (€.000) Pensioenverplichtingen (€.000) 4 Aanwezige dekkingsgraad (€.000) Vereiste dekkingsgraad (€.000)
1
In het aantal deelnemers 2006 en 2007 heeft een verschuiving plaatsgevonden van de deelnemers met ANW-hiaat, WAO-hiaat en FVP. Aanpassing heeft
plaatsgevonden om aan te sluiten op het FTK. In de gewezen deelnemers 2006 zijn 66 FVP-deelnemers meegenomen. In de gepensioneerden 2006 zijn de deelnemers met ANW-hiaat, WAO-hiaat en niet-opgevraagde pensioenuitkeringen, respectievelijk 32, 191 en 244 meegenomen. 2
De premie overgangsregeling VUT is van toepassing vanaf 1 januari 2008, zijnde de ingangsdatum van de overgangsregeling.
3
Met ingang van boekjaar 2009 wordt, overeenkomstig de aanpassing in de ABTN per 1 januari 2010 de opslag voor solvabiliteit in de gedempte en de
kostendekkende premie gebaseerd op het vereist eigen vermogen per 31 december van het jaar ervoor. Tot en met boekjaar 2008 is bij de berekening van de gedempte en de kostendekkende premie een vaste solvabiliteitsopslag van 14% gehanteerd. De kerncijfers 2006 t/m 2008 zijn hierop niet aangepast. 4
Vanaf 2007 zijn de toekomstige pensioenverplichtingen gewaardeerd op marktwaarde. Dit betekent dat een actuele rentetermijnstructuur is toegepast.
Voor 2006 zijn de vergelijkende cijfers aangepast.
Hoofdstuk 1 / Verslag van het verantwoordingsorgaan
33
34
Jaarbericht 2010
Hoofdstuk 2
Jaarrekening
• • • • •
Balans Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de balans en de staat van baten en lasten Actuariële en bedrijfstechnische analyse over 2010 Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
35
Balans per 31 december 2010 (na resultaatbestemming)
31.12.2010 €000
Actief
31.12.2009 €000
Beleggingen Beleggingen voor rekening en risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen [1] Aandelen [2] Vastrentende waarden [3] Derivaten [4] Overige beleggingen [5]
1.929 101.078 274.525 5.882 11.708
Beleggingen voor rekening en risico deelnemers Overige beleggingen [6]
Materiële vaste activa [7]
1.844 80.834 235.849 2.799 9.442 395.122
330.768
32
27
7
21
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen op sponsors [8] Vorderingen inzake beleggingen [9] Overige vorderingen en overlopende activa [10]
563 3.960
440 7.941
372
126 4.895
8.507
22.439 422.495
13.719 353.042
Overige activa Liquide middelen [11]
36
Jaarbericht 2010
Balans per 31 december 2010 31.12.2010 €000
Passief
31.12.2009 €000
Stichtingskapitaal en reserves [12] Bestemmingsreserve Overige reserves
9.998 (18.466)
6.823 (9.242) (8.468)
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [13] Overige technische voorzieningen [14]
411.052 1.380
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [15]
(2.419)
343.602 1.379 412.432
344.981
32
27
Overige schulden en overlopende passiva Derivaten [16] Schulden inzake beleggingen [17] Pensioenuitkeringen Overige schulden en overlopende passiva [18]
12.965 4.603 22
9.166 55 27
909
1.205 18.499
10.453
422.495
353.042
Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
37
Staat van baten en lasten over 2010 2010 €000 Baten: Premiebijdragen (werkgevers) [19] Premiebijdragen risico deelnemers [19] Beleggingsresultaten risico pensioenfonds [20] Inkomende overdrachten van rechten Overige baten [21] Totaal baten Lasten: Pensioenuitkeringen [22] Pensioenuitvoeringskosten [23] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds: Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging [24] Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging actuariële grondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Uitgaande overdrachten van rechten Overige lasten [25] Totaal lasten Saldo baten en lasten
Bestemming saldo Bestemmingsreserve Overige reserves Totaal saldo
38
Jaarbericht 2010
25.845 5 46.924 676 182
2009 €000 24.979 4 19.741 106 153
73.632
44.983
10.012 1.744
9.195 2.260
21.128 0 4.689
23.196 0 8.959
(10.331) 42.237 619 10.623 (1.514) 67.451 0
(9.407) (22.400) (87) 5.143 (901) 4.503 179
5 427 42
4 4 198 -79.681 (6.049)
16.343 28.640
3.175 (9.224) (6.049)
2.973 25.667 28.640
Kasstroomoverzicht over 2010 Volgens de directe methode
Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Ontvangen/betaalde waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitvoeringskosten Overige mutaties Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Nettokasstroom Koers- en omrekeningsverschillen op geldmiddelen Mutatie liquide middelen
2010 €000 25.507 676 (9.991) (587) (1.940) 11
2009 €000 26.486 106 (9.171) 134 (2.298) (169)
13.676
8.531.213 9.372 (8.546.935) (671)
15.088
444.461 8.820 (465.425) (922) (7.021)
(13.066)
6.655 2.065 8.720
2.022 (530) 1.492
Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
39
Toelichting op de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht Algemeen De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf, statutair gevestigd aan de Gentseweg 13 te Gouda, is in 1959 opgericht door de organisaties van werkgevers en werknemers zijnde de rechtsvoorgangers van de in stand houdende partijen de Glas Branche Organisatie en de Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland enerzijds en de rechtsvoorgangers van de FNV Bondgenoten en de CNV BedrijvenBond anderzijds.
Activiteiten Het fonds heeft ten doel het verlenen van pensioen aan de werknemers, in dienstbetrekking werkzaam zijnde of geweest zijnde bij de aangesloten ondernemingen, alsmede na het overlijden van die werknemers uitkeringen te verstrekken aan hun weduwen, weduwnaars, partners en wezen, op de wijze als nader omschreven in het pensioenreglement. De pensioenregeling is per 2 april 1959 verplicht gesteld voor werkgevers waaronder wordt verstaan: De onderneming of afdelingen daarvan, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighouden met respectievelijk de groothandel in en het plaatsen van be- en onbewerkt vlakglas, de bedrijfsmatige be- en verwerking van vlakglas of het vervaardigen van glas in metaal, geëtst en gebrandschilderd vlakglas daaronder begrepen; daarnaast de ondernemingen of afdelingen daarvan, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighouden met de groothandel in verf. De verplichtstelling betreft werknemers in de leeftijd tot en met 64 jaar, die krachtens artikel 3 van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds tot deelneming in de stichting verplicht zijn.
Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bepalingen zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving alsmede met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur heeft de jaarrekening op 16 juni 2011 goedgekeurd.
Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening De jaarrekening is opgesteld gebaseerd op continuïteitsveronderstelling. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders wordt vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde. Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Winsten worden slechts opgenomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Schattingswijziging Op grond van regelgeving in de Pensioenwet en het FTK dient de waardering van de pensioenverplichtingen plaats te vinden op basis van marktwaarde. Vanaf ultimo 2007 zijn de overlevingskansen ontleend aan de landelijke door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel 2005-2050. In aanvulling hierop is ultimo 2009 tevens rekening gehouden met een verzwaring van de sterftetrend. Het CBS had een prognosetafel gepubliceerd waaruit blijkt dat de levensverwachting van mannen en vrouwen sneller stijgt dan eerder werd aangenomen. De Nederlandsche Bank verwacht van pensioenfondsen dat zij rekening houden met nieuwe inzichten bij het vaststellen van hun verplichtingen ultimo 2009. Het pensioenfonds heeft besloten de voorziening pensioenverplichtin-
40
Jaarbericht 2010
gen ultimo 2009 te verhogen met een uniforme opslag van 3,5% voor de verzwaring van de sterftetrend. Ultimo 2010 zijn de overlevingskansen ontleend uit de nieuwe landelijke door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel 2010-2060. De voorziening pensioenverplichting stijgt hierdoor met circa € 12,2 miljoen.
Omrekening van vreemde valuta Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de valutakoers per balansdatum. Voor zover valutarisico’s zijn afgedekt door middel van valutatermijncontracten, wordt het daaruit per balansdatum resulterende ongerealiseerde koersresultaat in de waarde van de beleggingen in aanmerking genomen. In de staat van baten en lasten zijn de transacties omgerekend tegen de op het moment van de transacties geldende koers. Overige valutaverschillen komen ten gunste dan wel ten laste van de staat van baten en lasten.
Grondslagen voor de waardering van activa en passiva Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op gelijke wijze gewaardeerd.
Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers.
Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden opgenomen tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is bepaald hetzij tegen marktwaarde op basis van de netto contante waarde van toekomstige kasstromen hetzij op nettovermogenswaarde.
Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden opgenomen tegen de per balansdatum geldende beurskoersen.
Derivaten Derivaten zijn financiële instrumenten belichaamd in contracten, waarvan de waarde afhankelijk is van een of meer onderliggende primaire financiële instrumenten. Derivaten bevatten rechten en verplichtingen, waardoor een of meer van de financiële risico’s waaraan de onderliggende primaire financiële instrumenten onderhevig zijn, tussen partijen worden overgedragen. De meeste derivaten leiden niet tot overdracht van het onderliggende primaire financiële instrument bij het aangaan van de overeenkomst en overdracht behoeft ook niet altijd plaats te vinden bij expiratie van de overeenkomst. Basisvormen van derivaten zijn termijncontracten, opties, swaps en futures. Het onderliggende primaire financiële instrument kan onder meer een renteproduct, een valutaproduct of een aandelenproduct zijn. De overgedragen financiële risico’s zijn de prijsrisico’s van de onderliggende markten. Derivaten worden gewaardeerd tegen actuele waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten wordt de waardering bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaten met een positieve marktwaarde worden als actiefpost verantwoord in de balans onder de beleggingen en de derivaten met een negatieve marktwaarde worden als een passiefpost verantwoord onder de schulden uit hoofde van beleggingen.
Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
41
Overige beleggingen Beursgenoteerde beleggingen worden opgenomen tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde overige beleggingen in beleggingsfondsen is bepaald hetzij tegen marktwaarde op basis van de netto contante waarde van toekomstige kasstromen hetzij op nettovermogenswaarde.
Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen. De afschrijvingen worden gebaseerd op de geschatte economische levensduur van drie respectievelijk vier jaar en worden berekenend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele residuwaarde. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikneming.
Vorderingen en overige overlopende activa De vorderingen worden opgenomen tegen nominale waarde, onder aftrek van de noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid. Deze voorzieningen worden bepaald op basis van individuele beoordeling van de vorderingen.
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Sterfte Het gehanteerde overlevingskansstelsel is gebaseerd op de landelijke door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel 2010-2060. Deze tafel wordt toegepast met een correctiefactor 0,9 voor zowel mannen als vrouwen. Rente De voorziening pensioenverplichtingen wordt berekend volgens het FTK, waarbij de marktwaarde bepaald wordt door gebruik te maken van de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur ultimo boekjaar. De rentetoevoeging is gebaseerd op de 1-jaarsrente. Partnerfrequentie Bij de berekeningen van de voorzieningen voor nabestaandenpensioen wordt ervan uitgegaan dat 90% van de deelnemers gehuwd is of een partner heeft. Vanaf pensionering wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat. Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is gesteld op drie jaar (vrouw jonger). Wezenpensioen De risicopremie voor nog niet ingegaan wezenpensioen wordt bepaald als 5% van de risicopremie voor het nabestaandenpensioen. Vaststelling leeftijd Om een berekening per geboortejaar mogelijk te maken, wordt aangenomen dat iedere (gewezen) deelnemer of gepensioneerde op 1 juli van zijn of haar geboortejaar geboren is. Uitkeringen Aangenomen wordt dat de pensioenuitkeringen continu (zullen) plaatsvinden. In de praktijk wordt in maandelijkse termijnen achteraf uitgekeerd. Kosten In de voorziening is rekening gehouden met een opslag van 2% voor toekomstige uitkerings- en administratiekosten.
42
Jaarbericht 2010
Revalideringskansen Bij de vaststelling van de voorziening voor de verleende premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met leeftijdsafhankelijke kansen op revalidering volgens de volgende tabel:
Leeftijd man/vrouw
Revalideringskansen %
20 t/m 24 25 t/m 29 30 t/m 34 35 t/m 39 40 t/m 44 45 t/m 49 50 t/m 54 55 t/m 59 60 t/m 64
75,0 62,5 50,0 40,0 30,0 20,0 12,5 5,0 1,5
Actuariële gelijkwaardigheid herschikken De pensioenregeling biedt diverse mogelijkheden om te schuiven met de opgebouwde pensioenaanspraken. Zo is het mogelijk ouderdomspensioen om te zetten in een combinatie van ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen, of kan nabestaandenpensioen worden omgezet in ouderdomspensioen. Deze omzetting van pensioenen geschiedt op basis van actuariële gelijkwaardigheid en sekseneutrale factoren. Daarbij wordt uitgegaan van de actuariële grondslagen die worden gebruikt bij de vaststelling van de voorziening van het fonds, rekening houdend met de voorziening voor excassokosten en met de zekerheidsmarge voor eventuele toename van de levensverwachting.
Methoden van reserveberekening Voorziening ouderdoms-, nabestaanden-, wezen- en vroegpensioen De voorziening pensioenverplichtingen wordt bepaald als de contante waarde van het aan het einde van het boekjaar opgebouwde pensioen. Voorziening voor toekomstige pensioenopbouw arbeidsongeschikten De voorziening voor de verleende premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid wordt bepaald als de contante waarde van het aan het einde van het boekjaar nog toekomstig op te bouwen pensioen. Hierbij wordt rekening gehouden met leeftijdsafhankelijke revalideringskansen. Voorziening ter dekking van het WAO-hiaat De voorziening pensioenverplichtingen voor het WAO-hiaat is gelijk aan de contante waarde van de toekomstige arbeidsongeschiktheidspensioenen van de deelnemers die op de berekeningsdatum een WAO-uitkering ontvangen. Hierbij wordt geen rekening gehouden met revalideringskansen. Voor deelnemers waarvan de uitkering nog niet bekend is, is op basis van een fictieve uitkering een voorziening bepaald. Deze voorziening zal in de komende vijf jaar vrijvallen. Ultimo 2010 bedraagt deze € 178.000 (2009: € 356.000). Voorziening ter dekking van het ANW-hiaat Op 1 juli 1996 is de Algemene nabestaandenwet (ANW) in werking getreden. Deze wet vervangt de AWW, maar biedt een lagere uitkering en een kortere uitkeringsduur. In verband hiermee heeft het fonds het zogenaamde ANW-hiaat voor haar deelnemers verzekerd. Na overlijden van de deelnemer wordt voor de nabestaande deze voorziening bepaald als de contante waarde van de toekomstige uitkeringen van het, eventueel uitgestelde, ANW-hiaatpensioen.
Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
43
Overige technische voorzieningen De overige technische voorzieningen hebben betrekking op de toekomstige schadelast in verband met premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid. Deze voorziening wordt gewaardeerd op tweemaal de risicopremie die voor premievrijstelling in de gedempte kostendekkende premie begrepen is.
Voorziening voor rekening en risico deelnemers De voorziening voor rekening en risico deelnemers is gewaardeerd volgens dezelfde grondslagen die gelden voor de waardering van de corresponderende beleggingen voor rekening en risico deelnemers.
Grondslagen voor de staat van baten en lasten Bijdragen van werkgevers en werknemers De bijdragen van werkgevers en werknemers worden verantwoord in het jaar waarin deze in rekening zijn gebracht.
Beleggingsopbrengsten risico pensioenfonds Onder het hoofd beleggingsopbrengsten risico pensioenfonds zijn opgenomen de bruto directe beleggingsopbrengsten, de indirecte beleggingsopbrengsten en de kosten van vermogensbeheer. Bruto directe beleggingsopbrengsten Als bruto directe beleggingsopbrengsten zijn verantwoord: • de aan het verslagjaar toe te rekenen intrest; • de in het verslagjaar gedeclareerde dividenden. Indirecte beleggingsopbrengsten Als indirecte beleggingsopbrengsten zijn verantwoord: • alle aan het verslagjaar toe te rekenen gerealiseerde en ongerealiseerde waarderingsverschillen; • alle aan het verslagjaar toe te rekenen gerealiseerde en ongerealiseerde valutaverschillen. Kosten van vermogensbeheer Onder de kosten van vermogensbeheer zijn opgenomen de aan beleggingsactiviteiten toe te rekenen kosten. Hieronder vallen onder meer de kosten van de externe vermogensbeheerder. De kosten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben.
Waardeoverdrachten De waardeoverdrachten worden toegerekend aan het jaar waarin de bijbehorende rechten zijn verwerkt.
Kosten Onder het hoofd kosten zijn de kosten van de uitvoering van de pensioenregeling opgenomen. Deze kosten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben.
Grondslagen voor de opstelling van het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Kasstromen in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen een geschatte gemiddelde koers. Koersverschillen inzake geldmiddelen worden afzonderlijk in het kasstroomoverzicht getoond.
44
Jaarbericht 2010
Toelichting op de onderscheiden posten van de balans Beleggingen voor rekening en risico pensioenfonds [1] Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed 2010 2009 €000 €000 Balanswaarde per 1 januari 1.844 1.750 Aankopen (inclusief claims) 2.230 1.465 4.074 3.215 Koersresultaat (198) 505 3.876 3.720 Verkopen (1.947) (1.876) Balanswaarde per 31 december 1.929 1.844 [2] Aandelen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen 2010 €000 Balanswaarde per 1 januari 80.834 48.097 Aankopen (inclusief claims) 5.582 76.878 86.416 Koersresultaat 14.768 101.184 Verkopen (106) Balanswaarde per 31 december 101.078
2009 €000
124.975 14.247 139.222 (58.388) 80.834
Ultimo 2010 waren geen aandelen uitgeleend. Ultimo 2009 waren eveneens geen aandelen uitgeleend. [3] Vastrentende waarden Obligaties, hypothecaire leningen, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren met een vaste of variabele rente 2010 2009 €000 €000 Balanswaarde per 1 januari 235.849 181.513 Aankopen 8.540.343 382.566 8.776.192 564.079 Aflossingen en verkopen (8.512.612) (329.749) 263.580 234.330 Koersresultaat 10.945 1.519 Balanswaarde per 31 december 274.525 235.849 Ultimo 2010 waren geen vastrentende waarden uitgeleend (2009: € 16,6 miljoen). De toename van de aankopen en aflossingen en verkopen wordt veroorzaakt doordat met ingang van 2010 in het betreffende beleggingsmandaat beleggingen met hoge omloopsnelheid zijn opgenomen. [4] Derivaten
Balanswaarde per 1 januari Saldo aankopen -/- aflossingen en verkopen Koersresultaat Balanswaarde per 31 december
2010 €000
2009 €000
(6.367) (11.075) (17.442) 10.359 (7.083)
44.252 (45.196) (944) (5.423) (6.367)
Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
45
De balanswaarde ultimo december bestaat uit een positieve marktwaarde voor derivaten en negatieve marktwaarde voor derivaten zoals hieronder gespecificeerd: 31.12.2010 €000
31.12.2009 €000
5.882 (12.965) (7.083)
2.799 (9.166) (6.367)
31.12.2010 €000
31.12.2009 €000
3.774 1.806 302 5.882
1.225 1.574 0 2.799
Positieve marktwaarde Negatieve marktwaarde
Ultimo boekjaar heeft de positieve marktwaarde betrekking op de volgende derivaten:
Interest rate swaps Valutatermijncontracten Default swaps De genoemde derivaten hebben de volgende onderliggende waarden:
Beleggingscategorie en soort instrument
31.12.2010 Actuele waarde b) €000
Nominale waarde a) €000
Interest rate swaps Valutatermijncontracten Default swap
73.454 55.878 20.717
3.774 1.806 302 5.882
a) De nominale waarde betreft het absolute bedrag waarvoor het contract is gesloten. b) De actuele waarde is de waarde als het contract ultimo jaar zou worden verkocht of teruggedraaid. Er hebben in 2010 geen beleggingen plaatsgevonden in premiebijdragende ondernemingen. [5] Overige beleggingen Hedge-funds 2010 €000 Balanswaarde per 1 januari Aankopen Aflossingen en verkopen Koersresultaat Balanswaarde per 31 december
9.442 6.524
2009 €000 9.119 0
15.966 (5.473) 10.493 1.215 11.708
9.119 (751) 8.368 1.074 9.442
Beleggingen voor rekening en risico deelnemers [6] Overige beleggingen Rekening-courant
Balanswaarde per 1 januari Premiestortingen Balanswaarde per 31 december
46
Jaarbericht 2010
2010 €000 27 5 32
2009 €000 23 4 27
[7] Materiële vaste activa Andere vaste bedrijfsmiddelen
2010 €000 21 0 (14) 7
2009 €000 34 0 (13) 21
31.12.2010 €000
31.12.2009 €000
904 (341) 563
930 (490) 440
31.12.2010 €000 2.619 1.341 3.960
31.12.2009 €000 3.399 4.542 7.941
31.12.2010 €000 341 31 372
31.12.2009 €000 122 4 126
31.12.2010 €000 13.548 8.891 22.439
31.12.2009 €000 8.820 4.899 13.719
Bestemmingsreserve Spaarvut €000 3.038 1.747 4.785
Overige reserves €000 (9.242) (9.224) (18.466)
Bestemmingsreserve pensioenaanvulling €000 3.785 2.440 (1.145) 133 5.213
Bestemmingsreserve Spaarvut €000 3.038 1.631 0 116 4.785
Boekwaarde per 1 januari Investeringen Afschrijvingen Boekwaarde per 31 december
Vorderingen en overlopende activa [8] Vorderingen op sponsors
Vorderingen op aangesloten ondernemingen uit hoofde van verschuldigde premies Voorziening voor mogelijk oninbare vorderingen
[9] Vorderingen inzake beleggingen
Te vorderen intrest vastrentende waarden Nog te ontvangen effecten transacties
[10] Overige vorderingen en overlopende activa
Te factureren premies Vooruitbetaalde bedragen
[11] Liquide middelen
Liquiditeiten ten behoeve van financiële beleggingen Overige liquide middelen
[12] Stichtingskapitaal en reserves
Stand per 1 januari 2010 Resultaatbestemming 2010 Stand per 31 december 2010
Bestemmingsreserve pensioenaanvulling €000 3.785 1.428 5.213
Het saldo van de bestemmingsreserves kan als volgt worden gespecificeerd:
Saldo per 1 januari 2010 Premie Onttrekking i.v.m. jaarinkoop Rendementstoevoeging Stand per 31 december 2010
Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
47
De bestemmingsreserve wordt gevormd in verband met de financiering van de pensioenaanvullingsregeling ex artikel 34 van het pensioenreglement. Het saldo van de bestemmingsreserve kan worden gebruikt voor inkoop van pensioenrechten in komende jaren. Aan de bestemmingsreserve wordt toegevoegd de premie die over het boekjaar is opgelegd met betrekking tot de overgangsregelingen. Tevens vindt een rendementstoevoeging plaats. Op 28 april 2011 heeft het bestuur besloten om met terugwerkende kracht tot 31 december 2010 de rendementstoevoeging niet langer te baseren op het werkelijke fondsrendement, maar een vast percentage van 3% als rendementstoevoeging te hanteren. Het bestuur besluit jaarlijks tot de inkoop van deze pensioenrechten, voor 2010 heeft het bestuur besloten om inkoop van aanspraken toe te kennen. Omdat het saldo reeds is bestemd wordt de bestemmingsreserve niet meegenomen in de berekening van het aanwezige eigen vermogen ten opzichte van het vereist eigen vermogen. Op basis van het besluit FTK dient het pensioenfonds te beschikken over het Minimum Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen. Het Minimum Vereist Eigen Vermogen bedraagt 4,6 procent van de technische voorzieningen ultimo 2010, zijnde € 18.864.000 2009: € 16.198.000). Het Vereist Eigen Vermogen bedraagt volgens de solvabiliteitstoets ultimo 2010 € 49.169.000 (2009: € 40.088.000). Het aanwezige eigen vermogen van het pensioenfonds bedraagt ultimo 2010 € 8.468.000 negatief (2009: € 2.419.000 negatief), zodat het aanwezige vermogen evenals ultimo 2009 lager is dan het Minimum Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen. Er is daardoor zowel sprake van een dekkingstekort als een reservetekort. Bij een dekkingstekort ligt de waarde van het fondsvermogen onder de waarde van de toekomstige pensioenverplichtingen inclusief een minimaal vereist vermogen. Bij een reservetekort is er te weinig eigen vermogen om toekomstige tegenvallers op te vangen. Het pensioenfonds heeft de toezichthouder DNB gemeld dat op 1 september 2008 sprake was van een reservetekort en op 31 december 2008 sprake is van een dekkingstekort. Op 31 maart 2009 heeft het Pensioenfonds een herstelplan bij de toezichthouder ingediend. Dit plan zal leiden tot herstel uit dekkingstekort binnen 5 jaar en herstel uit reservetekort binnen 15 jaar. Het bestuur heeft het plan op 27 maart 2009 vastgesteld na raadpleging van de deelnemersraad. De Nederlandsche Bank heeft op 12 november 2009 haar goedkeuring verleend bij het herstelplan. In februari 2011 heeft het pensioenfonds de evaluatie van het herstelplan 2010 ingediend. Uit deze evaluatie blijkt dat zij verwacht uit herstel te komen binnen de wettelijke termijn. Het beleid van het pensioenfonds tijdens de herstelperiode behelst een aanpassing van het premie- en indexatiebeleid. Ten aanzien van de herziening van het premiebeleid geldt een voorbehoud. Een premieverhoging zal alleen toepast worden in overleg met en na goedkeuring door de sociale partners. Aanpassing van het indexatiebeleid betekent dat de ondergrens voor toeslagverlening gelijk gesteld is aan het Vereist Eigen Vermogen.
Technische voorzieningen [13] Voorziening pensioenverplichting voor risico pensioenfonds
Stand begin boekjaar Toevoeging pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging actuariële grondslagen Overige mutaties Stand einde boekjaar
48
Jaarbericht 2010
2010 €000
2009 €000
343.602 21.128 0 4.689 (10.331) 42.237 619 10.623 (1.515) 411.052
339.099 23.196 0 8.959 (9.407) (22.400) (87) 5.143 (901) 343.602
In de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2010 is rekening gehouden met de toegekende indexatie per 1 januari 2011. Deze indexatie bedraagt per 1 januari 2011 nihil (2010: nihil).
Actieve deelnemers en arbeidsongeschikten Slapers Gepensioneerden Totaal
Aantal actieve deelnemers en arbeidsongeschikten Aantal ‘slapers’ Aantal ‘gepensioneerden’ Totaal aantal
2010 €000
2009 €000
208.253 101.670 101.129 411.052
173.377 81.415 88.810 343.602
2010
2009
6.217 16.301 3.310 25.828
6.411 16.050 3.190 25.651
Het totale pensioenvermogen ultimo 2010 bedraagt € 393.966.000 (2009: € 335.739.000). Ultimo 2010 betekent dit dat het pensioenfonds zich, conform de situatie ultimo 2009, in de situatie van een dekkingstekort bevindt. Dit blijkt ook uit de dekkingsgraad: 31.12.2010 31.12.2009 €000 €000 Dekkingsgraad Totaal vermogen (18.466) (9.242) Totaal technische voorziening 412.432 344.981 Aanwezige reserves 393.966 335.739 Dekkingsgraad
95,5%
97,3%
In het totale vermogen ad € 18.466.000 negatief zijn de bestemde reserves buiten beschouwing gelaten. In de technische voorziening is de voorziening voor rekening en risico van de deelnemers niet meegenomen. Bij het vaststellen van de financiële positie en de dekkingsgraad van het fonds wordt onder andere uitgegaan van de Prognosetafels AG 2010-2060, de rentetermijnstructuur ultimo van het betreffende boekjaar en de door DNB ontwikkelde standaardtoets. De minimaal vereiste dekkingsgraad is gelijk aan 104,6%. De vereiste dekkingsgraad die voortkomt uit de uitgevoerde FTK-toets waarbij rekening wordt gehouden met de diverse risico’s die het fonds loopt, is gelijk aan 111,9% (2009: 111,6%). Hiermee is de financiële positie ultimo 2010 met een dekkingsgraad van 95,5% ten opzichte van ultimo 2009 (aanwezige dekkingsgraad 97,3%) gedaald.
[14] Overige technische voorzieningen
Stand per 1 januari Dotatie boekjaar Stand per 31 december
2010 €000
2009 €000
1.379 1 1.380
1.200 179 1.379
De overige technische voorzieningen hebben betrekking op de toekomstige schadelast in verband met arbeidsongeschiktheid. Deze voorziening wordt gevormd voor zieke deelnemers die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard en betreft derhalve de inschatting voor de kosten voor het pensioenfonds inzake de premievrije voortzetting van de deelname in verband met arbeidsongeschiktheid.
Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
49
[15] Voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers
Stand per 1 januari Stortingen Stand per 31 december
2010 €000
2009 €000
27 5 32
23 4 27
31.12.2010 €000
31.12.2009 €000
9.506 1.570 180 1.457 252 12.965
6.223 2.347 0 428 168 9.166
[16] Derivaten
Interest rate swaps Valutatermijncontracten Forward Volatility Agreement Swaption Default swaps
Derivaten met een negatieve marktwaarde worden onder de schulden inzake beleggingen verantwoord. Dit betreffen interest rate swaps, valutatermijncontracten en forwards. De door middel van derivaten met een negatieve marktwaarde verkregen posities op balansdatum zijn: Beleggingscategorie en soort instrument
Interest rate swaps Valutatermijncontracten Forward Volatility Agreement Swaption Default swaps
31.12.2010 Actuele waarde b) €000
Nominale waarde a) €000 259.485 75.227 113 262.784 8.162
9.506 1.570 180 1.457 252 12.965
a) De nominale waarde betreft het absolute bedrag waarvoor het contract is gesloten. b) De actuele waarde is de waarde als het contract ultimo jaar zou worden verkocht of teruggedraaid.
[17] Schulden inzake beleggingen
Nog te betalen effecten transacties
31.12.2010 €000
31.12.2009 €000
4.603 4.603
55 55
31.12.2010 €000
31.12.2009 €000
0 362 209 135 69 134 909
129 341 183 (16) 229 339 1.205
[18] Overige schulden en overlopende passiva
WAO-hiaatpremie 2005-2006 Crediteuren Belastingen en sociale lasten (pensioenen) Beheerskosten effecten Nog af te wikkelen waardeoverdrachten Overige schulden
50
Jaarbericht 2010
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Voorwaardelijke 15-jarenregeling vroegpensioen (pensioenaanvullingsregeling) Jaarlijks worden extra aanspraken ingekocht waarvan de actuariële waarde vergelijkbaar is met de waarde van het vroegpensioen dat jaarlijks ingekocht zou worden indien de overgangsregeling vroegpensioen uit PR2000 voor de 55-minners zou zijn blijven bestaan. Op 31 december 2021 worden in één keer de resterende extra aanspraken ingekocht. De pensioeninkoop in de 15-jarenregeling is voorwaardelijk en afhankelijk van de beschikbare fiscale ruimte. Indien het actieve deelnemerschap vóór 31 december 2021 anders dan door (vervroegde) pensionering eindigt, kan derhalve geen aanspraak worden gemaakt op nog niet ingekochte aanspraken.
Voorwaardelijke 15-jarenregeling vut voor de Vlakglasbranche (overgangsregeling vut) Het pensioenfonds voert een voorwaardelijke 15-jarenregeling uit in verband met het vervallen van de VUT-regeling voor 55-minners. Jaarlijks wordt er naar gestreefd aan de deelnemers, die daarvoor in het komende boekjaar in aanmerking komen, bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd of bij eerdere pensionering aanvullende pensioenaanspraken toe te kennen. De actuariële waarde van deze aanspraken is vergelijkbaar met de waarde van de aanvullingsuitkering die zou zijn uitgekeerd als de vroegpensioenregeling en de aanvulling op het vroegpensioen door de VUT-regeling zou zijn blijven bestaan. Op 31 december 2021 worden in één keer de extra aanspraken ingekocht voor de deelnemers die op dat moment nog niet met pensioen zijn gegaan. De pensioeninkoop in de 15-jarenregeling is voorwaardelijk en afhankelijk van de beschikbare fiscale ruimte. Indien het actieve deelnemerschap vóór 31 december 2021 of vóór het (eerder) bereiken van de 62-jarige leeftijd eindigt, kan aan deze overgangsregeling geen enkele aanspraak worden ontleend.
Omzetbelasting buitenlandse vermogensbeheerders Ultimo 2010 is er een mogelijke verplichting met betrekking tot te betalen BTW. Het betreft hier een BTW-heffing over door in het buitenland gevestigde vermogensbeheerders verrichte diensten aan het pensioenfonds. Met de Belastingdienst vindt op dit moment overleg plaats over de hoogte van deze verplichting. Per balansdatum is deze verplichting over de jaren 2005 tot en met 2010 niet betrouwbaar in te schatten.
Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
51
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2010 Baten [19] Premiebijdragen De premiebijdragen bestaan uit de in rekening gebrachte premies voor de pensioenregelingen voor zowel rekening en risico pensioenfonds als risico deelnemers. De premiebijdragen zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Er is geen directe relatie tussen het werkgevers- en het werknemersdeel, de inhouding van de premie bij de individuele werknemer bedraagt ten hoogste de helft van de verschuldigde premiebijdragen. 2010 2009 €000 €000 Totale kostendekkende premie Totale gedempte premie Totale feitelijke premie
28.197 26.095 25.850
30.385 24.767 24.983
2010 €000
2009 €000
10.657 37.089 (822) 46.924
8.602 11.922 (783) 19.741
2010 €000
2009 €000
74
99
1.727
1.501
6.763 13 79 2.001 10.657
7.609 (290) 103 (420) 8.602
Indirecte beleggingsopbrengsten
2010 €000
2009 €000
Indirecte vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen Obligaties, hypothecaire leningen, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren met een vaste of variabele rente Derivaten Hedge funds Totaal
(198)
505
14.768
14.247
10.945 10.359 1.215 37.089
(1.344) (2.560) 1.074 11.922
[20] Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten vermogensbeheer Totaal
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen Obligaties, hypothecaire leningen, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren met een vaste of variabele rente Derivaten Deposito’s Opbrengsten liquide middelen Totaal
52
Jaarbericht 2010
Kosten vermogensbeheer De kosten vermogensbeheer bedragen in totaal € 822.000 (2009: € 783.000). Als gevolg van enkele algemene kostencomponenten voor vermogensbeheer, welke niet zonder een arbitraire verdeling aan de afzonderlijke beleggingscategorieën zoals uiteengezet bij de beleggingsopbrengsten kunnen worden toegerekend, zijn de kosten vermogensbeheer als één totaalbedrag opgenomen.
[21] Overige baten
Boete/rente premieheffing Intrest waardeoverdrachten Dotatie voorziening oninbare premievorderingen Afschrijving dubieuze debiteuren Overig
2010 €000
2009 €000
10 (4) 149 (106) 133 182
122 12 0 0 19 153
2010 €000
2009 €000
3.575 3.068 1.368 49 335 508 485 624 10.012
3.233 2.697 1.341 54 370 474 453 573 9.195
2010 €000
2009 €000
926 580 163 31 44 1.744
1.114 771 79 184 112 2.260
Lasten [22] Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioenen Vroegpensioen Weduwe-/weduwnaarspensioenen Wezenpensioenen Invaliditeitspensioen ANW-pensioen Afkoopsommen Vakantietoeslag
[23] Pensioenuitvoeringskosten De kosten kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Administratiekosten Kosten actuaris Bestuurs-/secretariaatskosten Voorlichtingskosten Controle- en advieskosten
In de controle- en advieskosten is het honorarium opgenomen van de externe accountant van het pensioenfonds ad € 65.000 (2009: € 62.500). Dit betreft voor € 50.500 (2009: € 62.500) kosten voor de wettelijke controle van de jaarrekening en de verslagstaten, voor € 8.500 (2009: € 0) kosten voor andere controleopdrachten en voor € 6.000 (2009: € 0) niet-controlediensten. Het verschil met de Controle- en advieskosten per specificatie komt voort uit vrijval van de verplichting van voorgaande jaren. Het verschil in de kosten ad € 65.000 en de kosten ad € 44.000 wordt veroorzaakt door een lagere reservering ultimo boekjaar.
Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
53
[24] Rentetoevoeging De rentetoevoeging over het jaar is bepaald op basis van de 1-jaarsrente, deze bedraagt over 2010 1,303% (2009: 2,544%). [25] Overige lasten
Dotatie voorziening oninbare premievorderingen Afschrijving dubieuze debiteuren Overige lasten
2010 €000
2009 €000
0 0 42 42
172 (7) 33 198
Beloningen bestuurders De leden van het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan ontvangen een vacatievergoeding. Deze bedraagt over 2010 € 39.000 (2009: € 28.000). Daarnaast vindt er geen verdere bezoldiging van bestuurders plaats.
Gemiddeld aantal personeelsleden Bij het pensioenfonds zijn geen werknemers in dienst (2009 eveneens nihil).
Risicoparagraaf Hieronder volgt een uiteenzetting van de diverse risico’s binnen het pensioenfonds.
Solvabiliteitsriscio Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met de risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen alsook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de ondernemingen en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente het fonds in een situatie van dekkingstekort terecht gekomen. Het fonds heeft op 27 maart 2009 een herstelplan ingediend bij DNB. Het herstelplan is met de beschikking van 12 november 2009 door DNB goedgekeurd. Uit het herstelplan blijken de maatregelen waardoor binnen 15 jaar het fondsvermogen voldoende hersteld moet zijn. Het fonds maakt gebruik van de éénmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs. Met CAO-partijen is intensief overleg gevoerd over de premie.
54
Jaarbericht 2010
Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: • De jaarlijkse verhoging van de premie met 1%-punt in de komende drie jaar, te beginnen in 2010; • De aanpassing van de indexatiestaffel waardoor ermee dient rekening te worden gehouden dat er de komende jaren waarschijnlijk geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In 2010 heeft de dekkingsgraad van het fonds zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld.
Dekkingsgraad per 1 januari 2010 Mutatiedekkingsgraad (%-punt) Dekkingsgraad per 31 december 2010
Verwacht 2010
Werkelijk 2010
95,6% 2,0% 97,5%
97,3% -1,8% 95,5%
Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Voor de bepaling van S1 (renterisico) wordt het effect van de door DNB voorgeschreven renteschok vastgesteld voor zowel de verplichtingen, de vastrentende waarden als de rentederivaten. Als gevolg van de tegengestelde waardeontwikkeling bij een rentewijziging van de rentederivaten ten opzichte van de verplichtingen en vastrentende waarden wordt het renterisico beperkt. Dit heeft een dempend effect op het vereist eigen vermogen. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaardmodel van DNB toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix.
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door de drie vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Valutarisico Het valutarisico binnen de zakelijke waarden portefeuille is door KasBank voor 70% (met een bandbreedte van 10%) passief afgedekt naar de euro voor beleggingen die genoteerd zijn in de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en het Britse pond. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Op balansdatum is de duration van de totale beleggingsportefeuille korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt en derhalve de dekkingsgraad zal stijgen.
Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
55
Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarden van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds ten aanzien van de beheersing van het renterisico is in 2010 voortgezet. De duratie van de vastrentendewaardenportefeuille wordt jaarlijks afgestemd op de meest actuele duratie van de verplichtingen. Hierdoor is de dekkingsgraad minder gevoelig voor renteveranderingen (rentetermijnstructuur). Op de balansdatum is zodoende het renterisico voor circa 70% afgedekt.
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financieel verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: • Het fonds kan worden gekarakteriseerd als een pensioenfonds, waarbij de premie-inkomsten de uitkeringsverplichtingen nog gedurende een reeks van jaren zullen overtreffen: • Ultimo 2010 zijn er voldoende obligaties, die onmiddellijk en in het ongunstigste geval met slechts een erg beperkt waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorzien uitstroom van geldmiddelen te financieren.
Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte wordt gereserveerd voor een verwachte toekomstige verbetering van de overlevingskansen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien.
56
Jaarbericht 2010
Indexatierisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is.
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarden kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Actuariële en bedrijfstechnische analyse over 2010 2010 €000 Directe en indirecte beleggingsopbrengsten Af: actuarieel benodigde rente Resultaat op interest
46.924 (4.689)
Beschikbaar voor ex- en incasso Af: pensioenuitvoerings- en administratiekosten
1.883 (1.744)
Resultaat op premie
19.741 (8.959) 42.235
Resultaat op kosten (excl. kosten vermogensbeheer) Actuariële premie Af: bedrag voor directe en toekomstige kosten aanspraken actieven en premievrijen Overig
2009 €000
10.782 1.810 2.260
139
25.850 2.092 20.732 2.926
(450) 24.983 2.076 22.758 2.644
100
(2.495)
Wijziging marktrente
(42.237)
22.400
Overige resultaten
(6.286) (6.049)
(1.597) 28.640
Hoofdstuk 2 / Jaarrekening
57
Resultaat op intrest De beleggingsresultaten zijn onder te verdelen in directe beleggingsopbrengsten (intrest, dividend en eventuele huuropbrengsten) en indirecte beleggingsopbrengsten (gerealiseerde boekwinst/verlies bij verkoop van beleggingen en niet-gerealiseerde waardeverschillen gedurende het boekjaar). Bij de vaststelling van de beleggingsresultaten worden de kosten van vermogensbeheer en de eventuele rentelasten op vreemd vermogen5 (voor zover deze samenhangen met de beleggingen) in mindering gebracht op de directe en indirecte beleggingsopbrengsten. Deze beleggingsresultaten worden geacht beschikbaar te zijn voor de financiering van de benodigde intresttoevoeging aan de technische voorzieningen Deze intresttoevoeging is voor de voorzieningen risicofonds gelijk aan de 1-jaarsrente die afgeleid kan worden uit de rentetermijnstructuur per 31 december 2009 die is gepubliceerd door DNB. Voor 2010 bedraagt de 1-jaarsrente 1,303% (2009: 2,544%).
Resultaat op premies De ontvangen premies van het Pensioenfonds bestaan uit de bijdragen van de werkgever, de deelnemers en eventueel van derden (zoals het FVP). Deze bijdragen worden onder andere aangewend voor inkoop van pensioenaanspraken, kostendekking en het versterken dan wel in stand houden van het eigen vermogen. Bij de vaststelling van het saldo uit hoofde van premie wordt aangesloten bij de DNB-verslagstaat J605. In deze verslagstaat wordt achteraf aangegeven hoe de ontvangen premie in het verslagjaar is verdeeld over de verschillende bestedingsdoelen. Het resterende saldo is toegevoegd aan het eigen vermogen.
Resultaat op kosten De voorziening voor toekomstige kosten is dit jaar gewijzigd van 4% van de technische voorzieningen naar 2% van de technische voorzieningen. Jaarlijks valt een bedrag ter grootte van dit percentage van de te verrichten uitkeringen vrij voor kostendekking. Daarnaast kunnen de uitvoeringskosten worden betaald vanuit de component die hiertoe in de premie is opgenomen ter dekking van de uitvoeringskosten. Het resultaat op kosten wordt verkregen door de betaalde kosten volgens de jaarrekening tegenover de bedragen die beschikbaar zijn gekomen voor de dekking van de kosten te zetten. De kosten van het vermogensbeheer worden bij de vaststelling van dit resultaat niet meegenomen. Deze kosten zijn reeds verwerkt in het resultaat op beleggingen. Gouda, 16 juni 2011 Het bestuur: voor deze:
De voorzitter: B.J. Heeren
6
Rentelasten vreemd vermogen zijn onder andere rentelasten op achtergestelde leningen of rentelasten op rekening-courantverhoudingen met werkgever
of verzekeraar.
58
De secretaris: J. Suarez Menendez
Jaarbericht 2010
Hoofdstuk 3
Overige gegevens
Hoofdstuk 3 / Overige gegevens
59
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkingsen het Glazeniersbedrijf te Gouda is aan Hewitt Associates B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2010.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 126 (vaststelling technische voorzieningen), 129 (terugstorting of premiekorting), 131 (minimaal vereist eigen vermogen), 132 (vereist eigen vermogen) en 133 (dekking door waarden). Het voorbehoud met betrekking tot artikel 126 betreft een discussie met DNB omtrent de afspraken over de hoogte van de voorziening voor toekomstige kosten. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Rotterdam, 16 juni 2011 was getekend, Drs. A.G.M. den Hartogh AAG verbonden aan Hewitt Associates B.V.
60
Jaarbericht 2010
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf te Gouda
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf te Gouda gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag van het bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijking van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Rotterdam, 16 juni 2011 Deloitte Accountants B.V. was getekend, Drs. M. van Luijk RA
Hoofdstuk 3 / Overige gegevens
61
Resultaatbestemming volgens statuten In de statuten van het pensioenfonds zijn geen aanwijzingen omtrent resultaatbestemming opgenomen.
Resultaatbestemming Het negatieve resultaat over 2010 groot € 6.049.000 wordt als volgt verdeeld: - een bedrag van € 3.175.000 wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserves; - het restant ad € 9.224.000 wordt onttrokken aan de overige reserves.
Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich na balansdatum geen gebeurtenissen voorgedaan die aanpassing van de jaarrekening vereisen.
62
Jaarbericht 2010
Colofon Jaarbericht 2010 is een uitgave van BPFV
Drukwerk: De Heij Van Norden, Reeuwijk
Bedrijfstak Pensioenfonds Vlakglas • Gentseweg 13 • Postbus 2075 • 2800 BE Gouda Telefoon: (0182) 56 78 99 • Fax: (0182) 53 12 39 E-mail:
[email protected] • Website: www.bpfv.nl