Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen Jaarverslag 2012
Over het elfde boekjaar 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012
Dit jaarverslag is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
Administrateur in verslagjaar
Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV Postbus 40004, 7300 AX Apeldoorn telefoon: (088) 008 40 20
datum
18 juni 2013
Jaarverslag 2012
pagina 1 | 88
Inhoudsopgave Voorwoord
4
1
Kerngegevens
6
2
Karakteristieken van het pensioenfonds
10
2.1
Doelstelling
10
2.2
Profiel van de organisatie
10
2.3
Organisatie
11
2.4
Externe partijen
16
2.5
Klantenraad Syntrus Achmea
17
2.6
Brugcommissie
17
Verslag van het bestuur
18
3
Pensioenparagraaf
26
3.1
De regeling
26
3.2
Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en in dienst voor 1 januari 2010
26
3.3
Werknemers geboren op of na 1 januari 1950
26
3.4
Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en in dienst op of na 1 januari 2010
27
3.5
Vrijwillige regeling
27
4
Beleggingen
28
4.1
Beleggingsparagraaf
28
4.2
Vooruitzichten 2013
35
5
Actuariële paragraaf
36
6
Risicoparagraaf
38
6.1
Beleggingsrisico’s
38
6.2
Actuariële risico’s
39
6.3
Operationele risico’s
39
7
Pensioenontwikkelingen 2012
41
8
Toekomstparagraaf
43
Slotwoord
44
Verslag van het verantwoordingsorgaan
45
Verslag van de deelnemersraad
47
9
48
Jaarrekening
Jaarverslag 2012
pagina 2 | 88
9.1
Balans per 31 december
49
9.2
Staat van baten en lasten
50
9.3
Kasstroomoverzicht
51
9.4
Algemene toelichting
52
9.6
Toelichting op de staat van baten en lasten
77
Bijlage bij jaarrekening: Balans en staat van baten en lasten VUTEGRO
84
10
Overige gegevens
85
10.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
85
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
85
10.3
Actuariële verklaring
85
10.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
87
Jaarverslag 2012
pagina 3 | 88
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (hierna Bpf TEX) over het boekjaar 2012. Het Bpf TEX is een bedrijfstakpensioenfonds met als rechtsvorm een stichting. Bij het fonds zijn per 31 december 2012 1.039 ondernemingen aangesloten. Het fonds heeft per 31 december 2012 4.657 actieve deelnemers, 10.460 inactieve deelnemers en 226 uitkeringsgerechtigden. Het jaarverslag is verdeeld in karakteristieken van het fonds, het verslag van het bestuur, verantwoordingsorgaan, deelnemersraad, de jaarrekening en overige gegevens. In het hoofdstuk karakteristieken wordt o.a. de doelstelling van het fonds, het profiel van de organisatie, de samenstelling van de statutaire organen en de kerncijfers weergegeven. In het verslag van het bestuur wordt u geïnformeerd over de beleidsmatige zaken die in 2012 hebben gespeeld, zowel op het gebied van pensioenen als op het gebied van beleggingen. In de jaarrekening wordt het fondsvermogen en de mutaties daarin gedurende 2012 gepresenteerd en wordt een toelichting gegeven op de grondslagen voor de waardering en de mutaties in de beleggingsportefeuille. Onder overige gegevens treft u tot slot de actuariële verklaring en de controleverklaring aan. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk de gebeurtenissen na balansdatum met belangrijke financiële gevolgen voor het fonds weergegeven. Korte schets ontwikkelingen 2012 Ook in 2012 heeft het pensioenfonds veel aandacht besteed aan de financiële positie van het pensioenfonds en de ontwikkelingen op financiële markten. De uitvoering van de maatregelen van het in 2010 zorgvuldig met CAO partijen vastgestelde herstelplan stond ook in 2012 centraal. De dalende trend die de marktrente vanaf de tweede helft van 2011 heeft ingezet, zette zich ook door in de eerste helft van 2012. Dit heeft geresulteerd in een daling van de dekkingsgraad van ons fonds van 96,1% aan het einde van het eerste kwartaal tot 94,4% aan het einde van het tweede kwartaal in 2012. Op 24 september 2012 heeft het kabinet het zgn. septemberpakket gepresenteerd. De belangrijkste maatregel vormt de invoering van de zogenaamde Ultimate Forward Rate (UFR). De UFR is een nieuwe rekenrente, waarmee pensioenfondsen vanaf 30 september 2012 de waarde van de verplichtingen moeten berekenen. Door de invoering van de UFR steeg de dekkingsgraad van ons fonds tot boven de grens van onderdekking. Met ingang van 30 september 2012 was er met de dekkingsgraad van 111,2% dan ook geen sprake meer van een dekkingstekort maar nog wel van een reservetekort. Per 31 december 2012 was de dekkingsgraad gestegen tot 115,4%. De performance van de beleggingsportefeuille werd in 2012 in sterke mate bepaald door de rente-afdekking die in de portefeuille van ons fonds is doorgevoerd. De portefeuille liet een resultaat zien van 14,9% (benchmark 14,0 %). Inclusief de rente-afdekking kwam het totale resultaat uit op 22,7%. Uiteraard heeft de hieraan ten grondslag liggende rentedaling zich ook vertaald in een forse stijging van de verplichtingen van ons fonds. Eind 2011 werd duidelijk dat de premie voor 2012 niet langer kostendekkend zou zijn. In februari 2012 is daarom besloten een tijdelijke premieverhoging van 1,9% van de premie per 1 januari 2012 door te voeren. Dit tegelijkertijd met een daling van het opbouwpercentage naar 1,57% per 1 maart 2012 tot 1 januari 2013. Het herstelplan is in februari 2012 geëvalueerd. Het pensioenfonds heeft destijds geconcludeerd dat, indien wordt uitgegaan van het in het herstelplan opgenomen fondsrendement, het toekomstige herstel van de financiële positie met de genomen maatregelen naar verwachting voldoende zal zijn.
Jaarverslag 2012
pagina 4 | 88
Omdat de aanpassing van de regeling in 2012 van tijdelijke aard was, hebben cao-partijen in december 2012 besloten de pensioenrichtleeftijd per 1 januari 2013 te verhogen naar 66 jaar en het opbouwpercentage vast te stellen op 1,75%. Deze verhoging van de pensioenrichtleeftijd brengt niet alleen extra invoeringskosten met zich mee in 2013 maar naar verwachting ook in 2015. Daarom heeft het bestuur (na afstemming met cao-partijen) besloten invulling te geven aan de cao-afspraak door de pensioenrichtleeftijd te handhaven op 65 jaar en het opbouwpercentage vast te stellen op 1,65%. De premie voor 2013 is vastgesteld op 21,2%. Met deze aanpassingen is naar verwachting ook in 2013 de premie kostendekkend. In het verslagjaar heeft het bestuur door middel van het afkoopproject kleine pensioenen 4.412 pensioenaanspraken en 92 bijzonder nabestaanden pensioenaanspraken afgekocht voor een totaal bedrag van € 6,1 miljoen. Met dit afkoopproject heeft het bestuur bereikt dat de structurele uitvoeringskosten verlaagd worden. In de tweede helft van 2011 heeft het bestuur de uitvoeringsovereenkomst met de pensioenuitvoerder Syntrus Achmea opgezegd. Na een zorgvuldige afweging is ervoor gekozen de pensioenuitvoering vanaf 2013 onder te brengen bij pensioenuitvoerder AZL Het bestuur stelde het jaarverslag 2012 en de daarbij behorende staten voor De Nederlandsche Bank vast op 18 juni 2013. Amsterdam, 18 juni 2013 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
De heer E.H.W. Bosman, voorzitter
De heer J.E. Kelder, secretaris
De heer A.T.W. van ´t Westende De heer H.J. Savenije De heer J.F. Lanz Mevrouw M. Timmermans De heer G.J.Seffinga De heer I. Slikkerveer
Jaarverslag 2012
pagina 5 | 88
1 Kerngegevens
Jaarverslag 2012
pagina 6 | 88
Pensioenregeling (bedragen x € 1)
2012
20103
2011
2009
2008
Franchise Maximum Pensioengevend salaris Maximum Pensioengrondslag
12.309 55.000 42.691
12.309 55.000 42.691
12.309 55.000 42.691
12.671 47.802 35.131
12.209 46.205 33.996
Premiepercentage1 Werkgever Werknemer Totaal premie
14,6% 6,3% 20,9%
12,7% 6,3% 19%
12% 6% 18%
1,1% 2,5% 3,6%
1,1% 2,5% 3,6%
Opbouw per jaar2
1,60%
1,75%
1,75%
0,20%
0,75%
Prepensioenregeling (bedragen x € 1) Maximum grondslag Premiepercentage Werkgever Werknemer Totaal premie Opbouw per jaar
2012
2011
2010
2009
2008
50.064
49.297
48.716
47.802
46.205
1,1% 2,5% 3,6%
1,1% 2,5% 3,6%
1,1% 2,5% 3,6%
1,1% 2,5% 3,6%
1,1% 2,5% 3,6%
1,729%
1,729%
1,729%
1,729%
1,729%
Indexatie 2012 Pensioenaanspraken en pensioenrechten
2011 0%
2010 0%
Ontwikkeling van het deelnemersbestand Deelnemers, gewezen deelnemers, pensioentrekkenden en aangesloten ondernemingen 2012 2011 Aantal pre- en pensioen deelnemers, waarvan: Actieve Deelnemers Gewezen deelnemers Aantal prepensioengerechtigden Aantal partnerpensioen Aantal wezenpensioen Aantal aangesloten ondernemingen ultimo boekjaar Aantal gedispenseerde ondernemingen 4 Aantal gedispenseerde ondernemingen 5
2009 0%
2010
2008 0%
2009
0%
2008
15.343 4.657 10.4606
18.799 4.910 13.590
18.197 4.6307 13.217
17.583 5.421 11.945
16.027 5.153 10.693
211 8 7
284 7 8
336 6 8
214 3
180 1
1.039 1 93
1.108 1 87
1.115 1 105
1.094 1 110
1.142 1 65
1
Tot 2010 werd de premie geheven over het bruto salaris. Daarna wordt de premie geheven over de pensioengrondslag. 2 Uitgaande van volledige deelname. Van 1 januari 2012 tot 1 maart 2012 1,75%, van 1 maart 2012 tot 1 januari 2013 1,57% 3 Vanaf 2010 is er een vernieuwde ouderdomspensioenregeling 4 Dit zijn onvoorwaardelijk toegekende dispensaties met betrekking tot de prepensioenregeling. 5 Dit zijn onvoorwaardelijk toegekende dispensaties met betrekking tot de ouderdomspensioenregeling. 6 De daling van het aantal gewezen deelnemers in 2012 is veroorzaakt door het afkoopproject kleine pensioenen 7 Bij vaststelling van het jaarverslag 2010 heeft ten onrechte een verschuiving plaatsgevonden van gewezen deelnemers naar actieve deelnemers. Dit is aangepast.
Jaarverslag 2012
pagina 7 | 88
Mutatieoverzicht deelnemers boekjaar Actieve Deelnemers Stand per 1 januari 2012 Toetreding / hertoetreding Pensionering Arbeidsongeschiktheid Revalidering Overlijden Premievrij door uitdienst Waardeoverdracht Afkoop emigratie / klein Beëindiging Overige oorzaken Stand per 31 december 2012
Gewezen deelnemers
Arbeidsongeschikten
4.908
1.359
153 -28 -2
-356 -30
-4 -1.424
-7 1.424 -7 -4412
Pensioengerechtigden 2
Totaal
299 18.799 63
-134
1.237 -58 0 0 -13 0 -7 -4412 -134
0
-69
2
-327
258
4.653
1.046
-2
4
226 15.343
Mutatieoverzicht VUTEGRO deelnemers boekjaar Aantal lopende overgangsuitkeringen Aantal lopende uitkeringen per 31 december 2011
131
Aantal toegekende aanvragen
15
Aantal beëindigde uitkeringen
63*
Aantal lopende uitkeringen per 31 december 2012
83
*) Van het totaal aantal beëindigde uitkeringen zijn er 61 uitkeringen beëindigd wegens pensionering en 2 wegens overlijden.
Premiebaten, pensioenuitkeringen en saldo waardeoverdrachten (bedragen x € 1.000,--) Premiebijdragen werkgevers- en werknemersgedeelte Kostendekkende premie Pensioenuitkeringen Saldo waardeoverdrachten
2012 17.748 18.358 7.3481 27
2011 17.676 17.152 1.841 -528
2010 13.825 13.769 1.377 -11
2009 5.812 3.82 966 1
2008 4.548 5.469 656 -205
2010
2009
2008
Technische voorzieningen, stichtingskapitaal en reserves, beleggingen (bedragen x € 1.000,--)
2012
Technische voorziening Eenjaars rekenrente Reserves Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen 'VUTEGRO' Liquide middelen Liquide middelen 'VUTEGRO' Saldo overige activa en passiva Totaal vermogen Dekkingsgraad (In procenten op basis van marktwaarde)
31-12-2012
Aanwezige dekkingsgraad
102,9
Vereiste dekkingsgraad
112,0
1
2011
96.742 86.576 58.013 41.217 42.922 1,544% 1,296% 1,303% 2,544% 4,696% 14.851 -1.961 -517 2.992 -7.653 109.837 82.758 53.275 39.791 33.393 - 11.329 695 667 2.466 3.904 1.335 5.429 7.676 636 971
1.171
1.171
514
541
116.932
92.272
68.877
44.209
31.824
31-12-2011
31-12-2010
31-12-2009
31-12-2008
97,7
99,1
107,3
89,3
112,3
113,9
113,4
114,5
Waarvan 6.108 door afkoop kleine pensioenen
Jaarverslag 2012
pagina 8 | 88
Dekkingsgraad (In procenten op basis van de UFR)
31-12-2012
31-12-2011
31-12-2010
31-12-2009
31-12-2008
Aanwezige dekkingsgraad
115,4
-
-
-
-
Vereiste dekkingsgraad
112,0
112,3
113,9
113,4
114,5
Ontwikkelingen van vermogensbeheer: Verdeling beleggingsportefeuille (bedragen x € 1.000,--) Vastgoedbeleggingen Aandelen Zakelijke waarden
31-12-2012 8.155 16.665 24.820
% 7% 15% 22%
31-122011 4.129 18.216 22.345
% 5% 22% 27%
31-122010 4.381 10.590 14.971
% 8% 20% 28%
31-122009 1.988 6.038 8.026
% 5% 15% 20%
31-122008 1.807 4.687 6.494
% 5% 14% 19%
Obligaties LDO Pools Vastrentende waarden
74.201 10.739 84.940
68% 10% 78%
50.790 8.197 58.987
61% 10% 71%
32.840 2.344 35.184
62% 4% 66%
26.663 1.808 28.471
67% 5% 72%
25.914 0 25.914
78% 0% 78%
0 77 77
0% 0% 0%
0 1.426 1.426
0% 2% 2%
3.111 9 3.120
6% 0% 6%
2.022 1.272 3.294
5% 3% 8%
652 333 985
2% 1% 3%
109.837
100%
82.758
100%
53.275
100%
39.791
100%
33.393
100%
Commodities Liquide middelen Overige beleggingen Totaal
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (bedragen x € 1.000,--)
2012
2011
2010
2009
2008
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
2.583 17.168
1.958 12.078
2.209 1.467
893 4.354
3.501 -6.042
Totaal
19.751
14.036
3.676
5.247
-2.494
Beleggingsrendement (in procenten)
2012
2011
2010
2009
2008
Gewogen gemiddeld rendement Z-score (per jaar) Performancetoets
22,70 0,98 2,03
21,90 0,40 2,70
9,20 0,20 2,60
15,30 0,74 2,50
-7,30 2,21 2,47
Jaarverslag 2012
pagina 9 | 88
2 Karakteristieken van het pensioenfonds 2.1 Doelstelling Het doel van het fonds is overeenkomstig de bepalingen van de statuten en van de reglementen (gewezen) deelnemers te beschermen tegen de geldelijke gevolgen van (pre)pensionering. Het doel wordt bereikt door: 1.
overeenkomstig de bij het prepensioenreglement te stellen regelen uitkeringen toe te kennen bij prepensionering; en
2.
overeenkomstig de bij het pensioenreglement te stellen regelen aanvullende uitkeringen toe te kennen bij pensionering en overlijden; en
3.
andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.
2.2 Profiel van de organisatie De Stichting Prepensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (PRETEX) die met ingang van 2002 is opgericht, is per 1 januari 2006 gewijzigd in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (Bpf TEX). Het bestuur van de voormalige Stichting PRETEX heeft op basis van het besluit van CAO-partijen de prepensioenregeling per 1 januari 2006 gewijzigd. Deze wijziging houdt onder andere in dat de prepensioenregeling aan de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/Prepensioen en introductie Levensloopregeling is aangepast. Eveneens is er per 1 januari 2006 een ouderdomspensioenregeling opgericht. De vernieuwde pensioenregeling, waarin deelnemers een volwaardig pensioen opbouwen, is per 1 januari 2010 van kracht geworden. Vanaf 1 januari 2011 voert het pensioenfonds tevens de “VUTEGRO”-regeling (overgangsregeling) uit. De laatste statutenwijziging was in 2012. De notariële akte is in 2012 verleden. De Stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 34168518. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij de Pensioenfederatie. Op 31 december 2012 bestond het totale bestand van deelnemers van het fonds uit 4.657 actieve deelnemers, 10.460 ex-deelnemers (slapers) en 226 ge(pre)pensioneerden. Eind 2012 heeft het fonds 109,8 miljoen euro aan belegd vermogen. Doelstelling De doelstelling van het fonds is: •
Het herstel van de financiële positie naar het vereist eigen vermogen binnen de wettelijke termijnen.
•
Het bieden van een aanvullende marktconforme pensioenregeling met een goede dekking voor nabestaanden en arbeidsongeschikten.
•
Een beleggingsbeleid gericht op risicoafdekking en stabiele resultaten.
Jaarverslag 2012
pagina 10 | 88
Verplichtstelling In de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) is neergelegd dat de sociale partners binnen de bedrijfstak (= cao-partijen) een verzoek tot verplichtstelling, wijziging of intrekking van die verplichtstelling kunnen doen. Met andere woorden: cao-partijen spelen een centrale rol bij de totstandkoming van de verplichtstelling, zonder hen is een verplichtstelling niet mogelijk. Gevolg van de verplichtstelling is ondermeer dat werkgevers en werknemers verplicht zijn de statuten en de reglementen van het fonds na te leven. Door verplichtstelling van de deelneming in het fonds wordt deze deelneming voor iedereen gelijkgesteld met een deelneming op grond van een pensioentoezegging. Op 20 oktober 2006 is het verplichtstellingsbesluit per 22 oktober 2006 door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) afgegeven. In 2011 heeft het fonds ten genoegen van het Ministerie van Sociale Zaken afdoende aangetoond dat het georganiseerde bedrijfsleven, dat voortzetting van de verplichtstelling wenst, een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt.
2.3 Organisatie In het vervolg van dit hoofdstuk beschrijven wij de organisatie van ons fonds in 2012 aan de hand van onderstaand schema.
Bestuur
Commissies
Communicatie-commissie
Organen
Deelnemersraad
Externe partijen
Adviserend actuaris (Syntrus Achmea)
Financiële
Verantwoordingsorgaan
commissie
Commissie onverplichte
(Towers Watson)
Visitatiecommissie
dispensatie
Uitbestedings commissie
Certificerend actuaris
Accountant (KPMG)
Vaste commissie
Vermogensbeheerder (Aegon)
Beleggingsadviseur (Braker Invest. Consult.)
Administrateur (Syntrus Achmea)
Compliance officer (Cijf’rs)
Herverzekeraar (Zwitserleven)
Jaarverslag 2012
pagina 11 | 88
Bestuur Het bestuur van het fonds heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed aan uitvoeringsorganisaties. De administratieopdracht voor de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen is tot 2013 aan de uitvoeringsorganisatie Syntrus Achmea verstrekt. Deze organisatie verstrekt ISAE 3402 type II rapportages. Het bestuur heeft een vermogensbeheerovereenkomst gesloten met Aegon Asset Management Nederland. Het bestuur is verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en de reglementen van het fonds, overeenkomstig de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het bestuur bestaat uit acht leden, vier van werknemerszijde en vier van werkgeverszijde. Allen zijn voorgedragen door de organisaties die het bedrijfstakpensioenfonds hebben opgericht. De werkgevers worden vertegenwoordigd door het Sociaal Comité van werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen te 's-Gravenhage. De werknemers worden vertegenwoordigd door de volgende vakorganisaties: •
FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht;
•
CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp;
•
De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, gevestigd te Culemborg.
De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door de werkgeversleden en in de oneven kalenderjaren door werknemersleden. Omgekeerd worden de functies van secretaris en plaatsvervangend secretaris in de oneven kalenderjaren vervuld door de werkgeversleden en in de even kalenderjaren door werknemersleden. In boekjaar 2010 is echter tijdelijk hiervan afgeweken. Toen is besloten dat de voorzitter in 2010 en in 2011 een werkgeverslid is. In 2012 en 2013 is de voorzitter dan een werknemerslid. Bestuursleden mogen alleen worden benoemd indien zij vooraf ter toetsing zijn voorgedragen aan De Nederlandsche Bank en indien De Nederlandsche Bank geen bezwaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van De Nederlandsche Bank moeten de personen die het beleid van een pensioenfonds bepalen of mede bepalen voldoende deskundig zijn met het oog op de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden. De bestuursleden worden getoetst op deskundigheid en integriteit. Daarbij wordt zowel gekeken naar de individuele deskundigheid als naar het collectief. Het bestuur heeft aanvullend hierop een eigen deskundigheidsplan vastgesteld waarin de eisen die aan de bestuursleden worden gesteld, zijn vastgelegd. Het bestuur bepaalt het dagelijkse beleid van het fonds en draagt zorg voor de handhaving en uitvoering van de statuten. Het uitgangspunt hierbij is dat dit gebeurt door middel van een evenwichtige en zorgvuldige afweging van de belangen van alle belanghebbenden. Het bestuur laat zich bij het maken van beleid ondersteunen door rapportages, gemaakt door of in samenspraak met externe deskundigen. Het bestuur ziet er op toe dat de uitvoering voldoet aan de gestelde eisen van de externe toezichthouders.
Jaarverslag 2012
pagina 12 | 88
Bestuurssamenstelling per 31 december 2012
Naam
Functie
Aangewezen door
Secretaris
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen
Leden werkgevers De heer J.E. Kelder
en Aanverwante Artikelen De heer A.T.W. van ´t Westende
Plv. secretaris Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
De heer H.J. Savenije
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
De heer J.F. Lanz
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
Leden werknemers De heer E.H.W. Bosman
Voorzitter
Mevrouw M. Timmermans
FNV Bondgenoten
De heer G.J.Seffinga De heer I. Slikkerveer
FNV Bondgenoten
CNV Dienstenbond Plv. voorzitter
De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening
Wisselingen in het bestuur
Afgetreden per 31 augustus 2012:
Benoemd per 31 augustus 2012:
De heer J. Bleeker
De heer G.J. Seffinga
Commissies Financiële commissie De financiële commissie houdt zich voornamelijk bezig met het monitoren van de financiële cijfers van het fonds, de beoordeling van de rapportages van derden, contractuele afspraken en de samenwerking tussen het fonds en de administrateur. Een andere belangrijke taak van de commissie is het voorbereiden van het jaarverslag. Hierover vinden besprekingen plaats met de verslagleggers van de administrateur alsmede de accountant en actuaris van het fonds. De financiële commissie wordt in 2012 gevormd door de heren Savenije, Van ´t Westende en Bosman. Communicatiecommissie De communicatiecommissie houdt zich bezig met het uitvoeren van het communicatiebeleid. Daarbij staat de informatiestroom richting deelnemers voorop. De communicatiecommissie probeert daarbij middelen te gebruiken die de deelnemer actiever betrekken bij het onderwerp pensioen. Op deze manier probeert zij de deelnemer meer bewust te maken van pensioen. De communicatiecommissie werkt volgens een communicatieplan. Ook deze commissie is samengesteld uit leden van het bestuur, de heer Lanz en mevrouw Timmermans. De commissie wordt ondersteund door een externe communicatieadviseur van Syntrus Achmea. Commissie onverplichte dispensatie Deze commissie houdt zich bezig met beslissingen op een verzoek om onverplichte vrijstelling. Aan Syntrus Achmea is mandaat verleend voor de ondertekening van het besluit. Deze commissie is samengesteld uit de voorzitter en secretaris van het bestuur, de heren Bosman en Kelder.
Jaarverslag 2012
pagina 13 | 88
Uitbestedingscommissie Het bestuur heeft in 2011 besloten om een uitbestedingscommissie in te stellen. Deze commissie richt zich op de volgende zaken: •
de transitie
•
de nieuwe uitvoeringsovereenkomst
•
administratiekosten
•
SLA
De bestuursleden die in deze commissie zitting hebben zijn de heren Savenije, Bosman, Van ’t Westende en Slikkerveer. Commissie Riskmanagement Het bestuur heeft eind 2012 besloten tot de oprichting van de Commissie Riskmanagement. De Commissie Riskmanagement houdt toezicht op de interne- en externe risicobeheer maatregelen en adviseert het bestuur desgevraagd dan wel op eigen initiatief met betrekking tot risicobeheer van het fonds en over de wijze van uitvoering van het risicobeheer. De commissie zal voor het eerst vergaderen in 2013. Als een van de belangrijkste actiepunten zullen de bevindingen van de De Nederlansche Bank uit haar onderzoek “Uitbesteding Vermogensbeheer” intensief worden bestudeerd, waarna uitvoering zal worden gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport. De bestuursleden die in deze commissie zitting nemen zijn de heren Bosman, Kelder, Lanz en Slikkerveer.
Organen Deelnemersraad Op grond van artikel 109 van de Pensioenwet is een bedrijfstakpensioenfonds verplicht om een deelnemersraad in te stellen. Het fonds heeft in 2008 een deelnemersraad ingesteld. De deelnemersraad en (een delegatie van) het bestuur komen tenminste tweemaal per jaar samen in vergadering bijeen. Samenstelling deelnemersraad per 31 december 2012 De deelnemersraad is samengesteld uit deelnemers en een gepensioneerde. De leden worden benoemd door het bestuur op voordracht van de werkgeversorganisatie en werknemersorganisaties.
Naam
Functie
Aangewezen door
Deelnemers Vacature
gezamenlijk: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening
Vacature
gezamenlijk: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening
Vacature
Vicevoorzitter
gezamenlijk: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening
Gepensioneerden De heer R. van Adrichem
Voorzitter
gezamenlijk: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening
De heer G. Wijtvliet
gezamenlijk: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening
Jaarverslag 2012
pagina 14 | 88
Wisselingen in de deelnemersraad In 2012 hebben geen wisselingen in de Deelnemersraad plaatsgevonden. Het bestuur heeft zich in 2012 actief ingezet om de vacatures binnen de Deelnemersraad in te vullen. Het bestuur is hier nog niet in geslaagd. De huidige leden van de Deelnemersraad (die thans uit oud-deelnemers bestaat) hebben zich bereid verklaard aan te blijven als lid totdat de vacatures zijn vervuld. Verantwoordingsorgaan In de Pensioenwet (artikel 33) is neergelegd dat een goed bestuur moet zijn gewaarborgd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur. De taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het reglement verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan kent de geledingen: deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Elke geleding is vertegenwoordigd met één lid. In 2011 zijn twee leden van het verantwoordingsorgaan benoemd.
Samenstelling verantwoordingsorgaan per 31 december 2012 Naam
Functie
Aangewezen door
Voorzitter
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen
Deelnemers Vacature Werkgevers De heer B. Jonkman
en Aanverwante Artikelen Gepensioneerde De heer R. van Adrichem
Secretaris
gezamenlijk: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening
Wisselingen in het Verantwoordingsorgaan. In 2012 hebben geen wisselingen in het Verantwoordingsorgaan plaatsgevonden. Visitatiecommissie Het interne toezicht binnen het pensioenfonds is aan de hand van een visitatiecommissie georganiseerd. Het interne toezicht en daarmee ook de visitatie heeft betrekking op het kritisch bezien van het eigen functioneren van (het bestuur van) een pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. De leden van de visitatiecommissie zijn op geen enkele wijze, anders dan uit hoofde van de visitatiecommissie, betrokken bij het functioneren van het fonds. De taken en bevoegdheden van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in het reglement visitatiecommissie. Het bestuur heeft besloten minimaal eens in de drie jaar een visitatie te laten plaatsvinden. In 2010 heeft de visitatiecommissie voor de eerste keer haar werkzaamheden voor het fonds uitgevoerd. In 2013 zal een nieuwe visitatie plaatsvinden. Vaste Commissie De Vaste commissie is in het leven geroepen om geschillen te behandelen. Geschillen worden door één van de partijen of beide partijen bij het secretariaat van de commissie schriftelijk aanhangig gemaakt.
Jaarverslag 2012
pagina 15 | 88
Samenstelling Vaste Commissie per 31 december 2012 Naam
Functie
Aangewezen door
Onafhankelijke voorzitter De heer P. Bosch
Advocatenkantoor Bosch en Ruiter
Leden werkgevers De heer G. Wijtvliet
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
Leden werknemers De heer C. Bartelson
CNV Dienstenbond
Mevrouw J. Bergervoet
FNV Bondgenoten
Wisselingen in de Vaste Commissie In 2012 hebben geen wisselingen in de Vaste Commissie plaatsgevonden. In het boekjaar heeft de Vaste Commissie geen geschillen in behandeling genomen.
2.4 Externe partijen Het fonds wordt bijgestaan door externe deskundigen voor actuariële, financiële en vermogensbeheer adviezen door: Adviserend actuaris Syntrus Achmea Rijnzathe 10, te De Meern Certificerend actuaris Towers Watson Netherlands B.V. Stationsweg 13, te Purmerend Accountant KPMG Accountants N.V. Rijnzathe 14, te De Meern Beleggingsadviseur1 Braker Investment Consulting B.V. Peperstraat 64, te Gouda Vermogensbeheerder Aegon Asset Management Aegonplein 20, te Den Haag Administrateur tot 1 januari 2013
1
De functie van Beleggingsadviseur werd tot 1 juli 2012 ingevuld door Looijen IMC. Het vertrek van de heer Looijen is
naadloos overgenomen door de heer Braker.
Jaarverslag 2012
pagina 16 | 88
Syntrus Achmea Rijnzathe 10, te De Meern Administrateur vanaf 1 januari 2013 AZL Akerstraat 92, te Heerlen Compliance officer Cijf´rs Oude Polderweg 231, te Den Haag Herverzekeraar Zwitserleven Burg. Rijnderslaan 7, te Amstelveen Vertegenwoordiging in de Raad van Afgevaardigden van Syntrus Achmea In de Raad van Afgevaardigden van Syntrus Achmea werd de Stichting in 2012 vertegenwoordigd door de heer J.E. Kelder.
2.5 Klantenraad Syntrus Achmea Op 9 oktober 2009 is de Klantenraad van Syntrus Achmea opgericht. Het belangrijkste doel van de Klantenraad is om gezamenlijk na te denken over belangrijke thema’s binnen de pensioenwereld en de impact daarvan op uitvoering en vastgoed/vermogensbeheer. Daarnaast is de Klantenraad een platform om lopende en gewenste ontwikkelingen rondom de dienstverlening en innovaties van Syntrus Achmea te bespreken met de directie van Syntrus Achmea en met de Executive Board van Achmea. In de Klantenraad heeft elk pensioenfonds twee (niet persoonsgebonden) zetels. Alle fondsen hebben hierdoor evenveel inspraak. De Klantenraad heeft uit haar midden de Raad van Advies gekozen, die paritair is samengesteld. Deze Raad van Advies adviseert de directie van Syntrus Achmea en Executive Board gevraagd en ongevraagd. Van de adviezen van de Raad van Advies kan alleen gemotiveerd worden afgeweken. De leden van de Raad van Advies worden voor langere tijd benoemd om continuïteit te waarborgen. In 2012 is de Klantenraad twee keer bijeen gekomen. Dit jaar sprak men in de klantenraad onder andere uitgebreid over de samenwerkingsmogelijkheden van pensioenfondsen.
2.6 Brugcommissie Al enige tijd bestaat een probleem in werkingssferen van de cao’s binnen de groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen en de cao’s Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie. Dit probleem lijdt er toe dat de kans bestaat dat werkgevers dubbel aangesloten worden. De door cao-partijen ingestelde Brugcommissie adviseert de besturen van de pensioenfondsen bij dergelijke werkingssfeer problemen. Dit heeft er toe geleid dat er in 2012 beslissingen zijn genomen tot toewijzing van werkgevers aan de pensioenfondsen. Bovendien is een eerste aanzet gedaan voor toekomstige structurele afspraken rondom de werkingssfeer en het formaliseren van de brugcommissie. In de brugcommissie hebben de heren Kelder en Savenije zitting.
Jaarverslag 2012
pagina 17 | 88
Verslag van het bestuur Bestuursbesluiten In het verslagjaar kwam het bestuur dertien keer in vergadering bijeen. Deze vergaderingen vonden plaats op 13 januari, 6 februari, 17 februari, 23 maart, 13 april, 25 mei, 15 juni, 30 augustus, 28 september, 4 oktober, 22 oktober, 23 november en 21 december. In de vergaderingen van het bestuur kwamen naast de beleidsmatige zaken ook individuele kwesties van werkgevers, (aspirant-) deelnemers en gepensioneerden aan de orde. In de vergaderingen zijn onder andere de volgende onderwerpen besproken: Ontwikkeling financiële positie in 2012 Vanwege de financiële situatie heeft het pensioenfonds in 2010 een herstelplan bij De Nederlandsche Bank ingediend op basis waarvan het pensioenfonds op 31 december 2013 weer een dekkingsgraad van minimaal 105,1% zal hebben. Op 6 januari 2012 besloot De Nederlandsche Bank tot aanpassing van de rentetermijnstructuur op basis waarvan het pensioenfonds haar verplichtingen berekent. Dit vanwege uitzonderlijke omstandigheden op de financiële markten eind 2011. De aanpassing betrof de invoering van een driemaandsmiddeling van de rente. Hierdoor bedroeg op 31 december 2011 de dekkingsgraad van het fonds 97,7%, circa 4% hoger dan in het geval deze driemaandsmiddeling niet zou zijn toegepast. De dalende trend die de marktrente vanaf de tweede helft van 2011 heeft ingezet, zette zich ook door in de eerste helft van 2012. Dit heeft geresulteerd in een daling van de dekkingsgraad van ons fonds van 96,1% aan het einde van het eerste kwartaal tot 94,4% aan het einde van het tweede kwartaal in 2012. Op 24 september 2012 heeft het kabinet het zgn. septemberpakket gepresenteerd. De belangrijkste maatregel vormde de invoering van de zogenaamde Ultimate Forward Rate (UFR). De UFR is een nieuwe rekenrente, waarmee pensioenfondsen vanaf 30 september 2012 moeten rekenen. Door de invoering van de UFR steeg de dekkingsgraad van ons fonds met 9,5% tot boven de grens van onderdekking. Met ingang van 30 september 2012 was er met een dekkingsgraad van 111,2% dan ook geen sprake meer van een dekkingstekort maar nog wel van een reservetekort. Per 31 december 2012 was de dekkingsgraad gestegen tot 115,4%. Evaluatie herstelplan Maandelijks ontvangt het bestuur de stand van de dekkingsgraad. Het pensioenfonds evalueert aan het einde van elk boekjaar zijn herstelplan. Uit de evaluatie moet blijken of de doelstellingen van het herstelplan worden gehaald. Als gedurende de looptijd van het herstelplan ingrijpende wijzigingen plaatsvinden, dan zal dat direct worden gemeld aan De Nederlandsche Bank. In december 2010 heeft het bestuur in verband met de verslechterde financiële positie een aangepast korte termijn herstelplan ingediend. Naar aanleiding van de opmerkingen van De Nederlandsche Bank is in april 2011 een aangepast korte- en langetermijnherstelplan ingediend en goedgekeurd door De Nederlandsche Bank. Begin 2012 heeft het fonds de ontwikkeling van het herstelplan geëvalueerd. Op 31 december 2011 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds 97,7%. Ondanks de aanpassing van de rentetermijnstructuur door De Nederlandsche Bank was de marktrente eind 2011 fors lager ten opzichte van 31 december 2010.
Jaarverslag 2012
pagina 18 | 88
Omdat het fonds niet voldoende op het pad van herstel lag en omdat de pensioenpremie niet meer voldoende was om alle kosten te dekken besloot het bestuur een aantal tijdelijke maatregelen te nemen. De totale pensioenpremie ging omhoog van 19% naar 20,9%. Dit gold in 2012. De premieverhoging kwam volledig ten laste van de werkgever. Het opbouwpercentage werd vanaf 1 maart 2012 verlaagd tot 1,57%, deze maatregel gold tot 1 januari 2013. De hogere premie en de lagere pensioenopbouw zorgden ervoor dat de premie-inkomsten en kosten voor de pensioenopbouw weer in balans kwamen. De premie was daardoor weer kostendekkend. Door de genomen maatregelen hoefde het fonds in 2012 niet te besluiten om vanaf april 2013 de pensioenuitkeringen te korten. Omdat de aanpassing van de regeling in 2012 van tijdelijke aard was, hebben cao-partijen in december 2012 besloten de pensioenrichtleeftijd per 1 januari 2013 te verhogen naar 66 jaar en het opbouwpercentage vast te stellen op 1,75%. Deze verhoging van de pensioenrichtleeftijd brengt niet alleen extra kosten met zich mee in 2013 maar naar verwachting ook in 2015. Daarom heeft het bestuur (na afstemming met cao-partijen) besloten invulling te geven aan de caoafspraak door de pensioenrichtleeftijd te handhaven op 65 jaar en het opbouwpercentage vast te stellen op 1,65%. De premie voor 2013 is vastgesteld op 21,2%. Met deze aanpassingen is ook in 2013 de premie kostendekkend. Bij het vaststellen van de premie voor 2013 is rekening gehouden met de nieuwe prognosetafel AG 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap. In deze prognosetafel is de gestegen levensverwachting verwerkt, die een licht verhogend effect heeft op de pensioenverplichting en een licht dalend effect op de dekkingsgraad. Het pensioenfonds evalueerde begin 2013 de stand van zaken eind 2012 ten opzichte van de verwachtingen in het herstelplan. Op 30 september 2012 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds 111,2%. Daarmee was het pensioenfonds uit de situatie van dekkingstekort. Eind december 2012 was de dekkingsgraad 115,4% en daarmee boven de vereiste dekkingsgraad van 112,3%. De beleidsregel van De Nederlandsche Bank bepaalt dat een fonds aansluitend drie kwartaaleinden een dekkingsgraad moet hebben boven de vereiste dekkingsgraad wil er geen sprake meer zijn van een reservetekort. Krachtens deze beleidsregel is het fonds dan ook nog in de herstelfase. Premiebeleid Conform de Pensioenwet, artikel 130, dient een pensioenfonds in zijn jaarrekening en jaarverslag de kostendekkende en de feitelijke premie op te nemen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Voor het Bpf TEX zijn deze premies in 2012 als volgt: •
Kostendekkende premie:
€ 18.358
•
Feitelijke premie
€ 17.764
De Kostendekkende premie bestaat uit: •
Actuarieel benodigde koopsom:
€ 15.011
•
Opslag in stand houden vereist vermogen:
€ 1.846
•
Opslag voor uitvoeringskosten:
€ 1.501
Premie prepensioengerechtigden De premie voor de prepensioenregeling blijft gehandhaafd op 3,6% van het pensioengevend salaris. Kostendekkendepremie 2013 Zoals eerder is aangegeven is de rekenrente die pensioenfondsen moeten hanteren gewijzigd. Deze wijziging heeft een verlagend effect op de hoogte van de kostendekkende premie ten opzichte van hantering van de zuivere marktrente. Er wordt door het fonds geen gebruik gemaakt van een gedempte kostendekkende premie, daarom dient de premie wel bij
Jaarverslag 2012
pagina 19 | 88
te dragen aan herstel. De Nederlandsche Bank vertaalt dat in een adequate opslag voor uitvoeringskosten en een opslag voor de opbouw van het minimaal vereist eigen vermogen. Financieel crisisplan Tijdens een bijeenkomst voor bestuurders van pensioenfondsen in september 2011 introduceerde De Nederlandsche Bank een financieel crisisplan. Naar de mening van De Nederlandsche Bank waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis namelijk onvoldoende voorbereid op een scenario waarin de dekkingsgraad snel verslechtert. Alle pensioenfondsen moeten als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) een financieel crisisplan opstellen. Het bestuur heeft op 20 april 2012 haar crisisplan vastgesteld en ingediend bij De Nederlandsche Bank. Toeslag Het fonds verleent jaarlijks, voor zover de middelen daartoe toereikend zijn, een toeslag op de premievrije aanspraken van de actieve deelnemers, de ingegane pensioenen en slapersrechten van voormalige deelnemers welke de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. Er bestaat geen recht op toeslag. De toeslagen zijn voorwaardelijk toegezegd. Eventuele toeslagverlening geschiedt jaarlijks op 1 januari. Voor dit voorwaardelijke toeslagbeleid wordt geen bestemmingsreserve gevormd en er wordt ook geen premie voor betaald. Omdat op de pensioenrechten en pensioenaanspraken niet doelgericht toeslag verleend wordt, is er geen sprake van een achterstand in toeslagverlening. Maatstaf toeslagverlening Over de toeslag waarmee de premievrije aanspraken van de actieve deelnemers, slapers en gepensioneerden jaarlijks kunnen worden verhoogd besluit het bestuur jaarlijks, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds. Cao-partijen hebben al in 2011 besloten dat er tot 2014 geen toeslagverlening plaatsvindt. In zijn algemeen geldt dat gedurende een herstelperiode geen toeslag wordt verleend.
Toeslagstaffel Voor het door het bestuur te nemen besluit over de toekenning van de toeslagen aan actieve deelnemers, gepensioneerden en slapers, werd ter ondersteuning onderstaande op marktrente gebaseerde staffel gebruikt. Met ingang van 30 september 2012 is de gewijzigde rekenrente (UFR) van kracht op basis waarvan het bestuur een nieuwe toeslagstaffel zal vaststellen ter ondersteuning van de besluitvorming.
Dekkingsgraad op basis van FTK
Toeslag verlening
Financiering
Dekkingsgraad < 105%
Geen toeslag
N.v.t.
105% < Dekkingsgraad< FTK
Naar rato van de betreffende
Uit het vermogen van het
dekkingsgraad + 5%
maatstaf
fonds
Dekkingsgraad > FTK
Volledig
Uit het vermogen van het
normen
dekkingsgraad + 5%
fonds
Hierbij staat de dekkingsgraad voor de werkelijke dekkingsgraad van het fonds. De FTK dekkingsgraad is de vereiste dekkingsgraad in de evenwichtssituatie. In deze evenwichtssituatie is het eigen vermogen van het fonds zodanig dat,
Jaarverslag 2012
pagina 20 | 88
met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaatstaf van 97,5% voor de onvoorwaardelijke aanspraken, wordt voorkomen dat het fonds binnen één jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen. Toeslagenlabel Voor een begrijpelijke communicatie over het toeslagbeleid van het pensioenfonds voerde de Pensioenwet een toeslagenlabel in. Dit label stond op bijna alle communicatiemiddelen. Hiermee konden pensioenfondsen en verzekeraars duidelijk maken of de pensioenen de komende jaren mee kunnen stijgen met de prijsstijgingen, met andere woorden of de koopkracht op peil blijft. In het licht van de inrichting van nieuwe pensioencontracten waarover door sociale partners gesproken wordt bleek het label eerder tot verwarring dan tot bruikbare informatie voor de deelnemer te leiden. Daarom stelde de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in haar nieuwsbrief begin 2011 dat de pensioenuitvoerders zelf de inschatting mogen maken of het opnemen van het label bijdraagt aan het begrip van de deelnemer over de toeslagverlening. Ons fonds heeft er dan ook voor gekozen het toeslaglabel in 2012 niet meer toe te passen. Wel dient het fonds een voorwaardelijkheidsverklaring te gebruiken. Daarin wordt het toeslagbeleid verder uitgelegd. Het gaat dan om de ambitie die het fonds heeft voor de mate waarin toeslagen worden gegeven. En ook hoe toeslagen worden betaald. Verder geeft de voorwaardelijkheidsverklaring aan wat daarvan de laatste drie jaar is waargemaakt. De AFM is de toezichthouder die zich concentreert op het gedragstoezicht van pensioenfondsen. In de praktijk gaat het met name om communicatie. Waardeoverdracht Als een werknemer van baan verandert, mag hij zijn pensioen overdragen naar zijn nieuwe pensioenfonds. Dit heet waardeoverdracht. Als de dekkingsgraad van een pensioenfonds dat bij waardeoverdracht is betrokken lager is dan 100%, dan mag het pensioenfonds de betreffende waardeoverdracht niet uitvoeren. De waardeoverdracht moet dan worden opgeschort. Op grond van de Pensioenwet had het bestuur de waardeoverdrachten tot 1 oktober 2012 opgeschort. Omdat de dekkingsgraad per 1 oktober 2012 boven de 100% kwam werden de waardeoverdrachten hervat. Of een verzoek tot waardeoverdracht daadwerkelijk afgehandeld kan worden hangt ook af van de situatie van het andere pensioenfonds. Uitkomst performancetoets boven de grenswaarde De Z-score is een cijfer voor het rendement van een pensioenfonds. Het is een maatstaf die laat zien wat de beleggingsresultaten van een fonds zijn ten opzichte van de vooraf door het pensioenfonds zelf gekozen normportefeuille. Voor het berekenen van de performancetoets worden de z-scores van de afgelopen vijf jaar bekeken. Voor een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds moet de score minimaal nul zijn. Bij een fonds dat minder dan nul scoort met de performancetoets, vervalt de wettelijke verplichtstelling. Bedrijven mogen er dan voor kiezen onder voorwaarden de pensioenregeling ergens anders onder te brengen. Voor het jaar 2012 is een z-score behaald van 0,98 De performancetoets 2008-2012 komt hiermee uit op 2,03. Dit is de uitkomst op basis van de gewijzigde berekeningsmethode welke in 2007 is opgenomen in het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000. Financieel beleid Het bestuur van het fonds voert een degelijk financieel beleid met enerzijds als doelstelling voldoende middelen op te bouwen om aan de verplichtingen (lees: de pensioenuitkeringen) te kunnen blijven voldoen en anderzijds om een stabiel premie- en toeslagbeleid te voeren. De inkomsten aan premies en de opbrengsten uit de beleggingen moeten voldoende zijn om de pensioenrechten van de deelnemers te waarborgen en de pensioenrechten van de huidige en de toekomstig pensioengerechtigden te kunnen blijven betalen.
Jaarverslag 2012
pagina 21 | 88
Kosten uitvoering pensioenregeling Het fonds maakt voor het uitvoeren van de pensioenregeling diverse kosten. Globaal kunnen deze kosten worden onderverdeeld in kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling en kosten van het vermogensbeheer. Het fondsbestuur vindt het belangrijk open te zijn over deze kosten. Onderstaand is in dit kader een rapportage over de kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling opgenomen. Tevens zijn de kosten van het vermogensbeheer in dit verslag opgenomen. De kosten worden gepresenteerd overeenkomstig de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Hierdoor kunnen de kosten die pensioenfondsen maken, eenvoudig met elkaar worden vergeleken. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1000. De kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling bedragen voor 2012 2.551. Dat is per deelnemer, zijnde de actieve deelnemers, de inactieve deelnemers en de pensioengerechtigden, € 166 Deze bedragen zijn inclusief incidentele kosten zoals kosten die verband houden met transitie, afkoop kleine pensioenen en communicatie in verband met aanpassing van de regeling. In de navolgende tabel is een specificatie opgenomen van de kosten die het fonds in het verslagjaar heeft gemaakt:
Kostensoort
2012
2011
Administratiekosten
€ 2.100
€ 2.609
Accountantskosten
€
62
€
49
Controle- en advieskosten
€
79
€
64
Actuariskosten
€
43
€
33
Bestuurskosten
€
214
€
156
Contributies
€
26
€
22
Overige kosten
€
27
€
-35
Totale kosten
€ 2.551
€ 2.898
De vermelde kosten komen overeen met de pensioenuitvoeringskosten zoals die zijn verantwoord in de rekening van baten en lasten. Kosten uitvoering vermogensbeheer De kosten van vermogensbeheer bestaan uit een aantal subcategorieën. Voor het fonds is het nog niet mogelijk de splitsing naar die categorieën te maken. De kosten van het vermogensbeheer in 2012 bedragen 348. Afgezet tegen het gemiddeld belegd vermogen, komen de kosten in 2012 neer op 35 basispunten van het gemiddeld belegd vermogen van 98.300 Ten aanzien van de transactiekosten zijn geen cijfers bekend over de aan- en verkoopkosten binnen de fondsen. De hierna genoemde cijfers hebben dan ook uitsluitend betrekking op de in- en uitstapkosten van de diverse fondsen binnen de portefeuille van het fonds. De transactiekosten in 2012 bedragen 363. Afgezet tegen het gemiddeld belegd vermogen, komen de transactiekosten in 2012 neer op 37 basispunten van het gemiddeld belegd vermogen van 98.300
Jaarverslag 2012
pagina 22 | 88
Fusie met VUTEGRO (overgangsregeling) In januari 2011 is de fusie tussen het fonds en VUTEGRO geëffectueerd. Na de effectuering van de fusie is de VUTEGRO verdwenen en wordt de “VUTEGRO”-regeling uitgevoerd door het fonds. Alle VUTEGRO-cijfers zijn vanaf boekjaar 2011 opgenomen in de jaarrekening van het fonds. De geldmiddelen (vermogens) voor de (pre)pensioenregelingen en de “VUTEGRO”-regeling zijn, overeenkomstig de eisen van de Pensioenwet, gescheiden. Beleid verlenen vrijstellingen Het bestuur heeft ook in 2012 het aangescherpte beleid inzake het verlenen van vrijstelling voortgezet. Incassobeleid Het vanaf 2010 verscherpte incassobeleid is in 2012 verder voortgezet en waar nodig verbeterd. Doelstelling hierbij is de financiële risico’s voor het fonds te beperken. Service Afspraken Het bestuur heeft in het verslagjaar diverse malen overleg gevoerd met de uitvoeringsorganisatie over de dienstverlening. Onderdeel van deze dienstverlening zijn de service afspraken. Alle producten en diensten vormen samen de dienstenwaaier waarin alle input, output en service afspraken zijn opgenomen. Deze service afspraken dienen het bestuur, samen met het jaarplan, de noodzakelijke handvatten te bieden om de kwaliteit van de werkzaamheden van de uitvoeringsorganisatie goed te kunnen beheersen. Door middel van jaarrapportage en metingen wordt door het bestuur getoetst of aan de afgesproken kwaliteitscriteria is voldaan. Uitbesteding In de tweede helft van 2011 heeft het bestuur de uitvoeringsovereenkomst met de pensioenuitvoerder Syntrus Achmea opgezegd. Reeds daarvoor heeft de uitbestedingscommissie een traject opgestart voor de uitbesteding van de pensioenadministratie. Tijdens dit tendertraject hebben verscheidene pensioenuitvoerders zich uitgebreid kunnen presenteren aan de uitbestedingscommissie. De commissie heeft na dit intensieve traject verslag en advies uitgebracht aan het bestuur. Na een zorgvuldige afweging is ervoor gekozen de pensioenuitvoering vanaf 1 januari 2013 onder te brengen bij penioenuitvoerder AZL. Het bestuur verwacht met deze keuze een belangrijke bijdrage te leveren aan het reduceren van de uitvoeringskosten. Herverzekeren Het bestuur heeft met ingang van 1 juli 2011 zowel het overlijdensrisico bij vooroverlijden als het arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd bij Zwitserleven. Dit herverzekeringscontract kent een winstdelingsclausule. Statuten- en reglementswijzigingen in 2012 Wijziging van de statuten De volgende wijzigingen zijn in de statuten doorgevoerd: •
Wijziging van de statuten in verband met Algemeen Verbindend Verklaring (AVV) van de VUT-CAO.
Wijziging van het pre- en ouderdomspensioenreglement Onder andere zijn de volgende onderwerpen / wijzigingen doorgevoerd of toegevoegd: •
De tijdelijke aanpassing van de regeling in 2012 door verlaging van het opbouwpercentage van 1,75% naar 1,57% vanaf 1 maart 2012 en een tijdelijke opslag van de pensioenpremie van 1,9% voor rekening van de werkgever.
•
Wijziging pensioenreglement in verband met de afkoop van het ouderdomspensioen en het partnerpensioen en de definitie van de pensioengrondslag
•
Wijziging VUT-reglement in verband met AVV.
•
Wijziging prepensioenreglement in verband met het opnemen van afkoopfactoren van de nog niet ingegane, kleine prepensioenaanspraken.
Jaarverslag 2012
pagina 23 | 88
•
Wijziging van het (pre)pensioenreglement in verband met vaststelling rentevergoeding gemoedsbezwaarden.
•
Wijziging pensioenreglement in verband met financiering voortzetting pensioenopbouw. De aanvulling die het fonds doet is gebaseerd op een verstrekkingspercentage van 100%, ook al is het verstrekkingspercentage door de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenopbouw (FVP) lager vastgesteld dan 100%.
•
Wijziging pensioenreglement in verband met aanpassing van de flexfactoren.
Jaarverslag 2011 Het jaarverslag 2011 inclusief het actuariële verslag is op 15 juni 2012 besproken en vastgesteld. Gedragscode / compliance Het fonds heeft een gedragscode waarin de regels en richtlijnen voor bestuursleden en andere betrokkenen zijn opgenomen. Deze regels en richtlijnen zijn ter voorkoming van conflicten tussen de belangen van het fonds en de privébelangen van betrokkenen en ter voorkoming van het gebruik maken van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privédoeleinden. Een compliance officer controleert of de bestuursleden en andere betrokkenen de gedragscode naleven. De compliance officer, de heer J. de Graaf van Cijf’rs heeft in de afgelopen jaren geen opmerkingen gemaakt. Communicatie De Pensioenwet bevat veel voorschriften over de informatieverstrekking aan allerlei belanghebbenden bij de pensioenregeling. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de verzending van startbrieven aan nieuwe deelnemers en de verzending van beëindigingbrieven indien een deelnemer de bedrijfstak verlaat. Via de website van het fonds zijn actuele ontwikkelingen en dekkingsgraden van het fonds gecommuniceerd. Het bestuur heeft in 2011, nauw begeleid door de communicatiecommissie, een communicatieplan vastgesteld voor 2012 waarin onder meer de wettelijke verplichte communicatie is opgenomen. Hieronder vallen onder meer het jaarlijks pensioenoverzicht, de jaaropgave voor pensioengerechtigden, de startbrief voor nieuwe deelnemers, de reglementswijzigingen en het toeslaglabel. Daarnaast verstuurt het bestuur regelmatig een nieuwsbrief. Communicatie herstelplan/premie/toeslag Het bestuur heeft pensioengerechtigden, werkgevers en deelnemers op toegankelijke wijze geïnformeerd over het herstelplan en de daarin opgenomen maatregelen. Begin 2012 stuurde het fonds een brief aan alle belanghebbenden over de financiële positie en de noodzaak om maatregelen te nemen. In de brief werden de mogelijke maatregelen op een rij gezet en werd aangegeven dat besluitvorming nog plaats moest vinden.Tevens werd in de brief aangegeven dat het bestuur (op 17 november 2011) besloot om geen toeslag te verlenen in 2012. Medio februari 2012 stuurde het fonds een brief aan alle belanghebbenden waarin de verhoging van de pensioenpremie en de verlaging van het opbouwpercentage werd gecommuniceerd. In januari 2013 heeft het fonds een nieuwsbericht op haar website geplaatst waarin de aanpassingen van de pensioenregeling vanaf 1 januari 2013 worden toegelicht. Daarnaast zijn alle belanghebbenden ook schriftelijk geïnformeerd. Visitatiecommissie Het interne toezicht en daarmee ook de visitatie heeft betrekking op het kritisch bezien van het eigen functioneren van (het bestuur van) een pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke, deskundige en gezaghebbende personen. De leden zijn op geen enkele wijze, anders dan uit hoofde van de visitatiecommissie, betrokken bij het functioneren van het fonds. De taken en bevoegdheden van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in het reglement visitatiecommissie.
Jaarverslag 2012
pagina 24 | 88
De visitatiecommissie is ingesteld om, eens in de drie jaar, een volledige visitatie te doen. De visitatiecommissie heeft in 2010 de eerste visitatie uitgevoerd en de bevindingen aan het bestuur gerapporteerd. In 2013 zal opnieuw een visitatie worden uitgevoerd. Naleving wet- en regelgeving Het afgelopen jaar zijn aan het fonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door De Nederlandsche Bank geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Prudent Person Conform artikel 135 van de Pensioenwet dient het pensioenfonds een beleggingsbeleid te voeren in overeenstemming met de prudent-person regel. De waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden. De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het pensioenfonds belegt op zodanige wijze dat de veiligheid, kwaliteit, liquiditeit en het rendement van de portefeuille zoveel als mogelijk zijn gewaarborgd. Deskundigheid en functioneren bestuur Aanscherping toetsing deskundigheid Sinds 2011 geldt de nieuwe Beleidsregel deskundigheid. Bestuursleden van pensioenfondsen kregen te maken met aangescherpte deskundigheidseisen. Het pensioenfonds heeft in 2012 de competentieprofielen vastgesteld. Naast randvoorwaarden voor alle bestuursleden zijn voor bepaalde functies aanvullende competenties geformuleerd. De Pensioenfederatie heeft een uitgewerkt Plan van Aanpak Deskundig en Goed Pensioenfondsbestuur opgesteld op basis waarvan het deskundigheidsplan is aangescherpt. Daarbij hoort eveneens een aangescherpte procedure toetsing nieuwe bestuursleden. Deskundigheidsbevordering De bestuursleden hebben in het verslagjaar diverse opleidings- en themabijeenkomsten bijgewoond, waaronder een bijeenkomst over de Ultimate Forward Rate (UFR) en renteafdekking door middel van Long Duration Overlay (LDO). Ook heeft het bestuur twee themadagen zelf georganiseerd. De daar besproken onderwerpen waren actuele ontwikkelingen ten aanzien van het FTK, compliance, crisisplan en ISAE 3402 type 2. In november 2012 hebben vijf bestuursleden succesvol deelgenomen aan de SPO Kennisreflector, hiermee heeft het voltallige bestuur deze deskundigheidstoets met goed gevolg afgelegd. Zelfevaluatie In het deskundigheidsplan is opgenomen dat jaarlijks een zelfevaluatie plaatsvindt.
Jaarverslag 2012
pagina 25 | 88
3 Pensioenparagraaf 3.1 De regeling Met ingang van 1 januari 2006 is het Prepensioenfonds veranderd in een Bedrijfstakpensioenfonds. Deze wijziging houdt onder andere in dat de prepensioenregeling aan de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/Prepensioen en introductie Levensloopregeling is aangepast. Met ingang van 1 januari 2010 is de aanvullende ouderdomspensioenregeling veranderd in een volwaardige ouderdomspensioenregeling. Hieronder treft u een toelichting aan op de prepensioen- en de ouderdomspensioenregeling.
3.2 Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en in dienst voor 1 januari 2010 Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 is de huidige prepensioenregeling op hoofdlijnen gelijk gebleven. Uitgangspunt van de regeling is dat een werknemer vanaf 61,5-jarige leeftijd van de regeling gebruik kan maken. Een vroegere of latere ingangsdatum is mogelijk. De eerste mogelijkheid is met ingang van de eerste van de maand waarin de werknemer 60 wordt. De laatste mogelijkheid is bij 64 jaar en 11 maanden. Als gekozen wordt voor een vervroegde ingangsdatum, dan wordt het (premievrije) recht op prepensioen verlaagd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde actuariële tabel. Als gekozen wordt voor een latere ingangsdatum, dan wordt het (premievrije) recht op prepensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde actuariële tabel. De kernpunten van de prepensioenregeling zijn: •
De premie voor het jaar 2012 is vastgesteld op 3,6% van het heffingsloon. Van deze premie wordt 2,5% op het salaris van de werknemer ingehouden en 1,1% wordt door de werkgever betaald. Onder het heffingsloon wordt verstaan het voor de individuele deelnemer geldende brutoloon in geld over het lopende kalenderjaar tot ten hoogste het maximum premiedagloon Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag. Het maximum is het op jaarbasis herleide bedrag van het maximum premieplichtig dagloon voor de Werkloosheidswet (in 2012: € 50.064,00 );
•
Pensioen wordt opgebouwd op basis van het middelloonsysteem;
•
De opbouw per gewerkt dienstjaar binnen de branche is voor 2012 gelijk aan 1,729% van de pensioengrondslag;
•
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris. Het in aanmerking te nemen pensioengevend salaris is het op de datum van vaststelling van de prepensioengrondslag voor de deelnemer geldende vaste salaris in geld inclusief de vakantietoeslag, uitgaande van de normale bij de werkgever geldende wekelijkse arbeidsduur. Tot het prepensioengevend salaris worden eveneens gerekend alle variabele loonbestanddelen over het kalenderjaar voorafgaand aan de datum van vaststelling van de prepensioengrondslag.
3.3 Werknemers geboren op of na 1 januari 1950 Voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950, is de prepensioenregeling per 1 januari 2006 afgeschaft. Per 1 januari 2006 hebben deze werknemers een nieuwe aanvullende ouderdomspensioenregeling gekregen. Met ingang van 1 januari 2010 is de aanvullende ouderdomspensioenregeling veranderd in een vernieuwde regeling. In deze
Jaarverslag 2012
pagina 26 | 88
vernieuwde regeling wordt een volwaardig ouderdomspensioen opgebouwd. Het opbouwpercentage is per 1 januari 2010 verhoogd naar 1,75%. De kernpunten van de vernieuwde pensioenregeling vanaf 2010 zijn: •
De premie voor het jaar 2012 is vastgesteld op 20,9% van de pensioengrondslag;
•
Pensioen wordt opgebouwd op basis van het middelloonsysteem;
•
De opbouw per gewerkt dienstjaar binnen de branche is voor 2012 gelijk aan 1,75% tot 1 maart en vanaf 1 maart 1,57% van de pensioengrondslag;
•
De pensioengrondslag is gelijk aan het salaris onder aftrek van de franchise. Het in aanmerking te nemen pensioengevend salaris is het salaris, inclusief vakantiegeld en andere schriftelijk overeengekomen vaste onderdelen (zoals dertiende maand, ploegentoeslag en provisie). Variabele beloningen, zoals overwerk, bonus en het niet gegarandeerde deel van de provisie, tellen niet mee voor het pensioengevend salaris. Het pensioengevend salaris bedraagt ten hoogste € 55.000,-.
•
De franchise is voor 2012 vastgesteld op € 12.309,-.
3.4 Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en in dienst op of na 1 januari 2010 Voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en in dienst zijn op of na 1 januari 2010 geldt de regeling die per 1 januari 2010 in werking is getreden. De kernpunten van deze pensioenregeling zijn: •
De premie voor het jaar 2012 is vastgesteld op 20,9% van de pensioengrondslag;
•
Pensioen wordt opgebouwd op basis van het middelloonsysteem;
•
De opbouw per gewerkt dienstjaar binnen de branche is voor 2012 gelijk aan 1,75% tot 1 maart en vanaf 1 maart 1,57% van de pensioengrondslag;
•
De pensioengrondslag is gelijk aan het salaris onder aftrek van de franchise. Het in aanmerking te nemen pensioengevend salaris is het salaris, inclusief vakantiegeld en andere schriftelijk overeengekomen vaste onderdelen (zoals dertiende maand, ploegentoeslag en provisie). Variabele beloningen, zoals overwerk, bonus en het niet gegarandeerde deel van de provisie, tellen niet mee voor het pensioengevend salaris. Het pensioengevend salaris bedraagt ten hoogste € 55.000,-.
•
De franchise is voor 2012 vastgesteld op € 12.309,-.
3.5 Vrijwillige regeling Het pensioenfonds voert naast de basisregeling een excedentregeling uit. Dit aanvullende pensioenreglement kan gelden voor deelnemers waarop Pensioenreglement 2010 van toepassing is. In aanvulling op de basisregeling wordt dan aanvullend pensioen opgebouwd. De opbouw vindt plaats over het loon voor zover dit het maximum loon uit de basisregeling overschrijdt. Het opbouwpercentage is 1,75% en is gebaseerd op het middelloonsysteem. De aanvullende pensioenregeling kent net als de basispensioenregeling opbouw partnerpensioen en wezenpensioen. Het partnerpensioen en wezenpensioen bedragen respectievelijk 70% en 14% van het ouderdomspensioen.
Jaarverslag 2012
pagina 27 | 88
4 Beleggingen 4.1 Beleggingsparagraaf Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Het fonds hanteert een beleid waarbij de voorkeur wordt gegeven aan passief beheer, tenzij dit niet mogelijk is dan wel actief beheer aantoonbaar toegevoegde waarde biedt. Om het renterisico te reduceren is besloten de rentegevoeligheid van de balans van het fonds voor 70% af te dekken. Deze afdekking vindt plaats met obligaties en een Long Duration Overlay. Jaarlijks wordt het voorgestelde beleggingsbeleid van Aegon Asset Management Nederland voorgelegd aan het gehele bestuur. Het beleggingsbeleid wordt vastgelegd in een jaarlijks beleggingsplan. Voor het beleggingsplan wordt gebruik gemaakt van input van adviseurs, waaronder de adviserend actuaris, de externe beleggingsadviseur en de vermogensbeheerder. In dit plan worden de normportefeuille, het beleid voor afdekking van valuta- en renterisico en het herbalanceringsbeleid beschreven. Normportefeuille 2012 De onderstaande tabel geeft de normportefeuille weer voor 2012 voor wat betreft de allocatie van de beleggingen. Met de benchmarks wordt volledig aangesloten bij de benchmarks zoals die door Aegon Asset Management in de beleggingsfondsen worden gehanteerd.
Jaarverslag 2012
pagina 28 | 88
Categorie
Allocatie
Benchmark
Staatsobligaties
43,0%
Euro Staatsobligaties + LDO
33,0%
Langlopende Euro Staatsobligaties
10,0%
Euro Bedrijfsobligaties
12,5%
Hoogrentende obligaties
22,0%
Wereldwijd High Yield bedrijfsobl.
12,0%
Obligaties Opkomende Landen
10,0%
Aandelen
22,5%
Europa
3,5%
MSCI Europe Net Index
Noord Amerika
3,5%
MSCI North America Net Index (hedged)
Pacific ex Japan
1,0%
MSCI Pacific ex Japan Net Index
Japan
2,0%
MSCI Japan Net Index
Opkomende Landen
5,0%
MSCI Emerging Markets Net Index
OG Aandelen
7,5%
Cust. Citigroup World Property Index
Totaal
100,0%
Merrill Lynch EMU Direct Government Bond Index, AAA Rated & LDO portefeuille *) Merrill Lynch EMU Direct Government AAA 10+yr Index Cust.
Barclays Euro Aggr. Corp. Bond Index
70% Barclays US High Yield (hedged/cust) + 30%Barclays Pan European High Yield (cst) JP Morgan EMBI GD (hedged)
*) De portefeuille Staatsobligaties heeft als benchmark de Merrill Lynch EMU Direct Government Bond Index, AAA Rated. De LDO portefeuille heeft als benchmark de portefeuille zelf. De verdeling tussen LDO portefeuille en Staatsobligaties wordt door Aegon bepaald op basis van het rente-afdekkingsbeleid en de incidentele bijstorting of afroming van de LDO portefeuille. De weging wordt geacht altijd conform normportefeuille te zijn, zodat het relatieve rendement uit de categorie Staatsobligaties + LDO in euro gelijk is aan het relatieve rendement op staatsobligaties, en er geen allocatie effecten optreden. Beleggingen 2012 Terugblik 2012 De wereldwijde economische groei was door de intensivering van de Europese schuldencrisis in 2012 lager dan in 2011. De economie van de Verenigde Staten groeide echter wel gestaag door en ook de Amerikaanse financiële sector staat er eind 2012 goed voor. Daar is de kredietcrisis voortvarend aangepakt, zodat banken in staat zijn om geld uit te lenen tegen een lage rente. Bovendien vormen de Verenigde Staten, in tegenstelling tot Europa, een fiscale unie, waardoor individuele staten makkelijker geld kunnen lenen. Verder werden pijnlijke bezuinigingsmaatregelen uitgesteld vanwege het verkiezingsjaar 2012 en voerde de Amerikaanse centrale bank een zeer ruim monetair beleid, onder andere via diverse opkoopprogramma’s. Macro-economisch gezien was 2012 voor veel Europese landen een moeilijk jaar met stagnerende groei, oplopende werkloosheid en forse begrotingstekorten. Dit remde de binnenlandse vraag, zodat deze landen het vooral van hun export naar buiten de Europese Unie moesten hebben. Ook China had last van de Europese recessie omdat het minder kon exporteren. Verder zat China door een grote investeringsgolf met omvangrijke, maar wel onrendabele bouw- en
Jaarverslag 2012
pagina 29 | 88
woningprojecten in zijn maag. Door al deze problemen was het twijfelachtig of China zijn hoge groeipercentages kon handhaven. In de loop van 2012 bleek de Chinese economie toch goed te presteren. Tegen de achtergrond van de beschreven ontwikkelingen haalde het actief beheerde gedeelte van de beleggingsportefeuille van Bpf TEX een duidelijk positief beleggingsresultaat na kosten van 14,9%. In 2012 is de rente gedaald. Om die reden komt het resultaat inclusief de renteafdekking uit op 22,7%.
Beleggingsbeleid Feitelijke en strategische portefeuille eind 2012 Categorie
Waarde portefeuille
Feitelijke
(in EUR mln)
weging
Aandelen
16,7
15,2%
15,0%
Vastrentende waarden
84,9
77,3%
77,5%
Vastgoed
8,2
7,5%
7,5%
Overige beleggingen
0,0
0,0%
0,0%
109,8
100,0%
100,0%
Totaal
Strategische weging
Aan het begin van 2012 is het strategische gewicht in aandelen met 7,5% teruggebracht naar 15%. Het strategische gewicht in vastrentende waarden is met 5% verhoogd naar 77,5% en het strategische gewicht in vastgoed is met 2,5% verhoogd naar 7,5%. Gedurende 2012 is in de portefeuille van Bpf TEX vervolgens een aantal malen de afdekking van de renterisico’s geijkt en waar nodig bijgesteld.
Jaarverslag 2012
pagina 30 | 88
Beleggingscategorieën
Aandelen De aandelenportefeuille van Bpf TEX deed het goed over 2012. Het resultaat op aandelen kwam uit op 17,7%. Europese aandelen deden het bovengemiddeld in 2012, maar er waren wel forse verschillen tussen de landen en sectoren. De Duitse markt deed het goed door de sterke winstontwikkeling van exporterende bedrijven, terwijl de koers van Spaanse, Portugese en Griekse aandelen flink daalde door de economische problemen in deze landen. Uit dit verschil in rendement blijkt dat landenbeleid, ondanks de steeds verdergaande Europese samenwerking, nog steeds relevant is voor Europese aandelenportefeuilles. Ook de diverse sectoren vertoonden flinke rendementsverschillen. Vooral banken en verzekeraars maakten door de aankondigingen van de Europese centrale bank een sterke comeback. De energiesector was de enige sector waar de koersen in het rood eindigden. In Noord-Amerika stond 2012 in het teken van onzekerheid. Het nieuws werd gedomineerd door de zwakke Amerikaanse arbeidsmarkt, de mogelijke escalatie van de Europese schuldencrisis en de afzwakkende Chinese economische groei. Op Noord-Amerikaanse aandelen (met afdekking van valutarisico) werd een rendement behaald dat onder het wereldwijde gemiddelde lag. Uiteindelijk was 2012 een gunstig jaar voor de Aziatische aandelenmarkten. Het jaar begon optimistisch, maar in het tweede kwartaal volgde een correctie: er waren indicaties voor een afzwakkende economische groei in China, en in Europa laaide de schuldencrisis op. Gecombineerd met fors dalende winstverwachtingen leidde dit tot een negatief beurssentiment. In het derde kwartaal herstelden de Aziatische aandelenmarkten zich. In eerste instantie kwam dit door de aankondiging van de Europese centrale bank om de euro krachtig te ondersteunen. Vervolgens kreeg optimisme over de Amerikaanse en Chinese economie de overhand, waarbij het vertrouwen in de nieuwe Chinese leiders voor positieve verwachtingen op de regionale aandelenmarkten zorgde. Uiteindelijk werd op de Aziatische aandelen exclusief Japan een rendement van meer dan 20% behaald. In 2012 vertoonden ook de Japanse aandelenkoersen een grillig verloop. Het jaar begon goed met de belofte van de Bank of Japan om een ruim monetair beleid te voeren. Al in april bleek het echter een loze belofte, en ook in de maanden daarna verruimde de centrale bank het monetaire beleid slechts mondjesmaat. Het monetaire beleid in Europa en de Verenigde Staten bleef wel ruim, wat tot een verdere appreciatie van de Japanse yen leidde. In november keerde het optimisme terug. In de eindejaarsrally presteerden financiële waarden en de exportsector het best. Toch bleef Japan met een jaarrendement lager dan 10% duidelijk achter bij de andere regio’s. In de diverse opkomende markten werden in 2012 hoge rendementen behaald. Dankzij goede resultaten van het actief beheer werd in de portefeuille van Bpf TEX in deze aandelencategorie een significant extra rendement gerealiseerd. In opkomende markten werd daardoor binnen de aandelenportefeuille het hoogste rendement bereikt, ruim 25%. In onderstaande tabel wordt de strategische verdeling van de aandelenportefeuille van het pensioenfonds over de verschillende regio’s aangegeven.
Jaarverslag 2012
pagina 31 | 88
Verdeling aandelen over regio’s in 2012 Regio's
(%)
Europa
23,33
Noord Amerika
23,33
Pacific Basin
20,00
Emerging Markets
33,33
Totaal
100,0
Indirect onroerend goed Beursgenoteerd vastgoed was in 2012 wereldwijd één van de best presterende aandelensectoren. De vastgoedportefeuille van Bpf TEX haalde een bijzonder hoog rendement van 26,6%. Enerzijds kwam dit door het aantrekkelijke en stabiele dividendrendement, anderzijds door de dalende rente. Vastgoed is een kapitaalintensieve sector die sterk afhankelijk is van vreemd vermogen. De rentedaling van de afgelopen jaren heeft dan ook een positieve invloed gehad op de winst. Wereldwijd presteerde de industriële sector het best, maar ook de winkelsector steeg fors. Vastrentende waarden De beleggingen in vastrentende waarden haalden een rendement van 13,4%. Vastrentende waarden: Staatsobligaties In 2012 werd de staatsobligatiemarkt bepaald door de centrale banken. Eerst zorgde de LTRO-herfinancieringsoperatie van de Europese centrale bank voor veel liquiditeit. Vervolgens kondigde de Europese centrale bank in het derde kwartaal aan, alles te doen om de euro te redden, onder andere door staatsobligaties op te kopen, de Outright Monetary Transactions (OMT). Deze uitspraak zorgde voor opluchting op de perifere markten. Verder verlaagde de Europese centrale bank de officiële rente tot 0,75% en de depositorente zelfs tot 0%. Ook intervenieerde de Zwitserse centrale bank om de Zwitserse frank te verzwakken, wat eveneens de korte rente in de Europese kernlanden beïnvloedde. De Europese macro-economische ontwikkelingen vielen in 2012 flink tegen. De Europese kernlanden kampten met een onverwacht scherpe groeivertraging en in de periferie sloeg de recessie harder toe dan verwacht. Ierland vormde met een positieve groei de grote uitzondering. De perifere landen gingen door met stevig bezuinigen en hervormen. In de meeste landen waren de maatregelen succesvol en hebben ze geleid tot afnemende begrotingstekorten, herstel van de concurrentiepositie en verbeterende handelsbalansen. Dankzij deze maatregelen stabiliseerden de risicopremies zich in de periferie en hebben Portugal en Ierland weer enige toegang tot de kapitaalmarkt. Hierdoor konden deze landen kortlopende obligaties in langer lopende obligaties omzetten. De zware hervormingen zijn echter niet onomstreden en staan vooral in Griekenland onder grote politieke druk. De Europese Unie bleef het fiscale aanpassingsproces ondersteunen met het reeds bestaande EFSF-steunfonds en het in 2012 opgerichte Europese Stabiliteits Mechanisme (ESM). Ierland, Portugal, Griekenland en Spanje ontvingen steun, in het geval van Spanje alleen voor de herkapitalisatie van het bankwezen. Voor Griekenland ging de steun gepaard met ‘vrijwillige’ afschrijvingen op staatsobligaties door de private sector. Verder zijn in 2012 de eerste stappen gezet richting een Europese bankenunie. Zo is voor de grote Europese banken een Single Supervisory Mechanism (SSM) opgezet, met een sleutelrol voor de Europese centrale bank. Veel belangrijke punten zijn echter nog onduidelijk, zoals het deposito-garantiestelsel en de omgang met de slechte beleggingen die banken nu nog in de boeken hebben staan.
Jaarverslag 2012
pagina 32 | 88
Door al deze gebeurtenissen daalde de obligatierente in 2012 naar een nieuw dieptepunt. De tienjaarsrente eindigde het jaar op 1,32%, ongeveer 50 basispunten lager dan aan het begin van 2012. De korte rente daalde zelfs tot onder de 0% en sloot het jaar uiteindelijk rond de 0%. De dertigjaarsrente bereikte in juni een dieptepunt van ongeveer 1,6% en sloot het jaar op 2,2%. Het renteverschil tussen de kernlanden daalde in de loop van het jaar, en ook de risico-opslag voor de perifere landen nam aanzienlijk af. Door de daling van deze spreads boekten vooral Ierse en Portugese obligaties een uitstekend rendement. Vastrentende waarden: Bedrijfsobligaties De markt voor bedrijfsobligaties ging positief van start in 2012. De grootschalige acties van de Europese centrale bank namen een groot deel van de financieringsbehoefte op de korte termijn weg, waarbij bedrijven zich bovendien tegen zeer lage kosten konden herfinancieren. Dit was een grote opluchting voor de uiterst nerveuze markt. In de tweede helft van het jaar liep de risicopremie op, vooral door zorgen over de kredietwaardigheid van Spanje. Over heel 2012 nam de risicopremie echter sterk af van 3,25% naar 1,51%. Ook de effectieve rente eindigde het jaar op een zeer laag niveau. Al met al behaalde de Barclays Euro Aggregate Corporate Index in 2012 het uitzonderlijk hoge rendement van 13,59%. De economische ontwikkelingen in Zuid-Europa vielen tegen en de financieringstekorten liepen begin 2012 op. In het tweede kwartaal nam de ongerustheid over de kredietwaardigheid van deze landen dan ook sterk toe. De dreiging van een Spaanse en Italiaanse ratingverlaging leidde vervolgens tot extra voorzichtigheid onder institutionele beleggers. In de zomer stabiliseerden de risicopremies zich echter, nadat de Europese centrale bank aankondigde alles op alles te zetten om de euro te redden. Later volgde de belofte om ongelimiteerd obligaties op te kopen van landen die aankloppen bij het Europese noodfonds, wat de aanleiding vormde voor een nieuwe bedrijfsobligatierally. Vastrentende waarden: High yield-obligaties High yield-obligaties boekten in 2012 het op één na beste rendement sinds 1999. In het eerste kwartaal was de vraag naar high yield-obligaties erg hoog door de LTRO-maatregelen van de Europese centrale bank. Tegelijkertijd wilden nog maar weinig beleggers hun obligaties verkopen, met snel stijgende prijzen tot gevolg. Bovendien was er een stevige instroom van nieuw geld, zodat de vraag naar nieuw uit te geven obligaties groter was dan het aanbod. In mei, in de aanloop naar de Griekse verkiezingen, sloeg het sentiment om. High yield-obligaties stonden onder druk, maar er was geen sprake van paniekverkopen. Het sentiment verbeterde weer nadat de Griekse verkiezingen uiteindelijk goed uitpakten en ook de consensus onder de Europese regeringsleiders toenam. De Europese centrale bank versterkte het sentiment met de belofte de euro te steunen met de ongelimiteerde aankoop van obligaties. Na deze aankondiging, gecombineerd met de sterke instroom in high yield-fondsen, steeg de prijs van high yieldobligaties. Tegelijkertijd was het aantal nieuwe leningen beperkt, wat resulteerde in een sterke technische ondersteuning van de markt. Om alle nieuwe instroom te beleggen, moesten beleggers blijven kopen in een minder liquide markt. Uiteindelijk, in het vierde kwartaal, kwam de high yield-markt meer in balans: de volatiliteit nam langzaam af en de markt kon de instroom goed opnemen. In 2012 werden er wederom veel nieuwe bedrijven toegevoegd aan de high yield-beleggingscategorie, en ook het aantal bedrijven in onze index nam flink toe. Hierbij gaat het deels om bedrijven die eerder nog in de investment gradecategorie vielen en deels om bedrijven die voor het eerst obligaties uitgaven op de high yield-markt. Vastrentende waarden: Emerging Market Debt Hoewel de wereldeconomie zich in een fase van lage economische groei bevindt, hebben de opkomende landen toch een sterk jaar achter de rug: in 2012 kwam het rendement van de JP Morgan Global Diversified Index uit op 17,44%. Dit hoge rendement ontstond mede doordat beleidsbepalers in de ontwikkelde landen uiteindelijk de juiste stappen namen om de schuldencrisis op te lossen. Daarbij voerden ze een ruim monetair beleid om de economie te ondersteunen, wat
Jaarverslag 2012
pagina 33 | 88
het rendement in de ontwikkelde landen flink drukte. Op zoek naar meer rendement verplaatsten veel beleggers hun kapitaal naar de opkomende landen, zodat de vraag naar obligaties hier sterk toenam. Performance van de beleggingsportefeuille De beleggingscategorieën aandelen, vastrentende waarden en vastgoed leverden in 2012 allemaal een positieve bijdrage aan het beleggingsresultaat. Opvallend was dat in alle individuele maanden van het jaar een positief rendement werd behaald op de portefeuille exclusief rente-afdekking. Het nettorendement exclusief rente-afdekking, na aftrek van alle kosten van vermogensbeheer, was 14,9%. De benchmark werd met 0,9% verslagen. Het resultaat inclusief rente-afdekking kwam als gevolg van de gedaalde rente over 2012 uit op 22,7%. Performance Bpf TEX 2012 Categorie
Rendement
Rendement
Aandelen
17,7%
15,2%
Vastrentende waarden (exclusief rente-afdekking)
13,4%
12,2%
Vastgoed
26,6%
27,0%
Totaal netto exclusief rente-afdekking
14,9%
14,0%
Effect rente-afdekking
7,8%
Totaal netto inclusief rente-afdekking
22,7%
benchmark
21,8%
Maatschappelijk verantwoord beleggen BPF TEX heeft zijn beleggingen uitbesteed aan AEGON Asset Management. Het fonds hanteert in het kader van maatschappelijk verantwoord beleggen een aantal uitgangspunten. Deze dienen zoveel mogelijk in het beleggingsbeleid tot uiting te komen. AEGON Asset Management definieert Verantwoord Beleggen als het geheel van beleggingsactiviteiten waarbij bewust en actief rekening wordt gehouden met de invloed van maatschappelijke, sociale en milieucriteria. Met het beleid Verantwoord Beleggen beoogt AEGON Asset Management een kader te bieden ten aanzien van beleidsuitgangspunten, uitvoering, monitoring en verantwoording (rapportage) van de beleggingsactiviteiten. In zijn beleggingsbeleid houdt AEGON Asset Management rekening met de uitgangspunten van Verantwoord Beleggen. Hierbij kunt u denken aan de volgende aandachtsgebieden: mensenrechten, wapens, gezondheid en milieu. Deze zijn mede afgeleid van internationale verdragen en weerspiegelen ideeën die ten grondslag liggen aan ons Beleid Verantwoord Beleggen. De volgende internationale verdragen en richtlijnen zijn daarin van bijzonder belang: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, RIO Declaration on Environment and Development, United Nations Convention against Corruption, UN Global Compact Principles, International Labour Organization’s Declaration of Fundamental Principles and Right at Work en OECD Guidelines for Multinational Enterprises. AEGON Asset Management hanteert voor zijn beleggingsbeleid een uitsluitingenlijst. De bedrijven op de uitsluitingenlijst worden direct uitgesloten van alle actieve beleggingen. Deze lijst wordt gepubliceerd op www.aegon.nl. Daarnaast zijn er bedrijven met wie AEGON een dialoog wil voeren omdat er zorgwekkende kwesties gesignaleerd zijn. Het doel van een dergelijke actieve dialoog is om deze bedrijven tot ander gedrag te bewegen. Dit wordt „engagement” genoemd.
Jaarverslag 2012
pagina 34 | 88
AEGON Asset Management ziet erop toe dat alle beleggingsfondsen van AEGON het stembeleid van AEGON volgen. Bedrijven waarvan is aangetoond dat ze mensenrechten op ernstige wijze schenden, controversiële wapens produceren, ernstige milieuschade aanbrengen of veroordeeld zijn voor ernstige corruptie, komen in aanmerking voor uitsluiting. Indien mogelijk zal AEGON Asset Management met deze bedrijven eerst een actieve dialoog aangaan om ze tot ander gedrag te bewegen. Levert deze dialoog na veelvuldig en herhaaldelijk engagement niet het gewenste resultaat op, dan gaat AEGON Asset Management alsnog over tot uitsluiting van het bedrijf. AEGON Asset Management maakt voor de invulling van dit beleid gebruik van de analyseresultaten van een gespecialiseerd extern bureau. Informatie over controversiële activiteiten is niet altijd beschikbaar of bekend. AEGON Asset Management is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en de uitvoering van het beleid.
4.2 Vooruitzichten 2013 De Europese schuldencrisis houdt de wereldeconomie nog steeds in een houdgreep. Net als in de voorgaande jaren kampen veel landen met een lange periode van lage economische groei. Naar verwachting zal de beweeglijkheid op de financiële markten aanwezig blijven vanwege een aantal aanhoudende thema’s. Door de maatregelen van de Europese Unie en de Europese centrale bank zijn de risico’s op de lange termijn flink gedaald. Toch zijn niet alle risico’s verdwenen. In Europa blijft instabiliteit aanwezig als de herstructureringen niet goed verlopen. Zo blijft het risico bestaan dat de Griekse regering valt en loopt het macro-economische en fiscale aanpassingsproces in Spanje wellicht vertraging op. Naar verwachting blijft de rente van de Europese kernlanden laag. In de huidige situatie van lage economische groei en geringe inflatiedruk, houdt de Europese centrale bank de officiële rente vermoedelijk laag. Tegelijkertijd blijft de vraag naar veilige staatsobligaties groot vanwege de benodigde liquiditeiten en omdat financiële instellingen behoefte aan een degelijk onderpand hebben. In de Verenigde Staten blijft er onzekerheid over de aanpak van het begrotingstekort. Veel besluiten over meerjarige bezuinigingen zijn vooruitgeschoven. Binnen Azië zijn de ontwikkelingen in China het belangrijkst. Hier reageren de financiële markten gevoelig op afwijkende verwachtingen voor economische groei en inflatie. De nieuw gekozen Chinese regering staat op de middellange termijn voor grootscheepse herstructureringen. Naar verwachting zullen beleggingen in staatsobligaties in 2013 een laag rendement opleveren. Veel beleggers zullen op zoek gaan naar beleggingscategorieën die een hoger verwacht rendement opleveren dan staatsobligaties, zoals bijvoorbeeld aandelen. Daarbij zijn deze beleggers tevens bereid om een hoger risico te lopen. De juiste balans vinden tussen verwacht rendement en risico blijft ook in 2013 de belangrijkste uitdaging.
Jaarverslag 2012
pagina 35 | 88
5 Actuariële paragraaf De certificerend actuaris heeft de opdracht om vast te stellen dat het fonds voldoet aan de vereisten vanuit artikel 126 tot en met 140PW. De certificerend actuaris heeft ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld. Ook heeft hij zich een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Het onderzoek is zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. De certificerend actuaris heeft zich een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen een deugdelijke grondslag voor het oordeel. Actuariële analyse van het resultaat De samenstelling van het resultaat blijkt uit het volgende overzicht: (bedragen x € 1.000,--)
2011
2012
Premie
1.668
1.555
Levenskansen
(40)
(199)
Toeslag
0
0
Beleggingen
13.200
18.368
Kosten
(1.374)
(854)
Mutaties en diversen
(182)
19
Arbeidsongeschikt
135
(12)
Wijziging grondslagen
0
(951)
Wijziging rekenrente
(14.851)
(1.114)
Resultaat
-/- 1.444
16.812
Jaarverslag 2012
pagina 36 | 88
De belangrijkste bevindingen die door de certificerend actuaris zijn gerapporteerd betreffen: •
dat de technische voorzieningen (TV) is toegenomen in het verslagjaar door opbouw van pensioenaanspraken, de rente daling, de wijziging van de rentetermijnstructuur, de overgang op de recente overlevingstafel en de nieuwe ervaringssterfte;
•
dat de werkelijke uitvoeringskosten van het pensioenfonds (structureel) hoger zijn dan de opslag voor uitvoeringskosten die in de kostendekkende premie conform de ABTN is begrepen. De verwachte toekomstige kosten zullen op basis van de nieuwe uitvoeringsovereenkomst lager zijn en passen binnen het daarvoor beschikbare bedrag in de premie en de vrijval uit de gevormde kostenvoorziening.
•
dat er met een dekkingsgraad van 115,4% ultimo 2012 geen sprake is van een dekkingstekort en/ of reservetekort. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is positief, er is dus sprake van dekking door waarden. De mogelijkheden tot het realiseren van toeslagen zijn echter beperkt.
•
dat de feitelijke dekkingsgraad hoger is dan de in het herstelplan geschatte dekkingsgraad.
•
dat het beleggingsbeleid van het pensioenfonds conform de prudent-person regel is vormgegeven. De vastlegging van het beleid omtrent het selecteren en eventueel ontslaan van vermogensbeheerders, securities lending, kredietrisico, concentratierisico en tegenpartijrisico vormt een punt van aandacht.
Oordeel certificerend actuaris De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heeft de certificerend actuaris zich ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen is voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen beperkt zijn. Bij het oordeel over de vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen is uitgegaan van de onderstaande criteria zoals vastgelegd in de guidance actuariële verklaringen van het Actuarieel Genootschap zoals vastgesteld door de Algemene Ledenvergadering op 13 februari 2012. •
Bij een vermogen dat lager is dan het wettelijk minimaal vereist vermogen (voor het pensioenfonds 105,1%op de balansdatum): ‘slecht, vanwege een dekkingstekort.’
•
Bij een omvangrijk reservetekort conform wettelijke criteria (voor het pensioenfonds een dekkingsgraad hogerdan 105,1% maar lager dan 110,6% op de balansdatum): ‘niet voldoende, vanwege het reservetekort.’
•
Bij een beperkt reservetekort conform wettelijke criteria (voor het pensioenfonds een dekkingsgraad hoger dan 110,6% maar lager dan 112,0% op de balansdatum): ‘niet voldoende, vanwege een beperkt reservetekort.’
•
In een situatie van toereikende solvabiliteit conform wettelijke criteria, ‘voldoende’ of ‘goed’ afhankelijk van de mogelijkheid om de intentie tot toeslagverlening te kunnen realiseren
.
Jaarverslag 2012
pagina 37 | 88
6 Risicoparagraaf De risico’s verbonden aan de pensioenregeling worden door het fonds zelf gedragen. De risico’s worden geïnventariseerd en periodiek vastgesteld in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), waarin de verzekeringstechnische aspecten van de regeling worden omschreven en waarmee het fonds uitvoering geeft aan de wettelijke vereisten. De toets in hoeverre de doelstelling en het gevoerde beleid worden bereikt, zal ten minste jaarlijks plaatsvinden aan de hand van het jaarverslag en de door de actuaris van het fonds uitgebrachte analyse. Het pensioenfonds heeft de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het fonds heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. Belangrijke aspecten hierin zijn dat de pensioenuitvoerder, Syntrus Achmea, beschikt over een ISAE 3402-verklaring type 2. Deze verklaring geeft zekerheid dat de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen interne controles, in opzet bestaan en adequaat zijn (type1) en effectief hebben gewerkt (type 2). Met Syntrus Achmea is het fonds een gedetailleerde Service Level Agreement (SLA) overeengekomen. De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders is aangegeven. De belangrijkste risico’s zijn hieronder vermeld.
6.1 Beleggingsrisico’s De beleggingsrisico’s zijn als volgt onder te verdelen. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, commodities, private equity en vastgoed) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van actieve weging van de diverse assetcategorieën en incidenteel gebruik van derivaten. Relatieve marktrisico Dit is het risico dat de vermogensbeheerder bij de uitvoering van het actieve beleggingsbeleid afwijkt van het vastgestelde ALM-beleid. Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten en valutaswaps. Het US dollar risico in de aandelen-, obligatie- en grondstoffenportefeuilles is volledig afgedekt. Hierna resteert nog voor circa 14% van de portefeuille een valutarisico. Renterisico De modified duration van de totale portefeuille vastrentende waarden, rekeninghoudend met rentederivaten, bedraagt eind 2012 circa 27,7 jaar, eind 2011 was dit 24,9. De modified duration van de technische voorziening, bedroeg eind 2012 circa 27,4 jaar. De dekkingsgraad verandert als gevolg van een verandering van de marktrente. Bij deze durations
Jaarverslag 2012
pagina 38 | 88
zal bij een stijging van de marktrente met 1%-punt de technische voorziening en de portefeuille vastrentende waarden dalen. De dekkingsgraad zal bij een dergelijke rentestijging van 115,4% naar ca. 122,2% stijgen. Het omgekeerde geldt ook als de marktrente met 1%-punt daalt. Hierdoor stijgt de technische voorziening en stijgt de waarde van de vastrentende portefeuille. De dekkingsgraad zal bij een rentedaling van 1%-punt van 115,4% naar ca. 110,2% dalen. De hier weergegeven dekkingsgraden zijn indicatief. De uitgevoerde berekening is op basis van de gepresenteerde durations uitgevoerd. De duration houdt geen rekening met de zogenaamde convexiteit en niet parallelle verschuivingen in de rentetermijnstructuur. Dit laatste houdt in dat aan deze berekening de veronderstelling ligt dat onder andere de rente over alle looptijden met hetzelfde percentage stijgt dan wel daalt. Kredietrisico Dit risico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en tegenpartijen. Kredietrisico op verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als prijsrisico. De beheersing van deze vorm van kredietrisico is geïntegreerd in het beleggingsproces, door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse. Tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen hun verplichtingen aan het fonds niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door faillissement. Het tegenpartijrisico wordt beheerst door selectie van solide tegenpartijen en hantering van tegenpartijlimieten, al dan niet in combinatie met zekerheidstellingen.
6.2 Actuariële risico’s De actuariële risico’s zijn als volgt onder te verdelen. Strategische risico/solvabiliteitsrisico Het risico bestaat dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financieringsdoelstelling niet kunnen worden gehaald. Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee de financiële positie kan worden bijgestuurd. Deze beleidsinstrumenten zijn de pensioenregeling, het toeslagbeleid, het premiebeleid en het beleggingsbeleid. Met ALM (Asset Liability Management) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Het AG heeft geconstateerd dat de levensverwachting de afgelopen jaren sneller is toegenomen dan was voorzien. Het fonds heeft hierop geanticipeerd door gebruik te maken van de AG Prognosetafel 2012-2062 en ervaringssterfte. Daarnaast heeft het fonds het kortlevenrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico volledig herverzekerd.
6.3 Operationele risico’s De operationele risico’s zijn als volgt onder te verdelen. Algemeen Het betreft hier risico’s welke inherent zijn aan het (dis)functioneren van mens en machine in de primaire operationele processen van het fonds. Deze risico’s worden afgedekt door een veelheid van elkaar aanvullende maatregelen zoals bijvoorbeeld back-up & recovery procedures, logische & fysieke toegangsbeveiliging, testprocedures, etc. Liquiditeitsrisico Aangezien de som van premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden de som van uitkeringen en kosten verre te boven gaat, is de kans op een liquiditeitstekort beperkt, temeer daar altijd de mogelijkheid bestaat beursgenoteerde beleggingen per ommegaande te verkopen.
Jaarverslag 2012
pagina 39 | 88
Compliance risico Het risico van het niet voldoen aan fungerende wet- en regelgeving dan wel het niet tijdig onderkennen van veranderingen in de wet- en regelgeving. Hiertoe zijn compliance manuals opgesteld welke extern zijn getoetst. Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Naast de premies zijn de beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Partiële toeslagverlening, of het geheel achterwege laten van toeslagverlening, biedt soelaas als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is groter dan met premieverhogingen kan worden bereikt. Bovendien is het eerlijker: premieverhogingen raken alleen de actieve deelnemers (en de werkgevers) waar indexatiekortingen ook de slapers en de uitkeringsgerechtigden raken.
Jaarverslag 2012
pagina 40 | 88
7 Pensioenontwikkelingen 2012 Sinds 2010 discussiëren sociale partners en de overheid over een nieuw pensioenstelsel. In juni 2011 sloten sociale partners en de overheid een Pensioenakkoord. Dit Pensioenakkoord betrof zowel de AOW als het pensioen. Pensioenregelingen toekomstbestendig maken is het doel: ze moeten stijgende levensverwachting en financiële schokken kunnen opvangen. Over de AOW beslist de overheid. Maar pensioen is een arbeidsvoorwaarde en ligt daarmee voor een groot deel op het terrein van sociale partners. De overheid stelt voor het aanvullend pensioen wel de fiscale grenzen vast. Die grenzen bepalen of en in hoeverre het pensioen fiscaal ondersteund wordt. Bij een nieuw pensioenstelsel horen nieuwe communicatieregels. Het perspectief van de deelnemer staat centraal. Er komen meer mogelijkheden voor pensioenfondsen om van hun communicatie maatwerk te maken en te werken met digitale communicatie. Deze regels komen te zijner tijd in de Pensioenwet. Verhoging AOW leeftijd betekent inkomensgat bij vut/prepensioen Sinds 1 april 2012 gaat de AOW in vanaf de 65ste verjaardag in plaats van de eerste van de maand waarin de verjaardag valt. Daardoor ontstaat een inkomensgat bij mensen met vut, prepensioen of vroegpensioen. VUT-fondsen en prepensioenfondsen mogen het gemis aan AOW tot de verjaardag compenseren. Cao-partijen hebben besloten dit AOW-gat niet aan te vullen. In het Pensioenakkoord waren afspraken gemaakt over de verhoging van de AOW-leeftijd. Maar bij de behandeling van de begroting voor 2013 besloot de overheid om de AOW-leeftijd sneller te verhogen dan in het Pensioenakkoord was afgesproken. De afspraken uit dit begrotingsakkoord zijn al in wetgeving neergelegd. De Eerste Kamer stemde namelijk op 10 juli in met deze versnelde verhoging van de AOW-leeftijd en met verhoging van de fiscale pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar per 2014. De AOW-leeftijd gaat vanaf 1 januari 2013 stapsgewijs omhoog. In september werden verkiezingen voor de Tweede Kamer gehouden. PvdA en VVD spraken in het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II af om de AOW-leeftijd nog iets sneller te verhogen. Hierdoor komt de AOW-leeftijd al in 2021 op 67 jaar te liggen. De afspraken uit het regeerakkoord zijn nog niet in wetgeving vastgelegd. Bij de in juli aangenomen verhoging van de AOW-leeftijd hoort een overgangsregeling in de vorm van een voorschotregeling. Bij het regeerakkoord werd voor mensen met een laag inkomen (tot 150% van het wettelijk minimum loon) een overgangsregeling aangekondigd. Deze regeling heeft het karakter van een bijstandsregeling. Door de stapsgewijze leeftijdsverhogingen in de AOW sluiten de pensioenleeftijd en de AOW-leeftijd vanaf 2013 niet meer op elkaar aan. Dat vraagt om meer flexibiliteit van de pensioenfondsen in de uitvoering van hun pensioenregelingen. Voor mensen met een hoger inkomen kan een AOW-gat tussen 65 jaar en de hogere AOW-leeftijd het gemis aan AOW worden opgevuld met een tijdelijk hoger pensioen gevolgd door een lager pensioen over de resterende uitkeringsperiode. Minder fiscale mogelijkheden opbouw pensioen Bij de behandeling van de begroting voor 2013 besloot de overheid de fiscaal maximale opbouw voor pensioen per 1 januari 2014 met 0,1% te verlagen. Het maximale opbouwpercentage is dan 2,15% voor middelloon en 1,9% voor eindloon. Dit besluit is in wetgeving neergelegd. In oktober sloten PvdA en VVD het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II. Hierin staat dat er een fiscaal maximale pensioenopbouw van 1,75% komt voor een middelloonregeling en 1,5% voor een eindloonregeling. Daarnaast is er een bovengrens van 100.000 euro ingesteld voor de fiscale aftrekbaarheid van de premies voor de aanvullende pensioenen. Dit besluit is nog niet in wetgeving vastgelegd.
Jaarverslag 2012
pagina 41 | 88
De ANW-uitkering, de basisuitkering voor weduwen en weduwnaars duurt vanaf 1 juli 2014 maximaal 1 jaar. Per 1 januari 2013 is de Anw-halfwezenuitkering geïntegreerd in de partneruitkering. Daarmee is de halfwezenuitkering inkomensafhankelijk is geworden. Nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen De financiële regels voor pensioenfondsen staan in het Financieel Toetsingskader (FTK). Dat FTK is weer onderdeel van de Pensioenwet. Werknemers verwachten een pensioen dat hoger wordt bij inflatie. Maar de regelingen zijn feitelijk niet zo opgezet. Dat geeft een verwachtingskloof. Voor het pensioenfonds is de pensioenbelofte bovendien moeilijker waar te maken door de lage rente en de stijgende levensverwachting. Ook is de volatiliteit van de beleggingsmarkten de laatste jaren sterk toegenomen. De buffers van pensioenfondsen moeten omhoog om de huidige zekerheidsmaat wel waar te maken. Sociale partners en de overheid spraken daarom over nieuwe financiële regels voor pensioenfondsen. De overheid werkt de afspraken uit in de nieuwe regels van het FTK. Pas in 2015 nieuw FTK Eind 2012 zijn de contouren van een nieuw FTK nog niet helder. Er is al wel een Hoofdlijnennota waarin de uitgangspunten van het nieuwe FTK staan. Dat nieuwe FTK zou op 1 januari 2014 ingaan, maar eind november werd de invoering met een jaar uitgesteld naar 1 januari 2015. De huidige regels blijven daardoor een jaar langer van kracht. Wat verandert er vanaf 2015? Er komen twee soorten pensioenregelingen. Ten eerste een regeling die uitgaat van een uitkering inclusief een jaarlijkse verhoging ter compensatie van de inflatie. Maar bij deze pensioenuitkering staat van tevoren minder vast hoe hoog de pensioenuitkering is. Hij ademt namelijk mee als de beurzen dalen en stijgen of als de levensverwachting stijgt. We noemen dit een reëel pensioencontract. Daarnaast komen er regelingen die een vaste pensioenuitkering toezeggen. Dit heet een nominaal contract. Dat lijkt op de huidige pensioenregelingen. Maar de regels worden strenger. Daarmee wordt beoogd dat het minder vaak voor komt dat de toegezegde pensioenuitkering verlaagd moet worden. Maar de kans dat een pensioenfonds een inflatiecorrectie kan geven wordt ook lager. En deze pensioenregelingen moeten ook de stijgende levensverwachting verwerken. De koopkracht van een dergelijk pensioen is daardoor naar verwachting lager. Eerste aspecten nieuw FTK wel in 2012 van kracht In september 2012 werden al wel aspecten uit het nieuwe FTK in stelling gebracht om onnodig verlagen van pensioenuitkeringen te voorkomen. Eén van de (verplichte) maatregelen is de vervanging van rentetermijnstructuur voor lange duren door een Ultimate Forward Rate (UFR). Er bestaat namelijk geen goede marktrente voor een periode van twintig jaar of langer. Door het gebruik van de UFR stijgt de dekkingsgraad van het fonds. Daarnaast kunnen pensioenfondsen gebruik maken van faciliteiten uit het Septemberpakket. Pensioenfondsen die een verlaging van de pensioenen over meer jaren willen spreiden moeten dan al per 1 januari 2013 de pensioenleeftijd verhogen naar 67 jaar en een stijgende levensverwachting in hun pensioenregeling verwerken. Ons pensioenfonds hoeft geen gebruik te maken van deze faciliteiten. Fonds stelt financieel crisisplan op Naar de mening van DNB waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis onvoldoende voorbereid op een snelle verslechtering van de financiële positie. Alle pensioenfondsen hebben daarom een financieel crisisplan opgesteld. De deadline daarvoor was 1 mei 2012. Het bestuur heeft op 20 april 2012 haar crisisplan vastgesteld en ingediend bij De Nederlandsche Bank. Het financiële crisisplan geeft aan wat het fonds gaat doen in een (volgende) crisissituatie en is een ander plan dan het herstelplan. Dat herstelplan geeft aan hoe het fonds de huidige financiële positie verbetert. DNB en AFM evalueerden de kwaliteit van financiële crisisplannen. Ze publiceerden een document met voorbeelden van good and bad practices. .
Jaarverslag 2012
pagina 42 | 88
8 Toekomstparagraaf Pensioenregeling Rekeninghoudende met de financiële positie van het fonds hebben de cao-partijen in de Textielgroothandel eind 2012 besloten de premie voor 2013 met 0,3% te verhogen tot 21,2%. Deze premie is toereikend voor een pensioenopbouw in 2013 van 1,65% per dienstjaar, bij een pensioenleeftijd van 65 jaar. Cao-partijen hebben er van afgezien om de pensioenleeftijd te verhogen naar 66 jaar en het opbouwpercentage ongewijzigd te laten op 1,75% gezien de hoge invoeringskosten. Bovendien bestaat de kans dat nieuwe wetgeving er voor zorgt dat de pensioenregeling volgend jaar weer moet worden gewijzigd. Nieuw financieel toetsingskader (ftk) Het bestuur is van mening dat de financiële situatie van het pensioenfonds en de algemene ontwikkelingen op pensioengebied het bestuur noodzaken om structureel van gedachten te wisselen over de gevolgen op zowel de korte als lange termijn. Er dient een keuze gemaakt te worden tussen twee soorten pensioenregelingen. Ten eerste het reële pensioencontract die uitgaat van een uitkering inclusief een jaarlijkse verhoging ter compensatie van de inflatie. Maar bij deze pensioenuitkering staat van tevoren minder vast hoe hoog de pensioenuitkering is. Hij ademt namelijk mee als de beurzen dalen en stijgen of als de levensverwachting stijgt. Daarnaast komt er een nominaal pensioencontract die een vaste pensioenuitkering toezegt. Dat lijkt op de huidige pensioenregeling. Het bestuur heeft in januari 2013 een uitgebreide kennissessie georganiseerd waarbij aan de hand van een zgn. “flightsimulator”uitvoerig is gediscussieerd over de keuze voor een nieuw pensioencontract. Commissie Riskmanagement/ Commissie Uitbesteding In 2013 zal de Commissie Riskmanagement en de Commissie Uitbesteding alle overeenkomsten gesloten met derden screenen op doelmatigheid en marktconformiteit. Uitbesteding pensioenuitvoering Het besluit van het bestuur om vanaf 2013 de regeling te laten uitvoeren door AZL, zal naar verwachting een belangrijke bijdrage leveren aan de structurele verlaging van de uitvoeringskosten.
Jaarverslag 2012
pagina 43 | 88
Slotwoord Het bestuur bedankt iedereen die zich in 2012 heeft ingezet voor het bedrijfstakpensioenfonds. Amsterdam, 18 juni 2013 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
De heer E.H.W. Bosman,
De heer J.E. Kelder,
Voorzitter
Secretaris
De heer A.T.W. van ´t Westende De heer H.J. Savenije De heer J.F. Lanz Mevrouw M. Timmermans De heer G.J.Seffinga De heer I. Slikkerveer
Jaarverslag 2012
pagina 44 | 88
Verslag van het verantwoordingsorgaan Verslag van het verantwoordingsorgaan In het onderstaande doet het verantwoordingsorgaan verslag van haar bevindingen over het door het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (hierna: het pensioenfonds) gevoerde beleid in 2012. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening. Voorts zijn de bevindingen van het verantwoordingsorgaan tot stand gekomen naar aanleiding van het overleg tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan op 13 juni 2012 te Zeist. In dat overleg heeft het bestuur verantwoording afgelegd over het door haar gevoerde beleid in 2012. In dat overleg werden de vragen van het verantwoordingsorgaan beantwoord. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: •
Het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;
•
Het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan;
•
De vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht;
•
Het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
•
Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid
•
Waarborgen voor interne beheersing
Het verantwoordingsorgaan heeft in het boekjaar geen adviezen uitgebracht Beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid wordt als correct beoordeeld. Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is conform de prudent-person regel vormgegeven. De vastlegging van het beleid omtrent het selecteren en eventueel ontslaan van vermogensbeheerders, securities lending, kredietrisico, concentratierisico en tegenpartijrisico waar het bestuur in 2012 mee van start is gegaan blijft een punt van aandacht. Wetgeving en reglementen Het verantwoordingsorgaan heeft vastgesteld dat het bestuur adequaat heeft ingespeeld op de gewijzigde wet en regelgeving. Financiële positie van het fonds Met een dekkingsgraad van 115,4% ultimo 2012 is er geen sprake meer van een dekkingstekort en/ of reservetekort. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is positief, er is dus sprake van dekking door waarden. Het Verantwoordingsorgaan onderschrijft de conclusie van de certificerend actuaris dat de mogelijkheden tot het realiseren van toeslagen beperkt zijn. Ook heeft het Verantwoordingsorgaan geconstateerd dat de werkelijke uitvoeringskosten van het pensioenfonds ook in 2012 hoger zijn dan de opslag voor uitvoeringskosten die in de kostendekkende premie conform de ABTN is begrepen. Het Verantwoordingsorgaan spreekt haar vertrouwen uit dat het bestuur met de nieuwe uitvoeringsovereenkomst een
Jaarverslag 2012
pagina 45 | 88
belangrijke stap heeft gezet om de werkelijke uitvoeringskosten en de opslag hiervoor in de kostendekkende premie in evenwicht te brengen. Oordeel Op basis van de door het bestuur verstrekte stukken, de per e-mail verstrekte informatie en gegeven verantwoording in het overleg van 13 juni 2013 met betrekking tot het handelen en het gevoerde beleid in 2012 is het verantwoordingsorgaan van mening dat het bestuur in 2012 op evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van alle belanghebbenden bij het fonds. Het Verantwoordingsorgaan zal de ontwikkelingen binnen het fondsen en de opvolging van de aanbevelingen nauwgezet volgen.
Zeist, 13 juni 2013
BPF TEX Het verantwoordingsorgaan Reactie van het bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan Het bestuur neemt de aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan ter harte. Voor wat de financiële positie van het fonds geeft het bestuur aan alert te blijven op de ontwikkelingen. De diverse aandachtspunten voor wat betreft het vastleggen van beleid inzake vermogensbeheer zullen in het lopende boekjaar worden afgerond.
Jaarverslag 2012
pagina 46 | 88
Verslag van de deelnemersraad De deelnemersraad heeft in 2012 vijf keer vergaderd. Bij alle vergaderingen was een delegatie vanuit het bestuur aanwezig. De Deelnemersraad heeft het recht om advies uit te brengen over: •
het jaarverslag 2011;
•
statuten- en reglementswijzigingen;
•
wijzigingen ABTN;
•
vermogensbeheer
•
het herstelplan
•
communicatie
De Deelnemersraad heeft in februari 2012 de besluitvorming rondom aanpassing van de regeling kritisch gevolgd en daarna positief geadviseerd. Bijzondere aandacht was er voor de communicatie aan de deelnemers via de nieuwsbrief. Ook ten aanzien van de onderwerpen jaarverslag, statuten- en reglementswijzigingen en wijziging van de ABTN werd positief geadviseerd. De ontwikkeling van de financiële positie van het fonds kreeg dit jaar extra aandacht in de vergaderingen van de Deelnemersraad. Met name de invloed van de dalende rente op het beleggingsrendement en de dekkingsgraad is uitvoerig besproken. Zeist, 13 juni 2013
BPF TEX De Deelnemersraad.
Jaarverslag 2012
pagina 47 | 88
9 Jaarrekening In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen de jaarrekening. In hoofdstuk 10 volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en van de accountant van het pensioenfonds.
Jaarverslag 2012
pagina 48 | 88
9.1
Balans per 31 december
(na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten)
(x € 1.000) Activa Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Beleggingen voor risico fonds Vorderingen en overlopende activa Overige activa
Toelichting
2012 EUR
2011 EUR
9.5.1
8.155 16.665 84.940 77 109.837
4.129 18.216 58.987 1.426 82.758
9.5.2 9.5.3
1.431 6.124
2.876 8.343
117.392
93.977
Passiva Stichtingskapitaal en reserves
9.5.4
14.851
-1.961
Andere voorzieningen Technische voorzieningen
9.5.5 9.5.6
5.339 96.742
7.657 86.576
Overige schulden en overlopende passiva
9.5.7
460 117.392
1.705 93.977 0
Dekkingsgraad op basis van FTK (in %)
9.5.8
Jaarverslag 2012
%
%
115,4
97,7
pagina 49 | 88
9.2
Staat van baten en lasten
(x € 1.000) Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Beleggingsresultaten risico fonds Beleggingsresultaten `VUTEGRO` Vermindering andere voorzieningen `VUTEGRO` Overige baten
Toelichting
2012 EUR
2011 EUR
9.6.1 9.6.2 9.6.3 9.6.4 9.6.5
18.047 19.751 140 2.318 138 40.394
17.627 14.036 28 3.728 39 35.458
Lasten Pensioenuitkeringen Uitkeringen overgangsregeling `VUTEGRO` Pensioenuitvoeringskosten Mutatie technische voorzieningen: Pensioenopbouw Rentetoevoeging Ontrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
9.6.6 9.6.7 9.6.8
7.348 2.428 2.551
1.841 3.674 2.898
9.6.9 9.6.10 9.6.11
14.632 1.383
13.528 836
-7.349 1.114 951 -31 -534 10.166
-1.845 14.851 515 678 28.563
Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
9.6.14 9.6.16
27 1.062 23.582
-528 454 36.902
16.812
-1.444
Saldo van baten en lasten
9.6.12 9.6.13 9.6.14 9.6.15
BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN
(x € 1.000)
Algemene reserve Reserve premievrijstellingsrisico Weerstandsreserve Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2012
2012 EUR
2011 EUR
17.768 -1.928 972 16.812
-4.312 264 2.604 -1.444
pagina 50 | 88
9.3
Kasstroomoverzicht
(x € 1.000)
2012 EUR
2011 EUR
19.499 36 -7.425 -2.428 -42 -1.062 -3.663 4.915
17.141 764 -1.894 -3.674 -245 -450 -2.311 9.331
47.194 3.376 -58.127 -7.557
65.225 2.300 -70.198 -2.673
Mutatie liquide middelen
-2.642
6.658
Stand liquide middelen per 1 januari
9.769
3.111
Stand liquide middelen per 31 december *)
7.127
9.769
1.003 6.124 7.127
1.426 8.343 9.769
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Uitkeringen overgangsregeling VUTEGRO Betaalde waardeoverdrachten Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringskosten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
*) De liquide middelen zijn als volgt opgebouwd: - deel opgenomen onder de Beleggingen voor risico fonds - overige liquide middelen (opgenomen onder de Overige activa)
Jaarverslag 2012
pagina 51 | 88
9.4
Algemene toelichting
9.4.1
Inleiding
Het doel van de Stichting Pensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het pensioenfonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden in de branche Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van Stiching Pensioenfonds Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen. Als gevolg van de fusie met de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (hierna: VUTEGRO) verstrekt het fonds ook overgangsuitkeringen aan werknemers in deze branche als aanvulling op prepensioenregeling.
9.4.2
Overeenstemmingsverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. De bedragen opgenomen in de jaarrekening zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven. Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. Het bestuur heeft op 18 juni 2013 de jaarrekening opgemaakt.
9.4.3
Schattingswijzigingen
Voorziening pensioenverplichting voor risico fonds De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het fonds. Vanaf boekjaar 2012 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap (AG). Dit heeft geleid tot een aanvullende verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen van EUR 951 per 31 december 2012. De AG-Prognosetafel 2012-2062 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd met fondsspecifieke ervaringssterfte.
Jaarverslag 2012
pagina 52 | 88
9.4.4
Algemene grondslagen
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief transactiekosten, provisies, valutakoersverschillen e.d., worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Jaarverslag 2012
pagina 53 | 88
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.
OVERZICHT VREEMDE VALUTA 31 december 2012 EUR 1,00 0,81 113,99 1,32
EUR GBP JPY USD
9.4.5
31 december 2011 EUR 1,00 0,84 99,88 1,30
Specifieke grondslagen
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurskoers per balansdatum. Niet-beursgenoteerde beleggingen in vastgoedfondsen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderliggende beleggingen. Indien de waarderingsgrondslagen van vastgoedfondsen afwijken van de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds. Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van kostprijs of lagere reële waarde. De kostprijs zijn de gedane uitgaven, inclusief bouwrente. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar reële waarde geherwaardeerd. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. De reële waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen.
Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de per balansdatum geldende beurskoers. Niet beursgenoteerde vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde.
Jaarverslag 2012
pagina 54 | 88
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Overige activa Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke vrijwel onmiddellijk opeisbaar zijn. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Technische Voorzieningen De voorziening pensioenverplichtingen is de op basis van actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement, rechten zijn verkregen. De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de aanspraken per 31 december van het boekjaar en zover van toepassing inclusief de indexatie per 1 januari van het volgend boekjaar. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: a.
Als rekenrente wordt de markrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd.
b.
Voor zowel mannen als vrouwen zijn de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafel 2012-2062, zonder leeftijd terugstellingen, rekeninghoudend met ervaringssterfte Salarismodel Syntrus Achmea 2012.
c.
Voor zowel mannen als vrouwen worden de sterftekansen gecorrigeerd voor het verschil in levensverwachting ten opzichte van de gehele Nederlandse bevolking.
d.
Voor het leeftijdsverschil tussen de verzekerden en hun (huwelijks-)partner is de man drie jaar ouder dan de vrouw gesteld.
e.
Er heeft geen toeslagverlening plaatsgevonden per 1 januari 2012 en 1 januari 2013.
f.
De arbeidsongeschikte deelnemers worden aangemerkt als actieve deelnemers. De aanspraken van arbeidsongeschikten wordt op dezelfde wijze berekend als voor actieve deelnemers.
Toegepaste opslagen: a.
Voor latent wezenpensioen is de voorziening pensioenverplichtingen voor opgebouwd latent nabestaandenpensioen naast nog niet ingegaan ouderdomspensioen, verhoogd met 5%.
b.
Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen na ingang, zijn de netto pensioenverplichtingen verhoogd met 2,5%.
Andere voorzieningen Andere voorzieningen `VUTEGRO` In de jaarrekening over boekjaar 2010 van VUTEGRO is een algemene reserve en een beleggingsreserve opgenomen. Deze zijn in onderliggende jaarrekening van het pensioenfonds als andere voorziening `VUTEGRO` opgenomen. Deze andere voorzieningen ad EUR 5.892 ultimo 2010 wordt aangewend ter uitvoering en financiering van aanvulling op prepensioenuitkeringen en de daarbij behorende toeslagen. Het resultaat hierop in enig boekjaar wordt onttrokken danwel toegevoegd aan deze voorziening. De CAO-partijen in de textielgroothandel hebben zich garant gesteld voor het aanvullen van eventuele tekorten die ontstaan indien blijkt dat de voorziening niet toereikend is om aan de verplichtingen te voldoen die voortkomen uit VUTEGRO. Deze tekorten kunnen enerzijds ontstaan als de omvang van uitkeringen uit hoofde van de “overgangsregeling inzake aanvulling op prepensioenuitkeringen (hierna: ’VUTEGRO’- overgangsregeling)” inclusief
Jaarverslag 2012
pagina 55 | 88
toeslagen en uitvoeringskosten van de regeling hoger zijn dan de voorziening nakomende verplichtingen. Anderzijds kan zich een tekort voordoen wanneer ten aanzien van de ‘VUTEGRO’- overgangsregeling een tekort ontstaat en dit tekort aangevuld moet worden, bijvoorbeeld als een evenwichtige belangenbehartiging dit met zich meebrengt. Indien na afloop van de regeling blijkt dat er een overschot resteert, zal het overschot worden aangewend ter versterking van de financiële positie van het pensioenfonds. De nakomende verplichtingen zijn per balansdatum berekend op het bedrag van de reeds ingegane nog verschuldigde uitkeringen tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van de betrokkenen onder aftrek van pensioenuitkeringen en andere uitkeringen. Spaarfonds gemoedsbezwaarden Het bestuur kan individuele vrijstelling van deelneming aan de verplichte pensioenregelingen aan een werknemer verlenen, indien deze gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekeren. Dit ontslaat zijn werkgever noch betrokkene van de verplichting tot afdracht van de reguliere bijdragen aan het fonds. Deze bijdragen worden op een individuele spaarrekening gestort, waaraan jaarlijks intrest wordt toegevoegd. De gespaarde bijdragen van de gemoedsbezwaarde worden na het bereiken van de 65-jarige leeftijd in gelijke termijnen aan betrokkene gedurende 15 jaren uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde voordat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt het saldo in gelijke termijnen gedurende 15 jaar aan de partner uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde na ingang van de uitkering, worden de uitkeringen gedurende de resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).
9.4.6
Grondslagen voor de resultaatbepaling
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen, alsmede premies van de Stichting Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de
Jaarverslag 2012
pagina 56 | 88
reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de gerealiseerde herwaarderingen. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten van vermogensbeheer De kosten van het vermogensbeheer worden in de beleggingsfondsen verantwoord en komen ten laste van het indirecte rendement. Het bestuur heeft vooraf met de vermogensbeheerder afspraken gemaakt over de vermogensbeheervergoeding en een korting op de reguliere beheervergoedingen afgesproken. Periodieke wordt hiervan een overzicht ontvangen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Vermindering andere voorzieningen `VUTEGRO` Dit betreft de vermindering van de voorziening voor uitvoering van de overgangsregeling en nakomende verplichtingen zoals deze is berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Uitkeringen overgangsregeling `VUTEGRO` Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar verstrekte uitkeringen en overkook inzake overgangsregeling. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten betreffen zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Pensioenopbouw De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die toegekend zijn in het boekjaar. Rentetoevoeging technische voorziening De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar. Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode. Jaarlijks wordt 2,5% van de pensioenopbouw en de inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan de technische voorziening ten behoeve van de pensioenuitvoeringskosten. Daarnaast valt 2,5% van de uitkeringen, afkopen en uitgaande waardeoverdrachten vrij uit de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten (excassokosten).
Jaarverslag 2012
pagina 57 | 88
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.
Overige baten en lasten De overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen.
9.4.7
Grondslagen kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Jaarverslag 2012
pagina 58 | 88
9.5
Toelichting op de Balans
9.5.1
Beleggingen voor risico fonds
Overzicht totale waarde per beleggingscategorie
Ultimo 2012 (x € 1.000)
Vastgoedbeleggingen EUR Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie Beleggingsdebiteuren Liquide middelen Beleggingscrediteuren
Stand per 31 december 2012
Ultimo 2011 (x € 1.000)
Stand per 31 december 2012
EUR
Vastrentende waarden EUR
Overige beleggingen EUR
Totaal EUR
8.155
16.320
84.940
-
109.415
-
345 -
-
811 1.003
1.156 1.003
-
-
-
-1.737
-1.737
8.155
16.665
84.940
77
109.837
Vastgoedbeleggingen EUR Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie Beleggingsdebiteuren Liquide middelen
Aandelen
Aandelen EUR
Vastrentende waarden EUR
Overige beleggingen EUR
Totaal EUR
4.129
18.198
58.987
-
81.314
-
18 -
-
1.426
18 1.426
4.129
18.216
58.987
1.426
82.758
Beleggingsdebiteuren met betrekking tot aandelen betreft te vorderen dividendbelasting. Beleggingsdebiteuren en -crediteuren opgenomen onder de overige beleggingen zijn kortlopende vorderingen en schulden in verband met nog niet afgewikkelde beleggingstransacties ultimo 2012. De in bovenstaande tabel opgenomen post liquide middelen betreft liquide middelen aangehouden door de vermogensbeheerder. Binnen de beleggingspools wordt indirect gebruik gemaakt van security lending en collateral management met als doel een effectieve en efficiënte uitvoering van het beleggingsbeleid mogelijk te maken. De Beheerder kan voor rekening en risico van het desbetreffende fonds en/of basisfonds financiële instrumenten in- en uitlenen (securities lending). De securities lending transacties worden vrijwel uitsluitend aangegaan met partijen op basis van standaardcontracten die zijn ontwikkeld door belangenorganisaties. De aan securities lending verbonden risico’s (zoals het kredietrisico dat de wederpartij de ingeleende effecten niet of niet tijdig teruglevert om welke reden dan ook, bijvoorbeeld omdat de wederpartij faillissement heeft aangevraagd), zullen zoveel mogelijk worden beperkt door enerzijds strenge eisen te stellen aan de kredietwaardigheid van de betreffende tegenpartij, waarbij wordt gewerkt met een gelimiteerde lijst van toegestane tegenpartijen en anderzijds het vragen van zekerheden van de partijen aan wie effecten worden uitgeleend.
Jaarverslag 2012
pagina 59 | 88
Zekerheid kan onder andere worden verstrekt in de vorm van liquiditeiten, obligaties en aandelen. Voor zover zekerheid wordt ontvangen in de vorm van liquiditeiten heeft de Beheerder de mogelijkheid deze liquiditeiten onder bepaalde restricties te herbeleggen voor rekening en risico van het desbetreffende fonds en/of basisfonds/pool. Deze restricties dienen ter beperking van het risico en hebben o.a. betrekking op financiële instrumenten waarin belegd mag worden en op het lopen van renterisico. De waarde van het onderpand wordt dagelijks gemonitord. De opbrengsten van de securities lending transacties komen, na aftrek van de met securities lending samenhangende kosten (waaronder een vergoeding aan de Beheerder) ten gunste van het desbetreffende fonds en/of basisfonds/pool. Maximaal 100% van de effectenportefeuille van een (basis) fonds of pool kan worden herbelegd. Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie
Ultimo 2012 (x € 1.000)
Vastgoedbeleggingen EUR
Aandelen
Overige beleggingen EUR
Totaal
EUR
Vastrentende waarden EUR
4.129
18.198
58.987
-
81.314
EUR
Stand per 1 januari 2012 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/ aflossingen
3.793
4.412
49.922
-
58.127
-1.250
-8.514
-37.430
-
-47.194
Herwaardering
1.483
2.224
13.461
-
17.168
8.155
16.320
84.940
-
109.415
Vastgoedbeleggingen EUR
Aandelen
Overige beleggingen EUR
Totaal
EUR
Vastrentende waarden EUR
4.381
10.403
35.184
3.111
53.079
Stand per 31 december 2012
Ultimo 2011 (x € 1.000)
EUR
Stand per 1 januari 2011 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/ aflossingen
1.543
16.171
52.484
-
70.198
-1.640
-7.574
-41.620
-3.207
-54.041
Herwaardering
-155
-802
12.939
96
12.078
4.129
18.198
58.987
-
81.314
Stand per 31 december 2011
Reële waarde Schattingen en oordelen Afgezien van de beleggingsvorderingen en -schulden zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde.
Jaarverslag 2012
pagina 60 | 88
Voor de meerderheid van de beleggingen van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde beleggingen zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten.
OVERZICHT WAARDERING REËLE WAARDE OBV MARKTNOTERING OF WAARDERINGSMODELLEN EN TECHNIEKEN (x € 1.000)
marktnoteringen direct EUR
Actief per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Obligaties LDO Pools
Actief per 31 december 2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Obligaties LDO Pools
marktnoteringen afgeleid EUR
waarderingsmodellenen technieken EUR
totaal EUR
-
16.320 74.201 10.739
8.155 -
8.155 16.320 74.201 10.739
-
101.260
8.155
109.415
-
18.198 50.790 8.197
4.129 -
4.129 18.198 50.790 8.197
-
77.185
4.129
81.314
Schatting van reële waarde •
Vastgoed Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en technieken betreft indirect vastgoed. Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde. De eerste waardering is verkrijgingsprijs inclusief transactiekosten. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert, binnen de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden, eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen.
•
Aandelen Van de belegde waarde in aandelen staat de waarde van private equity beleggingen en aandelenfondsen opgenomen als vastgesteld op basis van ‘waarderingsmodellen en -technieken’. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving.
•
Vastrentende waarden Het deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld, betreft hoofdzakelijk de leningen op schuldbekentenis en hypotheken. De berekeningsgrondslag staat vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen.
Jaarverslag 2012
pagina 61 | 88
BELEGDE WAARDEN IN VASTGOED (x € 1.000)
Indirect vastgoed Stand per 31 december
2012 EUR 8.155 8.155
2011 EUR 4.129 4.129
BELEGDE WAARDEN IN AANDELEN (x € 1.000)
Aandelenbeleggingsfondsen Stand per 31 december
2012 EUR 16.320 16.320
2011 EUR 18.198 18.198
BELEGDE WAARDEN IN VASTRENTENDE WAARDEN (x € 1.000)
2012 EUR
2011 EUR
Obligatiebeleggingsfondsen LDO Pools
74.201 10.739
50.790 8.197
Stand per 31 december
84.940
58.987
BELEGGINGSDEBITEUREN (x € 1.000)
Nog af te wikkelen transacties Dividend- en couponbelasting Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
811 345 1.156
18 18
BELEGGINGSCREDITEUREN (x € 1.000)
Nog af te wikkelen transacties Stand per 31 december
Jaarverslag 2012
2012 EUR
2011 EUR
1.737 1.737
-
pagina 62 | 88
9.5.2
Vorderingen en overlopende activa
Specificatie vorderingen en overlopende activa
(x € 1.000)
Vordering op werkgevers Vordering op deelnemers Waardeoverdrachten Herverzekeringen Te vorderen rente Rabobank Vooruitbetaalde kosten Overige vorderingen Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
1.174 2 139 116 1.431
2.601 1 24 39 170 8 33 2.876
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Nadere specificatie ‘Vorderingen op werkgevers
(x € 1.000)
Werkgevers Voorziening dubieuze debiteuren Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
1.460 -286 1.174
3.283 -682 2.601
De mutatie van de voorziening dubieuze debiteuren bedraagt € 396 (2011: € 897). Er werd een bedrag van € 98 aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2011: € 917). Daarnaast is in 2012 is een bedrag van € 298 aanvullend onttrokken aan de voorziening (2011: dotatie € 20 ).
9.5.3
Overige activa
(x € 1.000)
Rekening courant Staalbankiers Rekening courant Staalbankiers `VUTEGRO` Spaarrekening Rabobank `VUTEGRO` Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
695 33 5.396 6.124
667 324 7.352 8.343
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.
Jaarverslag 2012
pagina 63 | 88
9.5.4
Stichtingskapitaal en reserves
Algemeen Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en risico deelnemers en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel ToetsingsKader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als het surplusvermogen. Algemene reserve Deze reserve is dat deel van het vermogen dat resteert nadat via de resultaatbestemming de vereiste reserves, waaronder de weerstandsreserve, op het gewenste niveau zijn gebracht. In geval van een positieve post wordt deze post gepresenteerd als algemene reserve, deze dient ter opvang van tegenvallers anders dan waarvoor een specifieke reserve respectievelijk voorziening is getroffen. Indien er sprake is van een negatieve post als gevolg van negatieve resultaten in dit jaar en/ of voorgaande jaren wordt deze reserve als cumulatief verliessaldo verwerkt, dit wordt gepresenteerd als (negatief) onderdeel van het eigen vermogen. Het streven is om een reserve aan te houden die minimaal gelijk is aan het gesteld vereist eigen vermogen op basis van het Financieel Toetsingskader. Het gesteld vereist vermogen wordt bepaald op basis van de standaardmethode voorgeschreven door DNB. Er is geen sprake van een maximering van de algemene reserve.
Weerstandsreserve In de jaarrekening is aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toetsing aan het vereist vermogen in de evenwichtssituatie door het vormen van een weerstandsreserve. De weerstandsreserve dient onder meer ter opvang van een mogelijke waardedaling van de beleggingen. Teneinde de weerstandsreserve op het gewenste niveau te brengen, wordt jaarlijks een deel van het saldo van de rekening van baten en lasten toegevoegd of onttrokken. De hoogte van de benodigde weerstandsreserve wordt beoordeeld door de waarmerkend actuaris. Indien de financiële middelen niet toereikend zijn wordt de weerstandsreserve vastgesteld als het resultaat van de activa minus de technische voorzieningen minus de schulden. Reserve Premievrijstellingsrisico Ten behoeve van het premievrijstellingsrisico wordt een reserve aangehouden. Aan deze reserve wordt jaarlijks 3% van de pensioenopbouw uit de verplichte regeling en 7% van de pensioenopbouw uit de aanvullende excedent regeling toegevoegd, evenals interest. Indien premievrijstelling is toegekend wordt de vrijval als gevolg van revalidering toegevoegd en de schade als gevolg van invalidering onttrokken aan deze reserve.
Jaarverslag 2012
pagina 64 | 88
MUTATIEOVERZICHT EIGEN VERMOGEN (x € 1.000)
Stand per 31 december 2011 Uit bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december 2012
Algemene reserve EUR
Weerstandsreserve EUR
reserve premievrijstellingsrisico EUR
Totaal
-14.547
10.658
1.928
-1.961
17.768
972
-1.928
16.812
3.221
11.630
-
14.851
Algemene reserve EUR
Weerstandsreserve EUR
reserve premievrijstellingsrisico EUR
Totaal
-10.235
8.054
1.664
-517
-4.312
2.604
264
-1.444
-14.547
10.658
1.928
-1.961
EUR
MUTATIEOVERZICHT EIGEN VERMOGEN (x € 1.000)
Stand per 31 december 2010 Uit bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december 2011
EUR
SOLVABILITEIT (x € 1.000) Aanwezig vermogen Af: technische voorzieningen op FTK-waardering Eigen vermogen Af: vereist eigen vermogen
31 december 2012 EUR % 111.593 115,4 96.742 100,0
31 december 2011 EUR % 84.615 97,7 86.576 100,0
14.851 11.630
15,4 12,0
-1.961 10.658
-2,3 12,3
Vrij vermogen
3.221
3,3
-12.619
-14,6
Minimaal vereist eigen vermogen
4.934
5,1
4.502
5,2
Dekkingsgraad
115,4
97,7
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder toelichting 7.5.8 Risicobeheer en derivaten. De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totale activa -/- overige schulden en overlopende passiva -/- andere voorzieningen) / Technische voorzieningen * 100%.
Jaarverslag 2012
pagina 65 | 88
Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel tenminste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van reservetekort. De solvabiliteit van het pensioenfonds is toereikend. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB. Herstelplan
In 2012 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan zich als volgt ontwikkeld:
(x € 1.000)
Werkelijk 2012 %
Herstelplan 2012 %
Dekkingsgraad per 1 januari
97,7
96,4
Premie Uitkeringen Toeslagverlening Verandering van de rentetermijnstructuur Rendement op beleggingen Overige oorzaken en kruiseffecten
1,2 -0,2 0,0 -1,2 20,4 -2,5
2,6 -0,2 0,0 0,0 3,5 -0,3
115,4
102,0
Dekkingsgraad per 31 december
De dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2012 115,4% en liep daarmee voor op het herstelplan dat uitgaat van 102,0% op die datum. Het herstelplan is opgesteld op 31 december 2009 en begin juni 2011 goedgekeurd door toezichthouder DNB. Het herstelplan is in het boekjaar onverkort van toepassing. De premie heeft minder bijgedragen aan de dekkingsgraad dan verwacht volgens het herstelplan. Dit wordt verklaard doordat de werkelijke jaarinkoop hoger is, dan wordt verondersteld in het herstelplan. De uitkeringen hebben meer bijgedragen aan de dekkingsgraad dan verwacht volgens het herstelplan. Dit wordt verklaard doordat het fonds kleine pensioenen heeft afgekocht, waarbij de afkoopfactoren zijn gebaseerd op een andere RTS dan de factoren ten behoeve van de mutatie in de technische voorziening. De verandering van de rentetermijnstructuur heeft geleid tot een daling van de dekkingsgraad. In het herstelplan is uitgegaan van een ongewijzigde rentetermijnstructuur tot het boekjaar 2013 waardoor de bijdrage van de verandering van de rentetermijnstructuur nihil is. Bij de bepaling van de werkelijke dekkingsgraad is van de daadwerkelijke rentetermijnstructuur ultimo van het boekjaar uitgegaan die lager is dan de rentetermijnstructuur primo het jaar. Het rendement op beleggingen heeft meer bijgedragen aan de dekkingsgraad dan verwacht volgens het herstelplan. Dit wordt verklaard doordat in het herstelplan voorzichtigheidshalve is uitgegaan van een fors lager rendement dan het rendement op de beleggingen werkelijk was. Het effect bij overige oorzaken en kruiseffecten wordt voornamelijk veroorzaakt door kruiseffecten van wijziging van rentetermijnstructuur met in dit geval het beleggingsresultaat en de overgang op de nieuwe AG prognose tafel inclusief ervaringssterfte. De kruiseffecten worden veroorzaakt door de gehanteerde berekeningsmethodiek. Deze methodiek wordt eveneens gehanteerd door DNB, ten behoeve van de evaluatie van de herstelplannen.
Jaarverslag 2012
pagina 66 | 88
9.5.5
Andere voorzieningen
Spaarfonds gemoedsbezwaarden (x € 1.000) Spaarfonds gemoedsbezwaarden Stand 1 januari Vermeerdering voorziening Stand per 31 december
Andere voorzieningen `VUTEGRO` (x € 1.000) Voorziening nog in te gane uitkeringen Stand 1 januari Mutaties Bij: beleggingsresultaat `VUTEGRO` Af: nieuw ingegane uitkeringen `VUTEGRO` Af: correctie bijdragen `VUTEGRO` Af: overige baten en lasten `VUTEGRO`
Voorziening reeds ingegane uitkeringen Stand 1 januari Mutaties Bij: nieuw ingegane uitkeringen `VUTEGRO` Af: uitkeringen `VUTEGRO`
2012 EUR
2011 EUR
4 4
4 4
2012 EUR
2011 EUR
4.045
5.892
140 -127 -5 -25 4.028
28 -1.793 12 -94 4.045
3.608
5.489
127 -2.428 1.307
1.793 -3.674 3.608
Stand per 31 december
5.335
7.653
Totaal andere voorzieningen per 31 december
5.339
7.657
Door het bestuur is een inschatting gemaakt van de nog te verwachten uitkeringen inzake `VUTEGRO` met als peildatum 1 januari 2013. Op basis van deze benadering, waarbij verondersteld wordt dat geen rendement wordt behaald, zal ultimo 2014 mogelijkerwijs een overschot aanwezig zijn van circa EUR 1,8 miljoen.
Jaarverslag 2012
pagina 67 | 88
9.5.6
Technische voorzieningen
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
(x € 1.000)
2012 EUR
Basisregeling Premievrijstelling / IBNR Stand per 31 december
2011 EUR
96.593 149 96.742
86.496 80 86.576
MUTATIEOVERZICHT TECHNISCHE VOORZIENINGEN (x € 1.000)
2012 EUR
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Rentetoevoegingen Ontrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen Stand per 31 december
2011 EUR
86.576 14.632 1.383
58.013 13.528 836
-7.349 1.114 951 -31 -534 96.742
-1.845 14.851 515 678 86.576
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR RISICO FONDS NAAR CATEGORIEËN DEELNEMERS (x € 1.000)
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Netto pensioenverplichtingen Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling Stand per 31 december
specifiek aantallen 4.657 226 10.460
2012 EUR 59.022 1.704 33.660 94.386 2.356 96.742
specifiek aantallen 4.910 299 13.590
2011 EUR 49.811 2.177 32.478 84.466 2.110 86.576
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten lasten.
Jaarverslag 2012
pagina 68 | 88
Korte beschrijving van de pensioenregeling Met ingang van 1 januari 2006 is het Prepensioenfonds veranderd in een Bedrijfstakpensioenfonds. Deze wijziging houdt onder andere in dat de prepensioenregeling aan de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/Prepensioen en introductie Levensloopregeling is aangepast. Met ingang van 1 januari 2010 is de aanvullende ouderdomspensioenregeling veranderd in een volwaardige ouderdomspensioenregeling. Hieronder treft u een toelichting aan op de prepensioen- en de ouderdomspensioenregeling. Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 is de huidige prepensioenregeling op hoofdlijnen gelijk gebleven. Uitgangspunt van de regeling is dat een werknemer vanaf 61,5-jarige leeftijd van de regeling gebruik kan maken. Een vroegere of latere ingangsdatum is mogelijk. De eerste mogelijkheid is met ingang van de eerste van de maand waarin de werknemer 60 wordt. De laatste mogelijkheid is bij 64 jaar en 11 maanden. Als gekozen wordt voor een vervroegde ingangsdatum, dan wordt het (premievrije) recht op prepensioen verlaagd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde actuariële tabel. Als gekozen wordt voor een latere ingangsdatum, dan wordt het (premievrije) recht op prepensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde actuariële tabel. De opbouw bedraagt 1,729% per jaar van de prepensioengrondslag. De premie voor het jaar 2012 voor de prepensioenregeling is vastgesteld op 3,6% van het heffingsloon. Van deze premie wordt 2,5% op het salaris van de werknemer ingehouden en 1,1% wordt door de werkgever betaald. Onder het heffingsloon wordt verstaan het voor de individuele deelnemer geldende brutoloon in geld over het lopende kalenderjaar tot ten hoogste het maximum premiedagloon Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag. Het maximum is het op jaarbasis herleide bedrag van het maximum premieplichtig dagloon voor de Werkloosheidswet (in 2012: € 50.064). Werknemers geboren op of na 1 januari 1950 Voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950, is de prepensioenregeling per 1 januari 2006 afgeschaft. Per 1 januari 2006 hebben deze werknemers een nieuwe aanvullende ouderdomspensioenregeling gekregen. De kernpunten van deze pensioenregeling zijn: De premie voor het jaar 2012 is vastgesteld op 20,9% van de pensioengrondslag (2011:19%); Met ingang van 1 januari 2010 is de aanvullende ouderdomspensioenregeling veranderd in een vernieuwde regeling. In deze vernieuwde regeling wordt een volwaardig ouderdomspensioen opgebouwd. Het opbouwpercentage is per 1 maart 2012 tijdig verlaagd van 1,75% naar 1,57% van de pensioengrondslag , deze maatregel geldt tot 1 januari 2013; De franchise is voor 2012 vastgesteld op € 12.309,-. Het pensioengevend salaris bedraagt ten hoogste € 55.000,-.
Toeslagverlening De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. De premie bevat geen expliciete opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. De voorwaardelijke toeslagen worden gefinancierd uit overrendementen. Ultimo 2012 bedraagt de nominale dekkingsgraad op basis van FTK 115,4% op basis van UFR (31 december 2011: 97,7 %, op basis van marktwaarde). Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. CAO partijen hebben afgesproken geen toeslag te verlenen tot 1 januari 2014.
Jaarverslag 2012
pagina 69 | 88
Voor het door het bestuur te nemen besluit over de toekenning van de toeslagen aan actieve deelnemers, gepensioneerden en slapers, wordt ter ondersteuning in principe onderstaande staffel gebruikt:
Dekkingsgraad op basis van FTK
Toeslag verlening
Financiering
Dekkingsgraad < 105%
Geen toeslag
N.v.t.
105% < Dekkingsgraad< FTK
Naar rato van de betreffende
Uit het vermogen van het
dekkingsgraad + 5%
maatstaf
fonds
Dekkingsgraad > FTK
Volledig
Uit het vermogen van het
normen
dekkingsgraad + 5%
fonds
Bij de totstandkoming van bovenstaande tabel zijn dekkingsgraden gehanteerd uitgaande van markrente (hierbij is derhalve geen gebruik gemaakt van UFR).
9.5.7
Overige schulden en overlopende passiva
Specificatie overige schulden en overlopende passiva
(x € 1.000)
2012 EUR
Te verrekenen premies Uitkeringen Belastingen en premies sociale verzekeringen Waardeoverdrachten Adminstratiekosten Advies- en controle kosten Overige Stand per 31 december
249 4 38 78 59 32 460
2011 EUR 262 1 117 3 1.242 71 9 1.705
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
9.5.8
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de reële waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
Jaarverslag 2012
pagina 70 | 88
Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
(x € 1.000)
31 december 2012 EUR EUR
Technische voorzieningen (FTK-waardering) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers)
31 december 2011 EUR EUR
96.742
5.212 6.296 2.514 2.541 4.781 -9.714
86.576
4.854 5.644 2.259 1.895 4.700 -8.694 11.630
10.658
Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenwet)
108.372
97.234
Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden - andere voorziening)
111.593
84.615
3.221
-12.619
Tekort / Surplus
Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van DNB toe, waarbij uitgegaan wordt van het vereist vermogen in evenwichtsituatie, gebaseerd op de strategische asset mix.
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: •
beleggingsbeleid
•
premiebeleid
•
herverzekeringsbeleid
•
toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALMstudies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico’s (S1 – S4) Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico).
Jaarverslag 2012
pagina 71 | 88
De strategie van het pensioenfonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico’s die het pensioenfonds loopt nader toegelicht.
Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij benadering de reële waarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve. Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer.
(x € 1.000)
Vastrentende waarden (voor derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) Duration van de technische voorzieningen
Waarde balanspost 31 december 2012 EUR 84.774 90.056 96.742
Duration 31 december 2012
Duration 31 december 2011
6,8 27,7 27,4
6,3 24,9 28,7
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het in de balans verantwoorde saldo vastrentende waarden ad EUR 84.940 is niet gelijk aan het in bovenstaande tabel genoemde saldo vastrentende waarden (na derivaten). Dit wordt veroorzaakt doordat in bovenstaande tabel het doorkijk principe wordt toegepast. Bij de toepassing van het doorkijkprincipe wordt meer naar de eigenlijke aard van de beleggingen gekeken. Als bijvoorbeeld wordt belegd in een fondsen die deels beleggen in vastrentende waarden, dan wordt dit deel opgeteld bij vastrentende waarden. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
(x € 1.000) Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar
31 december 2012 EUR % 0,0 24.443 28,8 60.497 71,2 84.940 100,0
31 december 2011 EUR % 13.374 22,7 25.100 42,5 20.513 34,8 58.987 100,0
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie.
Jaarverslag 2012
pagina 72 | 88
Valutarisico (S3) Valutarisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van de waarde van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 17% (2011: 14%) van de beleggingsportefeuille. De valutapositie wordt in onderstaande tabel weergegeven:
(x € 1.000) EUR GBP JPY USD Overige
31 december 2012 EUR % 91.618 83,4 1.453 1,3 2.954 2,7 4.933 4,5 8.879 8,1 109.837 100,0
31 december 2011 EUR % 71.561 86,5 1.857 2,2 2.336 2,8 1.802 2,2 5.202 6,3 82.758 100,0
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot OTC-derivaten wordt door het pensioenfonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Er wordt gebruik gemaakt van dagelijkse waarderingen. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende waarden naar sector weergegeven:
(x € 1.000)
31 december 2012 EUR %
31 december 2011 EUR %
Industrie Financiële instellingen Overheid Olie Andere instellingen
13.739 29.861 35.295 639 5.406 84.940
9.339 21.265 15.783 1.038 11.562 58.987
Jaarverslag 2012
16,2 35,1 41,5 0,8 6,4 100,0
15,8 36,0 26,8 1,8 19,6 100,0
pagina 73 | 88
De verdeling van vastrentende waarden naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
(x € 1.000)
31 december 2012 EUR %
31 december 2011 EUR %
Nederland Duitsland Frankrijk Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Japan Overige landen
11.087 15.231 8.846 5.986 13.457 2.240 28.093 84.940
11.645 4.645 6.482 5.417 9.503 1.665 19.630 58.987
13,1 17,9 10,4 7,0 15,9 2,6 33,1 100,0
19,7 7,9 11,0 9,2 16,1 2,8 33,3 100,0
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille wordt het volgende overzicht gegeven:
(x € 1.000) AAA AA A BBB
31 december 2012 EUR % 26.852 31,7 9.759 11,5 5.366 6,3 8.113 9,5 12.070 14,2 1.150 1,3 21.630 25,5 84.940 100,0
31 december 2011 EUR % 10.881 18,4 1.282 2,2 6.313 10,7 5.702 9,7 3.430 5,8 31.379 53,2 58.987 100,0
Verzekeringtechnische risico (S6) Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is.
Jaarverslag 2012
pagina 74 | 88
Het beleid en de ambitie inzake toeslagverlening is weergegeven in de toelichting van de post ‘Indexering en overige toeslagen’.
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen. Hierdoor kan het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het pensioenfonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Concentratierisico is gemeten naar concentratie van een land of bij een tegenpartij. Dit betreft per 31 december 2012 de volgende posten (percentage ten opzichte van het balanstotaal ultimo 2012 respectievelijk ultimo 2011):
(x € 1.000) FEDERAL REPUBLIC OF GERMANY KINDOM OF THE NETHERLANDS FRENCH REPUBLIC REPUBLIC OF FINLAND
31 december 2012 EUR % 13.866 11,8 8.837 6.150 2.433
7,5 5,2 2,1
31 december 2011 EUR % 5.195 5,5 3.683 5.694 -
3,9 6,1 -
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van beleggingen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt het concentratierisico vooralsnog op nihil gesteld. Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.
Jaarverslag 2012
pagina 75 | 88
9.5.9
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Administratiekosten Voor het uitvoeren van de administratie van het fonds is een langlopende overeenkomst inzake pensioenuitvoering met AZL N.V. en Stichting AZL Samenwerkende Pensioenfondsen gesloten waarvan de uitvoering van de administratie deel uit maakt. Deze overeenkomst is in werking getreden op 1 januari 2013 voor een periode van 5 jaar. Deze termijn wordt telkens met een gelijk aantal jaren verlengd tenzij de stichting, AZL N.V. of het fonds voor het einde van de lopende termijn per aangetekende brief opzegt met inachtneming van een opzegtermijn van 12 maanden. De huidige overeenkomst geldt tot en met 31 december 2017. Herverzekeringscontract Zwitserleven Het fonds heeft een herverzekeringscontract afgesloten met Zwitserleven met een looptijd van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2013. Het overlijdensrisico is herverzekerd in de vorm van éénjarige risicokapitalen. Dit risico komt voort uit de reglementaire verzekeringen van ouderdoms- en nabestaandenpensioen van de deelnemers. Hierbij wordt rekening gehouden met de voorziening pensioenverplichting. Het risicokapitaal per deelnemer bedraagt € 3.500. Bij het overlijden van een deelnemer is de herverzekeraar risicokapitaal verschuldigd. Tevens is voor alle deelnemers het arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd in de vorm van een arbeidsongeschiktheidskapitaal ter dekking van de reglementaire fondspremie en het excedent arbeidsongeschiktheidspensioen. Het arbeidsongeschiktheidskapitaal bedraagt ten hoogste € 3.500. Over de jaren 2011 tot en met 2013 is premie verschuldigd. De premie voor 2012 bedraagt € 1062. Op de afrekeningdatum, 24 maanden na afloop van het contract wordt door de herverzekeraar een winstaandeel bepaald. Vermogensbeheerkosten Het fonds heeft met de vermogensbeheerder Aegon Asset Management Nederland een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd afgesloten. Long Duration Overlay Dit fonds heeft in het reglement staan dat indien de waarde van een participatie in dit fonds lager is dan EUR 2.000, de Stichting bij dient te storten. Indien de waarde hoger is dan EUR 10.000 wordt de waarde afgeroomd en ontvangt de Stichting derhalve gelden. In het boekjaar 2012 heeft de Stichting één maal moeten bijstorten en twee maal gelden ontvangen wegens afroming.
9.5.10 Verbonden partijen Transacties met bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar 9.6.8. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen niet deel aan de pensioenregeling van het fonds.
Jaarverslag 2012
pagina 76 | 88
9.6
Toelichting op de staat van baten en lasten
9.6.1
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
(x € 1.000)
Werkgevers- en werknemersgedeelte Mutaties inzake voorziening premievorderingen Afschrijving premievorderingen Correctie bijdragenheffing overgangsregeling ouere jaren
2012 EUR
2011 EUR
17.748 397 -98 18.047
17.676 897 -917 -29 17.627
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
(x € 1.000)
Kostendekkende premie Feitelijke premie
2012 EUR
2011 EUR
18.358 17.764
17.152 16.896
De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente (nominale rentetermijnstructuur van 31 december 2011 gepubliceerd door DNB). De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De door het pensioenfonds ontvangen feitelijke pensioenpremie is lager dan de vastgestelde kostendekkende premie. Deze afwijking is met name ontstaan als gevolg van het feit dat de de ontvangen feitelijke premie lager is dan waarvan eerder is uitgegaan bij het opstellen van de kostendekkende premie. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
(x € 1.000)
Kosten pensioenopbouw Pensioenuitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag
2012 EUR 15.011 1.501 1.846 18.358
2011 EUR 13.843 1.385 1.924 17.152
Er is geen sprake van de gedempte premie.
Jaarverslag 2012
pagina 77 | 88
9.6.2
Beleggingsresultaten risico fonds
2012
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overig
2011
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Overig
Directe beleggingsopbrengsten EUR 153 137 2.230 63 2.583
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR 1.483 2.224 13.461
Directe beleggingsopbrengsten EUR 111 139 1.682 26 1.958
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR -155 -802 12.939 96
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
EUR -
EUR 1.636 2.361 15.691 63 19.751
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
17.168
12.078
EUR -
EUR -44 -663 14.621 96 26 14.036
BPF Textiel betaalt niet direct aan haar vermogensbeheerder kosten ten behoeve van vermogensbeheer. De kosten van het vermogensbeheer worden in de beleggingsfondsen verantwoord en komen ze ten laste van het indirecte rendement. Het bestuur heeft vooraf met de vermogensbeheerder afspraken gemaakt over de vermogensbeheervergoeding en een korting op de reguliere beheervergoedingen afgesproken. Periodiek wordt hiervan een overzicht ontvangen.
Jaarverslag 2012
pagina 78 | 88
9.6.3
Beleggingsresultaten `VUTEGRO`
2012
Directe beleggingsopbrengsten EUR 140 140
Overig
2011
Directe beleggingsopbrengsten EUR
Vastrentende waarden Overig
9.6.4
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR -
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR -145
173 173
-145
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
EUR -
EUR 140 140
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
EUR -
EUR -145 173 28
Vermindering andere voorzieningen `VUTEGRO`
(x € 1.000)
Beleggingsresultaat `VUTEGRO` Correctie bijdragen `VUTEGRO` Overige baten en lasten `VUTEGRO` Uitkeringen `VUTEGRO` Mutatie andere voorzieningen `VUTEGRO`
2012 EUR
2011 EUR
-140 5 25 2.428 2.318
-28 -12 94 3.674 3.728
(x € 1.000)
2012 EUR
2011 EUR
Baten uit herverzekeringen
138 138
39 39
9.6.5
Overige baten
Jaarverslag 2012
pagina 79 | 88
9.6.6
Pensioenuitkeringen
(x € 1.000)
Prepensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Afkoop Eenmalige uitkeringen
2012 EUR
2011 EUR
1.173 33 10 6.108 24 7.348 -
1.715 28 10 88 1.841
Het project afkoop kleine pensioenen is in 2012 uitgevoerd. In 2012 zijn 4.513 kleine pensioenen afgekocht.
9.6.7
Uikeringen overgangsregeling `VUTEGRO`
(x € 1.000)
Bruto uitkeringen Sociale lasten Overkook
9.6.8
2012 EUR
2011 EUR
2.017 99 312 2.428
3.221 163 290 3.674
Pensioenuitvoeringskosten
(x € 1.000)
Bestuurskosten Administratiekostenvergoeding Advieskosten Accountantskosten Contributies en bijdragen Incassokosten Overige kosten
2012 EUR
2011 EUR
214 2.100 122 62 26 -28 55 2.551
156 2.609 97 49 22 -68 33 2.898
Bezoldiging personeelsleden Het fonds heeft zowel in 2012 als in 2011 geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer dan wel vermogensbeheerder.
Jaarverslag 2012
pagina 80 | 88
Bezoldiging bestuurders De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten, overige kosten bestuur en overige bestuurskosten 2012: € 214, inclusief begeleiding transitie (2011: €156). Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend. Honoraria accountant
(x € 1.000)
2012 Controle van de jaarrekening Andere controlewerkzaamheden
2011 Controle van de jaarrekening Andere controlewerkzaamheden
9.6.9
EUR Accountant
58 4 62
45 4 49
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
9.6.10 Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544% (2011: 1,296%), zijnde € 1.383 (2011: € 836). Het rentepercentage is afgeleid van de éénjaarsrente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd door DNB.
9.6.11 Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
Jaarverslag 2012
pagina 81 | 88
9.6.12 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
9.6.13 Wijziging overige actuariële uitgangspunten
(x € 1.000)
2012 EUR
Verzwaring overlevingstafels en fondsspecifieke ervaringssterfte Wijziging overige actuariële uitgangspunten
951 951
2011 EUR -
Betreft wijziging van overlevingstafel AG 2010-2060 in overlevingstafel AG 2012-2062 en fondsspecifieke ervaringssterfte.
9.6.14 Saldo overdrachten van rechten
(x € 1.000)
2012 EUR
2011 EUR
Saldo overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Subtotaal
-12 39 27
-773 245 -528
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen Totaal overige resultaten
13 -44 -31
754 -239 515
-4
-13
Saldo overdracht van rechten
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken.
Jaarverslag 2012
pagina 82 | 88
9.6.15 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
(x € 1.000) Kanssystemen Sterfte Mutaties Totaal overige wijzigingen in de technische voorzieningen
9.6.16
2012 EUR
2011 EUR
-334 -200 -534
-191 869 678
2012 EUR
2011 EUR
Overige lasten
(x € 1.000)
Lasten uit hoofde van herverzekeringen Mutatie andere voorzieningen spaarfonds gemoedsbezwaarden
1.062 1.062
450 4 454
9.6.17 Belastingen De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Utrecht, 18 juni 2013
E.H.W. Bosman
J.E. Kelder
Voorzitter
Secretaris
De heer A.T.W. van ´t Westende De heer H.J. Savenije De heer J.F. Lanz Mevrouw M. Timmermans De heer G.J.Seffinga De heer I. Slikkerveer
Jaarverslag 2012
pagina 83 | 88
Bijlage bij jaarrekening: Balans en staat van baten en lasten VUTEGRO
BALANS (x € 1.000) Activa Vorderingen en overlopende activa Overige activa (liquide middelen)
Passiva Andere voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva
STAAT VAN BATEN EN LASTEN (x € 1.000) Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Beleggingsresultaten `VUTEGRO` Vermindering andere voorzieningen `VUTEGRO`
Lasten Uitkeringen overgangsregeling Pensioenuitvoeringskosten
Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2012
2012 EUR
2011 EUR
230 5.429 5.659
281 7.676 7.957
5.335 324 5.659
7.653 304 7.957
2012 EUR
2011 EUR
-5 140
12 28
2.318 2.453
3.728 3.768
2.428 25 2.453
3.674 94 3.768
-
-
pagina 84 | 88
10
Overige gegevens
10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het voorstel voor de bestemming van het saldo van baten lasten over 2012 is opgenomen onder de staat van baten en lasten.
10.2 Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
10.3 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen te Amsterdam is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Jaarverslag 2012
pagina 85 | 88
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen beperkt zijn. Bij mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen ben ik uitgegaan van de onderstaande criteria zoals vastgelegd in de guidance actuariële verklaringen van het Actuarieel Genootschap zoals vastgesteld door de Algemene Ledenvergadering op 13 februari 2012. * Bij een vermogen dat lager is dan het wettelijk minimaal vereist vermogen (voor het pensioenfonds 105,1% op de balansdatum): ‘slecht, vanwege een dekkingstekort.’ * Bij een omvangrijk reservetekort conform wettelijke criteria (voor het pensioenfonds een dekkingsgraad hoger dan 105,1% maar lager dan 110,6% op de balansdatum): ‘niet voldoende, vanwege het reservetekort.’ * Bij een beperkt reservetekort conform wettelijke criteria (voor het pensioenfonds een dekkingsgraad hoger dan 110,6% maar lager dan 112,0% op de balansdatum): ‘niet voldoende, vanwege een beperkt reservetekort.’ * In een situatie van toereikende solvabiliteit conform wettelijke criteria, ‘voldoende’ of ‘goed’ afhankelijk van de mogelijkheid om de intentie tot toeslagverlening te kunnen realiseren.
Purmerend, 18 juni 2013 drs. T.J.R. Veerman AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Jaarverslag 2012
pagina 86 | 88
10.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2012 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Jaarverslag 2012
pagina 87 | 88
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Utrecht, 27 juni 2013 KPMG Accountants N.V.
J.P Faber RA
Jaarverslag 2012
pagina 88 | 88