JAARVERSLAG
11
20
BpfTEX Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen Jaarverslag 2011
Over het tiende boekjaar 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011
Dit jaarverslag is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV Postbus 40004, 7300 AX Apeldoorn telefoon: (088) 008 40 20
datum
15 juni 2012
Jaarverslag 2011
pagina 1 | 80
Inhoudsopgave Voorwoord
3
1
Kerngegevens
5
2
Karakteristieken van het pensioenfonds
10
2.1
Doelstelling
10
2.2
Profiel van de organisatie
10
2.3
Organisatie
11
2.4
Externe partijen
15
2.5
Klantenraad Syntrus Achmea
16
2.6
Brugcommissie
16
3
Verslag van het bestuur
17
3.1
Pensioenparagraaf
25
3.1.1
De regeling
25
3.1.2
Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en in dienst voor 1 januari 2010
26
3.1.3
Werknemers geboren op of na 1 januari 1950
26
3.1.4
Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en in dienst op of na 1 januari 2010
27
3.1.5
Vrijwillige regeling
27
3.2 3.2.1
Beleggingen
27
Beleggingsparagraaf
27
3.2.2
Beleggingen 2011
28
3.2.3
Vooruitzichten 2012
31
3.3
Actuariële paragraaf
31
3.4
Risicoparagraaf
32
3.4.1
Beleggingsrisico’s
33
3.4.2
Actuariële risico’s
34
3.4.3
Operationele risico’s
34
3.5
Pensioenontwikkelingen 2011
35
3.6
Toekomstparagraaf
37
3.7
Slotwoord
38
4
Verslag van het verantwoordingsorgaan
39
5
Verslag van de deelnemersraad
41
6
Jaarrekening
42
6.1
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2011
44
7
Overige gegevens
76
Jaarverslag 2011
pagina 2 | 80
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (hierna Bpf TEX) over het boekjaar 2011. Het Bpf TEX is een bedrijfstakpensioenfonds met als rechtsvorm een stichting. Bij het fonds zijn ultimo 2011 ruim 1.100 ondernemingen aangesloten. Het fonds heeft ruim 4.900 actieve deelnemers, bijna 13.600 inactieve deelnemers en bijna 300 uitkeringsgerechtigden. Het jaarverslag is verdeeld in karakteristieken van het fonds, het verslag van het bestuur, verantwoordingsorgaan, deelnemersraad, de jaarrekening en overige gegevens. In het hoofdstuk karakteristieken wordt o.a. de doelstelling van het fonds, het profiel van de organisatie, de samenstelling van de statutaire organen en de kerncijfers weergegeven. In het verslag van het bestuur wordt u geïnformeerd over de beleidsmatige zaken die in 2011 hebben gespeeld, zowel op het gebied van pensioenen als op het gebied van beleggingen. In de jaarrekening wordt het fondsvermogen en de mutaties daarin gedurende 2011 gepresenteerd en wordt een toelichting gegeven op de grondslagen voor de waardering en de mutaties in de beleggingsportefeuille. Onder overige gegevens treft u tot slot de actuariële verklaring en de controleverklaring aan. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk de gebeurtenissen na balansdatum met belangrijke financiële gevolgen voor het fonds weergegeven. Korte schets ontwikkelingen 2011 In 2011 heeft het pensioenfonds veel aandacht besteed aan de financiële positie van het pensioenfonds en de ontwikkelingen op financiële markten. Net als 2010 heeft 2011 voor een groot deel in het teken gestaan van de uitvoering van de maatregelen van het in 2010 zorgvuldig met CAO partijen vastgestelde herstelplan. Aan het einde van 2010 steeg de marktrente waardoor het fonds op 31 december 2010 een dekkingsgraad van 99,1% had. De marktrente liep gedurende de eerste maanden van 2011 verder op waardoor de dekkingsgraad eind juni 2011 110,1% was. Echter door de daling van de marktrente vanaf juli, daalde de dekkingsgraad weer. Het dieptepunt voor zowel de dekkingsgraad als de marktrente werd in september 2011 bereikt. De voorlopige dekkingsgraad op eind september 2011 bedroeg 92,9%. Op 6 januari 2012 besloot De Nederlandsche Bank dat er aan het einde van 2011 uitzonderlijke omstandigheden op de financiële markten waren. Daarom paste zij de rentetermijnstructuur aan op basis waarvan het pensioenfonds haar verplichtingen berekent. Op 31 december 2011 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds 97,7%.Door de maatregel van De Nederlandsche Bank kwam de dekkingsgraad van het fonds circa 4 procentpunten hoger uit dan in het geval dat deze correctie niet zou zijn toegepast. De performance van de beleggingsportefeuille werd in 2011 in sterke mate bepaald door de rente-afdekking die in de portefeuille van ons fonds is doorgevoerd. De actief beheerde portefeuille liet een resultaat zien van 2,9% (benchmark 2,4%). Inclusief de rente-afdekking kwam het totale resultaat uit op 21,9%. Uiteraard heeft de hieraan ten grondslag liggende rentedaling zich ook vertaald in een forse stijging van de verplichtingen van ons fonds op marktwaarde. Eind 2011 werd duidelijk dat de premie voor 2012 niet langer kostendekkend zou zijn. Behalve het heffen van een hogere kostendekkende premie, waren de mogelijkheden beperkt tot korten en/of premieverhogen. In februari 2012 is besloten een tijdelijke premieverhoging van 1,9% van de pensioenpremie per 1 januari 2012 door te voeren. Dit tegelijkertijd met een tijdelijke daling van het opbouwpercentage van 0,18% per 1 maart 2012. Het herstelplan is in februari 2012 geëvalueerd. Het pensioenfonds heeft geconcludeerd dat, indien wordt uitgegaan van het in het herstelplan opgenomen fondsrendement, het toekomstige herstel van de financiële positie naar verwachting voldoende
Jaarverslag 2011
pagina 3 | 80
is en thans geen verdere aanvullende maatregelen nodig zijn. Het pensioenfonds zal naar verwachting ultimo 2013 uit de situatie van dekkingstekort zijn. De dekkingsgraad heeft zich in de eerste maanden van 2012 licht positief ontwikkeld. De geschatte dekkingsgraad per 30 april 2012 bedroeg 98,2%. Om de risico’s voor het fonds te beperken heeft het bestuur in 2011 besloten het overlijdensrisico bij vooroverlijden en het arbeidsongeschiktheidsrisico te herverzekeren. Een ander belangrijke gebeurtenis in 2011 was de effectuering van de fusie met VUTEGRO per 14 januari 2011. Na de effectuering van de fusie is de VUTEGRO verdwenen en wordt de VUTEGRO-regeling uitgevoerd door het fonds. Het bestuur stelde het jaarverslag 2011 en de daarbij behorende staten voor De Nederlandsche Bank vast op 15 juni 2012. Amsterdam, 15 juni 2012 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
De heer E.H.W. Bosman, voorzitter
De heer J.E. Kelder, secretaris
Jaarverslag 2011
pagina 4 | 80
1 Kerngegevens
Jaarverslag 2011
pagina 5 | 80
Pensioenregeling (bedragen x € 1)
20103
2011
2009
2008
2007
Franchise Maximum Pensioengevend salaris Maximum Pensioengrondslag
12.309 55.000 42.691
12.309 55.000 42.691
12.671 47.802 35.131
12.209 46.205 33.996
11.872 45.017 33.145
Premiepercentage1 Werkgever Werknemer Totaal premie
12,7% 6,3% 19%
12% 6% 18%
1,1% 2,5% 3,6%
1,1% 2,5% 3,6%
1,1% 2,5% 3,6%
Opbouw per jaar2
1,75%
1,75%
0,2%
0,75%
0,75%
Prepensioenregeling (bedragen x € 1) Maximum grondslag Premiepercentage Werkgever Werknemer Totaal premie Opbouw per jaar
2009
2010
2011
2008
2007
49.297
48.716
47.802
46.205
45.017
1,1% 2,5% 3,6%
1,1% 2,5% 3,6%
1,1% 2,5% 3,6%
1,1% 2,5% 3,6%
1,1% 2,5% 3,6%
1,729%
1,729%
1,729%
1,729%
1,729%
Indexatie 2011 Pensioenaanspraken en pensioenrechten
2009
2010 0%
0%
0%
Ontwikkeling van het deelnemersbestand Deelnemers, gewezen deelnemers, pensioentrekkenden en aangesloten ondernemingen 2010 2009 2011 Aantal pre- en pensioen deelnemers, waarvan: Actieve Deelnemers Gewezen deelnemers Aantal prepensioengerechtigden Aantal partnerpensioen Aantal wezenpensioen Aantal aangesloten ondernemingen ultimo boekjaar Aantal gedispenseerde ondernemingen 5 Aantal gedispenseerde ondernemingen 6
20074
2008 0%
2008
2,0%
2007
18.799 4.910 13.590
18.197 4.6307 13.217
17.583 5.421 11.945
16.027 5.153 10.693
15.047 5.568 9.298
284 7 8
336 6 8
214 3
180 1
182
1.108 1 87
1.115 1 105
1.094 1 110
1.142 1 65
1.085 1 50
1 Tot 2010 werd de premie geheven over het bruto salaris. Daarna wordt de premie geheven over de pensioengrondslag. 2 Uitgaande van volledige deelname. 3 Vanaf 2010 is er een vernieuwde ouderdomspensioenregeling 4 De indexatie is gegeven per 1 januari 2008 5 Dit zijn onvoorwaardelijk toegekende dispensaties met betrekking tot de prepensioenregeling. 6 Dit zijn onvoorwaardelijk toegekende dispensaties met betrekking tot de ouderdomspensioenregeling. 7 Bij vaststelling van het jaarverslag 2010 heeft ten onrechte een verschuiving plaatsgevonden van gewezen deelnemers naar actieve deelnemers. Dit is aangepast ten opzichte van vorig jaar.
Jaarverslag 2011
pagina 6 | 80
Mutatieoverzicht deelnemers boekjaar Actieve Gewezen Deelnemers deelnemers
Arbeidsongeschikten
Pensioengerechtigden
Totaal
Stand per 1 januari 2011
4.630
13.217
0
350
18.197
Toetreding / hertoetreding
2.130
-599
2
189
1.722
-75
-107
Pensionering Arbeidsongeschiktheid
-182
-2
-2
Revalidering Overlijden Premievrij door uitdienst Waardeoverdracht
0 -4
-13
-4
-21
-1.672
1.672
0
0
-97
-97
Afkoop emigratie / klein
0
Beëindiging Overige oorzaken Stand per 31 december 2011
-70 -99
-483
4.908
13.590
2
-70
-166
-748
299
18.799
Mutatieoverzicht VUTEGRO deelnemers boekjaar Aantal lopende overgangsuitkeringen Aantal lopende uitkeringen Per 31 december 2010
179
Aantal toegekende aanvragen
39
Aantal beëindigde uitkeringen
87*
Aantal lopende uitkeringen per 31 december 2011
131
*) Van het totaal aantal beëindigde uitkeringen zijn er 83 uitkeringen beëindigd wegens pensionering en 4 wegens overlijden.
Premiebaten, pensioenuitkeringen en saldo waardeoverdrachten (bedragen x € 1.000,--)
2011
2010 13.825
2009 5.812
2008 4.548
2007 4.557
17.152 1.841
13.769
3.820
5.469
5.194
1.377
966
656
388
-528
-11
1
-205
-17
Periodieke premies
17.676
Kostendekkende premie Pensioenuitkeringen Saldo waardeoverdrachten
Technische voorzieningen, stichtingskapitaal en reserves, beleggingen (bedragen x € 1.000,--) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds Eenjaars rekenrente
2011
2010
2009
2008
2007
86.576
58.013
41.217
42.922
28.598
1,296% 1,303% 2,544%
4,696%
4,066%
-517
2.992
-7.653
6.595
82.758
53.275
39.791
33.393
34.550
-
11.329
667
2.466
3.904
1.335
499
Reserves
-1.961
Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen 'VUTEGRO' Liquide middelen Liquide middelen 'VUTEGRO'
7.676
636
Saldo overige activa en passiva
1.171
1.171
514
541
144
92.272
68.877
44.209
31.824
32.206
Totaal pensioenvermogen Dekkingsgraad (In procenten) Aanwezige dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad
Jaarverslag 2011
31-12-2011
31-12-2010
31-12-2009
31-12-2008
31-12-2007
97,7 112,3
99,1 113,9
107,3 113,4
89,3 114,5
137 119
pagina 7 | 80
Ontwikkelingen van vermogensbeheer: Verdeling beleggingsportefeuille 31-12(bedragen x € 1.000,--) 2011 % Vastgoedbeleggingen 4.129 5% Aandelen 18.216 22% Zakelijke waarden 22.345 27%
31-122010 4.381 10.590 14.971
% 8% 20% 28%
31-122009 1.988 6.038 8.026
% 5% 15% 20%
31-122008 1.807 4.687 6.494
% 5% 14% 19%
31-122007 1.721 5.158 6.879
% 5% 15% 20%
Obligaties LDO Pools Vastrentende waarden Commodities Liquide middelen Overige beleggingen Totaal
50.790 8.197 58.987
61% 10% 71%
32.840 2.344 35.184
62% 4% 66%
26.663 1.808 28.471
67% 5% 72%
25.914 0 25.914
78% 0% 78%
27.667 0 27.667
80% 0% 80%
0 1.426 1.426
0% 2% 2%
3.111 9 3.120
6% 0% 6%
2.022 1.272 3.294
5% 3% 8%
652 333 985
2% 1% 3%
0 4 4
0% 0% 0%
82.758
100%
53.275
100%
39.791
100%
33.393
100%
34.550
100%
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (bedragen x € 1.000,--)
2011
2010
2009
2008
2007
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
1.958 12.078
2.209 1.467
893 4.354
3.501 -6.042
1.453 -1.207
Totaal
14.036
3.676
5.247
-2.494
209
(in procenten)
2011
2010
2009
2008
2007
Gewogen gemiddeld rendement Z-score (per jaar) Performancetoets
21,9 0,4 2,7
9,2 0,2 2,6
15,3 0,74 2,5
-7,3 2,21 2,47
0,4 -0,38 0,28
Beleggingsrendement
Jaarverslag 2011
pagina 8 | 80
Demografische spreiding 2011
Aantal deelnemers
Leeftijd
< 20
Actief
0
Slaper
Gepensioneerd
Ingegaan
Ingegaan
partnerpensioen
wezenpensioen
0
0
0
8
20-25
296
292
0
0
0
25-30
711
1.700
0
0
0
30-35
784
2.808
0
0
0
35-40
775
2.539
0
3
0
40-45
871
2.556
0
2
0
45-50
628
1.693
0
0
0
50-55
416
1.075
0
0
0
55-60
284
686
0
2
0
60-65
142
224
284
0
0
65-70
3
17
0
0
0
>70
0
0
0
Totaal
4.910
13.590
284
0
7
8
Demografische spreiding 2010 Aantal deelnemers Leeftijd
Actief
Slaper
Gepensioneerd
Ingegaan partnerpensioen
wezenpensioen
< 20
0
0
0
0
8
20-25
268
378
0
0
0
25-30
684
1.850
0
0
0
30-35
773
2.639
0
0
0
35-40
787
2.517
0
4
0
40-45
795
2.358
0
1
0
45-50
555
1.532
0
0
0
50-55
368
993
0
0
0
55-60
261
656
0
1
0
60-65
139
218
336
0
0
0
76
0
0
0
>70
0
0
0
0
0
Totaal
4.630
13.217
336
6
8
65-70
Ingegaan
Het aantal deelnemers is in 2011 flink afgenomen. Het aantal slapers is juist fors toegenomen. Het bestuur houdt deze ontwikkeling nauwlettend in de gaten.
Jaarverslag 2011
pagina 9 | 80
2 Karakteristieken van het pensioenfonds 2.1 Doelstelling Het doel van het fonds is overeenkomstig de bepalingen van de statuten en van de reglementen (gewezen) deelnemers te beschermen tegen de geldelijke gevolgen van (pre)pensionering. Het doel wordt bereikt door: 1.
overeenkomstig de bij het prepensioenreglement te stellen regelen uitkeringen toe te kennen bij prepensionering; en
2.
overeenkomstig de bij het pensioenreglement te stellen regelen aanvullende uitkeringen toe te kennen bij pensionering en overlijden; en
3.
andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.
2.2 Profiel van de organisatie De Stichting Prepensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (PRETEX) die met ingang van 2002 is opgericht, is per 1 januari 2006 gewijzigd in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (Bpf TEX). Het bestuur van de voormalige Stichting PRETEX heeft op basis van het besluit van CAO-partijen besloten de prepensioenregeling per 1 januari 2006 te wijzigen. Deze wijziging houdt onder andere in dat de prepensioenregeling aan de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/Prepensioen en introductie Levensloopregeling is aangepast. Eveneens is er per 1 januari 2006 een ouderdomspensioenregeling opgericht. De vernieuwde pensioenregeling, waarin deelnemers een volwaardig pensioen opbouwen, is per 1 januari 2010 van kracht geworden. De laatste statutenwijziging was in 2011. De notariële akte is in 2011 verleden. De Stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 34168518. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij de Pensioenfederatie. De Pensioenfederatie is in 2010 voortgekomen uit de samenwerking van de koepels voor ondernemings- (OPF), beroeps- (UvB) en bedrijfstakpensioenfondsen (VB). Eind 2011 bestond het totale bestand van deelnemers van het fonds uit ruim 4.900 actieve deelnemers, bijna 13.600 exdeelnemers (slapers) en 300 ge(pre)pensioneerden. Ultimo 2011 heeft het fonds ruim 82 miljoen euro aan belegd vermogen. Vanaf 1 januari 2011 voert het pensioenfonds tevens de VUTEGRO-regeling uit. Verplichtstelling In de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) is neergelegd dat de sociale partners binnen de bedrijfstak (= CAO-partijen) een verzoek tot verplichtstelling, wijziging of intrekking van die verplichtstelling kunnen doen. Met andere woorden: CAO-partijen spelen een centrale rol bij de totstandkoming van de verplichtstelling, zonder hen is een verplichtstelling niet mogelijk. Gevolg van de verplichtstelling is ondermeer dat werkgevers en werknemers verplicht zijn de statuten en de reglementen van het fonds na te leven. Door verplichtstelling van de deelneming in het fonds wordt deze deelneming voor iedereen gelijkgesteld met een deelneming op grond van een pensioentoezegging. Op 20 oktober 2006 is het verplichtstellingsbesluit per 22 oktober 2006 door de
Jaarverslag 2011
pagina 10 | 80
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) afgegeven. In 2011 heeft het fonds ten genoegen van het Ministerie van Sociale Zaken afdoende aangetoond dat het georganiseerde bedrijfsleven, dat voortzetting van de verplichtstelling wenst, een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt.
2.3 Organisatie In het vervolg van dit hoofdstuk beschrijven wij de huidige organisatie van ons fonds aan de hand van onderstaand schema. Bestuur
Commissies
Communicatie-
Organen
Deelnemersraad
commissie
Financiële
Verantwoordingsorgaan
commissie
Certificerend actuaris (Towers Watson)
Visitatiecommissie
dispensatie
Uitbestedings
Adviserend actuaris (Syntrus Achmea)
commissie
Commissie onverplichte
Externe partijen
Accountant (KPMG)
Vaste commissie
Riskmanager (Looijen IMC)
Vermogensbeheerder (Aegon
)
Beleggingsadviseur (Looijen IMC)
Administrateur (Syntrus Achmea)
Compliance officer (Cijf’rs)
Bestuur Het bestuur van het fonds heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed aan uitvoeringsorganisaties. De administratieopdracht voor de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen is aan de uitvoeringsorganisatie Syntrus Achmea verstrekt. Deze organisatie verstrekt ISAE 3402 type II rapportages. Het bestuur heeft een vermogensbeheerovereenkomst gesloten met Aegon Asset Management Nederland. Het bestuur is verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken.
Jaarverslag 2011
pagina 11 | 80
Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en de reglementen van het fonds, overeenkomstig de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het bestuur bestaat uit acht leden, vier van werknemerszijde en vier van werkgeverszijde. Allen zijn benoemd door de organisaties die het bedrijfstakpensioenfonds hebben opgericht. De werkgevers worden vertegenwoordigd door het Sociaal Comité van werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen te 's-Gravenhage. De werknemers worden vertegenwoordigd door de volgende vakorganisaties:
FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht;
CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp;
De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, gevestigd te Culemborg.
De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door de werkgeversleden en in de oneven kalenderjaren door werknemersleden. Omgekeerd worden de functies van secretaris en plaatsvervangend secretaris in de oneven kalenderjaren vervuld door de werkgeversleden en in de even kalenderjaren door werknemersleden. In boekjaar 2010 is echter tijdelijk hiervan afgeweken. Toen is besloten dat de voorzitter in 2010 en in 2011 een werkgeverslid is. In 2012 en 2013 is de voorzitter dan een werknemerslid. Bestuursleden mogen alleen worden benoemd indien zij vooraf ter toetsing zijn voorgedragen aan De Nederlandsche Bank en indien De Nederlandsche Bank geen bezwaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van De Nederlandsche Bank moeten de personen die het beleid van een pensioenfonds bepalen of mede bepalen voldoende deskundig zijn met het oog op de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden. De bestuursleden worden getoetst op deskundigheid en integriteit. Daarbij wordt zowel gekeken naar de individuele deskundigheid als naar het collectief. Het bestuur heeft aanvullend hierop een eigen deskundigheidsplan vastgesteld waarin de eisen die aan de bestuursleden worden gesteld, zijn vastgelegd. Het bestuur bepaalt het dagelijkse beleid van het fonds en draagt zorg voor de handhaving en uitvoering van de statuten. Het uitgangspunt hierbij is dat dit gebeurt door middel van een evenwichtige en zorgvuldige afweging van de belangen van alle belanghebbenden. Het bestuur laat zich bij het maken van beleid ondersteunen door rapportages, gemaakt door of in samenspraak met externe deskundigen. Het bestuur ziet er op toe dat de uitvoering voldoet aan de gestelde eisen van de externe toezichthouders. Bestuurssamenstelling per 31 december 2011 Naam
Functie
Aangewezen door
Voorzitter
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen
Leden werkgevers De heer J.E. Kelder
en Aanverwante Artikelen De heer A.T.W. van ´t Westende
Plv. voorzitter
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
De heer H.J. Savenije
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
De heer F. Lanz
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
Leden werknemers De heer E.H.W. Bosman
Secretaris
FNV Bondgenoten
Mevrouw M. Timmermans
Plv. secretaris FNV Bondgenoten
De heer J. Bleeker
CNV Dienstenbond
De heer I. Slikkerveer
De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening
Jaarverslag 2011
pagina 12 | 80
Wisselingen in het bestuur Afgetreden:
Benoemd:
De heer B. de Lege
De heer E.H.W. Bosman
Commissies Financiële commissie De financiële commissie houdt zich voornamelijk bezig met het monitoren van de financiële cijfers van het fonds, de beoordeling van de rapportages van derden, contractuele afspraken en de samenwerking tussen het fonds en de administrateur. Een andere belangrijke taak van de commissie is het voorbereiden van het jaarverslag. Hierover vinden besprekingen plaats met de verslagleggers van de administrateur alsmede de accountant en actuaris van het fonds. De financiële commissie wordt gevormd door de heren Savenije, Van ´t Westende en Bosman. Communicatiecommissie De communicatiecommissie houdt zich bezig met het uitvoeren van het communicatiebeleid. Daarbij staat de informatiestroom richting deelnemers voorop. De communicatiecommissie probeert daarbij middelen te gebruiken die de deelnemer actiever betrekken bij het onderwerp pensioen. Op deze manier probeert zij de deelnemer meer bewust te maken van pensioen. De communicatiecommissie werkt volgens een communicatieplan. Ook deze commissie is samengesteld uit leden van het bestuur, de heren Lanz en Bleeker. De commissie wordt ondersteund door een externe communicatieadviseur van Syntrus Achmea. Commissie onverplichte dispensatie Deze commissie houdt zich bezicht met beslissingen op een verzoek om onverplichte vrijstelling. Aan Syntrus Achmea is mandaat verleend voor de ondertekening van het besluit. Deze commissie is samengesteld uit de voorzitter en secretaris van het bestuur, de heren Kelder en Bosman. Uitbestedingscommissie Het bestuur heeft in het boekjaar besloten om een uitbestedingscommissie in te stellen. Deze commissie zal zich richten op de volgende zaken:
de transitie
de nieuwe uitvoeringsovereenkomst
administratiekosten
SLA
De bestuursleden die in deze commissie zitting hebben zijn de heren Savenije, Bosman, Van ’t Westende en Slikkerveer.
Organen Deelnemersraad Op grond van artikel 109 van de Pensioenwet is een bedrijfstakpensioenfonds verplicht om een deelnemersraad in te stellen. Het fonds heeft in 2008 een deelnemersraad ingesteld. De deelnemersraad en (een delegatie van) het bestuur komen tenminste tweemaal per jaar samen in vergadering bijeen. Samenstelling deelnemersraad per 31 december 2011 De deelnemersraad is samengesteld uit deelnemers en een gepensioneerde. De leden worden benoemd door het bestuur op voordracht van de werkgeversorganisatie en werknemersorganisaties.
Jaarverslag 2011
pagina 13 | 80
Naam
Functie
Aangewezen door
Deelnemers De heer G. Wijtvliet
gezamenlijk: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De
Vacature
gezamenlijk: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De
Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening Vacature
Vicevoorzitter
gezamenlijk: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening
Gepensioneerde De heer R. van Adrichem
Voorzitter
gezamenlijk: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening
Wisselingen in de deelnemersraad In 2011 hebben geen wisselingen in de Deelnemersraad plaatsgevonden. Verantwoordingsorgaan In de Pensioenwet (artikel 33) is neergelegd dat een goed bestuur moet zijn gewaarborgd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur. De taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het reglement verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan kent de geledingen: deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Elke geleding is vertegenwoordigd met één lid. In 2011 zijn twee leden van het verantwoordingsorgaan benoemd. Samenstelling verantwoordingsorgaan per 31 december 2011 Naam
Functie
Aangewezen door
Voorzitter
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen
Deelnemers Vacature Werkgevers De heer B. Jonkman
en Aanverwante Artikelen Gepensioneerde De heer R. van Adrichem
Secretaris
gezamenlijk: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening
Visitatiecommissie Het interne toezicht binnen het pensioenfonds is aan de hand van een visitatiecommissie georganiseerd. Het interne toezicht en daarmee ook de visitatie heeft betrekking op het kritisch bezien van het eigen functioneren van (het bestuur van) een pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. De leden van de visitatiecommissie zijn op geen enkele wijze, anders dan uit hoofde van de visitatiecommissie, betrokken bij het functioneren van het fonds. De taken en bevoegdheden van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in het reglement visitatiecommissie. Het bestuur heeft besloten minimaal eens in de drie jaar een visitatie te laten plaatsvinden. In 2010 heeft de visitatiecommissie voor de eerste keer haar werkzaamheden voor het fonds uitgevoerd en haar bevindingen in een rapport aan het bestuur neergelegd. In het jaarverslag over 2010 is daarover gerapporteerd.
Jaarverslag 2011
pagina 14 | 80
Vaste Commissie De Vaste commissie is in het leven geroepen om geschillen te behandelen. Geschillen worden door één van de partijen of beide partijen bij het secretariaat van de commissie schriftelijk aanhangig gemaakt. Samenstelling Vaste Commissie per 31 december 2011 Naam
Functie
Aangewezen door
Onafhankelijke voorzitter De heer P. Bosch
Advocatenkantoor Bosch en Ruiter
Leden werkgevers De heer G. Wijtvliet
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
Leden werknemers De heer C. Bartelson
CNV Dienstenbond
Mevrouw J. Bergervoet
FNV Bondgenoten
Plaatsvervangend lid werkgevers De heer J. van der Elsen
Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
Plaatsvervangend lid werknemers Vacature
CNV Dienstenbond
Wisselingen in de Vaste Commissie In 2011 hebben geen wisselingen in de Vaste Commissie plaatsgevonden.
2.4 Externe partijen Het fonds wordt bijgestaan door externe deskundigen voor actuariële, financiële en vermogensbeheer adviezen door: Adviserend actuaris Syntrus Achmea Rijnzathe 10, te De Meern Certificerend actuaris Towers Watson Prof. E.M. Meijerslaan 5, te Amstelveen Accountant KPMG Accountants N.V. Rijnzathe 14, te De Meern Riskmanager Looijen IMC R. de Beerenbrouckplein 15, te Delft
Jaarverslag 2011
pagina 15 | 80
Vermogensbeheerder Aegon Asset Management Aegonplein 20, te Den Haag Beleggingsadviseur Looijen IMC R. de Beerenbrouckplein 15, te Delft Administrateur Syntrus Achmea Rijnzathe 10, te De Meern Compliance officer Cijf´rs Oude Polderweg 231, te Den Haag Vertegenwoordiging in de Raad van Afgevaardigden van Syntrus Achmea In de Raad van Afgevaardigden van Syntrus Achmea wordt de Stichting in 2011 vertegenwoordigd door de heer J.E. Kelder.
2.5 Klantenraad Syntrus Achmea Op 9 oktober 2009 is de Klantenraad van Syntrus Achmea opgericht. Het belangrijkste doel van de Klantenraad is om gezamenlijk na te denken over belangrijke thema’s binnen de pensioenwereld en de impact daarvan op uitvoering en vastgoed/vermogensbeheer. Daarnaast is de Klantenraad een platform om lopende en gewenste ontwikkelingen rondom de dienstverlening en innovaties van Syntrus Achmea te bespreken met de directie van Syntrus Achmea en met de Executive Board van Achmea. In de Klantenraad heeft elk pensioenfonds twee (niet persoonsgebonden) zetels. Alle fondsen hebben hierdoor evenveel inspraak. De Klantenraad heeft uit haar midden de Raad van Advies gekozen, die paritair is samengesteld. Deze Raad van Advies adviseert de directie van Syntrus Achmea en Executive Board gevraagd en ongevraagd. Van de adviezen van de Raad van Advies kan alleen gemotiveerd worden afgeweken. De leden van de Raad van Advies worden voor langere tijd benoemd om continuïteit te waarborgen. In 2011 is de Klantenraad twee keer bijeen gekomen. Dit jaar sprak men in de klantenraad onder andere uitgebreid over de samenwerkingsmogelijkheden van pensioenfondsen.
2.6 Brugcommissie Al enige tijd bestond een probleem in werkingssferen van de CAO’s binnen de groothandel in textielgoederen en aanverwante artikelen en de CAO’s Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie. Dit probleem kon er toe leiden dat werkgevers dubbel aangesloten werden. Door middel van Mediation is er nu een oplossing gevonden voor dit probleem door het instellen van een Brugcommissie. Deze Brugcommissie zal vanaf 1 januari 2011 een advies aan de besturen geven inzake de definitieve indeling. In de brugcommissie hebben de heren Kelder en Savenije zitting namens het bestuur.
Jaarverslag 2011
pagina 16 | 80
3 Verslag van het bestuur Bestuursbesluiten In het verslagjaar kwam het bestuur tien keer in vergadering bijeen. Deze vergaderingen vonden plaats op 8 februari, 24 februari, 24 maart, 7 april, 12 mei, 7 juni, 8 september, 15 september, 26 oktober, 17 november en 13 december. In de vergaderingen van het bestuur komen naast de beleidsmatige zaken ook individuele kwesties van werkgevers, (aspirant-) deelnemers en gepensioneerden aan de orde. In de vergaderingen is onder andere over de volgende onderwerpen gesproken: Ontwikkeling financiële positie in 2011 Vanwege de financiële situatie heeft het pensioenfonds in 2010 een herstelplan bij De Nederlandsche Bank ingediend. Op 31 december 2013 moet het pensioenfonds weer een dekkingsgraad van minimaal 105,2% hebben. Aan het einde van 2010 steeg de marktrente waardoor het fonds op 31 december 2010 een dekkingsgraad van 99,1% had. De marktrente liep gedurende de eerste maanden van 2011 verder op. Daardoor herstelde de dekkingsgraad van het pensioenfonds zich gedurende de eerste maanden van het jaar verder. Er was zelfs al weer sprake van dat het kortetermijnherstelplan als afgerond mocht worden beschouwd. Echter door de daling van de marktrente vanaf juli, daalde de dekkingsgraad weer waarbij het dieptepunt voor zowel de marktrente als de dekkingsgraden in september werd bereikt. Als gevolg hiervan is het fonds in een situatie van onderdekking geraakt. Op 6 januari 2012 besloot De Nederlandsche Bank dat er aan het einde van 2011 uitzonderlijke omstandigheden op de financiële markten waren. Daarom pasten zij de rentetermijnstructuur aan op basis waarvan het pensioenfonds haar verplichtingen berekent. Op 31 december 2011 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds 97,7%. Door de maatregel van De Nederlandsche Bank kwam de dekkingsgraad van het fonds circa 4 procentpunten hoger uit dan in het geval dat deze correctie niet zou zijn toegepast. Evaluatie herstelplan Maandelijks en per kwartaal ontvangt het bestuur de stand van de dekkingsgraad. Het pensioenfonds evalueert aan het einde van elk boekjaar zijn herstelplan. Uit de evaluatie moet blijken of de doelstellingen van het herstelplan worden gehaald. Als gedurende de looptijd van het herstelplan ingrijpende wijzigingen plaatsvinden, dan zal dat direct worden gemeld aan De Nederlandsche Bank. Op 23 december 2010 heeft het bestuur in verband met de verslechterde financiële positie een aangepast korte termijn herstelplan ingediend. Op 1 maart 2011 heeft De Nederlandsche Bank het korte- en langetermijnherstelplan beoordeeld welke het bestuur eind december 2010 heeft toegestuurd. Naar aanleiding van de opmerkingen van De Nederlandsche Bank is op 8 april 2011 een aangepast korte- en langetermijnherstelplan ingediend. Begin juni 2011 heeft De Nederlandsche Bank het herstelplan goedgekeurd. Begin 2012 heeft het fonds de ontwikkeling van het herstelplan geëvalueerd. Op 31 december 2011 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds 97,7%. Ondanks de aanpassing van de rentetermijnstructuur door De Nederlandsche Bank was de marktrente eind 2011 fors lager ten opzichte van 31 december 2010. Omdat het fonds niet voldoende op het pad van herstel lag en omdat de pensioenpremie niet meer voldoende was om alle kosten te dekken besloot het bestuur een aantal maatregelen te nemen.
Jaarverslag 2011
pagina 17 | 80
De totale pensioenpremie gaat omhoog van 19% naar 20,9%. Dit geldt in 2012. De premieverhoging komt volledig ten laste van de werkgever. Het opbouwpercentage is in 2012 verlaagd zodat het gemiddelde opbouwpercentage gemiddeld op 1,6% komt. De hogere premie en de lagere pensioenopbouw zorgen ervoor dat de premie-inkomsten en kosten voor de pensioenopbouw weer in balans komen. De premie is daardoor weer kostendekkend. Door de genomen maatregelen hoeft het fonds thans niet tot een voorgenomen besluit tot korten over te gaan. Premiebeleid Conform de Pensioenwet, artikel 130, dient een pensioenfonds in zijn jaarrekening en jaarverslag de kostendekkende, feitelijk en gedempte premie op te nemen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Voor het Bpf TEX zijn deze premies in 2011 als volgt:
Kostendekkende premie:
€ 17.152
Feitelijke premie
€ 16.896
De Kostendekkende premie bestaat uit:
Actuarieel benodigde koopsom:
€ 13.843
Opslag in stand houden vereist vermogen:
€ 1.924
Opslag voor uitvoeringskosten:
€ 1.385
Premie prepensioengerechtigden De premie voor de prepensioenregeling blijft gehandhaafd op 3,6% van het pensioengevend salaris. Premie 2012 omhoog door lage rentestand en lage dekkingsgraad De lage rentestand heeft ook effecten op de premie die het pensioenfonds moet heffen in 2012. De premie van het fonds moet, zoals hierboven al aangegeven, kostendekkend zijn. Voor fondsen die zich eind 2011 in een situatie van dekkingstekort bevinden, moet de premie ook bijdragen aan het herstel van de dekkingsgraad. Het fonds bevindt zich eind 2011 in een situatie van dekkingstekort. De Nederlandsche Bank vertaalt dat in een adequate opslag voor uitvoeringskosten en een opslag voor de opbouw van het minimaal vereist eigen vermogen. De stand van de rente heeft een effect op de benodigde kostendekkende premie. Doordat De Nederlandsche Bank bepaalde dat het fonds een andere rentetermijnstructuur moet hanteren, is de rente iets hoger dan anders het geval geweest zou zijn. Financieel crisisplan Tijdens een bijeenkomst voor bestuurders van pensioenfondsen op 21 september introduceerde De Nederlandsche Bank een financieel crisisplan. Naar de mening van De Nederlandsche Bank waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis namelijk onvoldoende voorbereid op een scenario waarin de dekkingsgraad snel verslechtert. Alle pensioenfondsen moeten als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) een financieel crisisplan opstellen. Het bestuur heeft op 20 april 2012 haar crisisplan vastgesteld en ingediend bij De Nederlandsche Bank. Toeslag Het fonds verleent jaarlijks, voor zover de middelen daartoe toereikend zijn, een toeslag op de premievrije aanspraken van de actieve deelnemers, de ingegane pensioenen en slapersrechten van voormalige deelnemers welke de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. Er bestaat geen recht op toeslag. De toeslagen zijn voorwaardelijk toegezegd. Eventuele toeslagverlening geschiedt jaarlijks op 1 januari. Voor dit voorwaardelijke toeslagbeleid wordt geen bestemmingsreserve gevormd en er wordt ook geen premie voor betaald.
Jaarverslag 2011
pagina 18 | 80
Omdat op de pensioenrechten en pensioenaanspraken niet doelgericht toeslag verleend wordt, is er geen sprake van een achterstand in toeslagverlening. Maatstaf toeslagverlening Over de toeslag waarmee de premievrije aanspraken van de actieve deelnemers, slapers en gepensioneerden jaarlijks kunnen worden verhoogd besluit het bestuur jaarlijks, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds. Gedurende de herstelperiode wordt er geen toeslag verleend. Toeslagstaffel Voor het door het bestuur te nemen besluit over de toekenning van de toeslagen aan actieve deelnemers, gepensioneerden en slapers, wordt ter ondersteuning onderstaande staffel gebruikt:
Dekkingsgraad op basis van FTK
Toeslag verlening
Financiering
Dekkingsgraad < 105%
Geen toeslag
N.v.t.
105% < Dekkingsgraad< FTK
Naar rato van de betreffende
Uit het vermogen van het
dekkingsgraad + 5%
maatstaf
fonds
Dekkingsgraad > FTK
Volledig
Uit het vermogen van het
normen
dekkingsgraad + 5%
fonds
Hierbij staat de dekkingsgraad voor de werkelijke dekkingsgraad van het fonds. De FTK dekkingsgraad is de vereiste dekkingsgraad in de evenwichtssituatie. In deze evenwichtssituatie is het eigen vermogen van het fonds zodanig dat, met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaatstaf van 97,5% voor de onvoorwaardelijke aanspraken, wordt voorkomen dat het fonds binnen één jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen. Toeslagenlabel Voor een begrijpelijke communicatie over het toeslagbeleid van het pensioenfonds voerde de Pensioenwet een toeslagenlabel in. Dit label staat op bijna alle communicatiemiddelen. Hiermee maken pensioenfondsen en verzekeraars duidelijk of de pensioenen de komende jaren kunnen stijgen met de prijsstijgingen, met andere woorden of de koopkracht op peil blijft. Naast het toeslagenlabel moet het fonds een voorwaardelijkheids-verklaring gebruiken. Daarin wordt het toeslagbeleid verder uitgelegd. Het gaat dan om de ambitie die het fonds heeft voor de mate waarin toeslagen worden gegeven. En ook hoe toeslagen worden betaald. Verder geeft het label aan wat daarvan de laatste drie jaar is waargemaakt. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is de toezichthouder die zich concentreert op het gedragstoezicht van pensioenfondsen. In de praktijk gaat het met name om communicatie. Het toeslagenlabel valt onder het toezicht van de AFM. In 2011 werd het toeslagenlabel toegepast. De tekst die voor de voorwaardelijkheidsverklaring gebruikt dient te worden, werd aangepast aan de aangepaste toeslagbepaling. Tijdelijk geen waardeoverdracht Als een werknemer van baan verandert, mag hij zijn pensioen overdragen naar zijn nieuwe pensioenfonds. Dit heet waardeoverdracht. Als de dekkingsgraad van een pensioenfonds dat bij waardeoverdracht is betrokken lager is dan 100%, dan mag het pensioenfonds de betreffende waardeoverdracht niet uitvoeren. De waardeoverdracht moet dan worden opgeschort. Op grond van de Pensioenwet had het bestuur de waardeoverdrachten tot 1 februari 2011 opgeschort. Omdat de dekkingsgraad per 1 februari 2011 boven de 100% kwam werden de waardeoverdrachten hervat. Vanaf 1 oktober 2011 was het bestuur, doordat de dekkingsgraad weer onder de 100% daalde, genoodzaakt de
Jaarverslag 2011
pagina 19 | 80
waardeoverdrachten wederom stil te leggen, Of een verzoek tot waardeoverdracht daadwerkelijk afgehandeld kan worden hangt ook af van de situatie van het andere pensioenfonds. Uitkomst performancetoets boven de grenswaarde De Z-score is een cijfer voor het rendement van een pensioenfonds. Het is een maatstaf die laat zien wat de beleggingsresultaten van een fonds zijn ten opzichte van de vooraf door het pensioenfonds zelf gekozen normportefeuille. Voor het berekenen van de performancetoets worden de z-scores van de afgelopen vijf jaar bekeken. Voor een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds moet de score minimaal nul zijn. Bij een fonds dat minder dan nul scoort met de performancetoets, vervalt de wettelijke verplichtstelling. Bedrijven mogen er dan voor kiezen de pensioenregeling ergens anders onder te brengen. Voor het jaar 2011 is een z-score behaald van 0,4 De performancetoets 2007-2011 komt hiermee uit op 2,7. Dit is de uitkomst op basis van de gewijzigde berekeningsmethode welke in 2007 is opgenomen in het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000. Financieel beleid Het bestuur van het fonds voert een degelijk financieel beleid met enerzijds als doelstelling voldoende middelen op te bouwen om aan de verplichtingen (lees: de pensioenuitkeringen) te kunnen blijven voldoen en anderzijds om een stabiel premie- en toeslagbeleid te voeren. De inkomsten aan premies en de opbrengsten uit de beleggingen moeten voldoende zijn om de pensioenrechten van de deelnemers te waarborgen en de pensioenrechten van de huidige en de toekomstig pensioengerechtigden te kunnen blijven betalen. Kosten uitvoering pensioenregeling Het fonds maakt voor het uitvoeren van de pensioenregeling diverse kosten. Globaal kunnen deze kosten worden onderverdeeld in kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling en kosten van het vermogensbeheer. Het fondsbestuur vindt het belangrijk open te zijn over deze kosten. Onderstaand is in dit kader een uitgebreide rapportage over de kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling opgenomen. De kosten van het vermogensbeheer zijn elders in dit verslag opgenomen. De kosten worden gepresenteerd overeenkomstig de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Hierdoor kunnen de kosten die pensioenfondsen maken, eenvoudig met elkaar worden vergeleken. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1000. De kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling bedragen voor 2011 ruim 2.852. Hier is ruim 700 aan nog over 2010 in rekening gebrachte kosten in opgenomen. De vermelde kosten komen niet overeen met de pensioenuitvoeringskosten zoals die zijn verantwoord in de rekening van baten en lasten. Dit komt omdat daarin kosten zijn begrepen (kosten beleggingscommissies, beleggingsadvies) die feitelijk aan de kosten van het vermogensbeheer kunnen worden toegerekend. Kosten uitvoering vermogensbeheer De kosten van vermogensbeheer bestaan uit een aantal subcategorieën. Voor het fonds is het nog niet mogelijk de splitsing naar die categorieën te maken.
Jaarverslag 2011
pagina 20 | 80
De kosten van het vermogensbeheer in 2011 bedragen bijna 114. Afgezet tegen het gemiddeld belegd vermogen, komen de kosten in 2011 neer op ruim 25 basispunten van het gemiddeld belegd vermogen van circa 64.200. Ten aanzien van de transactiekosten zijn geen cijfers bekend over de aan- en verkoopkosten binnen de fondsen. De hierna genoemde cijfers hebben dan ook uitsluitend betrekking op de in- en uitstapkosten van de diverse fondsen binnen de portefeuille van het fonds. De (geschatte) transactiekosten in 2011 bedragen ruim 226. Afgezet tegen het gemiddeld belegd vermogen, komen de transactiekosten in 2011 neer op ruim 35 basispunten van het gemiddeld belegd vermogen van circa 64.200. Fusie met VUTEGRO In de vergadering van 15 oktober 2010 hebben de bestuursleden het fusievoorstel van het fonds met VUTEGRO inclusief de toelichting ondertekend. Op 13 december 2010 is het voorstel tot wijzigen van het reglement in verband met de voorgenomen juridische fusie akkoord bevonden. De fusie is uiteindelijk geëffectueerd per 14 januari 2011. Na de effectuering van de fusie is de VUTEGRO verdwenen en wordt de VUTEGRO-regeling uitgevoerd door het fonds. Alle VUTEGRO-cijfers zijn vanaf boekjaar 2011 opgenomen in de jaarrekening van het fonds. De geldmiddelen (vermogens) voor de (pre)pensioenregelingen en de VUTEGRO-regeling zijn, overeenkomstig de eisen van de Pensioenwet, gescheiden. Begin september 2011 is een brief aan werkgevers verzonden over de fusie, waarin de werkgevers verzocht worden de werknemers te informeren. Beleid verlenen vrijstellingen Het bestuur heeft haar beleid inzake het verlenen van vrijstelling het afgelopen boekjaar aangescherpt. Het bestuur heeft besloten geen dispensatie te verlenen aan werkgevers met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006. Het bestuur heeft tevens besloten werkgevers geen vrijstelling om andere redenen te verlenen per 1 januari 2010, omdat daarmee nog steeds de juridische risico’s te hoog zijn. Dit beleid geldt ook voor werkgevers die vanaf 1 januari 2010 dispensatie wensen zonder de terugwerkende kracht 1 januari 2006. Herverzekeren Het bestuur heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om zowel het overlijdensrisico bij vooroverlijden als het arbeidsongeschiktheidsrisico te herverzekeren. Zij heeft zich verdiept in de mogelijke vormen van herverzekering en de daarbij behorende voor- en nadelen. Het fonds heeft een herverzekeringscontract met Zwitserleven gesloten. Het contract kent een winstdelingsclausule. Incassobeleid Het verscherpte incassobeleid ingezet in 2010 is in 2011 verder voortgezet en waar nodig verbeterd. Doelstelling hierbij is de financiële risico’s voor het fonds te beperken. Service Afspraken Het bestuur heeft in het verslagjaar diverse malen overleg gevoerd met de uitvoeringsorganisatie over de dienstverlening. Onderdeel van deze dienstverlening zijn de service afspraken. Alle producten en diensten vormen samen de dienstenwaaier waarin alle input, output en service afspraken zijn opgenomen. Deze service afspraken dienen het bestuur, samen met het jaarplan, de noodzakelijke handvatten te bieden om de kwaliteit van de werkzaamheden van de uitvoeringsorganisatie goed te kunnen beheersen. Door middel van jaarrapportage en metingen wordt door het bestuur getoetst of aan de afgesproken kwaliteitscriteria is voldaan.
Jaarverslag 2011
pagina 21 | 80
Uitbesteding In de tweede helft van 2011 heeft het bestuur de uitvoeringsovereenkomst met de pensioenuitvoerder Syntrus Achmea opgezegd. Reeds daarvoor heeft de uitbestedingscommissie een traject opgestart voor de uitbesteding van de pensioenadministratie. Statuten- en reglementswijzigingen in 2011 Wijziging van de statuten De volgende wijzigingen zijn in de statuten doorgevoerd:
het vastleggen van diverse commissies. Het fonds kent de volgende (nieuwe) commissies: de dispensatie commissie, de financiële commissie, de communicatie commissie en de uitbestedingscommissie.
De taken en de bevoegdheden van de laatste drie commissies zijn statutair vastgelegd. De taken en bevoegdheden van de dispensatiecommissie waren reeds vastgelegd;
het nieuwe mandaat van de dispensatiecommissie aangaande de vrijwillige aansluiting bij het fonds.;
het schrappen van de plaatsvervangende bestuursleden;
het vastleggen van het beleid vrijwillige aansluiting in verband de juridische fusie van het fonds en VUTEGRO. Het fonds heeft, nu het na de fusie de VUTEGRO-regeling uitvoert, expliciet bepaald dat, indien een werkgever zich vrijwillig wenst aan te sluiten bij dit fonds (ouderdomspensioenregeling en prepensioenregeling), deze werkgever gehouden is zich aan te sluiten bij de VUTEGRO-regeling van het fonds;
aanscherping van het onderscheid tussen de adviserend en waarmerkend actuaris. het (onder)scheiden van geldmiddelen van de voormalige VUTEGRO voor de uitvoering (pre)pensioenregelingen en de VUTEGRO-regeling;
het schrappen van de plaatsvervangende bestuursleden;
voordracht en benoeming van kandidaat-bestuursleden. In de statuten is opgenomen dat cao-partijen kandidaat-bestuursleden voordragen en het bestuur benoemt (mits De Nederlandsche Bank hiertegen geen bezwaar heeft).
het vastleggen van de bevoegdheid van de dispensatiecommissie om namens het bestuur besluiten ten nemen met betrekking tot vrijwillige aansluiting bij het fonds.
Wijziging van het pre- en ouderdomspensioenreglement Onder andere zijn de volgende onderwerpen / wijzigingen doorgevoerd of toegevoegd:
Aanpassing van de bepaling inzake vrijwillige voortzetting aan de wijziging van de wetgeving;
Aanpassing van het reglement aan de geldige flexfactoren;
Aanscherping van het reglement naar aanleiding van diverse punten in wet- en regelgeving;
Reglementair is het wettelijk recht op afkoop verwerkt;
De uniformering van het loonbegrip in de bedrijfstak is verwerkt in de reglementen.
Jaarverslag 2010 Het jaarverslag 2010 inclusief het actuariële verslag is op 7 juni 2011 besproken en vastgesteld. Gedragscode / compliance Het fonds heeft een gedragscode waarin de regels en richtlijnen voor bestuursleden en andere betrokkenen zijn opgenomen. Deze regels en richtlijnen zijn ter voorkoming van conflicten tussen de belangen van het fonds en de privébelangen van betrokkenen en ter voorkoming van het gebruik maken van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privédoeleinden. Een compliance officer controleert of de bestuursleden en andere betrokkenen de gedragscode naleven. Het bestuur heeft in 2011, na een offertetraject, besloten Cijf´rs als compliance officer aan te stellen. De compliance officer heeft in de afgelopen jaren geen opmerkingen gemaakt.
Jaarverslag 2011
pagina 22 | 80
Communicatie De Pensioenwet bevat veel voorschriften over de informatieverstrekking aan allerlei belanghebbenden bij de pensioenregeling. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de verzending van startbrieven aan nieuwe deelnemers en de verzending van beëindigingbrieven indien een deelnemer de bedrijfstak verlaat. Via de website van het fonds zijn actuele ontwikkelingen en dekkingsgraden van het fonds ieder kwartaal gecommuniceerd. Het bestuur heeft in 2010, nauw begeleid door de communicatiecommissie, een communicatieplan vastgesteld voor 2011 waarin onder meer de wettelijke verplichte communicatie is opgenomen. Hieronder vallen onder meer het jaarlijks pensioenoverzicht, de jaaropgave voor pensioengerechtigden, de startbrief voor nieuwe deelnemers, de reglementswijzigingen en het toeslaglabel. Daarnaast gaat het bestuur tweemaal per jaar een nieuwsbrief versturen. Communicatie herstelplan/premie/toeslag Het bestuur heeft pensioengerechtigden, werkgevers en deelnemers tijdig en op toegankelijke wijze geïnformeerd over het herstelplan en de daarin opgenomen maatregelen. Begin 2012 stuurde het fonds een brief aan alle belanghebbenden over de financiële positie en de noodzaak om maatregelen te nemen. In de brief werden de mogelijke maatregelen op een rij gezet en werd aangegeven dat besluitvorming nog plaats moest vinden.Tevens werd in de brief aangegeven dat het bestuur (op 17 november 2011) besloot om geen toeslag te verlenen in 2012. Medio januari plaatste het fonds een bericht op haar website over het feit dat de dekkingsgraad ultimo 2011 vanaf 19 januari op de website te vinden zou zijn. Op 19 januari plaatste het fonds de dekkingsgraad. Hiermee sloot het fonds aan bij de door de Pensioenfederatie gecoördineerde communicatie. Medio februari stuurde het fonds een brief aan alle belanghebbenden waarin de verhoging van de pensioenpremie en de verlaging van het opbouwpercentage werd gecommuniceerd. Pensioenregister in januari 2011 van start Het fonds heeft hard meegewerkt aan het verder verbeteren van het nationale pensioenregister dat 6 januari 2011 is gelanceerd met de website www.mijnpensioenoverzicht.nl. Hierin kan elke Nederlander met zijn DigiD een overzicht van zijn pensioen opvragen. De bedoeling is dat men een overzicht krijgt van alle pensioenen die hij of zij in het verleden heeft opgebouwd. Consumenten, pensioenuitvoerders en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zijn positief over het pensioenregister. Vooruitlopend op evaluatie al aanpassingen in praktijk communicatie In 2011 is de doeltreffendheid van de informatiebepalingen in de pensioenwetgeving onderzocht. Hieruit blijkt dat pensioenuitvoerders de informatiebepalingen over het algemeen goed naleven. Uit het onderzoek kwam wel naar voren dat de bepalingen te gedetailleerd zijn. Ook is het verplichte taalgebruik te lastig en de verplichte hoeveelheid informatie is te omvangrijk. Het toeslagenlabel bijvoorbeeld is bedoeld om deelnemers snel inzicht te geven in de mate waarin het fonds hun pensioen naar verwachting kan verhogen. Een zeer grote meerderheid van de pensioenuitvoerders vindt het toeslagenlabel echter onbruikbaar. Het label is weinig begrijpelijk voor deelnemers en zorgt voor schijnzekerheid. Ook de toezichthouder, de Autoriteit Financiële Markten (AFM), liet zich negatief over het label uit. Begin 2011 gaf minister Kamp daarom al aan dat pensioenfondsen zelf de afweging mogen maken of het toeslagenlabel bruikbare informatie biedt of eerder tot verwarring leidt. De AFM zal niet handhavend optreden als een pensioenfonds het toeslagenlabel niet opneemt. Het fonds heeft in 2011 het toeslagenlabel niet weggelaten om de verzending van het UPO 2011 niet te vertragen. In 2012 zal het fonds het toeslagenlabel weglaten. In plaatst daarvan zal zij een alternatieve tekst over verwachte toeslagverlening opnemen op de uitingen.
Jaarverslag 2011
pagina 23 | 80
Pensioenfondsen moeten bij het informeren over de toeslagverlening ook een zogenoemde voorwaardelijkheidsverklaring gebruiken. De teksten daarvoor zijn voorgeschreven. Minister Kamp heeft per 1 april 2011 de regels gewijzigd. Het fonds hoeft afwijkingen van de voorgeschreven teksten in persoonlijke uitingen niet meer vooraf aan de AFM voor te leggen. Afwijkingen van de voorgeschreven teksten in reglementen zijn echter niet meer toegestaan. Het fonds hanteert de voorgeschreven teksten in zowel persoonlijke uitingen als in reglementen. Naar aanleiding van het evaluatieonderzoek worden de informatiebepalingen in de wet aangepast. Het is de bedoeling dat de aangepaste informatiebepalingen tegelijk in werking treden met de wijzigingen in de pensioenwetgeving die uit het pensioenakkoord voortvloeien. Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Nieuwe regels voor governance en medezeggenschap op komst Het kabinet wil de wettelijke regels in de Pensioenwet over governance en medezeggenschap voor pensioenfondsen integraal herzien. Het kabinet gaat hiermee verder dan het initiatiefwetsvoorstel van de Kamerleden Koçer Kaya (D66) en Blok (VVD) over bestuursdeelname van pensioengerechtigden. Minister Kamp stuurde op 31 oktober 2011 het wetsvoorstel voor spoedadvies naar de Raad van State. De Eerste Kamer wil de voorstellen van het kabinet en de Kamerleden begin 2012 gezamenlijk behandelen. In een voorontwerp van 1 juli stelde minister Kamp drie bestuursmodellen voor.
Paritair bestuursmodel
Gemengd bestuursmodel (one tier board)
Extern bestuursmodel
In het paritair en externe bestuursmodel wordt intern toezicht uitgeoefend door een raad van toezicht
Kamp wijzigde enkele zaken in het in oktober aan de Raad van State voorgelegde wetsvoorstel.
In het paritair bestuur worden pensioengerechtigden opgenomen. Daarom vervallen de adviestaken van de deelnemersraad.
In het paritair bestuur kunnen externe deskundigen op ‘neutrale’ zetels worden benoemd.
Het gemengd bestuursmodel is vervallen.
Maximaal vijf toezichthoudende functies toegestaan De Wet bestuur en toezicht beperkt het aantal toezichthoudende functies dat een persoon mag vervullen bij pensioenfondsen tot in totaal vijf. Iemand met een bestuursfunctie mag die met maximaal twee toezichthoudende functies combineren. De limitering heeft geen gevolgen voor de zittende bestuurder of toezichthouder, behalve bij herbenoeming. De wet treedt naar verwachting in werking op 1 juli 2012. Er is een reparatiewet in voorbereiding waarbij heel kleine fondsen van deze wet worden uitgezonderd. Dit fonds valt daar niet onder. De Pensioenfederatie vindt deze reparatiewet niet ver genoeg gaan. De Federatie vroeg daarom aan het ministerie van SZW te werken aan een specifieke regeling voor pensioenfondsen. Visitatiecommissie Het interne toezicht en daarmee ook de visitatie heeft betrekking op het kritisch bezien van het eigen functioneren van (het bestuur van) een pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke, deskundige en gezaghebbende personen. De leden zijn op geen enkele wijze, anders dan uit hoofde van de visitatiecommissie, betrokken bij het functioneren van het fonds. De taken en bevoegdheden van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in het reglement visitatiecommissie.
Jaarverslag 2011
pagina 24 | 80
De visitatiecommissie is ingesteld om, eens in de drie jaar, een volledige visitatie te doen. De visitatiecommissie heeft in 2010 de eerste visitatie uitgevoerd en de bevindingen aan het bestuur gerapporteerd. Een samenvatting van het rapport is opgenomen in het jaarverslag 2010, evenals de reactie van het bestuur. Naleving wet- en regelgeving Het afgelopen jaar zijn aan het fonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door De Nederlandsche Bank geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Prudent Person Conform artikel 135 van de Pensioenwet dient het pensioenfonds een beleggingsbeleid te voeren in overeenstemming met de prudent-person regel. De waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden. De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het pensioenfonds belegt op zodanige wijze dat de veiligheid, kwaliteit, liquiditeit en het rendement van de portefeuille zoveel als mogelijk zijn gewaarborgd. Deskundigheid en functioneren bestuur Aanscherping toetsing deskundigheid Per 1 januari 2011 geldt de nieuwe Beleidsregel deskundigheid. Bestuursleden van pensioenfondsen kregen te maken met aangescherpte deskundigheidseisen. Het pensioenfonds heeft in 2011 een aanzet gedaan tot het opstellen van competentieprofielen. Naast randvoorwaarden voor alle bestuursleden zijn voor bepaalde functies aanvullende competenties geformuleerd. De Pensioenfederatie heeft een uitgewerkt Plan van Aanpak Deskundig en Goed Pensioenfondsbestuur opgesteld op basis waarvan het deskundigheidsplan is aangescherpt. In 2012 heeft het bestuur de competentieprofielen en het deskundigheidsplan geaccordeerd. Daarbij hoort eveneens een aangescherpte procedure toetsing nieuwe bestuursleden. Deskundigheidsbevordering De bestuursleden hebben in het verslagjaar diverse opleidings- en themabijeenkomsten bijgewoond, waaronder een bijeenkomst over het Pensioenakkoord. Ook heeft het bestuur twee themadagen zelf georganiseerd. De daar besproken onderwerpen waren risicomanagement en vermogensbeheer. Zelfevaluatie Het bestuur heeft in 2011 gesproken over zelfevaluatie. In het deskundigheidsplan is opgenomen dat jaarlijks een zelfevaluatie plaatsvindt.
3.1 Pensioenparagraaf 3.1.1
De regeling
Met ingang van 1 januari 2006 is het Prepensioenfonds veranderd in een Bedrijfstakpensioenfonds. Deze wijziging houdt onder andere in dat de prepensioenregeling aan de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/Prepensioen en introductie Levensloopregeling is aangepast. Met ingang van 1 januari 2010 is de aanvullende ouderdomspensioenregeling veranderd in een volwaardige ouderdomspensioenregeling. Hieronder treft u een toelichting aan op de prepensioen- en de ouderdomspensioenregeling.
Jaarverslag 2011
pagina 25 | 80
3.1.2
Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en in dienst voor 1 januari 2010
Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 is de huidige prepensioenregeling op hoofdlijnen gelijk gebleven. Uitgangspunt van de regeling is dat een werknemer vanaf 61,5-jarige leeftijd van de regeling gebruik kan maken. Een vroegere of latere ingangsdatum is mogelijk. De eerste mogelijkheid is met ingang van de eerste van de maand waarin de werknemer 60 wordt. De laatste mogelijkheid is bij 64 jaar en 11 maanden. Als gekozen wordt voor een vervroegde ingangsdatum, dan wordt het (premievrije) recht op prepensioen verlaagd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde actuariële tabel. Als gekozen wordt voor een latere ingangsdatum, dan wordt het (premievrije) recht op prepensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde actuariële tabel. De kernpunten van de prepensioenregeling zijn:
De premie voor het jaar 2011 is vastgesteld op 3,6% van het heffingsloon. Van deze premie wordt 2,5% op het salaris van de werknemer ingehouden en 1,1% wordt door de werkgever betaald. Onder het heffingsloon wordt verstaan het voor de individuele deelnemer geldende brutoloon in geld over het lopende kalenderjaar tot ten hoogste het maximum premiedagloon Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag. Het maximum is het op jaarbasis herleide bedrag van het maximum premieplichtig dagloon voor de Werkloosheidswet (in 2011: € 49.297,--);
Pensioen wordt opgebouwd op basis van het middelloonsysteem; De opbouw per gewerkt dienstjaar binnen de branche is voor 2011 gelijk aan 1,729% van de pensioengrondslag;
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris. Het in aanmerking te nemen pensioengevend salaris is het op de datum van vaststelling van de prepensioengrondslag voor de deelnemer geldende vaste salaris in geld inclusief de vakantietoeslag, uitgaande van de normale bij de werkgever geldende wekelijkse arbeidsduur. Tot het prepensioengevend salaris worden eveneens gerekend alle variabele loonbestanddelen over het kalenderjaar voorafgaand aan de datum van vaststelling van de prepensioengrondslag.
3.1.3
Werknemers geboren op of na 1 januari 1950
Voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950, is de prepensioenregeling per 1 januari 2006 afgeschaft. Per 1 januari 2006 hebben deze werknemers een nieuwe aanvullende ouderdomspensioenregeling gekregen. Met ingang van 1 januari 2010 is de aanvullende ouderdomspensioenregeling veranderd in een vernieuwde regeling. In deze vernieuwde regeling wordt een volwaardig ouderdomspensioen opgebouwd. Het opbouwpercentage is per 1 januari 2010 verhoogd naar 1,75%. De kernpunten van de vernieuwde pensioenregeling voor 2010 zijn:
De premie voor het jaar 2011 is vastgesteld op 19% van de pensioengrondslag;
Pensioen wordt opgebouwd op basis van het middelloonsysteem;
De opbouw per gewerkt dienstjaar binnen de branche is voor 2011 gelijk aan 1,75% van de pensioengrondslag;
De pensioengrondslag is gelijk aan het salaris onder aftrek van de franchise. Het in aanmerking te nemen pensioengevend salaris is het salaris, inclusief vakantiegeld en andere schriftelijk overeengekomen vaste onderdelen (zoals dertiende maand, ploegentoeslag en provisie). Variabele beloningen, zoals overwerk, bonus en het niet gegarandeerde deel van de provisie, tellen niet mee voor het pensioengevend salaris. Het pensioengevend salaris bedraagt ten hoogste € 55.000,-.
De franchise is voor 2011 vastgesteld op € 12.309,-.
Jaarverslag 2011
pagina 26 | 80
3.1.4
Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 en in dienst op of na 1 januari 2010
Voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en in dienst zijn op of na 1 januari 2010 geldt de regeling die per 1 januari 2010 in werking is getreden. De kernpunten van deze pensioenregeling zijn:
De premie voor het jaar 2011 is vastgesteld op 19% van de pensioengrondslag;
Pensioen wordt opgebouwd op basis van het middelloonsysteem;
De opbouw per gewerkt dienstjaar binnen de branche is voor 2011 gelijk aan 1,75% van de pensioengrondslag;
De pensioengrondslag is gelijk aan het salaris onder aftrek van de franchise. Het in aanmerking te nemen pensioengevend salaris is het salaris, inclusief vakantiegeld en andere schriftelijk overeengekomen vaste onderdelen (zoals dertiende maand, ploegentoeslag en provisie). Variabele beloningen, zoals overwerk, bonus en het niet gegarandeerde deel van de provisie, tellen niet mee voor het pensioengevend salaris. Het pensioengevend salaris bedraagt ten hoogste € 55.000,-.
3.1.5
De franchise is voor 2011 vastgesteld op € 12.309,-.
Vrijwillige regeling
Het pensioenfonds voert naast de basisregeling een excedentregeling uit. Dit aanvullende pensioenreglement kan gelden voor deelnemers waarop Pensioenreglement 2010 van toepassing is. In aanvulling op de basisregeling wordt dan aanvullend pensioen opgebouwd. De opbouw vindt plaats over het loon voor zover dit het maximum loon uit de basisregeling overschrijdt. Het opbouwpercentage is gelijk aan de basisregeling (1,75%) en is gebaseerd op het middelloonsysteem. De aanvullende pensioenregeling kent net als de basispensioenregeling opbouw partnerpensioen en wezenpensioen. Het partnerpensioen en wezenpensioen bedragen respectievelijk 70% en 14% van het ouderdomspensioen.
3.2 Beleggingen 3.2.1
Beleggingsparagraaf
Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Het fonds hanteert een beleid waarbij de voorkeur wordt gegeven aan passief beheer, tenzij dit niet mogelijk is dan wel actief beheer aantoonbaar toegevoegde waarde biedt. Om het renterisico te reduceren is besloten de rentegevoeligheid van de balans van het fonds voor 70% af te dekken. Deze afdekking vindt plaats met obligaties en een Long Duration Overlay. Jaarlijks wordt het voorgestelde beleggingsbeleid van Aegon Asset Management Nederland voorgelegd aan het gehele bestuur. Het beleggingsbeleid wordt vastgelegd in een jaarlijks beleggingsplan. Voor het beleggingsplan wordt gebruik gemaakt van input van adviseurs, waaronder de adviserend actuaris, de externe riskmanager en de vermogensbeheerder. In dit plan worden de normportefeuille, het beleid voor afdekking van valuta- en renterisico en het herbalanceringsbeleid beschreven.
Jaarverslag 2011
pagina 27 | 80
Normportefeuille 2011 De onderstaande tabel geeft de normportefeuille weer voor 2011 voor wat betreft de allocatie van de beleggingen. Met de benchmarks wordt volledig aangesloten bij de benchmarks zoals die door Aegon Asset Management in de beleggingsfondsen worden gehanteerd. Categorie
Allocatie
Euro-obligaties hoge kredietwaardigheid
62,5%
Euro Staatsobligaties + LDO
25,0%
Benchmark
Merrill Lynch EMU Direct Government Bond Index, AAA Rated & LDO portefeuille *)
Langlopende Euro Staatsobligaties
10,0%
Merrill Lynch EMU Direct Government AAA 10+yr Index
Euro Bedrijfsobligaties
27,5%
Barclays Euro Aggr. Corp. Bond Index
Hoogrentende obligaties
10,0%
Wereldwijd High Yield bedrijfsobligaties
5,0%
70% Barclays US High Yield (hedged/cust) + 30%Barclays Pan European High Yield (cst)
Obligaties Opkomende Landen
5,0%
JP Morgan EMBI GD (hedged)
Aandelen
22,5%
Europa
7,0%
MSCI Europe Net Index
Noord Amerika
7,0%
MSCI North America Net Index (hedged)
Pacific ex Japan
1,0%
MSCI Pacific ex Japan Net Index
Japan
2,5%
MSCI Japan Net Index
Opkomende Landen
5,0%
MSCI Emerging Markets Net Index
Onroerend Goed
5,0%
OG Aandelen
5,0%
Totaal
100,0%
Cust. Citigroup World Property Index
*) De portefeuille Staatsobligaties heeft als benchmark de Merrill Lynch EMU Direct Government Bond Index, AAA Rated. De LDO portefeuille heeft als benchmark de portefeuille zelf. De verdeling tussen LDO portefeuille en Staatsobligaties wordt door Aegon bepaald op basis van het rente-afdekkingsbeleid en de incidentele bijstorting of afroming van de LDO portefeuille. De weging wordt geacht altijd conform normportefeuille te zijn, zodat het relatieve rendement uit de categorie Staatsobligaties + LDO in euro gelijk is aan het relatieve rendement op staatsobligaties.
3.2.2
Beleggingen 2011
Terugblik op 2011 In 2011 was er sprake van een voortzetting en verdere verdieping van de crisis in de eurozone waarbij ditmaal ook grote landen zoals Spanje en Italië dreigden te worden meegezogen in de neergang van Griekenland. Wereldwijd was er sprake van een bijstelling naar beneden van economische groeiverwachtingen. De politieke discussies in de VS over de omvang van de staatsschuld en de maatregelen om deze naar beneden te brengen veroorzaakten nog meer onrust op de financiële markten waarbij de verlaging van de AAA kredietstatus van de Verenigde Staten extra olie op het vuur gooide. Als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen nam de volatiliteit op de financiële markten weer fors verder toe waarbij de gedachten weer teruggingen naar de situatie ten tijde van de ondergang van Lehman in september 2008. De onrust
Jaarverslag 2011
pagina 28 | 80
zorgde ervoor dat beleggers en masse vluchtten naar de meest veilige havens, wat in het geval van de euro-zone de markt voor Duitse staatsleningen betekende. Pas op het einde van het jaar toen de ECB met een lange termijn kredietfaciliteit de markten te hulp kwam, keerde de rust deels op de markten terug en begonnen kredietopslagen weer te dalen. In de portefeuille van BPF Tex vertaalde het bovengenoemde scenario zich in een zeer gematigde performance (+2,9%) in het actief beheerde gedeelte van de beleggingsportefeuille. Dankzij de renteafdekking in de portefeuille was er uiteindelijk toch sprake van een zeer forse (+21,9%) toename van de beleggingen. Beleggingsbeleid Mandaat
Portefeuille
Minimum
Strategisch
Maximum
(%)
(%)
(%)
Beleggingscategorie
Marktwaarde
Tactisch
(x € 1,000)
(%)
15.0
22.5
30.0
Aandelen
18,216
22
62.5
72.5
82.5
Vastrentende waarden
58,987
71
2.5
5.0
7.5
Vastgoed
4,129
5
0.0
0.0
5.0
Liquiditeiten
1,426
2
Totaal
82,758
100.0
-
100.0
Begin 2011 is er in de portefeuille van BPF Tex een verschuiving doorgevoerd uit grondstoffen naar (deels) aandelen en (deels) vastrentende waarden conform het Beleggingsplan 2011. Hierbij is ook de rente-afdekking aangepast naar 70%. Gedurende 2011 is in de portefeuille van BPF Tex vervolgens een aantal malen de afdekking van de renterisico’s geijkt en waar nodig bijgesteld. Beleggingscategorieën Aandelen Door de onrust en de risico-aversie van beleggers was er over geheel 2011 sprake van een negatief rendement op aandelen. In de portefeuille van BPF Tex bedroeg de daling uiteindelijk 4,1%. De dalingen bedroegen in de Europese aandelenmarkten ca. -5% als gevolg van de crisis in de eurozone. De Amerikaanse markt liet per saldo nog een kleine stijging zien. In de Amerikaanse portefeuille was het dollarrisico gedurende het gehele jaar afgedekt, wat in het afgelopen jaar een licht negatieve bijdrage leverde.De markten in het Verre Oosten waren in 2011 het meest negatief gestemd met performancecijfers rond de -13% met uitschieters van -16% voor de opkomende markten in deze regio. In onderstaande tabel wordt de strategische verdeling van de aandelenportefeuille van het Pensioenfonds over de verschillende regio’s aangegeven per ultimo 2011:
Regio's
(%)
Europa
31,1
Noord Amerika
31,1
Pacific Basin
15,6
Emerging Markets
22,2
Totaal
100,0
Indirect onroerend goed De beursgenoteerde onroerend goed beleggingen hebben in 2011 in lijn met de aandelen een daling laten zien. Uiteindelijk kwam het rendement op dit onderdeel van de portefeuille uit op -2,4% over het gehele jaar 2011. Het pensioenfonds belegt in een wereldwijd gespreide portefeuille van beursgenoteerde vastgoedfondsen waarbij er naast
Jaarverslag 2011
pagina 29 | 80
de internationale diversificatie ook sprake is van verregaande spreiding over de diverse segmenten van de onroerend goed markt. De valutarisico’s in dit deel van de portefeuille zijn niet afgedekt. Vastrentende waarden Ook binnen de vastrentende waarden portefeuille maakten beleggers in het afgelopen verslagjaar een onderscheid tussen meer en minder risicovolle beleggingen. Dit leidde er toe dat in de markt voor de meest veilige staatsleningen ook de hoogste rendementen werden geboekt , terwijl in de meer risicovolle leningen zoals hoger risico bedrijfsobligaties en leningen van opkomende markten de hogere risicopremie zorgde voor zeer beperkte rendementen. De rentedaling in staatsleningen zorgde ook voor fors hogere rendementen uit hoofde van de rentehedge in de portefeuille. Performance van de beleggingsportefeuille De uiteindelijke performance van de beleggingsportefeuille werd in sterke mate bepaald door de rente-afdekking die in de portefeuille van BPF Tex is doorgevoerd. De actief beheerde portefeuille liet uiteindelijk een resultaat zien van 2,9% (benchmark 2,4%). Inclusief de rente-afdekking kwam het totale resultaat uiteindelijk uit op 21,9%. Uiteraard heeft de hieraan ten grondslag liggende rentedaling zich ook vertaald in een forse stijging van de verplichtingen van BPF Tex op marktwaarde. Performance 2011 vóór rente-afdekking december 2011 PF
BM
vierde kwartaal 2011 TW
PF
BM
TW
year to date PF
BM
Aandelen
2.16
2.07
0.09
8.66
8.22
0.41
- 4.10
- 5.51
TW 1.49
Vastrentende waarden (excl. LDO)
3.28
3.14
0.14
1.74
1.58
0.16
5.50
5.83
- 0.31
Vastgoed
4.82
3.90
0.88
11.39
9.27
1.94
- 2.43
- 8.60
6.76
3.06
2.92
0.14
3.87
3.61
0.25
2.87
2.39
0.46
Liquiditeiten Totaal excl. LDO (gewogen)
PF = portefeuille
BM = benchmark
TW = Toegevoegde waarde
Performance 2011 inclusief rente-afdekking december 2011 PF
BM
TW
vierde kwartaal 2011
year to date
PF
PF
BM
TW
LDO
73.86
30.59
434.67
Totaal voor kosten (gewogen)
7.44
6.07
22.29
Totaal na kosten (gewogen)
7.42
5.98
21.89
PF = portefeuille
BM = benchmark
BM
TW
TW = Toegevoegde waarde
Maatschappelijk verantwoord beleggen Het fonds wil met zijn beleggingen zowel goede financiële rendementen als goede maatschappelijke rendementen behalen. Er is daarbij bijzondere aandacht voor mensenrechten, de productie van wapens, de volksgezondheid en het milieu. De beleggingscriteria bij deze onderwerpen zijn onder meer ingegeven door wat daarover in internationale verdragen is vastgelegd. Dit betekent in de dagelijkse praktijk dat het fonds niet belegt in ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens, zoals clustermunitie en landmijnen. Met bedrijven die zich schuldig maken aan ernstige schending van mensenrechten, corruptie of die ernstige milieuschade veroorzaken, gaat de vermogensbeheerder de dialoog aan om verbetering af te dwingen. Als dat niet lukt, worden ook deze bedrijven uitgesloten van onze beleggingen. Een uitzondering wordt gemaakt voor de beleggingen in passieve indexfondsen, die de gehele index volgen en daarmee in alle aandelen in de index beleggen.
Jaarverslag 2011
pagina 30 | 80
Voor de beleggingen wordt een zwarte lijst gehanteerd die is opgesteld door de vermogensbeheerder. Op de zwarte lijst staan ondernemingen die worden uitgesloten van beleggingen omdat ze in hun gedrag of producten niet voldoen aan de gestelde normen en waarden. Ondernemingen die niet op de zwarte lijst staan, maar waar wel twijfels over zijn, worden door de vermogensbeheerder op een grijze lijst geplaatst. Met hen gaat de vermogensbeheerder een actieve, kritische dialoog aan om ze te bewegen hun gedrag te veranderen. Dit wordt ‘engagement’ genoemd. In bedrijven die niet op een van beide lijsten staan, kan onbeperkt worden belegd.
3.2.3
Vooruitzichten 2012
Voor 2012 verwachten we een afzwakking van de economische groei waarbij met name de Europese regio onder invloed van de eurocrisis zal stagneren. Wereldwijd zal de inflatie naar verwachting laag blijven onder invloed van deze afnemende economische groei. De financiële markten zullen ook in 2012 bepaald worden door de crisis rondom nationale schulden in het algemeen en de eurocrisis in het bijzonder. We gaan hierbij voorlopig uit van weinig verandering in de situatie. Dit zal er ook toe leiden dat de volatiliteit op de markten hoog zal blijven waarbij het sentiment een belangrijk stempel op de financiële markten zal drukken. Op basis van deze toegenomen onzekerheid is er weinig reden om uitgesproken posities in te nemen. Weliswaar gaan we ervan uit dat de eurozone in z’n geheel uit deze crisis zal komen maar in de tussentijd zal er sprake zijn van grote onzekerheid bij beleggers. Wanneer naar waarderingen wordt gekeken lijken de belangrijkste en meest veilige markten voor staatsleningen overgewaardeerd maar zullen in het meest waarschijnlijke scenario als veilige vluchthaven blijven fungeren. Op wat langere termijn verwachten we een geleidelijk herstel van economische groei waarbij ook de kans op een wat oplopende inflatie en stijgende rentes zal toenemen.
3.3 Actuariële paragraaf Actuariële analyse van het resultaat De samenstelling van het resultaat blijkt uit het volgende overzicht: (bedragen x € 1.000,--)
2011
2010
Wijziging marktrente
-/- 14.851
-/- 6.986
Resultaat op intrest/beleggingen
13.200
3.105
Resultaat op premie
1.668
1.592
Resultaat op kosten
-/- 1.374
-/- 859
Resultaat op levenskansen
-/- 40
-/- 148
Wijziging actuariële grondslagen
0
-/- 2.021
Resultaat op toeslagen
0
0
Resultaat op arbeidsongeschiktheid
135
0
Mutaties en diversen
-/- 182
1.808
Jaarverslag 2011
pagina 31 | 80
Resultaat
-/- 1.444
-/- 3.509
Er blijkt dat er geen toeslag kan worden verleend. De certificerend actuaris heeft de opdracht om vast te stellen dat het fonds voldoet aan de vereisten vanuit artikel 126 tot en met 140PW. De belangrijkste bevindingen die door de certificerend actuaris zijn gerapporteerd betreffen:
dat de voorziening het afgelopen jaar erg hard gegroeid is. Dit wordt veroorzaakt door de rentedaling en de pensioenopbouw;
dat de werkelijke uitvoeringskosten van het pensioenfonds (structureel) hoger zijn dan de opslag voor uitvoeringskosten die in de kostendekkende premie conform de ABTN is begrepen;
de monitoring van het rentebeleid; de vastlegging van het beleid omtrent kredietrisico, concentratierisico en tegenpartijrisico en vaststelling van het beleid omtrent derivatenposities;
dat het eigen vermogen van het fonds op de balansdatum lager is dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen (er is sprake van een dekkingstekort).
De bevindingen van de actuaris zijn voor het bestuur aanleiding om de dalende rente en de invloed daarvan op de dekkingsgraad nauwlettend in de gaten te houden. Met betrekking tot de kosten is het bestuur druk bezig deze te laten afnemen. De uitbestedingscommissie neemt daartoe alle met derden gesloten contracten onder de loep. Tot slot zal het bestuur het beleid omtrent diverse punten vastleggen in de ABTN. In zijn actuariële verklaring heeft de certificerend actuaris geoordeeld dat voldaan is aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 131, 132 en 133 van de Pensioenwet, omdat de technische voorzieningen niet door waarden zijn gedekt. De vermogenspositie is naar het oordeel van de certificerend actuaris slecht, vanwege een dekkingstekort. Bij zijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen is de actuaris uitgegaan van de onderstaande criteria zoals vastgelegd in de guidance actuariële verklaringen van het Actuarieel Genootschap zoals vastgesteld door de Algemene Ledenvergadering op 13 februari 2012.
Bij een vermogen dat lager is dan het wettelijk minimaal vereist vermogen (voor het pensioenfonds 105,2% op de balansdatum): ‘slecht, vanwege een dekkingstekort.’
Bij een omvangrijk reservetekort conform wettelijke criteria (voor het pensioenfonds een dekkingsgraad hoger dan 105,2% maar lager dan 110,9% op de balansdatum): ‘niet voldoende, vanwege het reservetekort.’
Bij een beperkt reservetekort conform wettelijke criteria (voor het pensioenfonds een dekkingsgraad hoger dan 110,9% maar lager dan 112,3% op de balansdatum): ‘niet voldoende, vanwege een beperkt reservetekort.’
In een situatie van toereikende solvabiliteit conform wettelijke criteria, ‘voldoende’ of ‘goed’ afhankelijk van de mogelijkheid om de intentie tot toeslagverlening te kunnen realiseren.
3.4 Risicoparagraaf De risico’s verbonden aan de pensioenregeling worden door het fonds zelf gedragen. De risico’s worden geïnventariseerd en periodiek vastgesteld in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), waarin de verzekeringstechnische aspecten van de regeling worden omschreven en waarmee het fonds uitvoering geeft aan de wettelijke vereisten. De toets in hoeverre de doelstelling en het gevoerde beleid worden bereikt, zal ten minste jaarlijks plaatsvinden aan de hand van het jaarverslag en de door de actuaris van het fonds uitgebrachte analyse. Het pensioenfonds heeft de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het fonds heeft beleid
Jaarverslag 2011
pagina 32 | 80
vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. Belangrijke aspecten hierin zijn dat de pensioenuitvoerder, Syntrus Achmea, beschikt over een ISAE 3402-verklaring type 2. Deze verklaring geeft zekerheid dat de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen interne controles, in opzet bestaan en adequaat zijn (type1) en effectief hebben gewerkt (type 2). Met Syntrus Achmea is het fonds een gedetailleerde Service Level Agreement (SLA) overeengekomen. De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders is aangegeven. De belangrijkste risico’s zijn hieronder vermeld.
3.4.1
Beleggingsrisico’s
De beleggingsrisico’s zijn als volgt onder te verdelen. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, commodities, private equity en vastgoed) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van actieve weging van de diverse assetcategorieën en incidenteel gebruik van derivaten. Relatieve marktrisico Dit is het risico dat de vermogensbeheerder bij de uitvoering van het actieve beleggingsbeleid afwijkt van het vastgestelde ALM-beleid. Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten en valutaswaps. Het US dollar risico in de aandelen-, obligatie- en grondstoffenportefeuilles is volledig afgedekt. Hierna resteert nog voor circa 14% van de portefeuille een valutarisico. Renterisico De modified duration van de totale portefeuille vastrentende waarden, rekeninghoudend met rentederivaten, bedraagt eind 2011 circa 24,9 jaar, eind 2010 was dit 21,8. De modified duration van de technische voorziening, bedroeg eind 2011 circa 27,7 jaar. De dekkingsgraad verandert als gevolg van een verandering van de marktrente. Bij deze durations zal bij een stijging van de marktrente met 1%-punt de technische voorziening en de portefeuille vastrentende waarden dalen. De dekkingsgraad zal bij een dergelijke rentestijging van 97,7% naar ca. 109% stijgen. Het omgekeerde geldt ook als de marktrente met 1%-punt daalt. Hierdoor stijgt de technische voorziening en stijgt de waarde van de vastrentende portefeuille. De dekkingsgraad zal bij een rentedaling van 1%-punt van 97,7% naar ca. 89% dalen. De hier weergegeven dekkingsgraden zijn indicatief. De uitgevoerde berekening is op basis van de gepresenteerde durations uitgevoerd. De duration houdt geen rekening met de zogenaamde convexiteit en niet parallelle verschuivingen in de rentetermijnstructuur. Dit laatste houdt in dat aan deze berekening de veronderstelling ligt dat onder andere de rente over alle looptijden met hetzelfde percentage stijgt dan wel daalt. Kredietrisico Dit risico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en tegenpartijen. Kredietrisico op verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als prijsrisico. De beheersing van deze vorm van kredietrisico is geïntegreerd in het beleggingsproces, door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse.
Jaarverslag 2011
pagina 33 | 80
Tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen hun verplichtingen aan het fonds niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door faillissement. Het tegenpartijrisico wordt beheerst door selectie van solide tegenpartijen en hantering van tegenpartijlimieten, al dan niet in combinatie met zekerheidstellingen.
3.4.2
Actuariële risico’s
De actuariële risico’s zijn als volgt onder te verdelen. Strategische risico/solvabiliteitsrisico Het risico bestaat dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financieringsdoelstelling niet kunnen worden gehaald. Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee de financiële positie kan worden bijgestuurd. Deze beleidsinstrumenten zijn de pensioenregeling, het toeslagbeleid, het premiebeleid en het beleggingsbeleid. Met ALM (Asset Liability Management) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Het AG heeft geconstateerd dat de levensverwachting de afgelopen jaren sneller is toegenomen dan was voorzien. Het fonds heeft hierop geanticipeerd door gebruik te maken van de AG Prognosetafel 2010-2060 en ervaringssterfte. Daarnaast heeft het fonds het kortlevenrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico volledig herverzekerd.
3.4.3
Operationele risico’s
De operationele risico’s zijn als volgt onder te verdelen. Algemeen Het betreft hier risico’s welke inherent zijn aan het (dis)functioneren van mens en machine in de primaire operationele processen van het fonds. Deze risico’s worden afgedekt door een veelheid van elkaar aanvullende maatregelen zoals bijvoorbeeld back-up & recovery procedures, logische & fysieke toegangsbeveiliging, testprocedures, etc. Liquiditeitsrisico Aangezien de som van premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden de som van uitkeringen en kosten verre te boven gaat, is de kans op een liquiditeitstekort beperkt, temeer daar altijd de mogelijkheid bestaat beursgenoteerde beleggingen per ommegaande te verkopen. Compliance risico Het risico van het niet voldoen aan fungerende wet- en regelgeving dan wel het niet tijdig onderkennen van veranderingen in de wet- en regelgeving. Hiertoe zijn compliance manuals opgesteld welke extern zijn getoetst. Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Naast de premies zijn de beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Partiële toeslagverlening, of het geheel achterwege laten van toeslagverlening, biedt soelaas als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is groter dan met premieverhogingen kan worden bereikt. Bovendien is het eerlijker: premieverhogingen raken alleen de actieve deelnemers (en de werkgevers) waar indexatiekortingen ook de slapers en de uitkeringsgerechtigden raken.
Jaarverslag 2011
pagina 34 | 80
3.5 Pensioenontwikkelingen 2011 Geen overdrachtsbelasting voor pensioenfondsen bij fusie Schaalvergroting levert pensioenfondsen kostenvoordeel op. Daarnaast is het gemakkelijker om aan de governanceregels te voldoen. Sommige pensioenfondsen overwegen daarom om samen te gaan. Pensioenfondsen krijgen vanaf 1 januari 2012 vrijstelling voor de overdrachtsbelasting als zij fuseren. Dit heeft de minister van Financiën in november 2011 aangekondigd. Hieraan ging een lobby van ruim twee jaar vooraf. Dit besluit heeft geen terugwerkende kracht. De stichting VUTEGRO belegde alleen in obligaties en liquiditeiten. Daarom was bij de fusie tussen VUTEGRO en het fonds overdrachtsbelasting niet aan de orde. Uitwerking pensioenakkoord De sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) bereikten in juni 2011 overeenstemming over de uitwerking van het in juni 2010 gesloten pensioenakkoord. Met dit akkoord deden zij voorstellen over de AOW, de aanvullende pensioenen en de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers. Het kabinet legt het akkoord in wetgeving vast. AOW-leeftijd omhoog vanaf 2013 Op 12 oktober 2011 diende minister Kamp een wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer over verhoging van de AOW- en pensioenleeftijd. In het voorstel werd de AOW-leeftijd per 2020 verhoogd naar 66 jaar. En daarna gekoppeld aan de stijgende levensverwachting. Daardoor zou de AOW-leeftijd naar verwachting per 2025 naar 67 jaar worden verhoogd. Het kabinet Rutte viel op 23 april 2012. Onder druk van Europese begrotingsregels sloten VVD, CDA, D66, ChristenUnie en GroenLinks nog dezelfde week een akkoord over de begroting 2013. Nieuwe afspraken over de verhoging van de AOW-leeftijd maken daar deel van uit. De AOW-leeftijd wordt vanaf 2013 stapsgewijs verhoogd. De AOW-leeftijd is uiterlijk in 2019 66 jaar en uiterlijk in 2024 67 jaar. De stappen zijn kleiner, maar gebeuren eerder. Het begrotingsakkoord past per 2014 ook de fiscaal maximale opbouwpercentages neerwaarts aan. Dit betekent een lagere opbouw per jaar. Ongewijzigd ten opzichte van het pensioenakkoord blijft dat de pensioenleeftijd voor aanvullende pensioenen per 2014 verhoogd wordt naar 67 jaar. Ook blijft de AOW in de toekomst gekoppeld aan de levensverwachting. Het bestuur volgt de verdere ontwikkelingen nauwlettend en zal daarnaar handelen. Fiscale pensioenleeftijd omhoog vanaf 2013 Voor pensioen geldt een fiscale omkeerregel: over pensioenpremie betaal je geen belasting, wel over de uitkering. De overheid verhoogt de fiscale pensioenrichtleeftijd voor de aanvullende pensioenen per 2013 naar 66 jaar en per 2015 naar 67 jaar. In het pensioenakkoord is afgesproken om de pensioenleeftijd per 2012 te verhogen naar 66 jaar en per 2015 naar 67 jaar. Daarna is de pensioenleeftijd gekoppeld aan de stijgende levensverwachting. De verhoging van de pensioenleeftijd loopt tien jaar vooruit op de verhoging van de AOW-leeftijd. Het bedrag waarmee fondsen rekening houden met de AOW-uitkering, de franchise, wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van de verdiende lonen. Financieel toetsingskader verandert per 2014 In het pensioenakkoord is afgesproken de pensioenregelingen schokbestendig te maken voor een verdere stijging van de levensverwachting en voor schokken op de financiële markten. Het financieel toetsingskader (FTK) wordt naar verwachting per 2014 aangepast. Dan kunnen sociale partners de pensioencontracten aanpassen.
Jaarverslag 2011
pagina 35 | 80
Kamp onderzoekt losse eindjes Minister Kamp laat ondertussen nog onderzoek doen naar diverse vraagstukken:
kan het nieuwe pensioencontract ook kan worden toegepast op reeds opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenen?;
evenwichtige toedeling van risico’s over de generaties;
toezichts- en buffereisen in EU-verband;
pensioencommunicatie van het nieuwe pensioencontract.
Nadat de onderzoeken zijn afgerond, stuurt de minister in het voorjaar van 2012 zijn voorstellen over het nieuwe FTK en communicatie aan de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel daarover wordt in het voorjaar van 2013 verwacht. Het pensioenakkoord is een vast punt op de actielijst van het fonds geweest in 2011. Het fonds heeft de ontwikkelingen op de voet gevolgd. Het bestuur heeft de bedoeling, zodra een en ander nader uitgekristalliseerd is, samen met CAOpartijen een sessie over het pensioenakkoord te organiseren. De organisaties van werkgevers en werknemers maken in 2012 nieuwe afspraken over de pensioenregeling vanaf 1 januari 2013. De uitkomsten van het pensioenakkoord worden daarin betrokken. Gevolgen verschuiving ingangsdatum AOW De ingangsdatum van de AOW verschuift per 1 april 2012 van de eerste van de maand naar de 65ste verjaardag. De Eerste Kamer ging daarmee in december 2011 akkoord. Centrale vraag voor pensioen- en vutfondsen was of zij de verschuiving van de ingangsdatum van de AOW voor hun uitkeringen volgen. Verschuiving zou tot een aanzienlijke kostenverhoging leiden. Uw fonds heeft ervoor gekozen de sociale partners te adviseren om de ingangsdatum van het ouderdomspensioen en de einddatum van de premievrije deelneming bij arbeidsongeschiktheid niet aan te passen. Tevens heeft zij besloten om sociale partners te adviseren om de einddatum van het prepensioen en de aanvulling uit hoofde van de VUTEGRO-regeling niet aan te passen. Vervroegen van de pensioeningangsdatum en gelijktijdig doorwerken Het pensioen vervroegen en gelijktijdig toch doorwerken mag vanaf 7 september 2011, zonder dat hier fiscale sancties tegenover staan. Met deze ommezwaai komt de overheid tegemoet aan bezwaren vanuit de praktijk en is meer flexibiliteit mogelijk. De werknemer kan pas daadwerkelijk kiezen voor de combinatie van vervroegd pensioen en doorwerken als de werkgever en de pensioenuitvoerder die mogelijkheid opneemt in de pensioenregeling. Het bestuur heeft cao-partijen geadviseerd om het vervroegen van pensioen toe te staan vanaf de 60-jarige leeftijd. Daarnaast heeft het bestuur besloten een wijziging van het pensioenreglement op te schorten tot het moment dat het fiscale beleid volledig is uitgekristalliseerd. Melden van arbeidsongeschiktheid door UWV Op grond van de Pensioenwet is het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) verplicht om arbeidsongeschiktheid van deelnemers aan pensioenfondsen te melden. Toch moeten veel gegevens nog specifiek worden aangeleverd op contractbasis. Ook voldoet de kwaliteit van de aangeleverde gegevens nog niet helemaal. Extra controle is voorlopig nodig. UWV werkt hard aan verbetering van de inhoud en de kwaliteit van alle gegevens. Wet Uniformering Loonbegrip Op 21 juni 2011 is de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL) in het Staatsblad geplaatst. Doel van de wet is te komen tot een vereenvoudiging van de loonheffingen, waardoor de administratieve lasten voor de werkgever worden verminderd, de uitvoering voor de Belastingdienst gemakkelijker wordt en het loonstrookje voor de werknemer begrijpelijker wordt. De WUL gaat over uniformering van het loon voor de loonheffing, de heffing van de premies voor de werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet. Het fiscale loonbegrip is de basis. De ambitie is om de wet in te voeren per 1 januari 2013. De WUL heeft direct gevolgen voor fondsen die een loonbegrip hanteren dat gebaseerd is op het loon voor de sociale verzekeringen.
Jaarverslag 2011
pagina 36 | 80
Vrijwillige voortzetting Het kabinet is van plan de vrijwillige voortzetting van deelname aan pensioenfondsen voor de ex-werknemers die “IBondernemer” zijn geworden langer fiscaal te ondersteunen. Dat is nu drie jaar voor deze ex-werknemers, dat wordt tien jaar. Deze maatregel gaat in vanaf 2012. In het Belastingplan 2012 is een uitwerking aangekondigd. Dekking van Inloop-/uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Er komt een convenant over de dekking van het inloop- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid. Het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie zijn overeen gekomen dat Carenzbepalingen in pensioenregelingen moeten worden afgeschaft. En dat bij arbeidsongeschiktheidspensioen het uitlooprisico wordt gedekt en het inlooprisico wordt beperkt. Ook moet er beperkte dekking van het uitlooprisico en beperking van het inlooprisico komen bij premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. De afspraken gelden voor alle gerechtigden op WIA-/WAO- of WAZuitkeringen ingaand vanaf januari 2013. De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) oordeelde dat het uitsluiten van het inlooprisico bij arbeidsongeschiktheid onderscheid op basis van handicap of chronische ziekte betekent. Dit onderscheid is bij verzekeraars te rechtvaardigen, maar bij pensioenfondsen niet altijd. Verwacht wordt dat de minister van SZW zich beraadt over een wettelijke verankering van het convenant. Aandacht uit Europa heeft mogelijk grote impact Vanwege de vergrijzing van de Europese bevolking en de fikse staatsschulden van lidstaten, willen de Europese instellingen zich meer mengen in pensioenbeleid van individuele landen. Pensioenen zijn namelijk onlosmakelijk verbonden met de financiële huishouding van landen. Sinds 2006 is de Europese pensioenrichtlijn direct opgenomen in de Nederlandse Pensioenwet. De Europese Commissie wil die richtlijn herzien. Mogelijk heeft dat ook ingrijpende gevolgen voor Nederlandse pensioenfondsen. Bijvoorbeeld doordat Brussel andere financiële eisen gaat stellen dan het huidige Nederlandse Financieel Toetsingskader. In 2011 zijn zowel de Europese Commissie als de Europese Toezichthouder op pensioenfondsen een consultatieronde gestart over de herziening van pensioenwetgeving. De Pensioenfederatie levert een actieve bijdrage aan het Europese debat. Het bestuur volgt de ontwikkelingen in 2012 met belangstelling.
3.6 Toekomstparagraaf Begin 2012 heeft het bestuur besloten tot een tijdelijke verhoging van de premie ten laste van de werkgever en verlaging van het opbouwpercentage. Het bestuur is van mening dat de financiële situatie van het pensioenfonds en de algemene ontwikkelingen op pensioengebied het bestuur noodzaken om structureel van gedachten te wisselen over de gevolgen op zowel de korte als lange termijn. Het bestuur heeft in gesprek met CAO partijen gesproken over evenwichtige belangenbehartiging en een eventuele actualisering van de regeling. Ook de uitkomsten van het nog af te sluiten pensioenakkoord hebben uiteraard invloed op het lange termijn beleid. De lange termijn doelen van het fonds zijn:
Het herstel van de financiële positie naar het vereist eigen vermogen binnen de wettelijke termijnen.
Het bieden van een aanvullende marktconforme pensioenregeling met een goede dekking voor nabestaanden en arbeidsongeschikten.
Een beleggingsbeleid gericht op risicoafdekking en stabiele resultaten.
In de loop van 2012 zullen de organisaties van werkgevers en werknemer in overleg treden voor nieuwe afspraken over de pensioenregeling. Deze aanpassingen zullen uiteraard afgestemd worden op de actuele pensioenontwikkelingen op fiscaal- en wetgevingsgebied. In 2012 zal een traject voor afkoop van kleine pensioenen in gang worden gezet. Daartoe worden alle personen die aan de voorwaarden voor afkoop voldoen, aangeschreven.
Jaarverslag 2011
pagina 37 | 80
3.7 Slotwoord Het bestuur bedankt iedereen die zich in 2011 heeft ingezet voor het bedrijfstakpensioenfonds. Amsterdam, 15 juni 2012 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
De heer E.H.W. Bosman, voorzitter
De heer J.E. Kelder, secretaris
Jaarverslag 2011
pagina 38 | 80
4 Verslag van het verantwoordingsorgaan Verslag van het verantwoordingsorgaan In het onderstaande doet het verantwoordingsorgaan verslag van haar bevindingen over het door het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (hierna: het pensioenfonds) gevoerde beleid in 2011. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening. Er is geen overleg geweest met accountant en/of andere externe deskundigen. Voorts zijn de bevindingen van het verantwoordingsorgaan tot stand gekomen naar aanleiding van het overleg tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan op 7 juni 2012 te Tilburg. In dat overleg heeft het bestuur verantwoording afgelegd over het door haar gevoerde beleid in 2011. In dat overleg werden de vragen van het verantwoordingsorgaan beantwoord. Het verantwoordingsorgaan heeft in het boekjaar geen adviezen uitgebracht. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan het recht advies uit te brengen over:
Het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;
Het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan;
De vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht;
Het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid
Waarborgen voor interne beheersing
Beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid wordt als correct beoordeeld. Wel wordt de aanbeveling van de actuaris om het beleid wat nauwkeuriger vast te leggen, onderschreven. Wetgeving en reglementen Het verantwoordingsorgaan heeft vastgesteld dat het bestuur adequaat heeft ingespeeld op de gewijzigde wet en regelgeving. Financiële positie van het fonds De financiële positie van het fonds is, net als die van vele andere pensioenfondsen, niet rooskleurig. Het fonds heeft, ondanks het positief beleggingsresultaat een negatief resultaat behaald. Dit betekent dat het fonds nog steeds in een dekkingstekort verkeert. Met het vooruitzicht dat de wettelijke normen voor de financiële positie van pensioenfondsen verder worden verzwaard, bevelen wij het bestuur aan de ontwikkelingen hieromtrent nauwlettend te volgen. Premie- en toeslagbeleid Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat de premie precies kostendekkend is. Zij heeft tevens gezien dat, in overleg met CAO-partijen, voor het boekjaar 2012 maatregelen zijn genomen om tot een beter financieel evenwicht te komen.
Jaarverslag 2011
pagina 39 | 80
Ook heeft het verantwoordingorgaan kennis genomen van de maatregelen die het bestuur neemt om de uitvoeringskosten verder terug te brengen. Oordeel Op basis van de door het bestuur verstrekte stukken, de per e-mail verstrekte informatie en gegeven verantwoording in het overleg van 7 juni 2012 met betrekking tot het handelen en het gevoerde beleid in 2011 is het verantwoordingsorgaan van mening dat het bestuur in 2011 op evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van alle belanghebbenden bij het fonds.
Tilburg, 7 juni 2012
BPF Textiel Het verantwoordingsorgaan Reactie van het bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan Het bestuur neemt de aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan ter harte. Voor wat de financiële positie van het fonds geeft het bestuur aan alert te blijven op de ontwikkelingen. Ook zal het bestuur CAO-partijen er tijdig op wijzen dat er mogelijk maatregelen genomen moeten worden voor een kostendekkende premie voor 2013 . De diverse aandachtspunten voor wat betreft het vastleggen van beleid inzake vermogensbeheer zullen in het lopende boekjaar opgepakt worden.
Jaarverslag 2011
pagina 40 | 80
5 Verslag van de deelnemersraad De deelnemersraad heeft in 2011 vier keer vergaderd. Bij alle vergaderingen was een delegatie vanuit het bestuur aanwezig. De onderwerpen die bij de deelnemersraad in het verslagjaar speciale aandacht hebben gehad:
het jaarverslag 2010;
statuten- en reglementswijzigingen;
wijzigingen ABTN;
vermogensbeheer
het aangepaste herstelplan
communicatie
De deelnemersraad heeft ten aanzien van relevante onderwerpen het bovenstaande positief geadviseerd.
Jaarverslag 2011
pagina 41 | 80
6 Jaarrekening BALANS PER 31 DECEMBER 2011 NA BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN (in eenheden van duizend euro) 31 december 2011 €
31 december 2010 €
ACTIVA Beleggingen
(1)
Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
4.129 18.216 58.987 1.426 82.758
4.381 10.590 35.184 3.120 53.275
-
11.329
82.758
64.604
2.601 275 2.876
2.167 70 2.237
667 7.676 8.343
2.466 636 3.102
93.977
69.943
Beleggingen 'VUTEGRO' Vastrentende waarden en liquiditeiten Totaal beleggingen Vorderingen en overlopende activa Premies Overige vorderingen
(2)
Overige activa Liquide middelen Liquide middelen 'VUTEGRO'
(3)
31 december 2011 €
31 december 2010 €
(14.547) 10.658 1.928 (1.961)
(10.235) 8.054 1.664 (517)
86.576 86.576
58.013 58.013
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Weerstandsreserve Reserve premie vrijstellingsrisico
(4)
Technische voorzieningen (5) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenf
Andere voorzieningen
(6)
7.657
11.381
Overige schulden en overlopende passiva
(7)
1.705
1.066
93.977
69.943
Dekkingsgraad op basis van FTK ( in %)
Jaarverslag 2011
97,7%
99,1%
pagina 42 | 80
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2011 (in eenheden van duizend euro) 2011 €
BATEN
2010 €
Premiebijdragen risico pensioenfonds
(8)
17.627
13.185
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
(9)
14.036
3.676
Beleggingsresultaten 'VUTEGRO'
(10)
28
611
Uitkeringen en winstaandeel uit hoofde van herverzekering
(11)
39
-
Vermindering andere voorzieningen 'VUTEGRO'
(12)
3.728
4.129
35.458
21.601
13.528 836 (1.800) (45) 14.851 515 678 28.563
10.149 571 (1.399) (32) 6.986 54 2.021 (1.554) 16.796
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichting Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Wijziging uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
(13)
Uitkeringen overgangsregeling 'VUTEGRO'
(14)
3.674
4.526
Pensioenuitkeringen
(15)
1.841
1.377
Pensioenuitvoeringskosten
(16)
2.898
2.422
Wijzigingen andere voorzieningen
(17)
4
Saldo overdracht van rechten
(18)
Premies herverzekering
(19)
Saldo van baten en lasten
(528)
(11)
450 36.902
25.110
(1.444)
(3.509)
(4.312) 2.604 264 (1.444)
(6.756) 2.551 696 (3.509)
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve Weerstandsreserve Bestemmingsreserve overgangsregeling Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2011
pagina 43 | 80
6.1 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2011 Inleiding Het doel van de Stichting Pensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het pensioenfonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden in de branche Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van Stiching Pensioenfonds Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen. Als gevolg van de fusie met de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (hierna: VUTEGRO)verstrekt het fonds ook overgangsuitkeringen aan werknemers in deze branche als aanvulling op prepensioenregeling. Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van het Pensioenwet en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving in het bijzonder Richtlijn 610. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000. Continuïteit Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. Gevolgen fusie met Stichting Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (VUTEGRO) De stichting Pensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (verkrijgende stichting, hierna het pensioenfonds) is met ingang van 14 januari 2011 gefuseerd met Stichting Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (verdwijnende stichting, hierna: VUTEGRO) middels een juridische fusie. Het gehele vermogen van VUTEGRO gaat onder algemene titel over naar Stichting Pensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen. VUTEGRO houdt met van ingang 15 januari 2011 op te bestaan. De verplichtingen van VUTEGRO gaan over naar het pensioenfonds. Verwerking fusie De fusie is op 14 januari 2011 tot stand gekomen. De fusie is overeenkomstig de fusieaktie verwerkt in het jaarverslag van het pensioenfonds met ingang van 1 januari 2011. De fusie is in de jaarrekening verwerkt onder toepassing van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving hoofdstuk 216 paragraaf 6 betreffende fusies en overnames van stichtingen en verenigingen. In overeenstemming met deze richtlijn is de fusie verwerkt als zijnde een samensmelting van belangen. De in deze jaarrekening opgenomen vergelijkende cijfers betreft de samenvoeging van de jaarrekeningen over het boekjaar 2010 van het pensioenfonds en VUTEGRO, waarbij eventuele onderlinge transacties en verhoudingen zijn geëlimineerd. De waarderingsgrondslagen van beide fondsen zijn grotendeels identiek. De samenstelling van de vergelijkende cijfers is toegelicht op de volgende pagina’s. Met betrekking tot het vermogen en de voorziening voor nakomende verplichtingen heeft bestuur als volgt besloten.
Jaarverslag 2011
pagina 44 | 80
Voorziening nog in te gane uitkeringen In de jaarrekening over boekjaar 2010 van VUTEGRO is een algemene reserve en een beleggingsreserve opgenomen. Deze zijn in onderliggende jaarrekening van het pensioenfonds opgenomen als andere voorzieningen. Deze voorziening ad EUR 5.892 ultimo 2010 wordt aangewend ter uitvoering en financiering van aanvulling op prepensioenuitkeringen en de daarbij behorende toeslagen. Het resultaat hierop in enig boekjaar wordt onttrokken danwel toegevoegd aan deze voorziening. De vigerende CAO-partijen hebben zich garant gesteld voor het aanvullen van eventuele tekorten die ontstaan indien blijkt dat de voorziening (nog in te gane en reeds ingegane verplichting) niet toereikend is om aan de verplichtingen te voldoen die voortkomen uit VUTEGRO. Deze tekorten kunnen enerzijds ontstaan als de omvang van prepensioenuitkeringen inclusief toeslagen en uitvoeringskosten van de regeling hoger zijn dan de bestemmingsreserve en de voorziening nakomende verplichtingen. Anderzijds kan zich een tekort voordoen wanneer ten aanzien van de (pre)pensioenregeling een tekort ontstaat en dit tekort aangevuld moet worden vanuit de bestemmingsreserve overgangsregeling, bijvoorbeeld als een evenwichtige belangenbehartiging dit met zich meebrengt. Indien na afloop van de regeling blijkt dat er een overschot resteert, zal het overschot worden aangewend ter versterking van de financiële positie van het pensioenfonds. Voorziening reeds ingegane uitkeringen In de jaarrekening van VUTEGRO is een voorziening nakomende verplichtingen opgenomen. De nakomende verplichtingen zijn per balansdatum berekend op het bedrag van de reeds ingegane nog verschuldigde uitkeringen tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van de betrokkenen onder aftrek van pensioenuitkeringen en andere uitkeringen. Het besuur van het pensioenfonds heeft besloten deze voorziening in de jaarrekening van het pensioenfonds op te nemen onder overige voorzieningen, de berekening is in overeenstemming met de wijze waarop deze werd bepaald in VUTEGRO. Vrijstelling schenkingsrecht Bij de belastingdienst is een verzoek ingediend om de fusie zonder heffing van schenkingsrecht te laten plaatsvinden. De belastingdienst heeft hiermee ingestemd onder de volgende voorwaarden:
De vermogensovergang is niet gericht op het ontgaan of het uitstellen van belastingheffing;
De goedkeuring geldt niet indien vooruitlopend op of in het kader van de fusie rechten (direct of indirect) overgaan naar derden of uitkeringen worden gedaan aan derden. Dit betekent bijvoorbeeld dat de bestemming en aanwending van (de opbrengsten van) het vermogen geen wijzigingen ondergaan.
Jaarverslag 2011
pagina 45 | 80
Totstandkomingvergelijkende cijferssamengevoegdejaarrekeningBPFTextiel BALANS
(ineenhedenvan€ x1.000)
'VUTEGRO' voor herrubricering 2010 €
Herrubricering
€
'VUTEGRO' na herrubricering
BPFTextiel
2010 €
2010 €
Eliminatie schulden vorderingen
BPFTextiel Samengevoegde jaarrekening
€
2010 €
ACTIVA Beleggingen Beleggingen voor risicopensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overigebeleggingen
-
-
-
4.381 10.590 35.184 3.120 53.275
-
4.381 10.590 35.184 3.120 53.275
Beleggingen 'VUTEGRO' Vastrentende waardenen liquiditeiten
11.329
-
11.329
-
-
11.329
Totaal beleggingen
11.329
-
11.329
53.275
-
64.604
136 136
-
136 136
2.033 723 2.756
(2) (653) (655)
2.167 70 2.237
636
-
636
2.466
-
3.102
12.101
-
12.101
58.497
(655)
69.943
5.493
(5.493)
-
399 5.892
(399) (5.892)
-
(10.235) 8.054 1.664 (517)
(10.235) 8.054 1.664 (517)
-
-
-
58.013
58.013
-
-
-
58.013
58.013
5.489
5.892
11.381
-
11.381
Vorderingenen overlopendeactiva Premies Overigevorderingen
Liquidemiddelen
PASSIVA Stichtingskapitaal enreserves Algemenereserve Weerstandsreserve Reserve premie vrijstellingsrisico Beleggingsreserve
Technischevoorziening Voorzieningpensioenverplichtingenvoor risico van het pensioenfonds
Andere voorzieningen
Overige schuldenenoverlopende passiva
Jaarverslag 2011
720
-
720
1.001
(655)
1.066
12.101
-
12.101
58.497
(655)
69.943
pagina 46 | 80
STAATVANBATENENLASTENOVER2010
(ineenhedenvanduizendeuro) BATEN
'VUTEGRO' voor herrubricering 2010 €
Herrubricering
€
'VUTEGRO' na herrubricering
BPF Textiel
2010 €
2010 €
Eliminatie schulden vorderingen
BPFTextiel Samengevoegde jaarrekening
€
2010 €
Premiebijdragen(risicopensioenfonds)
(84)
-
(84)
13.269
13.185
Beleggingsresultatenrisicopensioenfonds
-
-
-
3.676
3.676
Beleggingsresultaten'VUTEGRO'
611
-
611
-
611
Verminderingandere voorzieningen 'VUTEGRO'
861
3.268
4.129
1.388
3.268
4.656
16.945
21.601
-
-
-
10.149 571 (1.399) (32) 6.986 54 2.021 (1.554) 16.796
10.149 571 (1.399) (32) 6.986 54 2.021 (1.554) 16.796
4.526
-
4.526
Pensioenuitkeringen
-
-
-
1.377
1.377
Pensioenuitvoeringskosten
130
-
2.292
2.422
Saldo overdracht vanrechten
-
-
130 -
(11)
(11)
4.656
-
4.656
20.454
25.110
(3.268)
3.268
-
(3.509)
(3.509)
(2.987)
2.987
-
(6.756) 2.551 696
(281) (3.268)
281 3.268
-
(6.756) 2.551 696 (3.509)
4.129
LASTEN Mutatie voorzieningpensioenverplichting Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijzigingmarktrente Wijzigingen uit hoofde van overdrachtenvanrechten Wijzigingen uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Overigemutaties voorzieningpensioenverplichtingen
Uitkeringenovergangsregeling 'VUTEGRO'
Saldo van batenen lasten
4.526
Bestemming vanhet saldovanbatenenlasten Algemenereserve Weerstandsreserve Reserve premie vrijstellingsrisico Beleggingsreserve
Jaarverslag 2011
(3.509)
pagina 47 | 80
GRONDSLAGEN VOOR BALANSWAARDERING EN RESULTAATBEPALING Algemeen Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta De jaarrekening luidt in euro’s. De euro is tevens de functionele valuta van het fonds. Transacties in vreemde valuta worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de functionele valutakoers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de functionele valutakoers op de balansdatum. Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling dan wel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten. De gehanteerde wisselkoersen per balansdatum zijn:
31 december 2011
31 december 2010
EUR
EUR
USD
1,298
1,342
JPY
99,880
108,806
GBP
0,835
0,857
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengst in de staat van baten en lasten opgenomen.
Jaarverslag 2011
pagina 49 | 80
GRONDSLAGEN VOOR BALANSWAARDERING Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde. 1.
Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen actuele waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Met ingang van dit boekjaar zijn de derivatenposities opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/ of deelneming. Actuele waarde De beleggingen van het pensioenfonds worden nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen, of afgeleide van marktnoteringen. Echter bepaalde instrumenten, zoals onroerende zaken, participaties in hypotheken en bepaalde derivaten zijn gewaardeerd door gebruik te maken van waarderingsmodellen en -technieken. Het is gebruikelijk en mogelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Zakelijke waarden Vastgoed beleggingen Vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde per 31 december van het boekjaar. De actuele waarde van de directe belangen wordt bepaald middels gedurende het jaar uitgevoerde externe taxaties. Elk kwartaal wordt circa 25% van de vastgoedportefeuille extern getaxeerd door een erkende taxateur conform de richtlijnen van de vermogensbeheerder. Deze richtlijnen sluiten aan bij de ROZ/IPD-index. Het overige deel van de portefeuille wordt per kwartaal gewaardeerd op basis van interne indexering. Deze is gebaseerd op externe taxaties per sector per kwartaal. Ten aanzien van de waardering per 31 december is voor de objecten die niet extern getaxeerd zijn, in het laatste kwartaal een update van de externe taxateur ontvangen. De actuele waarde wordt gebaseerd op onderhandse verkoopwaarde, welke bij aanbieding in verhuurde staat, op de voor het onroerend goed meest geschikte wijze, na de beste voorbereiding, door de meest biedende gegadigde –niet zijnde de huurder - zou kunnen worden verkregen. De kosten van verwerving, bestaande uit notariskosten, verschuldigde overdrachtsbelasting e.d., komen voor rekening van de koper en zijn derhalve niet in de actuele waarde begrepen. De onderhandse verkoopwaarde is gebaseerd op actuele marktprijzen, indien noodzakelijk aangepast voor specifieke omstandigheden en courantheid van het object. Als deze informatie onvoldoende beschikbaar is, worden marktprijzen geschat op basis van de gekapitaliseerde huurwaardemethode of contante waarde methode.
Jaarverslag 2011
pagina 50 | 80
Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in onroerende zaken maatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen de beurskoers. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen de beurskoers. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. 2.
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien er sprake is van oninbaarheid. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
3.
Overige activa Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
4.
Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Deze reserve is dat deel van het vermogen dat resteert nadat via de resultaatbestemming de vereiste reserves, waaronder de weerstandsreserve, op het gewenste niveau zijn gebracht. Er is geen sprake van een maximering van de algemene reserve. In geval van reservetekort of dekkingstekort ontstaat er een negatieve algemene reserve. In voorgaande jaren werd een negatieve algemene reserve in de jaarrekening gepresenteerd als “cumulatief verliessaldo”. Met ingang van dit boekjaar wordt het saldo gepresenteerd als “algemene reserve”, ongeacht of er sprake is van een overschot of een tekort. Weerstandsreserve In de jaarrekening is aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toetsing aan het vereist vermogen in de evenwichtssituatie door het vormen van een weerstandsreserve. De weerstandsreserve dient onder meer ter opvang van een mogelijke waardedaling van de beleggingen. Teneinde de weerstandsreserve op het gewenste niveau te brengen, wordt jaarlijks een deel van het saldo van de rekening van baten en lasten toegevoegd of onttrokken. De hoogte van de benodigde weerstandsreserve wordt bepaald door de waarmerkend actuaris. Indien de financiële middelen niet toereikend zijn wordt de weerstandsreserve vastgesteld als het resultaat van de activa minus de technische voorzieningen minus de schulden.
Jaarverslag 2011
pagina 51 | 80
Reserve Premievrijstellingsrisico Ten behoeve van het premievrijstellingsrisico wordt een reserve aangehouden. Aan deze reserve wordt jaarlijks 3% van de pensioenopbouw uit de verplichte regeling en 7% van de pensioenopbouw uit de aanvullende excedent regeling toegevoegd, evenals interest. Indien premievrijstelling is toegekend wordt de vrijval als gevolg van revalidering toegevoegd en de schade als gevolg van invalidering onttrokken aan deze reserve. 5.
Technische Voorzieningen De voorziening pensioenverplichtingen is de op basis van actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement, rechten zijn verkregen. De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de aanspraken per 31 december van het boekjaar en zover van toepassing inclusief de indexatie per 1 januari van het volgend boekjaar. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: a.
Als rekenrente wordt de markrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet besloten de RTS (rentetermijnstructuur) ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad.
b.
Voor zowel mannen als vrouwen zijn de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafel 2010-2060, zonder leeftijd terugstellingen, rekening houdend met ervaringssterfte.
c.
Voor zowel mannen als vrouwen worden de sterftekansen gecorrigeerd voor het verschil in levensverwachting tussen de beroepsbevolking en de gehele Nederlandse bevolking.
d.
Voor het leeftijdsverschil tussen de verzekerden en hun (huwelijks-)partner is de man drie jaar ouder dan de vrouw gesteld.
e.
Er heeft geen toeslagverlening plaatsgevonden per 1 januari 2011 en 1 januari 2012.
f.
De arbeidsongeschikte deelnemers worden aangemerkt als actieve deelnemers. De aanspraken van arbeidsongeschikten wordt op dezelfde wijze berekend als voor actieve deelnemers.
Toegepaste opslagen: a.
Voor latent wezenpensioen is de voorziening pensioenverplichtingen voor opgebouwd latent nabestaandenpensioen naast nog niet ingegaan ouderdomspensioen, verhoogd met 5%.
b.
Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen na ingang, zijn de netto pensioenverplichtingen verhoogd met 2,5%.
Korte beschrijving van de pensioenregeling Het pensioenfonds kent de volgende regelingen:
Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 is de huidige prepensioenregeling op hoofdlijnen gelijk gebleven. Uitgangspunt van de regeling is dat een werknemer vanaf 61,5-jarige leeftijd van de regeling gebruik kan maken. Een vroegere of latere ingangsdatum is mogelijk. De eerste mogelijkheid is met ingang van de eerste van de maand waarin de werknemer 60 wordt. De laatste mogelijkheid is bij 64 jaar en 11 maanden. Als gekozen wordt voor een vervroegde ingangsdatum, dan wordt het (premievrije) recht op prepensioen verlaagd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde actuariële tabel. Als gekozen wordt voor een latere ingangsdatum, dan wordt het (premievrije) recht op prepensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde actuariële tabel.
Jaarverslag 2011
pagina 52 | 80
De opbouw bedraagt 1,729% per jaar van de prepensioengrondslag. De premie voor het jaar 2011 voor de prepensioenregeling is vastgesteld op 3,6% van het heffingsloon. Van deze premie wordt 2,5% op het salaris van de werknemer ingehouden en 1,1% wordt door de werkgever betaald. Onder het heffingsloon wordt verstaan het voor de individuele deelnemer geldende brutoloon in geld over het lopende kalenderjaar tot ten hoogste het maximum premiedagloon Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag. Het maximum is het op jaarbasis herleide bedrag van het maximum premieplichtig dagloon voor de Werkloosheidswet (in 2011: € 49.297).
Voor werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950, is de prepensioenregeling per 1 januari 2006 afgeschaft. Per 1 januari 2006 hebben deze werknemers een nieuwe aanvullende ouderdomspensioenregeling gekregen. Met ingang van 1 januari 2010 is de aanvullende ouderdomspensioenregeling veranderd in een vernieuwde regeling. In deze vernieuwde regeling wordt een volwaardig ouderdomspensioen opgebouwd. Het opbouwpercentage is per 1 januari 2010 verhoogd van 0,75% naar 1,75%.
6.
Overige voorzieningen Andere voorzieningen `VUTEGRO` In de jaarrekening over boekjaar 2010 van VUTEGRO is een algemene reserve en een beleggingsreserve opgenomen. Deze zijn in onderliggende jaarrekening van het pensioenfonds als andere voorziening `VUTEGRO` opgenomen. Deze andere voorzieningen ad EUR 5.892 ultimo 2010 wordt aangewend ter uitvoering en financiering van aanvulling op prepensioenuitkeringen en de daarbij behorende toeslagen. Het resultaat hierop in enig boekjaar wordt onttrokken danwel toegevoegd aan deze voorziening. De CAO-partijen in de textielgroothandel hebben zich garant gesteld voor het aanvullen van eventuele tekorten die ontstaan indien blijkt dat de voorzieningen niet toereikend is om aan de verplichtingen te voldoen die voortkomen uit VUTEGRO. Deze tekorten kunnen enerzijds ontstaan als de omvang van prepensioenuitkeringen inclusief toeslagen en uitvoeringskosten van de regeling hoger zijn dan de bestemmingsreserve en de voorziening nakomende verplichtingen. Anderzijds kan zich een tekort voordoen wanneer ten aanzien van de (pre)pensioenregeling een tekort ontstaat en dit tekort aangevuld moet worden vanuit de bestemmingsreserve overgangsregeling, bijvoorbeeld als een evenwichtige belangenbehartiging dit met zich meebrengt. Indien na afloop van de regeling blijkt dat er een overschot resteert, zal het overschot worden aangewend ter versterking van de financiële positie van het pensioenfonds. De nakomende verplichtingen zijn per balansdatum berekend op het bedrag van de reeds ingegane nog verschuldigde uitkeringen tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van de betrokkenen onder aftrek van pensioenuitkeringen en andere uitkeringen.
7.
Overlopende schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Alle schulden en overlopende passiva hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Jaarverslag 2011
pagina 53 | 80
GRONDSLAGEN VOOR RESULTAATBEPALING Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. 8.
Premiebijdragen risico pensioenfonds Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
9.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
10. Beleggingsresultaten `VUTEGRO` Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen. 12. Vermindering andere voorzieningen `VUTEGRO` Dit betreft de vermindering van de voorziening voor uitvoering van de overgangsregeling en nakomende verplichtingen zoals deze is berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen. 13. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010: 1,303%). Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten
Jaarverslag 2011
pagina 54 | 80
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging voorziening pensioenverplichting uit hoofde van overdrachten van rechten Onder dit hoofd zijn de actuariële inkomende en uitgaande waardeoverdrachten opgenomen. Wijziging uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Deze wordt berekend naar aanleiding van de toepassing van AG-prognosetafels 2010-2060. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening van € 2.021 in 2010. In 2011 is geen aanvullende verhoging nodig. Wijziging overige actuariële uitgangspunten De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op incidentele wijziging van de regeling, en/of incidentele wijzigingen in actuariële grondslagen/methoden. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de actuariële kanssystemen. 14. Uitkeringen overgangsregeling `VUTEGRO` Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar verstrekte uitkeringen en overkook inzake overgangsregeling. 15. Pensioenuitkeringen Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar verstrekte uitkeringen. 16. Pensioenuitvoeringskosten Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar toe te rekenen werkelijke kosten. 17. Wijziging andere voorziening Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen. 18. Saldo overdrachten van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken. 19. Premies herverzekering Per 1 juli 2011 heeft het fonds risicoherverzekeringscontract gesloten met Zwitserleven. De risico´s van overlijden en arbeidsongeschikt zijn herverzekerd, waarvan het overlijdensrisico is herverzekerd in de vorm van eenjarige risicokapitalen. Het contract loopt tot en met 31 december 2013.
Jaarverslag 2011
pagina 55 | 80
Op de afrekeningdatum, 24 maanden na afloop van het contract, bepalen Zwitserleven een winstaandeel. Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Jaarverslag 2011
pagina 56 | 80
RISICOBEHEER EN DERIVATEN In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand wordt kwantitatieve risicoinformatie weergeven. De beleggingen die worden aangehouden voor de overgangsregeling door de fusie met VUTEGRO worden buiten beschouwing gelaten. Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de werkgevers en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagen op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering)
31 dec. 2011
31 dec. 2010
EUR
EUR
(a) 86.576
(a)
58.013
Buffers: S1 Renterisico
4.854
3.882
S2 Risico zakelijke waarden
5.644
4.647
S3 Valutarisico
2.259
1.474
-
-
S5 Kredietrisico
1.895
1.433
S6 Verzekeringstechnisch risico
4.700
2.435
(8.694)
(5.817)
S4 Grondstoffenrisico
Diversificatie-effect
Totaal S (vereiste buffers)
Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen
Tekort
Jaarverslag 2011
(b) 10.658
(b)
8.054
(a+b) 97.234
(a+b) 66.067
84.615
57.496
(12.619)
(8.571)
pagina 57 | 80
Het aanwezig vermogen is het totaal van de activa onder aftrek van de schulden, de voorziening voor nakomende verplichtingen inzake de overgangsregeling en de voorziening voor uitvoering van de overgangsregeling. Bij de berekening van het vereist vermogen is geen rekening gehouden met de overgangsregeling en de activa die hiervoor werden aangehouden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische asset mix in de evenwichtssituatie. Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
Beleggingsbeleid
Premiebeleid
Herverzekeringsbeleid
Toeslagverleningsbeleid
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)-risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in het beleggingsplan. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Voor de diversificatie inzake het soort belegging (zakelijke waarde, vastrentend en dergelijke) verwijzen wij naar de jaarrekening. Tevens verwijzen wij naar de diverse overige tabellen in deze risicoparagraaf waarin wordt aangeven hoe de beleggingsportefeuille is gediversificeerd naar sector en regio. Valutarisico Valutarisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van de waarde van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 14% (2010: 10%) van de beleggingsportefeuille.
Jaarverslag 2011
pagina 58 | 80
De valutapositie wordt in onderstaande tabel weergegeven: 31 december 2011
31 december 2010
EUR
EUR
EUR
71.561
58.190
USD
1.802
763
GBP
1.857
1.243
JPY
2.336
1.090
OVERIGE
5.202
3.318
82.758
64.604
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. In de hieronder gepresenteerde balanswaarde en duration per 2010 zijn de beleggingen van VUTEGRO niet opgenomen, aangezien hieronder een vergelijking wordt gemaakt tussen de pensioenverplichtingen en de hierbij behorende beleggingen. In 2011 zijn de beleggingen van voormalig VUTEGRO verkocht en gestald op een spaarrekening, zodat de verplichtingen beter matchen met de activa. Een spaarrekening maakt geen onderdeel uit van het belegd vermogen, maar van liquide middelen. Balanswaarde
31-dec
Balanswaarde
2011 EUR
31-dec 2010
EUR
Duration van de vastrentende waarden (excl. Derivaten)
62.975
6,3
36.245
5,1
58.987
24,9
35.184
21,8
86.576
28,7
58.013
27,5
Duration van de vastrentende waarden (incl. derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Op balansdatum is de duration van de vastrentende waarden (excl. derivaten) aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Voor het doorvoeren van de looptijdverlenging in de beleggingsportefeuille wordt gebruik gemaakt van een overlay structuur, het zogenaamde Long Duration Overlay (LDO). In dit fonds wordt met behulp van renteswaps het gewenste rente-risicoprofiel van de totale vastrentende portefeuille gerealiseerd. Eén participatie in het LDO beoogt de looptijd van één miljoen euro te verlengen met 1 jaar.
Jaarverslag 2011
pagina 59 | 80
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 2011
2010
EUR
EUR
< 1 jaar
13.374
2.513
1 – 5 jaar
25.100
17.055
> 5 jaar
20.513
26.938
58.987
46.506
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Met betrekking tot premiedebiteuren is er een risico dat de werkgevers de premiebijdragen niet kunnen betalen. Het fonds voert incassobeleid uit om de premiebijdragen zo snel mogelijk te innen. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 2011 EUR
2010 %
EUR
%
10.881
18
18.960
41
AA
1.282
2
2.530
5
A
6.313
11
7.128
15
BBB
5.702
10
3.059
7
AAA
3.430
6
1.242
3
31.379
53
13.587
29
58.987
100
46.506
100
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Jaarverslag 2011
pagina 60 | 80
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven en overlijden (kortleven). Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico naar verwachting verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Door gebruik te maken van de nieuwe AG-prognosetafel 2010-2060 is rekening gehouden met het feit dat de levensverwachting sterker is toegenomen dan was voorzien in de vorige prognosetafel. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Toeslagverleningsrisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toezegging voor toekomstige toeslagverlening voorwaardelijk is. Nominale dekkingsgraad
Toeslagverlening
Lager dan 105 %
nee
Tussen 105% en vereist eigen vermogen plus 5%
naar rato
Vereist eigen vermogen plus 5%
volledig
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december de volgende posten: 2011
2010
EUR
EUR
GERMANY (FED REP)
5.195
6.027
FRANCE (GOVT OF)
5.694
7.066
ITALY (REP OF)
-
2.164
UNITED KINGDOM
-
2.028
3.683
2.781
-
1.909
NETHERLANDS REPUBLIC OF AUSTRIA
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Jaarverslag 2011
pagina 61 | 80
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:
Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid.
Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
Swaption: hiermee kan tijdelijk het risico van een verdere rentedaling worden afgedekt. Het fonds betaalt hiervoor een premie. Bij het afsluiten van een swaption kunnen mismatchrisico´s worden afgedekt en worden nieuwe risico´s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeits-, tegenpartij- en juridisch risico).
Jaarverslag 2011
pagina 62 | 80
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2011 (in eenheden van duizend euro)
-
ACTIVA 1. BELEGGINGEN Beleggingen voor risico pensioenfonds Verloopstaat 2011 Vastgoedbelegging en Stand per 1 januari Aankopen / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering Beleggingen voor risico pensioenfonds per 31 december 2011
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Totaal
4.381 1.543 (1.640) (155)
10.590 16.171 (7.743) (802)
35.184 52.484 (41.620) 12.939
3.120 1.426 (3.216) 96
53.275 71.624 (54.219) 12.078
4.129
18.216
58.987
1.426
82.758
Verloopstaat 2010 Vastgoedbelegging en
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Totaal
Stand per 1 januari Aankopen / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering
1.988 2.065 (318) 646
6.038 4.736 (1.060) 876
28.471 15.701 (6.807) (2.181)
3.294 829 (1.420) 417
39.791 23.331 (9.605) (242)
Beleggingen voor risico pensioenfonds per 31 december 2010
4.381
10.590
35.184
3.120
53.275
2011 €
2010 €
Vastgoedbeleggingen Indirecte beleggingen Participaties aandelenfondsen vastgoedbeleggingen Totaal vastgoedbeleggingen
4.129 4.129
4.381 4.381
Indirecte beleggingen Participaties aandelenfondsen
18.198
10.403
Overige Kortlopende vorderingen inzake aandelen Totaal aandelen
18 18.216
187 10.590
50.790
32.840
8.197
2.344
58.987
35.184
-
3.111
Aandelen
Vastrentende waarden Obligaties Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen LDO Indirecte beleggingen Participaties in LDO Pools Totaal vastrentende waarden
Overige Beleggingen Commodities Overige Liquide middelen inzake beleggingen
1.426
9
Totaal overige beleggingen
1.426
3.120
82.758
53.275
Beleggingen risico pensioenfonds overeenkomstig activazijde balans
Jaarverslag 2011
pagina 63 | 80
Uitsplitsing actuele waarde naar waarderingsmethode Op basis van de stand ultimo boekjaar kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Directe markt noteringen 31 december 2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Obligaties LDI Pools Overige beleggingen Totaal 31 december 2010 Vastgoedbeleggingen Aandelen Obligaties LDO Pools Commodities Overige beleggingen Totaal
Afgeleide markt noteringen
1.426 1.426
18.198 50.790 8.197 77.185
-
10.403 32.840 2.344 3.111 48.698
9 9
Waarderingsmodellen en -technieken
Totaal
4.129 18 4.147
4.129 18.216 50.790 8.197 1.426 82.758
4.381 187 -
4.381 10.590 32.840 2.344 3.111 9 53.275
4.568
Beleggingen 'VUTEGRO' Verloopstaat 2011 Vastrentende waarden en liquiditeiten Stand per 1 januari Verkopen / aflossingen Herwaardering Totaal beleggingen 'VUTEGRO' per 31 december
11.329 (11.184) (145) -
Totaal 11.329 (11.184) (145) -
Verloopstaat 2010 Vastrentende waarden en liquiditeiten Stand per 1 januari Aankopen / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering Totaal beleggingen 'VUTEGRO' per 31 december
Jaarverslag 2011
14.394 4.532 (7.488) (109) 11.329
Totaal 14.394 4.532 (7.488) (109) 11.329
pagina 64 | 80
2. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA
2011 €
2010 €
Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Voorzieningen tegen verlies op premievorderingen Nader vast te stellen volgend boekjaar
3.888 (682) 3.206 (605) 2.601
5.658 (1.579) 4.079 (1.912) 2.167
Overige vorderingen Pensioenen Uitkeringen Waardeoverdrachten Herverzekeringen
Diverse vorderingen Spaarbijdragen, te vorderen rente Rabobank Vooruitbetaalde kosten Overige debiteuren
Totaal overige vorderingen
1 24 39 64
13 13
170 8 33 211
57 57
275
70
667 324 7.352 8.343
471 1.995 636 3.102
3. OVERIGE ACTIVA Liquide middelen Rekening courant Staalbankiers Spaarrekening Rabobank Rekening courant Staalbankiers 'VUTEGRO' Spaarrekening Rabobank 'VUTEGRO' Totaal liquide middelen
Jaarverslag 2011
pagina 65 | 80
4. STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES 2011 % -2,3% 5,2% 12,3% 97,7%
Solvabiliteit en dekkingsgraad Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Dekkingsgraad
€ (1.961) 4.502 10.658
2010 % -0,9% 5,0% 13,9% 99,1%
€ (517) 2.900 8.054
De dekkingsgraad is hier gedefinieerd als de verhouding tussen het aanwezige eigen vermogen en de technische voorzieningen. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model. Per 31 december 2011 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimum vereist eigen vermogen. In 2011 heeft het bestuur een nieuw herstelplan ingediend bij de toezichthouder DNB. Dit herstelplan is goedgekeurd door DNB. Inmiddels is gebleken dat herstel achterbijlft ten opzichte van het ingediende herstelplan, met name als gevolg van de daling van de rentetermijnstructuur en de gestegen levensverwachting. Er worden de volgende maatregelen genomen: de voorwaardelijke toeslag wordt niet toegekend en de rebalancing van de beleggingsmix is opgeschort. Indien het herstel uitblijft, zal een of meerdere van de volgende instrumenten worden gebruikt: - Het bestuur is voornemens de pesioenregeling te gaan aanpassen zoals door CAO-partijen overeengekomen. Dit betekent dat per 1 maart 2012 het opbouwpercentage wordt verlaagd naar 1,57%. - Het bestuur besluit dat de pensioenpremie een tijdelijke opslag zal kennen van 1,9%. Deze 1,9% komt voor rekening van de werkgever. De premie wordt daarmee voor geheel 2012 20,9% van de pensioengrondslag.
Ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad en het herstelplan In 2011 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari 2011 Premie Uitkeringen Toeslagverlening Verandering van de rentetermijnstructuur Rendement op beleggingen Overige oorzaken en kruiseffecten Dekkingsgraad per 31 december 2011
Werkelijk 2011 % 99,1
Herstelplan 2011 % 101,1
0,8 0,1 0,0 (17,6) 15,7 (0,4)
2,3 0,1 0,0 0,0 3,7 (0,7)
97,7
106,5
Verklaring voor de afwijking tussen werkelijk en het herstelplan De dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2011 97,7% en loopt daarmee achter op het herstelplan dat uitgaat van 106,5% op die datum. De bijdrage van de premie is minder dan in het herstelplan omdat de werkelijke kosten hoger zijn dan op basis van de opslag in de premie De rentetermijnstructuur is in 2011 verder gedaald, terwijl in het herstelplan geen wijziging van de RTS is verondersteld. Het rendement op beleggingen is hoger dan versondersteld in het herstelplan.
Jaarverslag 2011
pagina 66 | 80
2011 €
2010 €
Algemene reserve Stand per 1 januari
(10.235)
(3.479)
Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 december
(4.312) (14.547)
(6.756) (10.235)
8.054
5.503
2.604 10.658
2.551 8.054
1.664
968
(77) 22 319 264 1.928
-
Weerstandsreserve Stand per 1 januari Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 december
Reserve premie vrijstellingsrisico Stand per 1 januari Mutaties Invalidatie Interest Toevoeging uit premie Stand per 31 december
13 683 696 1.664
5. TECHNISCHE VOORZIENINGEN Voorziening pensioenverplichting voor risico van het pensioenfonds Stand per 1 januari Mutaties Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van waardeoverdrachten Wijzigingen overige actuariële uitgangspunten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Totaal mutaties
58.013
41.217
13.528 836 (1.800) (45) 14.851 515 678 28.563
10.149 571 (1.399) (32) 6.986 54 2.021 (1.554) 16.796
Stand per 31 december
86.576
58.013
Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de technische voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer 2011 Aantal € Aantal Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Totaal
Jaarverslag 2011
4.910 299 13.590 18.799
51.055 2.231 33.290 86.576
2010 €
4.630 350 13.217 18.197
32.500 2.633 22.880 58.013
pagina 67 | 80
6. ANDERE VOORZIENINGEN
2011 €
2010 €
Spaarfonds gemoedsbezwaarden Stand per 1 januari Mutaties Vermeerdering voorziening Stand per 31 december
-
4 4
-
Voorziening nog in te gane uitkeringen Stand per 1 januari Mutaties Bij: beleggingsresultaat 'VUTEGRO' Af: nieuw ingegane uitkeringen 'VUTEGRO' Af: correctie bijdragen 'VUTEGRO' Af: overige baten en lasten 'VUTEGRO' Stand per 31 december
5.892
9.160
28 (1.793) 12 (94) (1.847) 4.045
611 (3.665) (84) (130) (3.268) 5.892
5.489
6.350
1.793 (3.674) 3.608
3.665 (4.526) 5.489
7.657
11.381
Voorziening reeds ingegane uitkeringen Stand per 1 januari Mutaties Bij: nieuw ingegane uitkeringen 'VUTEGRO' Af: uitkeringen 'VUTEGRO' Stand per 31 december
Totaal andere voorzieningen per 31 december
Door het bestuur is een inschatting gemaakt van de nog te verwachten uitkeringen inzake 'VUTEGRO' met als peildatum 1 januari 2012. Op basis van deze benadering, waarbij verondersteld wordt dat geen rendement wordt behaald, zal ultimo 2014 mogelijkerwijs een overschot aanwezig zijn van circa EUR 0,9 miljoen. Op basis van de eerste inschatting, met als peildatum 1 juli 2010, werd een overschot van EUR 0,1 miljoen verwacht.
7. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies
Pensioenen Belastingen en sociale lasten Pensioenpremie Uitkeringen Waardeoverdrachten
Kosten Administratiekosten Advies- en controle kosten Overige
Totaal overige schulden en overlopende passiva
Jaarverslag 2011
262 262
314 314
117 1 3 121
158 3 9 1 171
1.242 71 9 1.322
493 45 43 581
1.705
1.066
pagina 68 | 80
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER HET BOEKJAAR 2011 (in eenheden van duizend euro) BATEN 2011
2010
€ De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt:
€ 19.634
18.463
8. PREMIEBIJDRAGEN RISICO PENSIOENFONDS
Werkgeversgedeelte € Periodieke premies - Verplichte verzekering - Voortgezette verzekering - Aanvullende verzekering
Werknemersgedeelte €
11.791 28 8 11.827
5.849 5.849
Mutaties inzake voorziening premievorderingen Afschrijving premievorderingen Correctie bijdragenheffing overgangsregeling oudere jaren
Samenstelling premiebijdragen De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt De feitelijke premie over het boekjaar bedraagt (inclusief premie voor risico deelnemers)
2011
2010
€
€
17.640 28 8 17.676
13.669 14 142 13.825
897 (917) (29) 17.627
(427) (129) (84) 13.185
2011 € 17.152
2010 € 13.769
16.896
14.563
2011 € 13.843 1.385 1.924 17.152
2010 € 10.149 2.260 1.360 13.769
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Kosten pensioenopbouw Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor instandhouden vereiste vermogen
De feitelijke premie is lager dan de kostendekkende premie. Dit wordt veroorzaakt door het verschil in de RTS op het moment van vaststellen van de premie en de RTS ultimo 2010.
9. BELEGGINGSRESULTATEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2011
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Overig
Directe beleggingsopbrengsten € 111 139 1.682 26 1.958
Indirecte beleggingsopbrengsten € (155) (802) 12.939 96 12.078
Kosten van vermogensbeheer € -
Directe beleggingsopbrengsten € 100 357 1.692 60 2.209
Indirecte beleggingsopbrengsten € 646 876 (477) 422 1.467
Kosten van vermogensbeheer € -
Totaal € (44) (663) 14.621 96 26 14.036
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2010
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Overig
Totaal € 746 1.233 1.215 422 60 3.676
BPF Textiel betaalt niet direct aan haar vermogensbeheerder kosten ten behoeve van vermogensbeheer. De kosten van het vermogensbeheer worden in de beleggingsfondsen verantwoord en komen ze ten laste van het indirecte rendement. Het bestuur heeft vooraf met de vermogensbeheerder afspraken gemaakt over de vermogensbeheervergoeding en een korting op de reguliere beheervergoedingen afgesproken. Periodiek wordt hiervan een overzicht ontvangen.
Jaarverslag 2011
pagina 69 | 80
10. BELEGGINGSRESULTATEN 'VUTEGRO' Beleggingsresultaten risico deelnemers 2011
Vastrentende waarden Overig
Directe beleggingsopbrengsten € 173 173
Indirecte beleggingsopbrengsten € (145) (145)
Kosten van vermogensbeheer € -
Indirecte beleggingsopbrengsten € (109)
Kosten van vermogensbeheer €
(109)
-
Totaal € (145) 173 28
Beleggingsresultaten risico deelnemers 2010
Vastrentende waarden Overige beleggingen
Directe beleggingsopbrengsten € 638 82 720
Totaal € 529 82 611
11. UITKERINGEN EN WINSTAANDEEL UIT HOOFDE VAN HERVERZEKERING Uitkering uit hoofde van herverzekering
39 39
-
12. VERMINDERING ANDERE VOORZIENINGEN Beleggingsresultaat `VUTEGRO' Correctie bijdragen 'VUTEGRO' Overige baten en lasten 'VUTEGRO' Uitkeringen 'VUTEGRO' Mutatie andere voorzieningen 'VUTEGRO'
Jaarverslag 2011
(28) (12) 94 3.674 3.728
(611) 84 130 4.526 4.129
pagina 70 | 80
LASTEN 13. MUTATIE VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN
Pensioenopbouw Pensioenopbouw Rentetoevoeging Interesttoevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 1,296% (2010: 1,303%) Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Vrijval voor kosten uit technische voorziening
Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichting wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten actuarieel Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel
Wijziging uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Verzwaring overlevingstafels Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte Restultaat i.v.m. geraamde premies Resultaat i.v.m. conversie van pensioenafspraken Overige
2011 €
2010 €
13.528
10.149
836
571
(1.800)
(1.399)
(45) (45)
(32) (32)
14.851
6.986
754 (239) 515
103 (49) 54
-
2.021
(191) (167) 17 1.019 678
148 (650) (921) (131) (1.554)
28.563
16.796
3.221 163 290 3.674
4.278 182 66 4.526
28 10 1.715
16 2 1.297
88
62
1.841
1.377
14. UITKERINGEN OVERGANGSREGELING 'VUTEGRO' Bruto uitkeringen Sociaal lasten Overkook
15. PENSIOENUITKERINGEN Nabestaanden pensioen Wezenpensioen Prepensioen Overige uitkeringen: - Eenmalige uitkeringen
Jaarverslag 2011
pagina 71 | 80
16. PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN Aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer Boekjaar Vorig boekjaar Andere kosten: Advieskosten Kosten actuaris Honoraria accountant Bestuurskosten De Nederlandsche Bank Autoriteit Financiële Markten Incassokosten Overige kosten
1.875 734 2.609
1.336 649 1.985
*
64 33 49 156 7 15 (68) 33 289
35 105 30 134 11 (11) 133 437
2.898
2.422
* De achterstand van afrekening 2010 t.w.v. 714K is in 2011 nog in rekening gebracht. Fusiekosten De fusie is begeleid door een extern actuariskantoor. De in rekening gebrachte fusiekosten bedragen € 39, hiervan is € 34 in 2010 verantwoord en € 5 in 2011. De kosten zijn opgenomen in de andere kosten op de regel kosten actuaris. Bestuurdersbeloning De beloning aan bestuurders bedraagt
140
122
Personeel Het fonds heeft zowel in 2011 als in 2010 geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer dan wel vermogensbeheerder. Honoraria accountant De externe accountant is KPMG Accountants N.V. Op grond van artikel 382a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt: Onderzoek van de jaarrekening Afrekening 2010 inzake onderzoek van de jaarrekening Andere controlediensten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten
34 11 4 49
30 30
Het onderzoek van de jaarrekening omvat zowel de wettelijke controle van de statutaire jaarrekening als de verslagstaten in het kader van de Pensioenwet. 17. WIJZIGINGEN ANDERE VOORZIENINGEN Spaarfonds gemoedsbezwaarden
4 4
-
18. SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom individueel Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom individueel
(773) 245 (528)
(53) 42 (11)
19. PREMIES HERVERZEKERINGEN Premies herverzekeringen overlijden en arbeidsongeschiktheidsrisico
Jaarverslag 2011
450 450
-
pagina 72 | 80
Niet in de balans opgenomen activa & verplichtingen per 31 december 2011 (in eenheden van duizend) Administratiekosten Voor het uitvoeren van de administratie van het fonds is een langlopende administratieovereenkomst met Syntrus Achmea Pensioenbeheer afgesloten. Deze overeenkomst is in werking getreden op 1 januari 2003 voor een periode van 5 jaar. Deze termijn wordt telkens met een gelijk aantal jaren verlengd tenzij de stichting of Syntrus Achmea Pensioenbeheer de overeenkomst voor het einde van de lopende termijn en tegen het einde van het boekjaar, per aangetekende brief opzegt met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden. De huidige overeenkomst geldt tot en met 31 december 2012. Herverzekeringscontract Zwitserleven Het fonds heeft een herverzekeringscontract afgesloten met Zwitserleven met een looptijd van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2013. Het overlijdensrisico is herverzekerd in de vorm van éénjarige risicokapitalen. Dit risico komt voort uit de reglementaire verzekeringen van ouderdoms- en nabestaandenpensioen van de deelnemers. Hierbij wordt rekening gehouden met de voorziening pensioenverplichting. Het risicokapitaal per deelnemer bedraagt € 3.500. Bij het overlijden van een deelnemer is de herverzekeraar risicokapitaal verschuldigd. Tevens is voor alle deelnemers het arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd in de vorm van een arbeidsongeschiktheidskapitaal ter dekking van de reglementaire fondspremie en het excedent arbeidsongeschiktheidspensioen. Het arbeidsongeschiktheidskapitaal bedraagt ten hoogste € 3.500. Over de jaren 2011 tot en met 2013 is premie verschuldigd. De voorlopige premie voor 2011 (halfjaar) bedraagt € 450. Op de afrekeningdatum, 24 maanden na afloop van het contract wordt door de herverzekeraar een winstaandeel bepaald. Vermogensbeheerkosten Het fonds heeft met de vermogensbeheerder Aegon Asset Management Nederland een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd afgesloten.
Jaarverslag 2011
pagina 73 | 80
KASSTROOMOVERZICHT (in eenheden van duizend euro)
2011 Ontvangsten
Uitgaven
2010 Ontvangsten
Uitgaven
Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Premies van werkgevers en werknemers Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Overdrachten van rechten Pensioenuitkeringen Betaalde premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Uitkeringen overgangsregeling VUTEGRO
17.141 764 -
245 1.894 450 2.311 3.674
17.141 519 (1.894) (450) (2.311) (3.674)
13.107 44 -
42 1.439 2.838 3.706
13.107 2 (1.439) (2.838) (3.706)
Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
17.905
8.574
9.331
13.151
8.025
5.126
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontwikkeling van de portefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Subtotaal ontwikkeling portefeuille
1.640 7.387 52.804 3.216 65.047
1.543 16.153 52.484 1.426 71.606
97 (8.766) 320 1.790 (6.559)
318 1.060 6.807 6.313 14.498
2.065 4.736 17.638 829 25.268
(1.747) (3.676) (10.831) 5.484 (10.770)
111 477 1.682 199 2.469
-
111 477 1.682 199 2.469
100 357 4.039 142 4.638
-
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
67.516
71.606
(4.090)
19.136
25.268
(6.132)
Totaal kasstroom
85.421
80.180
5.241
32.287
33.293
(1.006)
Opbrengsten van de portefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Subtotaal opbrengsten portefeuille
Liquide middelen Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar Afname/toename
3.102 8.343 5.241
-
100 357 4.039 142 4.638
4108 3.102 (1.006)
In het kasstroomoverzicht is de mutatie van de overige vorderingen en de overige schulden inzake de beleggingsrubriek voor zowel het verslagjaar als voorgaand jaar verwerkt in de opbrengsten van de portefeuille. De liquide middelen inzake de beleggingsrubriek zijn in de vergelijkende cijfers onder de betreffende beleggingsrubriek opgenomen. De kosten vermogensbeheer worden in het boekjaar opgenomen bij de betreffende rubriek en in mindering gebracht op de kasstroom uit opbrengsten portefeuille.
Jaarverslag 2011
pagina 74 | 80
Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur Het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen heeft de jaarrekening 2011 vastgesteld in de vergadering van 15 juni 2012. Amsterdam, 15 juni 2012
Namens het bestuur,
De heer E.H.W. Bosman, voorzitter
De heer J.E. Kelder, secretaris
Jaarverslag 2011
pagina 75 | 80
7 Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. De bestemming van het saldo van baten en lasten 2011 is opgenomen in de staat van baten en lasten in de jaarrekening.
Jaarverslag 2011
pagina 76 | 80
Belangrijke gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich geen gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan die nadere informatie geven op de feitelijke situatie per balansdatum.
Jaarverslag 2011
pagina 77 | 80
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante artikelen te Amsterdam is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld;
en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133 van de PW, omdat de TV niet volledig door waarden zijn gedekt. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Bij mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen ben ik uitgegaan van de onderstaande criteria zoals vastgelegd in de guidance actuariële verklaringen van het Actuarieel Genootschap zoals vastgesteld door de Algemene Ledenvergadering op 13 februari 2012.
Bij een vermogen dat lager is dan het wettelijk minimaal vereist vermogen (voor het pensioenfonds 105,2% op de balansdatum): ‘slecht, vanwege een dekkingstekort.’
Bij een omvangrijk reservetekort conform wettelijke criteria (voor het pensioenfonds een dekkingsgraad hoger dan 105,2% maar lager dan 110,9% op de balansdatum): ‘niet voldoende, vanwege het reservetekort.’
Jaarverslag 2011
pagina 78 | 80
Bij een beperkt reservetekort conform wettelijke criteria (voor het pensioenfonds een dekkingsgraad hoger dan 110,9% maar lager dan 112,3% op de balansdatum): ‘niet voldoende, vanwege een beperkt reservetekort.’
In een situatie van toereikende solvabiliteit conform wettelijke criteria, ‘voldoende’ of ‘goed’ afhankelijk van de mogelijkheid om de intentie tot toeslagverlening te kunnen realiseren.
Amstelveen, 15 juni 2012 B. den Hartog AAG Verbonden aan Towers Watson B.V.
Jaarverslag 2011
pagina 79 | 80
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening 2011van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaar-rekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 26 juni 2012 KPMG Accountants N.V.
J.P. Faber RA
Jaarverslag 2011
pagina 80 | 80
Rijnzathe 10 3454 PV De Meern 088 - 0084020
[email protected] Postadres Postbus 40004 7300 AX Apeldoorn
656