Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Bloemen en Planten
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Bloemen en Planten Akerstraat 92 6411 HD Heerlen Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 34266436
Verslag over het boekjaar 1-1-2014 t/m 31-12-2014
2
Inhoud
Pagina Bestuur en organisatie
5
Meerjarenoverzicht
7
Bestuursverslag Inleiding 9 De pensioenregeling in 2014
15
Beleggingen 17 Risicoparagraaf 18 Ontwikkelingen na het verslagjaar
23
Verslag van de Raad van Toezicht
27
Reactie van het Bestuur
30
Verslag van het verantwoordingsorgaan Oordeel verantwoordingsorgaan 2014
31
Reactie van het bestuur
31
Jaarrekening Balans per 31 december
34
Staat van baten en lasten
36
Kasstroomoverzicht 38 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
39
Toelichting op de balans per 31 december
43
Toelichting op de staat van baten en lasten
48
Risicoparagraaf 51 Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum
55
Resultaatbestemming 57 Actuariële verklaring
58
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
59
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
3
4
Bestuur en organisatie
Bestuur per 31-12-2014 Leden werkgevers
Functie
Namens
De heer F. Verschuren
Voorzitter oneven jaren
Vice-voorzitter even jaren
De heer R. Roodenburg
Bestuurslid
VGB
De heer R.M. Westhuis
Bestuurslid
VGB
De heer P. van der Zwaard
Bestuurslid
VGB
Leden werknemers
Functie
De heer G.P.M.J. Roest
Voorzitter even jaren
Vice-voorzitter oneven jaren
De heer G.F. Dekkers
Bestuurslid
CNV Dienstenbond
De heer G.J. Seffinga
Bestuurslid
CNV Dienstenbond
Vacature
Bestuurslid
FNV Bondgenoten
VGB
Namens FNV Bondgenoten
Voorzitter 2014 De heer G.P.M.J. Roest Vice-voorzitter 2014 De heer F. Verschuren Plaatsvervangers bestuur in 2014
Namens
De heer J. Kraypoel
VGB
Vacature
CNV Dienstenbond
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
5
Raad van Toezicht per 31-12-2014 Leden
Functie
De heer J. Groenewoud
Voorzitter
De heer H.J.P. Strang
Lid
De heer D. Wenting
Lid
Verantwoordingsorgaan per 31-12-2014 Leden namens deelnemers
De heer S. Verhoeff
De heer A. Witkowski
Mevrouw Y. Smits
De heer P. Glasbergen
De heer V.C.F.B. Scheerhoorn
Leden namens gepensioneerden
De heer A. Klootwijk
Organisatie Beleggingscommissie
De heer G.P.M.J. Roest (voorzitter 2014)
De heer F. Verschuren
De heer P. van der Zwaard
Communicatiecommissie
De heer R. Westhuis
De heer G.J. Seffinga
Accountant
KPMG Accountants N.V. te Utrecht
Certificerend actuaris
Towers Watson B.V. te Amstelveen
Vermogensbeheer en
APG Investment Services N.V.
tot 1 oktober 2014
Beleggingsadministratie
ING Investment Management
per 1 oktober 2014
Pensioenadministratie, adviserend
AZL N.V. te Heerlen
actuaris en bestuursadvisering Herverzekeraar
6
Elips Life AG te Amstelveen
Meerjarenoverzicht
2014 2013 2012 2011
Aantallen Deelnemers
3.833 3.481 3.530 3.313
Gewezen deelnemers
3.299 2.923 2.383 2.184
Pensioengerechtigden
125 94 72 44 7.257 6.498 5.985 5.541
Financiële gegevens (in duizenden euro) Voorziening voor risico deelnemers Voorziening voor risico pensioenfonds
44.058
35.037
29.292
22.284
3.165
2.075
1.563
812
480
593
555
Reserves Vrije reserve DB Vrije reserve DC
3.853 3.086 2.884 2.549
Premiebijdragen
8.777 7.879 7.482 7.224
Pensioenuitkeringen
369 292 305 240
Beleggingen Belegd vermogen DB 1) Belegd vermogen DC 1)
3.595 1.931 47.255 38.046 34.376 25.146
Beleggingsopbrengsten
3.618
Rendement o.b.v. total return 2)
8,5%
Dekkingsgraad 3)
59 2.971 -362 0,1%
10,9%
-1,2%
115,2% 128,6% 135,5%
1)
Het belegd vermogen betreft gelden in 1 geldmarktfonds.
2)
Het rendement is berekend als het gewogen gemiddelde van de rendementen van de onderliggende beleggingen in de APG pools en het rendement op de aangehouden kasgelden
in de loop van het jaar.
3)
Vanaf 2012 is de dekkingsgraad voor het DB gedeelte opgenomen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
7
8
Bestuursverslag
Inleiding In overeenstemming met de statuten van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Bloemen en Planten (Bpf GBP) wordt hierbij verslag uitgebracht over het jaar 2014. Dit is het achtste jaarverslag van het fonds, dat is opgericht op 3 november 2006. Daarbij is op basis van de cao voor de Groothandel in Bloemen en Planten een stichting opgericht die per 1 januari 2007 een bedrijfstakpensioenregeling in de zin van de Wet Bpf 2000 uitvoert. De in het verslag genoemde bedragen luiden in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven. Doelstelling Doel van het fonds is de verstrekking van pensioenen en andere uitkeringen ter zake van ouderdom en overlijden van werknemers en gewezen werknemers alsmede hun nagelaten betrekkingen in de branche van de Groothandel in Bloemen en Planten, overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement, het uitvoeringsreglement en de statuten. Het fonds verricht slechts activiteiten in verband met pensioen en werkzaamheden die daarmee in verbinding staan. Er worden geen grensoverschrijdende activiteiten uitgevoerd. Organisatie van het fonds Het bestuur heeft op basis van zijn verantwoordelijkheid voor het beheer van het fonds gekozen voor uitbesteding van alle werkzaamheden inzake pensioen- en vermogensbeheer aan externe partijen. Het bestuur bestaat uit acht leden, vier namens werknemers en vier namens de werkgevers. Werkgevers- en werknemersorganisaties leveren beurtelings de voorzitter en de vice-voorzitter voor de periode van één jaar. In het verslagjaar werd de functie van voorzitter bekleed door de heer G.P.M.J. Roest namens de werknemersorganisatie FNV Bondgenoten. In het verslagjaar is de heer G.F. Dekkers formeel benoemd als bestuurslid namens CNV Dienstenbond. Na toetsing van zijn geschiktheid door de toezichthouder DNB, heeft het bestuur begin 2014 met deze benoeming ingestemd. Met zijn aantreden volgde hij het in april 2013 afgetreden bestuurslid de heer M. Wallaard op. In 2015 wordt de voorzittersfunctie vervuld door de heer F. Verschuren namens de werkgeversorganisatie VGB. In het verslagjaar kwam het bestuur vijf maal in vergadering bijeen, namelijk op 3 maart 2014, 16 juni 2014, 15 september 2014, 10 november 2014 en 8 december 2014. Op 14 april 2014 is er een studiedag voor het bestuur georganiseerd. Hierbij is onder andere de inventarisatie van de Code Pensioenfondsen van het fonds besproken, ook is de evaluatie van het bestuurlijk functioneren behandeld. Daarnaast is ter voorbereiding op besluitvorming aangaande de toekomst van het fonds een inventarisatie gemaakt van de gewenste uitgangspunten en is besloten elders aansluiting te zoeken. Hierop wordt op pagina 12 nader ingegegaan.. Beleggingscommissie Het fonds heeft de voorbereiding van het beleid en het toezicht op de uitvoering van het vermogensbeheer gedelegeerd aan de beleggingscommissie. De commissie bestaat uit 3 personen, waaronder steeds de fungerend bestuursvoorzitter. De commissie wordt bijgestaan door een accountmanager van vermogensbeheerder APG en wordt daarbij secretarieel ondersteund door AZL.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
9
De beleggingscommissie stelt –in overleg met de vermogensbeheerder– het beleggingsplan ter advisering aan het bestuur vast. Verder doet zij voorstellen aan het bestuur inzake het beleggingsbeleid dat niet direct voortvloeit uit het beleggingsplan, voert overleg met APG en houdt zich bezig met het beoordelen van de door hen gerealiseerde resultaten. De beleggingscommissie rapporteert aan het bestuur door de behandeling van de kwartaalrapportage vermogensbeheer en het verslag van de commissie te bespreken in de vergaderingen van het fonds. De beleggingscommissie komt in de regel 2 weken vóór een geplande bestuursvergadering bijeen, of zoveel vaker als de ontwikkeling van de beleggingen, van de financiële markten of andere omstandigheden dat vereisen. In het verslagjaar is de commissie driemaal bijeen gekomen, waarvan één telefonische bijeenkomst. Deelnemersraad Per 1 juli 2014 is de deelnemersraad als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp) komen te vervallen. Vanaf deze datum zijn de leden van de deelnemersraad overgegaan naar het nieuwe verantwoordingsorgaan van het fonds. De deelnemersraad vergaderde tot en met 30 juni 2014 twee keer, waarvan één keer samen met het bestuur. Verantwoordingsorgaan In de Pensioenwet is neergelegd dat een goed bestuur moet zijn gewaarborgd. De taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het reglement verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan kent de geledingen: deelnemers en pensioengerechtigden. Het verantwoordingsorgaan is per 1 juli 2014 omgevormd tot een verantwoordingsorgaan zoals bedoeld in de Wvbp. Het reglement van het verantwoordingsorgaan, dat gebaseerd was op de principes voor goed pensioenfondsbestuur, is vervangen door een reglement dat is gebaseerd op de bepalingen uit de Wvbp en op de Code Pensioenfondsen. Het nieuwe verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden: vijf vertegenwoordigers uit de geleding van de deelnemers en één vertegenwoordiger uit de geleding van de pensioengerechtigden. De leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd voor de duur van vier jaar. Het verantwoordingsorgaan is volgens de Pensioenwet en de Code Pensioenfondsen bevoegd jaarlijks een algemeen oordeel te geven over het bestuursbeleid, de uitvoering daarvan en de beleidskeuzes voor de toekomst. Dit doet het verantwoordingsorgaan aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de Raad van Toezicht. Het verantwoordingsorgaan vergaderde in het verslagjaar twee keer, waarvan één keer samen met het bestuur. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het nieuwe verantwoordingsorgaan ten aanzien van het door het bestuur in 2014 gevoerde beleid. Intern toezicht – Raad van toezicht (vanaf 1 juli 2014) en visitatiecommissie (tot 1 juli 2014) Het bestuur vulde het interne toezicht tot 1 juli 2014 in door middel van een visitatiecommissie die minimaal eens per drie jaar het functioneren van het fonds evalueerde en toetste. Het ging dan om een beoordeling van de beleids-, bestuursprocedures en -processen en de controleomgeving van het fonds. Tevens behelsde het een beoordeling van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd alsmede een beoordeling van de wijze waarop door het bestuur werd omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De taken en bevoegdheden van de visitatiecommissie waren vastgelegd in het reglement visitatiecommissie. Het intern toezicht wordt vanaf 1 juli 2014, als gevolg van de inwerkingtreding van de Wvbp bij het fonds, uitgevoerd door een nieuw opgerichte permanente raad van toezicht, bestaande uit drie onafhankelijke leden. In de vergaderingen van maart en juni 2014 heeft het bestuur het reglement raad van toezicht vastgesteld en profielschetsen en een vergoedingsregeling opgesteld voor de leden van de raad van toezicht. Na een selectieproces heeft het bestuur de drie leden van de raad van toezicht op 16 juni 2014 benoemd voor
10
een termijn van vier jaar. De voorgenomen benoemingen zijn voorgelegd aan DNB. DNB heeft aangegeven met deze benoemingen in te stemmen. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. De raad is ten minste belast met het toezien een adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Tevens heeft de raad van toezicht goedkeuringsrechten op een aantal beleidsterreinen. De raad van toezicht heeft in het verslagjaar op 8 december 2014 gezamenlijk vergaderd met het bestuur. De raad van toezicht heeft in deze gezamenlijke vergadering met het bestuur het plan van aanpak besproken met betrekking tot de voorgenomen transitie en liquidatie van het fonds. Ook heeft de raad van toezicht een aantal maal vergaderd met het dagelijks bestuur. De raad van toezicht rapporteert zijn bevindingen schriftelijk aan het bestuur. De rapportage van de raad van toezicht alsmede de reactie van het bestuur en het verantwoordingsorgaan hierop worden opgenomen in het jaarverslag van het fonds. De raad van toezicht rapporteert voor de eerste maal in het jaarverslag 2014. Uitbestede werkzaamheden Administratie De administratie wordt uitgevoerd door AZL N.V. te Heerlen. AZL N.V. draagt zorg voor de volgende zaken: –– de pensioen- en deelnemersadministratie; –– de financiële administratie; –– da actuariële advisering en analyse; –– de jaarverslaglegging; –– de bestuursondersteuning en bestuursadvisering. Het fonds heeft deze uitbesteding vastgelegd in een contract voor vijf jaar, waarbij de dienstverlening is vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). Het bestuur wordt door AZL onder meer door middel van periodieke rapportages op de hoogte gehouden van de uitbestede dienstverlening. Om aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee kwaliteitsgaranties tegemoet te komen verstrekt AZL jaarlijks een ISAE 3402 type II rapportage. Daarbij geeft de directie een In Control Statement af. Het betreft een rapportage over de resultaten van een audit die bij AZL N.V. heeft plaatsgevonden en die gericht is op de opzet en het bestaan van de beheers- en controlemaatregelen, processen en procedures van AZL N.V. Vermogensbeheer Het vermogensbeheer werd in het verslagjaar tot 1 januari 2015 uitgevoerd door APG Investment Services N.V. (APG). De dienstverlening is omschreven in een Service Level Agreement (SLA). Ook heeft APG een ISAE 3402-rapportage (type II) over het verslagjaar verstrekt. Dit rapport bevat een integrale beschrijving van de relevante hoofdprocessen, beheersdoelstellingen en controlemaatregelen van alle APG-entiteiten die bij de uitvoering van vermogensbeheer voor klanten betrokken zijn. Op 19 december 2014 is in verband met de eerder aangekondigde opzegging van het contract per einde 2014 door APG het gehele vermogen liquide gemaakt. Omdat de transitie naar een nieuwe uitvoerder niet op korte termijn kon worden gerealiseerd, is in 2015 het gehele vermogen tijdelijk overgebracht naar een Geldmarktfonds van NN Investment Partners (NN IP). Het Geldmarktfonds streeft naar een stabiele en laag-risico rendement met een brede diversificatie van geldmarktrisico’s. Herverzekeraar Alle verplichtingen uit hoofde van overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s van het pensioenfonds zijn in het verslagjaar geheel ondergebracht bij Elips Life AG te Amstelveen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
11
Waarmerking en advisering Actuariaat Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen adviserende en waarmerkende werkzaamheden. Het bestuur heeft de adviserende werkzaamheden in het verslagjaar opgedragen aan AZL N.V. te Heerlen en de waarmerkende werkzaamheden aan Towers Watson B.V. te Amstelveen. Controle De controle van de jaarrekening is toevertrouwd aan KPMG Accountants N.V. te Utrecht. Toekomstvisie GBP In 2013 is het bestuur gestart met een traject inzake het onderzoeken van de toekomstmogelijkheden van het fonds. Dit met het oog op de continuïteit van het fonds voor de langere termijn en de afloop van het contract met APG in juli 2014. Daarmee is het essentiële belang tijdig onderkend om uitgangspunten te verkrijgen voor vervolgonderzoek naar de mogelijkheden voor fusie of samenwerking. Het contract met APG is, hangende de discussie over de toekomst, verlengd tot 1 januari 2015. Het dagelijks bestuur heeft hierop samen met vertegenwoordigers van cao-partijen begin 2014 een verkennend onderzoek uitgevoerd naar mogelijke toekomstscenario’s voor het fonds en de mogelijkheden benoemd. Het bestuur heeft vervolgens een lijst met criteria samengesteld waar een partij aan dient te voldoen om in de toekomst aansluiting bij te zoeken. Een longlist van 5 mogelijke transitiepartners is geformuleerd en die fondsen zijn benaderd om de transitiemogelijkheden te bespreken. Alles afwegende heeft het bestuur besloten om een voorgenomen transitie naar het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel (AVH) verder te onderzoeken. De onderliggende argumentatie is dat AVH de DC-pensioenregeling van Bpf GBP uit kan voeren, dat AVH een eigen uitvoeringsorganisatie AGH kent en het risicoprofiel wat betreft de beleggingen sluit aan bij Bpf GBP. Het bestuur heeft een formeel advies teruggekoppeld aan de sociale partners om mee te nemen in de cao-onderhandelingen, zodat per 1 juli 2014 het bestuur van Bpf GBP een half jaar de tijd zou hebben om de transitie voor te bereiden, te begeleiden en af te ronden per 31 december 2014. Op 13 oktober 2014 hebben sociale partners formeel het verzoek geuit aan het bestuur om het proces in gang te brengen, waarmee de transitie van de uitvoering van de regeling naar AVH en haar uitvoerder AGH per 1 januari 2015 geëffectueerd zou kunnen worden. Het bestuur van Bpf GBP heeft deze opdracht geaccepteerd en voortvarend opgepakt. Met het oog op de overdracht naar AVH zijn de beleggingen liquide gemaakt en eind december ondergebracht in een geldmarktfonds, omdat er nog geen zicht was op de datum van collectieve overdracht naar AVH. De Certificerend actuaris heeft, in het licht van bovenstaande ontwikkelingen, geoordeeld dat het beleggingsbeleid niet in overeenstemming is met de prudent-person regel. De Certificerend actuaris doelt dan met name op de ingegane pensioenen waar het fonds een groter renterisico heeft gelopen dan in voorgaande jaren doordat de pensioengelden tijdelijk zijn ondergebracht in het Geldmarktfonds van NN investment Partners. Het bestuur heeft weloverwogen dit extra risico gelopen en aldus ook met sociale partners gecommuniceerd. Het tijdelijke karakter in verband met de voorgenomen collectieve waardeoverdracht in combinatie met hoge instap/uitstap fees vormden hierbij de belangrijkste argumenten. In het hoofdstuk “ontwikkelingen na het verslagjaar” op pagina 23 wordt hierop verder ingegaan.
12
Goed pensioenfondsbestuur Versterking van bestuur en intern toezicht Met ingang van 1 juli 2014 moesten alle pensioenfondsen de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen (Wvbp) hebben geïmplementeerd. De uitleg van de wet ging gepaard met een groot aantal Q&A’s van DNB. De betreffende voorbereidingen werden deels in het vorige boekjaar getroffen. Het fonds was het aan het einde van het eerste kwartaal van 2014 gereed met de aanpassing van de fondsdocumenten en er kon gedurende het tweede kwartaal een dialoog met DNB over deze aanpassingen plaatsvinden. Terwijl de aanpassing van de fondsdocumenten kon rekenen op goedkeuring door de toezichthouder vond er een zwaardere toetsing op geschiktheid voor de benoeming van interne toezichthouders plaats dan voorheen. Code Pensioenfondsen In september 2013 hebben de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid (STAR) gezamenlijk de Code Pensioenfondsen vastgesteld. Deze code komt in de plaats van de uit 2005 daterende STAR-principes voor goed pensioenfondsbestuur. Kort gezegd, heeft de code tot doel het functioneren van de besturen van pensioenfondsen verder te verbeteren en inzichtelijker te maken. Belanghebbenden moeten zodoende er vertrouwen in hebben dat het aan de fondsbesturen toevertrouwde geld goed wordt beheerd en de belangen van alle betrokkenen evenwichtig worden afgewogen. De code heeft bij de hiervoor genoemde Wvbp een wettelijke grondslag gekregen. De fondsbesturen dienen over de naleving van de code verantwoording af te leggen en wel vanaf het onderhavige boekjaar. In het algemeen geldt het principe ‘pas toe of legt uit (waarom niet)’. Dit betekent dat een pensioenfonds de normen van de code toepast of in het jaarverslag motiveert waarom een norm niet (volledig) wordt toegepast. Afwijking van de norm is mogelijk als daar een goede reden voor is. Het bestuur heeft begin 2014 tijdens de studiedag een inventarisatie uitgevoerd met betrekking tot de naleving van de Code Pensioenfondsen. Hierbij is gebleken dat een groot deel van de normen die in de code zijn geformuleerd in de praktijk door het bestuur worden nageleefd. Voor de onderdelen waarop de Code Pensioenfondsen door het fonds nog niet geheel of gedeeltelijk wordt nageleefd dient in het verslagjaar een toelichting te volgen. Op de onderdelen waar dat dit jaar nog niet het geval is, zoals het het diversiteitbeleid en het vaststellen van een missie, visie en strategie heeft het bestuur aangegeven dat gezien de discussie over de toekomst van het fonds, het voorlopig niet verder invullen van deze onderdelen voor deze komende periode een bewuste keuze is. De aandacht van het bestuur in het verslagjaar voor de Code Pensioenfondsen en de bespreking van de normen daaruit, heeft mede gezorgd voor een integere bedrijfsvoering. Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur De Pensioenfederatie heeft in het boekjaar een ‘Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur’ uitgebracht, die in de plaats komt van de ‘Aanbevelingen deskundig en competent bestuur’ uit 2011. Deze aanbevelingen waren in verband met de Wvbp niet meer actueel. De handreiking ondersteunt de fondsbesturen in het proces van zelftoetsing, van toewerken naar en bewaken van hun geschiktheid. Zelfevaluatie en deskundigheid In overeenstemming met de Principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur in zijn statuten een procedure opgenomen teneinde het eigen functioneren, zowel van het bestuur als geheel als van de individuele bestuursleden, periodiek te evalueren. De zelfevaluatie van het bestuur over het verslagjaar is schriftelijk voorbereid. De resultaten zijn tijdens de studiedag in april 2014 besproken. Deze evaluatie van het functioneren gaf geen aanleiding om directe maatregelen te nemen ten aanzien van een of meerdere bestuursleden. Reglementen en Statuten De Wvbp is bij het fonds geïmplementeerd per 1 juli 2014 (datum inwerkingtreding Wvbp). In de vergadering van 3 maart 2014 heeft het bestuur de voor de implementatie van de Wvbp noodzakelijke wijzigingen doorgevoerd in de statuten en het reglement van het verantwoordingsorgaan. Daarnaast heeft het bestuur een nieuw reglement voor de raad van toezicht vastgesteld. Het bestuur heeft
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
13
de benodigde statutenwijziging en het daarmee samenhangende gewijzigde reglement verantwoordingsorgaan en het reglement raad van toezicht vóór de daartoe door DNB aangegeven datum van 1 april 2014 voorgelegd aan DNB. DNB heeft vóór 1 juli 2014 aangegeven in te stemmen met de door het fonds aan DNB voorgelegde fondsdocumenten. Aan het einde van het verslagjaar 2013 is in verband met de aanpassing aan het nieuwe Witteveenkader een analyse van het reglement gemaakt. Daarbij is gebleken dat het toegezegde nabestaandenpensioen in de regeling in 2014 te hoog zou uitkomen door de daarin gehanteerde eindloonsystematiek. Na overleg met de belastingdienst en met instemming van sociale partners is besloten tot een aanpassing van het opbouwpercentage voor het beoogd partnerpensioen bij vooroverlijden tot maximaal 1,33%. Dit geldt voor het reglement vanaf 1 januari 2014. Daarmee blijft het reglement binnen de bijgestelde fiscale-kaders voor 2014. In de statuten zijn in het verslagjaar geen wijzigingen doorgevoerd. Aanpassing van de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) In de ABTN zijn in het verslagjaar geen wijzigingen doorgevoerd. Naleving wet- en regelgeving Het afgelopen jaar zijn aan het fonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. De vermogenspositie is zodanig dat er geen lange- of kortetermijnherstelplan van toepassing is. Compliance en Gedragscode De compliance officer bewaakt dat het fonds voldoet aan de van toepassing zijnde regels op het gebied van gedrag en integriteit voor de aan het fonds verbonden personen. Jaarlijks dient door de bestuursleden te worden bevestigd dat zij de gedragscode nageleefd hebben. De bevindingen inzake de naleving van de code over het jaar 2014 zijn vastgelegd in een brief van de compliance officer aan het bestuur. Uit deze bevindingen zijn geen bijzonderheden voortgekomen. Uitvoeringskosten In het jaarverslag wordt door het fonds ook over de uitvoeringskosten gerapporteerd. Deze kosten worden opgenomen aangezien het bestuur volledige transparantie wenst te realiseren ten aanzien van deze kosten. Dit gaat dus verder dan alleen de direct in de jaarrekening te verantwoorden kosten. Het transparant maken van alle kosten en mogelijk afzetten tegen een benchmark is daarbij een middel om de kosten verder te beheersen. De pensioenbeheerkosten zijn in 2014 iets toegenomen door de implementatie van de Wvbp en de jaarlijkse indexatie van de administratiekosten. De transactiekosten vermogensbeheer worden verklaard door de overdracht naar het geldmarktfonds. Kostenoverzicht 1)
2014 2013 Pensioenbeheer Kosten in euro per deelnemer 2)
€ 285,91
€ 279,83
Vermogensbeheer 1)
De toename in kosten van pensioen- en vermogensbeheer waren mede aanleiding voor de toekomstdiscussie.
2)
Om de kosten per deelnemer te berekenen is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal actieve deelnemers
en pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen dus niet mee.
14
Kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen 1) 0,4030% 0,3199% Transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen
0,1585%
0,0876%
De pensioenregeling in 2014 De pensioenregeling heeft het karakter van een collectieve beschikbare-premieregeling. Dit is een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Iedere werknemer van een bij het fonds aangesloten onderneming is verplicht deelnemer zodra hij/zij ouder is dan 21 jaar en valt onder de functiegroepen 1 tot en met 6. Op verzoek van een werkgever mogen werknemers met functiegroep 7 en hoger vrijwillig deelnemen, indien de werkgever al zijn werknemers aanmeldt. De pensioendatum is de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt; eerder of later uittreden is mogelijk. Het ouderdomspensioen is gelijk aan de jaarlijkse pensioenuitkering die op basis van het pensioenkapitaal op de pensioenleeftijd kan worden aangekocht. Het pensioenkapitaal wordt afhankelijk van de leeftijdsklasse jaarlijks opgebouwd aan de hand van een in het reglement opgenomen fiscaal voorgeschreven tabel. Hierin staan op de pensioengrondslag gebaseerde individuele beschikbare premies. Deze premies worden gefinancierd uit de door het bestuur vastgestelde en voor iedereen gelijke (op doorsneetarieven gebaseerde) pensioenpremiebijdrage. De aangesloten ondernemingen betalen de reglementair verschuldigde premie van 8,0% over het totale pensioengevend salaris. De werkgever mag daarvan maximaal 50% inhouden bij zijn onder de regeling vallende werknemers. Het pensioensalaris is gemaximeerd tot het maximum loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale verzekering (in 2014: € 51.414,-). Op de pensioendatum kunnen een partnerpensioen en wezenpensioen worden meeverzekerd. Tijdens het dienstverband is er een (bijzonder) partnerpensioen op risicobasis verzekerd voor de (gewezen) echtgenote, echtgenoot of partner van de (gewezen) deelnemer. Het partnerpensioen bedraagt bij overlijden van een actieve deelnemer 70% van het bereikbare ouderdomspensioen, het wezenpensioen is 20% hiervan. Bij arbeidsongeschiktheid van meer dan 35% wordt de pensioenopbouw voortgezet op premievrije basis aan de hand van een staffel gebaseerd op het arbeidsongeschiktheidspercentage van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Ook is er de mogelijkheid om aanspraken van slapers die niet meer terugkeren in het fonds en geen waardeoverdracht verzoeken na 2 jaar af te kopen. Hierbij wordt nu een afkoopgrens gehanteerd van € 165,-. Toeslagen en rendementstoekenning Per 1 januari 2015 konden de ingegane pensioenen worden verhoogd met 0,75%. Dit op basis van de voorwaardelijke reglementaire bepaling dat de pensioenen met de prijsindex worden verhoogd als dit uit de vrije reserve DB gegeven kan worden, volgens de voorwaarden die hiertoe in de abtn zijn vastgelegd. De toekenning van toeslagen op de ingegane ouderdoms-, partner- en wezenpensioenen kan per jaar verschillen en wordt slechts voorwaardelijk verleend. Het verlenen van een toeslag is dus geen automatisme. Per jaar beoordeelt het bestuur of de ingegane pensioenen de ontwikkeling van de prijzen kunnen volgen. Het toekennen van een toeslag is alleen verantwoord als het bestuur van het fonds vindt dat de financiële positie van het fonds dit toestaat. Bpf GBP betaalt de toekomstige verhogingen van de pensioenen uit de vrije reserve van het DB-deel.
1)
Kosten van het vermogensbeheer kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die in de jaarrekening zijn verwerkt. Daaronder
vallen de beheervergoeding van de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen. Dit betreft een positief saldo van € 32.671 (door de rebates zakelijke waarden).
De tweede categorie betreft kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de
vermogensbeheerder(s) zoals opgenomen in de jaarrekening en zijn geschat op € 216.000. De totale kosten vermogensbeheer komen daarmee uit op circa € 183.000.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
15
De uitkeringsgerechtigden hebben door eerder verleende verhogingen en de verwachting voor komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst. Bij een gunstige financiële positie kan het bestuur overigens besluiten om gemiste toeslagen in het verleden in te halen. Rendementstoekenning De met de beschikbare premie gefinancierde pensioenkapitalen van de (gewezen) deelnemers worden jaarlijks reglementair aangepast op basis van de door het bestuur te bepalen netto opbrengsten van de beleggingen. Het bestuur heeft op basis van het behaalde rendement in het verslagjaar besloten om een verhoging van 8,5% op de pensioenkapitalen van de actieven en slapers toe te kennen per 1 januari 2015.
Toekenningen afgelopen vijf jaar
2015 2014 2013 2012 2011
Rendement op kapitalen actieven en slapers
8,50%
Toeslagen pensioenen
0,75% 0,90% 2,00% 0,00% 1,40%
0,20%
9,70%
0,00%
1,50%
Aansluiting van ondernemingen Bij de oprichting van het fonds hebben cao-partijen afgesproken een verzoek tot verplichtstelling in te dienen bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op basis van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Door een verplichtstelling kan het draagvlak en daarmee de collectiviteit en de solidariteit van de bedrijfstakpensioenregeling worden vergroot. Voor het indienen van een dergelijk verzoek dient de representativiteit van de aanvragende organisaties te worden aangetoond. Een eerder lopend verzoek is door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wegens termijnoverschrijding begin 2013 helaas niet verder in behandeling genomen. Op basis van een nieuwe enquête in de zomer van 2013 bij de werkgevers in de sector kon voldoende representativiteit worden aangetoond. Hierop is einde 2013 een nieuw verzoek tot het verkrijgen van een verplichtstelling gedaan. Daarbij zijn begin 2014 vragen gesteld over de werkingssfeer en betrouwbaarheid van de representativiteitberekening. Een delegatie van sociale partners is hierover in overleg getreden met SZW., maar heeft SZW niet kunnen overtuigen. Een nieuw traject om de representativiteit van de aanvragende organisaties aan te tonen zal voor de AVV van de Cao in 2015 worden opgestart. Daarna zal worden bezien of een nieuw verplichtstellingsverzoek voor de pensioenregeling kans van slagen heeft. Omdat een afgegeven verplichtstelling geen terugwerkende kracht heeft, zal pas hierna de verplichte aansluiting actief door het fonds kunnen worden gehandhaafd. Zolang de verplichtstelling nog niet van kracht is, kunnen werkgevers op vrijwillige basis deelnemen. De werkgevers die lid zijn van de werkgeversorganisatie VGB dienen zich aan de cao-afspraken inzake de af te sluiten pensioenregeling te houden. Ondernemingen dienen zich aan te melden vanaf 1 januari 2007 dan wel de datum van oprichting van de onderneming. In principe kunnen zij zich alleen nog aan deelname onttrekken indien zij tijdig al een eigen pensioenregeling hadden getroffen. Premiebeleid en herverzekering De reglementair door werkgevers totaal verschuldigde doorsneepremie wordt door cao-partijen vastgesteld. Deze premie is 8% van de loonsom. De door het fonds ontvangen premies worden collectief over alle werknemers verdeeld op basis van de beschikbarepremiestaffel in het pensioenreglement. Indien de feitelijk ontvangen premie afwijkt van de totale kostendekkende premie die voor het fonds benodigd is, dan kan de staffel op advies van de actuaris door het bestuur naar evenredigheid worden aangepast. Deze staffel is in het verleden al 2 maal aangepast. In 2013 werd de bestaande staffel aangehouden. Ook voor 2014 voldoet deze nog aan de grenzen die in het bijgestelde fiscale “Witteveen”-kader nog zijn toegestaan. Het fonds blijft echter gevoelig voor wijzigingen in de bestandssamenstelling. Met het bestuur is ook gesproken over het invoeren van een netto fiscale staffel. In 2015 zal de
16
pensioenregeling worden aangepast aan de noodzakelijke veranderingen van het pensioenakkoord en het nieuwe fiscale “Witteveen”kader met zich meebrengen. De premies worden na vermindering van een door het bestuur vast te stellen inhouding voor kosten en risico’s collectief door het fonds belegd. In 2014 was, evenals in voorgaande jaren, 25% van de totale premie benodigd voor kosten, buffers en collectieve risicodeling. Daarbij is besloten de solvabiliteitsbuffer bij te stellen naar 3,5% zodat de premie einde van het jaar kostendekkend kan uitkomen. Het resterende gedeelte van de premie wordt ingelegd voor de werknemers op basis van de voor de werknemer geldende fiscale beschikbare-premiestaffel. De werknemer verwerft op basis van de voor hem ingelegde premie een pensioenkapitaal, als onderdeel van het door het fonds totaal belegde vermogen. Het fonds heeft de risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid volledig herverzekerd. Voor een nieuw herverzekeringscontract zijn begin 2013 bij drie partijen offertes opgevraagd. In de loop van het verslagjaar is overeenstemming bereikt met Elipslife. In 2014 is het nieuwe contract definitief afgerond. Communicatie Het communicatiebeleid van Bpf GBP is vastgelegd in een communicatiebeleidsplan. In de communicatiecommissie van het fonds worden aan de hand van dat plan de voorstellen en concept uitingen naar de diverse groepen belanghebbenden besproken. In het verslagjaar zijn de werkgevers en werknemers verder geïnformeerd op basis van het communicatieplan van het fonds. De uitvoering van het communicatiebeleidsplan wordt elke vergadering besproken in de communicatiecommissie. De speerpunten van dit beleid zijn het aangaan van de dialoog met de doelgroepen, toegankelijkheid en digitalisering. Ter uitwerking van het communicatiebeleidsplan worden de deelnemers via verschillende kanalen benaderd. De UPO’s voor gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden zijn tijdig in juni 2014 verzonden. In maart 2014 is inmiddels de zevende nieuwsbrief van het fonds verzonden. Hierbij zijn de deelnemers onder meer geïnformeerd over de financiële situatie van het fonds, de keuzes van het bestuur inzake Wvbp en de gelijkblijvende pensioenregeling van Bpf GBP. Daarnaast was er een kennismaking met een lid van de deelnemersraad opgenomen.
Beleggingen Het vermogen van het fonds was in het begin van het verslagjaar belegd in een tweetal deelportefeuilles, te weten: de Opbouw Portefeuille en de Pensioen Portefeuille. De onderliggende portefeuilles waren tot 1 oktober belegd in verschillende APG Vermogensbeheer fondsen. De hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid voor de Opbouw Portefeuille is: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds, waarbij wordt opgemerkt dat de beleggingsallocatie zo wordt vastgesteld dat het fonds op pensioendatum voor een deel van de ingelegde premies kan zeggen dat ten minste een rendement wordt behaald dat gelijk is aan de Europese inflatie.” In de Pensioen Portefeuille is de doelstelling het nominale pensioen veilig te stellen met als ambitie een inflatie correctie toe te passen. De Opbouw portefeuille kende begin 2014 een verdeling naar Zakelijke Waarden en Vastrentende waarden van respectievelijk 20% en 80%. Binnen Zakelijke Waarden werd voor 11% belegd in Aandelen Ontwikkelde landen, 4% belegd in Aandelen Opkomende landen, 3% in Vastgoed en 2% in Grondstoffen. Binnen Vastrentende Waarden werd 30% belegd in Staatsobligaties van de Euro Kernlanden, 10% in Staatsobligaties van alle Eurolanden, 30% in inflatie gerelateerde staatsobligaties en 10% in Bedrijfsleningen. Ten opzichte van het beleggingsplan 2013 zijn in 2014 een aantal wijzigingen doorgevoerd. De beleggingscategorie Vastrentende Waarden is gewijzigd van 80% naar 75% (een daling van 5%) en Aandelen is gewijzigd van 15% naar 19% (een toename van 4%). De
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
17
beleggingscategorie Vastgoed is met 2% toegenomen van 2% naar 4%. Verder is binnen Zakelijke Waarden het belang in Aandelen Opkomende landen iets uitgebreid om te profiteren van de verwachting dat het deel dat deze landen in de wereld economie inneemt vertaald zal worden in een grotere stijging van de aandelen in deze landen. De Opbouwportefeuille heeft voor geheel 2014 een rendement van 8,7% behaald. De Pensioen Portefeuille te behoeve van de gepensioneerden probeert zo goed mogelijk de nominale inleg te garanderen met een poging (een deel van) de inflatie te behalen. Als gevolg daarvan bestond de portefeuille conform beleggingsplan 2014 uit beleggingen in Staatsobligaties van de kernlanden en van de gehele eurozone. De verdeling is gelijk gebleven met 70% Staatsobligaties Euro Kernlanden en 30% Staatsobligaties alle Eurolanden. Het rendement van de Pensioen Portefeuille bedroeg in het verslagjaar 5,6%. Op 19 december 2014 is het gehele vermogen tijdelijk overgebracht naar een Geldmarktfonds van NN IP. Het Geldmarktfonds streeft naar een stabiele en laag-risico rendement met een brede diversificatie van geldmarktrisico’s.
Risicoparagraaf Inleiding Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioenverplichtingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het pensioenfonds en de risico’s die het pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Beleid en risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de abtn. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: –– ALM-beleid en duration matching; –– beleggingsbeleid; –– premiebeleid; –– toeslagbeleid; –– herverzekeringsbeleid; –– beleid ten aanzien van uitbesteding. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. De invloed van deze sturingsmiddelen op de financiële positie van het fonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst, een rol. Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, heeft het pensioenfonds besloten een beperkte ALM-studie laten uitvoeren. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De resultaten van de ALM-studie waren aanleiding om een aanvullende analyse op de ALM-studie te laten doen. De uitkomsten van deze bespreking hebben geleid tot aanpassing van het beleggingsbeleid voor 2013 en 2014.
18
Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën: –– renterisico (S1); –– zakelijkewaardenrisico (S2); –– valutarisico (S3); –– grondstoffenrisico (S4); –– kredietrisico (S5); –– verzekeringstechnisch risico (S6); –– liquiditeitsrisico (S7); –– concentratierisico (S8); –– operationeel risico (S9). Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefactoren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te bepalen. De rentegevoeligheid wordt uitgedrukt in de zogenaamde ‘duration’. De duration van de verplichtingen is hoger dan die van de beleggingen, derhalve is er sprake van een duration mismatch: de waarde van de verplichtingen is gevoeliger voor de renteontwikkelingen dan de waarde van de beleggingen. Dit rente risico doet zich vooral voor in de pensioenportefeuille en is relatief laag voor het fonds mede omdat alle middelen zijn belegd in geldmarktfondsen. Zakelijkewaardenrisico (S2) Het zakelijkewaardenrisico heeft te maken met het risico van een afname van de marktwaarde van de zakelijke waarden, zoals aandelen en vastgoedbeleggingen. Het aandelen- en vastgoedrisico wordt voornamelijk gemitigeerd door het diversificeren van de beleggingsportefeuille oftewel het spreiden van de beleggingen over sectoren en regio’s. Op balansdatum was er geen blootstelling aan zakelijke waarden. Valutarisico (S3) Het valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen die in vreemde valuta luiden vermindert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De pensioenverplichtingen luiden in euro’s. Op balansdatum was er geen blootstelling aan vreemde valuta. Grondstoffenrisico (S4) Op balansdatum was er geen blootstelling aan grondstoffen. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico dat een tegenpartij in gebreke blijft om haar verplichtingen te voldoen. Dit kunnen verplichtingen zijn tot het betalen van rente, maar het kan ook om de terugbetaling van de uitgeleende bedragen zelf gaan. Het kredietrisico komt tot
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
19
uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Op balansdatum was er geen blootstelling aan kredietrisico. Verzekeringstechnisch risico (S6) Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit de mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Het omvat onder andere de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Door het beheer van het volledige vermogen in geldmarktfondsen, behoeft voor het liquiditeitsrisico geen buffervermogen te worden aangehouden. Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Op balansdatum was er geen blootstelling aan concentratierisico. Operationeel risico (S9) Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door AZL N.V. en voor het Vermogensbeheer door APG Investment Services N.V. Deze partijen kennen beide een ISAE 3402-rapportage (type II). Door het overleggen van deze verklaringen tonen deze partijen aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de ISAE 3402-rapportage komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel ‘Uitbesteding Pensioenfondsen’ waarin DNB heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Overige risico’s Sponsorrisico Het pensioenfonds heeft via het uitvoeringsreglement een contractuele band met de werkgevers die op basis van de CAO zijn aangesloten als sponsor van het pensioenfonds. Daarnaast zijn er nog veel werkgevers vrijwillig aangesloten bij het fonds. Deze afhankelijkheid vertaalt zich in risico’s voor het pensioenfonds, de zogenaamde sponsorrisico’s. Voorbeelden van sponsorrisico’s zijn onder meer: faillissementsrisico, betalingsonmacht van de sponsors veroorzaakt door negatieve ontwikkelingen bij de sponsor, financieringsrisico en beëindiging van de aansluiting van werkgevers. Via het incassobeleid en handhaving daarvan wordt dit risico beheerst. Na het verkrijgen van een verplichtstelling zal de handhaving van de verplichte aansluiting een nieuw risico vormen. Door het opzetten van een handhavingsbeleid in overleg met de pensioenuitvoerder AZL zal dit risico kunnen worden beheerst.
20
Omgevingsrisico Hieronder worden risico’s verstaan als gevolg van externe veranderingen. Gedacht kan worden aan veranderingen in de maatschappelijke wens om duurzaam te beleggen. Inflatierisico Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagbeleid en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen, naar alle deelnemers, slapers en gepensioneerden. Door die communicatie is de kans zeer gering dat verwachtingen worden gewekt en juridische claims moeten worden gehonoreerd. Aangetoond is dat het toeslagbeleid, ook in financieel mindere tijden, consequent wordt uitgevoerd. Uitbesteding risico’s Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen en dergelijke. Daardoor ontbreekt eveneens zicht op de werkelijke uitvoeringskosten. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL N.V. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding. Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de PW bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een SLA. In de SLA zijn ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie- en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Voor wat betreft de uitbestedingsrisico’s kan worden opgemerkt dat het bestuur via de bestuursadviseur van het fonds overleg heeft met AZL N.V. Dit overleg gaat mede over de contractuele relatie en over de dienstverlening inclusief de SLA. Voor wat betreft het uitbestedingsrisico met AZL N.V. kan worden opgemerkt dat het dagelijks bestuur overleg heeft over de contractuele relatie met AZL N.V. en over de dienstverlening inclusief de SLA. Daarbij is in 2012 een contract voor een periode van vijf jaar met AZL N.V. tot stand gekomen. Het vermogensbeheer contract tussen GBP en APG is in de tweede helft van 2012 vernieuwd. Daarbij is echter in de loop van het verslagjaar 2013 aan het bestuur aangegeven dat APG het vermogensbeheercontract vanwege een gewijzigde strategie in verband met de omvang van het fonds eerder wil beëindigen. In overleg met de directie van APG is besloten het contract lopende de toekomstdiscussie van het fonds in ieder geval nog tot 19 december 2014 te laten voortduren. Om aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee aan kwaliteitsgaranties tegemoet te komen, hebben APG Investment Services N.V. en AZL N.V. ervoor gekozen om gecertificeerd te worden volgens de richtlijnen van ISAE 3402. Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IC opgesteld, die heeft geleid tot een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor de betreffende processen. Jaarlijks vinden er controles plaats door de certificerend actuaris en de accountant op de uitvoering door het fonds. Materiële onvolkomenheden worden door hen gerapporteerd. Voorts wordt het bestuur door middel van periodieke rapportages van zowel de vermogensbeheerder, de uitvoeringsorganisatie alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren. IT-risico De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Omdat het merendeel van de fondsen de IT heeft uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden. Dit geldt ook voor Bpf GBP.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
21
Integriteitrisico DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van weten regelgeving en maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen. Bpf GBP heeft een gedragscode en een compliance officer die daarop toeziet. Beide zijn een wettelijke verplichting en DNB ziet actief toe op naleving. Een regeling voor omgang met integriteitgevoelige functies komt relatief weinig voor. DNB toetst voorts nieuwe bestuursleden. Juridische risico’s Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Ten einde dit risico te beperken kan het fonds maatregelen treffen. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid; dit maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het fonds heeft ingehuurd. Met betrekking tot bovengenoemde risico’s heeft het bestuur de volgende maatregelen genomen: 1. Het fonds heeft een gekwalificeerde bestuursadviseur van AZL aangesteld. Deze toetst bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt waar nodig wijzigingen voor aan het Bestuur. 2. Het fonds heeft geen bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten, maar zal, ervan uitgaande dat er sprake is van te goeder trouw handelen, eventuele schade of rechtsbijstand van leden van het bestuur of RvT vergoeden. 3. Het fonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van het beleid kunnen volgen. 4. Het fonds werkt volgens een communicatiebeleidsplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Naast deze vereisten heeft het fonds eigenstandige communicatiedoeleinden. 5. Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de andere partij. Fondsspecifieke risico’s De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze genoemde risico’s geeft wel een indicatie van de weerbaarheid van het pensioenfonds. Het bestuur draagt er zorg voor dat het voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Voor wat betreft de financiële risico’s kan worden opgemerkt dat het bestuur elk kwartaal wordt voorzien van managementinformatie m.b.t. de status van de beleggingen. Minimaal een keer per jaar werd APG investment Services N.V. gevraagd direct aan het bestuur verantwoording af te leggen door middel van een presentatie of toelichting in een bestuursvergadering. Om meer inzicht te krijgen in de mate waarin de fondsspecifieke risico’s worden beheerst, zijn aan de hand van de ConFirm-risicoanalysemethode eerder de voor het fonds relevante risico’s beoordeeld. Deze analyse was gebaseerd op het door DNB ontwikkelde Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM). Aan de hand hiervan is een risicomatrix voor het fonds opgesteld. Met deze matrix zijn de risico’s van het pensioenfonds, op basis van de perceptie van de bestuursleden en uitvoerders zo volledig mogelijk in kaart gebracht. Hierbij kwamen het uitbestedingsrisico vermogensbeheer, het marktrisico en het omgevingsrisico in de zone liggen waarbij extra aandacht nodig is. Deze risico’s zijn op strategisch niveau besproken met het gehele bestuur en hieruit zijn een aantal aanbevelingen voor de reductie en beheersing van risico’s gekomen. Zo is het communicatiebeleid reeds aangescherpt en wordt meer aandacht gegeven aan het marktrisico. In de beleggingscommissie komt het onderwerp risicomanagement nu ieder kwartaal aan de orde.
22
Ontwikkelingen na het verslagjaar Toekomst van het fonds Hierop is voor het gedeelte in het verslagjaar op pagina 12 tevens ingegaan. Na het verslagjaar zijn de gesprekken met de mogelijke nieuwe pensioenuitvoerder verder voortgezet. Op 31 maart 2015 heeft het bestuur echter aan sociale partners moeten mededelen dat de opdracht tot een transitie naar AVH terug gegeven moet worden. Gebleken is dat –naast de ernstige vertraging die is ontstaan– AVH haar medewerking voor de beoogde transitie heeft beëindigd en dat verdere initiatieven niet meer worden ontplooid. Hierbij was de belangrijkste overweging dat alle risico’s die rond de vrijwillige en mogelijke verplichte aansluiting van werkgevers bestaan bij Bpf GBP, nog voor een mogelijke overdracht dienden te zijn opgelost. Feitelijk was dit onmogelijk zonder een verplichtstelling van de regeling, wel was het GBP bestuur bereid hiervoor een voorziening te treffen. Nadat was gebleken dat Bpf AVH niet bereid was deze risico’s te nemen dan wel de uitvoering van een dergelijk traject of onderzoek op te laten pakken, was de voorgenomen overdracht naar dat fonds onmogelijk geworden. Het bestuur is na het verslagjaar daarom doorgegaan met de uitvoering van de pensioenregeling bij AZL. Een nieuw traject waarbij de resterende toekomstmogelijkheden van het fonds worden onderzocht is begin 2015 opgestart in een nieuwe opdracht van sociale partners aan het bestuur. Daarbij wordt gedacht aan een oplossing in een Premie Pensioen instelling (PPI) of mogelijk later, het deelnemen in een Algemeen Pensioenfonds (APF). Hierbij wordt gericht op een overdracht of fusie per 1 januari 2016. De stichting zal pas in liquidatie treden nadat een besluit is genomen over de onderbrenging van de pensioenregeling door Cao-partijen. Ook wordt nader onderzocht of er nog andere bedrijfstakfondsen zijn waarbij aansluiting mogelijk is. Verder vindt er overleg plaats met sociale partners om te bezien of er aanpassingen in de regeling zijn door te voeren waardoor de aansluitingsmogelijkheden verbeterd worden. Hierover vindt ook rechtstreeks overleg met de toezichthouder DNB plaats. Ten tijde van vaststelling van dit verslag worden de gesprekken met een mogelijke nieuwe pensioenuitvoerder gevoerd, die mogelijk tot een overdracht van het vermogen per 1 juli 2015 en de administratie per 1 januari 2016 kunnen leiden. Inmiddels is er een intentieverklaring getekend door PGB en BPF GBP (zie ook p. 56). Financiële Toetsingskader In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de wijzigingen die vanaf 2015 van kracht zijn voor het fonds in het kader van het nieuw Financieel Toetsingskader (n-FTK). Het nieuwe FTK omvat de financiële eisen waaraan pensioenfondsen moeten voldoen. Belangrijkste doel van de nieuwe regels is een robuust en toekomstbestendig pensioenstelsel waarin het pensioenvermogen van deelnemers stabiel wordt beheerd en een evenwichtige verdeling van lusten en lasten plaatsvindt over generaties. Beleidsdekkingsgraad Het nieuwe FTK leidt tot een compleet contract waarin fondsbeslissingen minder afhankelijk zijn van dagkoersen. Sociale partners en pensioenfondsen dienen vooraf te communiceren over de verdeling van financiële risico’s tussen jongeren en ouderen. Zo dient de dekkingsgraad gedefinieerd te worden waarboven volledige indexatie wordt verleend en dient vastgelegd te worden welke maatregelen genomen worden bij een lage dekkingsgraad. Het gaat hierbij om de 12-maands voortschrijdend gemiddelde dekkingsgraad, genaamd de beleidsdekkingsgraad. Het pensioenfonds baseert zijn beslissingen op de beleidsdekkingsgraad. Het fonds is hierdoor minder gevoelig voor dagkoersen. Mede aan de hand van de beleidsdekkingsgraad wordt bepaald of het pensioenfonds in een tekortsituatie verkeert, of een pensioenverlaging noodzakelijk is en of toeslagen verleend kunnen worden. Toeslagverlening Toeslagen mogen verleend worden vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%. Daarnaast moet de gegeven toeslag toekomstbestendig zijn. Dit betekent dat het eigen vermogen op basis van de beleidsdekkingsgraad hoog genoeg moet zijn om de toegekende toeslag ook in de toekomst te kunnen financieren. In de praktijk impliceert dit voor een gemiddeld pensioenfonds dat een
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
23
toeslag van 1% pas verleend kan worden bij een beleidsdekkingsgraad van 120% en een toeslag van 2% bij een beleidsdekkingsgraad van 130%. Premie Om fluctuaties in de hoogte van de premie te voorkomen blijft het mogelijk om de kostendekkende premie vast te stellen met een methodiek van premiedemping. Deze demping kan plaatsvinden op basis van een 10-jaarsgemiddelde rente of op basis van een prudent verwacht rendement. Daarnaast is de DNB-beleidsregel vervallen dat de premie, in het geval van een dekkingstekort, moet bijdragen aan herstel. De pensioenregeling van het fonds betreft een beschikbare premieregeling. Ten opzichte van de pensioenregeling in 2014 zijn de stortingen van kapitalen in beginsel ongewijzigd; er kunnen nu alleen ook stortingen plaatsvinden voor personen van 65 en 66 jaar omdat de pensioenleeftijd naar 67 jaar wordt aangepast. Verder is het opbouwpercentage voor het partnerpensioen op risicobasis versoberd van 1,33% naar 1,159%, dit in verband met de versobering van het fiscale kader. Het fonds ontvangt een premie van 8% van het salaris, zoals is overeengekomen door sociale partners. Dit percentage is ongewijzigd ten opzichte van 2014. Net als voorgaande jaren is het de intentie van het fonds dat de feitelijk ontvangen premie gelijk is aan de kostendekkende premie. Dit betekent dus een premiemarge van 0%. In het actuarieel rapport is nu een negatieve premiemarge te zien; het fonds verwacht echter dat door wijzigingen in de regeling en uitvoering de premie na 2015 uiteindelijk kostendekkend zal zijn. Nieuwe herstelplansystematiek Een pensioenfonds moet een herstelplan indienen wanneer de beleidsdekkingsgraad per kwartaaleinde onder de vereiste dekkingsgraad ligt. Dit moet binnen drie maanden na constatering van het tekort. Alleen als het tekort per 1 januari 2015 is vastgesteld, geldt als overgangsmaatregel dat het pensioenfonds tot 1 juli 2015 de tijd heeft om het herstelplan in te dienen bij DNB. Deze situatie geldt niet voor Bpf GBP. Doel van deze nieuwe systematiek voor herstelplannen is dat de gevolgen van dalingen in de beleidsdekkingsgraad direct worden vertaald in het nemen van maatregelen, zoals het aanpassen van de premie, het verlagen van de toeslag of in het uiterste geval een pensioenverlaging. De maatregelen mogen over de voor het fonds van toepassing zijnde hersteltermijn van maximaal tien jaar worden gespreid, ze moeten generatie-evenwichtig zijn, en een pensioenfonds moet binnen de hersteltermijn weer terug zijn op het niveau van de vereiste dekkingsgraad. Elk jaar wordt de financiële situatie van het fonds bezien; is de beleidsdekkingsgraad na één jaar lager dan de vereiste dekkingsgraad, dan dient het pensioenfonds een nieuw herstelplan in, waaruit blijkt hoe het fonds binnen een nieuw aan te vangen hersteltermijn naar verwachting toegroeit naar de vereiste dekkingsgraad. Het herstelplan vervalt zodra de beleidsdekkingsgraad tenminste gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad. In beginsel geldt een standaard hersteltermijn van tien jaar. Heeft een pensioenfonds een sterk vergrijsd deelnemersbestand, is het voornemens te liquideren of is er een grote waardeoverdracht aanstaande, dan kan DNB het pensioenfonds verplichten de hersteltermijn te verkorten. Daarnaast geldt als overgangsmaatregel voor herstelplannen die in 2015 ingaan een maximale hersteltermijn van twaalf jaar. Voor 2016 geldt vanuit dezelfde overgangsbepaling een maximale hersteltermijn van elf jaar. Tot slot wordt een belangrijke regel geïntroduceerd en dat is dat de beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds niet langer dan vijf achtereenvolgende jaren onder de minimaal vereiste dekkingsgraad mag liggen. Indien dit wel het geval is en de actuele dekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad dan dient de actuele dekkingsgraad direct teruggebracht te worden naar de minimaal vereiste dekkingsgraad. Dit kan bij Bpf GBP worden voorkomen door tevoren een verlaging van de opbouwstaffels te laten plaatsvinden. Pensioenverlaging Om weer financieel solvabel te worden, blijven pensioenverlagingen het laatste redmiddel. Zijn er geen maatregelen meer voorhanden, is de beleidsdekkingsgraad vijf jaar achter elkaar lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad én is de actuele dekkingsgraad lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad dan moet het pensioenfonds de pensioenen verlagen. Ook als een
24
pensioenfonds in een herstelsituatie naar verwachting niet binnen de hersteltermijn naar het vereist eigen vermogen kan toegroeien, moet het pensioenfonds de pensioenen verlagen. De pensioenverlaging mag dan over een periode van maximaal de hersteltermijn worden gespreid en moet ten minste tijdsevenredig plaatsvinden. Het inhalen van toeslagverlening en het herstellen van pensioenverlagingen Om in het verleden gemiste toeslagverlening in te halen en om pensioenverlagingen te herstellen, gelden de volgende voorwaarden. Allereerst moet er voldoende vermogen aanwezig zijn om de reguliere toeslagambitie in de toekomst te kunnen waarmaken. Daarnaast mag slechts één vijfde deel van het overschot gebruikt worden voor inhaalindexatie of voor herstel van een pensioenverlaging. Het overschot is daarbij gedefinieerd als het verschil tussen de beleidsdekkingsgraad en de benodigde dekkingsgraad om volledig te kunnen indexeren of het verschil tussen de beleidsdekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad. Het kleinste verschil is leidend voor het inhalen van toeslagverlening of voor het herstellen van een pensioenverlaging. Haalbaarheidstoets De haalbaarheidstoets toetst de financiële opzet van het fonds en toetst onder meerdere economische scenario’s of het verwachte pensioenresultaat voldoet aan de door het fonds zelf gestelde normen. Het pensioenfonds definieert daarbij zelf hoe ver het pensioenresultaat mag wegzakken. Blijkt uit de haalbaarheidstoets dat het verwachte pensioenresultaat niet voldoet aan deze norm, dan moet dit gecommuniceerd worden aan de achterban én sociale partners en leidt dit er mogelijk toe dat het pensioencontract herzien wordt. Vereist eigen vermogen onder het nieuwe FTK Het vereist eigen vermogen onder het nieuwe FTK stijgt ten opzichte van het vereist eigen vermogen onder het oude FTK. Dat komt door de gewijzigde rekenregels, waarmee onder het nieuwe FTK het vereist eigen vermogen vastgesteld wordt. Het vereist eigen vermogen blijft een belangrijk criterium, omdat het onder andere een rol speelt bij de premiestelling, de beoordeling of het fonds zich in een herstelsituatie bevindt, de beoordeling of het fonds een pensioenverlaging moet doorvoeren en of een toeslag verleend mag worden. Gevolgen nieuwe FTK voor Bpf GBP Vanaf 2015 zijn er een aantal wijzigingen van kracht voor pensioenfondsen in het kader van het nieuwe Financiële Toetsingskader (nFTK). De gevolgen worden weergegeven aan het eind van dit verslag bij de Gebeurtenissen na balansdatum.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
25
Verzekerdenbestand
Gewezen Pensioen
Deelnemers deelnemers gerechtigden
Stand per 31 december 2013
3.481
2.923
94
Totaal 6.498
Mutaties door: (Her)indiensttredingen
1.394 -410
0 984
Ontslag met premievrije aanspraak
-1.007
0
1.007
0
Waarde-overdracht
0 -26
Overlijden
-6 -5 -3 -14
Ingang pensioen
-30
-29
0 -26 73 1) 14
Afkoop
0 -152
Overig
1 -9 0 -8
Mutaties per saldo Stand per 31 december 2014
352
376
3.833 2) 3.299
Specificatie pensioengerechtigden
-39 -191
31
759
125 7.257
2014
2013
Ouderdomspensioen 106 79 Partnerpensioen 13 9 Wezenpensioen 6 6 Totaal 125 94
Aalsmeer, 29 juni 2015
F. Verschuren, voorzitter
G.P.M.J. Roest.
G.F. Dekkers
G.J. Seffinga
P. van der Zwaard
R. Roodenburg
R.M. Westhuis 1)
Ingang pensioen pensioengerechtigden is onder te verdelen in OP 59, PP 10 en WZP 4.
2)
Met betrekking tot de actieve deelnemers zijn 25 deelnemers in 2014 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt.
26
Verslag van de Raad van Toezicht
Inleiding De raad van toezicht van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Bloemen en Planten (hierna: de raad) is benoemd per 1 juli 2014. Het verantwoordingsorgaan heeft een positief advies uitgebracht over de kandidaat-leden. Na afronding van de toetsingsprocedure bij De Nederlandsche Bank zijn de werkzaamheden van de raad gestart. In oktober 2014 is er een eerste gesprek met het dagelijks bestuur geweest. In december 2014 is er een kennismakingsgesprek geweest tussen verantwoordingsorgaan en de raad. Wijze van rapportage In dit verslag legt de raad verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en de werkgever. Tevens wordt verantwoording afgelegd over de uitgeoefende goedkeuringsrechten en geeft de raad een samenvatting van de belangrijkste bevindingen. Taken, bevoegdheden en goedkeuringsrechten De raad heeft een aantal taken en bevoegdheden. De wettelijke taken zijn ten minste het toezicht houden op –– het bestuursbeleid en de algemene gang van zaken ––
een adequate risicobeheersing
–– een evenwichtige belangenafweging. Daarnaast richt de raad zich op het beoordelen van –– beleids- en bestuursprocedures en -processen en de ‘checks en balances’ binnen het fonds –– de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd –– het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en langere termijn. Ook staat de raad van toezicht het bestuur met raad terzijde. Naast de wettelijke taken heeft de raad van toezicht een aantal wettelijke goedkeuringsrechten. Toepassing van de VITP-Toezichtcode De raad van toezicht baseert zich, naast de wet, mede op hetgeen bepaald is in de Code van de Vereniging Intern Toezicht Pensioensector (VITP-Toezichtcode). Aanvullend op deze Code gebruikt de raad een eigen normenkader. Activiteiten en fasering werkzaamheden In oktober 2014 heeft een eerste bespreking met het dagelijks bestuur plaatsgevonden en daarna zijn twee gesprekken met het bestuur gevoerd (over de voorgenomen collectieve waardeoverdracht en over het jaarwerk 2014). De raad is verder in vier beprekingen met het dagelijk betuur bijgepraat over de gang van zaken en de voortgang ten aanzien van de voorgenomen liquidatie. Deze gesprekken vonden eind 2014 en begin 2015 plaats. Naast de kennismaking sprak de raad eenmaal met het verantwoordingsorgaan in het kader van jaarwerk 2014 en over de laatste ontwikkelingen rondom toekomst pensioenfonds.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
27
Uitoefening van de bevoegdheden en goedkeuringsrechten Hieronder geeft de raad van toezicht een verantwoording over de uitoefening van onze bevoegdheden, c.q. goedkeuringsrechten. Jaarverslag en jaarrekening 2014 De raad heeft het jaarverslag beoordeeld aan de hand van een beoordelingskader. Hierbij is het jaarverslag onder meer wordt beoordeeld op consistentie met eigen waarnemingen en op transparantie. De raad heeft op basis van het conceptjaarverslag en de concept jaarrekening een aantal opmerkingen en aanbevelingen gedaan. De raad stelt vast dat deze voldoende zijn verwerkt en verleent daarom goedkeuring aan dit jaarverslag en de jaarrekening. Voorgenomen benoeming nieuw bestuurslid In 2014 zijn sinds onze aanstelling geen nieuwe bestuursleden benoemd. In februari 2015 is besloten tot benoeming van een nieuw bestuurslid. Deze kandidaat is pas na verzoek daartoe van de raad ter toetsing voorgelegd. De raad vraag het bestuur met nadruk in het vervolg zorgvuldiger om te gaan met de wettelijk vereiste procedure ten aanzien van de voordracht van kandidaat bestuurders. De raad van toezicht beoordeelt alsnog of zij van mening is dat de kandidaat voldoet aan het functieprofiel. Belangrijkste bevindingen en aanbevelingen uit het rapport van de raad van toezicht Waarnemingen in het kader van de voorgenomen liquidatie en overdracht naar BPF AVH 2014 heeft voor een belangrijk deel gestaan in het licht van voorgenomen liquidatie en overdracht naar BPF AVH. De focus van de raad lag ook op dit traject. Omdat dit proces doorliep tot in 2015, waarbij ook relevante ontwikkelingen zijn geweest, vindt de raad het van belang om in dit jaarverslag ook de bevindingen van het lopende boekjaar te vermelden. Belangrijke motief voor het bestuur om te streven naar liquidatie van het fonds is de geringe schaalgrootte en de daarmee samenhangende hoge uitvoeringskosten per deelnemer. De raad herkent dit beeld en onderschrijft het belang van het zoeken van een geschikte partij om de pensioenen aan over te dragen. In 2014 is de gestart met het onderzoek naar een partner voor overdracht van de pensioenen. BPF AVH kwam na zorgvuldige afweging als geschikte optie naar voren. In de loop van 2014 met doorloop tot maart 2015 is intensief gewerkt aan het verder uitwerken van de fusieplannen. In de loop van dit traject kwam BPF AVH tot de conclusie dat de specifieke kenmerken van de GBP regeling een te groot risico vormden voor het eigen pensioenfonds. Omdat op korte termijn geen mogelijkheid bestond om aan de aanvullende eisen van BPF AVH te voldoen om deze risico’s weg te nemen, heeft het bestuur in maart 2015 besloten om definitief af te zien van overdracht van de pensioenen naar BPF AVH. Aansluitend hierop is het bestuur onmiddellijk een onderzoek gestart naar nieuwe alternatieven voor onderbrenging van de pensioenen. Hierbij eerst is de mogelijkheid van de PPI onderzocht. Dit bleek echter niet (op korte termijn) haalbaar. Zeer recent kwam de optie van aansluiting bij BPF PGB in beeld, omdat dit fonds sinds kort ook defined contribution-regelingen uitvoert. De gesprekken met dit fonds lopen tot op heden (begin juni 2015) voorspoedig. Inmiddels is de intentieovereenkomst getekend en een ervaren transitiemanager aangesteld. Doel is de verplichtingen uiterlijk 1 januari 2016 over te dragen. De intentie bestaat om de beleggingen al eerder onder te brengen in de PGB-beleggingspool. De raad waardeert het voortvarende optreden van het bestuur bij de nieuwe kans die PGB vormt. Het bestuur heeft naar onze mening te weinig aandacht gehad voor het maken van een alternatief plan, waarbij rekening is gehouden met het scenario van langer zelfstandig doorgaan. De raad beveelt het bestuur aan alsnog een plan voor het scenario van zelfstandig doorgaan goed uit te werken. Speciale aandacht is hierbij nodig om zo spoedig mogelijk weer de beleggingen onder te brengen conform het beleggingsbeleid. Dit laatste te meer omdat door de huidige mismatch in de actuariële verklaring 2014 geen goedkeurend oordeel gegeven wordt over de prudent person regel (artikel 135 PW).
28
Beleidsprocedures en kwaliteit besluitvorming De beleids- en bestuursprocedures zijn op orde. Uit vastlegging in notulen blijkt duidelijk de discussie die gevoerd is binnen het bestuur. De afwegingen die het bestuur maakt zouden explicieter kunnen worden weergegeven in notulen. Bijvoorbeeld komen de afwegingen en besluitvorming ten aanzien van de voorgenomen fusie in de bestuursnotulen vrij summier aan bod. De besluitvorming is tijdig en effectief. Bij belangrijke beleidsbeslissingen toetst het bestuur echter niet op evenwichtige belangenafweging, risicobeheersing en strategische doelen. Dit is wel aan te bevelen. Checks en balances Er zijn voldoende checks en balances binnen het fonds. Het bestuur neemt het verantwoordingsorgaan goed mee in de diverse dossiers. Het bestuur heeft de raad op een aantal momenten meegenomen in het liquidatieproces, maar dit had proactiever gekund in de periode nadat de fusie met AVH is afgeketst. Inmiddels loopt dit goed. In het verlengde hiervan heeft de raad erop geattendeerd ook het verantwoordingsorgaan nauw te betrekken in alle vervolgstappen met betrekking tot de toekomst van het pensioenfonds. Communicatie In het jaarverslag wordt duidelijk uitleg gegeven over de voorgenomen liquidatie en de daartoe ondernomen stappen. In mei is in een pensioenblad een publicatie over de toekomst van het pensioenfonds verschenen op basis van een interview met één van de bestuursleden. Dit interview was niet op initiatief van het bestuur. De raad heeft het bestuur gewezen op het risico van het op deze manier naar buiten brengen van informatie, die nog niet rechtstreeks aan de direct belanghebbenden gecommuniceerd is. Risicomanagement Implementatie en doorontwikkeling van het integraal risicomanagement heeft de afgelopen periode – in het licht van de fusie – stilgelegen. Wel zijn de belangrijkste uitvoeringsrisico’s periodiek gemonitord via onder andere de rapportages. De raad beveelt aan hier aandacht voor te hebben in de uitwerking van een alternatief plan, waarbij rekening wordt gehouden met langer zelfstandig doorgaan Evenwichtige belangenafweging De belangenafweging is in de achterliggende periode evenwichtig geweest en passend bij het karakter van de regeling (combinatie van DC en, na pensioeningang, DB). Hierbij merkt de raad op dat het bestuur in het verleden meermaals bij sociale partners aandacht heeft gevraagd voor de inherente onevenwichtigheid in de pensioenregeling, omdat de grondslag voor premieheffing afwijkt van de grondslag voor bepaling van de individuele dotaties aan de pensioenrekeningen. Conclusie De raad is alles afwegend van oordeel dat de beleids- en bestuursprocedures en de checks en balances voldoende zijn ontwikkeld en dat het fonds adequaat wordt aangestuurd. De raad vraagt met nadruk aandacht voor de volgende punten: –– Borging van een zorgvuldige afweging bij en onderbouwing van de keuzes die voorliggen ten aanzien van de toekomst van het fonds. –– Gedegen uitwerken van het scenario waarbij het fonds langer blijft voortbestaan dan de horizon die het bestuur voor ogen heeft (in het bijzonder het in kaart brengen van de alternatieven voor de beleggingen). –– Voldoende aandacht tot het moment van liquidatie voor de uitvoering en risicobeheersing van het fondsbeleid (o.a. nFTK en overige verplichtingen die uit de wetgeving volgen). Daarnaast is de raad van oordeel dat het bestuur verantwoord omgaat met de risico’s op langere termijn en dat de belangen op evenwichtige wijze worden afgewogen bij de besluitvorming.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
29
Tot slot De raad dankt het bestuur en het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds voor de samenwerking.
De raad van toezicht,
Jaco Groenewoud (voorzitter) Henk-Jan Strang Dick Wenting
Aalsmeer, 15 juni 2015
Reactie van het Bestuur Het bestuur heeft met belangstelling kennis genomen van het verslag van de Raad van toezicht en kan zich hierin vinden. Het bestuur dankt de leden van de Raad van toezicht voor het in haar gestelde vertrouwen. Zij zal de aanbevelingen in het rapport over 2014 tot verdere verbeteringen nader bestuderen en ziet uit naar een goede samenwerking bij de keuzes die gemaakt moeten worden over de toekomst van het fonds.
30
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Oordeel verantwoordingsorgaan 2014 De taak van het nieuwe verantwoordingsorgaan is een oordeel te geven over het bestuursbeleid, uitvoering daarvan en beleidskeuzes voor de toekomst aan de hand van het jaarverslag (bestuursverslag en jaarrekening) en andere informatie, waaronder de bevindingen van de Raad van toezicht. In deze door het verantwoordingsorgaan te vervullen taken is het verantwoordingsorgaan in kennis gesteld van het conceptjaarverslag over het boekjaar 2014 en het concept van het actuarieel rapport 2014. Het verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur haar taken in 2014 naar behoren heeft uitgevoerd. Het verantwoordingsorgaan constateert dat de certificerend actuaris heeft gerapporteerd dat naar haar overtuiging door Bpf GBP is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 135 en 137. Het verantwoordingsorgaan constateert dat niet is voldaan aan de vereisten ten aanzien van consistentie tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en de realisatie van de voorwaardelijke toeslagen. Daarnaast merkt het verantwoordingsorgaan op dat de certificerend actuaris concludeert dat het beleggingsbeleid van het pensioenfonds niet in overeenstemming is met de prudent-person regel. De voorgenomen collectieve waardeoverdracht waarbij alle beleggingen zijn verkocht, maar welke op het laatste moment is ingetrokken door het pensioenfonds, zorgt ervoor dat het beleggingsbeleid als niet prudent te verklaren is. Dit laatste betreft de mening van de certificerend actuaris. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat de externe accountant heeft geoordeeld dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Bpf GBP per 31 december 2014 en dat het resultaat over 2014 in overeenstemming is met boek 2, titel 9, van het Burgerlijk Wetboek. Het verantwoordingsorgaan onderstreept in het belang van de deelnemers de noodzaak van een voorgenomen liquidatie en in overleg met sociale partners de zoektocht van het bestuur naar een fusiepartner. Het verantwoordingsorgaan begrijpt dat een zelfstandige voortzetting van het fonds geen reële optie is.
Het verantwoordingsorgaan
Reactie van het bestuur Het bestuur heeft met belangstelling kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan en kan zich hierin vinden. Het bestuur dankt de leden van het verantwoordingsorgaan voor het in haar gestelde vertrouwen. Zij stelt het op prijs dat de leden van de oude deelnemersraad na 1 juli 2014 bereid zijn gevonden zitting te nemen in het nieuwe verantwoordingsorgaan en ziet uit naar de goede samenwerking.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
31
32
Jaarrekening
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
33
Balans per 31 december (na bestemming saldo baten en lasten, in duizenden euro)
Activa 2014 2013 Beleggingen [1] Onroerende zaken
0
1.117
Zakelijke waarden
0
6.438
Vastrentende waarden
0
31.478
Derivaten
0 47
Overige beleggingen
50.850
897
50.850 39.977 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [2]
569
476
Vorderingen en overlopende activa [3]
301
500
Liquide middelen [4]
1.083
523
52.803 41.476
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
34
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Passiva 2014 2013 Reserves [5] Vrije reserve DB
480
593
Vrije reserve DC
3.853
3.086
4.333 3.679 Voorziening voor risico pensioenfonds [6]
3.165
2.075
Voorziening voor risico deelnemers [7]
44.058
35.037
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [8]
569
476
Kortlopende schulden en overlopende passiva [9]
678
209
52.803 41.476
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
35
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2014 2013 Beleggingsopbrengsten Directe beleggingsopbrengsten [10] Indirecte beleggingsopbrengsten [11] Kosten van vermogensbeheer [12]
940
808
2.645
-731
33
-18
3618
59
Premiebijdragen [13] 8.777 7.879 Saldo van overdracht rechten [14]
150
335
Pensioenuitkeringen [15] -369 -292 Mutatie voorziening voor risico pensioenfonds [16] Wijziging rentetermijnstructuur Benodigde intrest
-416
42
-9
-6
Inkoop
-697 -457
Afkoop
125 77
Vrijval kosten technische voorziening
25
17
Uitkeringen
131 94
Sterfte
-258 -260
Toeslagverlening
-21 -19
Wijziging actuariële grondslagen en/of methoden
30
0
-1.090 -512
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
36
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
2014 2013 Mutatie voorziening voor rekening en risico deelnemers [17] Rendement
-3.171 -77
Premies
-6.536 -5.927
Premies arbeidsongeschikten
-54
-41
FVP inkoop
-118
-13
Inkomende waardeoverdrachten
-331
-492
Uitgaande waardeoverdrachten
181
157
Afkoop
109 122
Pensionering
787 502
Sterfte
112 24
-9.021 -5.745 Herverzekering [18] -172 -405 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [19]
-1132
-1.000
Overige lasten [20]
-107
-79
Saldo van baten en lasten
654
240
Vrije reserve DB
-113
38
Vrije reserve DC
767
202
Bestemming van het saldo 1)
654 240
1)
De negatieve bestemming van het saldo aan DB wordt met name veroorzaakt door het negatieve resultaat op beleggingsopbrengsten DB. Dit wordt gedeeltelijk gecompenseerd
door de overheveling van reserves van DC naar DB bij pensionering en de solvabiliteitsopslag in de inkoopfactor voor pensioen.De positieve bestemming van het saldo aan DC
wordt met name veroorzaakt door het positieve resultaat op beleggingsopbrengsten DC en de toevoeging van de solvabiliteitsopslag in de premie. Dit wordt gedeeltelijk teniet
gedaan door de overheveling van reserves van DC naar DB bij pensionering.
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
37
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2014 2013 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers en werknemers
8.906
7.759
Uitkeringen uit herverzekering
712
55
Wegens overgenomen pensioenverplichtingen
331
492
9.949 8.306 Uitgaven Pensioenen en afkopen
-366
-292
Wegens overgedragen pensioenverplichtingen
-181
-157
Premies herverzekering
-990
-1.361
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-665
-1.137
Overige
-1 0
-2.203 -2.947 Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
7.746
5.359
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten
1.014
735
Verkopen beleggingen
3.623
5.755
4.637 6.490 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-11.856
-12.088
33
-18
-11.823 -12.106 Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-7.186
-5.616
Mutatie geldmiddelen
560
-257
Saldo geldmiddelen 1 januari
523
780
Saldo geldmiddelen 31 december
1.083
523
38
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Waardering Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
39
Financiële beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. Overige activa en passiva worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden overige activa en passiva gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Voor vorderingen wordt rekening gehouden met een aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Onroerende zaken Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Zakelijke waarden De ter beurze genoteerde aandelen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijd. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme waarderingsmodellen. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme waarderingsmodellen. Vorderingen De vorderingen zijn opgenomen tegen de nominale waarde verminderd met de noodzakelijke geachte voorzieningen voor oninbaarheid. Algemene reserve Het jaarlijkse resultaat volgens de rekening van baten en lasten wordt toegevoegd aan de algemene reserve.
40
Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. Vorderingen uit herverzekeringscontracten als kapitaalcontracten worden gewaardeerd voor de waarde van het verzekerde risico op basis van de grondslagen van het contract. Bij de waardering van de vorderingen wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar (afslag voor kredietrisico). Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. De waardering en presentatie van beleggingsdepots gekoppeld aan kapitaalcontracten is overeenkomstig de grondslagen voor beleggingen. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. De VPV is, evenals vorig jaar, gelijk aan de actuariële contante waarde van de opgebouwde, premievrije en ingegane pensioenen. Bij de vaststelling van de VPV is uitgegaan van marktwaardering. Dit houdt onder andere in dat gerekend is met de termijnstructuur van de nominale marktrente zoals gepubliceerd door DNB. Ultimo 2014 is de technische voorziening gebaseerd op de door DNB voorgeschreven 3-maandsgemiddelde rentetermijnstructuur met toepassing van UFR. Als belangrijkste grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen worden vermeld: –– Intrest: Rentetermijnstructuur van DNB. Gemiddeld gewogen met de VPV kwam de nominale rente eind 2013 ongeveer overeen met een vaste rekenrente van1,50% (2013: 2,46%). –– Sterfte: Prognosetafel AG2014 met sector specifiek afgeleide ervaringssterfte van Towers Watson. –– Gehuwdheid: Bij de vaststelling van de voorziening voor partnerpensioen na pensionering wordt uitgegaan van een bepaalde partnersysteem. –– Uitkeringen: De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld. –– Leeftijden: De leeftijd van de (gewezen) deelnemer, de nabestaande of de wees wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. –– Leeftijdsverschil: Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw). –– Kosten: In de voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 10% van de netto voorziening. Deze voorziening wordt gevoed door bij pensionering 10% af te haken van het pensioenkapitaal.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
41
Resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan: –– rente; –– dividend; –– soortgelijke opbrengsten. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: –– gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van aandelen, aandelen vastgoedmaatschappijen en obligaties; –– valutaverschillen inzake deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransaties. Kosten vermogensbeheer Onder de kosten vermogensbeheer worden de administratiekosten opgenomen die verband houden met het beheer van de beleggingen. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld via de directe methode.
42
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen Stand Aankopen/ Indirecte Stand ultimo Verstrek- Verkopen beleggings- ultimo Categorie
2013
kingen
aflossingen
opbrengsten
2014
Onroerende zaken Aandelen vastgoedmaatschappijen
1.117 464 -1.836 255 0
Zakelijke waarden Aandelen
6.438 2.762 -10.273 1.073
0
3.719
96 -4.099 284
0
Obligaties
27.759 7.984 -37.172 1.429
0
31.478 8.080 -41.271 1.713
0
Vastrentende waarden Credits
Derivaten Valutatermijncontracten
47 0 328 -375 0
Overige beleggingen Commodities Geldmarkt fonds 1) Totaal belegd vermogen
1)
897 223 -1.100 0 50.850
-20
0
0
0 50.850
897 51.073 -1.100
-20 50.850
39.977
62.379
-54.152
2.646
50.850
Ultimo 2014 wordt 3.595 aangehouden voor het DB gedeelte en 47.255 voor het DC gedeelte.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
43
Methodiek bepaling marktwaarde Level 1: Directe marktwaardering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd). Level 2: Afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met niet-significante prijsaanpassing (gebaseerd op aannames en schattingen). Level 3: Modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden.
Stand ultimo
Level 1
Level 2
Level 3
2014
Overige beleggingen Geldmarkt fonds Totaal belegd vermogen
50.850 0 0 50.850 50.850
0
0
50.850
Stand ultimo
Level 1
Level 2
Level 3
2013
Onroerende zaken Aandelen vastgoedmaatschappijen
0 1.117
0 1.117
0
0
Zakelijke waarden Beleggingsfondsen in aandelen
6.438
6.438
Vastrentende waarden Credits
0 3.719
0 3.719
Obligaties
0 27.759
0 27.759
Deposito’s
0 0 0 0
31.478
0 31.478
Derivaten Valutatermijncontracten
0 47 0 47
Overige beleggingen Commodities
0 897 0 897
Totaal belegd vermogen
0
44
39.977
0
39.977
2014 2013 [2] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
569
476
[3] Vorderingen en overlopende activa Overige kortlopende vorderingen Premies
140 377
Verzekeringsmaatschappij
155 49
Overige
6 74
Totaal vorderingen en overlopende activa
301
500
[4] Liquide middelen Banken ten behoeve van pensioenen
938
447
Banken ten behoeve van beleggingen
145
76
1.083 523 Totaal activa 52.803 41.476 Passiva [5] Reserves Vrije reserve DB Stand per 1 januari
593
555
Bij: Mutatie uit bestemming saldo
-113
38
Stand per 31 december
480
593
Vrije reserve DC Stand per 1 januari Bij: Mutatie uit bestemming saldo
3.086
2884
767
202
Stand per 31 december
3.853
3.086
Het vereist eigen vermogen bedraagt 206 (2013: 143) Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 1.296 (2013: 1.183)
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
45
2014 2013 [6] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari Wijziging rentetermijnstructuur Benodigde intrest
2.075
1.563
416
-42
9
6
Inkoop
697 457
Afkoop
-125 -77
Vrijval kosten technische voorziening
-25
-17
Uitkeringen
-131 -94
Sterfte
258 260
Toeslagverlening
21 19
Wijziging actuariële grondslagen en/of methoden
-30
Stand per 31 december
0
3.165
2.075
De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is als volgt opgebouwd: Pensioengerechtigden
3.165 2.075
[7] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand per 1 januari
35.037
29.292
Rendement
3.171 77
Premies
6.536 5.927
Premies arbeidsongeschikten
54
41
FVP inkoop
118
13
Inkomende waardeoverdrachten
331
492 -157
Uitgaande waardeoverdrachten
-181
Afkoop
-109 -122
Pensionering
-787 -502
Sterfte
-112 -24
Stand per 31 december
44.058
35.037
De voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers is als volgt opgebouwd Actieve en arbeidsongeschikte deelnemers
33.062
25.429
Gewezen deelnemers met premievrije aanspraken
10.996
9.608
44.058 35.037
46
2014 2013 [8] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand per 1 januari Wijziging rentecurve Benodigde intrest
476
582
47
-11
2
3
In-/revalideren
113 -46
Uitkeringen herverzekering
-70
-54
Sterfte
2 2
Wijziging actuariële grondslagen en/of methoden
-1
Stand per 31 december
0
569
476
[9] Kortlopende schulden en overlopende passiva Actuaris Accountant Administrateur
44 35 10 21 128 59
1) 1) 88 Beleggingsadministrateur 15
Verzekeringsmaatschappij Loonheffing en sociale premies Diversen
429 0 9
6
43 0
678 209 Totaal passiva 52.803 41.476 Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
1)
waarvan € 0 (2013: € 60) ontvangen onderpand inzake collateral
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
47
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van Stichting Pensioenfonds Bloemen en Planten hebben een bezoldiging ontvangen van € 88.000 (2013: € 35.000). Personeel Gedurende het boekjaar 2014 had Stichting Pensioenfonds Bloemen en Planten geen personeel in dienst. Verbonden partijen Er is enkel een relatie tussen fonds en de aangesloten werkgevers met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling.
Baten en lasten
2014
2013
Beleggingsopbrengsten [10] Directe beleggingsopbrengsten Vastrentende waarden Overige beleggingen
931
796
-4
0
Intrest banken
-1
0
Intrest ondernemingen
12
11
Overige
2 1
940 808 [11] Indirecte beleggingsopbrengsten Verkoopresultaten en herwaardering Onroerende zaken
255
21
Zakelijke waarden
1.073
647
Vastrentende waarden
1.713
-1.481
Derivaten Overige beleggingen Valutaresultaten
-375 135 -20
-54
-1 1
2.645 -731 [12] Kosten vermogensbeheer Beheerloon zakelijke waarden Administratiekosten
59 -26 -18
33 -18 Totaal beleggingsopbrengsten
48
3.618
59
2014 2013 [13] Premiebijdragen Bijdragen FVP
8.659 7.866 118 13
8.777 7.879 De kostendekkkende premie bedraagt:
8.463
7.824
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd
7.058
6.575
–– Opslag vereist vermogen
305
273
–– Opslag uitvoeringskosten
1.100
976
8.463 7.824 [14] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
331
492
Overgedragen pensioenverplichtingen
-181
-157
150 335 [15] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen
-98 -73
Partnerpensioen
-25 -14
Wezenpensioen
-7 -7
Afkoopsommen
-239 -198
-369 -292 [16] Mutatie voorziening voor risico pensioenfonds
-1090
-512
[17] Mutatie voorziening voor rekening en risico deelnemers Opnames
17 -230
Stortingen
-5.867 -5.438
Rendement
-3.171 -77
-9.021 -5.745
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
49
2014 2013 [18] Herverzekering Premies Risico verzekering
-528
-739
356
334
Uitkeringen Herverzekerde uitkeringen
Totaal herverzekering -172 -405 [19] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie Accountant controle Actuaris
-879 -797 -19
-22
-105
-102
Bestuurskosten
-88 -35
Overige 1)
-41 -44
-1.132 -1.000 [20] Overige lasten Voorziening premiedebiteuren Vrijval afkoopsommen/vordering i.v.m. overlijden
-107
-81
0
2
-107 -79 Saldo van baten en lasten
654
240
2014 2013 Actuariële analyse van het saldo Beleggingsopbrengsten
22 18
Premie
691 357
Kosten
-98 -80
Uitkeringen Sterfte Arbeidsongeschiktheid
-4 1 150 39 -9 3
Toeslagverlening
-21 -19
Overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen
30
0
-107
-79
Andere oorzaken
654 240 1)
50
In de overige kosten zijn o.a. kosten VO en RvT meegenomen.
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist eigen vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf gebaseerd op basis van het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe) en wordt er rekening gehouden met recente ontwikkelingen. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het Vereist Eigen vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2014 groter dan het Vereist Eigen vermogen volgens het standaardmodel. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2014: feitelijk 106,5%; 2013: feitelijk 106,9%).
2014 2013 Renterisico (S1)
€ % € % 129 2,6 68 1,6
Zakelijke waarden risico (S2)
0
Valutarisico (S3)
0 0,0 0 0,0
Grondstoffenrisico (S4)
0 0,0 0 0,0
Kredietrisico (S5)
0 0,0 27 0,2
Verzekeringstechnisch risico (S6) Concentratierisico (S8)
160
0,0
3,9
0
0,0
109
4,0
0 0,0 56 1,1
Diversificatie-effect
-83 -117
Vereist eigen vermogen
206
6,5
143
6,9
Aanwezige dekkingsgraad 115,2 128,6 Minimaal vereiste dekkingsgraad (risico fonds)
104,0
104,0
Vereiste dekkingsgraad (feitelijk)
106,5
106,9
Vereiste dekkingsgraad (strategisch)
106,5
106,7
Ten opzichte van 2013 is het Vereist Eigen vermogen afgenomen. Dit hangt samen met het verkopen van de obligatieportefeuille. De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva, Herverzekeringsdeel technische voorzieningen en Voorziening voor risico deelnemers
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
51
incl. vrije reserves) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, afgenomen tot 115,2% (2014). Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent ultimo 2014 geen renteafdekking. Het fonds loopt over de gehele technische voorziening renterisico. Duratie van de pensioenverplichtingen: 11,9
Feitelijke verdeling
in €
Impact op technische voorziening voor risico fonds
129
129
0
0
Impact op de rentegevoelige beleggingen Renterisico
%
Strategische verdeling in €
129 2,6 129 2,6
Afdekkingspercentage t.b.v. S1
0
Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 129 (2,6%) en voor het strategisch renterisico 129 (2,6%) ultimo 2014.
52
%
0
Zakelijke waarden risico Daar het fonds geen marktwaarde of exposure naar zakelijke waarden kent, is het zakelijke waarden risico ultimo 2014 gelijk aan nul. Valutarisico Het valutarisico wordt veroorzaakt, doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro’s luiden terwijl veel van de beleggingen van het pensioenfonds in niet-euro luiden. Het fonds kent echter geen belangen in valuta anders dan de euro. Het volledige balanstotaal noteert in euro’s en er is dus geen sprake van exposure naar vreemde valuta.
Derivaten Er is ultimo 2014 geen sprake van valutaderivaten. Kredietrisico Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread: het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die zeker zal plaatsvinden. Het Pensioenfonds belegt echter enkel in cashfondsen met een zeer korte looptijd. Bij deze fondsen is geen sprake van een creditspread. Het kredietrisico is derhalve gelijk aan nul. Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. In verband met het langlevenrisico wordt aanvullend boven het hanteren van de prudente grondslagen, de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling gevormd. Hoogte buffer De buffer voor zowel het feitelijk als het strategisch verzekeringstechnisch risico 160 (3,9%).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
53
54
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum Vanaf 2015 zijn er een aantal wijzigingen van kracht voor pensioenfondsen in het kader van het nieuwe Financiële Toetsingskader (nieuwe FTK). Gevolgen nieuwe FTK voor Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Bloemen en Planten Voor het fonds bedraagt de beleidsdekkingsgraad 127,4% ultimo 2014. Ten opzichte van de actuele dekkingsgraad van 115,2% eind 2014 ligt de beleidsdekkingsgraad 12,2%-punt hoger. Vanaf 1 januari 2015 is de driemaandsmiddeling uit de DNB-rentetermijnstructuur vervallen. De toegroei naar de UFR van 4,2% na looptijd 20 blijft (voorlopig) behouden. Op basis van deze gewijzigde rentetermijnstructuur is de dekkingsgraad 111,9% eind 2014. Deze dekkingsgraad ligt aanzienlijk lager doordat de actuele rente per 31 december 2014 fors lager is dan de gemiddelde rente over de laatste drie maanden van 2014. Op basis van de nieuwe rekenregels daalt de vereiste dekkingsgraad onder het nieuwe FTK op basis van het feitelijk beleggingsbeleid van 106,5% naar 106,4%. Zo ook de vereiste dekkingsgraad op basis van de strategische mix. Nagenoeg alle pensioenfondsen zien een stijging van het vereist eigen vermogen onder het nieuwe FTK: in de nieuwe regelgeving gelden zwaardere buffereisen. Er wordt echter ook rekening gehouden met een gewijzigde DNB-rentetermijnstructuur (dus exclusief driemaandsmiddeling). Deze lagere rentetermijnstructuur leidt, onder de voorgeschreven methodiek, tot een lager renterisico. Het vereist eigen vermogen, als percentage van de voorziening voor risico fonds, daalt hierdoor licht onder het nieuwe FTK.
Renterisico (S1)
2014
nFTK 2014
€ % € % 129 2,6 126 2,3
Zakelijke waarden risico (S2)
0
Valutarisico (S3)
0 0,0 0 0,0
Grondstoffenrisico (S4)
0 0,0 0 0,0
Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6)
0,0
0
0,1
0 0,0 0 0,0 160
3,9
165
4,0
Concentratierisico (S8)
0 0,0 0 0,0
Actief beheer risico (S10)
0
0,0
0
Diversificatie-effect
-83 -83
Vereist eigen vermogen
206
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
6,5
208
0,0
6,4
55
De beleidsdekkingsgraad eind 2014 is 127,4%. De vereiste dekkingsgraad op basis van het nieuwe FTK is gelijk aan 106,4%. Dit betekent dat de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds is daardoor begin 2015 niet in een situatie van reservetekort. Toekomstdiscussie Eind 2014 leek er overeenstemming te zijn tussen de besturen van BPF GBP en BPF AVH over het ondertekenen van een intentieverklaring voor aansluiting bij AVH. Door het bestuur werd een transitiemanager ingehuurd om het proces verder in goede banen te leiden. Uiteindelijk liet AVH op 24 maart per brief weten toch af te willen zien van samengaan. In hun ogen waren er teveel risico’s verbonden aan de overgang omdat GBP niet over een verplichtstellingsbeschikking beschikt. Op 25 maart hebben de sociale partners aan het bestuur opdracht gegeven om verdere verkenningen uit te voeren. Het bestuur heeft de mogelijkheden onderzocht van aansluiting bij een PPI en van aansluiting bij een APF. In afwachting van dit onderzoek zijn de beleggingen aangehouden in een geldmarktfonds. Navraag bij vermogensbeheerders leert dat het onderbrengen van beleggingen voor een korte periode weinig meer rendement oplevert, ook rekening houdende met de aan- en verkoopkosten. Bij verschillende PPI’s werden offertes opgevraagd. Binnen de huidige afspraken met sociale partners bleek de overgang naar een PPI echter niet te realiseren, aangezien er dan niet met een sectorbrede doorsneepremie gewerkt kan worden. Ook kan binnen een PPI geen invulling worden gegeven aan de nog altijd door sociale partners gekoesterde wens om tot een verplichtstelling voor de pensioenregeling te komen. Uiteindelijk werd tijdens de bestuursvergadering van 9 april 2015 besloten af te zien van de mogelijkheid aansluiting te zoeken bij een PPI, mede omdat deze vorm niet voor een verplicht gesteld fonds kan worden gekozen. Ook is concreet de mogelijkheid onderzocht om aansluiting te zoeken bij een op te richten APF. Hier gooide de overheid roet in het eten doordat staatssecretaris Klijnsma aankondigde het wetgevingstraject dat invoering van een APF mogelijk moet maken, uit te stellen tot 2016. Door het bestuur werd op 20 mei 2015 besloten dat we hierop niet zo lang konden wachten. Inmiddels was duidelijk geworden dat het PGB –in tegenstelling tot vorig jaar– een propositie voor de uitvoering van DC-regelingen in de markt wilde zetten. Door het bestuur is meteen contact gezocht met dit fonds, omdat dit de mogelijkheid bood om binnen de afspraken die sociale partners met elkaar gemaakt hebben de bestaande uitvoering grosso modo ongewijzigd voort te zetten bij een ander, groter fonds. Op 24 april heeft het dagelijks bestuur van het fonds de mogelijkheden besproken ten kantore van PGB. Op 20 mei 2015 hebben zowel sociale partners als het voltallige bestuur goedkeuring gegeven aan het nader uitwerken van deze propositie. Dit alles heeft uiteindelijk geresulteerd in een intentieovereenkomst voor aansluiting bij en collectieve waardeoverdracht naar PGB op uiterlijk 1 januari 2016, waarna BPF GBP kan gaan werken aan zijn liquidatie. De intentieverklaring is tijdens de bestuursvergadering van 15 juni 2015 goedgekeurd door het bestuur en inmiddels is er een door beide partijen getekende intentieverklaring. Tevens is tijdens deze bestuursvergadering besloten om offertes uit te vragen bij vermogensbeheerders indien de collectieve overdracht naar PGB niet door kan gaan. In dit geval zal het fonds de huidige uitvoering van de pensioenregeling voortzetten totdat er zich in de toekomst nog een nieuwe gelegenheid voordoet voor aansluiting bij een andere partij. Het bestuur streeft nog steeds naar liquidatie op korte termijn, gezien de geringe schaalgrootte en daarmee samenhangend de hoge uitvoeringskosten van het fonds. Hoge uitvoeringskosten betekenen een lagere opbouwpotentie naar de toekomst. Het bestuur heeft in haar uitwerking van de toekomstdiscussie regelmatig overleg met het Verantwoordingsorgaan , de Raad van Toezicht en DNB.
56
Resultaatbestemming Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2014 als volgt te verdelen: 2014
x € 1.000
Vrije reserve DB
-113
Vrije reserve DC
767
______ 654
Aalsmeer, 29 juni 2015
F. Verschuren, voorzitter
G.P.M.J. Roest.
G.F. Dekkers
G.J. Seffinga
P. van der Zwaard
R. Roodenburg
R.M. Westhuis
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
57
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Bloemen en Planten te Aalsmeer is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 135 en 137. Ten aanzien van de beleggingen geldt dat deze in oktober 2014 liquide zijn gemaakt. Deze situatie is tot op heden onveranderd. Door het liquide maken heeft het fonds niet voldaan aan het vereiste dat de beleggingen conform de prudent-personregel zijn vormgegeven. Daarmee is niet voldaan aan artikel 135 van de Pensioenwet. Er is voorts niet voldaan aan de vereisten ten aanzien van de consistentie tussen de gewekte toeslagverwachting, de financiering en de realisatie van de voorwaardelijke toeslagen. Daarmee is niet voldaan aan artikel 137 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Bloemen en Planten is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn. Apeldoorn, 15 juni 2015 A. Berger AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
58
Aan: het Bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Bloemen en Planten
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de op pagina 33 tot en met 54 opgenomen jaarrekening over 2014 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Bloemen en Planten te Aalsmeer gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Bloemen en Planten per 31 december 2014 en van het saldo van baten en lasten over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op pagina’s 12 (‘toekomstvisie GBP’) en 23 (‘toekomst van het fonds’) van het bestuursverslag en pagina 56 (‘toekomstdiscussie’) van de overige gegevens, waarin het bestuur melding maakt van de onzekerheden omtrent de toekomstige uitvoering van de pensioenregeling. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel Bloemen en Planten Jaarverslag 2014
59
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Utrecht, 29 juni 2015
KPMG Accountants N.V. J.C. van Kleef RA
60