INGENIEURSMEDEDELINGEN
M A A N D B L A D
VA N
D E
V L A A M S E
I N G E N I E U R S K A M E R
adreswijzigingen: VIK, Herentalsebaan 643, 2160 Wommelgem jaargang 39 • nummer 1, januari 2001 verschijnt niet in juli en augustus afgiftekantoor Overpelt 1
GRAAD EN DIPLOMA Minister Vanderpoorten over Parlementaire vraag over Ing.-diploma in Europa Naar aanleiding van het VIK-congres stelde Vlaams Parlementslid Jan Loones (VU-ID) op 1 december 2000 in het Vlaams Parlement volgende vraag (nr. 33) aan Onderwijsminister Marleen Vanderpoorten. "Dat het opleidingsniveau van de industrieel ingenieur in ons land, in vergelijking met de andere Europese landen erg hoog ligt is reeds lang bekend en bovendien erkend door de industrie en de universiteiten. Vanuit deze vaststelling bouwden alle gastsprekers hun referaat op het congres van de VZW Vlaamse Ingenieurskamer (VIK) met als thema ‘’De Vlaamse ingenieur in een Europees Perspectief" (18 november 2000-Vlaams Parlement). De sprekers waren unaniem in hun oordeel dat de huidige opleiding tot industrieel ingenieur recht heeft op een academische graad en dat deze erkenning, doorheen de SorbonneBologna-Praagbesprekingen, ook politiek moet worden vertaald. Naast de toekenning van een academische graad aan de industrieel ingenieur enerzijds (wat volgens de VZW VIK op korte termijn kan gebeuren) vraagt de VZW anderzijds (op lange termijn en in het kader van de Europese hervormingen) een correcte inschaling van de opleiding van industrieel ingenieurs in de toekomstige Europese structuren van het hoger onderwijs. De VIK is van oordeel dat de finaliteit van een ‘Master degree’, uitgereikt door een universiteit, de enige aanvaardbare graad is, rekening houdend met wat in andere landen gebeurt en met het hoog niveau van de opleiding. Verder pleit de VIK voor een totaaloplossing, met behoud van de bestaande complementaire opleidingen industrieel en burgerlijk ingenieur.
8
I.M.-JANUARI 2001
1. Werd het opleidingsniveau van de industrieel ingenieur in ons land reeds geëvalueerd? Wat zijn de conclusies? 2. Werd de vraag van de VZW Vlaamse Ingenieurskamer tot opwaardering van het diploma van industrieel ingenieur door toekenning van een academische graad reeds bestudeerd? Met welke conclusies? 3. Hoe snel kan eventueel tot deze maatregel worden overgegaan? 4. Welke visie hanteert de minister m.b.t. de inschaling van de opleiding van industrieel ingenieur in de toekomstige Europese structuren van het hoger onderwijs? 5. Worden er stappen ondernomen met het oog op een totaaloplossing met behoud van de bestaande complementaire opleidingen industrieel en burgerlijk ingenieur?" Antwoord minister Vanderpoorten
Marleen
"De evaluatie van het opleidingsniveau van de opleidingen tot industrieel ingenieur kadert binnen het kwaliteitszorgsysteem dat geldt voor het hele hoger onderwijs. De hogescholen staan zelf in voor de interne en externe kwaliteitszorg. Deze laatste concretiseert zich door middel van
visitatiecommissies die van hun bevindingen een openbaar rapport opstellen. De overheid bewaakt de meta-evaluatie. De hogescholen bereiden vandaag de externe visitatie van de opleidingen tot industrieel ingenieur voor. De problematiek inzake de positionering van de 2-cycli-opleidingen aan de hogescholen en de ingenieursopleidingen in het bijzonder is vandaag meer dan ooit actueel. Ik ben deze discussie zeker niet ongenegen. De vraag van de Vlaamse Ingenieurskamer geniet mijn volle aandacht. Ik dacht het evenwel belangrijk dat initiatieven inzake de positionering van de 2-cycli-opleidingen zowel beantwoorden aan de maatschappelijke realiteit en de vooropgestelde finaliteit van deze opleidingen als een oplossing ten gronde bieden. Overeenkomstig het hogescholendecreet zal voor 1 mei 2002 een evaluatie plaatsvinden van het opleidingsaanbod aan de Vlaamse hogescholen. Deze evaluatie betreft de toetsing van de opleidingen op hun leefbaarheid in het kader van de bepalingen van het decreet, hun maatschappelijke relevantie, het beroepsprofiel en de inhoudelijke kwaliteit. De aanzet tot deze evaluatie is gegeven. De evaluatie is decretaal bedoeld als het kader waar-
de Sorbonne-ontwikkelingen binnen eventuele wijzigingen en herschikkingen kunnen gebeuren en stelt zich tot doel de grondstoffen te leveren voor een globale optimalisering van het opleidingsaanbod. De Vlaamse overheid zal op grond van deze evaluatie de maatregelen treffen die zij noodzakelijk acht met het oog op de optimalisering van het hele hoger onderwijslandschap in de Vlaamse Gemeenschap, met inbegrip van de ingenieursopleidingen. Ik acht het daarom niet wenselijk voorafgaand aan deze evaluatie aanpassingen aan de huidige toestand aan te brengen. Particuliere maatregelen creëren daarenboven een precedent naar andere opleidingen toe. Dit resulteert onvermijdelijk in een sneeuwbaleffect dat een gunstig klimaat voor de evaluatie in het gedrang brengt. De beslissingen van de Vlaamse overheid op grond van de decretaal voorziene evaluatie kunnen naargelang de regelgevende initiatieven die zij vereisen, in principe in werking treden met ingang van het academiejaar 2002-2003 of met ingang van het academiejaar 2003-2004.
De Bolognaverklaring nodigt uit om de structuren van het hoger onderwijs in Europa op elkaar af te stemmen. De Vlaamse overheid zal het proces van heel dichtbij blijven volgen en haar actieve medewerking blijven verlenen aan de implementatie ervan. Het proces bevindt zich vandaag echter nog in een te prematuur stadium om nu reeds concrete standpunten in te nemen over de consequenties voor de Vlaamse opleidingen in het algemeen en de ingenieursopleidingen in het bijzonder. Een en ander zal daarenboven ook gerelateerd zijn aan de resultaten van de decretaal voorziene evaluatie van het opleidingsaanbod, zoals hierboven beschreven. Het is vandaag te vroeg om een uitspraak te doen over de toekomst van de opleidingen tot industrieel en tot burgerlijk ingenieur. De decretaal voorziene evaluatie van het opleidingsaanbod aan de hogescholen zal een eerste indicatie geven inzake de opportuniteit van het behoud van deze complementaire opleidingen. De onderlinge positionering van beide opleidingen zal daarenboven ongetwijfeld ook voorwerp vormen van de implementatie van Europees georiënteerde hoger onderwijsstructuren."
Ingenieurs bieden hun diensten aan 01001: Ing. (Chemie, 1976). Vrij: onmiddellijk. Talen: N,F,E,D. Ervaring: meer dan 10 jaar verkoopservaring in brandstoffen, smeermiddelen, bouwmaterialen en chemische producten. Belangstelling: verkoop technische producten. 01002: Ing. (Biochemie, 1984). Vrij: onmiddellijk. Talen: N,E,F,D. Ervaring: productie in voedings- en chemienijverheid; technisch-commercieel in industriële waterbehandeling; milieutechnieken. Verkiest Brabant, Limburg, Kempen.
Werkgevers die in verbinding wensen te komen met één of meer van deze ingenieurs, kunnen zich wenden tot het VIK - secretariaat, Herentalsebaan 643, 2160 Wommelgem, tel.: 03-259 11 00, fax: 03-259 11 01. Leden die een dienstaanbieding willen laten opnemen in de ingenieursmededelingen sturen het inschrijvingsformulier (zie achteraan in tijdschrift) naar het VIK-secretariaat, Herentalsebaan 643, 2160 Wommelgem, fax: 03-259 11 01, e-mail:
[email protected] Dit is een gratis dienst van uw Vereniging. Maak er gebruik van.
9 I.M.-JANUARI 2001
GRAAD EN DIPLOMA De geschiedenis van de Ingenieur (deel 21)
Europese richtlijnen waren van het hoger
1968: twee grote Conferenties over de universitaire expansie Door de gebeurtenissen in Leuven (15 januari 1968), en mede door deze in het buitenland, besloot de regering van ons land om een "Conferentie aangaande de universitaire expansie" te organiseren. Tot verbazing van velen hielden de ministers van Nationale Opvoeding, Piet Vermeylen en Dubois, de eerste plenaire bijeenkomst midden de zomer (30 juli 1968). Deze bijeenkomst werd ruim opgevat. Het thema was niet meer de "universitaire expansie", zoals voorzien in de regeringsverklaring, maar de "vernieuwing van het hoger onderwijs". De nooit om een straffe uitspraak verlegen Piet Vermeylen zei in zijn openingstoespraak van 30 juli 1968: "in een ander land, waar een groot dichter, hoofd van de Staat is sluit men voor één jaar de universiteiten, om die om te vormen. Deze maatregel is hier zeker niet nodig. Juist daarom werd deze conferentie bijeengeroepen. Ook de democratisering van de hogescholen is belangrijk. Ze vraagt niet enkel een uitbreiding van de studiemogelijkheden, maar ook, op elk niveau, de mogelijkheid om de gedane studies als eervol te mogen beschouwen. … De hogescholen moeten ook zuivere navorsers en wetenschapslui kweken…"
10 I.M.-JANUARI 2001
In de periode die de tweede plenaire conferentie van 22 november 1968 voorafging, werd hard gewerkt aan de samenstelling van allerlei werkgroepen. Iedereen wilde er bijhoren en zijn advies aan de regering verkondigen. Er ontstonden allerlei bonte gezelschappen van afgevaardigden uit de universiteiten, hogescholen, werkgeversorganisaties en uit vele sociaal-economische organisaties. Ook de studenten kregen weliswaar volgens een vooropgesteld quorum hun vertegenwoordigers. Universiteiten en hogescholen leven immers bij de gratie van de studenten en democratisering (het hoofdthema) begint immers met studenten. Een logica die men, ei zo na, bijna vergeten was bij het samenstellen van de werkgroepen. Overigens deden de begrippen "horizontale" en "verticale" werkgroepen ook voor het eerst hun intrede. De verticale zorgden voor de verbinding met de horizontale. Dit gaf aanleiding tot een heel bizar jargon. Uit de papierberg die de conferentie kenmerkte en de documenten die werden opgesteld in een moeilijk leesbare ambtenarentaal, leiden we af dat de conferentie van mening was dat "de problematiek van het hoger onderwijs niet helemaal het voorwerp uitmaakte van de conferentie". De belangstelling vanwege de hogescholen was dan ook matig. Alhoewel, eer aan wie eer toekomt, op de tweede en overigens laatste bijeenkomst van 22 november 1968, noteerden we de aanwezigheid van een drietal directeurs van scholen voor technisch ingenieur.
vanaf 1970 de directe aanleiding voor de hervorming onderwijs in de buurlanden Van Franstalige zijde nam G. Chilz, de toenmalige directeur van het Institut Meurice-Chemie aan de conferentie deel. De Nederlandstalige scholen waren vertegenwoordigd door G. Van Vaeck, directeur van het Stedelijk Instituut voor Hogere Technische Studies (Paardemarkt) en O. Verhagen, directeur van het Hoger Technisch Instituut der Kempen. De studenten technisch ingenieur waren vertegenwoordigd door Jan Stoffelen, die als voorzitter van de studenten technisch ingenieurs, verenigd in de Vereniging van Vlaamse Technisch Ingenieurs (de huidige VIK), reeds een actieve rol speelde. Uit de eerder summier opgestelde besluiten die na de tweede plenaire bijeenkomst werden gepubliceerd noteerden we dat de drie directeurs, namens hun collega’s, pleitten voor "een betere samenwerking tussen de verschillende ministeries waarvan de hogere scholen afhangen". Ze eisten bovendien "een gelijkwaardigheid van de Belgische en buitenlandse instellingen". In de twee bladzijden tellende besluiten van de bijeenkomst van 22 november 1968 lezen we dat Mgr. Descamps, rector magnificus van de KULeuven, namens de groep der rectoren,pleitte voor wij citeren: "om de programma’s van de hogere technische scholen in overeenstemming te brengen
met die van de faculteiten der toegepaste wetenschappen en het systeem der studiebeurzen te wijzigen". In naam van hun collega’s eisten de studenten J. Gypen (Universitaire Faculteiten St. Ignatius Antwerpen) en P. Motyl (VUB) dat er "een einde zou gemaakt worden aan de discriminatie tussen het universitair onderwijs en het hoger niet-universitair onderwijs". Ze pleitten er tevens voor dat het wetsontwerp over het hoger onderwijs aan de conferentie zou worden voorgelegd, vooraleer het naar de Kamers zou worden gezonden. Piet Vermeylen besloot de tweede bijeenkomst met gebruikelijke felicitaties: "aan al de leden van de groepen voor het belangrijk werk dat zij hebben verricht". En niet onbelangrijk: Vermeylen zal zich samen met zijn collega Dubois "inspannen om een regeling te vinden voor de vergoeding van de verplaatsingskosten. Nieuwe werkgroepen zullen immers binnenkort samengesteld worden om de meest dringende problemen te bestuderen. Met het oog op deze samenstelling zal in de loop van december een voorlopige werkgroep samenkomen". Vanuit de vergadering werden aan de minister nog enkele vragen gesteld onder meer
7 oktober 1969: eerste resolutie van het Europees Parlement in verband met de harmonisering van diploma’s De indiening van een wetsontwerp (609) had te maken met de voorstellen van het Europees Parlement inzake de "onderlinge vergelijking van de diploma’s". Dertig jaar geleden stond "Europa" nog ver van ons bed. Weinigen hadden dan ook belangstelling voor deze belangrijke resolutie van het Europees Parlement van 7 oktober 1969. De Europese Commissie verzocht de Europese Raad om een programma op te stellen voor de harmonisering van diploma’s en studieprogramma’s. Ze beoogde daarmee de mobiliteit van de studenten, docenten en onderzoekers te bevorderen.
"of de studenten in het kader van de algemene schoolreglementering van het hoger onderwijs buiten de universiteit wel aan de werkzaamheden van zo’n conferentie mogen deelnemen en over het statuut van de conferentie." Nog dit: er was ook nog een vraag aan de minister "voor meer documentatie voor de studenten". Veel meer is er van het voorbereidend werk niet in huis gekomen. Op 29 september 1971 werden de Wetgevende Kamers immers opnieuw ontbonden. Een spectaculaire democratisering van het hoger onderwijs bleef in ons land in de loop van de daarop volgende 30 jaar echter uit. Voor het academiejaar 1998-1999 telde men 358.000 studenten in het hoger onderwijs, dit is, na Ierland (128.000) en Denemarken (166.000) het laagst aantal van de E.U. De Vlaamse universiteiten telde in datzelfde academiejaar 57.000 hoofdinschrijvingen. Met de voortgezette opleidingen, de navorsers en doctoraatsopleidingen bereikten de Vlaamse universiteiten 69.000 studenten. Het hoger onderwijs van één cyclus en van twee cycli samen telden in Vlaanderen samen 100.000 studenten, waaronder 9.630 die voor industrieel ingenieur studeren.
Met de hervormingen wilde men een vergroting van de kloof tussen de onderwijsstelsels voorkomen. De voornaamste beroepswerkzaamheden waarvoor een harmonisering van diploma’s en studieprogramma’s nodig was waren: s de werkzaamheden van technische aard, met name deze van de ingenieur; s de werkzaamheden van de architect; s de werkzaamheden in de industrie; s de werkzaamheden in de gezondheidszorg (arts, tandheelkunde, apotheken, opticiens, verplegers).
11 I.M.-JANUARI 2001
GRAAD EN DIPLOMA Voorstel van richtlijn voor ingenieurs Het voorstel voor een richtlijn in verband met de toegang tot de uitoefening van werkzaamheden van technische aard op het gebied van onderzoek, het ontwerpen en uitvoeren, het adviseren en de toepassing ervan had vooral betrekking op ingenieurs. In het voorstel diende elke lidstaat de door de andere lidstaten afgegeven titels te erkennen voor zover deze aan de criteria van de richtlijnen beantwoorden. Daarvoor golden de hiernavolgende diplomacriteria: ofwel: een voltooide opleiding van tenminste 4 jaar aan een instelling voor universitair onderwijs. Onder instellingen voor universitair onderwijs werd verstaan de universiteiten, alsmede de instellingen die door de lidstaat qua aard en niveau van universitaire graad werden geacht. De werkzaamheden dienden overeen te stemmen met de overeenkomende studierichting. Het diploma diende vergezeld te gaan met een verklaring in verband met de daadwerkelijke uitoefening van de betrokken werkzaamheden van tenminste 2 jaar na het behalen van het diploma. ofwel: een voltooide opleiding van tenminste 3 jaar aan een instelling voor hoger technisch onderwijs, waarvan de studierichting overeenstemde met de betrokken werkzaamheden. Ook hier gold het voorleggen van een verklaring in verband met de uitoefening van de betrokken werkzaamheden van tenminste 2 jaar na het behalen van het diploma. Dezelfde mogelijkheid werd ook geboden aan degene die een certificaat hadden behaald aan een door de staat erkende instelling voor technisch onderwijs waarvan de opleiding tenminste 13 jaar bedroeg. Voor de ingenieurs berustte de beroepskwalificatie bijgevolg op 2 fundamentele elementen: enerzijds de algemene, wetenschappelijke en technische cultuur opgedaan tijdens studies, anderzijds op de ondervinding dank zij de praktische uitvoering van het beroep.
12 I.M.-JANUARI 2001
FEANI–rangschikking van ingenieurs Vanaf 1960 had de Europese Federatie van Nationale Ingenieursverenigingen (FEANI) een Europees register samengesteld voor de hogere technische beroepen. Het register werd ingedeeld in 2 grote groepen, aangeduid met A en B. Tot de groep A behoorden de ingenieurs. De sectie "Aa" was voorbehouden aan de burgerlijk en landbouwingenieurs. De sectie "Ab" was voorbehouden voor de technisch ingenieurs.Tot de groep B behoorden de ingenieurs gevormd op een hoger praktijkniveau in onderwijsinstellingen die werden erkend door het nationaal Feani-comitée van het land (in principe liep de vorming over 4 semesters). Beschermende maatregelen in de buurlanden De algemene richtlijnen uit het Verdrag van Rome en het verzoek van de Europese Commissie in 1961 aan de Europese Raad om richtlijnen op te stellen in verband met de onderlinge erkenning van diploma’s en certificaten had de buurlanden aangezet tot het invoeren van beschermende maatregelen. Wat gebeurde er in de ons omringende buurlanden? Nederland: de Mammoetwet van 1968 In Nederland kent men twee ingenieurstypen, met name de ingenieurs die worden gevormd aan drie Technische Universiteiten en degene die worden gevormd aan de HBOscholen (Hoger Beroepsonderwijs). De huidige HBO-scholen ontstonden rond 1990 uit een fusie van instellingen die uiteenlopende opleidingen aanboden. In deze fusieoperatie waren ook de Hogere Technische Scholen (HTS) betrokken. Ze werden later de Middelbare Technische Scholen (MTS). De eerste MTS in Nederland is deze van Utrecht. Ze werd opgericht in 1910. De vele vernieuwingsideeën voor nieuwe onderwijsstructuren in Nederland, die begin der jaren zestig ontstonden, resulteerden in 1968 in een zogenaamde Mammoetwet. Veel
zaken uit het verleden werden overboord gegooid. De structuur van het technisch onderwijs kreeg een flinke poetsbeurt en een belangrijke opwaardering. Zo werden vele Middelbare Technische Scholen (MTS) omgevormd tot HTS. Bovendien vond de Nederlandse Commissie Schlössen (in 1968) dat men aan de afgestudeerden van de HTS en de HLS (Hogere Landbouwscholen) de titel van ingenieur, afgekort "ing" (een kleine i volgens de Nederlandse wet) diende toe te kennen. De Commissie ging er immers vanuit dat de afgestudeerden van deze scholen ten gevolge van de E.G.richtlijnen "ten onrechte materiële nadelen zouden ondervinden wegens het ontbreken van een passende titulatuur". Om dit te bewerkstellen werd op 23 april 1971 een wetsontwerp in de Tweede Kamer ingediend en in dezelfde Kamer op 17 oktober 1972 gestemd. In de Eerste Kamer gebeurde dit op 19 december 1972. Daardoor kregen de afgestudeerden van de HTS en de HTL, zonder bijkomende voorwaarden, de titel van ingenieur. De wet werd in het voorjaar van 1973 in de Nederlandse Staatscourant gepubliceerd. Artikel 147 van de Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs, beschermt overigens de titel en de afkorting "ing". Einde september 1973 had de "Stichting Register" circa 6.000 personen met deze titel geregistreerd. Maar het aantal HTS’ers werd toen op ongeveer 50.000 geraamd. De "Stichting Register-ingenieurs" werd op 21 december 1956 opgericht, na het verschijnen, in mei 1955, van een rapport van de "Commissie voor titulaturen van niet-academische technici" (Commissie Goote). De "Stichting Register-ingenieurs" werd opgericht voor degene die de aanduiding ing. achter hun naam mochten voeren. Ze bestond uit Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI), de Vereniging van Delfse Ingenieurs (VDI), het Nederlands Instituut van Middelbare en Hogere Technici en de Vereniging van Afgestudeerden van Hoger Middelbare Technische Scholen.
Europese richtlijnen waren vanaf 1970 de directe aanleiding voor de hervorming van het hoger onderwijs in de buurlanden (2)
jaar werkzaamheid in de nijverheid. Een andere mogelijkheid om tot de "Ingenieurschule" te worden toegelaten was het in het bezit zijn van een diploma van beroepsonderwijs of vakschool (op leeftijd van ± 17 jaar) met erop aansluitend de voltooiing van een leercontract of werkzaamheid in de nijverheid. De "GraduiertIngenieur" had dus een beperkte algemene vorming genoten. Wel kreeg hij een degelijke praktische vakopleiding.
ons land aandacht. Eerst diende de algemene structuur van het hoger onderwijs te worden hertekend. Dit leidde tot de Kaderwet van 7 juli 1970 op de structuur van het hoger onderwijs waarbij het wetsontwerp 609 de basis vormde. Daarmee begon een nieuwe fase in de geschiedenis van de technisch ingenieur. Daarover handelt onze volgende bijdrage. Ing. Noël Lagast
Frankrijk In de periode 1970-1972 werden in Frankrijk aan ongeveer 130.000 gediplomeerden van het hoger technisch onderwijs de mogelijkheid geboden om de titel te voeren van "ingénieur diplomé". Dit ging gepaard met een aantal strenge voorwaarden. Engeland Reeds vóór de toetreding op 1 januari 1973 van het Verenigd Koninkrijk tot de E.U. kende men er reeds de titel van "Chartered Engineer" (CEng). Het Verenigd Koninkrijk, dat steeds in een liefde-afkeer verhouding met de E.U. heeft geleefd, was nochtans reeds op 4 januari 1960 tot de Europese Vrijhandelsassociatie, samen met Denemarken, Noorwegen, Zweden en Zwitserland, toegetreden. Al in 1959 werden de eerste besprekingen in verband met een mogelijke hervorming van het hoger onderwijs in het Lager Huis aangevat. Dit leidde tot de omvorming van een dertigtal Polytechnics tot Universiteit. Duitsland: "Graduiert-Ingenieur" Vanaf 1972 kon aan de Fachhochschulen van de Duitse Bondsrepubliek eveneens de titel van ingenieur worden behaald. De richtlijnen van de E.G. hadden bovendien voor gevolg dat aan ongeveer honderdduizend Duitsers, tegen inlevering van hun vroeger brevet, het diploma werd toegekend van "GraduiertIngenieur". De studieduur bedroeg drie jaar. De graad kon slechts behaald worden na het slagen in een staatsexamen. Men werd tot deze "Ingenieurschule" toegelaten op basis van deeltijds middelbaar onderwijs (Mittlere Reife), met er op aansluitend een periode van minstens twee
In tegenstelling tot wat wel eens wordt beweerd gebeurde dit niet "met één pennentrek". Aan de Polytechnics werden kwaliteitsnormen opgelegd, die overigens streng worden "bewaakt". Niet alle Polytechnics voldeden aan de vooropgestelde normen. Ze verdwenen uit het onderwijslandschap of hergroepeerden met andere instellingen. De kaderwet van 7 juli 1970 De hervorming van het hoger onderwijs in de buurlanden die een direct gevolg was van de Europese richtlijnen in verband met de onderlinge erkenning van diploma’s, kreeg ook in
Geraadpleegde bronnen: 1. Interimrapport over de Conferentie voor de Vernieuwing van het Hoger Onderwijs. Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur (1968); 2. Vorming en Onderwijs in Nederland. G. Linsen Roermond (1983); 3. VVTI Kaderinformaties nr. 1 t/m 22, uitgave Vlaamse Ingenieurskamer; 4. Publicatiebladen van de E.G., jaargang 1968, 1969 en 1970; 5. Eigen archief in verband met de Commissie De Witte en de Commissie Rens, 1968-1969; 6. Voorstellen van richtlijnen van de Raad van Europa, Publicatieblad van de E.G. (30 juli 1969); 7. Verslag namens de Commissie voor Nationale Opvoeding, Frank Swaelen, amendement nr. 11 bij het Wetsontwerp 609 (9 juni 1970).
13 I.M.-JANUARI 2001
INGENIEURSCARRIERE VIK-weddenenquête (deel 3)
Denkpistes In de vorige IM’s hebben we lang genoeg stilgestaan bij de naakte cijfers en grafieken van de VIK-wedde enquête 2000. Andere enquêtes (S&T, Vacature, Job@) bevestigen dat de lonen voor ingenieurs in vergelijking met die van andere opleidingen hoog liggen,ook al omwille van de (blijvende) ingenieursschaarste (dit academiejaar slechts 37 ingenieurs meer aan de 12 hogescholen – bouwsector kent structureel
tekort). Wat verloning betreft zitten ingenieurs gebeiteld. Toch is zo’n situatie niet altijd benijdenswaardig. Studenten liggen tijdens de examens in het derde jaar al onder vuur van de rekruteringsmailings waarmee ze langs alle kanten worden bestookt. En U kent de reclamespot waarin gemaatpakte bedrijfsleiders in roodverlichte raampjes, lonkend met autosleutels, een sollicitant proberen te versieren. Welk etablissement zal hij binnenstappen? Een luxeprobleem? In dit artikel willen we het eens hebben over elementen die de eeuwig klinkende munt overstijgen. De vraag is: what makes you tick? Mensen worden niet alleen gemotiveerd door een hoog loon. De carrièremaker die enkel gemotiveerd wordt door geld zal allicht blijven bestaan. Zijn kortstondige partners zijn bedrijven die werknemers proberen te strikken via spectaculaire rekruteringsevenementen. Om nog te zwijgen van de kleinere bedrijven die zich via headhunting aan jobpiraterij bezondigen. Dit kan even lukken, maar dikwijls vertonen dit soort werknemers zapgedrag, met snelle deserties tot gevolg. Wie enkel over de streep getrokken wordt door geld is voor wat meer geld even rap weer weg. Een hoog loon bindt misschien wel aan het bedrijf, maar om de verkeerde redenen. De bedrijfsleider kan weer plaatsnemen in zijn vitrine en met autosleutels rinkelen. Loyaliteit is in deze individualistische decennia niet vanzelfsprekend. Maar kan je trouw kopen?
Werknemers willen werken in een bedrijf dat 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
14 I.M.-JANUARI 2001
eerlijk met zijn mensen omgaat (65%) werknemers zich thuis laat voelen (46%) een goede sfeer tussen collega’s bevordert (46%) dicht bij de woonplaats ligt (45%) zelfontplooiing mogelijk maakt (45%) doorgroeimogelijkheden biedt (45%) teamwerk belangrijk vindt (35%) creativiteit aanmoedigt (28%).
voor de toekomst Motivatie of demotivatie zijn meer en meer factor van een ander soort criteria als sfeer, collegialiteit, bedrijfscultuur, talent... Verloning speelt natuurlijk een rol, maar onderzoek toont aan dat deze factor (71%) snel inboet ten voordele van andere bekommernissen. De categorie 35-44-jarigen vindt de eerlijkheid in het bedrijf zelfs net even belangrijk als verloning (allebei op de eerste plaats met 65%). Jonge ingenieurs zijn zich bewust van hun vaardigheden. Maar ze zijn zich evenzeer bewust van de verwachtingen die het bedrijfsleven aan hen stelt. Ze beantwoorden van langsom minder aan het cliché van de egotrippende, jobhoppende opportunist. De grote meerderheid zoekt stabiliteit in het werk en wenst z’n motivatie te putten uit persoonlijke, immateriële waarden en voordelen. Ze willen niet het gevoel hebben dat ze door steeds meer geld gemanipuleerd worden in een sfeer waar de werkdruk continu te hoog blijft. Waarden als erkenning, het gevoel dat men een bijdrage levert, evenwicht tussen werk en privé, flexibiliteit en werkzekerheid stelt men voorop. Doorgaans wil men geen overdreven hoog, maar wel een rechtvaardig salaris. Men stelt zich meer en meer de vraag: "werk ik hier wel graag?" in plaats van "verdien ik hier wel genoeg?" Vanuit de vaststelling dat werknemers verdwijnen als organisaties het menselijk en emotioneel kapitaal niet waarderen, denken bedrijven ondertussen wel degelijk na over wat ze meer kunnen doen dan alsmaar hogere lonen aanbieden. De periode van fusies als middel om waarde te creëren is stilaan ook voorbij. De ongebreidelde groei van de ICT-sector is na de millenniumbug en de ontnuchtering in de dotcomeconomie tot zijn reële groeimogelijkheden herleid – een evolutie die we vroeger nog gezien hebben met de overspannen verwachtingen na uitvindingen als de stoomtrein, de elektriciteit en de telefoon... Het begrippenpaar ‘oude-nieuwe’ economie schuift terug naadloos in elkaar tot ‘economie’ tout court. In plaats van kapitaal als belangrijkste factor worden de werknemers de belangrijkste factor voor succes. Bedrijfsleiders worden peoplemanagers die communiceren met hun mensen in plaats van cijfer-managers die communiceren via beursstatistieken. Deze oefening heeft bedrijven tevens de mogelijkheid geboden om
een nieuwe visie op bedrijfscultuur te ontwikkelen op basis van het begrip ‘duurzaam ondernemen’ (Agoria). Centrale idee is de sociaalethische notie van ‘betrokkenheid’. Betrokkenheid van de onderneming in z’n maatschappelijke context, betrokkenheid van de werknemer bij z’n bedrijf en betrokkenheid bij collega’s in team. Retaining (in dienst houden van werknemers) wordt in die optiek belangrijker dan recrutering. De traditionele tegenstelling tussen arbeid en kapitaal verdwijnt langzamerhand. Zowel werknemers als werkgevers zijn het partnershipidee tussen financieel en menselijk kapitaal meer en meer genegen. Het management coacht (via aangepaste vorming), eerder dan te sanctioneren. Immers, niemand wil z’n capaciteiten inzetten als z’n integriteit niet gerespecteerd wordt. Strakke functieclassificaties worden losgelaten ten voordele van competentieschalen waaraan een (stuk) variabel loon beantwoordt. Werknemers worden betrokken bij wel en wee van het bedrijf, niet alleen via cafétariaplannen en flexibele arbeidsomstandigheden, maar ook door aandelenoptieplannen en winstdeelname. Dit is een trend die ook in de VIK-enquête zichtbaar werd. De politieke wereld onderschrijft het partnership- en retaining-idee o.a. door het zeer recent wetsontwerp betreffende werknemersparticipatie in winst of aandelen (dat echter nog door het parlement moet goedgekeurd worden). In volgende IM’s meer hierover. In onze toekomstige salarisenquêtes zullen we naast de naakte cijfers in elk geval meer aandacht besteden aan de vraag ‘hoe beleef ik m’n job’. Ed De Winter
Bronnen: S&T, Vacature, Job@ nov.2000-jan. 2001 Salarisenquêtes Vacature en Job@ najaar 2000 IN-Flanders-VEV brochure najaar 2000 ‘Ondernemen’ okt-nov-dec. 2000 SD-Worx okt.2000-jan. 2001 ‘Duurzaam Ondernemen’- Agoria. IMediair nov. 2000-dec. 2001. Oriëntatie-Ced Samson 200.12
15 I.M.-JANUARI 2001
Join the Telindus people • TRAINER THTI
In ons Telindus High Tech Institute geef je training aan interne en externe klanten. Verder ben je verantwoordelijk voor de organisatie en samenstelling van het cursusmateriaal.
• R&D ENGINEER
Je staat ofwel in voor het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe technologieën in de software, firmware of digital signal processing, ofwel voor de evaluatie van datacommunicatieproducten binnen een netwerkomgeving.
TELINDUS ontwerpt, implementeert, onderhoudt en beheert vaste en mobiele netwerken. Die verspreiden zich tegen een razendsnel tempo over de hele wereld. Momenteel heeft Telindus 47 filialen in Europa en een groot aantal agenten in Zuidoost-Azië, Zuid-Amerika, Afrika en het Midden-Oosten. Maar de markt van data- en telecommunicatie blijft evolueren en dankzij een ijzersterke knowhow groeit Telindus soepel mee. En de groep heeft nog veel meer in haar mars. Vanuit haar headquarters in België is ze aardig op weg om de grootste netwerkintegrator van Europa te worden. EXPLORE YOUR FUTURE WITH US De snelle evoluties zorgen ervoor dat werken bij Telindus heel apart is. Je kan er voortdurend nieuwe mogelijkheden exploreren. Op zoek gaan naar nieuwe oplossingen en technieken. Om dat te stimuleren biedt Telindus je trouwens een quasi onbegrensd pakket aan opleidingen. Vooral het THTI (Telindus High Tech Institute), dat is uitgegroeid tot een Europese referentie voor opleidingen in data- en telecommunicatie, zorgt dat je competenties op topniveau zijn. En naast die van je kennis, kan je nóg grenzen verleggen bij Telindus – letterlijk dan: als je wil, ga je gewoon in het buitenland aan het werk. IF YOU WANT "Als je wil" is overigens een belangrijk motto in het humanresourcesbeleid bij Telindus. Wie er werkt, werkt immers aan zijn toekomst. En dat betekent dat je op elk moment zelf kan kiezen wat je wil doen, en waar je dat wil doen. Bij Telindus zijn we namelijk van mening dat alleen wie echt graag doet wat hij doet tot goede resultaten kan komen. Die houding zorgt dan weer voor een heel eigen sfeer bij Telindus. Wanneer je bij ons aan de slag gaat, merk je meteen dat je in een multiculturele, internationale omgeving terechtkomt waar in elk hoekje enthousiasme heerst. En tegelijk kent iedereen iedereen. Daar zit de personeelsbar voor iets tussen.
• SUPPORT ENGINEER BROADBAND ACCESS
Je staat in voor de third level support van xDSL-producten. Als ware broadband access specialist zoek je oplossingen voor zowel de productgerelateerde als de netwerkgerelateerde problemen in xDSL-accessnetwerken. Je bent ook de technische contactpersoon tussen Telindus en de verschillende xDSL-partners.
• SITE SURVEY ENGINEER-UMTS
Je bent verantwoordelijk voor de acquisitie en survey van sites voor het UMTSnetwerk. In een latere fase zal je, naargelang je competenties ook ingezet worden bij de installatie van de base stations. Overredingskracht en meertaligheid zijn jouw belangrijke troeven. Ervaring in de telecomsector is een pluspunt!
• CUSTOMER SERVICES ENGINEER
Je bent verantwoordelijk voor de technische service aan onze klanten zoals de installatie van hard- en software, het onderhoud ervan, de opsporing van fouten en het uitvoeren van interventies. Er zijn ook outsourcing- en internationale mogelijkheden.
• ACCOUNT MANAGER SALES
Je bent commercieel verantwoordelijk voor de contacten met een aantal Belgische top-1000-bedrijven. Je richt je specifiek op de telefoonoperators, de financiële instellingen, de overheid of de industrie in het Vlaamse en/of Waalse landsgedeelte.
• PROJECT MANAGER
Je organiseert en doet de follow-up van grote netwerkprojecten om aan de functionele behoeftes van de klant te voldoen. Je bent daarbij tevens verantwoordelijk voor de P&L van het project. Je beschikt over project management skills.
Ben je benieuwd om te weten wat een toekomst met Telindus voor jou kan betekenen? Begin je ontdekkingsreis alvast via het internet: op onze website vind je uitgebreide informatie over de carrièremogelijkheden bij ons. Stuur dan je brief en cv naar Telindus, t.a.v. Ann Van Uythem, Geldenaaksebaan 335, 3001 Heverlee. Of sneller nog: mail je brief en cv naar
[email protected]
www.telindus.be
Full connectivity & mobility
EDITORIAAL Maandblad van de VIK, Vlaamse Ingenieurskamer Jaargang 39 Nummer 1 januari
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Ing. Etienne Beernaerts E. Claeslaan 29, 9051 St. Denijs-Westrem HOOFDREDACTEUR Ing. Ivan Born REDACTIERAAD Ing. E. Aelbrecht Ing. E. Beernaerts Ing. I. Born Ing. B. Demol Ing. H. Derycke Ing. N. Lagast Ing. G. Roymans Ing. L. Van Bouwel REDACTIESECRETARIAAT Francine Demaret Eddy De Winter SECRETARIAAT VIK Herentalsebaan 643, 2160 Wommelgem Tel. (+32)03-259 11 00 Fax (+32)03-259 11 01 URL: http://www.vik.be E-mail:
[email protected] Doorlopend open van 08u30 tot 17u00 U kan lid worden door betaling op rekening 406-0098501-56 van de VIK te Antwerpen 50,00 € (2.017 BEF) voor technisch en industrieel ingenieurs, die meer dan drie jaar gediplomeerd zijn; voor geassocieerde leden 25,00 € (1.008 BEF) voor hen, die 3 jaar of minder dan drie jaar gediplomeerd zijn; voor een samenwonend lid (1e lidmaatschap tegen 50,00 €) of voor gepensioneerden
Waar zijn we mee bezig? Het voorbije jaar gaf de Vlaamse Ingenieurskamer het startschot voor vernieuwing. Er was de verhuis naar Wommelgem, de nieuwe cursuslokalen, nieuwe gezichten bij de secretariaatsmedewerkers. En voor je ligt de nieuwe IM, ook al in een nieuw jasje. De Vlaamse ingenieurskamer wil zich meer dan voorheen richten naar beginnende ingenieurs. Die hebben immers het meeste baat bij de service die we bieden bij studiekeuze, het eerste contract, of bijscholing. De ervaring van de vele tienduizenden ingenieurs die lid zijn of waren is via de VIK voor elke ingenieur bereikbaar. Om dit te ondersteunen staat een groep medewerkers elke dag opnieuw klaar. Onze vorige uitgave ging vooral over de positie van de Vlaamse ingenieur in Europa. Het is een discussie die zeker nog niet is afgesloten. Maar niet alleen de maatschappelijke positie van de ingenieur is aan de orde. Wie al een tijdje is afgestudeerd dient zijn competitiviteit te behouden en te verbeteren. Het VIKvormingsinstituut beschouwt het organiseren van post-academische cursussen als zijn belangrijkste opdracht. De VIK wil de toekomst van elke individuele ingenieur veilig te stellen, en zo de toekomst van onze eigen samenleving. Onze inzet reikt verder: Ingenieurs Zonder Grenzen bieden je een platform voor engagement. Onderzoek en Ontwikkeling geeft een zicht op de toekomst en heeft nood aan financiële middelen. Ook hier draagt de VIK haar steentje bij door zijn patronaatschap bij de verschillende prijzen voor eindwerken. Maar de druk moet af en toe van de ketel. De VIK-Afdelingen organiseren darvoor allerhande sociale activiteiten. Feestjes, voordrachten...deze IM staat er vol van. Maak je keuze. Ing. Ivan Born
12,50 € (504 BEF) voor studenten-industrieel ingenieur 65,00 € (2.622 BEF) voor leden woonachtig in het buitenland 350,00 € (14.119 BEF) voor bedrijven, scholen, instellingen, enz. met meer dan 250 werknemers 200,00 € (8.068 BEF) voor bedrijven, scholen, instellingen, enz. met minder dan 250 werknemers DRUKKERIJ & LAY-OUT Drukkerij SLEURS nv, Overpelt Tel (+32)011-80 90 90 Fax (+32)011-80 90 95 Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers (U.U.P.P.)
Voor de ondertekende artikels zijn alleen de auteurs aansprakelijk.
Geslaagd DIK-congres
4
BARCO laureaten
17
Ingenieurs zonder grenzen 20
GRAAD EN DIPLOMA
Het samenwerkingsverband DrielandenIngenieurs-Kontact (DIK) van 8 ingenieursorganisaties
uit
de
Euregio
(Aken,
Maastricht, Hasselt, Luik) organiseerde haar drie-jaarlijks congres over het thema "Onbegrensd talent. Uitwisseling van ingenieursstudenten in de Euregio" op 2 december 2000 in het Congrescentrum Hengelhoef te Houthalen.
Geslaagd DIK-congres op 2 december 2000 in Houthalen Het congresthema werd benaderd vanuit twee verschillende invalshoeken. Welke hinderpalen zijn er de oorzaak van dat de uitwisseling zo stroef verloopt? Deze commissie stond onder de leiding van Ing. Raymond Froidmont, ere-voorzitter VIK en mevrouw Paulette van Tol, Hora-Est. Een tweede commissie pakte meer in het bijzonder een van deze hindernissen aan, namelijk de structuurverschillen in het onderwijs voor ingenieurs in de betroffen landen Nederland, Duitsland en België (Wallonië en Vlaanderen). Deze commissie werd geleid door Prof. Dr. Paul Kirschner (Universiteit Maastricht) en Ing. Carlo Vrancken, ere-voorzitter DIK. De voorbereidende werkzaamheden baseerden zich voor deze laatste commissie op de officiële standpunten van VIK-KVIV-NIRIAKIVI-AILg-UG (UFIIB)-VDE en VDI in
4
I.M.-JANUARI 2001
verband met de Sorbonne/ Bologna-verklaringen. ls congresdocumenten werden opgesteld: Commissie 1: - Inleidende tekst van Prof. Dr. Kirschner "Standpunten DIKleden ten aanzien van BachelorMaster-discussie". - Samenvatting opvatting 8 deelnemende ingenieursorgansiaties t.o.v. deze problemen, van Ing. Gustaaf Van Wichelen, Voorzitter DIK. - Discussietekst van Ing. Carlo Vrancken over het afstemmen van de ingenieursopleidingen in de Euregio op de binaire structuur Bachelor/Master 3-5-8. - Er werd tevens een vragenlijst opgesteld van 9 vragen naar de specifieke items van deze commissie, door Prof.Dr. Paul Kirschner. Al deze documenten zijn op aanvraag te bekomen op het secretariaat.
Commissie 2: Het onderzoek van deze commissie werd toevertrouwd aan mevrouw Starmans van Hora-Est. Het resulteerde in twee documenten: - Stimuleren uitwisselingen ingenieursstudenten en professoren in de Euregio Maas-Rijn, noodzaak of utopie, door mevrouw Van Tol. - Praktische vereisten en knelpunten bij de uitwisseling van ingenieursstudenten in de Euregio door mevrouw Starmans.
Het congres zelf stond onder de leiding van Ing. Joseph Neyens, voorzitter FEE en gedelegeerd bestuurder van Rohde & Schwarz. Als inleidend referaat sprak Dipl.Ing. (FH) Peter Heller, vice-president kwaliteit van Ford Europa, over de noodzaak van internationalisering van de ingenieursopleidingen en over de meerwaarde ervan voor het bedrijfsleven. In zijn slottoespraak behandelde minister Michel Hansenne, Europees volksvertegenwoordiger, de politieke dimensie van de structuuraanpassingen in het Europees hoger onderwijs en het Europese actieplan van de mobiliteit.
De congresbesluiten De hiernavolgende conclusies werden, na toelichting en discussie, unaniem goedgekeurd door het congres.
Besluiten Commissie 1 Het DIK-congres, na zich te hebben bezonnen over de inhoudelijke benadering van de Bachelor/Master structuur in de ingenieursopleidingen en na een vergelijkend onderzoek te hebben uitgevoerd over de opvattingen van de aan de DIK deelnemende ingenieursorganisaties:
De congresvoorzitter, J. Neyens
vlnr.: G. Van Wichelen, K. Venderickx, J. Neyens, P. van Tol, R. Froidmont
s aanvaardt de 3-5-8 structuur van de Sorbonne en de Bologna verklaringen; s spreekt zich uit voor het behoud van twee ingenieurstypes van de wetenschappelijke en van de wetenschappelijk-technologische ingenieurs; s dringt er bij de betroffen landen en gewesten van de Euregio op aan hun ingenieursopleidingen af te stemmen op deze structuur; s opteert in de bachelorfase van 3 jaar voor het naast elkaar bestaan van 2 vormen: - de meer toepassingsgerichte "Bachelor of Engineering" met een economische finaliteit en een mogelijke bijkomende vorming (proef) als doorstroming; - de wetenschappelijke en wetenschappelijk-technologische Bachelor of Science als voorbereiding op de Master fase; De toevoeging "of Science" kan slechts gebeuren na internationale accreditatie van de betroffen opleidingen.
s opteert in de Master fase van 2 jaar voor het naast elkaar bestaan van 2 vormen: - de meer toepassingsgerichte vervolmaking "Master of Engineering", - de wetenschappelijke en wetenschappelijk-technologische "Master of Science". De toevoeging "of Science" kan slechts gebeuren na accreditatie van de betroffen opleidingen door een internationale accreditatiecommissie. Het onderscheid tussen de wetenschappelijke en de wetenschappelijk-technologische ingenieur dient aangegeven te worden door een wettelijk beschermde titulatuur. s wenst dat alle masters een directe toegang kunnen krijgen tot het doctoraat(PhD); s wenst accreditatie volgens internationale normen.
P. Heller
5 I.M.-JANUARI 2001
GRAAD EN DIPLOMA Het DIK-congres dringt er op aan dat de 3 landen en gewesten van de Euregio op de conferentie van Praag in 2001, in navolging op Sorbonne en Bologna, deze besluiten zouden opnemen in hun structuurvoorstellen voor het Europese hoger onderwijs en ze daar ook tot het uiterste te verdedigen! Het wenst dat deze conferentie van Praag een onomkeerbare stap zal zetten in het opbouwen van een Europese onderwijsstructuur voor het hoger onderwijs en zorg zal dragen voor ingenieursopleidingen van het hoogste kwaliteitsniveau. Nota van de redactie: Indien Europa opteert voor een 3-5-8 structuur dan opteert de VIK voor de industrieel ingenieurs een BSc na 3 jaar en een MSc na 5 jaar. De volgende titulatuur geldt dan voor de industrieel ingenieurs: Ing. (naam van de persoon) Msc. Dit standpunt kreeg zijn algemene goedkeuring op het VIK-congres van 18 november 2000 en de Staten-Generaal van 2 december 2000.
C. Vrancken
P. Van Tol
Besluiten Commissie 2 s Achtergrond van het marginale aan tal uitwisselingen in de Euregio MaasRijn ligt onder andere in het feit dat men niet weet welke interessante mogelijkheden er zijn. De aantrekkingskracht van Euregionale uitwisseling dient dus vergroot te worden. s Er dient transparantie te zijn in het opleidingsaanbod en mogelijk interessante uitwisselingsmogelijkheden.
s Onderwijsinstellingen en bedrijven dienen afspraken met elkaar te maken en haalbare samenwerkingsprojecten op te zetten met een structureel karakter. s Talenonderwijs is een belangrijke ondersteundende factor. s De informatie betreffende het uitwisselingsaanbod moet goed gecommuniceerd worden. s Het hele proces dient een ondersteunend karakter te krijgen. Negatieve ervaringen door gebrek aan informatie en ondersteuning hebben langdurige en vergaande negatieve gevolgen. s Knelpunten in de uiteindelijke uitwisseling (verschillende academische kalenders, verschillende inhoud stage, erkenning studiepunten, kennis van taal en cultuur, etc.) zijn problemen die niet onoverkomelijk zijn: het kost alleen veel tijd en inspanning om dit goed te begeleiden. In zijn slottoespraak drong congresvoorzitter Joseph Neyens er op aan dat de beleidsverantwoordelijken in de 3 betroffen landen en regio’s onverwijld werk zouden maken van de toepassing van de DIK-Sorbonne en Bologna standpunten in de nationale wetgevingen. De Amerikaan Schoppenhauer zegt ons het volgende over het aanbrengen van nieuwe ideeën "De reacties die men dienaangaande tegenkomt lopen steeds in 3 fasen: 1. Het betwisten van de idee. 2. Het bespotten ervan. 3. De ontnuchtering: waarom hebben wij daaraan niet vroeger gedacht?" De noodzaak dat het onderwijsplan 35-8 internationaal "herkend" wordt is accuut maar dit moet eerst gebeuren opdat het internationaal ook "erkend" kan worden. "Verbeter de wereld en begin met jezelf" zullen we hier trachten toe te passen en bij deze formuleert dit congres een duidelijk appel aan:
Minister M. Hansemme
P. van Tol en R. Froidmont
6
I.M.-JANUARI 2001
1. alle ingenieursverenigingen van de Euregio; 2. de onderwijsinstanties van de betroffen gebieden, namelijk: s mevrouw Vanderpoorten (Minister van Onderwijs voor Vlaanderen); s madame Dupuis (Ministre de l’enseignement pour la région Wallone); s minister van Onderwijs, de heer Loek Hermans voor Nederland;
s Frau Behler, Minister Rheinland WestFalen, Duitsland. 3. De onderwijsinstellingen, namelijk de directies van onze technische hogescholen en rectoren van onze universiteiten. 4. De Eurocommissie evenals het Europarlement
Deze noodzakelijke Europese richtlijn is dus de beste garantie om succesrijk te blijven in de toekomst. Nous présenterons le billet dans le bon sens ! Wordt vervolgd en wel met véél aandacht en u zal via de gepaste kanalen hierover geïnformeerd blijven.
om een éénvormige richtlijn uit te vaardigen, te volgen en te controleren opdat onze hogere opleidingen uniform en gelijkwaardig georganiseerd worden in de toekomst. Onze Belgische nationale leuze "Ééndracht maakt macht" is hier meer dan ooit van toepassing willen we onze doelstelling bereiken. De afspraak van Bologna tussen de 31 onderschrijvende landen dat deze uniformiteit tegen 2010 gerealiseerd zou worden, moet dringend bevestigd en geregeld worden en daarvoor is mei 2001 Praag het geschikte scenario. Europa moet de richtlijnen van Bologna en Sorbonne structuren duidelijk omschrijven opdat de accreditatie op Europees niveau eindelijk in werkelijkheid wordt omgezet. De boodschap van dit congres is duidelijk. De politieke wereld, de universiteiten evenals het bedrijfsleven hebben elk hun rol te spelen willen we een deel van onze toekomst, dat stuk technische creativiteit, veilig stellen en uitbouwen. De beste kwaliteitsborging op Europees niveau ligt in het feit dat de accreditatie er komt! De grondstof voor onze toekomst bevindt zich in onze regio op gemiddeld 1m75 hoogte. Inderdaad: het hoogste kapitaal waarover we beschikken is namelijk onze jeugd die we vandaag vormen en die morgen op de arbeidsmarkt met de beste argumenten, en dus ook diploma’s, zich zullen moeten profileren.
Een woordje van dank Ing. Joseph Neyens besloot "Ik wil expliciet een dankwoord richten aan: 1. Alle congresgangers die soms van ver gekomen zijn om deel te nemen! 2. Een woord van dank is expliciet gepast voor de leden van de commissies die sinds lang, zéér lang, dit congres voorbereid hebben. Hun ervaring, kennis, doorzetting en vooral héél veel van hun vrije tijd hebben zij geïnvesteerd in dit congres ! 3. Een woord van dank is ook gepast voor de dames en heren die dit alles op muziek (power-point) gezet hebben! 4. Bovendien waren we bijzonder verheugd dat de heer Heller tijd vond om als "Captain of Industry" ons zijn visie mede te delen. 5. En "last but not least" een woord van dank aan minister Michel Hansenne die zijn standpunten betreffende het Europees plan voor de uitwisseling van studenten en professoren heeft meegedeeld." Verslag: Ing. Gustaaf Van Wichelen
7 I.M.-JANUARI 2001
INGENIEURSCARRIERE Buitenlandse stages bij de luchtvaart In het kader van overheidsbestellingen voor hoogtechnologische producten is het gebruikelijk dat de industrie van de landen die de bestellingen plaatsen rechtstreeks of onrechtstreeks deelneemt aan de productie. Dit kan gebeuren door het product voor een deel lokaal te fabriceren of door het toeleveren van gelijkwaardige technologische producten en diensten aan de industrie van het land waar deze producten worden aangekocht. Zo wil men voorkomen dat de lokale industrie een technologische achterstand zou oplopen. Ook wil men een negatieve invloed op de handelsbalans voorkomen.
Oproep Commissie Lucht- en Ruimtevaart
De Commissie Lucht- en Ruimtevaart heeft ruime ervaring met deze problematiek en is er in geslaagd om ook de opleiding in deze technieken te laten opnemen in de filosofie van de "Economische Compensaties". Binnenkort komen er enige stageplaatsen vrij voor ingenieurs die belangstelling hebben voor de richting "Optronica" of die reeds wat ervaring hebben opgedaan met de werking van nachtkijkers en lichtversterking voor toepassing bij vliegtuigen en voertuigen.
▼
De stages (minimum 6 maanden) gaan door bij THOMSON en diens dochterbedrijf PILKINGTON in Frankrijk en Groot Brittanië. Kandidaten voor de stages kunnen zich schriftelijk wenden tot Ing. Kristof Viérin, Voorzitter VIKCommissie Lucht- en Ruimtevaart, Herentalsebaan 643, 2160 Wommelgem.
VERENIGINGSNIEUWS Zelfkleverslag Maandelijks delen we met de stickeractie een aantal prijzen uit. Kleef uw VIK-sticker op een leuke plaats (auto, fiets, brievenbus, enz.) neem een foto en stuur hem op. De beste foto wordt beloond. Zonder foto’s gaat het ook: u kan in de prijzen vallen als een attente collega uw sticker opmerkt en ons dat meldt. Werd uw nummerplaat gepubliceerd in een vorige uitgave van de Ingenieursmededelingen dan kan u nog steeds reageren. Uit de nummerplaten die onze fulltime speurploeg doorseinde, lootten we de volgende nummers:
BUY 607
HAT 153
JJA 045
Als een van deze nummerplaten de uwe is, stuur dan een kopie van het inschrijvingsbewijs en van uw VIK-lidkaart (een fotootje mag ook altijd !) op naar het VIKsecretariaat, t.a.v. Francine Demaret, Herentalsebaan 643 Wommelgem. Succes!
16 I.M.-JANUARI 2001
OTY 48
ZC 483
INGENIEUR EN MAATSCHAPPIJ BARCO/VIK PRIJS 2000 Op 14 december vond de uitreiking plaats van de Barco/VIK prijs 2000. De prijs wil de aandacht vestigen op het belang van technologisch onderzoek en technologisch onderwijs. Hij wordt gegeven aan de beste eindwerken van industrieel ingenieurs in de domeinen van de spitselektronica waarin Barco actief is. Tegelijk werd ook de Barco/FWO prijs uitgereikt aan jonge burgerlijk ingenieurs. Op deze manier wil Barco de nadruk leggen op de samenwerking tussen, universiteiten, hogescholen en wetenschappelijke instellingen. De prijzen van 100.000 BEF werden overhandigd door Prof. Jef Roos, Voorzitter van het V.E.V.
De prijswinnaars
Lieven Geeraert, Ing. elektronica ICT – KHBO Oostende won 100.000 BEF voor zijn werk "Interface voor de positiebepaling van een laserlijn uit het beeld van een fuga 15 digitale camera". Promotor: Ing. Stefaan Kerckenaere. De interface maakt deel uit van een sorteermachine die in Marelec (Nieuwpoort) wordt ontwikkeld. De machine sorteert voorwerpen op basis van een 3D beeld. Het ‘oog’ van de sorteermachine bestaat uit een zwart-wit camera Fuga 15, ontwikkeld door IMEC. Deze camera geeft een 2D beeld. Een 3D weergave wordt verkregen door op het voorwerp een laserlijn onder een bepaalde hoek te projecteren. De derde dimensie (hoogte) wordt dan zichtbaar aan de vervorming van de laserlijn.
cessor tot een minimum beperkt. De processor krijgt van de interface enkel nog de positie van de laserlijn in het beeld doorgestuurd, en niet meer het volledige beeld. De hoeveelheid data die de processor moet verwerken daalt met een factor 32. Zo kunnen eenvoudigere en goedkopere processors gebruikt worden. De interface is gebouwd rond een Spartan FPGA. die het beeld uit de camera inleest, de laserlijn bepaalt en het resultaat naar de processor stuurt.
De interface vormt de verbinding tussen de camera en de processor. Hij kan behalve het doorsturen van het 2D beeld naar de processor ook de positie van de laserlijn in het beeld bepalen. Zo wordt de nodige beeldverwerking door de pro
17 I.M.-JANUARI 2001
INGENIEUR EN MAATSCHAPPIJ Bart Haagdorens, Ing. Elektronica ICT – Katholieke Hogeschool Kempen won 100.000 BEF voor zijn werk "Nauwkeurige bepaling van transmissietijd in een glasvezelnetwerk". Promotor: Ing. Guido Geeraerts. Het Open Transport Netwerk (OTN) van Siemens Atea is een glasvezelnetwerk voor private communicatie. Een dubbele glasvezelring transporteert al het interne gegevensverkeer van een organisatie over duizenden kilometers. Via modulaire insteekkaarten worden telefonie, data en video door het netwerk gestuurd. Voor het toekomstige zweeftreintraject tussen Berlijn en Hamburg wil Siemens een OTN-netwerk gebruiken om de verschillende magnetische velden die de treinen dragen te synchroniseren. De velden worden op verschillende plekken langs het traject opgewekt maar moeten synchroon lopen met een fout die steeds kleiner blijft dan 2_s. Om dit project te realiseren wilde men bij Siemens een meetsysteem ontwikkelen dat de transmissietijd tussen de twee knooppunten van het OTN-netwerk nauwkeurig en continu zou kunnen bepalen.
Toespraak Ing. Leo Wezenbeek, Algemeen Voorzitter VIK – reactie op C AWET-standpunt. In zijn toespraak voor de uitreiking drukte VIK-voorzitter Leo Wezenbeek op het belang van het sensibiliseren van jongeren voor techniek en technologische opleidingen. Hij schetste de houding van Galileo Galileï die zijn dochter door een telescoop naar de sterrenhemel liet kijken. Het is zo dat wetenschappers bij kinderen het wonder van techniek en technologie tevoorschijn toveren. Verder brak Leo Wezenbeek een lans voor kwaliteitsbewaking in het onderwijs en permanente vorming. Opmerkelijk was zijn (niet-voorbereide) reactie op het zeer recente standpunt van Cawet (Comité van de Academie voor Wetenschap en Techniek) dat industrieel ingenieurs wil degraderen tot driejarige bachelors: "Alhoewel ik had toegezegd om hier vanavond niet in discussie te gaan over de problematiek van de ingenieursopleidingen in Vlaanderen en Europa, verplicht een recente publicatie van Cawet mij om van dit forum gebruik te maken om te zeggen wat ons als Vlaamse Ingenieurskamer stoort.
18 I.M.-JANUARI 2001
Door de opbouw van het netwerk is de vertraging constant, behalve wanneer de weg die de data volgt zou veranderen. Wanneer ergens een glasvezel breekt of een knooppunt uitvalt wordt het netwerk geherconfigureerd (daarom is er altijd een tweede ring in het netwerk) en zullen alle data een nieuwe weg volgen. De transmissietijd is dan veranderd en moet opnieuw opgemeten worden. Het was de concrete opdracht van dit eindwerk om een systeem te ontwikkelen dat de transmissietijd tussen twee knooppunten op het netwerk meet met een nauwkeurigheid beter dan 2_s. Men gebruikte een normale insteekkaart voor OTN-knooppunten. Het meetsysteem werd OTN Delay Module of ODN gedoopt. Het project werd in fases verdeeld. De analysestap begint met een studie van de werking van het OTNnetwerk en haar knooppunten. De twee betrokken knooppunten meten de vertraging van de uitwisseling van protocolboodschappen. Daarvoor werd een specifiek protocol ontwikkeld dat via de uitwisseling van tijdsstempels de transmissietijd bepaalt.
Cawet heeft recent haar visie op de invulling van de Bolognaverklaring via de website van KVIV en via een eigen publicatie kenbaar gemaakt. Elke vereniging heeft het recht zijn standpunt kenbaar te maken. Maar op zijn minst hadden wij verwacht dat een Comité van de Academie voor Wetenschap en Techniek alle spelers op het veld zou hebben uitgenodigd om rond de tafel te gaan zitten om in gezamenlijk overleg te komen tot een haalbare strategie. Dat de Vlaamse graduaatopleidingen verlaagd worden tot "techniciens" wordt in hogeschoolmiddens niet geaccepteerd. Dat Cawet de industrieel ingenieurs tot bachelor s of engineering wil herleiden is voor de hogescholen en de VIK onaanvaardbaar. We kunnen ons bij het lezen van het Cawet-standpunt niet van de indruk ontdoen dat men bewust de technische hogeschoolopleidingen onderwaardeert, zulks in tegenstelling tot de hoge waardering die andere Europese landen onze ingenieursopleiding betuigen." Zoals Barco hier vanavond het voorbeeld geeft om in één gezamenlijke academische zitting haar ingenieursprijzen uit te reiken, zou het getuigen van ‘academisch’ niveau als voortaan ALLE actoren die betrokken zijn bij het organiseren van technische opleidingen in het tertiair onderwijs samen aan tafel zouden zitten om tot een consensusvisie te komen voor de opleidingsproblematiek die voorligt. Ik doe hierbij nog eens een oproep aan Cawet om zich te hervormen tot een representatief orgaan voor alle ingenieurs en voor allen die dagelijks bezig zijn met wetenschap en technologie. Als Cawet één belangengroep vertegenwoordigt degradeert het zichzelf tot een corporatistisch gezelschap en komt er geen echte dialoog. De pleiters voor kwaliteit in de vorming van burgerlijk ingenieurs en de pleiters voor kwaliteit in de vorming van industrieel ingenieurs kunnen fundamentele bondgenoten zijn.
BARCO/VIK PRIJS 2000
Om de tijdsstempels zinvol met elkaar te kunnen vergelijken is het noodzakelijk dat beide knooppunten dezelfde tijdsreferentie gebruiken. Speciale GPS-ontvangers kunnen een signaal leveren dat tot op 50 ns synchroon is met de wereldtijd en maken het eenvoudig om die referentie in een bepaalde toepassing te integreren. Hiervoor werd een Motorolaontvanger gebruikt. De ODM bevat een krachtige Field Programmable Gate Array. Deze FPGA staat in voor het versturen en ontvangen van de protocolboodschappen over het OTN-netwerk. De FPGA is rechtstreeks aangesloten op de data- en adresbus van een microcontroller. Deze leest de gegevens uit de FPGA en rekent ze om naar vertragingstijden. Via een seriële poort worden die meetresultaten dan getoond op een een terminal of PC. Zo heeft de gebruiker de mogelijkheid om de status van de kaarten en het netwerk te controleren metingen te doen. Via een tweede seriële communicatie beheert de microcontroller ook de instellingen van de GPS ontvanger. Er wordt een nauwkeurigheid behaald die stukken beter is dan de geëiste 2µs.
Annemie Jacobs en Werner Vandenbussche, Ing.’s Elektronica Ontwerptechnieken – De Nayer Instituut wonnen 100.000 BEF voor hun werk "Studie en implementatie van een Turbo encoder en decoder". Promotor: ir. Jan Meel.
komt eraan. De Europese standaard voor de 3G met implementatie van draadloze multimedia-applicaties wordt UMTS (Universal Mobile Telecommunications System) genoemd. Sirius Communications, een jonge spin-off van IMEC heeft als eerste in de wereld een herprogrammeerbare chip aangekondigd. Voor de integratie van internet-applicaties in mobiele telefonie is aan de ontvangerzijde een goede foutdetectie en correctietechniek van groot belang. Als men na storingen (ruis en interferentie) het terug verzenden van de fout ontvangen gegevens wil beperken voegt men bij de zender een kanaalencoder toe die controlebits toevoegt aan de eigenlijke informatie. Een kanaaldecoder bij de ontvanger gebruikt deze bits om de originele informatie te reconstrueren. Zo wordt retransmissie beperkt en foutensnelheid verminderd. Turbo-codes zijn als kanaalcoderingstechniek zeer geschikt. Ze zijn de laatst geïntroduceerde convolutionele codes en worden beschouwd als de meest geavanceerde huidig gekende codetechniek. Ze hebben als hoofdeigenschap dat ze de theoretische kanaalcapaciteit (de maximumsnelheid waarmee men in een kanaal foutloos gegevens kan versturen) benaderen en dat ze goed presteren in een ruisrijke omgeving. Dit werk behandelt een theoretische studie en implementatie van een convolutionele Turbo encoder en een decoder gebaseerd op het MAP (Maximum A Posteriori) algoritme. De kracht van de map-decoder zit in de iteratieve manier van werken, die de waarschijnlijkheid op de ontvangen, maar niet noodzakelijk correctie, informatie iteratie na iteratie verhoogt om zo fouten te vinden en te corrigeren. De encoder en de modules van de decoderblok werden in VHDL (een programmeertaal die toelaat hardware te ontwerpen) geschreven en op een ontwikkelbord van Sirius Communications (het Geminibord) geïmplementeerd. Dit bord bevat 2 FPGA’s (programmeerbare chips). In één FPGA beslaat het decoderblok 42% van de totaal beschikbare logica. De verwachte gegevenssnelheid van het blok wordt geraamd op 302kbits/s. De snelheid van de hele decoder is 75 kbits/na 2 iteraties, wat ver boven de minimumsnelheid van UMTS (32 kbits/s) zit.
De derde generatie (3G) mobilofonie waarbij hogere snelheden (200x vlugger dan de huidige GSM’s)
19 I.M.-JANUARI 2001
INGENIEUR EN MAATSCHAPPIJ
Ingenieurs Zonder Grenzen Ondanks de eerste sneeuw en het donker van de dagen tussen kerst en nieuwjaar hangt er in de hall het VIK-huis een nog exotischer sfeertje dan anders. Veel jong volk, veel vrouwen. Architecten, antropologen, een economiste... ‘Helahola, excuseer. Bent u niet aan het verkeerde adres? U bevindt zich in het VIK- Ingenieurshuis.’ Tussen een blonde sociologe en een leraar met baard wringt Ingenieurs Zonder Grenzen-voorzitter Luc Vierendeels zich naar voor. ‘Dit zijn mijn collega’s van het Platform Zonder Grenzen. We houden hier een paar vergaderingen met Ingenieurs Zonder Grenzen’. ‘Zonder grenzen, zonder grenzen... allemaal goed en wel, maar is dat hier een ingenieurshuis of een antropologenhut?’ ‘Zwijg en kom mee,’ zegt Luc ‘dan leg ik het uit’. Luc loopt naar de cafetaria. De hele bende volgt en zet zich erbij. Iemand duikt in zijn rugzak en ontkurkt een fles palmwijn. Er wordt enthousiast op tafeltjes getrommeld...
Duurzaam ontwikkelen in de derde wereld IM (schichtig rondkijkend): Euh...leg eens uit. LV: Ingenieurs Zonder Grenzen (IZG) is eind jaren 80 spontaan gestart door een groep idealistische ingenieurs die net afgestudeerd waren. Ing. Carlos Standaert zette het initiatief samen met een aantal enthousiaste ingenieurs op de rails. De VIK heeft het idee vanaf het begin flink wat krediet gegeven. Begin van de jaren negentig organiseerde IZG met succes een aantal symposia waar ingenieurs met deskundigen in debat gingen. Daar was uittredend minister van ontwikkelingssamenwerking Gaston Geens nog bij. Ing. Patrick Hollebosch hielp IZG verder mee uitbouwen. Als ingenieur had hij voor het vroegere ABOS in Bujumbura gewerkt. Vanaf 1996 combineerde hij dit met zijn functie van secretaris-generaal van de Belgische Raad voor Duurzame Ontwikkeling. Ook de andere initiatiefnemers hadden meestal ervaring in het buitenland. Vanaf het begin trokken ze ingenieurs-docenten uit de hogescholen aan die geïnteresseerde laatstejaarsstudenten warm maakten voor ontwikkelingsproblematiek. Ook de samenwerking met de industrie zorgde voor IZG-initiatieven. Geef eens een voorbeeld - liefst een straf verhaal uit de brousse. LV: Neem nu het CDI BWAMANDA-project. Het dorp Bwamanda waar het CDI-project zijn thuisbasis heeft, ligt in het Noordwesten van het toenmalige Zaïre. Het gebied is twee Vlaamse provincies groot. IZG-leden hebben daar verschillende opdrachten uitgevoerd. Ikzelf heb er als putboorder gewerkt van ’78 tot ’80. De opdracht bestond erin het gebruik en het onderhoud van het wagenpark voor het hele gebied zo optimaal mogelijk te organiseren.
20 I.M.-JANUARI 2001
Immers, wisselstukken voor camions en tractoren waren schaars en de levering vanuit het buitenland duurde maanden. Er moest een wisselstukkenbeheerssysteem ontwikkeld worden waarbij zowel onderdelen uit kapotte voertuigen als nieuwe wisselstukken werden opgenomen. Een aantal studenten hebben daar een eindwerk over gemaakt. Met bruikbare oplossingen! Er werd een proactief bestellingssysteem uitgedacht op basis van de meest voorkomende pannes. Resultaat was dat heel het wagenpark in het gebied continu kon blijven draaien. Ondanks de oorlogssituatie in het huidige Congo werkt CDI op dit ogenblik nog, zij het moeizaam. Een ander CDI-IZG-project was de zending die Bart Van Damme in 1999 in Kinshasa uitvoerde in verband met een maïsbehandelingsinstallatie en een olie-extractiestudie. Heeft Artsen Zonder Grenzen een voorbeeldfunctie gehad voor IZG? LV: In zekere mate wel. AZG heeft aan IZG een opdracht toegewezen voor de ontwikkeling van de UPS-technologie voor de beveiliging van medische- en communicatieelektronica tegen spanningswisselingen. In overleg met de Karel De Groote hogeschool en industrie hebben laatstejaars toen twee prototypes ontwikkeld. Ik associeer ‘Zonder Grenzen’ met allerhande niet te overziene calamiteiten. LV:Tja, we zoeken nu eenmaal niet de tropische zwemparadijzen op... Elke ‘ZG’-organisatie wil het gevaar naturlijk beperken. Na de gebeurtenissen in Angola(’92) en Rwanda (’94) waarbij experts van AZG slachtoffer werden ontwikkelde
– nieuwe wegen AZG ‘le guide sécurité’, een noodplan voor urgentie- en evacuatieomstandigheden. AZG vroeg IZG om het op punt te stellen: welke stappen moeten wanneer en hoe genomen worden voor tot evacuatie te besluiten, hoe dient de evacuatie georganiseerd, wie gecontacteerd… Op dit ogenblik geeft men de vrijwilligers van AZG intensieve training op basis deze studie. Je ziet: de vragen van AZG genereerden wel degelijk een dynamiek voor de werking van IZG.
Luc Vierendeels
Andere projecten? LV:Jawel, vanaf die periode werden de vragen voor advies en technische hulp steeds omvangrijker en complexer. Er was het project met VZW Horizon, die vooral in Oost-Europa actief is. De VZW verzamelt in Europa tweedehandstechnologie: rolstoelen, naaimachines, computers, fietsen... Men vroeg ons een beoordelingssysteem op te zetten. Het is immers niet altijd economisch verantwoord om tweedehandsmateriaal nog te herstellen en te transporteren. Samen met de Karel De Grootehogeschool heeft IZG hierover een eindwerk begeleid. Het interessante aan dit project is dat de revisie gebeurt in sociale ateliers, zodat ook aan die zijde een emancipatieproces kan gestart worden. De idee om de sociale ateliers te exporteren wordt op dit ogenblik verder besproken met Horizon. We zijn nu bezig aan een studie om een atelier voor tweedehands landbouwmachines op te starten in Lesotho. IZG zou daar graag jonge afgestudeerden en laatstejaars bij betrekken. Niet alleen fietsen en wekkers dus? LV: Nee, het gaat verder. Elk project waar we aan meededen brengt ons op nieuwe ideeën. Het idee van tweedehands computermateriaal leidde naar het ‘Berezjani’-project in Oekraïne, dat tweedehandslandbouwmachines wil exporteren naar Oekraïne. Iets groter dan een fiets...we willen immers net die toegevoegde waarde creëren waar de plaatselijke situatie om vraagt. Een eerste fase van samenwerking bestond uit ondersteunen van het trainingsprogramma. Angora en een aantal van zijn lidbedrijven hebben daarvoor spreekbeurten en bedrijfsbezoeken op het getouw gezet. Ook de Europese Gemeenschap financiert dergelijke trainingsprogramma’s voor experts uit Oost-Europese landen. De trainingen gaan over het gebruik van de machines, bedrijfsbeheer- en
ondernemerschapsopleidingen in landbouwmechanisatie. In overleg met Horizon zal IZG zit de uitbouw van de tweede fase. Dan worden partners gezocht en een financiering opgezet voor de toelevering van de landbouwmachines en het opleidingsprogramma in de sociale ateliers. IZG nodigt alle geïnteresseerde ingenieurs uit hieraan mee te werken. Ik hoor hier meer over ‘Het Platform’ dan over Ingenieurs Zonder Grenzen. Hoe zit dat nu eigenlijk? LV: Artsen Zonder Grenzen, Ingenieurs Zonder Grenzen, Architecten Zonder Grenzen...alle ‘ZG’s’ worden geconfronteerd met vragen die buiten ieders deelcompetentie liggen en multidisciplinariteit noodzakelijk maken. Een spontane samenwerking rond het schoolproject in Novotsje (Noord-Albanië) versnelde de geboorte van het overlegplatform. Leraars Zonder Grenzen zetten daar onderwijsstructuren op poten, maar ze konden een hoop problemen van logistieke aard niet aan: gebouwen, verwarming, transport, sanitair…niet echt iets voor leraars. Ze zochten contact met de ingenieurs en architecten. Heel verstandig, want kennis is tegenwoordig zo specifiek dat je vanuit één discipline geen complexe vraagstellingen meer kan beantwoorden. We hebben daar een halfjaar aan meegewerkt. Omwille van het instabiele politieke klimaat ligt het project voorlopig te slapen. Maar het is wel de aanzet geweest op het Platform op te starten. Er zitten dertien ‘Zonder Grenzen’-organisaties in het platform. In een eerste fase wordt voor elk project in het Platform overleg gepleegd. Principes zijn: respecteren van mensenrechten, nastreven van duurzame ontwikkeling, toepassen van technische of organisatorische aard die in duurzame ontwikkeling passen. Elke organisatie bewaart zijn eigenheid. Er wordt heel snel gewerkt, zonder beroep te moeten doen op zware overheidsstructuur.
Horizon - sociaal atelier
21 I.M.-JANUARI 2001
INGENIEUR EN MAATSCHAPPIJ Na het wegvallen van de muur in Europa kwam de overgang naar het vrije marktsysteem in Oost- Europa. Probleemloos verloopt die overgang niet. De tewerkstelling daalde dramatisch, zelfs in zulke mate dat kleine kinderen straatzwervertjes werden. Na een brainstorming tussen Oekraïense en Horizon- medewerkers werd een goederenstroom richting Oekraïne opgestart. De toestellen worden ter plaatse in een sociale werkplaat hersteld waardoor én aan tewerkstelling én aan opleiding van die jonge straatkinderen wordt gedaan. Dit project is zo succesvol dat het ondertussen geëxporteerd wordt naar Afrika (Madagaskar en Lesotho).
Telkens wordt een specifieke strategie ontwikkeld en nagegaan welke organisatie waar en wanneer z’n expertise kan inbrengen en welke ‘ZG’ de coördinatie doet. Er liggen op dit ogenblik heel wat vragen op het de overlegtafel van het ‘ZG-Platform’... Hoe krijgen jullie dit allemaal gefinancierd? LV: De medewerking van ‘ZG’-leden is per definitie vrijwillig. Er worden geen vergoedingen gegeven onder de vorm van loon. Individuele kosten worden wel vergoed. Opdrachten waarvoor subsidies zijn voorzien door Belgische of Europese overheden kunnen op basis van prestatieovereenkomsten met ‘ZG-leden’ worden vergoed.
Collega’s Ondertussen wordt gedacht aan een magazijn voor gereedschappen en machines die door onze industrie worden geliquideerd maar die nog bruikbaar zijn in ontwikkelingslanden. Voor de realisatie zoeken we collega’s die zich één dag per week willen vrijmaken.
HORIZON
De laatste tijd hoor ik veel praten over ‘Habitat’. Is dat ook een Platformidee? LV: Ja en nee. De opdracht draait om de evaluatie van de ‘Localising Agenda 21’, een programma dat Habitat sinds ’95 met Belgische regeringssteun uitvoert. De ‘Local Agenda 21’ is een beweging die na de top van Rio de Janeiro (’92) op gang kwam. Die beweging is ondertussen toonaangevend geworden wat betreft duurzame ontwikkeling en participatief beleid. Gedurende decennia werd geprobeerd de immigratie van het platteland naar de stad tegen te gaan. Dit is mislukt. Alle derdewereldsteden groeien. Aan de problemen in de monstersteden kan nog weinig verholpen worden. Maar in middelgrote steden van zo’n 200.000 inwoners kan de expansie begeleid worden zodat de stadsgroei niet ten kosten gaat van de woon- en leefomstandigheden van de armsten. Centrale idee is niet dat bidonvilles kunnen vermeden worden, maar dat het mogelijk is om ze leefbaar te houden door nutsinfrastructuur zoals water en elektriciteit te voorzien, gesneden op maat van het leven daar. Onrechtstreeks wordt op deze manier ook armoede bestreden. Je moet in de derde wereld geen hoop huizen gaan bouwen, maar je moet proberen de behuizing daar aan te passen aan de behoeften, gebruikmakend van materialen die ginder voorhanden zijn. Heel concreet: dikwijls is er stro voorhanden. Stro isoleert. Maar het trekt ook ongedierte aan. Dan worden er weer biologen ZG voor aangetrokken, zodat aanpassingen niet ondoordacht of vanuit één discipline worden doorgevoerd.
22 I.M.-JANUARI 2001
Website Een website voor Horizon waarin doelstelling van de organisatie en aanbod / vraag van de technische apparatuur duidelijk gemaakt wordt zou handig zijn. Voelt iemand zich geroepen om dergelijke website te maken? Ieder aanbod kan gemeld worden bij de VIK –
[email protected] Ing. Leo Van den Brande
Het programma heeft zich toegespitst op drie secundaire steden, nl. Essaouira (Marokko), Nakuru (Kenya) en Vinh City (Viet Nam). De opdracht bestaat erin om de duurzaamheid van de resultaten in de drie steden te evalueren om ze in een volgende fase eventueel uit te breiden naar andere steden. De opdracht is via een openbare aanbesteding toegekend aan een feitelijke vereniging van Architecten ZG (Eric Selis) en Ingenieurs ZG (Luc Vierendeels), samen met stedelijk antropoloog Koen de Wandeler. Die vertrekt dit jaar nog naar Viet Nam. Hoe kunnen jonge geïnteresseerde ingenieurs een bijdrage leveren? LV: Eindwerken zijn hier heel erg belangrijk. Laatstejaars kunnen in een eindwerk heel concrete ontwikkelingsvraagstukken behandelen met directe bruikbaarheid overzee. Op deze manier betrekken ze ook hun eigen omgeving en maken ze hun collega’s -ingenieur of –architect attent op de mogelijkheden om een reële, meetbare bijdrage te leveren...een prachtig gevoel is dat, te weten dat je iets hebt ontwikkeld waar andere planeetbewoners heel ver hiervandaan iets aan hebben.
Ed De Winter
INGENIEUR EN MAATSCHAPPIJ Senior-ingenieurs: schatten van wijsheid Als gevolg van onze demografische situatie blijft het tekort aan arbeidskrachten aanhouden. Onze bevolking vergrijst: vandaag is – mede door de vroegere brugpensioenprogramma’s – nog slechts 22% van de 55-64 jarigen actief. In de ons omliggende landen is dat 35%. Het tekort aan hoger opgeleiden, zeker aan ingenieurs, is nog nooit zo groot geweest. Bedrijven stappen meer en meer af van hun zoektocht naar ‘jong’ talent.. De rol van de traditionele sectoren als ruggengraat van de economie wordt bevestigd door de recente malaise in de dotcombedrijven -voor het jonge ICT-geweld blijken er ook grenzen te bestaan. Men ontdekt dat expertise, betrokkenheid en wijsheid in hoge mate te vinden is bij ervaren, d.w.z. ‘oudere’ werknemers. Anderzijds klagen jonge ingenieurs over het gebrek aan leiding, inspiratie en coaching.
gespit worden en mogelijkheden voor initiatieven geformuleerd. Centrale idee is ‘skill-pooling’ die kan gebruikt worden bij sollicatie-begeleiding, interim-opdrachten in zelfstandig statuut, outplacement, PC-gebruik, consultancy, peterschap bij eindwerkbegeleiding…Het VIK-vormingsinstituut kan bijscholen waar nodig. Of - misschien evidenter - ingenieurs kunnen elkaar bijscholen…Alles ligt open. Details over data en opzet volgen in volgende IM’s. Bent u geïnteresseerd, neem contact op met Jan Van Opstal, tel. 03-259 11 11, e-mail:
[email protected]
Rondetafel voorjaar 2001
Er zijn erg veel oudere ingenieurs met weinig omhanden. Toch bezitten ze een schat aan ervaring en expertise. Ze zoeken ze naar mogelijkheden om zin te geven aan hun ingenieur-zijn èn aan hun mens-zijn. Persoonlijk en maatschappelijk is het onverantwoord om deze kennis onbenut te laten. Daarom wil de Vlaamse Ingenieurskamer de brug maken tussen de vraag van geëngageerde senioren-ingenieurs die wat graag hun ervaring willen ten dienste stellen aan de industrie en de jongeren die er als ingenieur werkzaam zijn. De VIK organiseert in het voorjaar 2001 een rondetafel waarop dit soort vragen zullen uit-
Ingenieursraadsel
13 studenten winnen een meter bier
In het studentennummer van verleden maand stond het raadsel van de 13 zondige paters. Inderdaad:13 dagen zou het duren voor alle zondaars met stip uit het klooster verdwenen waren. Er waren 304 juiste inzendingen. Een onschuldige, slanke, vrouwelijke hand die naar de naam Vicky luistert trok 13 winnaars tevoorschijn die elk één meter bier winnen. Volgens hun e-mailadres heten de dertien: Jan de Naftman (vermoedelijk Jan Neijens), Roel Van Assche, Geert Jamaer, Stefan Smets, Mitchell Yu, Bart Pelssers, Bert Huveneers, Gaia Debruyne, Dirk De Meutter, Dimitri Willen, Marie-Rose de Bethune, Eva Mulier en Leen Davids.
?
Al deze studenten mogen hun meter bier ophalen bij de VIK in Wommelgem. Consumptie ter plaatse is toegestaan. In dat geval zijn boetes en kosten achteraf voor eigen rekening.
23 I.M.-JANUARI 2001