FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING JAAR 2013
Provincie Fryslân, Afdeling K&E, eindversie
Op 9 februari 2011 werden het Fries Milieuplan 2011-2014 en het bijbehorende Fries Milieuprogramma 2011-2014 door Provinciale Staten van Fryslân vastgesteld. Het Milieuplan schetst de hoofdlijnen van het provinciaal milieubeleid. Het Milieuprogramma vertaalt de ambities van het Milieuplan in een uitvoeringsprogramma met concrete activiteiten. Per activiteit zijn voor de uitvoeringsjaren 2011 tot en met 2014 concrete resultaten gepland. De voortgang van de uitvoering van het Milieuprogramma wordt jaarlijks gemeten. Om de effectiviteit van het uitvoeringsprogramma te vergroten is in oktober 2013 een voorstel tot aanpassing van het Milieuprogramma uitgewerkt. Provinciale Staten heeft in oktober 2013 het gewijzigde Milieuprogramma vastgesteld. De wijzigingen die hieruit voortvloeien zijn doorgevoerd in deze monitor. Dat is gebeurd op een zodanige manier dat ook de oorspronkelijk beoogde activiteiten in beeld zijn gebleven. De voorliggende rapportage geeft het resultaat van de monitoringronde 2013 van het Fries Milieuprogramma. De monitor toont de voortgang van de uitvoering van het milieuprogramma in vergelijking met de uitvoeringsplanning. De beoordeling van de voortgang van de uitvoering is uitgevoerd per activiteit. Het resultaat van de beoordeling is per activiteit beknopt weergegeven aan de hand van de volgende symbolen: Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
Voor elke activiteit bevat de monitoringrapportage een tekstuele toelichting op de beoordeling. De monitoringrapportage heeft dezelfde indeling als het Milieuprogramma, zodat de twee documenten eenvoudig met elkaar kunnen worden vergeleken.
Een samenvattend beeld van de voortgang van het Milieuprogramma is aangegeven in naastliggend diagram. Dat laat zien dat in het eerste uitvoeringsjaar het realiseren van 35% van de voorgenomen ambities op schema lag. In 2012 nam dit aandeel toe tot 66% en in 2013 lag 78% van de realisatie van de voorgenomen ambities op schema.
Tijdens de eerste monitoringronde van 2011 is tevens de doelenmonitor gekwantificeerd. Deze monitor geeft aan waar de provincie Fryslân bij de aanvang van het Milieuprogramma stond ten opzichte van de wettelijke en bestuurlijke doelen. In 2014, aan het einde van de looptijd van het Milieuprogramma, wordt nogmaals een meting met de doelenmonitor gedaan. Daarmee ontstaat een beeld van de lange termijn veranderingen die zich in het milieu voordoen en van de mogelijke invloed die het Milieuprogramma daarop heeft gehad. De volgende doelenmonitor zal deel uitmaken van de rapportage van 2014.
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2013
Uitvoeringsspoor 1: Slim milieubeheer Thema
Te realiseren
Meetwijze
Geluid
De provincie pakt in samenwerking met gemeenten alle regionale en lokale knelpunten op het gebied van geluidhinder op.
Bodem- en waterbodem sanering
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
Nulmeting 2010
2011
2014
Percentage opgeloste regionale en lokale knelpunten.
10%
20%
40%
60%
80%
De provincie zorgt ervoor dat alle landen waterbodemsaneringslocaties met humane spoed vóór 2015 zijn gesaneerd dan wel worden beheerst.
Aantal gesaneerde of beheerste humane spoedlocaties.
22 humane spoedlocaties aanwezig *)
3 humane spoedlocaties gesaneerd of beheerst **)
4 humane spoedlocaties gesaneerd of beheerst **)
6 humane spoedlocaties gesaneerd of beheerst **)
13 overige spoedlocaties gesaneerd of beheerst **)
De provincie streeft ernaar dat de bodemsaneringslocaties met ecologische spoed of spoed vanwege verspreidingsrisico’s vóór 2015 minimaal in beeld zijn gebracht en daar waar mogelijk zijn beheerst.
Voortgang onderzoek en aanpak overige spoedlocaties.
circa 16 overige spoedlocaties aanwezig *)
onderzoek overige spoedlocaties
onderzoek overige spoedlocaties
overige spoed locaties bekend
uitvoeringsplanning gereed
*) Aangepast naar aanleiding van het beschikbaar komen van nieuwe onderzoekresultaten. **) Aangepast naar aanleiding van het Projectplan Humane Spoedlocaties dat is vastgesteld door GS in juli 2012.
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2013
Uitvoeringsspoor 1: Slim milieubeheer (vervolg) Thema
Te realiseren
Meetwijze
Lucht
Alle 20 inrichtingen in Fryslân, die de luchtkwaliteit van Fryslân mogelijkerwijs negatief beïnvloeden én waarvan de provincie bevoegd gezag is, voldoen aan de wettelijke vereisten inzake luchtkwaliteit.
Externe veiligheid
Geluid
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
Nulmeting 2010
2011
2014
Percentage bedrijven dat voldoet aan de wettelijke vereisten.
100%
100%
100%
100%
100%
Het plaatsgebonden risico door opslag en transport van gevaarlijke stoffen wordt nergens in Fryslân overschreden.
Het aantal situaties waarin sprake is van een overschrijding van het plaatsgebonden risico.
0
0
0
0
0
Friese burgers hebben via de Risicokaart inzicht in de risico’s die zich in Fryslân voordoen.
Percentage bevoegde gezagen dat risicosituaties volledig en actueel heeft ingevoerd in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) en kwetsbare objecten volledig en actueel heeft ingevoerd in het Informatiesysteem Overige Ramptypen (ISOR) **).
70% *)
100%
100%
100%
100%
De provincie brengt de geluidbelasting in beeld van alle provinciale wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer.
Percentage wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer, waarvan de geluidbelasting in beeld is gebracht.
30%
100%
100%
100%
100%
De provincie neemt maatregelen om de geluidbelasting van woningen aan provinciale wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer én een geluidbelasting boven de plandrempel, te verlagen.
Percentage van het aantal geluidgevoelige objecten gelegen aan provinciale wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer en een geluidbelasting boven de plandrempel, dat is afgevallen of gesaneerd **).
0%
0%
25%
50%
75%
De provincie neemt maatregelen om de geluidbelasting op urgente locaties in het kader van stads- en dorpsvernieuwing, te verlagen.
Percentage locaties stads- en dorpsvernieuwing waar de provincie maatregelen heeft genomen.
10%
20%
40%
60%
80%
De provincie neemt actie om de geluidsituatie in de stiltegebieden in kaart te brengen en beoordeelt waar maatregelen nodig zijn om een adequaat geluidniveau te waarborgen **).
Mate van voortgang van het onderzoek naar de geluidsituatie en de benodigde maatregelen **).
geluidsituatie onbekend **)
voorbereiding onderzoek **)
meerjarig onderzoek geluidniveau **)
meerjarig onderzoek geluidniveau **)
geluidsituatie in kaart en maatregelen bekend **)
*) Raming naar aanleiding van de inventarisatie van de stand van zaken bij de Friese bevoegde gezagen in 2011 en 2012. **) Veranderd naar aanleiding van de vaststelling van het aangepaste Milieuprogramma in oktober 2013
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2013
Uitvoeringsspoor 2: Ruim baan voor duurzame innovaties Thema
Te realiseren
Meetwijze
Water
Verminderen van de afhankelijkheid van gebiedsvreemd water in natuurgebieden (verdrogingsbestrijding).
Zand, grind en klei
Fossiele energiedragers
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
Nulmeting 2010
2011
2014
Aantal hectare natuurgebied per jaar waarin de afhankelijkheid van gebiedsvreemd water is verminderd.
11.000 ha natuurgebied wordt beïnvloed door gebiedsvreemd water
500 ha
500 ha
verdere uitwerking in nota Natuer en Lanlik Gebiet *)
verdere uitwerking in nota Natuer en Lanlik Gebiet *)
Stimuleren van het hergebruik van in provinciale werken vrijkomende grondstoffen door ‘werk met werk’ te maken.
Percentage van in provinciale werken vrijkomende grondstoffen dat in andere provinciale werken wordt hergebruikt.
wordt in het kader van het project Grip op grond in beeld gebracht.
uitvoering van drie pilotprojecten.
afronden en evalueren pilotprojecten, plus structureel verankeren in werkproces.
50 %
75 %
Een reductie van de CO2-uitstoot en van het gebruik van fossiele brandstoffen door het verhogen van het aandeel duurzame energie *).
Percentage duurzaam opgewekte energie *)
4,7% **)
doel conform uitvoeringsprogramma Fryslân geeft Enerzjy *)
doel conform uitvoeringsprogramma Fryslân geeft Enerzjy *)
doel conform uitvoeringsprogramma Fryslân geeft Enerzjy *)
doel conform uitvoeringsprogramma Duurzame Energie *)
? *) Veranderd naar aanleiding van de vaststelling van het aangepaste Milieuprogramma in oktober 2013 **) Aangepast naar aanleiding van de resultaten van de nulmeting 2013 van het uitvoeringsprogramma Duurzame Energie
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2013
Uitvoeringsspoor 2: Ruim baan voor duurzame innovaties (vervolg) Thema
Te realiseren
Meetwijze
Nulmeting 2010
2011
Landbouw
Donkertebescherming door de reductie van de lichtemissie uit ligboxenstallen en uit kassen *).
Mate van beschikbaarheid van operationeel beleid.
geen beleid
niet uitgewerkt
Vermindering van de verzuring en vermesting van de natuur door een reductie van de emissies van de veeteelt *).
Mate waarin het beleid en het plan van aanpak voor uitvoering van de programmatische aanpak van stikstof gerealiseerd zijn.
geen beleid en plan van aanpak
Verbeteren van de mineralenhuishouding en van de bodemvruchtbaarheid door een toename van de biologische akkerbouw, tuinbouw en veeteelt *).
Aantal en totaal oppervlak biologische bedrijven.
127 bedrijven 5700 hectare
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
2014
beleidsonderzoek
beleidsontwikkeling
operationeel beleid
oriëntatie
ontwikkeling beleid en plan van aanpak
operationeel beleid en plan van aanpak
toename aantal bedrijven en/of oppervlak
toename aantal bedrijven en/of oppervlak
toename aantal bedrijven en/of oppervlak
ondersteuning van duurzame energie projecten
ondersteuning van duurzame energie projecten
ondersteuning van duurzame energie projecten
handhaven Friese Natuurwaarde
handhaven Friese Natuurwaarde
handhaven Friese Natuurwaarde
? oriëntatie
? toename aantal bedrijven en/of oppervlak
? Beperking van het broeikaseffect door een toename van de productie en het gebruik van duurzame energie door agrarische bedrijven *).
Mate waarin de provincie projecten op het gebied van duurzame energie in de agrarische sector ondersteunt.
ondersteuning van duurzame energie projecten
niet uitgewerkt
? Biodiversiteit
In stand houden en duurzaam gebruiken van biodiversiteit door draagvlak te creëren bij en handelings-perspectief te bieden aan burgers, bedrijven en overheden.
Natuurwaarde als verhoudingsgetal van natuurkwaliteit en oppervlakte.
19% **)
handhaven Friese Natuurwaarde
?
*) Activiteiten, meetwijze en uitvoeringsplanning aangepast naar aanleiding van de afstemming tussen Landbouwagenda en Milieuprogramma in 2012 **) Aangepast naar aanleiding van het onderzoek naar de Friese Natuurwaarde en biodiversiteitsontwikkeling door Alterra in 2013
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2013
Uitvoeringsspoor 2: Ruim baan voor duurzame innovaties (vervolg) Thema
Te realiseren
Meetwijze
Nulmeting 2010
2011
Broeikasgassen
Op innovatieve wijze invulling geven aan het terugdringen van de emissie van broeikasgassen.
Kwalitatieve beoordeling van de mate van innovativiteit van de lopende projecten *).
onbekend
innovatief *)
Afval
Samen met gemeenten burgers en bedrijven inspireren en uitdagen om de hoeveelheid huishoudelijk afval in Fryslân te verminderen *).
Percentage reductie van de hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner in de eindverwerking ten opzichte van 2010 *).
212 kg / inwoner restafval uit huishoudelijk afval **)
Geur
Beperken van geurgehinderden.
Percentage geurgehinderden in Fryslân uit periodiek gezondheidsonderzoek van de GGD Fryslân.
39%
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
2014
innovatief *)
innovatief
innovatief
5%
10%
doelstelling van 25% is verlaten, vervolg in Friese Grondstoffen Agenda *)
doelstelling van 25% is verlaten, vervolg in Friese Grondstoffen Agenda *)
reductie percentage geurgehinderden *)
reductie percentage geurgehinderden *)
reductie percentage geurgehinderden *)
reductie percentage geurgehinderden *)
?
? Licht
Provinciale wegen worden niet verlicht tenzij de verkeers- of sociale veiligheid daar aanleiding toe geeft.
Percentage van de lichtpunten langs provinciale wegen dat is vervallen ten opzichte van de doelstelling ***).
0% ***)
0%
niet aangegeven
niet aangegeven
100%
Het niveau van donkerte blijft in Fryslân minimaal gelijk. De provincie inventariseert mogelijkheden om (locale) lichthinder en lichtvervuiling te verminderen en benut deze mogelijkheden in de planperiode.
Voortgang ontwikkeling aanpak lichthinder en lichtvervuiling *).
onbekend *)
vervaardigen hemelhelderheidskaart *)
ontwikkeling normstelling *)
inventarisatie mogelijkheden aanpak *)
benutten mogelijkheden aanpak *)
*) Veranderd naar aanleiding van de vaststelling van het aangepaste Milieuprogramma in oktober 2013 **) Aangepast naar aanleiding van het beschikbaar komen van nieuwe inzichten en nieuwe gegevens over de afvalproductie. ***) Aangepast naar aanleiding van het in 2011 vastgestelde Uitvoeringsprogramma Openbare Verlichting.
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2013
Uitvoeringsspoor 2: Ruim baan voor duurzame innovaties (vervolg) Thema
Te realiseren
Meetwijze
Synthetische verbindingen
Uitvoeren van een pilotproject gericht op het verbouwen van biologische alternatieven voor synthetische verbindingen als grondstof voor verpakkingen (cradle to cradle).
Zeldzame aardmetalen
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
Nulmeting 2010
2011
2014
Stand van zaken uitvoering pilot project.
nog geen activiteiten
marktverkenning uitgevoerd
pilotproject geformuleerd en gestart
pilotproject in uitvoering
pilotproject afgerond
In kaart brengen van de problematiek van zeldzame aardmetalen zoals iridium en neodymium en uitvoeren van een pilotproject gericht op het beperken van de toepassing van nieuw gewonnen, zeldzame aardmetalen.
Stand van zaken opstelling probleemschets en uitvoering pilotproject.
nog geen activiteiten
problematiek in kaart gebracht
pilotproject geformuleerd
activiteit vervallen, vervolg in Friese Grondstoffen Agenda *)
activiteit vervallen, vervolg in Friese Grondstoffen Agenda *)
Metalen
Samenwerking op gang brengen en houden met afvalbranche en metaalverwerkende bedrijven, c.q. branches, gericht op 100% hergebruik van metalen.
Percentage metaal in huishoudelijk en bedrijfsafval dat hergebruikt wordt.
nog geen activiteiten
situatie in beeld gebracht
branche afspraken vastleggen
activiteit vervallen, vervolg in Friese Grondstoffen Agenda *)
activiteit vervallen, vervolg in Friese Grondstoffen Agenda *)
Grondstoffen
Samen met marktpartijen sluiten van grondstoffenkringlopen via ketenoverleg *).
Cumulatief aantal opgeleverde haalbare business cases.
nog geen activiteiten
nog geen activiteiten *)
ontwikkeling Friese Grondstoffen Agenda
1 business case opgeleverd
2 business cases opgeleverd
? *) Activiteit toegevoegd naar aanleiding van de vaststelling van het aangepaste Milieuprogramma in oktober 2013
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2013
Uitvoeringsspoor 3: Bouwen aan een duurzame samenleving Thema
Te realiseren
Meetwijze
Duurzaam ondernemen en consumeren
Een uitwisseling van kennis en ervaringen ten aanzien van duurzaam ondernemen in lerende netwerken van bedrijven en instellingen door het ondersteunen van bestaande lerende netwerken en van initiatieven voor nieuwe netwerken *).
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
Nulmeting 2010
2011
2014
Het aantal actieve lerende netwerken dat is ondersteund *).
één lerend netwerk
drie lerende netwerken opgestart.
drie lerende netwerken opgestart en daarnaast drie lerende netwerken actief.
waar nodig lerende netwerken ondersteund *)
Waar nodig lerende netwerken ondersteund *)
Het aantal kansen voor nieuwe duurzaamheidsnetwerken dat benut is *).
n.v.t.
100% voor drie branches.
100% voor zes branches.
kansen voor nieuwe netwerken benut *)
kansen voor nieuwe netwerken benut *)
3,8
afname voetafdruk *)
afname voetafdruk *)
? Een bijdrage leveren aan een verandering van kennis, houding en gedrag ten aanzien van duurzaamheid bij Friese burgers.
Ecologische voetafdruk van de Friese burger (in hectare).
4,19 **)
3,9
?
*) Veranderd naar aanleiding van de vaststelling van het aangepaste Milieuprogramma in oktober 2013 **) Aangepast naar aanleiding van onderzoek van de Friese Milieufederatie naar de ecologische voetafdruk van 2010
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
Toelichting op de monitoring van de uitvoering Uitvoeringsspoor 1: Slim milieubeheer Thema
Te realiseren
Beschrijving situatie 2013
Geluid
De provincie pakt in samenwerking met gemeenten alle regionale en lokale knelpunten op het gebied van geluidhinder op.
Knelpunten op het gebied van geluidhinder worden veroorzaakt door wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer en door bedrijven. Wegverkeer: Geluidknelpunten langs de rijkswegen vallen onder de bevoegdheid van Rijkswaterstaat. Voor de geluidsituatie langs provinciale wegen is de provincie verantwoordelijk. De meeste knelpunten langs provinciale wegen zijn gesaneerd. Er is nog een beperkt aantal geluidknelpunten over, deze zijn in kaart gebracht en er is een actieplan voor sanering opgesteld. In 2016 komt er nieuwe wetgeving die de verantwoordelijkheid van de provincie voor de provinciale wegen verder uitwerkt. Op de knelpunten langs gemeentelijke wegen is geen zicht. Railverkeer: Geluidknelpunten langs spoorwegen komen in Fryslân zeer beperkt voor. Op het traject Leeuwarden-Groningen zullen de eerstkomende jaren veranderingen plaatsvinden die consequenties hebben voor de geluidsituatie. De aanpak van eventuele knelpunten is de verantwoordelijkheid van Prorail. Vliegverkeer: In Fryslân zijn enkele kleine burgerluchthavens en helivelden. Uit onderzoek is gebleken dat zich daar vanuit geluidsoogpunt geen knelpunten voordoen. De geluidoverlast door militair vliegverkeer valt niet onder de provinciale bevoegdheid. Uit onderzoek van de GGD is bekend dat straaljagers in Fryslân veel geluidhinder opleveren, maar of er daardoor echte geluidsknelpunten liggen is onbekend. Bedrijven: Voor wat betreft de geluidhinder rond provinciale bedrijven is er nog steeds één knelpunt. Het gaat om een scheepswerf, waarvoor de vergunning geweigerd is. Bezien wordt op welke wijze dit knelpunt kan worden opgelost. Er is geen goed zicht op álle geluidknelpunten in Fryslân, maar er is wél een steeds beter inzicht in de knelpunten waar de provincie een verantwoordelijkheid heeft. Volgens het Milieuprogramma moet in 2013 in totaal 60% van de regionale en lokale knelpunten gesaneerd zijn. Op basis van de beschikbare gegevens is de beoordeling dat de uitvoering van het Milieuprogramma op dit punt ruim op schema ligt. Dit geluidsonderdeel van het Milieuprogramma is in het aangepaste Milieuprogramma vervallen omdat het goeddeels een overlapping vormt met de later genoemde onderdelen op het gebied van geluid.
Bodem- en waterbodem sanering
De provincie zorgt ervoor dat alle land- en waterbodemsaneringslocaties met humane spoed vóór 2015 zijn gesaneerd dan wel worden beheerst.
Bij de voorbereiding van het Miljeuprogramma werd uitgegaan van 10 humane spoedlocaties. Na verder onderzoek werd dit aantal bijgesteld tot 22 spoedlocaties met mogelijk humane risico’s in Fryslân, waaronder 11 landbodemlocaties en 11 waterbodemlocaties. Voor de aanpak van deze locaties werd een ‘Projectenplan humane spoedlocaties provinsje Fryslân’ gemaakt dat in juli 2012 door GS werd vastgesteld. De uitvoeringsplanning van dit projectenplan kwam in de plaats van de planning die oorspronkelijk in het Milieuprogramma stond. De lijst aan potentiële humane spoedlocaties is dynamisch van aard. Na vaststelling van het Projectenplan zijn er nog twee landbodem locaties toegevoegd aan de oorspronkelijke lijst van 22 locaties. Hierdoor nam het aantal toe tot 24. Einde 2013 zijn 4 locaties gesaneerd en is voor 5 locaties de sanering in uitvoering. Voor 3 locaties is de sanering in voorbereiding en voor 2 locaties is er een nader onderzoek uitgevoerd en een saneringsplan opgesteld. Van 5 locaties is na aanvullend onderzoek vastgesteld dat er geen humane risico’s aanwezig zijn waardoor geen sanering nodig is. Voor 5 locaties tenslotte vindt er nog nader onderzoek plaats. Einde 2013 zijn er dus in totaal 9 stuks spoedlocaties gesaneerd of afgevoerd van de lijst. Ten opzichte van de gewijzigde uitvoeringplanning ligt de uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma op schema.
De provincie streeft ernaar dat de bodemsaneringslocaties met ecologische spoed of spoed vanwege verspreidingsrisico’s vóór 2015 minimaal in beeld zijn gebracht en daar waar mogelijk zijn beheerst.
In het Projectenplan Spoedlocaties is vastgelegd dat de locaties met ecologische en verspreidingsrisico’s vóór 1 november 2013 in kaart zijn gebracht. In 2012 stonden er nog 16 locaties op de lijst. Na afronding van de inventarisatie in 2013 is dit aantal bijgesteld en staan er 18 locaties op de lijst van overige spoedlocaties. Het gaat daarbij om 16 locaties met een mogelijk risico voor verspreiding van de verontreinigingen en om 2 locaties met een mogelijk ecologisch risico. Einde 2013 zijn 2 locaties gesaneerd en is de sanering voor 4 locaties in uitvoering. De rest van de locaties met verspreidingsrisico’s moet nog worden geprogrammeerd of nader onderzocht. De financiering van de sanering en beheersing van deze overige spoedlocaties is op dit moment nog niet geregeld. Financiering wordt vooralsnog opgevangen binnen het Projectenplan humane spoedlocaties voor zover dit mogelijk is. Ten opzichte van de gewijzigde uitvoeringplanning ligt de uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma op schema.
Alle 20 inrichtingen in Fryslân, die de luchtkwaliteit van Fryslân mogelijkerwijs negatief beïnvloeden én waarvan de provincie bevoegd gezag is, voldoen aan de wettelijke vereisten inzake luchtkwaliteit.
Alle bestaande inrichtingen in Fryslân die in 2013 onder het provinciaal bevoegd gezag vielen voldoen aan de wettelijke eisen inzake de emissie van luchtverontreinigende stoffen. De emissies zijn daartoe getoetst aan de van toepassing zijnde regelgeving, zoals beschreven in de ‘Nederlandse Emissierichtlijnen Lucht’, de ‘Best Available Techniques Reference Documents’ en waar nodig aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. Op het industrieterrein van Heerenveen zijn er in 2013 drie grote zuivelfabrieken bij gekomen (IBF park). Hiervoor zijn nieuwe vergunningen opgesteld die voldoen aan de nieuwste wet- en regelgeving. Daarmee ligt de uitvoering van het Milieuprogramma voor dit punt op schema.
Lucht
Externe veiligheid
Geluid
Het plaatsgebonden risico door opslag en transport van gevaarlijke stoffen wordt nergens in Fryslân overschreden.
Wat bedrijven en inrichtingen betreft zijn er einde 2013 geen situaties meer in Fryslân waar het plaatsgebonden risico wordt overschreden. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, over het water en over het spoor blijkt uit periodieke inventarisaties dat er in geen onaanvaardbare risicosituaties in Fryslân optreden. Voor de veiligheid rond buisleidingen is er medio 2010 aanvullende regelgeving van kracht geworden. In het kader van deze regelgeving werd de risicosituatie rond (hogedruk) buisleidingen geïnventariseerd. Hieruit kwamen in Fryslân een viertal knelpunten naar voren: in Weststellingwerf, in Heerenveen, in Smallingerland en in Leeuwarden. Deze knelpunten zijn einde 2013 door de verschillende leidingeigenaren opgelost. De uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma ligt daarmee op schema.
Friese burgers hebben via de Risicokaart inzicht in de risico’s die zich in Fryslân voordoen.
De bevoegde gezagen (gemeenten en provincie) zijn verantwoordelijk voor het actueel houden van de Risicokaart. Daarvoor zijn twee onderliggende datasystemen van belang: het Risico Register Gevaarlijke Stoffen (RRGS) en het Informatie Systeem Overige Ramptypen (ISOR). Sinds september 2011 is de coördinatie van de risicokaart ondergebracht bij het Bureau Externe Veiligheid, dat is opgezet door de samenwerkende partijen in de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid. Vanuit het Bureau is in 2011 een actie gestart om ervoor te zorgen dat de gegevens van de gemeenten en de provincie in de Risicokaart actueel zijn. Einde 2013 heeft daardoor 97% van de bevoegde gezagen het RRGS op orde en 85% heeft het ISOR op orde. De situatie is aanzienlijk verbeterd ten opzichte van einde 2011 (toen was 81% van het RRGS en 71% van het ISOR op orde). Daarmee doet Fryslân het aanzienlijk beter dan de overige provincies. De doelstelling van het Milieuprogramma voor 2013 (100% actueel) is daarmee echter nog niet bereikt. De verwachting vanuit het Fries Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid is dat de Risicokaart in Fryslân in 2014 volledig actueel zal zijn.
De provincie brengt de geluidbelasting in beeld van alle provinciale wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer.
De geluidknelpunten langs de provinciale wegen met een jaarintensiteit van 6 miljoen voertuigen of meer waren reeds in een eerder stadium in beeld gebracht en zijn inmiddels ook gesaneerd. Het onderzoek naar geluidknelpunten richtte zich nadien op de overige provinciale wegen. Hieronder zitten ook de wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer, zoals bedoeld in het Milieuprogramma. Dit onderzoek is inmiddels afgerond, in juni 2012 is de geluidbelastingkaart voor alle overige provinciale wegen door GS vastgesteld. Daarmee ligt de uitvoering van het Milieuprogramma voor dit punt op schema.
De provincie neemt maatregelen om de geluidbelasting van woningen aan provinciale wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer én een geluidbelasting boven de plandrempel te verlagen.
De geluidknelpunten langs de provinciale wegen met een jaarintensiteit van 6 miljoen voertuigen of meer waren reeds in een eerder stadium gesaneerd. De geluidbelastingkaart van juni 2012 geeft aan dat er nog een aantal knelpunten aanwezig is langs de overige provinciale wegen. Daaronder zitten ook de wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer. Voor de overblijvende knelpunten is een actieplan opgesteld dat in juli 2013 door GS is vastgesteld. Hierin is tevens de plandrempel vastgelegd. Die bestaat eruit dat tot 2017 alle woningen boven 68 dB worden geïsoleerd en dat vanaf 2017 stil asfalt wordt toegepast nabij woningen boven de 65 dB. De kosten van de uitvoering van het actieplan worden in 2014 in de Kaderbrief aan PS voorgelegd. Na goedkeuring door PS kan de uitvoering ter hand worden genomen. De uitvoering van het actieplan is daardoor in 2013 nog niet gestart. Volgens het Milieuprogramma zou in 2013 reeds 50% van de knelpunten moeten zijn aangepakt. De uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma loopt dus achter op het schema.
De provincie neemt maatregelen om de geluidbelasting op urgente locaties in het kader van stads- en dorpsvernieuwing, te verlagen.
Deze actie van het Milieuprogramma richt zich op de aanpak van urgente locaties voor de geluidbelasting in het kader van de integrale stads- en dorpsvernieuwing (ISV). Vanaf 2012 is er gewerkt aan een nieuwe verordening waaronder gelden aan de gemeenten kunnen worden uitgekeerd voor de aanpak van deze knelpunten. In 2012 en 2013 is er daardoor vertraging in de financiering van de projecten ontstaan waardoor de lopende projecten wel konden worden afgemaakt maar er geen nieuwe projecten werden aangepakt. De nieuwe verordening is medio 2013 vastgesteld en de financiering is sindsdien hervat. De aanpak van deze knelpunten is overigens reeds ver gevorderd. De inschatting is dat einde 2013 circa 85% van de oorspronkelijke knelpunten is opgelost. Volgens het Milieuprogramma zou dat 60% moeten zijn, dus de uitvoering ligt ondanks de vertraging nog steeds ruim op schema. Op basis van de ontwikkelingen wordt verwacht dat in 2016 op 100% van de knelpunten maatregelen zullen zijn genomen.
De provincie neemt actie om de geluidsituatie in de stiltegebieden in kaart te brengen en beoordeelt waar maatregelen nodig zijn om een adequaat geluidniveau te waarborgen.
Er zijn acht stiltegebieden in Fryslân. Het grootste aaneengesloten gebied betreft de Waddenzee en de eilanden. In 2005 en 2009 werd onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van de Friese stiltegebieden. In 2012 is opnieuw en uitgebreider onderzoek uitgevoerd. Daaruit bleek dat het geluidniveau in de Friese stiltegebieden wel fluctueert door tijdelijke verstoringen, maar over langere periode niet is toegenomen en ook niet is afgenomen. De meeste verstoringen komen van vliegtuigen (Ameland, Schiermonnikoog en Drents-Friese Wold), vaartuigen (Alde Feanen) en wegverkeer (Drents-Friese Wold). Overigens is het zo dat de gemiddelde geluidsintensiteit in de meeste Friese stiltegebieden boven de (nationale) streefwaarde van 40 dB zit, alleen op Schiermonnikoog en Vlieland zit het gemiddelde niveau rond de 40 dB. De provincie heeft weinig aangrijppunten om de geluidsituatie in de stiltegebieden te beïnvloeden maar neemt waar mogelijk maatregelen in het kader van de Provinciale Milieu Verordening en in het kader van de Natuurbeschermingswet. Het aangepast Milieuprogramma geeft aan dat de geluidsituatie via meerjarig onderzoek in kaart moet worden gebracht en dat de provincie beoordeelt waar maatregelen nodig zijn. Dit gebeurt ook inderdaad en de beoordeling is derhalve dat de uitvoering van het Milieuprogramma op dit punt op schema ligt.
Uitvoeringsspoor 2: Ruim baan voor duurzame innovaties Thema
Te realiseren
Beschrijving situatie 2013
Water
Verminderen van de afhankelijkheid van gebiedsvreemd water in natuurgebieden (verdrogingsbestrijding).
De bestrijding van de verdroging verliep tot en met 2010 voorspoedig. Na de eenzijdige opzegging van de Bestuursovereenkomst ILG door de Rijksoverheid in oktober 2010 viel echter de financiële basis onder de verdrogingsbestrijding weg. Over de ontstane situatie zijn in 2011 onderhandelingen gevoerd tussen het Rijk en de provincies in IPO verband. In september 2011 heeft dit geleid tot het Onderhandelingsakkoord Natuur tussen Rijk en IPO. Provinciale Staten van Fryslân hebben dit akkoord niet aanvaard maar hebben aangegeven wel te zullen meewerken aan de uitvoering ervan. De verminderde rijksbudgetten betekenden echter dat de provincie haar beleid voor natuur en het landelijk gebied opnieuw tegen het licht moest houden. Dit geschiedde in de Nota Natuer en Lanlik Gebiet van mei 2012. Er is echter tot op heden geen financiële basis voor het hervatten van de verdrogingsbestrijding. In 2012 is alleen nog de verdrogingsbestrijding op Schiermonnikoog ter hand genomen, maar daarna zijn er geen nieuwe verdrogingsbestrijdingsprojecten meer gestart. Volgens het Miljeuprogramma en ook volgens het Waterhuishoudingsplan zou jaarlijks op 500 hectare natuurgebied de verdroging worden aangepakt. Dat doel is voor 2013 niet gehaald. De uitvoering van de verdrogingsbestrijding ligt dan ook achter op schema.
Zand, grind en klei
Stimuleren van het hergebruik van in provinciale werken vrijkomende grondstoffen door ‘werk met werk’ te maken.
In 2010 werd het initiatief ‘Grip op Grond’ gestart. Het initiatief was gericht op het koppelen van infrastructurele en natuurinrichtingsprojecten waarbij de vrijkomende hoeveelheid grond uit het ene project wordt toegepast in het andere project. Daarbij worden verschillende innovatieve oplossingen bedacht en uitgevoerd. Grip op Grond richt zich niet alleen op grond maar ook op het nuttig toepassen van vrijkomende baggerspecie. De provinciale gronddepots worden maximaal ingezet in de vraagbehoefte en om te dienen als tijdelijke opslaglocatie. Bij het maken van koppelingen wordt er ook over de provinciegrenzen heen gekeken. In 2012 werden de drie pilotprojecten uit 2010 en 2011 geëvalueerd en werd de daaruit voortkomende kennis ingezet. Einde 2013 waren er 7 succesvolle projectkoppelingen gerealiseerd en werden er 11 potentiële koppelingen nader bestudeerd en geconcretiseerd. Er liggen nog vele koppelkansen voor de komende jaren. In totaal was er einde 2013 via Grip op Grond circa 228.000 kubieke meter grond in (provinciale) werken hergebruikt en was het hergebruik van 1.400.000 kubieke meter in voorbereiding. Daarmee blijkt de aanpak van Grip op Grond zeer succesvol. Het percentage hergebruik is nog niet bekend. Dat komt omdat het lastig is om de totale hoeveelheid grond die vrijkomt in beeld te krijgen. De reden is dat verschillende onderdelen van de provincie (beheer en onderhoud, infrastructurele projecten, natuur en landschap) en ook andere overheden (onder andere Wetterskip Fryslân en Dienst Landelijk Gebied) met grond bezig zijn. Voor baggerspecie is wel redelijk goed in te schatten wat er aan specie vrijkomt. Voor de jaren 2014 en 2015 moet gerekend worden op circa 190.000 à 200.000 kubieke meter per jaar. Hoewel het percentage hergebruik dus nog niet bekend is, is de beoordeling dat de uitvoering van het Milieuprogramma voor dit onderdeel op schema ligt.
Fossiele energiedragers
Een reductie van de CO2-uitstoot en van het gebruik van fossiele brandstoffen door het verhogen van het aandeel duurzame energie.
De CO2 uitstoot en ook de toepassing van fossiele brandstoffen worden afgeremd door besparing op het gebruik van energie en door de opwekking en het gebruik van duurzame energie. De provincie Fryslân werkt sinds een aantal jaren structureel aan deze onderwerpen. De vermeden uitstoot van CO2 die hiervan het gevolg is werd in Fryslân tot en met 2012 gemeten met de CO2 monitor. Deze monitor registreerde gerealiseerde klimaatprojecten en rekende deze om in kilotonnen vermeden CO2 emissie per jaar. De nauwkeurigheid van deze meting hing echter nauw samen met de volledigheid van de invoer van projecten. In 2012 werd er daarom werk van gemaakt om deze invoer zo volledig mogelijk te krijgen. De uitkomsten van de CO2 monitor voor Fryslân werden daarnaast geijkt met behulp van de meest recente getallen van de Nederlandse Emissieregistratie. De aangebrachte verbeteringen maakten het mogelijk om voor 2012 een onderbouwde schatting te maken van de reductie van de CO2 uitstoot per jaar in Fryslân. Deze reductie kon einde 2012 met een redelijke mate van zekerheid worden geraamd op 1.080 kton per jaar. De benodigde inspanning voor de verbetering van de indicator was echter dusdanig groot dat in 2013 is afgezien van een nieuwe actualisatieronde. Er zijn geen alternatieve bronnen die een actueel beeld geven van de CO2 uitstoot. Deze bronnen, zoals de Emissieregistratie, de Klimaatmonitor en de Energiemonitor Noord-Nederland lopen doorgaans 2 jaar achter. Daarom kunnen over de vermeden CO2 uitstoot in 2013 geen betrouwbare uitspraken worden gedaan. Op basis van de trend tot en met 2012 mag echter verwacht worden dat de reductie van de uitstoot in 2013 iets groter zal zijn dan de waarde in 2012 (1.080 kton). Ten tijde van de opstelling van het Milieuprogramma was het Klimaat en energieakkoord tussen rijk en provincies geldig. Hierin was voor 2020 een reductie van 30% ten opzichte van 1990 vastgelegd. Omgerekend naar de Friese situatie zou dit voor het jaar 2013 een reductie van 1.000 tot 1.050 kton per jaar moeten zijn. De geschatte reductie in Fryslân in 2013 ligt daar nog iets boven zodat geconcludeerd kan worden dat het Milieuprogramma voor dit onderdeel op schema ligt. In het aangepaste Milieuprogramma wordt met ingang van 2014 verder gewerkt met het percentage duurzame energie als indicator voor dit onderdeel van het Milieuprogramma. Voor 2012 bedroeg dit percentage 7,1%, de voorlopig berekening voor 2013 geeft 8,4%. Het aandeel duurzame energie laat een stijgende lijn zien. Voor meer informatie en ook voor de doelstellingen wordt verwezen naar de jaarlijkse monitor van het uitvoeringsprogramma Duurzame Energie.
Landbouw
Donkertebescherming door de reductie van de lichtemissie uit ligboxenstallen en uit kassen.
Deze actie wordt uitgevoerd in het kader van de Landbouwagenda. Vanuit deze agenda werkt de afdeling Stêd & Plattelân aan een statenvoorstel voor vermindering van lichtuitstoot uit agrarische bedrijfsgebouwen. De planning is dat dit voorstel uiterlijk in april 2014 door het College van Gedeputeerde Staten wordt behandeld. Hiermee is een PS-behandeling in juni mogelijk. In het statenvoorstel worden de volgende aspecten meegenomen: het beleid van de gemeente Tytstjerksteradiel, de verkenningen van LTO Noord Fryslân, het lichtconvenant van LTO en Milieufederaties, de aanpak van zowel nieuwe als bestaande bedrijven en de situatie in de glastuinbouw in Noordwest Fryslân. Het verminderen van de lichtuitstoot uit agrarische bedrijfsgebouwen zou bereikt kunnen worden via stimulerende maatregelen richting Friese gemeenten en landbouwsector. In dat verband kan het lichtconvenant, dat de Milieufederaties van Groningen en Fryslân en de provinciale besturen van LTO-Noord aan het ontwikkelen zijn, een belangrijke rol gaan spelen. Gezien de stand van zaken in de voorbereiding van het beleid is de beoordeling dat dit onderdeel van de Landbouwagenda en het Milieuprogramma op schema ligt.
Landbouw
Vermindering van de verzuring en vermesting van de natuur door een reductie van de emissies van de veeteelt.
Landelijk werken het ministerie van EZ, het ministerie van I&M en het IPO samen aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Deze aanpak omhelst een methodiek om de ecologische instandhoudingsdoelen van de Natura 2000 gebieden te behalen met behoud van economische ontwikkeling. Dit gebeurt door verlaging van de stikstofdepositie in combinatie met herstelmaatregelen. Verwacht wordt dat deze aanpak medio 2014 van start kan gaan. De ambitie van de Landbouwagenda is dat er in 2014 een plan van aanpak en flankerend beleid klaar liggen voor de uitvoering van het PAS. De landelijke PAS, waarin het juridisch kader en de ontwikkelruimte zullen worden aangegeven, is naar verwachting gereed in maart 2014. In afwachting hiervan vindt vergunningverlening plaats op basis van de Natuurbeschermingswet. Dat betekent dat alleen vergunning verleend wordt aan bedrijven die uitbreiden wanneer hierdoor geen verhoging van de stikstofdepositie ontstaat. Dit kan door interne bedrijfsmaatregelen of door te salderen met bedrijven die stoppen. De verwachting is dat de provincie de uitvoering van het PAS medio 2014 ter hand kan nemen. De beoordeling is dat dit onderdeel van het Milieuprogramma en van de Landbouwagenda op schema ligt.
Verbeteren van de mineralenhuishouding en van de bodemvruchtbaarheid door een toename van de biologische akkerbouw, tuinbouw en veeteelt.
Deze actie wordt uitgevoerd in het kader van de Landbouwagenda. De ambitie is om de biologische landbouw te versterken, de gangbare landbouw meer kennis te laten maken met de biologische landbouw en het aantal biologische landbouwbedrijven en het grondgebruik door deze bedrijven in Fryslân toe te laten nemen. Daarom stimuleert de provincie de omschakeling van gangbare naar biologische landbouw. Dat geschiedt door subsidies beschikbaar te stellen voor bedrijfsadvisering en voor projecten waarbij biologische en gangbare boeren onderling kennis uitwisselen. Er is verkend of er dit terrein nog meer zou kunnen gebeuren, de nieuwe Landbouwagenda zal daar verder op in gaan. De planning is dat deze in april door het College van GS wordt vastgesteld, waarmee een PS-behandeling in juni mogelijk is. Verder heeft de provincie in 2013 beschikkingen afgegeven voor een aantal interessante innovatieprojecten op het gebied van biologische landbouw. Een voorbeeld is het project ‘Goud voor Oud’, bestaande uit praktijkproeven gericht op het productief houden van oud grasland. Voorts is te melden dat het doel om minstens 12% van het budget voor innovatie van de landbouw in te zetten voor de biologische sector, ruimschoots gehaald is. De biologische sector in Fryslân ontwikkelt zich positief. Na een dip in 2007 zien we het aantal biologische bedrijven toenemen met gemiddeld 3 tot 4 per jaar (1,5% per jaar) tot een totaal van 134 in 2012. De voorlopige cijfers over 2013 laten een afname met 1 bedrijf tot 133 zien. Dit steekt positief af bij de ontwikkeling in de gangbare landbouw waar sprake is van een langjarige en substantiële afname van het aantal bedrijven. Het areaal grond dat de biologische bedrijven in gebruik hebben kwam in 2013 met een toename van 237 ha uit op 6.253 ha. Vanaf 2007 is dat areaal gegroeid met gemiddeld 2% per jaar. De beoordeling is dat de uitvoering van dit onderdeel van de Landbouwagenda en van het Milieuprogramma op schema ligt.
Beperking van het broeikaseffect door een toename van de productie en het gebruik van duurzame energie door agrarische bedrijven.
Deze actie wordt uitgevoerd in het kader van de Landbouwagenda en het Uitvoeringsprogramma Duurzame Energie. Het beleid is gericht op energiebesparing en op een toename van het gebruik en de productie van hernieuwbare energie. Op het gebied van energiebesparing heeft een glastuinbouwbedrijf in Berlikum een plan uitgewerkt voor uitbreiding met een kas die 45% minder energie verbruikt dan gangbaar is. Het bedrijf deed voor de financiering een beroep op de provincie, in het kader van Wurkje foar Fryslân. Ten aanzien van het gebruik van hernieuwbare energie wil het glastuinbouwbedrijf Hartman BV in Sexbierum een deel van zijn kassen met aardwarmte verwarmen. Met de boorinstallatie zijn hoge kosten gemoeid, maar ook grote risico’s: pas na boring tot op enkele km diepte blijkt hoe rendabel de boring zal zijn en ook wat de eventuele bijvangst aan gas en olie is. Mede vanwege deze risico’s zijn de banken terughoudend met de financiering. Dat leidt tot vertraging in de realisatie van het geothermieproject. Gietwater BV in Berlikum (een samenwerkingsverband van tuinders) wil ook met geothermie aan de slag, maar kampt met dezelfde problemen. Gietwater BV heeft eveneens in het kader van Wurkje foar Fryslân een beroep op de provincie gedaan. Wat de productie van hernieuwbare energie betreft is in het kader van het initiatief voor een biogasleiding in Noordoost Fryslân (BioNOF) in 2013 een onderzoek gestart naar de haalbaarheid van de productie van bio-LNG als transportbrandstof. In het kader van de Green Deal die Noord Nederland met het Rijk sloot, is de haalbaarheid voor een handelsplatform voor co-vergistingmateriaal onderzocht. Hiervoor bleek onvoldoende draagvlak, maar een en ander heeft geleid tot een nieuw project voor een regionaal substraatcentrum. In 2013 is hiervoor een verkenning gestart. Bij positieve uitkomst zou dit in 2014 tot een demo-pilot moeten leiden. De provincie ondersteunde verder op het gebied van biogas een aantal initiatieven: 1) Manure, een project gericht op mestraffinage waarbij biogas en fosfaat, stikstof en kaliumconcentraten geproduceerd worden, 2) Uitbreiding van Groengas-productie van een bestaande covergister en 3) Onderzoek naar haalbaarheid van een locale ruwbiogasleiding. Op 1 juli 2013 tenslotte startte de subsidieregeling ‘Asbest eraf, Zonnepanelen erop’, waarbij agrariërs subsidie voor asbestsanering ontvangen mits zij minimaal 15 kilowatt-piek aan zonnepanelen installeren. De beoordeling is dat de uitvoering van dit onderdeel van de Landbouwagenda, van het Uitvoeringsprogramma Duurzame Energie en van het Milieuprogramma op schema ligt.
Biodiversiteit
Het in stand houden en duurzaam gebruiken van biodiversiteit door draagvlak te creëren bij, en handelingsperspectief te bieden aan burgers, bedrijven en overheden.
De provincie is heeft in het kader van het Milieuprogramma op verschillende wijzen ingezet op het vergroten van het draagvlak en het bieden van handelingsperspectieven voor biodiversiteit. Dit gebeurde onder meer met de financiering van campagnes van de Friese Milieu Federatie die gericht waren op verbetering van de bewustwording voor biodiversiteit. Ook werd er via een jaarlijkse bijdrage aan het IVN meegeholpen aan de uitvoering van natuur- en milieu-educatie in Fryslân. Daarnaast is vanuit het Milieuprogramma onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de biodiversiteit in Fryslân over een langere periode. Uit dit onderzoek, dat is uitgevoerd door Alterra, blijkt dat de totale voorraad biodiversiteit in Fryslân is teruggelopen van 53% rond het jaar 1900, naar 33% rond 1950 tot 19% in de huidige situatie. De resultaten voor Fryslân komen daarmee sterk overeen met de landelijke cijfers (landelijk gemiddelde is 18%). Tevens blijkt uit het onderzoek dat de natuurwaarde van heide, meren, plassen, het IJsselmeer en de Waddenzee relatief gezien het meest achteruit is gegaan. De recente ontwikkelingen tonen verder dat het aantal soorten met een dalende trend voor alle hoofd-natuurtypen in Fryslân groter is dan het aantal soorten met een stabiele of toenemende trend. Alle rode lijstsoorten laten daarbij een significante daling zien in aantallen, met name bij de bedreigde en ernstig bedreigde soorten is dit het geval. Bij de behandeling van het aangepaste Milieuprogramma is naar aanleiding van vragen uit PS door de verantwoordelijk gedeputeerde toegezegd om in 2014 te komen tot een concreet en meetbaar programma dat inzicht geeft in de bestaande biodiversiteit en in de te nemen maatregelen om deze te verbeteren. De beoordeling is vooralsnog dat het Milieuprogramma op dit punt de ambitie niet haalt.
Broeikasgassen
Op innovatieve wijze invulling geven aan het terugdringen van de emissie van broeikasgassen.
De provincie ondersteunt een aanzienlijk aantal innovatieve projecten die bij opschaling een bijdrage kunnen leveren aan de terugdringing van de emissie van broeikasgassen. Voorbeelden zijn: de ontwikkeling van een nieuwe opslag-, distributie- en gebruiksketen voor biogas en groengas, de ontwikkeling van hoogrendement, flexibele en beloopbare zonnepanelen en een bijbehorende hoogrendement converter voor vaar- en voertuigen, de ontwikkeling van nieuwe encapsulatietechnieken voor het lamineren van zonnecellen, het testen en doorontwikkelen van de warmwatermotor waarmee het mogelijk wordt om efficiënt elektriciteit uit warmte van een lagere temperatuur te halen, de ontwikkeling van een totaalconcept waarmee de waardevolle componenten die in mest zitten van elkaar worden gescheiden en biogas wordt geproduceerd, de demo voor alternatieve inzet van aardwarmte in een woning, de pilot waarbij biogas geproduceerd wordt uit rest- en afvalstoffen en het toepassen van bio-LNG als een hoogwaardige, duurzame en milieuvriendelijke transportbrandstof voor vrachtwagens. Verdere voorbeelden zijn: de ontwikkeling van het energieneutrale werklandschap bij Oosterwolde, het onderzoek naar het energielandschap bij Heerenveen, het project slim wonen met energie dat zich richt op de ontwikkeling van energiebesparingsconcepten, de energy challenge op scholen waarbij deze scholen door leerlingen in wedstrijdvorm worden verduurzaamd, de grien deal waaronder 16 filialen van zorggroep Tellens worden verduurzaamd, de inzet op subsidiëring van de tuinders in Berlikum en Sexbierum bij de omschakeling naar duurzame energie, de acties die in samenwerking met het Netwerk Duurzame Dorpen en de Friese Milieu Federatie worden uitgevoerd om burgers zelfredzaam te maken in duurzame energieopwekking en – besparing, het opzetten van het project ‘Energy Sustainable Communities’ waarbij dorpen van onderen op energiebewust worden door meting, onderzoek en uitvoering in hun eigen omgeving, het in de benen helpen van de Enerzjy Koöperaasje Fryslân en de duurzame energieleverancier NLD Energie. Gezien de omvang van de inzet op innovatieve projecten is de beoordeling dat de uitvoering van het Milieuprogramma op dit punt op schema ligt.
Afval
Samen met gemeenten burgers en bedrijven inspireren en uitdagen om de hoeveelheid huishoudelijk afval in Fryslân te verminderen.
Met het Afval Actie Programma (AAP) heeft de provincie Fryslân in 2011 en 2012 samen met betrokken partijen gewerkt aan het terugdringen van de hoeveelheid huishoudelijk afval. Daarbij is lokaal en industrieel ketenbeheer op gang gebracht, in eerste instantie gericht op voedselgerelateerd afval en later op textiel, PET-flessen, wit- en bruingoed en biomassa. De absolute hoeveelheid huishoudelijk afval bedroeg in 2009: 394.006 ton, in 2010: 401.355 ton, in 2011: 404.484 ton en in 2012: 398.037 ton. Deze hoeveelheid nam aanvankelijk langzaam toe, maar lijkt na 2011 iets te dalen. Omdat het aantal inwoners van Fryslân in deze periode toenam was er sprake van een duidelijke afname van de hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner. Deze bedroeg in 2009: 643 kg/inw, in 2010: 621 kg/inw, in 2011: 625 kg/inw en in 2012: 615 kg/inw, overeenkomend met een afname van 4%. De hoeveelheid huishoudelijk afval die in de eindfase van de verwerking terecht kwam (verbranden en storten) bedroeg in 2009: 135.277 ton, in 2010: 136.702 ton, in 2011: 135.042 ton en in 2012: 134.604 ton. Omgerekend per inwoner was dat in 2009: 221 kg per inwoner, in 2010: 212 kg per inwoner, in 2011: 210 kg per inwoner en in 2012: 208 kg per inwoner. Om alle effecten in de keten mee te nemen meet deze monitor de hoeveelheid restafval in de eindverwerking per inwoner. Deze nam van 2009 tot en met 2012 af met 6%. In praktijk blijkt dat de doelstelling van 25% van het oorspronkelijke Miljeuprogramma erg ambitieus was en dat het weliswaar mogelijk is deze te bereiken maar dat dit veel meer tijd kost dan de looptijd van het uitvoeringsprogramma. Een ander verworven inzicht uit het AAP laat zien dat het effectiever is om het afvalprobleem aan te pakken in de bredere context van duurzaam grondstoffenbeheer. Duurzaam met grondstoffen omgaan betekent dat de hoeveelheid overblijvend afval wordt geminimaliseerd terwijl er tegelijkertijd sprake is van economische voordelen en van energiebesparing. Hoewel er duidelijk sprake is van verbetering wordt de ambitie van het oorspronkelijke Miljeuprogramma niet gehaald. In het aangepaste Milieuprogramma zoals dat door PS in oktober 2013 werd vastgesteld is de doelstelling van 25% verlaten en wordt verder gewerkt aan het terugbrengen van de hoeveelheid huishoudelijk afval in de Friese Grondstoffen Agenda (zie onder het punt Grondstoffen).
Geur
Beperken van geurgehinderden.
Ten behoeve van de vergunningverlening worden beleidsregels opgesteld waarin wordt vastgelegd op welke wijze het acceptabele niveau van geurhinder door bedrijven wordt bepaald. De planning is dat deze beleidsregels in 2014 aan gedeputeerde staten worden voorgelegd. Na vaststelling gaan de regels gelden voor de vergunningverlening bij provinciale bedrijven. Daarmee kan de provincie een deel van het geurprobleem aanpakken. Het Milieuprogramma stelt zich ten doel om het aantal geurgehinderen in Fryslân terug te brengen. Via de GGD gezondheidsenquête wordt periodiek het percentage geurgehinderden in Fryslân gemeten. In 1998 had 39% van de inwoners van Fryslân last van geurhinder of ernstige geurhinder, in 2006 werd eenzelfde percentage gemeten. Uit het onderzoek van de GGD van 2012 blijkt dat in dat jaar 29% van de inwoners van Fryslân last van geurhinder of ernstige geurhinder uit tenminste één bron. Het aantal geurgehinderden is dus over de jaren afgenomen. De beoordeling is derhalve dat het Milieuprogramma op dit punt op schema ligt.
Licht
Provinciale wegen worden niet verlicht tenzij de verkeers- of sociale veiligheid daar aanleiding toe geeft.
In 2011 is het Uitvoeringsprogramma Openbare Verlichting vastgesteld. In het uitvoeringsprogramma is aangegeven welke openbare lichtpunten langs provinciale wegen zullen vervallen en welke zullen worden vervangen door energiezuinige verlichting. In het kader van het project ‘Duurzaam Verlichten’ worden de betreffende werkzaamheden uitgevoerd in drie fasen. In totaal zullen er in de drie uitvoeringsfasen circa 1.390 lichtpunten worden verwijderd of vervangen door energiezuinige LED verlichting. Daarmee is dan nagenoeg het gehele provinciale areaal aangepakt. De uitvoering van de werkzaamheden van fase 1 is in 2013 gestart. Einde 2013 waren circa 280 lichtpunten in LED uitgevoerd en waren 30 lichtpunten gesaneerd. De ambitie van het milieuprogramma is om de werkzaamheden in 2014 af te ronden, maar dit wordt naar verwachting 2015. De uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma ligt dus iets achter op schema.
Het niveau van donkerte blijft in Fryslân minimaal gelijk. De provincie inventariseert mogelijkheden om (locale) lichthinder en lichtvervuiling te verminderen en benut deze mogelijkheden in de planperiode.
In 2011 is de Friese hemelhelderheidkaart gereed gekomen. Op basis van metingen is op deze kaart in beeld gebracht wat de situatie is met betrekking tot donkerte in Fryslân. De kaart geeft gedetailleerd en provinciedekkend aan waar lichtuitstraling plaatsvindt en hoe groot deze uitstraling is. Circa 3% van het areaal van Fryslân is nog echt donker, deze plekken zijn voornamelijk te vinden op de Waddeneilanden. Circa 0,5% van het areaal van Fryslân is zeer licht, hierbij gaat het met name om gebieden in Leeuwarden, Drachten en Heerenveen. Het Milieuprogramma geeft aan dat het niveau van donkerte in Fryslân tot 2014 minimaal gelijk moet blijven en geeft daartoe een norm voor de hemelhelderheid. In totaal 87% van het oppervlak van Fryslân voldoet aan deze norm. Gebieden die nu nog donker zijn kunnen echter veel lichter worden zonder dat de waarde van 87% wordt overschreden. Het hanteren van deze doelstelling van het Milieuprogramma kan daardoor leiden tot ‘opvulling van de norm’. De doelstelling dekt dus niet de ambitie om het niveau van donkerte minimaal gelijk te houden. De provincie werkt met een aantal maatregelen aan het beperken van de lichtuitstraling. De aanpak van de openbare verlichting via het ‘Uitvoeringsprogramma Openbare Verlichting’ is in het voorgaande onderdeel van het punt ‘Licht’ uiteengezet. De activiteiten gericht op de beperking van de lichtuitstraling van agrarische bedrijfsgebouwen zijn onder het punt ‘Landbouw’ uiteengezet. Tenslotte is vanuit het programma ‘Leren voor duurzame ontwikkeling’ een subsidie verstrekt aan de jaarlijkse ontwerpwedstrijd ‘Light Challenge’ die in juli 2013 haar finale had. Hierin werken studenten in multidisciplinaire teams aan nieuwe duurzame lichtconcepten voor woonstraten. In 2013 is voorlopig geconcludeerd dat er op korte termijn vanuit het ruimtelijke ordeningspoor geen noodzaak is om te komen tot een algemeen geldend lichtbeleid. Gezien de relatief brede inzet van de provincie op dit onderwerp is de beoordeling dat de uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma op schema ligt.
Synthetische verbindingen
Uitvoeren van een pilotproject gericht op het verbouwen van biologische alternatieven voor synthetische verbindingen als grondstof voor verpakkingen (cradle to cradle).
De provincie zet op verschillende vlakken in op het dichterbij brengen van een biobased economy. Daarbij gaat het erom dat er biologische alternatieven komen voor synthetische producten die uit fossiele grondstoffen (olie, gas en kolen) zijn vervaardigd. Dit levert voordelen voor duurzaam grondstoffenbeheer en geeft in veel gevallen tevens een hogere toegevoegde waarde voor landbouwproducten. Er is in 2012 een marktverkenning uitgevoerd die een roadmap biobased economy heeft opgeleverd. Hierin komen onder meer mogelijkheden aan de orde voor de toepassing van organisch materiaal voor de productie van bioplastics en voor toepassing van gras voor de productie van papier en karton. In 2013 zijn met ondersteuning door de provincie verschillende projecten opgepakt om deze mogelijkheden verder te onderzoeken op praktische haalbaarheid. Voorbeeld is het opzetten van een installatie voor de productie van afbreekbare biopolymeren uit tomaat- en paprikaresten uit de kassen. Een ander voorbeeld is het in productie nemen van spaanplaten gemaakt van stro en formaldehydevrije hars. Ook het project ‘Beets-to-polymers’ van de Friese Grondstoffenagenda is een goed voorbeeld. Hierbij worden vanuit bietenpulp afkomstig uit de suikerindustrie bioplastics vervaardigd die kunnen dienen voor onder meer verpakkingen. Gezien de brede inzet van de provincie op dit onderwerp is de beoordeling dat de uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma op schema ligt.
Grondstoffen
Samen met marktpartijen sluiten van grondstoffenkringlopen via ketenoverleg *).
In het oorspronkelijke Milieuprogramma was een aantal activiteiten opgenomen gericht op het verminderen van de hoeveelheid afval. In het aangepaste Milieuprogramma, zoals dat in oktober 2013 door PS is vastgesteld, wordt aan deze ambitie verder gewerkt in het kader van de Friese Grondstoffen Agenda (FGA). Deze is gericht op het sluiten van ketens, waarmee niet alleen afvalreductie wordt gerealiseerd, maar waarmee tevens economische voordelen worden geboekt. Met het sluiten van ketens zet de FGA stappen naar een circulaire economie. In zo’n economie worden afvalresten niet verbrand of gestort, maar vormen ze een grondstof voor nieuwe producten. Veel van het restafval dat in Fryslân wordt verbrand kan worden gerecirculeerd, bijvoorbeeld textiel, verpakkingsmaterialen en voedselafval. Het winnen van grondstoffen uit restafval is ook financieel aantrekkelijk. Circulaire modellen creëren meer waarde per eenheid grondstoffen en besparen energie. McKinsey raamt de potentiële besparing op materialen in de EU op 1.000 miljard euro per jaar. Bovendien kan het opnieuw bewerken en recyclen van producten in Europa één miljoen banen opleveren. Een circulaire economie bevordert daarmee welvaart en werkgelegenheid. De kosten van ruwe grondstoffen nemen toe, terwijl de kosten van teruggewonnen materialen afnemen. Hogere kosten voor verbranden en storten verhogen het concurrentievermogen van circulaire producten. Steeds meer ondernemers denken daardoor na over het opnieuw gebruiken van afvalstoffen in het productieproces. De FGA heeft als doel te laten zien dat circulair denken en doen werkt en brengt daartoe ketenpartners bij elkaar die samen afval als grondstof hoogwaardig terug kunnen brengen in de keten. Met de FGA streeft de provincie naar het realiseren van gezonde business cases waarbij de extra inspanning van de ketenpartners wordt terugverdiend uit waardevermeerdering van grondstoffen en energiebesparing. Het streven daarbij is het zoveel mogelijk hoogwaardig terugwinnen van grondstoffen. Bij die benadering houden grondstoffen veel meer hun waarde dan bij gewone recycling. Huidige recycling is vaak ‘downcycling’ en dat is op den duur ook verlies van grondstoffen. In de circulaire economie gaat het terugwinnen van grondstof veel meer richting ‘cradle to cradle’. De circulaire economie legt de lat dus hoger dan alleen het vergroten van recycling. Het streven is om met de FGA vanaf 2014 waar mogelijk haalbare businesscases voor te bereiden en minimaal één haalbare businesscase per jaar op te leveren. De vorderingen worden in breder verband gemonitord (milieu, energie en werkgelegenheid). Vooralsnog zijn drie categorieën geprioriteerd: voedselverspilling, plastic verpakkingen en textiel. Daarnaast gaat speciale aandacht uit naar bio-based materialen. De uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma ligt op schema.
*) De acties op zeldzame aardmetalen en op metalen zijn niet meer afzonderlijk in de toelichting opgenomen omdat ze zijn opgegaan in de Friese Grondstoffen Agenda.
Uitvoeringsspoor 3: Bouwen aan een duurzame samenleving Thema
Te realiseren
Beschrijving situatie 2013
Duurzaam ondernemen en consumeren
Een uitwisseling van kennis en ervaringen ten aanzien van duurzaam ondernemen in lerende netwerken van bedrijven en instellingen door het ondersteunen van bestaande lerende netwerken en van initiatieven voor nieuwe netwerken.
Uitwisseling van kennis en ervaring over duurzaamheid in lerende netwerken gebeurt op grote schaal in Fryslân. Uit een onderzoek dat in opdracht van de provincie in 2012 is uitgevoerd kwamen 35 operationele lerende netwerken naar voren. Lerende duurzaamheidsnetwerken zijn er op het gebied van afvalreductie, hergebruik, grondstoffen, duurzaamheidskennis, kennisuitwisseling, fair trade, locale veerkracht, klimaat, natuur en milieu, duurzame energie, duurzame mobiliteit, duurzaam ondernemen, duurzame samenleving, locale energiecoöperaties, duurzame productie, millenniumdoelen, duurzame innovatie, cradle to cradle, duurzaam bouwen, schone technologie, biobased economy, duurzame landbouw, duurzaamheidseducatie en duurzaamheid in de zorg. Enkele van deze netwerken zijn ontstaan op initiatief van de provincie, maar veruit de meeste lerende netwerken zijn ontstaan door initiatieven van andere partijen. De provincie wil stimulerend en ondersteunend optreden en actief werken aan sturingsfilosofieën die duurzaamheid centraal stellen. Het oorspronkelijke Milieuprogramma was daartoe gericht op het opzetten van netwerken in een aantal branches en had daar ook doelen voor geformuleerd. Omdat in de eerste programmaperiode bleek dat duurzaamheidsnetwerken relatief gemakkelijk ontstaan is deze lijn verlaten. In het aangepaste Milieuprogramma zet de provincie geen duurzaamheidsnetwerken meer op, maar gaat maatschappelijke kansen benutten en maatschappelijke initiatieven ondersteunen die leiden tot een duurzamere samenleving. Daarbij is de inzet in principe gericht op ondersteunen en faciliteren van een initiatief totdat dit zichzelf kan bedruipen. De doelstellingen voor de aantallen op te zetten netwerken zijn daarbij verlaten. Gezien de grote mate waarin uitwisseling van kennis en ervaring over duurzaamheid in Fryslân plaatsvindt is de beoordeling dat de ambitie van het Milieuprogramma wordt gehaald en dat daarmee de uitvoering van het Milieuprogramma op dit onderdeel op schema ligt. Uit het onderzoek naar lerende netwerken in Fryslân dat in 2012 is uitgevoerd blijkt dat er sprake is van een levendige activiteit op het gebied van deze netwerken. Uit het onderzoek komt niet naar voren dat er voor bedrijven beperkingen zouden liggen om aan deze netwerken deel te nemen. Gezamenlijk met de conclusies uit het Aanvullend NormenKader heeft dit tot het inzicht geleid dat het niet nodig is om als provincie actief lerende netwerken op te zetten, maar dat het beter is om de kansen die zich in de maatschappij voordoen te ondersteunen. In het aangepaste Milieuprogramma is daarom de aanpak bijgesteld. In 2013 faciliteerde de provincie verschillende lerende netwerken. Eén ervan was het lerend netwerk in de zorgsector waaraan acht zorggroepen en zorginstellingen deelnemen. Aan de ambitie van het Milieuprogramma is in elk geval voldaan zodat deze actie op schema ligt.
Een bijdrage leveren aan een verandering van kennis, houding en gedrag ten aanzien van duurzaamheid bij Friese burgers.
Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving kunnen de resterende milieuproblemen alleen worden opgelost door schoon en duurzaam te gaan produceren en consumeren. Er is daarvoor een structurele maatschappelijke bewustwording en gedragsverandering nodig. Op vele vlakken zet de provincie daarom in op het vergroten van het duurzaamheidsbewustzijn. Voorbeelden zijn de campagnes Afval Awareness, de Nacht van de nacht, Duurzame scholen in bedrijf, Duurzaam Fryslân 2040, Ik hou van Fryslân, de Friese Voetafdruk, Fair Fibers, Jongerenpanel Duurzaam Fryslân, Oars Ite, de Slim campagne over energiezuinig wonen, de Frisian solar challenge met zonneboten langs de elfstedenroute en de Energieveiling Groene Energie. Het programma ‘Leren voor Duurzame Ontwikkeling’ is in 2013 overgegaan in het programma ‘DuurzaamDoor’ dat als doel heeft om de ontwikkeling naar een groene, duurzame economie te versnellen en om doorbraken te helpen realiseren. Hieruit werd in 2013 het project ‘Keunst Kids’ ondersteund, waarbij kinderen met duurzaamheid bezig zijn door hun eigen duurzame kunstwerk te maken en daarnaast het project ‘Samen beter bezig’ waarbij medewerkers van organisaties op het gebied van wonen, welzijn en zorg wordt geleerd hoe ze bewoners kunnen begeleiden bij het werken aan een duurzame leefomgeving. Het Milieuprogramma hanteert de ecologische voetafdruk van de Friese burger als indicator voor de bewustwording. In opdracht van de provincie heeft de Friese Milieufederatie vanaf 2009 jaarlijks de gemiddelde ecologische voetafdruk van de Friese burger gemeten. In 2009 was deze 4,41 hectare, in 2010 was er een afname tot 4,19 hectare en in 2011 een verdere afname tot 4,06 hectare, in 2012 kwam de voetafdruk iets hoger uit op 4,16 hectare. Inmiddels is duidelijk dat het verlagen van de Friese voetafdruk weliswaar mogelijk is, maar niet in het tempo dat werd beoogd. In het aangepaste Milieuprogramma 2011-2014 is deze indicator beter afgestemd op de beïnvloedingsmogelijkheden die de provincie heeft en wordt de voortgang op deze indicator niet meer elk jaar gemeten. Verder is ervoor gekozen om in de projecten extra focus op betrokkenheid van jongeren te leggen. Om gemotiveerde Friese burgers op een praktische wijze te inspireren en te faciliteren is in november 2013 de Facebook campagne ‘Ik hou van Fryslân’ opgestart. Deze heeft inmiddels zo’n 4.500 volgers, met daaronder een grote vertegenwoordiging van jongeren onder de 25. Doordat de voetafdruk in 2013 niet is gemeten kan niet worden beoordeeld of er verdere voortgang is geboekt in het vergroten van het duurzaamheidsbewustzijn van de Friese burger.