FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING JAAR 2012
Finale versie, Provincie Fryslân, Afdeling K&E
Op 9 februari 2011 werden het Fries Milieuplan 2011-2014 en het bijbehorende Fries Milieuprogramma 2011-2014 door Provinciale Staten van Fryslân vastgesteld. Het Milieuplan schetst de hoofdlijnen van het provinciaal milieubeleid. Het Milieuprogramma vertaalt de ambities van het Milieuplan in een uitvoeringsprogramma met concrete activiteiten. Per activiteit zijn voor de uitvoeringsjaren 2011 tot en met 2014 concrete resultaten gepland. De voortgang van de uitvoering van het Milieuprogramma wordt jaarlijks gemeten. De voorliggende rapportage geeft het resultaat van de monitoringronde 2012 van het Fries Milieuprogramma. De monitor toont de voortgang van de uitvoering van het milieuprogramma in vergelijking met de uitvoeringsplanning voor 2011 en 2012. De beoordeling van de voortgang van de uitvoering is uitgewerkt per spoor en per activiteit. Het resultaat van de beoordeling is per activiteit beknopt weergegeven aan de hand van de volgende symbolen: De uitvoering ligt op schema
De uitvoering loopt achter
?
Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar
Voor elke beoordeling bevat de monitoringrapportage een tekstuele toelichting. De monitoringrapportage heeft dezelfde indeling als het Milieuprogramma, zodat de twee documenten eenvoudig met elkaar kunnen worden vergeleken. De inhoud van de monitor is als volgt: Voortgang activiteiten in relatie tot de planning van het Milieuprogramma Toelichting per activiteit op de beoordeling van de voortgang De voortgang van het Milieuprogramma in kort bestek, aangegeven als percentage van het totaal aan geplande maatregelen: Op schema Achter op schema Onvoldoende gegevens
Situatie einde 2011 35% 34% 31%
Situatie einde 2012 66% 31% 4%
Tijdens de eerste monitoringronde van 2011 is tevens de doelenmonitor ingevuld. Deze monitor geeft aan waar de provincie Fryslân in 2011 stond wanneer het gaat om de wettelijke en bestuurlijke doelen die al vóór 2011 golden. Wettelijke doelen richten zich meestal op de kwaliteit van het milieu, terwijl het bij bestuurlijke doelen veelal gaat om afgesproken prestaties ter verbetering van die kwaliteit. In 2014, aan het einde van de looptijd van het Milieuprogramma, wordt nogmaals een meting met de doelenmonitor gedaan. Daarmee ontstaat een beeld van de lange termijn veranderingen die zich in het milieu voordoen en van de mogelijke invloed die het Milieuprogramma daarop heeft gehad. De doelenmonitor is niet in deze rapportage opgenomen.
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2012
Uitvoeringsspoor 1: Slim milieubeheer Thema
Te realiseren
Meetwijze
Geluid
De provincie pakt in samenwerking met gemeenten alle regionale en lokale knelpunten op het gebied van geluidhinder op.
Percentage opgeloste regionale en lokale knelpunten.
Bodem- en waterbodem sanering
De provincie zorgt ervoor dat alle landen waterbodemsaneringslocaties met humane spoed vóór 2015 zijn gesaneerd dan wel worden beheerst.
De provincie streeft ernaar dat de bodemsaneringslocaties met ecologische spoed of spoed vanwege verspreidingsrisico’s vóór 2015 zijn beheerst.
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
Nulmeting 2010
2011
10%
20%
40%
60%
2014 80%
Aantal gesaneerde of beheerste spoedlocaties.
22 humane spoedlocaties aanwezig *)
3 humane spoedlocaties gesaneerd of beheerst
4 humane spoedlocaties gesaneerd of beheerst.
6 humane spoedlocaties gesaneerd of beheerst.
13 overige spoedlocaties gesaneerd of beheerst.
Voortgang onderzoek en aanpak spoedlocaties.
circa 16 overige spoedlocaties aanwezig *)
onderzoek overige spoedlocaties
onderzoek overige spoedlocaties
overige spoed locaties bekend
saneringsplan gereed
*) Aantallen aangepast naar aanleiding van het beschikbaar komen van nieuwe onderzoekresultaten. Doordat er sprake is van andere aantallen spoedlocaties dan oorspronkelijk werd aangenomen is de uitvoeringsplanning opnieuw uitgewerkt in het Projectplan Humane Spoedlocaties (vastgesteld door GS in juli 2012).
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2012
Uitvoeringsspoor 1: Slim milieubeheer (vervolg) Thema
Te realiseren
Meetwijze
Lucht
Alle 20 inrichtingen in Fryslân die de luchtkwaliteit van Fryslân mogelijkerwijs negatief beïnvloeden, én waarvan de provincie bevoegd gezag is, voldoen aan de wettelijke vereisten inzake luchtkwaliteit.
Externe veiligheid
Geluid
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
Nulmeting 2010
2011
Percentage bedrijven dat voldoet aan de wettelijke vereisten.
100%
100%
100%
100%
100%
Het plaatsgebonden risico door opslag en transport van gevaarlijke stoffen wordt nergens in Fryslân overschreden.
Het aantal situaties waarin sprake is van een overschrijding van het plaatsgebonden risico.
0
0
0
0
0
Friese burgers hebben via de Risicokaart inzicht in de risico’s die zich in Fryslân voordoen.
Percentage risicosituaties dat volledig en actueel is ingevoerd in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS). Tevens het percentage kwetsbare objecten dat volledig en actueel is ingevoerd in het Informatiesysteem Overige Ramptypen (ISOR).
circa 70% *)
100%
100%
100%
100%
De provincie brengt de geluidbelasting in beeld van alle provinciale wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer.
Percentage wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer, waarvan de geluidbelasting in beeld is gebracht.
30%
100%
100%
100%
100%
De provincie neemt maatregelen om de geluidbelasting van woningen aan provinciale wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer én een geluidbelasting boven de plandrempel, te verlagen.
Percentage wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer en een geluidbelasting boven de plandrempel, waar de provincie maatregelen heeft genomen.
0%
0%
25%
50%
75%
De provincie neemt maatregelen om de geluidbelasting op urgente locaties in het kader van stads- en dorpsvernieuwing, te verlagen.
Percentage locaties stads- en dorpsvernieuwing waar de provincie maatregelen heeft genomen.
10%
20%
40%
60%
80%
De provincie neemt maatregelen om de geluidbelasting in alle stiltegebieden te waarborgen.
Percentage stiltegebieden waar de provincie maatregelen heeft genomen.
60%
70%
90%
90%
90%
*) Raming naar aanleiding van de inventarisatie van de stand van zaken bij de Friese bevoegde gezagen in 2011 en 2012.
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
2014
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2012
Uitvoeringsspoor 2: Ruim baan voor duurzame innovaties Thema
Te realiseren
Meetwijze
Water
Verminderen van de afhankelijkheid van gebiedsvreemd water in natuurgebieden (verdrogingsbestrijding).
Zand, grind en klei
Fossiele energiedragers
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
Nulmeting 2010
2011
Aantal hectare natuurgebied waarin de afhankelijkheid van gebiedsvreemd water is verminderd.
11.000 ha natuurgebied wordt beïnvloed door gebiedsvreemd water
500
500
500
500
Stimuleren van het hergebruik van in provinciale werken vrijkomende grondstoffen door ‘werk met werk’ te maken.
Percentage van in provinciale werken vrijkomende grondstoffen dat in andere provinciale werken wordt hergebruikt.
wordt in het kader van het project “Grip op grond” in beeld gebracht.
uitvoering van drie pilotprojecten.
afronden en evalueren pilotprojecten, plus structureel verankeren in werkproces.
50 %
75 %
Een reductie van de CO2-uitstoot door het afremmen van de toepassing van fossiele brandstoffen.
Mton CO2 -reductie
niet gemeten
900-950 kton
950-1000 kton
1000-1050 kton
1050-1100 kton
Uitvoering ligt op schema
2014
?
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2012
Uitvoeringsspoor 2: Ruim baan voor duurzame innovaties (vervolg) Thema
Te realiseren
Meetwijze
Landbouw *)
Donkertebescherming door de reductie van de lichtemissie uit ligboxenstallen en uit kassen.
Mate van beschikbaarheid van operationeel beleid.
Vermindering van de verzuring en vermesting van de natuur door een reductie van de emissie van de veeteelt.
Mate waarin het beleid en het plan van aanpak voor uitvoering van de programmatische aanpak van stikstof gerealiseerd zijn.
Verminderen van de milieudruk van de agrarische sector door een toename van de biologische akkerbouw, tuinbouw en veeteelt.
Ontwikkeling aantal en oppervlak biologische bedrijven.
Nulmeting 2010
2011
geen beleid
niet uitgewerkt
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
2014
beleidsonderzoek
beleidsontwikkeling
operationeel beleid
oriëntatie
ontwikkeling beleid en plan van aanpak
operationeel beleid en plan van aanpak
toename aantal bedrijven en/of oppervlak
toename aantal bedrijven en/of oppervlak
toename aantal bedrijven en/of oppervlak
ondersteuning van duurzame energie projecten
ondersteuning van duurzame energie projecten
ondersteuning van duurzame energie projecten
handhaven Friese Natuurwaarde
handhaven Friese Natuurwaarde
handhaven Friese Natuurwaarde
? geen beleid en plan van aanpak
5% integraal duurzame stallen
? 127 bedrijven 5700 hectare
niet uitgewerkt
? Beperking van het broeikaseffect door een toename van de productie van duurzame energie door agrarische bedrijven
Mate waarin de provincie projecten op het gebied van duurzame energie in de agrarische sector ondersteunt.
ondersteuning van duurzame energie projecten
niet uitgewerkt
? Biodiversiteit
Het in stand houden en duurzaam gebruiken van biodiversiteit door draagvlak te creëren bij en handelingsperspectief te bieden aan burgers, bedrijven en overheden.
Natuurwaarde als verhoudingsgetal natuurkwaliteit en oppervlakte.
18% (NL)
handhaven Friese Natuurwaarde
?
*) Aangepast na afstemming van Milieuprogramma en Landbouwagenda van Fryslân in 2012.
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2012
Uitvoeringsspoor 2: Ruim baan voor duurzame innovaties (vervolg) Thema
Te realiseren
Meetwijze
Broeikasgassen
Op innovatieve wijze invulling geven aan het terugdringen van de emissie van broeikasgassen.
Afval
Geur
Licht
Nulmeting 2010
2011
Kwalitatieve beoordeling van de mate van innovativiteit van de lopende projecten.
onbekend
voorlopend
Samen met gemeenten burgers en bedrijven inspireren en uitdagen om de hoeveelheid huishoudelijk afval in Fryslân in 2013 met 25% te verminderen.
Percentage reductie van de hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner in de eindverwerking ten opzichte van 2010 *).
212 kg / inwoner restafval uit huishoudelijk afval *)
Beperken van geurgehinderden.
Percentage geurgehinderden in Fryslân uit onderzoek GGD Fryslân.
39%
Provinciale wegen worden niet verlicht tenzij de verkeers- of sociale veiligheid daar aanleiding toe geeft.
Percentage van de lichtpunten langs provinciale wegen dat is vervallen ten opzichte dan de doelstelling **).
Het niveau van donkerte blijft in Fryslân minimaal gelijk. De provincie inventariseert mogelijkheden om (lokale) lichthinder en lichtvervuiling te verminderen en benut deze mogelijkheden in de planperiode.
Achtergrondhelderheid (magnitudes per vierkante boogseconde).
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
2014
voorlopend
innovatief
innovatief
5%
10%
25%
25%
niet aangegeven
niet aangegeven
niet aangegeven
25%
?
?
0% **)
0%
niet aangegeven
niet aangegeven
100%
20,5-20,8
20,5-20,8
20,5-20,8
20,5-20,8
20,5-20,8
?
*) Aangepast naar aanleiding van het beschikbaar komen van nieuwe inzichten en gegevens. **) Aangepast naar aanleiding van het in 2011 vastgestelde Uitvoeringsprogramma openbare verlichting.
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2012
Uitvoeringsspoor 2: Ruim baan voor duurzame innovaties (vervolg) Thema
Te realiseren
Meetwijze
Synthetische verbindingen
Uitvoeren van een pilotproject gericht op het verbouwen van biologische alternatieven voor synthetische verbindingen als grondstof voor verpakkingen (cradle to cradle).
Zeldzame aardmetalen
Metalen
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
Nulmeting 2010
2011
Stand van zaken uitvoering pilot project.
nog geen activiteiten.
marktverkenning uitgevoerd.
pilotproject geformuleerd en gestart.
pilotproject in uitvoering.
pilotproject afgerond.
In kaart brengen van de problematiek van zeldzame aardmetalen zoals iridium en neodymium en uitvoeren van een pilotproject gericht op het beperken van de toepassing van nieuw gewonnen, zeldzame aardmetalen.
Stand van zaken opstelling probleemschets en uitvoering pilotproject.
nog geen activiteiten.
problematiek in kaart gebracht.
pilotproject geformuleerd.
pilotproject in uitvoering.
pilotproject afgerond.
Samenwerking op gang brengen en houden met afvalbranche en metaalverwerkende bedrijven, c.q. branches), gericht op 100% hergebruik van metalen.
Percentage metaal in huishoudelijk en bedrijfsafval dat hergebruikt wordt.
nog geen activiteiten
situatie in beeld gebracht.
branche afspraken vastleggen.
branche afspraken uitvoeren.
hergebruik metalen 100%.
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
2014
Onvoldoende gegevens beschikbaar
FRIES MILIEUPROGRAMMA
MONITORING UITVOERING JAAR 2012
Uitvoeringsspoor 3: Bouwen aan een duurzame samenleving Thema
Te realiseren
Meetwijze
Onttrekkingen: water, zand, grind en klei, fossiele energiedragers, zeldzame aardmetalen, mineralen, vitale bodem, biodiversiteit..
Een uitwisseling van kennis en ervaringen ten aanzien van duurzaam ondernemen door lerende netwerken van bedrijven en instellingen binnen zeven branches, te weten: landbouw, zorg, recreatie, metaal en elektro, bouwnijverheid, transport en openbaar bestuur.
Toevoegingen: broeikasgassen, meststoffen, verzuring, afval, geur, licht , synthetische verbindingen, metalen.
Een bijdrage leveren aan een verandering van kennis, houding en gedrag ten aanzien van duurzaamheid bij Friese burgers.
Streefwaarden uit milieuprogramma 2012 2013
Nulmeting 2010
2011
2014
Het aantal actieve lerende netwerken.
één lerend netwerk
drie lerende netwerken opgestart.
drie lerende netwerken opgestart en daarnaast drie lerende netwerken actief.
één lerend netwerk opgestart en daarnaast zes lerende netwerken actief.
zeven lerende netwerken actief.
Het percentage bedrijven binnen prioritaire branches dat in de gelegenheid is gesteld deel te nemen aan het lerende netwerk.
n.v.t.
100% voor drie branches.
100% voor zes branches.
100% voor zeven branches.
100% voor zeven branches.
Ecologische voetafdruk van de Friese burger (in hectare).
4,19 *)
3,8
3,6
3,4
? 3,9
*) Aangepast naar aanleiding van onderzoek van de Friese Milieufederatie naar de ecologische voetafdruk van 2010
Uitvoering ligt op schema
Uitvoering loopt achter
?
Onvoldoende gegevens beschikbaar
Toelichting op de monitoring van de uitvoering Uitvoeringsspoor 1: Slim milieubeheer Thema
Te realiseren
Beschrijving situatie 2012
Geluid
De provincie pakt in samenwerking met gemeenten alle regionale en lokale knelpunten op het gebied van geluidhinder op.
Knelpunten op het gebied van geluidhinder kunnen potentieel veroorzaakt worden door wegverkeer (rijkswegen, provinciale wegen en gemeentelijke wegen), railverkeer, vliegverkeer (burgerluchtvaart en militaire luchtvaart) en door bedrijven (gemeentelijke en provinciale bedrijven). Geluidknelpunten langs de rijkswegen vallen onder de bevoegdheid van Rijkswaterstaat. Voor de geluidsituatie langs provinciale wegen is de provincie verantwoordelijk. De knelpunten langs provinciale wegen met meer dan 6 miljoen voertuigbewegingen per jaar zijn gesaneerd. Het aantal knelpunten langs de overige provinciale wegen is inmiddels bekend. De geluidbelastingkaart voor deze wegen is vastgesteld in juni 2012. De wegenprojecten in uitvoering (Haak om Leeuwarden, Centrale As en Noordwest Tangent) zullen er onder meer toe leiden dat de geluidhinder langs provinciale wegen de eerstkomende jaren flink afneemt. Op de knelpunten langs gemeentelijke wegen is geen zicht, alleen gemeenten met meer dan 100.000 inwoners moeten deze in kaart brengen en die zijn er tot op heden niet in Fryslân. Wanneer de plannen van het kabinet doorgaan om gemeentes samen te voegen tot eenheden van minimaal 100.000 inwoners komen de gemeentelijke geluidbelastingkaarten op termijn beschikbaar. Geluidknelpunten langs spoorwegen komen in Fryslân zeer beperkt voor. De knelpunten die er zijn worden door de gemeenten in het kader van de integrale stads en dorpsvernieuwing (ISV) aangepakt. De resterende ISV geluidknelpunten zijn beperkt en zullen naar verwachting in 2016 opgelost zijn. Voor wat betreft vliegverkeer zijn er In Fryslân enkele kleine burgerluchthavens en helivelden, momenteel wordt onderzocht of zich daar knelpunten voordoen. De geluidoverlast door militair vliegverkeer valt niet onder de provinciale bevoegdheid, of er geluidknelpunten zijn door militair vliegverkeer is onbekend. Uit onderzoek van de GGD is wel bekend dat straaljagers in Fryslân veel geluidhinder opleveren. Voor wat betreft de geluidhinder rond provinciale bedrijven is er nog steeds één knelpunt. Het gaat om een scheepswerf, waarvoor de vergunning geweigerd zou moeten worden. Bij een nieuwe procedure wordt de gemeente het bevoegd gezag, het bedrijf heeft echter verzocht de vergunningaanvraag voorlopig aan te houden. Met betrekking tot geluidknelpunten rond gemeentelijke bedrijven bestaat geen goede informatie. Er is dus geen overzicht van van álle geluidknelpunten in Fryslân, maar er is wél een goed inzicht in de knelpunten waar de provincie een verantwoordelijkheid heeft. Volgens het Milieuprogramma moet in 2012 in totaal 40% van deze knelpunten gesaneerd zijn. De uitvoering ligt op dit punt ruim op schema.
Bodem- en waterbodem sanering
De provincie zorgt ervoor dat alle land- en waterbodemsaneringslocaties met humane spoed vóór 2015 zijn gesaneerd dan wel worden beheerst.
Naar aanleiding van het Convenant Bodemontwikkelingsbeleid en Aanpak Spoedlocaties, in juli 2009 gesloten tussen rijk, IPO, VNG en UvW, zijn de humane spoedlocaties in kaart gebracht. In totaal zijn er 22 humane spoedlocaties in Fryslân, waaronder 11 landbodemlocaties en 11 waterbodemlocaties. Dit is een hoger aantal dan de 10 waarvan oorspronkelijk in het Milieuprogramma was uitgegaan. Voor de aanpak van deze locaties is een Projectenplan Humane Spoedlocaties gemaakt dat in juli 2012 door GS is vastgesteld. De uitvoeringsplanning van dit projectenplan vervangt daarmee de planning die oorspronkelijk in het Milieuprogramma stond. Van de 11 landbodemlocaties zijn er nog 7 over. In totaal 3 locaties zijn afgevallen op basis van een uitgebreide risicobeoordeling en 1 locatie is gesaneerd. Einde 2012 was er verder nog 1 sanering in uitvoering en stonden er 3 saneringen in de planning. Van de 11 waterbodemlocaties zijn er nog 9 over. Einde 2012 waren 2 locaties gesaneerd, was er 1 sanering in uitvoering en stonden er 2 saneringen in de planning voor 2013. Verder staan er 3 saneringen gepland om te worden uitgevoerd in combinatie met het project Centrale As. Van de oorspronkelijke lijst van 22 locaties zijn er dus einde 2012 in totaal 6 stuks gesaneerd of afgevoerd van de lijst. Ten opzichte van de gewijzigde uitvoeringplanning ligt de uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma op schema.
De provincie streeft ernaar dat de bodemsaneringslocaties met ecologische spoed of spoed vanwege verspreidingsrisico’s vóór 2015 zijn beheerst.
In het Convenant Bodemontwikkelingsbeleid en Aanpak Spoedlocaties van juli 2009 zijn ook afspraken gemaakt over de overige spoedlocaties. Dit zijn locaties met een risico van verspreiding van de verontreiniging en/of een risico voor de ecologie (dus geen humane risico’s). Voor de aanpak van deze overige spoedlocaties geldt de inspanningsverplichting dat de risico’s per 31 december 2015 minimaal in beeld zijn gebracht en daar waar mogelijk zijn beheerst door middel van beveiligingsmaatregelen. In het Projectenplan Spoedlocaties is vastgelegd dat de locaties met ecologische en verspreidingsrisico’s vóór 1 juli 2013 in kaart zijn gebracht. Op dit moment zijn er 6 locaties geïdentificeerd waar mogelijk onaanvaardbare risico’s van verspreiding aanwezig zijn. Bij 10 locaties vindt nog onderzoek plaats naar de aanwezigheid van dergelijke risico’s. Ook onderzocht zal worden in hoeverre de voormalige stortplaatsen uit het zogenaamde NAVOS programma nog ecologische en/of verspreidingsrisico’s opleveren. Hierdoor kan het aantal locaties met deze risico’s oplopen tot maximaal 40. Momenteel zijn er van de overige spoedlocaties twee in uitvoering (1 fysiek en 1 beheersvariant). In 2013 staat 1 locatie op de planning voor sanering. De rest van de locaties met verspreidingsrisico’s moet nog worden geprogrammeerd. Op het moment dat deze programmering gereed is kan de planning van het Milieuprogramma worden aangepast. Tot die tijd is de beoordeling dat de uitvoering van dit onderdeel van het milieuprogramma op schema ligt. De financiering van de sanering van de overige spoedlocaties is overigens op dit moment nog niet geregeld.
Alle 20 inrichtingen in Fryslân die de luchtkwaliteit van Fryslân mogelijkerwijs negatief beïnvloeden, én waarvan de provincie bevoegd gezag is, voldoen aan de wettelijke vereisten inzake luchtkwaliteit.
Alle inrichtingen in Fryslân die onder het provinciaal bevoegd gezag vallen voldoen einde 2012 aan de wettelijke eisen inzake de emissie van luchtverontreinigende stoffen. In 2011 waren er nog twee bedrijven die niet voldeden. Via de vergunningverlening is ervoor gezorgd dat ook deze bedrijven weer voldoen aan de wettelijke eisen. De emissies zijn daartoe getoetst aan de van toepassing zijnde regelgeving, zoals beschreven in het Besluit emissie-eisen stookinstallaties (BEES), het Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties (BEMS), de Nederlandse emissie Richtlijnen Lucht, de Best available techniques reference documents (BREF’s) en waar nodig aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. Daarmee ligt de uitvoering van het Milieuprogramma voor dit punt op schema.
Lucht
Externe veiligheid
Geluid
Het plaatsgebonden risico wordt nergens in Fryslân overschreden.
Wat de inrichtingen betreft zijn er einde 2012 twee situaties waar het plaatsgebonden risico wordt overschreden, het bevoegd gezag is bij deze inrichtingen bezig met de aanpassing van de vergunningen. Wat het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, over het water en over het spoor betreft zijn er geen risicosituaties in Fryslân. Voor buisleidingen is er medio 2010 aanvullende regelgeving van kracht geworden, de risicosituatie rond buisleidingen is op basis van deze nieuwe regelgeving in kaart gebracht. Daarbij is door het Bureau Externe Veiligheid Fryslân een viertal knelpunten geconstateerd: 1) Een knelpunt voor een leiding van de Gasunie in Weststellingwerf, dit knelpunt is door Gasunie inmiddels opgelost. 2) Een knelpunt voor een leiding van Vermilion in Heerenveen, de leidingeigenaar is hiervan op de hoogte gesteld en verzocht om dit knelpunt op te lossen. 3) Een knelpunt voor een leiding van Vermilion in Smallingerland, de leidingeigenaar is ook hier van dit knelpunt op de hoogte gesteld en verzocht dit knelpunt op te lossen. 4) Een knelpunt voor een leiding van Zebra in Leeuwarden. De gemeente is hiervan op de hoogte gesteld en verzocht hierover contact met Zebra op te nemen. Voor buisleidingen van NAM zijn geen knelpunten geconstateerd. De beoordeling is derhalve dat de situatie in Fryslân einde 2012 niet volledig voldoet aan de de ambities van het Milieuprogramma. De knelpunten bij bedrijven zijn vergunningtechnisch van aard en zullen snel zijn opgelost. De knelpunten langs buisleidingen zijn het gevolg van nieuwe regelgeving en zullen op korte termijn worden aangepakt door de leidingeigenaren.
Friese burgers hebben via de Risicokaart inzicht in de risico’s die zich in Fryslân voordoen.
De bevoegde gezagen (gemeenten en provincie) zijn verantwoordelijk voor het actueel houden van de Risicokaart. Daarvoor zijn twee onderliggende datasystemen van belang: het Risico Register Gevaarlijke Stoffen (RRGS) en het Informatie Systeem Overige Ramptypen (ISOR). Sinds september 2011 is de coördinatie van de risicokaart ondergebracht bij het Bureau Externe Veiligheid, dat is opgezet door de samenwerkende partijen in de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid. Vanuit het Bureau is in 2011 een actie gestart om ervoor te zorgen dat de gegevens van de gemeenten en de provincie in de Risicokaart actueel zijn. Einde 2012 heeft 96% van de bevoegde gezagen het RRGS op orde en 81% heeft het ISOR op orde. De situatie is aanzienlijk verbeterd ten opzichte van einde 2011 (toen was 81% van het RRGS en 71% van het ISOR op orde). De doelstelling van het Milieuprogramma voor 2012 (100% actueel) is daarmee echter nog niet bereikt. Verwacht wordt dat in 2013 de Risicokaart volledig actueel zal zijn.
De provincie brengt de geluidbelasting in beeld van alle provinciale wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer.
De geluidknelpunten langs de provinciale wegen met een jaarintensiteit van 6 miljoen voertuigen of meer waren reeds in een eerder stadium in beeld gebracht en zijn inmiddels ook gesaneerd. Het onderzoek naar geluidknelpunten richtte zich nadien op de overige provinciale wegen. Dit onderzoek is inmiddels afgerond, in juni 2012 is de geluidbelastingkaart voor alle overige provinciale wegen vastgesteld. Hieronder zitten ook de wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer zoals bedoeld in het Milieuprogramma. De geluidbelasting langs alle provinciale wegen is echter in beeld gebracht en daarmee ligt de uitvoering van het Milieuprogramma voor dit punt op schema.
De provincie neemt maatregelen om de geluidbelasting van woningen aan provinciale wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer én een geluidbelasting boven de plandrempel te verlagen.
De geluidknelpunten langs de provinciale wegen met een jaarintensiteit van 6 miljoen voertuigen of meer waren reeds in een eerder stadium gesaneerd. De geluidbelastingkaart van juni 2012 geeft aan dat er nog een aantal knelpunten aanwezig is langs de overige provinciale wegen. Daaronder zitten ook de wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer. De plandrempel staat aangegeven als 63 dB maar is nog niet definitief vastgesteld. Deze bepaalt in sterke mate het aantal geluidknelpunten. Er wordt gewerkt aan een actieplan voor de aanpak van de overgebleven knelpunten dat naar verwachting in juli 2013 klaar zal zijn. In het kader van dit actieplan wordt een aantal opties uitgewerkt gebaseerd op verschillende plandrempels. Ook wordt onderzoek gedaan naar de keuze tussen de aanpak van alle provinciale wegen of de aanpak van alléén de wegen met een jaarintensiteit van 3 miljoen voertuigen of meer. Na juli 2013 zal het actieplan door GS worden vastgesteld en zal er een keuze zijn gemaakt. Daarmee wordt de plandrempel vastgesteld en is het aantal aan te pakken geluidknelpunten langs de provinciale wegen bekend. Volgens het Milieuprogramma zou in 2012 reeds 25% van de knelpunten moeten zijn aangepakt. Dit is nog niet het geval, de uitvoering van de Milieuprogramma loopt op dit punt dus achter.
De provincie neemt maatregelen om de geluidbelasting op urgente locaties in het kader van stads- en dorpsvernieuwing, te verlagen.
Deze actie van het Milieuprogramma richt zich op de aanpak van urgente locaties voor de geluidbelasting in het kader van de integrale stads- en dorpsvernieuwing (ISV). Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe verordening waaronder gelden aan de gemeenten kunnen worden uitgekeerd voor de aanpak van deze knelpunten. In 2012 is er daardoor vertraging in de financiering van de projecten ontstaan waardoor de lopende projecten wel konden worden afgemaakt maar er geen nieuwe projecten zijn aangepakt. De nieuwe verordening zal begin 2013 gereed zijn waarna de financiering kan worden hervat. De aanpak van deze knelpunten is overigens reeds ver gevorderd. De inschatting is dat einde 2012 circa 85% van de oorspronkelijke knelpunten is opgelost. Volgens het Milieuprogramma zou dat 40% moeten zijn dus de uitvoering ligt ondanks de vertraging nog steeds ruim op schema. Op basis van de ontwikkelingen wordt verwacht dat in 2016 op 100% van de knelpunten maatregelen zullen zijn genomen.
De provincie neemt maatregelen om de geluidbelasting in alle stiltegebieden te waarborgen.
Er zijn acht stiltegebieden in Fryslân, het grootste aaneengesloten gebied betreft de Waddenzee en de eilanden. In 2005 en 2009 werd onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van de Friese stiltegebieden. In 2012 is opnieuw en uitgebreider onderzoek uitgevoerd. Daaruit bleek dat het geluidniveau in de Friese stiltegebieden wel fluctueert door tijdelijke verstoringen, maar over langere periode niet is toegenomen en ook niet is afgenomen. De meeste verstoringen komen van vliegtuigen (Ameland, Schiermonnikoog en Drents-Friese Wold), vaartuigen (Alde Feanen) en wegverkeer (Drents-Friese Wold). De verstoringen op de Waddeneilanden zijn van kortere duur dan in de overige stiltegebieden. Overigens is het wel zo dat de gemiddelde geluidsintensiteit (Leq) in de meeste stiltegebieden boven de (nationale) streefwaarde van 40dB zit, alleen op Schiermonnikoog en Vlieland zit het gemiddelde niveau rond de 40dB. De provincie neemt in praktijk weinig maatregelen om het geluidniveau in de stiltegebieden te waarborgen. In een beperkt aantal gevallen wordt op basis van de Provinciale Milieu Verordening (PMV) ontheffing voor activiteiten verleend. Voor het eventueel terug brengen van de geluidsbelasting van de N381 op het Drents-Friese Wold zijn er nog geen maatregelen voorzien. Het Milieuprogramma geeft aan dat de provincie in 2012 voor 90% van de stiltegebieden maatregelen moet hebben genomen om de geluidbelasting te waarborgen. Gezien het beperkte deel van het stiltegebied waar voor dit doel maatregelen nodig zijn, is de beoordeling dat de uitvoering van het Milieuprogramma op schema ligt.
Uitvoeringsspoor 2: Ruim baan voor duurzame innovaties Thema
Te realiseren
Beschrijving situatie 2012
Water
Verminderen van de afhankelijkheid van gebiedsvreemd water in natuurgebieden (verdrogingsbestrijding).
De bestrijding van de verdroging verliep tot en met 2010 voorspoedig. Na eenzijdige opzegging van de bestuurovereenkomst ILG door de Rijksoverheid in oktober 2010 viel echter de financiële basis onder de verdrogingsbestrijding weg. Over de ontstane situatie zijn in 2011 onderhandelingen gevoerd tussen het Rijk en de provincies in IPO verband. In september 2011 heeft dit geleid tot het Onderhandelingsakkoord Natuur tussen Rijk en IPO. Provinciale Staten van Fryslân hebben dit akkoord niet aanvaard maar hebben aangegeven wel te zullen meewerken aan de uitvoering ervan. De verminderde rijksbudgetten betekenden echter dat de provincie haar beleid voor natuur en het landelijk gebied opnieuw tegen het licht moest houden. Dit is geschied in de Nota Natuer en Lanlik Gebiet van mei 2012. De nota voorziet echter tot op heden niet in een financiële basis voor het hervatten van de verdrogingsbestrijding. In 2011 is nog een aantal projecten afgerond, maar door de onzekerheid over de financiering zijn er daarna geen nieuwe verdrogingsbestrijdingsprojecten meer gestart. Volgens het Waterhuishoudingsplan en ook volgens het Miljeuprogramma zou jaarlijks op 500 hectare natuurgebied de verdroging worden bestreden. Voor 2011 is dat doel nog gehaald maar in 2012 blijft de verdrogingsbestrijding achter bij de doelen.
Zand, grind en klei
Stimuleren van het hergebruik van in provinciale werken vrijkomende grondstoffen door ‘werk met werk’ te maken.
In 2010 werd het initiatief “Grip op Grond” gestart om vraag en aanbod van grondstromen binnen provinciale projecten beter op elkaar af te stemmen. Het initiatief is gericht op het koppelen van provinciale projecten waarbij de vrijkomende hoeveelheden grond uit het ene project worden toegepast in het andere project. Daarbij worden verschillende innovatieve oplossingen bedacht en uitgevoerd. Grip op Grond richt zich niet alleen op grond maar ook op het nuttig toepassen van vrijkomende baggerspecie, waarbij de wijze van toepassing wordt afgestemd op de kwaliteit van de vrijgekomen specie. De provinciale gronddepots worden maximaal ingezet in de vraagbehoefte en om te dienen als tijdelijke opslaglocatie. Bij het maken van koppelingen wordt er ook over de provinciegrenzen heen gekeken. In 2012 werden de drie pilotprojecten uit 2010 en 2011 geëvalueerd en werd de daaruit voortkomende kennis ingezet. Einde 2012 waren er reeds zes succesvolle projectkoppelingen gerealiseerd en waren er negen koppelingen in voorbereiding. Er liggen nog vele koppelkansen voor de komende jaren. Daarmee blijkt de aanpak van Grip op Grond zeer succesvol. Het is nog niet goed aan te geven welk percentage grond in provinciale werken wordt hergebruikt. Dat komt omdat het niet eenvoudig om de totale hoeveelheid grond die vrijkomt bij provinciale werken in beeld te krijgen. Dat komt omdat verschillende onderdelen van de provincie met grond bezig zijn (beheer en onderhoud, infrastructurele projecten, natuur en landschap). Voor baggerspecie is wel redelijk goed in te schatten wat er aan specie vrijkomt. In de jaren 2000 tot en met 2012 werd er gemiddeld 139.000 kubieke meter specie per jaar opgebaggerd. Gedurende deze jaren was er echter sprake van een stijgende trend. Op basis van deze trend moet voor de jaren 2013 en 2014 gerekend worden op circa 190.000 à 200.000 kubieke meter per jaar. In 2013 wordt gewerkt aan het beter kwantificeren van het hergebruik van uit provinciale activiteiten vrijkomende grond en baggerspecie. Het beeld wordt steeds completer. De beoordeling is dat de uitvoering van het Milieuprogramma voor dit onderdeel op schema ligt.
Fossiele energiedragers
Een reductie van de CO2-uitstoot door het afremmen van de toepassing van fossiele brandstoffen.
De toepassing van fossiele brandstoffen wordt afgeremd door besparing op het gebruik van energie, het zo efficiënt mogelijk aanwenden daarvan en door de opwekking en het gebruik van duurzame energie. De provincie Fryslân werkt sinds een aantal jaren structureel aan deze onderwerpen. De vermeden uitstoot van CO2 die het gevolg is van al deze inspanningen wordt in Fryslân gemeten met de CO2 monitor. Deze monitor registreert gerealiseerde klimaatprojecten en rekent deze om in kilotonnen vermeden CO2 emissie per jaar. De monitor registreert projecten op het gebied van windenergie, zonne-energie en biogas en daarnaast energiebesparingsprojecten op het gebied van mobiliteit en wonen. De nauwkeurigheid van de meting van de CO2 monitor hangt samen met de volledigheid van de invoer van projecten. Einde 2011 was de invoer van de monitor nog onvoldoende om een betrouwbare uitspraak te kunnen doen over de reductie van de CO2 uitstoot. In 2012 is er daarom veel werk van gemaakt om de invoer zo volledig mogelijk te krijgen. Hierdoor is de gegevensbasis van de monitor einde 2012 voor circa 80% op orde, een niveau dat het toelaat om een goede schatting te maken van de reductie van de CO2 uitstoot per jaar in Fryslân. In 2013 wordt de verbeteringsslag doorgezet waardoor naar verwachting einde 2013 een meer nauwkeurige meting mogelijk is. De uitkomsten van de CO2 monitor voor Fryslân worden geijkt met behulp van de meest recente getallen van de Nederlandse Emissieregistratie. De CO2 monitor geeft aan dat de reductie van de CO2 uitstoot in Fryslân ultimo 2012 circa 1.080 kton per jaar bedraagt. Ten tijde van de opstelling van het Milieuprogramma was het Klimaat en energieakkoord tussen rijk en provincies geldig. Hierin was voor 2020 een reductie van 30% ten opzichte van 1990 vastgelegd. Omgerekend naar de Friese situatie zou dit voor het jaar 2012 een reductie van 950 tot 1.000 kton per jaar moeten zijn. De bereikte reductie in Fryslân is groter zodat geconcludeerd kan worden dat het Milieuprogramma voor dit onderdeel op schema ligt.
Landbouw
Donkertebescherming door de reductie van de lichtemissie uit ligboxenstallen en uit kassen.
Deze actie wordt uitgevoerd in het kader van de Landbouwagenda. De ambitie voor de beperking van de lichtemissie is dat er in 2014 nieuw provinciaal beleid is dat praktisch haalbare en betaalbare maatregelen voorschrijft voor ligboxenstallen. Via praktijkproeven wordt achterhaald wat praktische en betaalbare maatregelen zijn om de lichtuitstoot uit ligboxstallen terug te dringen en welke resultaten daarmee haalbaar zijn. De gemeente Tytstjerksteradiel startte daar begin 2012 al mee. LTO en Milieufederaties van Groningen en Fryslân zijn in het najaar begonnen. De eerste resultaten van de praktijkproeven zijn in de eerste helft van 2013 te verwachten. Deze monden uit in een convenant dat als advies aan de provincie en de gemeenten wordt voorgelegd. Mede op basis daarvan zal GS een voorstel voor beleid maken. Het ‘s-nachts doven van het licht in stallen en het onderbouwen van een bouwaanvraag met een professioneel lichtplan zijn maatregelen waaraan in elk geval wordt gedacht. Verder wordt in 2013 onderzocht wat de situatie met lichtuitstraling in het glastuinbouwgebied in en rond Berlikum is en of daarvoor nader beleid wenselijk is. Door het sluiten van een vestiging in Menaldum en het overgaan op een andere teelt in Berlikum is op twee locaties de lichtemissie door groeilicht volledig gestopt. Hierdoor blijft er in en rond Berlikum nog één glastuinbouwbedrijf over dat simulatielicht toepast. De tuinders in Sexbierum hebben in het kader van het glastuinbouwontwikkelingsproject Waddenglas eerder al afspraken met de gemeente gemaakt over vergaande reductie van lichtemissie. Gezien de stand van zaken in de voorbereiding van het beleid is de beoordeling dat dit onderdeel van de Landbouwagenda en het Milieuprogramma op schema ligt.
Biodiversiteit
Vermindering van de verzuring en vermesting van de natuur door een reductie van de ammoniakemissie van de veeteelt.
Deze actie wordt uitgevoerd in het kader van de Landbouwagenda. Landelijk werken het ministerie van EZ, het ministerie van I&M en het IPO samen aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Deze aanpak omhelst een methodiek om de ecologische instandhoudingsdoelen van de Natura 2000 gebieden te behalen met behoud van economische ontwikkeling. Dit gebeurt door verlaging van de stikstofdepositie in combinatie met herstelmaatregelen. Verwacht wordt dat deze aanpak begin 2014 van start kan gaan. De ambitie van de Landbouwagenda is dat er in 2014 een plan van aanpak en flankerend beleid klaar liggen voor de uitvoering van het PAS. In afwachting van de PAS vindt op dit moment vergunningverlening plaats op basis van de Natuurbeschermingswet. Dat betekent dat alleen vergunning verleend wordt aan bedrijven die uitbreiden wanneer hierdoor geen verhoging van de stikstofdepositie ontstaat. Dit kan door interne bedrijfsmaatregelen of door te salderen met bedrijven die stoppen. De situatie met betrekking tot de ontwikkeling van het PAS in aanmerking nemende is de beoordeling dat de uitvoering van dit onderdeel van de Landbouwagenda en van het Milieuprogramma op schema ligt.
Verminderen van de milieudruk van de agrarische sector door een toename van de biologische akkerbouw, tuinbouw en veeteelt.
Deze actie wordt uitgevoerd in het kader van de Landbouwagenda. De ambitie is om de biologische landbouw te versterken, de gangbare landbouw meer kennis te laten maken met de biologische landbouw en het aantal biologische landbouwbedrijven en het grondgebruik door deze bedrijven in Fryslân toe te laten nemen. Om dit te ondersteunen is het streven om van de provinciale middelen voor uitrol van kennis minimaal 12% in te zetten voor de biologische sector. In de periode 2011 en 2012 is er van de provinciale middelen voor projecten uitrol van kennis 23% ingezet voor biologische projecten. De biologische landbouw liftte daarnaast ook in meer of mindere mate mee met andere projecten van de Landbouwagenda. De doelstelling van 12% is dus ruimschoots gehaald. Het aantal biologische bedrijven in Fryslân blijft min of meer stabiel: in 2004, 2007 en 2011 telde Fryslân respectievelijk 128, 117 en 130 biologische bedrijven. De hoeveelheid grond in gebruik bij biologische bedrijven bedroeg in 2004, 2007 en 2011 respectievelijk 4.990, 5.550 en 5.750 ha. Hierbij is sprake van een groei van 15%. Die groei vond met name plaats in de jaren 2004 tot en met 2007. In de jaren na 2007 was er wel sprake van groei maar lag deze lager dan in de voorgaande periode. De beoordeling is dat daarmee de uitvoering van dit onderdeel van de Landbouwagenda en van het Milieuprogramma op schema ligt.
Beperking van het broeikaseffect door een toename van de productie en het gebruik van duurzame energie door agrarische bedrijven
Deze actie wordt uitgevoerd in het kader van de Landbouwagenda. De ambitie is om de productie en ook het gebruik van duurzame energie door de landbouw te verhogen. Voor het glastuinbouwontwikkelingsproject Waddenglas zijn de voorbereidingen getroffen voor duurzame energie. Hiervoor is er intensief gewerkt aan een plan voor gebruik van restwarmte van Omrin en een temperatuuropslagsysteem. Dit plan is echter niet geslaagd. Inmiddels werkt een van de bedrijven aan de realisatie van geothermie. Ook in Berlikum zijn de tuinders met geothermie bezig. Het initiatief voor een biogasleiding in Noordoost Fryslân stokt omdat deze alleen met een forse exploitatiesubsidie rendabel is. Verder zit mest-covergisting in moeilijk vaarwater, doordat de prijs van covergistingsmateriaal zodanig is gestegen dat het rendement onder druk staat. Daar staat tegenover dat er concrete kleinschalige initiatieven gerealiseerd zijn waarbij biogas en/of –warmte, geproduceerd op een agrarisch bedrijf, wordt afgezet bij derden: in Stiens wordt biogas uit mest geleverd aan een zwembad, in Tirns wordt geleverd aan het gasnet. De provincie ondersteunt op het gebied van biogas een drietal initiatieven: 1) Greenstep, een installatie die bij een mestvergister enzymen produceert waardoor de de biogasproductie stijgt, 2) Manure, een project gericht op mestscheiding en productie van biogas uit de dunne fractie en 3) Beddingmaster, gericht op winning van warmte uit de dikke fractie van de mest. Op het gebied van zonne-energie ondersteunde de provincie een initiatief van de Noardlike Fryske Wâlden voor collectieve inkoop van zonnepanelen voor onder andere agrarische bedrijven. De provincie is ook betrokken bij gelijksoortige initiatieven in Zuidwest Fryslân en op de Waddeneilanden. De provincie ondersteunt verder de voorlichting aan boeren op het gebied van zonnestroom. Bij de zonnestroomprojecten speelt de verwijdering van asbestdaken een rol, de kosten die hiermee gemoeid zijn weerhouden een deel van de boeren om zonnepanelen te plaatsen. Voor 2013 of 2014 komt er naar verwachting rijksgeld beschikbaar voor asbestverwijdering gekoppeld aan zonnepanelen. Tenslotte ondersteunde de provincie een aantal projecten gericht op energiebesparing. Ondanks het feit dat niet alle projecten slagen is de beoordeling gezien de grote inzet van de provincie dat dit onderdeel van de Landbouwagenda en van het Milieuprogramma op schema ligt.
Het in stand houden en duurzaam gebruiken van biodiversiteit door draagvlak te creëren bij, en handelingsperspectief te bieden aan burgers, bedrijven en overheden.
De provincie werkt op verschillende vlakken aan het draagvlak en aan handelingsperspectieven voor biodiversiteit. Voorbeeld is het Werkplan weidevogels, waarbij onder andere wordt ingezet op de agrarische sector, terreinbeheerders en gemeenten. Daarnaast voert de Friese Milieufederatie voor de provincie enkele campagnes uit die gericht zijn op verbetering van de bewustwording voor biodiversiteit, te weten: de Friese vogelspothappening Frysk Fûgelpaad, het project nieuwe natuur in de stad, het toegankelijk maken van de kolonie meervleermuizen in Tjerkwerd via webcams en de uitvoering van het project roofvogels in beeld. Jaarlijks ontvangt het IVN een provinciale bijdrage voor de uitvoering van Natuur en Milieu Educatie (NME) in Fryslân. Biodiversiteit en duurzaamheid zijn thema’s die daarin een belangrijke component zijn. Kernopgaven zijn: versterken van de NME centra, opleiding en kennisversterking voor vrijwilligers, lesprogramma’s voor het basis onderwijs en ondersteuning van voorlichting en educatie voor de Nationale Parken. De opdracht voor 2013 is het verder versterken en uitbouwen van het NME netwerk in Fryslân, waaronder betrokkenheid van de gemeenten. Het Milieuprogramma meet het resultaat van deze inspanningen met de Natuurwaarde (NW). Deze indicator berekent de natuurkwaliteit van een gebied aan de hand van de oppervlaktes aanwezige ecosystemen en de kwaliteit van die ecosystemen. Op nationaal niveau is de natuurwaarde 18%. In 2012 zijn de basisgegevens voor de berekening van de Friese NW verzameld en is opdracht gegeven aan Alterra voor de berekening van deze indicator voor de Friese biodiversiteit. De indicator omvat het areaal en de kwaliteit van de natuurtypen, de recente trend per natuurtype en de ontwikkeling van de populatie-omvang van soorten. De verwachting is dat het resultaat in maart 2013 gereed zal zijn. Gezien de brede inzet van de provincie op biodiversiteit is de beoordeling dat de uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma op schema ligt.
Broeikasgassen
Op innovatieve wijze invulling geven aan het terugdringen van de emissie van broeikasgassen.
De provincie ondersteunt een aanzienlijk aantal innovatieve projecten die bij opschaling een bijdrage kunnen leveren aan de terugdringing van de emissie van broeikasgassen. Voorbeelden van inhoudelijk innovatieve projecten zijn: de ontwikkeling van een geheel nieuwe opslag-, distributie- en gebruiksketen voor biogas en groengas, de ontwikkeling van hoogrendement, flexibele en beloopbare zonnepanelen en een bijbehorende hoogrendement converter voor vaar- en voertuigen, de ontwikkeling van nieuwe encapsulatietechnieken voor het lamineren van zonnecellen, het testen en doorontwikkelen van de warmwatermotor waarmee het mogelijk wordt om efficiënt elektriciteit uit warmte van een lagere temperatuur te halen, de ontwikkeling van een totaalconcept waarmee de waardevolle componenten die in mest zitten van elkaar worden gescheiden en biogas wordt geproduceerd, de demo voor alternatieve inzet van aardwarmte in een woning, de pilot waarbij biogas geproduceerd wordt uit rest- en afvalstoffen en het toepassen van bio-LNG als een hoogwaardige, duurzame en milieuvriendelijke transportbrandstof voor vrachtwagens. Voorbeelden van procesmatig innovatieve projecten zijn: de ontwikkeling van het energieneutrale werklandschap bij Oosterwolde, het onderzoek naar het energielandschap bij Heerenveen, het project slim wonen met energie dat zich richt op de ontwikkeling van energiebesparingsconcepten, de energy challenge op scholen waarbij deze scholen door leerlingen in wedstrijdvorm worden verduurzaamd, de grien deal waaronder 16 filialen van zorggroep Tellens worden verduurzaamd, de inzet op subsidiëring van de tuinders in Berlikum en Sexbierium bij de omschakeling naar duurzame energie, de acties die in samenwerking met het Netwerk Duurzame Dorpen worden uitgevoerd om burgers meer te betrekken bij de realisatie van de doelstelling om in Fryslân 50 Mw aan zonnestroom op te wekken, het onderzoek naar zonnepanelen op eigen gebouwen en de voorbereidingen om door middel van luchtfoto-interpretatie de ontwikkeling van zonne-energie te monitoren. Gezien de omvang van de inzet op innovatieve projecten is de beoordeling dat de uitvoering van het Milieuprogramma op dit punt op schema ligt.
Afval
Samen met gemeenten burgers en bedrijven inspireren en uitdagen om de hoeveelheid huishoudelijk afval in Fryslân in 2013 met 25% te verminderen.
Afvalbeheer is primair een taak van de gemeenten. Conform het Landelijk Afvalbeheer Plan hebben provincies een ondersteunende functie bij het bevorderen van afvalpreventie en scheiding van afvalstoffen. Met het Afval Actie Programma (AAP) heeft de provincie Fryslân actie ondernomen om hier samen met betrokken partijen via ketenoverleg inhoud aan te geven. Via het AAP werd in 2011 en 2012 locaal en industrieel ketenbeheer op gang gebracht, in eerste instantie met name gericht op voedsel-gerelateerd afval. Daarna volgden meer voorbeelden van deze ketenaanpak, onder andere op het gebied van textiel, PET, wit- en bruingoed en biomassa. De absolute hoeveelheid huishoudelijk afval bedroeg in 2009: 394.006 ton, in 2010: 401.355 ton en in 2011: 404.484 ton. Deze hoeveelheid neemt dus langzaam toe (3%). Het aantal inwoners van Fryslân is echter in deze periode met 6% nog sterker toegenomen. De hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner is dus langzaam afgenomen en bedroeg in 2009: 643 kg/inw, in 2010: 621 kg/inw en in 2011: 625 kg/inw. Het AAP zet in op de hele keten en niet alleen op de huishoudens. Om te volgen wat het effect is van de inspanningen wordt daarom gekeken naar de afname van het afval, afkomstig van huishoudens in Friesland, dat in de eindfase van de verwerking terecht komt (verbranden en storten). Hiermee komt het totale effect van maatregelen om afval te voorkomen, te hergebruiken en om het minder schadelijk of beter recyclebaar te maken, in beeld. In 2009 werd er 135.277 ton restafval uit huishoudelijk afval aangeboden aan de eindverwerking, overeenkomend met 221 kg per inwoner. In 2010 was dat 136.702 ton en 212 kg per inwoner en in 2011 was dat 135.042 ton en 210 kg per inwoner. Wanneer naar het restafval per inwoner wordt gekeken is de reductie dus 5%. Een van de belangrijke resultaten van het AAP is dat er samen met de Omrin een gemeenschappelijk platform voor huishoudelijke afvalstoffen is ontstaan. Een belangrijk inzicht dat daarbij is verworven is dat het beter is om het afvalprobleem aan te pakken in de bredere context van duurzaam grondstoffenbeheer. In dat kader is het ook beter om in te zetten op meer soorten afval dan op huishoudelijk afval alleen. Duurzaam met grondstoffen omgaan betekent dat de hoeveelheid overblijvend afval wordt geminimaliseerd terwijl er tegelijkertijd sprake is van economische optimalisatie. Het in kringloop brengen van grondstoffen is een belangrijk onderdeel van duurzame ontwikkeling en levert tevens een belangrijke bijdrage aan energiebesparing. Tijdens het (AAP) symposium “meer groei door minder afval” in november 2012 werd daarom met de ketenpartners besproken om samen verder te werken aan de Friese Grondstoffenagenda. Deze richt zich op de landbouw en agrosector, op de industrie en het MKB, op instellingen en op huishoudens. In de bredere context van de Friese Grondstoffenagenda wordt verder gewerkt aan de doelstelling van de Milieuprogramma op de hoeveelheid huishoudelijk afval in Fryslân te verminderen. Door de provincie is daartoe samen met de Omrin een intentie overeenkomst voor huishoudelijk afval en grondstoffenbeheer opgesteld. Er worden dus duidelijke resultaten geboekt, hoewel in strikte zin de tussendoelen van het Milieuprogramma niet worden gehaald.
Geur
Beperken van geurgehinderden.
De provincie heeft ten behoeve van de vergunningverlening beleidsregels opgesteld waarin wordt vastgelegd op welke wijze het acceptabele niveau van geurhinder door bedrijven wordt bepaald. Deze beleidsregels zullen naar verwachting in 2013 door gedeputeerde staten worden vastgesteld en gaan daarna gelden voor de bedrijven die onder het provinciaal bevoegd gezag vallen. Daarna zal het mogelijk zijn te inventariseren hoe het staat met de geuremissies van provinciale bedrijven in relatie tot deze normen. Overigens moet in aanmerking worden genomen dat de provincie niet kan sturen in de geurhinder die wordt veroorzaakt door bedrijven die onder het gemeentelijk bevoegd gezag vallen. Het Milieuprogramma stelt zich ten doel om het aantal geurgehinderen in Fryslân terug te brengen naar 25% van de bevolking in 2014. Via de GGD gezondheidsenquête wordt periodiek het percentage geurgehinderden in Fryslân gemeten. In 1998 had 39% van de inwoners van Fryslân last van geurhinder of ernstige geurhinder. Ook in 2006 lag de geurhinder op dat niveau. Uit de GGD meetronde van 2010 is het percentage geurgehinderden (geurhinder plus ernstige geurhinder uit alle bronnen) niet op te maken. Aangenomen wordt dat dit eveneens rond de 39% lag. In 2012 is er door de GGD Fryslân een nieuwe meetronde uitgevoerd, het is nog niet duidelijk of en wanneer de resultaten van deze meetronde beschikbaar komen. Over de situatie in 2012 bestaat derhalve geen duidelijkheid. Wanneer in de periode van 2010 tot en met 2014 het percentage geurgehinderden terug zou moeten lopen van 39% naar 25% kan worden berekend dat in 2012 het percentage geurgehinderden 32% zou moeten zijn. Gezien de trend van 1998 tot en met 2006 lijkt het zeer onwaarschijnlijk dat deze afname is bereikt. Gezien het ontbreken van goede meetgegevens is hierover echter geen zekerheid.
Licht
Provinciale wegen worden niet verlicht tenzij de verkeers- of sociale veiligheid daar aanleiding toe geeft.
In 2011 is het Uitvoeringsprogramma Openbare Verlichting vastgesteld. In het uitvoeringsprogramma is aangegeven dat van de 5.869 openbare lichtpunten langs provinciale wegen er 749 zullen vervallen. De overige lichtpunten worden via de onderhoudsprogramma’s vervangen door energiezuinige verlichting. De voorbereidingen voor de uitvoering hebben inmiddels plaatsgevonden. Begin 2013 vindt de eerste aanbesteding plaats waarna de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. De planning is om de werkzaamheden in 2014 af te ronden. Daarmee ligt de uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma op schema.
Het niveau van donkerte blijft in Fryslân minimaal gelijk. We inventariseren daarnaast mogelijkheden om (lokale) lichthinder en lichtvervuiling te verminderen en benutten deze mogelijkheden in de planperiode.
In 2011 is de Friese hemelhelderheidkaart gereed gekomen. Op basis van metingen is op deze kaart in beeld gebracht wat de situatie is met betrekking tot donkerte in Fryslân. De kaart geeft gedetailleerd en provinciedekkend aan waar lichtuitstraling plaatsvindt en hoe groot deze uitstraling is. Circa 3% van het areaal van Fryslân is nog echt donker, deze plekken zijn voornamelijk te vinden op de waddeneilanden. Circa 0,5% van het areaal van Fryslân is zeer licht. De plekken met de grootste lichtuitstraling zijn Leeuwarden, Drachten en Heerenveen. Het Milieuprogramma geeft aan dat het niveau van donkerte in Fryslân tot 2014 minimaal gelijk moet blijven en geeft daartoe een norm voor de hemelhelderheid. In totaal 87% van het oppervlak van Fryslân voldoet aan deze norm. Gebieden die nu nog donker zijn kunnen echter veel lichter worden zonder dat de waarde van 87% wordt overschreden. Het hanteren van deze doelstelling van het Milieuprogramma kan daardoor leiden tot “opvulling van de norm”. De doelstelling dekt dus niet de ambitie van het Milieuprogramma. De provincie werkt met een aantal maatregelen aan het beperken van de lichtuitstraling. De aanpak van de openbare verlichting via het “Uitvoeringsprogramma Openbare Verlichting” is in het voorgaande onderdeel van het punt ‘Licht’ uiteengezet. De activiteiten gericht op de beperking van de lichtuitstraling van ligboxenstallen zijn onder het punt ‘Landbouw’ uiteengezet. Verder werkt de provincie bij de grote infrastructurele projecten, zoals de Haak om Leeuwarden en de Centrale As, innovatieve ideeën voor de beperking van de lichtuitstraling uit en realiseert deze ideeën waar mogelijk. Tenslotte ondersteunt de provincie de jaarlijkse ontwerpwedstrijd ‘Light Challenge’. Hierin werken studenten in multidisciplinaire teams aan nieuwe duurzame lichtconcepten voor woonstraten. De provincie gaat in 2013 inventariseren wat er inmiddels gebeurt op het gebied van donkertebescherming en onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de lichtuitstraling verder aan te pakken. Gezien de brede inzet van de provincie op dit onderwerp is de beoordeling dat de uitvoering van dit onderdeel van het Milieuprogramma op schema ligt.
Synthetische verbindingen
Uitvoeren van een pilotproject gericht op het verbouwen van biologische alternatieven voor synthetische verbindingen als grondstof voor verpakkingen (cradle to cradle).
Bij de inzet van de provincie op een biobased economy komen onder andere biologische alternatieven voor synthetische producten aan de orde. Er is een marktverkenning uitgevoerd die een roadmap biobased economy heeft opgeleverd. Hierin komen mogelijkheden aan de orde voor de toepassing van organisch materiaal uit de landbouw voor de productie van bioplastics. Tevens zijn er mogelijkheden voor toepassing van gras voor de productie van papier en karton. In beide gevallen is er sprake van biologische alternatieven voor verpakkingsmateriaal. Dit levert voordelen op met het oog op een duurzaam grondstoffenbeheer en tevens in de vorm van een hogere toegevoegde waarde voor landbouwproducten. Een volgende stap is het zoeken naar pilots waarmee deze biologische alternatieven voor synthetische verbindingen op de kaart kunnen worden gezet. Er is nog geen concreet pilotproject geformuleerd. De conclusie is dat dit onderdeel van het Milieuprogramma is opgepakt maar dat de uitvoering achter loopt op schema.
Zeldzame aardmetalen
In kaart brengen van de problematiek van zeldzame aardmetalen zoals iridium en neodymium en uitvoeren van een pilotproject gericht op het beperken van de toepassing van nieuw gewonnen, zeldzame aardmetalen.
In 2012 is een project gestart dat is gericht op het in beeld brengen van de situatie rond zeldzame aardmetalen in Fryslân. Dit project onderzoekt in welke producten deze metalen voorkomen en om welke hoeveelheden het daarbij gaat. Vervolgens worden de productstromen in kaart gebracht en wordt onderzocht langs welke kanalen en in welke hoeveelheden deze metalen in het hergebruikcircuit, c.q. het afvalcircuit terecht komen. Tegelijkertijd wordt geïnventariseerd welke partijen een rol spelen met betrekking tot de zware aardmetalen. Wanneer deze situatie in kaart is gebracht wordt in overleg met betrokken partijen de meest optimale vorm voor de provinciale inzet gekozen. Hierbij wordt rekening gehouden met het tempo waarmee de marktwerking het probleem uiteindelijk zal reduceren of oplossen. De gekozen inzet wordt in samenwerking met de betrokken partijen in de vorm van een pilotproject gerealiseerd. Het resultaat van het inventariserend onderzoek zal naar verwachting in april 2013 beschikbaar zijn, waarna medio 2013 met de pilot kan worden gestart. Daarmee loopt deze actie van het Milieuprogramma iets achter op de planning.
Metalen
Samenwerking op gang brengen en houden met afvalbranche en metaalverwerkende bedrijven, c.q. branches), gericht op 100% hergebruik van metalen.
In het kader van de ontwikkeling van het Afval Actie Programma wordt onder meer aandacht besteed aan de scheiding en het hergebruik van metalen. Het gaat hier echter om een klein aandeel, huishoudelijk afval levert slechts 2% van het totaal aan metaalafval. Het initiatief voor de Friese Grondstoffenagenda maakt het mogelijk om dit onderwerp integraal aan te pakken door specifiek voor metalen een ketenoverleg te starten. Via dit ketenoverleg kunnen met de partners afspraken worden gemaakt over inzameling, hergebruik en waar mogelijk efficiëntere recycling van metalen en kunnen deze afspraken worden gerealiseerd. De intentie is daarom om metalen op te nemen als een van de modulen binnen het duurzaam grondstoffenbeheer. De planning van het Milieuprogramma was om in 2011 de situatie met betrekking tot metaalafval en hergebruik van metaal in beeld te brengen en om in 2012 met de branche afspraken te maken over hergebruik. Ten opzichte van deze planning loopt dit onderdeel van de uitvoering van het Milieuprogramma achter op schema, maar worden metalen indien mogelijk in 2013 opgenomen in de Grondstoffenagenda.
Uitvoeringsspoor 3: Bouwen aan een duurzame samenleving Thema
Te realiseren
Beschrijving situatie 2012
Onttrekkingen: water, zand, grind en klei, fossiele energiedragers, zeldzame aardmetalen, mineralen, vitale bodem, biodiversiteit..
Een uitwisseling van kennis en ervaringen ten aanzien van duurzaam ondernemen door lerende netwerken van bedrijven en instellingen binnen zeven branches, te weten: landbouw, zorg, recreatie, metaal en elektro, bouwnijverheid, transport en openbaar bestuur.
Uitwisseling van kennis en ervaring over duurzaamheid in lerende netwerken gebeurt op grote schaal in Fryslân. Uit een onderzoek dat in opdracht van de provincie in 2012 is uitgevoerd zijn 35 operationele lerende netwerken naar voren gekomen. Lerende duurzaamheidsnetwerken zijn er op het gebied van afvalreductie, hergebruik, grondstoffen, duurzaamheidskennis, kennisuitwisseling, fair trade, locale veerkracht, klimaat, natuur en milieu, duurzame energie, duurzame mobiliteit, duurzaam ondernemen, duurzame samenleving, locale energiecoöperaties, duurzame productie, millenniumdoelen, duurzame innovatie, cradle to cradle, duurzaam bouwen, schone technologie, biobased economy, duurzame landbouw, duurzaamheidseducatie en duurzaamheid in de zorg. Enkele van deze netwerken zijn ontstaan op initiatief van de provincie. Veruit de meeste lerende netwerken echter zijn ontstaan zonder inbreng van de provincie. Grofweg kunnen de netwerken ingedeeld worden in bedrijfsnetwerken, kennisnetwerken en inspiratienetwerken. Voor alle netwerken geldt dat ze gemakkelijk ontstaan, ook zonder bemoeienis van de provincie. Inspiratienetwerken kennen meestal een enthousiast begin maar zijn geen lang leven beschoren. Bedrijfs- en kennisnetwerken opereren over het algemeen meer bedrijfsmatig en blijven langer operationeel. De provincie wil stimulerend en ondersteunend optreden en actief werken aan sturingsfilosofieën die duurzaamheid centraal stellen. Het Milieuprogramma is daartoe gericht op het stimuleren van het opzetten van netwerken in een aantal branches. Met de resultaten van het genoemde onderzoek zal in 2013 een afwegingskader ontwikkeld worden waarmee de provincie kan bepalen of en zo ja welke lerende netwerken in de toekomst ondersteund moeten worden. Gezien de grote mate waarin uitwisseling van kennis en ervaring over duurzaamheid in Fryslân reeds plaatsvindt is de beoordeling dat de ambitie van het Milieuprogramma in elk geval wordt gehaald en dat daarmee de uitvoering van het Milieuprogramma op dit onderdeel op schema ligt.
Toevoegingen: broeikasgassen, meststoffen, verzuring, afval, geur, licht , synthetische verbindingen, metalen.
Uit het onderzoek naar lerende netwerken in Fryslân dat in 2012 is uitgevoerd blijkt dat er in elk van de genoemde 7 branches sprake is van een levendige activiteit op het gebied van deze netwerken. De inschatting is dat er geen beperkingen liggen voor bedrijven om aan deze netwerken deel te nemen, in elk geval liggen er geen barrières. Aan de ambitie van het Milieuprogramma is daarmee voldaan. Op basis van het genoemde onderzoek is een negental netwerken geselecteerd voor nader onderzoek. Dit onderzoek zal zich met name richten op het determineren van de faal- en succesfactoren voor deze netwerken en op het bepalen van de meest effectieve rol van de overheid om de netwerken tot een succes te maken. Het doel is om de resultaten van dit onderzoek begin 2013 beschikbaar te hebben. Een bijdrage leveren aan een verandering van kennis, houding en gedrag ten aanzien van duurzaamheid bij Friese burgers.
Op vele vlakken zet de provincie in samenwerking met andere organisaties in op het vergroten van het duurzaamheidsbewustzijn bij burgers. Voorbeelden zijn de campagnes Afval Awareness, de Nacht van de nacht, Duurzame scholen in bedrijf, Duurzaam Fryslân 2040, de campagnes rondom de Friese ecologische voetafdruk, waaronder Ik hou van Fryslân, de Monitor Friese Voetafdruk, Fair Fibers, Jongerenpanel Duurzaam Fryslân en Oars Ite met aandacht voor streekproducten, voedselverspilling en het verminderen van de vleesconsumptie. Verder zijn er de activiteiten van de diverse locale milieugroepen, het Event Groen in de WTC expo in Leeuwarden in februari 2012, de Slim campagne over energiezuinig wonen, de Frisian solar challenge met zonneboten langs de elfstedenroute, het voor het voetlicht brengen van goede duurzaamheidsvoorbeelden van gemeenten, bedrijven en particulieren via diverse media en de Energieveiling Groene Energie. Het Milieuprogramma hanteert de ecologische voetafdruk van de Friese burger als indicator voor de bewustwording. In opdracht van de provincie meet de Friese Milieufederatie sinds 2009 jaarlijks de gemiddelde ecologische voetafdruk van de Friese burger. In 2009 was deze 4,41 hectare, in 2010 was er een afname tot 4,19 hectare en in 2011 een verdere afname tot 4,06 hectare. In 2012 kwam de voetafdruk uit op op de iets hogere waarde van 4.16 hectare. De afname tussen 2009 en 2011 was met name toe te schrijven aan de toenemende aandacht voor duurzaam consumeren en daarnaast de economische terugval. Door de lichte toename in 2012 ten opzichte van 2011 lijkt het erop dat de afname inmiddels tot staan is gekomen. Vleesconsumptie levert de grootste bijdrage aan de voetafdruk gevolgd door autokilometers. De Friese voetafdruk neemt af maar niet zo snel als in het Milieuprogramma is gepland. Daarmee ligt de realisatie van deze ambitie van het Milieuprogramma iets achter op schema. Gezien de grote inzet op het duurzaamheidsbewustzijn is de conclusie is dat dit vooral te maken heeft met de scherpte van de doelen van het Milieuprogramma.