Jaarverslag van het Fries Scheepvaart Museum 2013 Inleiding 2013 was een feestelijk jaar, niet alleen omdat het museum het 75 jarig bestaan vierde, maar ook omdat het bezoekersaantal na het topjaar 2012 goed op niveau bleef. De piek van 2012 was geen incident, maar bestendigde zich in 2013. Het gonsde van de activiteiten in 2013: mooie tentoonstellingen, veel groepsontvangsten en schoolbezoeken en prachtige aanwinsten. Personeel In de personele sfeer waren er geen structurele wijzigingen. Op 31 december 2013 was de personeelsbezetting als volgt: Bettie Boersma-Dijkstra (balie en administratief werk) Freerk Bokma (conciërge, onderhoudswerk, expositiebouw, collectiebehoud) Alet Doornbos (balie en administratief werk) Grytsje Feitsma (organisatie van groepsontvangsten en coördinatie van vrijwilligerswerk, PR) Jelle Koenen (collectieregistratie en samenstellen van tentoonstellingen) Joke Leeverink-Boorsma (huishoudelijk werk en balie) Thea van Niejenhuis (balie en administratief werk) Anke Roorda (educatie) Meindert Seffinga (directie) Aaltje Sprik-Dijkstra (balie, financiële administratie en museumwinkel) Jeannette Tigchelaar (collectie- en bibliotheekregistratie en onderzoeksbegeleiding) Merijn van Veen (educatie) Nynke Wiersma-Hansma (huishoudelijk werk) Drie collega’s vierden een ambtsjubileum: Aaltje Sprik en ondergetekende waren 25 jaar in dienst en met Bettie Boersma werd gevierd dat zij 25 jaar ambtenaar was. Tijdens de zomerperiode was Sona Grigorian werkzaam in ons museum als stagiaire van het Friesland College. Vrijwilligers In het najaar vierden we het 75-jarig bestaan van het museum met de vrijwilligers. Dat er voor hen een speciale feestavond werd georganiseerd is niet voor niets. Zonder vrijwilligers zou ons museum niet goed kunnen functioneren. Ruim 140 vrijwilligers zijn actief in ons museum. Zo zijn er tijdens weekenden maar liefst 63 vrijwilligers behulpzaam als suppoost. Te veel om op te noemen. In vorige jaarverslagen werden sommigen wel genoemd en anderen niet. De ene taak valt meer op dan de andere. Bovendien zijn er ook tal van vrijwilligers met meerdere taken. Daarom noemen we in dit verslag geen namen meer, maar wel het werk dat ze doen. En of de taken nu groot of klein zijn, alles tezamen is het werk, waardoor de kwaliteit van het museum aanzienlijk toeneemt. Administratie Aaltje Sprik voerde de financiële administratie. Dat deed zij zo nauwgezet, dat het in 2013 voor het eerst mogelijk was zelf de jaarrekening samen te stellen. Voorheen gebeurde dat door een accountant. Voor advies en voor de controle van de jaarrekening werd uiteraard wel een accountant ingeschakeld. Tijdens hun baliedienst verrichtten Bettie Boersma, Alet Doornbos, Joke Leeverink en Thea van Niejenhuis ook administratieve werkzaamheden. Dat varieert van het maken van roosters en indexen, tot het boeken van groepen en de ledenadministratie. Gebouwen Het kleine onderhoud werd verricht door Freerk Bokma. Twee jaar na de verbouwing werden de eerste sleetse plekken al weer waargenomen. Door de boel goed bij te houden, voorkomen we kosten op de langere termijn. Ook de installaties (alarmcentrales, klimaat, liften et cetera) werden
door Freerk Bokma gecontroleerd. De gebouwen werden schoongehouden door Nynke Wiersma en Joke Leeverink. De vrijwilligers die de museumtuinen onderhouden, kregen in 2013 professionele steun. Hovenier Tjeerd Hingst en zijn mannen zorgden er voor dat de betontegels in de tuin werden vervangen door klinkers en ook de beplanting werd aangepakt. Na de verbouwing verdienden ook de tuinen een opknapbeurt. Het resultaat is prachtig. Aan het eind van het jaar hadden de tuindames al weer zin in het voorjaar. De bloemen en planten in de museumgebouwen werden verzorgd door twee andere vrijwilligers. Ze geven letterlijk leven aan de museumzalen en ontvangstruimtes. De buitenkant van de gebouwen werd geïnspecteerd door de Monumentenwacht. Zij komen op plekken waar personeel en vrijwilligers, vanwege de veiligheid niet kunnen komen. MonumentenAdvies zal in opdracht van de Vereniging Fries Scheepvaart Museum, die eigenaar is van de panden, een meerjarig onderhoudsplan maken en bovendien adviseren over hoe voor het onderhoudswerk subsidies kunnen worden verkregen. In mei 2013 hebben de Staten van Friesland een subsidie beschikbaar gesteld voor de bouw en het onderhoud van een depotgebouw voor de vier provinciale musea en Tresoar. Het depot zal volgens Deens voorbeeld worden gebouwd. Dat wil zeggen dat het gebouw dikke betonnen vloeren en muren krijgt, waardoor het binnenklimaat redelijk constant is. Er is in zo´n gebouw veel minder klimaatapparatuur nodig dan in een klassiek museumgebouw. In de exploitatie van het depot scheelt dat enorm in de kosten van energie en machin-onderhoud. Op 30 september ontving het museum uit handen van Otwin van Dijk, lid van de Tweede Kamer, de toegankelijkheidsaward van de gemeente Súdwest-Fryslân. Bij de renovatie van het museum in 2011 is in samenspraak met de gemeentelijke Commissie Integratie Gehandicaptenbeleid goed gelet op de voorzieningen voor gehandicapten. Het gaat dan niet alleen om liften en hellingbanen, maar ook om ringleidingen en duidelijke markeringen voor slechtzienden. Wanneer de gemeente zelf meewerkt aan het verbeteren van de helling in het trottoir voor de ingang van het museum, zal de toegankelijkheid nog beter worden. Beheer en behoud Jelle Koenen registreerde de nieuwe aanwinsten in de collectiedatabase. Ook andere mutaties worden door hem bijgehouden, zoals bijvoorbeeld de inkomende en uitgaande bruiklenen, die al dan niet tijdelijk zijn. Nieuwe aanwinsten worden gefotografeerd door Freerk Bokma. Vrijwilligers waren actief bij het maken van bijschriften, het onderhoud aan de scheepsmodellen, het maken van passepartouts voor het prentenkabinet en het controleren van de standplaats van de voorwerpen. Website Onze website bleef populair in 2013. Vooral de database met voorwerpen, foto’s, archieven en boeken trok veel belangstelling. Het uiterlijk van de website droeg nog niet de kenmerken van de nieuwe huisstijl. Daarom is in 2013 besloten de website niet alleen een ander uiterlijk te geven, maar daar ook nieuwe internettechnieken in te bouwen. Jeannette Tigchelaar coördineerde deze grootschalige update van de website. Ze deed dit in samenwerking met de ontwerper van de huisstijl en met de bouwer van de website. De huisstijl, in 2011 ontworpen door Ernst Bernson, was in 2013 een van de zes genomineerden voor de Vredeman de Vries ontwerpprijs van de provincie Fryslân. Nynke Rixt Jukema won de prijs, maar de nominatie was al bijzonder eervol. De jury roemde de tijdloze letter en de goed doordachte vormentaal. Marketing en PR Net als vorig jaar is in 2013 minder uitgegeven aan advertenties. Voor ons museum geldt dat mondtot-mond reclame het beste werkt. Advertenties vallen pas op als ze groot zijn en wanneer ze door herhaling herkenning oproepen. Daar zijn andere budgetten voor nodig, dan wat in ons museum beschikbaar is. In samenwerking met andere musea en instellingen lukt het wel. Bijvoorbeeld in de museumgids of in het programma “Proef de cultuur” van Beleef Friesland. Voor het bekendmaken
van de activiteiten in het museum werkt Free Publicity nog het best. Via persberichten weten we daar goed gebruik van te maken. Radio, TV, kranten, tijdschriften en de digitale media besteedden veel aandacht aan ons museum. Een van de afleveringen van het historische spelprogramma “NoDoe” van Omrop Fryslân speelde zich af in ons museum. De intensieve opnamedag leverde een spannend en spectaculair programma op. Landelijke TV-aandacht was er in het KRO-programma “Brieven boven water”. In ons museum gaven we uitleg over de Molkwerumer galjootschipper Tjebbe Rinkes. Eind december werd door Stenden University een tweedaags congres georganiseerd voor de zestien musea in de gemeente Súdwest-Fryslân. Culturele en toeristische ondernemers leerden ons dat samenwerking loont, vooral als het er om gaat bekendheid te genereren. Veel culturele instellingen zijn te klein om een echt doordacht marketingbeleid te ontwikkelen. Maar samen lukt het wel, zo leerden voorbeelden uit het hele land ons. Geïnspireerd zullen we de komende jaren op zoek gaan naar hoe wij de marketing van de zestien musea beter gestalte kunnen geven. De inzet van een professionele aanjager en coördinator is daarbij onontbeerlijk. Lezingen, ontvangsten en andere activiteiten De vereniging Fries Scheepvaart Museum organiseerde een vijftal lezingen. Ook andere partijen organiseerden lezingen of seminars in onze gehoorzaal. Tijdens de Rabobank Museumdag trad het Harlinger shantykoor De Skúmkoppen op. Hun collega’s uit Sneek, het folkkoor Rolling Home, verhoogde op 27 oktober de feestvreugde tijdens de viering van het 75-jarig jubileum. Op die dag was het museum geopend voor 75 cent. Er was die dag ook een presentatie over de werkzaamheden van onze vrijwilligers. Voor hen werd het jubileum gevierd op 13 december. In Lemmer hield ik een lezing over de binnenvaart tijdens de jaarvergadering van de Lemster Skûtsjekommisje. Samenwerking Voor of namens het museum maakte ik deel uit van een aantal besturen en werkgroepen: - Stichting de Grote Zuidwesthoek - Stichting Oud Sneek - Jury voor de Kleine Bouwprijs Sneek van het Siebold Hartkampfonds - Stichting Kolleksjesintrum Fryslân - Malusoverleg (vier provinciale musea) - Directeurenoverleg Súdwest Fryslân - Stichting Töintsje Leech te Workum - Stichting Samenwerking Musea Zuidwest Friesland (secretaris) - Bestuur Koninklijk Fries Genootschap - Stichting Duurzaam Vervoer Sneek (elektrische shuttlebussen) - Adviescommissie Historische Schepen van de Gemeente SWF - Stichting Interieurs in Friesland Anke Roorda participeerde in verschillende educatieve samenwerkingsverbanden van musea en andere culturele instellingen. - Fries Educatief Platform - Lid Cultuurnetwerk Akte 2 - Lid werkgroep Kultuer Edukaasje mei Kwaliteit - Werkgroep Kunst- & Cultuurdagen in Sneek - Stichting Klompkesilen Uit bovenstaande lijst blijkt wel dat het museum participeert in tal van museale en culturele netwerken. Samenwerking levert een beter museaal product op. Dat geldt op provinciale schaal bijvoorbeeld voor de inspanningen voor een gezamenlijk depot. Op gemeentelijk niveau is de samenwerking met de andere vijftien musea de laatste jaren aanzienlijk geïntensiveerd. We weten goed wat we aan elkaar hebben en hoe we gebruik kunnen maken van elkaars kennis en
vaardigheden. Zo werkte Anke Roorda aan de totstandkoming van een educatief programma voor het Jopie Huismanmuseum in Workum. Met merkendeskundige Rik Riezebos werd gesproken over de positionering van de gemeente Súdwest-Fryslân. Met de gemeente Leeuwarden werd overlegd over de rol van digitaal erfgoed in het kader van Europese Culturele Hoofdstad 2018. Bij tal van feestelijkheden en andere bijeenkomsten heb ik het museum vertegenwoordigd. Een paar voorbeelden: overhandiging aan het museum van het laatste brugwachtersklompje van de gemeente door wethouder Maarten Offinga (27 april), opening Fries Museum (13 september), oratie prof. dr. Johan de Haan (hoogleraar kunstgeschiedenis leerstoel Ottema-Kingma Stichting), ontvangst oudwerknemers van de Wereldbank en IMF. Op 12 oktober viel mij de eer te beurt in Appingedam een tentoonstelling over Groninger zilver te mogen openen. Tentoonstellingen Vier tentoonstelling werden er georganiseerd. - Lemmer Amsterdam (15 december 2012 – 31 maart 2013) - De koude zeilreizen van Eerde Beulakker (13 april – 15 juli 2013) - Omdat we de wind voor niks hebben (10 augustus – 27 oktober 2013) - Wetter II (9 november 2013 – 2 februari 2014) De expositie Lemmer-Amsterdam ging over het personenvervoer tussen Lemmer en Amsterdam. Zeilende beurtmannen voeren af en aan op deze route. Later namen beroemde schepen als de Jan Nieveen de route over. Voor de tentoonstelling over de zeezeiler en auteur Eerde Beulakker mochten we putten uit zijn rijke fotoarchief. Op 15 mei is Eerde Beulakker overleden, na een ziekte die niet te genezen was. De opening kon hij nog meemaken en werd door hem beleefd als een mooi slotakkoord. Na zijn dood kreeg de expositie een speciale lading. Talloze liefhebbers van de reisverhalen van Beulakker bekeken met enige weemoed de foto’s en schreven hartverwarmende opmerkingen in het gastenboek. De tentoonstelling die werd georganiseerd ter gelegenheid van de veertigste Strontrace trok veel belangstelling. De wedstrijd voor zeilende vrachtvaarders werd in 1973 voor het eerst georganiseerd door Reid de Jong uit Workum. Hij wilde tijdens de oliecrisis aantonen dat de wind een prima alternatief is voor fossiele brandstoffen. Dit ideaal heeft hij nog steeds en komt bijvoorbeeld tot uiting in de Tres Hombres, een schoenerbrik die zeilend vracht vervoert over zee. Maar ook moderne schepen worden soms uitgerust met zeilen, zoals bijvoorbeeld de Ecoliner. Zo werden in de expositie heden en verleden met elkaar verbonden. De in 2012 gehouden tentoonstelling met werken van Abe Gerlsma, die was georganiseerd met Anita van Os van galerie De Roos van Tudor, smaakte naar meer. De hernieuwde samenwerking leverde in 2013 een mooie expositie op rondom het thema water, vandaar de titel “Wetter II”. Er waren werken te zien van kunstenaars als Willem van Althuis, Gerrit Benner, Jan Rood, Robert Zandvliet en Sjoerd de Vries. Jelle Koenen stelde de exposities samen. Hij deed het onderzoek en zocht de bijpassende voorwerpen bijeen uit de eigen collectie en uit de collecties van andere musea en particulieren. Freerk Bokma was actief bij de inrichting van de tentoonstellingen. Panelen, sokkels en vitrines werden door hem vervaardigd. Educatie Van het Kindermuseum werd in 2013 weer volop gebruik gemaakt. In het kader van het cultuurmenu van de gemeente Súdwest-Fryslân werd in het voorjaar een nieuw programma “Een jas vol verrassingen” ontwikkeld. Gehuld in bijzondere jassen, waarin allerlei voorwerpen verstopt waren, namen twee museumdocenten de kinderen mee door het museum. Achtendertig schoolklassen volgden dit programma. In het najaar sloot het programma “Niet chillen maar drillen” aan bij het thema van de Kinderboekenweek. In het leslokaal was een echte boot nagebouwd, compleet met stuurwiel en een scheepswant, waar in geklommen kon worden. Maar liefst 53 schoolgroepen hebben dit programma gevolgd. Zoveel scholen kunnen alleen ontvangen worden dankzij de
geweldige inzet van de acht vrijwilligers van het E-team. Ook in de schoolvakanties waren er tal van activiteiten. Zo was in de kerstvakantie de museumvijver bewoond door een draak en was er ook elders in het museum allerlei gespuis te vinden. Traditiegetrouw is de voorjaarsvakantie het jaarlijks hoogtepunt van de vakantieactiviteiten. Ruim 1600 kinderen en hun ouders of grootouders beleefden het programma “Scheepsmaat aan boord” waarbij kinderen leerden hoe ze op zee kunnen navigeren en hoe je vracht moet laden. Er kon zelfs een kanon worden afgevuurd. Dankzij de hulp van bijna 30 vrijwilligers kon het allemaal in goede banen worden geleid. De educatieve programma’s werden ontwikkeld door Anke Roorda en Merijn van Veen. Vrijwilligers waren behulpzaam bij de ontwikkeling en bij het begeleiden van de programma’s. Met veel fantasie en creativiteit maakte Freerk Bokma de decors en rekwisieten die werden gebruikt in het leslokaal en tijdens de activiteiten in de schoolvakanties. Groepsbezoeken Ook het aantal groepen dat een bezoek aan het museum bracht was in 2013 groot. De grootte van de groepen is zeer wisselend. Het varieert van 8 tot 130 mensen. In totaal zijn er 161 groepen geboekt. Daarvan maakten 95 groepen gebruik van de cateringfaciliteiten en 91 groepen kregen een rondleiding. De caterdames verzorgden de koffie en de thee en onze vrijwillige gidsen leidden de groepen rond in het museum. Buiten het museum waren onze stadsgidsen actief. Maar liefst 118 groepen maakten gebruik van deze faciliteit. Joke Leeverink en Grytsje Feitsma organiseerden de groepsbezoeken. Bij ziekte of tijdens grote drukte kregen ze daarbij hulp van baliemedewerkers. Het vergt nogal wat inspanning om alles zoveel mogelijk af te stemmen op de wensen van de groepen. Dat hen dat iedere keer weer lukt, verdient een groot compliment. Dat geldt ook voor de vele vrijwilligers die als cateraar, rondleider of stadsgids op flexibele wijze inzetbaar zijn. Ze zijn uitstekende gastheren en –vrouwen van het museum én van de stad. Winkel en café Bezoekers die niet in groepsverband het museum bezochten, konden een kop koffie of thee nuttigen in het museumcafé. Aan de stamtafel bij de tegelschouw was het vaak gezellig. Ook de museumwinkel trok veel belangstelling. Op basis van de ervaringen van 2012 werd steeds duidelijker welke artikelen goed verkopen. Dat gold ook voor het boekenaanbod. Aaltje Sprik droeg zorg voor de voorraden. De winkelcommissie, bestaande uit enkele personeels- en bestuursleden, was actief bij de inrichting en de assortimentskeuze. Ze kregen daarbij hulp van Janneke Vellinga uit Terherne. Publicaties en onderzoek In 2012 en 2013 zijn twee multimediale presentaties gemaakt. Het bleek dat in sommige zalen hulp nodig was bij het vertellen van het historische verhaal. In de afdeling scheepsbouw is het aan de hand van voorwerpen lastig uit te leggen hoe boegen worden gebrand of hoe ijzeren schepen vroeger werden geklonken. Korte filmpjes en interactieve afbeeldingen kunnen hier een duidelijk antwoord op geven. In de afdeling scheepssier hadden bezoekers moeite om te bepalen waar de ornamenten op een schip te vinden zijn. Ook hiervoor is een programma op een touchscreen ontwikkeld. Met duidelijke voorbeelden wordt antwoord gegeven op de vraag: “wat zit waar”. Beide programma’s konden worden gemaakt dankzij een subsidie van de Stichting de Grote Zuidwesthoek. Ten behoeve van de registratie van voorwerpen, foto’s en archieven verrichtten Jelle Koenen en Jeannette Tigchelaar historisch onderzoek. Ook ging er – uiteraard - onderzoek vooraf aan het samenstellen van tijdelijke tentoonstellingen. Lezingen werden gehouden in Lemmer en Sneek. Bij contactavonden werden nieuwe aanwinsten besproken. Redactiewerk werd gedaan voor het historisch tijdschrift Fryslân en voor het Jaarboek van ons museum.
Informatieverstrekking Onderzoekers wisten ook in 2013 de weg naar onze bibliotheek weer goed te vinden. Jeannette Tigchelaar ontving 265 mensen die onderzoek deden in de vele boeken, tijdschriften, archieven en documentatiemappen die ons museum rijk is. Veel vaker komen vragen binnen via Email. Maar liefst 650 mails met inhoudelijke vragen werden beantwoord. De aard van de vragen was heel divers. Soms kon een antwoord snel gevonden worden in één van de databases, die in de loop van vele jaren zijn samengesteld door vrijwilligers. Dan hoefde de gang naar het archiefdepot niet eens gemaakt te worden. Maar soms werden er ook vragen gesteld, waarvan de beantwoording meer tijd kostte. Vragen om beeldmateriaal werden ook door Jeannette Tigchelaar behandeld. We leveren niet klakkeloos, maar proberen eerst zoveel mogelijk de situatie rondom beeldrecht in kaart te krijgen. Bibliotheek De bibliotheek werd uitgebreid met 214 boeken. Naast aankoop vond verwerving plaats door schenkingen van: Boomsma Shipping (Sneek), A. Bruin (Folsgare), R. Couwenhoven (Zaandam), A,. Flonk (Terschelling-West), Forte Uitgevers (Baarn), Fries Museum (Leeuwarden), A. Hemmes (Ysbrechtum), D. Huizinga (Drachten), S.W. Jansons (Buitenpost), dr. J.A. Koppen (Sneek), P. Kranendonk (Woudsend), K. Lebesque (Pingjum), T. van Niejenhuis (Scharnegoutum), Dr. S. Parma (Hilversum), T.E. van Popta (Nijland), Productschap Vis (Rijswijk / Yerseke), G. Repko-van der Leij (Groningen), T. Rienstra (Heerenveen), L. Reints, SMG Groep (Heerenveen), J. Schuurman (Joure), E. Steensma-Dijk (Buitenpost), Teylers Museum (Haarlem), R. van der Veen (Wijkvereniging De Spil, Sneek), O. Vermeulen (Sneek), D. Volger (Sneek), G.J. Warburg (Apeldoorn), K.J. Weber (Den Haag), H. Zühlke (Borkum). De boeken werden geregistreerd door Jeannette Tigchelaar. Uit tijdschriften werden 106 artikelen geïndiceerd. Zij onderhield ook het documentatiesysteem met de knipselmappen. Nieuwe knipsels en ook oudere documentatie werden toegevoegd. Fotocollectie De database met fotobeschrijvingen werd bijgehouden door Jeannette Tigchelaar. Een vrijwilliger was haar behulpzaam bij het verbeteren van beschrijvingen. In 2013 werden 397 foto’s en 16 fotoalbums (samen 829 foto’s) gescand. Aanwinsten door schenking werden verkregen van: S. van Albada (Leeuwarden), H. de Boer (Sneek), H. Boersma (Akkrum), W. Bonnema, G. ten Cate (Zuidlaren). T. Clifford-Dijkhuis (Arnhem), D. Damstra (Snee), M. Dielen (Korschenbroich Duitsland), C. Dijkstra-Waterman (Leeuwarden), T.A.M. Draaijer-Jonker (Ede), B. Eliasar (Sneek), W. Geluk (Steenwijk), I. Groot (Olst), H. Heldoorn (Sneek), C. Houtsma (Wommels), R. Johnson (IJlst), S. de Jong (Oppenhuizen), H.A. Kapma (Sneek), dr. J.A. Koppen (Sneek), K. Lebesque (Pingjum), G. Metz (Sneek), J.H. Moes (Harich), B. Mulder (Workum), T. van Niejenhuis (Scharnegoutum), A. Noorman-Grave (Deventer), R.J. Osinga (Sneek), Hannemahuis Harlingen, J. Overdijk, H. Pronk (Amsterdam), G.J. van Rhijn (Zwolle), L. Schuurmans (Drachten), P. Sijbanda (Sneek), M. Swaans (Leiden), P. Swart (Sneek), T. Velds-Koster (Sneek), Vereniging Historisch Sneek, F.D. Visser (Poppenwier), R. Visser (Aalsmeer), R.E. Visser-de Groot (Staveren), D. Volger (Sneek), G. van der Wal (Balk), J. Westers (Sneek), E. Wierstra (Sneek), N. Wittermans (Woudsend), J. Zijlstra-Brouwer (Sneek), Archieven Een omvangrijk archief dat in 2013 werd verworven is dat van de Noord Nederlands Watersport Bond (NNWB). Het inventariseren ervan zal – omdat het tussen de bedrijven door moet gebeuren – een meerjarenproject worden. Zo wordt er ook al meerdere jaren gewerkt aan het eveneens omvangrijke archief van de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten. Dit archief is in 2013 omgepakt in nieuwe omslagen en dozen. Een vrijwilliger en personeelsleden hielden zich bezig met het indiceren van de correspondentie van het Stamboek.
Naast het archief van de NNWB kregen we ook andere archieven en aanvullingen op reeds eerder verworven archieven: IJsclub Friso Sneek (van Mevr. G. Damstra te Sneek), schipper Marten Sijbranda (van zoon P. Sijbranda te Sneek) en scheepswerf Zwolsman (van B. Mulder). Op het archief van de palinghandel van de familie Visser kregen we een aanvulling in de vorm van twee scheepsjournalen van de palingaak Mentor, die palingaakschipper Auke de Groot had bewaard. Het museum beschikte al over kopieën van deze belangrijke journalen, maar in 2013 werden door de nazaten van schipper De Groot de originelen overgedragen. Daarbij leverden ze ook een boodschappenboekje en andere kleine archivalia van Auke de Groot. Een fragment van het archief van zeilvereniging Frisia te Grou is terug gegaan naar de zeilvereniging, die zelf het grootste deel van het archief in bewaring heeft.
Aanwinsten SCHEEPVAART De collectie scheepsmodellen werd uitgebreid met enkele fraaie exemplaren. Van een hektjalk hadden nog niet echt een goed model. Het exemplaar dat we in 2013 konden verwerven is een contemporain model (2013-012), dat dateert uit 1876. Het model, dat de naam Flevo draagt, is als blokmodel gemaakt. Dat wil zeggen dat de romp is gesneden uit een blok hout en niet is opgebouwd met spanten en huidplanken. Meestal zijn blokmodellen wat groffer dan modellen die op spanten zijn gebouwd. Maar dat is bij dit exemplaar niet het geval. Het is juist zeer gedetailleerd en levendig in zijn uitvoering. Bijzonder is ook dat de schipper en zijn maat op het model zijn uitgebeeld. Voor de scheepshond is zelfs een hondenhok gemaakt met daarop de naam “Hotel Kees”. Wie het model heeft gemaakt is niet bekend. Het kon worden aangekocht uit een particuliere collectie. Opvallend gaaf en nauwelijks verkleurd is het scheepsportret (2013-072) van een driemast galjoot, dat Jan Mooy in 1806 schilderde. Het is een gouache en de kleuren lijken nog even sprankelend als toen het gemaakt is. De galjoot draagt de naam “d’ Riegaase Post”. De naam geeft in ieder geval aan dat deze kustvaarder reizen maakte naar Riga en de Oostzee, zoals zoveel Friese kustvaarders in de 18de en 19de eeuw. Maar hoe we ook zochten, in de archieven en scheepvaartberichten komt dit schip niet voor, althans niet rond 1806. Wel is er een gelijknamige galjoot in de 18de eeuw. Blijkens het journaal van inkomende schepen in Pernau (Estland) van 1769 kwam op 16 aug. Van dat jaar de driemast galjoot “Rigase Post” aan met een lading zand als ballast. Aan boord was een bemanning van dertien koppen. Het schip kwam uit Amsterdam en kwam voor lading van Johann Matthias Harder in Pernau. Schipper Siebe Tjeerdsz kreeg in Pernau de achternaam “Von der Schelle” mee. Uit de Sontolregisters blijkt dat hij van Terschelling kwam. Tussen 1756 en 1780 maakte hij tientallen reizen door de Sont. Het galjootschip Rigase Post, dat volgens opgave in Pernau een laadvermogen van 170 last had, is in 1786 vergaan bij het eiland Gotland (Zweden). Dat blijkt uit een verkoopbericht in “De Amsterdamsche Post” van 7 september 1786. De ankers en touwen worden in Amsterdam te koop aangeboden. In het bericht wordt de naam Jacob Rinckes genoemd als onfortuinlijke schipper van het gezonken schip. Wanneer Jan Mooy dit scheepsportret “naar het leven” heeft geschilderd, dan kan het dit schip niet zijn geweest. Na 1786 komen we echter geen schip meer tegen met deze opvallende naam. Wellicht dat het “postuum” is geschilderd. De schilder Jan Mooy (Callantsoog 1776 – Den Helder 1847) was bekend als decoratieschilder en schepenschilder. Hij was werkzaam in Den Helder. In dezelfde stad, maar dan ongeveer anderhalve eeuw later, was Haaike Abraham Jaarsma (18811970) actief. Hij maakte een scheepsportret van het stoomschip Zeemeeuw (2013-002). Dit was een patrouillevaartuig van de douane. Vanuit Den Helder controleerde het schip het hele Waddengebied, dus ook het Friese deel daarvan. Ary Everhardus, de grootvader en naamgenoot van de bruikleengever, was schipper op de Zeemeeuw. Het schip was gemaakt in Italië. Eigenlijk was het
schip, dat voor de Middellandse zee was gebouwd woud, te laag voor de Waddenzee. Het schip kreeg daarom later hogere boeisels. In deze vorm is het douaneschip vastgelegd door Haaike Jaarsma. Hij was tussen 1914 en 1937 werkzaam geweest bij het loodswezen in Amsterdam en Den Helder, maar koos toen voor de schilderkunst. Jaarsma had een grote productie en werkte vaak op bestelling. In zijn atelier stonden soms schilderijen met voorgeschilderde zeeën te wachten op de invulling met een schip naar de wens van de klant. De collectie scheepsbouwtekeningen werd uitgebreid met een prachtig exemplaar. Geen blauwdruk of lichtdruk, maar een zeer luxe uitgevoerde inkttekening (2001-003), die is ingekleurd. De tekening is niet gemaakt als werktekening voor de werf, maar meer als een soort van scheepsportret. Het schip dat is getekend, is een luxe Lemsteraakjacht van 16.75 meter lang. De tekening dateert van 1903 en is voorzien van het stempel van de “N.V. Scheepsbouwmaatschappij voorheen J.J. Croles IJlst (Fr)”. De tekening is geschonken door nazaten van de Lantinga. Net als Croles hadden de Lantinga’s een befaamde werf in IJlst. Het is niet helemaal duidelijk welk jacht op de tekening is afgebeeld. De naam staat er niet op. Op basis van de afmetingen denken we dat het de Witte Walvis is, die in 1901 als Elisabeth bij Croles van de werf liep. De tekening zal dan twee jaar later zijn gemaakt. Het schip is veel van eigenaar gewisseld, heeft vele naamsveranderingen ondergaan. Het heeft zelfs op de Middellandse Zee gevaren. Nu heeft het weer een Nederlandse thuishaven. De familie Lantinga schonk ook andere voorwerpen die afkomstig zijn van de werf in IJlst: een schietlood (2013-004) en een roerkop versierd met pauw (2013-005). Andere scheepsbouwtekeningen kregen we het Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen. Het zijn tekeningen die afkomstig zijn van Conoship, een samenwerkingsverband van Noordelijke scheepsbouwers. Deze tekeningen zijn afkomstig van scheepswerf Ton Bodewes die tussen 1957 en 1990 een scheepswerf in Franeker had. In 1995 had het museum al scheepsmodellen, schilderijen en een grote collectie metalen werfplaatjes gekregen van de erven van Ton Bodewes. De tekeningen (2013-037 t/m 2013-066) van viskotters, kustvaarders, motorvrachtschepen en enkele andere vaartuigen passen hier uitstekend bij. Enkele aanwinsten herinneren aan de palingaken, die vanuit Heeg, Gaastmeer en Workum paling exporteerden naar Londen. Sjoerd Reinstra (1884-1958) werkte eerst voor de firma W.A. Visserzonen en later voor de firma Lankhorst te Heeg. Hij begon als scheepskok aan boord van de aken. Later was hij palingopkoper in Gaastmeer. Als kok gebruikte hij een netje (2013-079) om eieren te beschermen wanneer hij ze kookte aan boord van de deinende aken. Een schrijfcassette (2013-098) werd gebruikt door aakschipper Atse de Groot (1873-1945). Het werd geschonken, samen met twee scheepsjournalen van de palingaak Mentor (zie bij archieven). Cornelis Kaspersma (1813-1866) was ook schipper op een palingaak. De scheepsklok (2013-099) van zijn aak, gemaakt in Londen, werd door hem en zijn nazaten bewaard en is nu in bruikleen gegeven door zijn nazaten. Ook zijn “Leerboek der Engelsche Spraakkonst” (2013-100), dat hij gebruikte om zich in Londen verstaanbaar te maken, kon worden toegevoegd aan de collectie. De overstroming van Friesland in 1825 was een ramp, die veel indruk maakte. Van de dramatische gevolgen zijn meerdere afbeeldingen gemaakt. Een penseeltekening (2013-084) met voorstelling van mensen die vluchten uit het Workumer Nieuwland kon worden aangekocht. Twee litho’s (2013-091 en 2013-092) met voorstellingen van geruïneerde boerderijen, naar tekeningen van Douwe de Hoop, zijn geschonken. In de expositie over de lijn Lemmer-Amsterdam werd ook aandacht besteed aan het dramatische ongeluk in de nacht van 8 op 9 januari 1945. Twee passagiersschepen van dezelfde rederij, de Groningen IV en de Jan Nieveen, kwamen met elkaar in aanvaring, waarbij het eerstgenoemde schip zonk. Zestien passagiers verdronken in het koude water van het IJsselmeer. Na de oorlog werd het schip gelicht. Met het schip werd ook post vervoerd en deze brieven werden – voor zover ze nog
leesbaar waren – alsnog bezorgd door de PTT. Een van deze brieven (2013-008) is nu geschonken aan ons museum. De brief werd geschreven door Volksje Gort (1917-2005) uit Groningen en was gericht aan Jo Witlage, wier adres niet meer leesbaar was. Mevrouw Gort woonde tijdens de oorlog in Loppersum. De inhoud van de brief gaat over het betalen van foto’s en over de schaarste in het laatste oorlogsjaar. Een andere brief (2013-075) die ook uit het wrak is gelicht, en afkomstig was van het Rode Kruis, is bijna niet meer te lezen. Het papier is erg zwak en de inkt is weggespoeld. Van de familie Van Terwisga kregen we het model van de tjalk Struggle for Life (2013-081). Dit schip werd in 1910 gebouwd te Franeker voor B. Hummel. In de liggers van de scheepsmetingsdienst wordt het schip in 1938 vermeld. De tjalk van 23.94 meter lang en 4,80 meter breed is dan eigendom van W. van Terwisga te Heerenveen. Diens zoon Albert van Terwisga liet van de tjalk dit model maken door J. de Jong te Langweer. Een kleurrijke mastplank met voorstelling van het skûtsje van Heerenveen, werd in 1963 gemaakt. Albert van Terwisga was bemanningslid op de skûtsje, dat in 1963, 1964 en 1965 kampioen werd. Siep van Terwisga, de broer van Albert, was de schipper. De Ottema-Kingma Stichting gaf drie schilderijen en een ets in bruikleen. Twee olieverfschilderingen zijn gemaakt door Bouke van der Sloot (Franeker 1908 – Leeuwarden 1995), die in Makkumer haven enkele vissersschepen vastlegde (2013-085) en in Earnewâld een binnenvisser (2013-086). De onbekende schilder W. Poelstra maakte een kleurrijk gezicht op Warten (2013-087), waarbij ook enkele skûtsjes zijn afgebeeld. De ets (2013-088) van Riekele Prins (Kollumerzwaag 1905 – Groningen 1954) is in 1945 gemaakt aan de Waddenkust bij Pieterburen. Op het Wad liggen enkele sloepen In 2013 besloot het gemeentebestuur van Súdwest-Fryslân het bruggeld af te schaffen. Zo kwam ook een einde aan het traditionele klompje waarmee de bruggelden werden geïnd. Uit de voorraad overbodig geworden klompjes werd het fraaiste exemplaar (2013-015) gekozen en dat werd aan het begin van het watersportseizoen overhandigd aan het museum. De handeling markeerde het einde van een eeuwenlange periode waarin het bruggeld werd geïnd. Als folklore zullen sommigen het klompje misschien missen, maar met het betalen van de vele euro’s bij de diverse bruggen, zullen ze minder moeite hebben. FRYSKE WINTER De ijszaal van het museum werd bijzonder verrijkt met twee gouden horloges, die als schaatsprijzen zijn gewonnen. Het oude horloge (2013-032) is gouden remontoir horloge, aan een gouden ketting dat is voorzien van twee signetten (lakstempels) en een gouden opwindsleutel waarin de letters “FDJ” zijn verwerkt. Het zijn de initialen van Franke Annes de Jong (1829-1908) uit Oppenhuizen. Franke kwam uit een geslacht van schaatsenrijders. Zijn moeder Antje Zijlstra was bijvoorbeeld een van de deelnemers aan de beroemde hardrijderij voor vrouwen die in 1805 te Leeuwarden werd georganiseerd. Franke de Jong won dit horloge in Sneek. Dat weten we omdat de deelnemerslijst van deze wedstrijd wordt bewaard in ons museum. Op 18 januari 1864 organiseerde de IJsvereeniging Sneek een wedstrijd voor mannen met als prijs “Een gouden horlogie met ketting en signet ter waarde van 150 gulden”. Er deden 96 mannen mee aan deze wedstrijd. Bij nummer 77 in de lijst van deelnemers staat “Franke A. de Jong, Oppenhuizen, oud 33 jaren”. Hij won het kapitale horloge. Het tweede gouden horloge (2013-033) werd gewonnen door Johannes de Jong ( 19882-1948), een zoon van Franke. Net als zijn voorouders kon ook Johannes goed schaatsen. En net als zijn vader won hij een gouden horloge. Het is alleen niet duidelijk waar en wanneer hij het won. Het horloge is iets minder luxe dan dat van zijn vader, maar aan het horloge van Johannes hangt wel een gouden munt. Het is een zogenaamde “gouden rijder” uit 1751 die waarschijnlijk is gewonnen bij een hardrijderij, want ook in die sport was de familie De Jong actief. Een andere oude schaatsprijs is de zilveren medaille (2013-010), die op 22 januari 1885 werd uitgeloofd bij een wedstrijd van de “IJsvereniging Sneek”. H. Wieringa won deze prijs. De wedstrijd was in de Leeuwarder Courant van 21 januari 1885 aangekondigd als een rijderij voor “Gymnasten
der vier Noordelijke Provinciën”. De uitslag stond twee dagen later in dezelfde krant. Er verschenen maar liefst 76 deelnemers aan de start en H. Wieringa uit Steenwijk won deze medaille als tweede prijs.
GESCHIEDENIS SNEEK - SÚDWESTHOEK Voor sommige aanwinsten is het moeilijk te bepalen o ze nu passen in de collectie scheepvaart of in de historische collectie van stad en streek. Dat geldt ook voor de topaanwinst van 2013: een door Cornelis Springer vervaardigd schilderij met een voorstelling van een oud gedeelte van de havenplaats Makkum (2013-011). Al in zijn eigen tijd verwierf Cornelis Springer grote faam als schilder van stadsgezichten. Hij verkocht zijn werken aan liefhebbers in binnen- en buitenland en kon daar hoge prijzen voor vragen. Springer woonde en werkte in Amsterdam, maar trok er veel op uit om in allerlei steden en dorpen bekende gebouwen vast te leggen in schetsen. Hij deed dat heel precies. In zijn atelier werkte hij de schetsen eerst uit tot een houtskooltekening van dezelfde afmetingen als het schilderij. Pas daarna ging hij schilderen. Het kleurgebruik van Springer is sprankelend. De luchten zijn vaak blauw en de gebouwen baden in het zonlicht. Vooral beeldbepalende gebouwen als kerken en raadhuizen werden heel gedetailleerd vastgelegd. Toch zijn het geen saaie schilderijen. Dat komt omdat Springer zijn schilderijen “stoffeert” met mensen en het leven van alledag. Cornelis Springer is meerdere keren in Friesland geweest. Dat weten we omdat Springer in notitieboekjes per dag bijhield waar hij was en waar hij aan werkte. In oktober 1870 was hij in Franeker, Deinum, Makkum en Bolsward. Kennelijk beviel het hem goed in Friesland, want een jaar later was hij in Hindeloopen, Workum en Leeuwarden. Sneek sloeg hij vreemd genoeg over. Van Makkum maakte hij vier schilderijen. Ook dat is na te gaan in de notitieboekjes van Springer. Twee schilderijen zijn gemaakt van de Buren (bij Lieuwkemastate) en twee in de Wijde Steeg. Het grootste van deze laatste twee is nu in bruikleen gegeven aan het Fries Scheepvaart Museum. Op de voorgrond is de Wijde Steeg te zien. Rechts een trapgevel met een karakteristiek grote houten luifel. Links van het midden is een tille (voetgangersbrug) te zien. Aan de andere kant van het water (Melkvaart) is de Bleekstraat te zien. De twee trapgevels met daartussen een steeg zijn ook nu nog te bewonderen in Makkum, maar het water van de Melkvaart is gedempt. Wie in Makkum zoekt naar de Wijde Steeg, zoekt overigens tevergeefs: deze steeg heet tegenwoordig Middenstraat. Ook op dit schilderij wordt het straatbeeld verlevendigd met mensen en dieren. De vrouw die rechts bij de voordeur staat, draagt haar oorijzer “bloot”, dus zonder floddermuts er overheen. De vrouw in het midden van het schilderij draagt wel een floddermuts. Zij staat te praten met een man met een kruiwagen. Voorts zien we kinderen, een hondje en links scharrelen wat kippen. Het Makkumer leven van alledag. Het schilderij was vanuit de notitieboekjes wel bekend. Zo weten we dat Springer er dertien dagen aan heeft gewerkt en dat hij het in 1873 verkocht aan kunsthandel Goupil en Co te Parijs voor 600 gulden. Een afbeelding van het schilderij komen we echter in de vele publicaties over het werk van Springer niet tegen. Het schilderij kwam terecht in Engeland en is nu vanuit een particuliere collectie in bruikleen gegeven aan het museum in Sneek. Hoewel er geen schepen zijn te zien op het schilderij, past het prachtig in de collectie van het Fries Scheepvaart Museum. In de afdeling “19de eeuw” vertelt het werkstuk van Springer de museumbezoeker het verhaal van het alledaagse leven in een Friese havenplaats. Wij zijn de particuliere stichting, die het schilderij in bruikleen gaf, bijzonder dankbaar dat dit topstuk in ons museum te bewonderen is. Ook voor een ander schilderij (2013-083) geldt dat het zowel past in de collectie scheepvaart als in de historische collectie van Sneek. Vanwege de voorstelling is het typisch maritiem: een oudere, kalende man toont aan een jongen een scheepsmodel van een driemaster. Vanwege de schilder Douwe Hansma, past het in de collectie Sneker kunstenaars. De in Dokkum geboren Douwe Hansma (18121891) was het grootste deel van zijn schilderscarrière namelijk actief in Sneek. Omdat het zo’n aardige voorstelling was, werden we getipt dat dit werk te koop was bij een veilinghuis. Het stond in
de catalogus te boek als een werkstuk van “J. Ransma”. Die naam komt in de lexicons van kunstenaars niet voor. De naam Hansma was ons in Sneek wel bekend. In stijl en manier van afbeelding zijn er duidelijk overeenkomsten met ander werk van Hansma. De signatuur moest dus anders worden gelezen. Zo sloegen we twee vliegen in één klap: een leuk schilderij van een modelbouwer, dat bovendien in Sneek is gemaakt. De Sneker Waterpoort bestond in 2013 precies 400 jaar. Het was vast geen toeval dat de eerste aanwinst van 2013 een afbeelding van de Waterpoort (2013-001) betrof. De afbeelding is bepaald niet alledaags, want hij is gemaakt als een collage van oude postzegels. Filatelisten zullen er van gruwen dat oude postzegels zo “misbruikt” zijn, maar het levert een mooi voorbeeld van huisvlijt op. De oudste postzegels uit het eind van de 19de eeuw, maar de meeste zijn gestempeld in het eerste kwart van de 20ste eeuw. De signatuur “A. Siegers 1832” kan daarom niet kloppen. Waarschijnlijk moet het 1932 zijn. De vervaardiger is niet bekend. Het postzegelwerk werd na de Tweede Wereldoorlog aangeboden aan de familie Brantsma uit Sneek. De Joodse mensen, die tijdens de oorlog bij hen een veilig onderduikadres hadden gekregen, schonken het uit dankbaarheid. De meeste voorwerpen in onze zilvercollectie zijn gemaakt in Sneek. Het zilveren couvert (2013-009) dat dateert uit 1929 is gemaakt door de Koninklijke Begeer te Amsterdam. Dat de lepel en de vork toch een plek in onze collectie kregen heeft te maken met de inscriptie: “Aan Taeke Groenveld Jutrijp voor zijn flink optreden tot blussching van de Boerenhuizng te Hommerts eigen aan de Ned. Herv. Gemeente bewoner J. de Boer”. Groenveld had veel schade voorkomen en de Onderlinge Brandwaarborg Maatschappij Anno 1816 van Woudsend toonde haar dankbaarheid met dit zilveren couvert. Collectiemobiliteit Op verzoek van de familie Toxopeus werd de collectie ereprijzen en diploma’s van Klaas Toxopeus, schipper op de reddingboot Insulinde te Oostmahorn, overgedragen aan het Reddingmuseum in Den Helder. De herinneringen aan deze befaamde redder zijn daar beter op hun plek. Ten behoeve van tijdelijke tentoonstellingen werden bruiklenen verleend aan: Doe- en Kijkcentrum Nooitgedagt te IJlst, Noordelijk Scheepvaartmuseum te Groningen, Eerste Friese Schaatsmuseum te Hindeloopen, Gemeentemuseum Den Haag, Afrika Museum te Berg en Dal, ANWB te Den Haag, Museum Opsterlân te Gorredijk, Natuurmuseum Fryslân te Leeuwarden, Museum Admiraliteitshuis te Dokkum, het Stedelijk Muziekcorps Sneek en het Museum Kerkelijke Kunst te Workum. In totaal werden 45 voorwerpen uitgeleend.
Bezoekers Na het recordjaar 2012 kon het niet anders, dan dat de bezoekcijfers weer wat terug zouden lopen in 2013. Vorig jaar werd daar op deze plek al voor gewaarschuwd. Een groei met 50% kon vanzelfsprekend niet geëvenaard worden. De terugval is gelukkig niet met hetzelfde percentage, maar met 12,5 %. Dat betekent dat de groei geen tijdelijke oprisping was, die het gevolg was van de verbouwing. In de bezoekersstatistieken van het museum is 2013 het op een na beste jaar.
0-5 jaar 6-18 jaar Volwassenen Groepsbezoeken Vouchers Leden Friese scholen Gratis groepen CKV / CJP Museumkaart TOTAAL
Digitaal
2013 1.527 2.000 7.851 2.727 215 1.593 4.110 2.551 77 6.458
5% 7% 26% 10% 1% 5% 14% 9% 0% 23%
2012 2.044 2.413 8.960 3.498 344 1.624 4.756 2.240 164 7.234
29.109
1
33.277
2013: 234.986
6% 7% 27% 11% 1% 5% 14% 7% 0% 22%
2012: 291.653
Naast de aantallen bezoekers, zijn ook de ervaringen van de bezoekers belangrijk. Via mail, sociale media en in ons gastenboek laten ze hun bevindingen achter. Op een enkele uitzondering na, zijn die zeer positief te noemen. Met name de omvang van het museum, de breedte en kwaliteit van de collectie en vooral het gastvrije onthaal komen in de reacties naar voren als redenen voor een positief oordeel over ons museum. Dat is iets om trots op te zijn en tegelijk weten we ook dat het hard werken is, om deze kwaliteit hoog in het vaandel te houden. Besluit Na een jaar waarin de belangstelling voor het museum zo overweldigend was, kun je niet anders dan dankbaar zijn. Als besturen, personeel en vrijwilligers mogen we daar best een beetje trots op zijn. Het geeft vertrouwen voor de toekomst. De economische crisis zorgt ervoor dat veel culturele instellingen zorgen hebben. Het is niet zo dat wij die zorgen niet kennen. Maar we hebben nog niet rigoureus de bedrijfsvoering hoeven bij te stellen. We kunnen nog steeds doen wat ons voor ogen stond en de service aan het publiek staat nog steeds op een hoog niveau. In de komende tijd zullen we er alles aan doen om dat in stand te houden. Meindert Seffinga