Introduction to Conversational French
EXTERNE
OMGEVINGSANALYSE
Introduction to Conversational French
Externe omgevingsanalyse Beleidsplan 2011-2015
Externe omgevingsanalyse
Inleiding
De samenleving staat niet stil. Dagelijks voltrekken zich allerhande demografische, economische, sociale, technologische en politieke gebeurtenissen die een invloed hebben op mensen, instanties en instituties. Waarden en normen verschuiven, behoeftes veranderen en doelgroepen evolueren. Bij het opmaken van ons beleidsplan 2011 - 2015 houden we rekening met die maatschappelijke evoluties. Werken aan meer welzijn in de samenleving kan alleen wanneer we verbonden zijn met die samenleving. Precies daarom schreven de drie Antwerpse CAW deze externe omgevingsanalyse: het is een schriftelijk om ons heen kijken. Onze vinger aan de pols. Het doel van deze analyse is een duidelijk beeld te schetsen van de huidige sociale situatie in het arrondissement Antwerpen. We kijken daarbij naar de actuele situatie en waar mogelijk naar te verwachten evoluties. We houden ook rekening met de beleidsdoelstellingen van het departement Welzijn, Gezondheid en Gezin. Tegelijkertijd worden naast vergelijkingen in de tijd ook vergelijkingen gemaakt in ruimte (lokaal, regionaal en gewestelijk). Bij de opmaak van een externe omgevingsanalyse schuilt het gevaar te veel informatie te verzamelen, waardoor men dreigt door de bomen het bos niet meer te zien. Afbakening is daarom noozakelijk. We kozen voor vier beleidsdomeinen: • De verschillende doelgroepen die bijzondere aandacht vragen • Multiculturaliteit • Wonen • Werken Het verzamelen van informatie veronderstelt heel wat zoekwerk. Belangrijk hierbij is dat je weet waar je moet gaan zoeken. De onderlinge samenwerking tussen de stafmedewerkers van de drie CAW was daarbij bijzonder nuttig en aangenaam. Ook het team planning en overleg van de provincie was een nuttige en bereidwillige partner. Waarvoor dank.
Ann Van Pelt, Ilse Vlieghe, Nico Bogaerts, Wilbert van Cromvoirt
CAW De Mare, CAW De Terp, CAW Metropool
3
Externe omgevingsanalyse
Inhoud
Inleiding
1.
Inhoud
2.
Doelgroepen Jongeren Jongvolwassenen Jeugdhulp Gezinnen Eénoudergezinnen Gezinnen in armoede Allochtone afkomst Intrafamiliaal geweld Dak- en thuislozen Sociaal-demografische kenmerken Ouderen Armoede Welzijn Hulp
3. 3. 3. 4.. 4. 4. 4. 5. 5. 5. 6. 7. 7. 7. 7.
Multiculturaliteit Cijfers Armoede bij allochtonen Diversiteit binnen diversiteit Evolutie nodig in de hulpverlening Anderstaligheid Inburgering
8. 8. 8. 9. 10. 10. 11.
Wonen Profiel van bewoners op de woonmarkt Kostprijs van woningen Sociale woningmarkt Private woningmarkt Energiearmoede Energie & armoede Energie en woonkwaliteit Beleidssignalen m.b.t. energie
12. 12. 12. 13. 13. 14. 14. 14. 15.
Arbeidsmarkt onder druk Jongeren Allochtonen Laaggeschoold Combinatie van risicofactoren Mensen in armoede Arbeidsgehandicapten
17. 17. 17. 18. 18. 18. 19. 19.
Werk
Bronnen
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
20.
4
Externe omgevingsanalyse
Doelgroepen
Het algemeen welzijnswerk heeft een opdracht naar de gehele bevolking maar dient daarbij bijzondere aandacht te geven aan de meest kwetsbaren. In dit hoofdstuk zoomen we in op de belangrijkste kwetsbare groepen. Jongeren In het arrondissement Antwerpen is het percentage 0-19 jarigen ongeveer 23%. Daarbij valt het op dat Antwerpen-stad en Boom (tussen 22,1 en 22,7%) lager scoren dan de randgemeenten Brasschaat, Schilde en Mortsel (tussen 22,7 en 23,4%). De zogenaamde groene druk1 ligt in het arrondissement Antwerpen op ongeveer 42,8% 2. De meeste jongeren stellen het goed, maar er is een kleine groep jongeren die minder goed functioneert. 4,5% vindt zichzelf een mislukkeling, 10,4% ziet de toekomst vaak somber in, 4,4% dacht recentelijk nog ernstig aan zelfdoding en 5,3% heeft geen enkele vriend... Jongvolwassenen3 Voor de meeste mensen is de jongvolwassenheid de periode waarin de belangrijkste lijnen voor het toekomstige leven worden vastgelegd. De keuzes die men in deze periode maakt op vlak van opleiding, werk, relaties, kinderen, huisvesting, zijn vaak zeer bepalend voor het verdere leven. Net omwille van deze transities en keuzes is de jongvolwassenheid een zeer kwetsbare periode in het leven. Een belangrijke groep van jongvolwassenen is op 18 niet genoeg gewapend en zelfs zwaar belast om de overgang naar de volwassen samenleving aan te kunnen. Voor hen is er een reëel risico op sociale uitsluiting. Omdat zij zich in deze cruciale levensfase bevinden, is er een grote kans dat deze sociale uitsluiting zich voor hun verdere leven bestendigt. Een hoger armoederisico Jongeren (15 tot 24-jarigen) hebben een hoger dan gemiddeld armoederisico: 19% tegenover 13% voor de totale bevolking. De 18- tot 25-jarigen zijn oververtegenwoordigd in de statistieken van de OCMW’s. Onder de ontvangers van een leefloon is één op vier (25.1%) jonger dan 25 jaar. Steeds meer jongvolwassenen doen een beroep op de voedselbanken en gaan gebukt onder een schuldenlast. Jongeren tot 25 jaar maken bijna 30% uit van de dossiers schuldbemiddeling. Minister Vandeurzen vraagt dan ook bijzondere aandacht voor de preventie van schulden bij jongvolwassenen. Psychische problemen “Zestien procent van de 19 tot 32-jarigen heeft dusdanig ernstige problemen dat professionele hulp nodig is. Maar slechts één op de drie jongvolwassenen met psychische problemen zoekt hulp.” (Promotieonderzoek psychologe Kathleen Vanheusden, 2008). De leeftijdsgroep van jongvolwassenen scoort ook hoog in de cijfers over zelfdoding, psychische problemen en depressie. Het percentage zelfdoding bij overlijdens onder 20-24-jarigen is gemiddeld 23% (22% jongens, 25% meisjes).
1
De groene druk is de verhouding (in %) van de bevolking op 'nog niet actieve leeftijd' tot de bevolking op
2
Bron : Sociaal kompas Deel I, Kleinstedelijke zorgregio’s, juli 2009.
3
Bron: Jongvolwassenen lopen een groot risico op sociale uitsluiting, signalen uit het algemeen welzijnswerk. Steunpunt Alegemeen Welijnswerk, februari 2008
actieve leeftijd.
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
5
Externe omgevingsanalyse
Doelgroepen
Jeugdhulp Het aantal minderjarigen in de bijzondere jeugdbijstand steeg in Vlaanderen van 14.798 in 2000 tot 20.225 in 2007. De stijgende instroom maakt dat de wachttijden voor gepaste hulp langer worden en dat hulp niet direct opgestart kan worden. Antwerpen scoort hoog als het gaat over begeleidingen in de bijzondere jeugdbijstand: 2,4% van de 0-19 jarigen. Minister Vandeurzen vraagt in zijn beleidsnota o.a. aan de CAW in te staan voor de 'brede instap' in de jeugdhulp. Om de toegang tot de jeugdhulp te garanderen, neemt hij zich in zijn beleidsnota voor dit uit te bouwen, zeker in die regio's waar weinig of geen aanbod is. Gezinnen De samenstelling van het moderne gezin evolueert en wint aan diversiteit: de gezinsgrootte neemt af, er zijn steeds meer gezinnen met partners van hetzelfde geslacht, steeds minder gezinnen waarbij meerdere generaties onder één dak wonen (waardoor de intergenerationele mantelzorg in het gedrang komt), steeds meer alleenstaande ouders en steeds meer alleenstaande ouderen... Daarnaast leven we in een hectische, snelle tijd waarin stress helaas meer regel dan uitzondering is. Om in de basisbehoeftes te voorzien dienen gezinnen vaak met beide partners te werken. Daarnaast is er nog de bekommernis een goede opvoeding te geven aan de kinderen. Eenouder gezinnen Door het hoge aantal relatiebreuken, neemt het aantal alleenstaande ouders toe. In Antwerpen-Stad woont ongeveer 20% van de 0-17 jarigen in een éénoudergezin. In de gemeenten rond Antwerpen (Brasschaat, Boom, Schilde en Mortsel) is dat ongeveer 13% 4. Alleenstaande ouders (vooral moeders) kampen met een aantal moeilijkheden. Doordat zij een lager inkomen hebben, lopen zij meer risico om in armoede terecht te komen (armoederisico van 35,8% 5). Zij lijken ook meer problemen te ondervinden bij de opvoeding van hun kinderen. Een scheiding heeft belangrijke gevolgen voor kinderen: een hoger risico op armoede, een lager psychisch welbevinden, meer gedrags-, gezondheids- en relationele problemen, een lagere levenstevredenheid en slechtere schoolprestaties. Longitudinaal onderzoek benadrukt dat deze verschillen op latere leeftijd nog bestaan. In de beleidsnota van Vandeurzen wordt een preventieve benadering van gezinnen voorop gesteld. De opvoedingswinkels zijn daarin een draaischijf, ook buiten de centrumsteden. Ook wil hij kinderopvang aan opvoedingsondersteuning koppelen. Gezinnen in armoede In 2008 leefde 9,4% van de kinderen in Vlaanderen onder de 12 jaar in een gezin met een verhoogd armoederisico. 7,6% van de kinderen werd geboren in een kansarm gezin. In Antwerpen-Stad is dat percentage 16,04%. In Brasschaat, Schilde, Mortsel en Boom is dat ongeveer 2,4%.
4
Bron : Sociaal kompas Deel I, Kleinstedelijke zorgregio’s, juli 2009.
5
Bron: EU-SILC 2007 (Statistics on Income and Living Conditions)
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
6
Externe omgevingsanalyse
Doelgroepen
Allochtone afkomst Er is een continue toename van kinderen in allochtone gezinnen. In Vlaanderen heeft ruim 20% van de kinderen (geboren in 2008) een moeder van niet-Belgische afkomst. Voor een even groot percentage (20%) van de Vlaamse kinderen is Nederlands niet de moedertaal. Qua vreemde nationaliteiten steekt Antwerpen-Stad ver boven het gemiddelde uit: 8,46% van de 0-19 jarigen heeft een vreemde nationaliteit (Lokeren komt op de tweede plaats met 5%).
Intrafamiliaal geweld6 Het is vrijwel onmogelijk een realteitsgetrouw beeld te geven van intrafamiliaal geweld in België. De incidentiecijfers (het aantal geverbaliseerde geweldmeldingen) zijn volledig gebaseerd op het aantal meldingen van geweld. Deze vallen niet noodzakelijk samen met de realiteit van intrafamiliaal geweld. Een aantal elementen beïnvloeden die cijfers: meldingsbereidheid van de slachtoffers, registratiebereidheid van de politie, prioriteiten in het veiligheidsbeleid, verandering in de terminologie, etc. Daartegenover staan de prevalentiecijfers (het resultaat van onderzoek), maar die zijn in België zeldzaam, verouderd of meten slechts een beperkt aspect. In dit verband vermelden we de doctoraatsstudie rond partnergeweld van dr. Kristien Roelens van de vakgroep Uro-gynaecologie aan Ugent van 19 januari 2009. Uit die studie blijkt dat één op vijf vrouwen in onze samenleving ooit in haar leven te maken kreeg met fysiek geweld (22,3%), terwijl één op tien vrouwen (11,2%) ooit het slachtoffer werd van seksueel misbruik, dat betekende in meer dan de helft van de gevallen verkrachting. Uit haar onderzoek blijkt ook dat één op tien vrouwen (10,1%) ooit geconfronteerd werd met partnergeweld. In 2007 verbaliseerde de politie in totaal 56.748 gevallen van huiselijk geweld in België. Dat is ruim 35% procent meer dan in 2000. Het aantal meldingen van huiselijk geweld binnen het koppel ging van 20.869 in 2000 naar 35.961 in 2007, een stijging van 72 %. In 2007 beliep het totale aantal misdrijven tegen de lichamelijke integriteit m/v in ons land 89.028. In datzelfde jaar telde de politie 16.535 gevallen van lichamelijk en seksueel geweld tegen de partner, wat 18,6 % bedraagt van het totale aantal misdrijven tegen de lichamelijke integriteit in 2007. Het is op dit moment niet duidelijk in welke mate partnergeweld voorkomt in ons land. Incidentiecijfers tonen vaak maar het topje van de ijsberg. Er is immers nog altijd veel schroom om naar buiten te komen met geweld binnen het gezin. Zeker bij seksueel geweld wordt zelden aangifte gedaan. Dak- en thuislozen 7 In België bestaan geen officiële cijfers over het aantal dak- en thuislozen. Het aantal thuislozen in België wordt volgens het Europees Observatorium voor Thuisloosheid (Feantsa) geschat op 17.000. Deze cijfers moeten echter met de nodige omzichtig-
6
Bron: RoSa-factsheet, nr. 61, januari 2010, partnergeweld in cijfers (http://www.rosadoc.be)
7
http://www.armoedebestrijding.be/cijfers_daklozen.html. 29-1-2010
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
7
Externe omgevingsanalyse
Doelgroepen
heid gehanteerd worden aangezien in België (net zoals in de rest van Europa) geen enkele officiële telling van het aantal dak- en thuislozen bestaat. Eén van de belangrijkste problemen in dit verband is het feit dat thuisloosheid verschillende verschijningsvormen kent en moeilijk kan gedefinieerd worden. Bovendien is het moeilijk de dak- en thuislozen te bereiken. Dit heeft tot gevolg dat de beschikbare cijfers ofwel schattingen zijn, ofwel enkel betrekking hebben op het aantal bereikte thuislozen via de opvang. Alhoewel men hierdoor een eerste beeld van de groep van thuislozen krijgt, moet men zich er steeds van bewust zijn dat het werkelijke aantal thuislozen hoger ligt, aangezien de thuislozen die niet door de opvangvoorzieningen worden bereikt niet meegeteld worden. Volgens een onderzoek (Van Menxel e.a. (2003), Verbinding Verbroken, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk) worden in Vlaanderen jaarlijks 12.000 personen opgevangen als thuisloos. Dit cijfer houdt geen rekening met het toenemende aantal mensen zonder papieren. Er zijn alles ongeveer 915 opvangplaatsen in het gewest8 , en die zijn allemaal quasi-permanent bezet. Sociaal-Demografische kenmerken Het is interessant de sociaal-demografische kenmerken van dak- en thuislozen te bekijken. Uit verschillende studies komt eenzelfde globaal beeld naar voren: vooral mannen met een gemiddelde leeftijd rond de 40 jaar (vooral tussen 31 en 45 jaar), laaggeschoold, alleenstaand en vaak langdurig thuisloos (meerdere jaren). Vrouwen maken een minderheid uit van de thuislozenpopulatie. Vele thuislozen kennen fysieke problemen, maar hebben de neiging hier weinig aandacht aan te besteden. Steeds meer studies richten zich op de geestelijke gezondheid. Psychische stoornissen komen beduidend vaker voor bij thuislozen dan bij de globale bevolking. Depressies, angststoornissen en verslaving (drank of andere drugs) zijn vaker aanwezig. Recent onderzoek bij thuislozen in Brussel 9 bevestigt deze resultaten. Deze studie komt tot het besluit dat thuislozen reeds voor ze thuisloos werden te maken hadden met een groot aantal stresssituaties (bv. verlies van werk, scheiding, ongeval, problemen met justitie, enz.). Deze gebeurtenissen vormen risicofactoren voor thuisloosheid. Opvallend zijn ook de zich voortdurend herhalende ervaringen van relatiebreuken in het leven van thuislozen: vanaf de kindertijd tot de volwassen leeftijd. Opmerkelijk is ook dat mannelijke en vrouwelijke thuislozen verschillende oorzaken aanduiden voor thuisloosheid. Mannen benadrukken in de eerste plaats materiële factoren (bv. verlies van werk, financiële problemen), terwijl vrouwen in eerste instantie relatieproblemen benadrukken. De meest opvallende tendens in Vlaanderen is dat het aandeel vrouwen weer begint af te nemen: het bedraagt nu 33%, na een stijging van 18% naar 37% in 2006. Ook het aandeel 30 tot 50-jarigen daalt. Het aandeel thuislozen dat enkel lager onderwijs volgde, blijft gelijk, terwijl het aantal thuislozen dat enkel secundair onderwijs volgde, halveert. Voor hun inkomen zijn thuislozen vooral afhankelijk van een socialezekerheidsuitkering (meer dan 1 op 3 in 2007). Opvallend is dat het aandeel thuislozen dat gesteund wordt door het OCMW daalde van 28% naar 18% en dit terwijl hun tewerkstellingsgraad eveneens daalde (van 21% naar 12%). 10 8
CAW Boordtabellen 2007
9
Philippot P. en Galand B. (2003), Les personnes sans-abri en Belgique. Regards croisés des habitants de la rue, de l' opinion publique et des travailleurs sociaux, Academia Press, Gent
10
Vranken Jan, Campaert Geert, De Boyser Katrien & Dierckx Danielle (red.) (2008), Armoede en sociale uit-
sluiting. Jaarboek 2008, Leuven: Acco, p. 376-377
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
8
Externe omgevingsanalyse
Doelgroepen
Ouderen11 Elk jaar opnieuw stijgt de levensverwachting. Tegen 2010 zal een kwart van de Vlaamse bevolking ouder zijn dan 60 jaar (tegen 2020 zal dit oplopen tot meer dan 30%). Een 60 jarige man heeft een levensverwachting van 19,9 jaar, waarvan 11,9 jaar in goede gezondheid en 10,5 jaar zonder functionele beperking. Een 60 jarige vrouw kan nog 24,6 levensjaren verwachten, waarvan 12,8 jaar in goede gezondheid en 12,5 jaar zonder functionele beperking. In het arrondissement Antwerpen is 23 a 24% van de bevolking +60. In de stad Antwerpen is 41% van die 60 jarigen ouder dan 75. Armoede De nieuwe ouderen zijn meer dan hun voorgangers consumenten. De intergenerationele solidariteit wordt minder materieel en het verwerven van inkomen en bezit steeds meer een individuele aangelegenheid. Men verwacht dat de eerste pensioenpijler niet volstaat om alle materiële behoeften te dekken. De armoede onder ouderen wordt nauwelijks bestreden. In Vlaanderen leeft 23% van de bejaarden (+65) van een inkomen dat lager ligt dan de armoederisicodrempel. 12 Welzijn Over andere welzijnsvariabelen zijn weinig cijfers bekend (eenzaamheid, depressie, zelfmoord, ...). In Brussel is 1 op de 5 ouderen extreem eenzaam13 . Het aantal alleenstaande 75 plussers in Antwerpen bedraagt 41,7% van alle 75 plussers. Aanzienlijk meer dan in de overige gemeenten in het Arrondissement (tussen de 32 en 35%). Hulp Afhankelijk van de situatie en de mate van hulpbehoevendheid waarin ouderen zich bevinden, varieer t de voorkeur voor hulpverlening. De meeste ouderen doen een beroep op mantelzorg van partners, kinderen, buren of vrienden als dat mogelijk is. Deze vorm van intergenerationele mantelzorg komt in het gedrang door de evoluerende gezinssamenstellingen. In zijn beleidsnota stelt minister Vandeurzen dat meer aandacht moet gaan naar de psycho sociale noden van ouderen: "De beschikbaarheid van mantelzorg zal in de toekomst erg onder druk komen te staan en het aantal alleenstaande ouderen zal sterk toenemen. Problemen als vereenzaming en sociaal isolement dreigen zich nog sterker te manifesteren." De vraag rijst of het Algemeen Welzijnswerk hier een opdracht in heeft.
11
Bron: externe omgevingsanalyse in de beleidsnota van minister Vandeurzen
12
860€ voor alleenstaanden en 1805€ voor een koppel met twee kinderen
13
Bron: Koppen (3122009) en www.deredactie.be (04122009) "Oud en eenzaam in de grootstad"
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
9
Externe omgevingsanalyse
Multiculturaliteit
Antwerpen is een regio die gekenmerkt wordt door migratie en multiculturaliteit. Het is een kenmerk van onze hedendaagse samenleving. Een onomkeerbaar gegeven. Hierdoor ontstaat een sociaal-culturele verscheidenheid en veranderlijkheid die onze samenleving verrijkt, maar ook voor moeilijkheden zorgt. Ook in de hulpverlening is multiculturaliteit aan de orde van de dag. De hulpverlening zoekt naar de juiste manier om zich te verhouden tot deze nieuwe uitdagingen (anderstaligheid, culturele verscheidenheid, ...). In dit hoofdstuk zoomen we hierop in. Cijfers Uit cijfers van de studiedienst stadsobservatie, de statistische cel van het Antwerpse stadsbestuur, blijkt dat in 2009 een kwart van de Antwerpse bevolking van allochtone oorsprong is. Het gaat daarbij niet alleen om mensen van een vreemde nationaliteit, maar ook om bewoners die tot Belg zijn genaturaliseerd. Dat aandeel neemt wellicht nog toe, al durft de studiedienst stadsobservatie daar geen statistische prognoses over maken door een gebrek aan kwaliteitsvolle cijfers. Zo kent de stad perfect het aantal vreemdelingen, maar kan ze moeilijk voorspellen hoeveel zich zullen nationaliseren. Het is wel zo dat de meeste mensen die naar Antwerpen verhuizen, jongeren tussen de 18 en 25 jaar en allochtonen zijn. Daarbovenop zijn het vooral allochtone moeders die voor de verhoogde vruchtbaarheidsgraad zorgen. Het sociaal kompas toont dat er vooral in de Kleinstedelijke zorgregio Antwerpen (d.i. Antwerpen en omliggende gemeenten) het hoogste percentage inwoners met een vreemde nationaliteit heeft van heel Vlaanderen.
Armoede bij allochtonen Armoede is bij mensen van allochtone origine groter dan bij mensen van autochtone herkomst. Over tien jaar is een op drie Antwerpenaren jonger dan achttien jaar en een op drie CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
10
Externe omgevingsanalyse
Multiculturaliteit
ouder dan vijfenzestig. Twee van de drie jongeren zijn van allochtone origine. We worden geconfronteerd met verjonging en verkleuring en tegelijk met vergrijzing en ‘verwitting’14 . Participatie van mensen die in armoede leven is een essentieel element in de armoedebestrijding. Zeker wanneer we het hebben over armoede bij allochtonen is dit nog braakliggend terrein. Er zijn bijvoorbeeld weinig allochtonen lid van Verenigingen waar armen het woord nemen. En ook in de verenigingen van etnisch-culturele minderheden zijn de armsten ondervertegenwoordigd. Om deze doelgroep te bereiken is er netwerking nodig tussen organisaties en sectoren en aandacht voor interculturalisering. 15 De ontwikkeling en uitbouw van het Algemeen Welzijnswerk dient rekening te houden met diversiteit. Uit de registratiecijfers 2008 blijkt dat het cliënteel van de 3 Antwerpse CAW samen voor 41 % bestaat uit etnisch-culturele minderheden. Vooral in het onthaal is de groep etnisch culturele minderheden (ECM) sterk vertegenwoordigd.
Diversiteit binnen diversiteit Armoedebestrijding moet speciale aandacht hebben voor enkele welbepaalde subgroepen binnen de etnisch-culturele minderheden. Er zijn veel nationaliteiten in onze doelgroep en dit heeft repercussies voor de hulpverlening Eén van die subgroepen zijn de mensen zonder wettig verblijf. Zij zijn een heterogene groep afkomstig uit een hele reeks landen. We maken een onderscheid tussen clandestiene migranten, die van meet af aan illegaal in België verblijven en uitgeprocedeerden, die illegaal werden doordat hun verblijfsaanvraag definitief geweigerd werd (uitgeprocedeerde asielzoekers of gezinsherenigers, gewezen buitenlandse studenten…). Daarnaast zijn er nog de mensen met een precair verblijfsstatuut, zoals bijvoorbeeld slachtoffers van mensenhandel, of mensen die nog in een beroepsprocedure zitten. Gemeenschappelijk bij deze subgroepen is dat zij vaak in armoede leven en moeilijk aan elementaire hulp geraken. In tegenstelling tot in sommige andere Europese landen, is het helpen van mensen zonder wettig verblijf in België niet stafbaar als deze hulp voornamelijk vanuit humanitaire over wegingen is (Vreemdelingenwet art.77).16 Armoede moet vroeg genoeg aangepakt worden, dus ook jongvolwassenen uit de etnischculturele minderheden moeten bijzondere aandacht krijgen. Het Vlaams en Belgisch onderwijs is van internationaal topniveau, maar de kloof tussen autochtone jongeren en jongeren van allochtone origine is internationaal nergens zo groot. Schoolse vertraging (= overzitten) geldt meer voor jongens dan meisjes en meer voor vreemdelingen dan Belgen en dit op alle niveaus en in alle richtingen. Daarnaast neemt het aantal oudere personen toe, zowel bij de allochtone als bij de autochtone bevolking. Deze evolutie zal zich blijven voortzetten, onder meer omdat de meeste ouder wordende allochtonen van de eerste generatie, en hun gezin, ervoor kiezen om in België te blijven. De meer recente migratiestroom bestaande uit hooggeschoolde kaders, illegale immigranten en asielzoekers maakt dat de groep allochtone ouderen ook steeds meer divers wordt. De meeste allochtonen hebben het moeilijk met ouder worden in een andere context. Het klimaatverschil, het gevoel ontheemd te zijn en het gebrek aan sociale
14
Bron: Monica De Coninck, Voorzitter OCMW Antwerpen
15
Bron: Verslagboek Gekleurde armoede, Vlaams Minderhedencentrum
16
Bron: Danny Lescrauwaet. Mensen zonder wettig verblijf en het algemeen welzijnswerk.
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
11
Externe omgevingsanalyse
Multiculturaliteit
contacten creëren vaak een vorm van onbehagen. Een cultuur waarin familiale solidariteit traditioneel centraal staat en waarin een zeker wantrouwen bestaat ten aanzien van de professionele zorg, taalproblemen, onvoldoende informatie en communicatie over de beschikbare diensten en activiteiten verhogen de toegangsdrempels. Ook de gebrekkige aanpassing van de bestaande structuren en instellingen, en het te weinig in aanmerking nemen van specifieke noden en vragen van oudere allochtonen kunnen een verklaring zijn voor het feit dat deze bevolkingsgroepen weinig effectief gebruik maken van het aanbod. Evolutie nodig in de hulpverlening De ECM doelgroep is steeds nadrukkelijker aanwezig. Dat vraagt dat organisaties zich voortdurend en alert verhouden tot deze maatschappelijke veranderingen en mee evolueren. Een lange termijn denken inbouwen is een must, zodat expertise die men opbouwt in projecten ook geconsolideerd en verder uitgebouwd wordt. 17 De samenstelling van de bevolking van steden en gemeenten is de afgelopen decennia meer en meer divers geworden. Idealiter wordt deze gewijzigde samenstelling ook weerspiegeld in het personeelsbestand van de CAW. Toch blijft er de vaststelling dat er nog altijd weinig allochtone hulpverleners zijn. Cijfers die CAW presenteren rond diversiteit binnen hun personeelsbestand, maken vaak abstractie van het feit of het over een poetsvrouw of een hulpverlener gaat. Anderzijds kunnen CAW een voor de bevolking representatieve vertegenwoordiging van autochtone hulpverleners niet waarmaken, wanneer ze voor hen dezelfde selectiecriteria hanteren als voor autochtonen. Wat betreft het personeelsbeleid, wil minister Vandeurzen samen met andere ministers, bevoegd voor werk, sociale economie en onderwijs nagaan hoe allochtone arbeidskrachten beter kunnen doorstromen naar de zorgberoepen. Allochtone zorgverleners aantrekken om de diversiteit op de werkvloer te stimuleren en om de grote uitstroom uit de zorgsector op te vangen. Initiatieven om meer allochtonen aan het werk te helpen, evalueren en eventueel bijsturen. Daarbij moet extra aandacht gaan naar niet-beroepsactieve allochtone vrouwen. Er moet ook aandacht gaan naar de hulpverleners zelf, hun expertise en hoe zij kunnen ondersteund worden. Voor bepaalde specifieke aspecten kan men bij deze doelgroep als hulpverlener niet terugvallen zijn basisopleiding, maar zijn er bijkomende kennis en methodieken nodig. Bij een allochtone cliënte in een echtscheidingssituatie die in een vluchthuis zit, moet men beroep kunnen doen op bv. een specialist in vreemdelingenrecht.
Anderstaligheid In onze steden zijn meer en meer talen te horen, en het ziet er niet naar uit dat dit een voorbijgaand fenomeen is. Deze meertaligheid komt onzacht in aanraking met het vrijwel eentalige beleid in instituten als de gezondheidszorg, de administratie, het onderwijs en het gerecht, met als gevolg de nodige communicatie- en andere problemen. Hoewel leerkrachten, sociaal werkers, verzorgers, ambtenaren en rechters naar best vermogen proberen om werkbare oplossingen te bedenken, kunnen ze op weinig ondersteuning rekenen:
17
Bron: Studie 2004 Katelijn Van Horebeek “Een open deur voor elke kleur, werken aan toegankelijkheid van
het CAW voor ECM.”
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
12
Externe omgevingsanalyse
Multiculturaliteit
overheden lijken niet of slechts schoorvoetend kennis te willen maken met meertaligheid, laat staan er voorzieningen voor te willen ontwikkelen. Het is in het bijzonder belangrijk om mensen in de eerste fase van hun verblijf hier (en op moeilijke momenten eventueel later) in hun eigen taal benaderen. De beleidsnota van Vandeurzen poneert dat het hulp- en zorgaanbod moet openstaan voor etnisch-culturele minderheden. Er moet geïnvesteerd worden in interculturaliteit en een groter aandeel van minderheidsgroepen in de zorgberoepen. De beleidsnota blijft op dit punt echter sterk op de vlakte. Er wordt ook niet ingegaan op de nieuwe regeling die voorzien is in het vernieuwde decreet etnisch-culturele minderheden, m.b.t. de inzet van sociaal tolken binnen de hulpverlening, omdat het algemeen welzijnswerk een sleutelfunctie inneemt voor het toegankelijk maken van eerstelijnshulp. 18 Inburgering - regularisatie Het inburgeringsbeleid is nog jong en kreeg in sneltreinvaart vorm: de doelgroep werd uitgebreid, de verplichting en een boeteregeling werden ingevoerd, er kwamen samenwerkingsafspraken met de belangrijkste partners. Zelfredzaamheid is het kernbegrip van het primaire traject. Dit betekent niet dat de inburgeraar alles moet weten en kunnen, maar dat hij weet waar hij iets kan vinden en op wie hij een beroep kan doen. Na de jaren van investering in het primaire traject, moet de aandacht nu gaan naar zaken als toegankelijkheid, beeldvorming en het secundaire inburgeringsbeleid, dat zich - afhankelijk van het toekomstperspectief van de inburgeraar - richt op een job, op verder studeren of op sociale contacten uitbouwen en meer Nederlands leren.
18
Bron: Steunpunt AWW, Perspectieven voor het welzijnswerk op de eerste lijn 30.11.2009
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
13
Externe omgevingsanalyse
Wonen19
Wonen is een basisbehoefte. 19 Wonen is één van de grondrechten. Als men deze basisbehoefte negeert, negeert men ook het mens-zijn zelf. Goed kunnen wonen is dan ook een mensenrecht. Het wordt zo ook omschreven in de Vlaamse Wooncode: “Iedereen heeft recht op wonen. Daartoe moet de beschikking over een aangepaste woning, van goede kwaliteit, in een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid worden bevorderd.” Maar dit woonrecht staat de laatste tijd steeds meer onder druk. Profiel van bewoners op de woonmarkt Mensen die in armoede leven vinden steeds moeilijker een kwaliteitsvolle en betaalbare woning. Een laag inkomen bepaalt de woonsituatie. Die woonsituatie hypothekeert op haar beurt de kansen op een succesvolle schoolloopbaan, op de arbeidsmarkt, op een goede gezondheid, op een sociaal en psychisch welbevinden. Een slechte woning belemmert de kansen van haar bewoners op opwaartse mobiliteit en kan zelfs de armoede doen toenemen20. Er is een dualisering tussen eigenaars en huurders. Driekwart van de Vlaamse gezinnen is eigenaar van zijn woonst: 80% van de hooggeschoolden tegen 73% van de laaggeschoolden 21. Wie een woning huurt, loopt een bijna drie keer hoger armoederisico dan eigenaars (28,2% versus 10,2%). Bovendien zijn de woningen van armen veel minder comfortabel: ze ervaren meer een gebrek aan ruimte (11,5% ten opzichte van 3,7%), missen meer basiscomfort (5,7% ten opzichte van 1,6%) en zeggen bijna twee keer zoveel dat hun woning somber is (16,6% ten opzichte van 8,9%) 22. Het socio-economisch profiel van de huurders in Vlaanderen is beduidend zwakker dan dat van de eigenaars. Een kwart van de gezinnen huurt zijn woning. 5,6% van de Vlaamse huishoudens huurt op de sociale huurmarkt. In stad Antwerpen is dat 9% van de huishoudens, in Boom 7,7%, in Brasschaat, Schilde en Mortsel ongeveer 2% van de huishoudens 23. Ruim 17% van de huurders bewoont een pand in zeer slechte staat. Deze situatie doet zich vooral voor op de private huurmarkt. Kostprijs van woningen De kost van het wonen stijgt sneller dan het gemiddeld inkomen. Woonkost neemt sneller toe voor huurders dan voor eigenaars. Voor alle typegezinnen vormt de huisvestingskost het belangrijkste aandeel van het budget. Gemiddeld 45% van de leefkosten gaan naar wonen. Bij alleenstaanden en éénouder-
19 Voor
dit hoofdstuk beaseerden we ons verregaand op de omgevingsanalyse van Samenlevingsop bouw Antwerpen Stad.
20
Bron: Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie. Kwantitatieve analyse op provincieniveau. Juni 2008.
21
Bron : Algemene omgevingsanalyse voor Vlaanderen, april 2009.
22
Bron: Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie. Kwantitatieve analyse op provincieniveau. Juni 2008.
23
Bron : Sociaal kompas Deel I, Kleinstedelijke zorgregio’s, juli 2009.
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
14
Externe omgevingsanalyse
Wonen
gezinnen met een kindje jonger dan 4 jaar loopt dit op tot meer dan de helft van het totale budget24. Sociale woningmarkt Er is een tekort aan sociale woningen. Er zijn lange wachtlijsten. In de groep sociale huurders zijn gepensioneerden, laagopgeleiden en uitkeringstrekkers oververtegenwoordigd. Met als gevolg dat de financiële leefbaarheid van sociale huisvestingsmaatschappijen verstoord wordt. Omdat daarbij ook een groot deel van het patrimonium aan renovatie toe is, stijgen de sociale huurprijzen. De meest kwetsbare kandidaten worden hierdoor uitgesloten en zijn aangewezen op de secundaire woningmarkt. Om de financiële leefbaarheid van de huisvestingsmaatschappijen én de leefbaarheid tussen bewoners te verhogen streeft men naar een grote sociale mix. Men wil huishoudens met hogere inkomens aantrekken en de instroom van mensen met een zeer laag inkomen – alleenstaanden, gescheiden vrouwen met kinderen, allochtonen, ex- verslaafden, ex- gevangenen, ex- psychiatrisch patiënten – beperken. Deze, maar ook andere maatregelen om de leefbaarheid te vergroten ( zoals invoering proefperiode van 2 jaar, Nederlands leren als voorwaarde, verhoging inkomensgrens, aantrekken van bemiddelde jonge gezinnen met kinderen) gaan niet gepaard met uitbreiding van het aanbod. Door de stijgende basishuurprijzen en de veranderende toewijzingsregels wordt de toegang tot betaalbare huurwoningen voor mensen in armoede daardoor nog moeilijker. Private woningmarkt De private huurmarkt krimpt. Middengroepen worden eigenaar en kopen voormalige opbrengstwoningen. Het Antwerps stadsbestuur steunt deze evolutie. Betere woningen op de huurmarkt vloeien daardoor weg naar de koopmarkt. De vraag naar huurwoningen is groter dan het aanbod. De huurprijzen stijgen. Op de private huurmarkt huren min 35- jarigen en plus 65- jarigen méér dan gemiddeld. Private huurders hebben gemiddeld een zwakker sociaal- economisch profiel. Ze zijn vaker werkloos, hebben een lager inkomen. Het gaat vaker om alleenstaanden en éénoudergezinnen. Twee derde van de woningen wordt rechtstreeks verhuurd, een derde via een immobiliënkantoor. In Antwerpen worden slechts een 300- tal woningen – meestal appartementen – via de sociale verhuurkantoren verhuurd. In Antwerpen werden in 2009 slechts 340 woningen – meestal appartementen – via de drie sociale verhuurkantoren verhuurd. Bron: Jaarverslag 2009 van SVKA (sociale verhuurkantoren Antwerpen) Deze sociale huurwoningen zijn beter betaalbaar. Een grote groep (kandidaat)huurders op de private huurmarkt heeft in principe recht op een sociale woning. Maar ze vallen uit de boot, want het aanbod is beperkt en de wachtlijsten lang. Gezien de krapte op de huurmarkt is ongeveer alles verhuurbaar. Vooral de ongecontroleerde vrije markt bepaalt de prijs van private huurwoningen, eerder dan een verbeterde woonkwaliteit. Woningen van extreem slechte kwaliteit worden daardoor aan hoge prijzen verhuurd. Meer dan 20% van de woningen op de private woningmarkt is van slechte tot Bron : Storms B. en Van de Bosch K. (red.), Wat heeft een gezin minimaal nodig? Een budgetstandaard voor Vlaanderen. Acco. 2009. 24
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
15
Externe omgevingsanalyse
Wonen
ontoereikende kwaliteit. Ze bevinden zich in stedelijke centra. Woningen van slechte kwaliteit zorgen voor hoge energiekosten. Dit kan leiden tot energieschulden bij de huurders. Huurders zijn niet geneigd daarmee naar buiten te komen. Ze willen geen problemen met de huisbaas en verkiezen een dak boven het hoofd boven een leven op straat. Mensen zonder wettig verblijf hebben nauwelijks rechten die hen beschermen. Huisjesmelkers verhuren eenpersoonskamers aan meerdere personen, per vierkante meter of per shift van acht uur! Naast Belgische huisjesmelkers komen er ook steeds meer huisjesmelkers van allochtone afkomst. Er is nood aan een bijzonder herhuisvestingscenario wanneer krotten onbewoonbaar worden verklaard. Er zijn in Stad Antwerpen te weinig oplossingsmogelijkheden om bewoners te herhuisvesten. Veel private huurders hebben geen toegang tot informatie over hun rechten en plichten als huurder. Wie het meest nood heeft aan goede informatie is het slechtst geïnformeerd. Er is ook heel wat racisme op de huurmarkt. 55% van de Turken en Marokkanen en 66% van de mensen uit Zwart Afrika worden gediscrimineerd. Door het eenzijdig aantrekken van jonge tweeverdieners in verschillende Antwerpse wijken – een beleid waar de stad op focust – ontstaan er conjunctuurwijken, die zijn oorzaak van sociale verdringing van de laagste inkomensgroepen. In deze wijken vinden we grote herenhuizen met tuin. Ze waren in waarde gedaald omdat de oudere eigenaars ze niet steeds goed konden onderhouden. Nieuwe, jonge eigenaars renoveren en hernieuwen, waardoor de huizen weer in waarde stijgen en de wijk wordt geherwaardeerd. Energiearmoede25 Veel huurders op zowel de sociale als de private huurmarkt kampen met energieproblemen, vooral sinds de energiemarkt in juli 2003 werd geliberaliseerd. Energie & armoede Samenlevingsopbouw Provincie Antwerpen stelt dat bijna één op drie armen het moeilijk heeft om de verwarmingskosten te betalen, terwijl dit bij de rest van de bevolking minder dan één op negen is. Nog steeds komen gezinnen in armoede ernstig in de problemen wat betreft hun energievoorziening. In 2008 dreigden sommige huishoudens volledig te worden afgesloten. Volgens recente cijfers van de VREG kregen minder gezinnen een herinneringsbrief of ingebrekestelling van de leverancier in hun bus en werden er ook minder afbetalingsplannen afgesloten. Maar dat betekent niet dat het aantal wanbetalers is gedaald. Een groot aantal van hen werd immers de voorbije jaren al afgestoten door de leveranciers. En die pasten bovendien hun invorderingsprocedures aan. Sommige leveranciers en de netbeheerders beweren dat er wel degelijk een stabilisatie is. Nog steeds niet alle rechthebbende laten hun recht op de sociale maximumprijzen gelden. Het aantal afnemers steeg, maar blijft relatief laag. 4.9% van alle huishoudelijk afnemers in Vlaanderen geniet een sociaal tarief, dat nochtans het meest voordelige op de markt is. De automatische toekenning zou snel moeten kunnen worden toegepast.
Deze paragraaf is grotendeels gebaseerd op Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie. Kwantitatieve analyse op provincieniveau. Juni 2008. 25
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
16
Externe omgevingsanalyse
Wonen
Klanten die door de commerciële energieleveranciers worden gedropt, worden beleverd door de netbeheerders. Eind 2007 werden 52.170 Vlaamse gezinnen van elektriciteit voorzien door de netbeheerders, al dan niet via een budgetmeter. Voor aardgas ging het om 36.127 gezinnen. De cijfers van de netbeheerders tonen aan dat een stijging van het aantal ingeschakelde budgetmeters doorzet 26. Eind 2007 waren er dat al 34.300, bijna 5 keer zoveel dan eind 2004. Op 1 januari 2007 verbruikten 3.743 gezinnen in het Vlaams Gewest elektriciteit via een klassieke stroombegrenzer. Frappante cijfers vinden we terug bij het aantal afsluitingen: het aantal toegangspunten dat geen toegang meer heeft tot de energievoorziening omwille van wanbetaling. In 2007 werden 596 huishoudens afgesloten van elektriciteit omwille van wanbetaling. Een stijging van 45% ten opzichte van het jaar ervoor. Voor gas gaat het om een verdubbeling tegenover 2006 met 2.028 toegangspunten. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het ontbreken van een budgetmeter voor aardgas. In 2008 werd bij 467 Vlaamse gezinnen de watervoorziening afgesloten. Zo’n 175.000 huishoudens hebben problemen om de waterfactuur te betalen. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen stelt in zijn tweejaarlijks rapport voor dat niemand nog van gas, elektriciteit of water mag worden afgesloten. Iedere woning moet een aparte gas-, elektriciteits- en watermeter hebben. Appartementen moeten desnoods worden omgebouwd met financiële steun van de overheid27. Energie en woonkwaliteit Mensen in armoede zijn vaak gehuisvest in schrijnende omstandigheden. Omdat de kwaliteit van de woningen te wensen overlaat, lopen hun energiekosten hoog op. Aardgas is in provincie Antwerpen de meest populaire verwarmingsbron in twee derde van de woningen. Stookolie verwarmt 27.5% en elektriciteit 7% van de woningen. Slechts 2% van de woningen wordt verwarmd met steenkool. Het ontbreken van centrale verwarming is niet allesbepalend voor de kwaliteit van een woning, maar de aanwezigheid ervan is meestal wel kenmerkend voor recente woningen of woningen van beter kwaliteit. Bijna een vierde van de eengezinswoningen in de provincie moet het stellen zonder centrale verwarming. Appartementen, kamers en studio’s doen het net iets beter: ongeveer één op vijf heeft geen centrale verwarming. Het energiegebruik van een huishouden wordt in belangrijke mate bepaald door de isolatie van de woning. Op dat vlak is er nog werk aan de winkel! Half 2008 constateert Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie dat in de provincie Antwerpen meer dan een kwart van de woningen nog enkele beglazing heeft, meer dan een derde van de woningen heeft geen dakisolatie en geen geïsoleerde verwarmingsbuizen, meer dan de helft geen geïsoleerde buitenmuren. Eigendomswoningen zijn duidelijk beter geïsoleerd dan huurwoningen. De verschillen tussen de particuliere en sociale huurwoningen zijn niet zo groot. Sociale huurwoningen hebben echter wél frequenter dubbele beglazing dan particuliere huurwoningen. Vlaamse recentere cijfers (2005) wijzen op enige beterschap maar toch is de isolatieprestatie van het woningbestand nog sterk voor verbetering vatbaar. Beleidssignalen m.b.t. energie Samenlevingsopbouw Antwerpen stad signaleert vooral problemen m.b.t. de facturering, administratieve fouten bij verhuis, oneerlijke verkooppraktijken, geen continuïteit en enkel
26
Cijfers van 2007
27
Bron : Gazet van Antwerpen, 16 december 2009.
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
17
Externe omgevingsanalyse
Wonen
mogelijkheid tot telefonisch contact met het energiebedrijf, foute informatieverstrekking over de facturatie, agressieve verkooptechnieken. In sociale huisvestingscomplexen bestaan er problemen met dubbele facturatie. Huurders betalen via een collectief afgesloten contract met de ene energieverstrekker, maar krijgen nog een individuele factuur van een concurrentieel bedrijf. De Europese Commissie heeft het initiatief genomen voor de opstelling van een ‘Europees Charter voor de bescherming van de Energieconsument.
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
18
Externe omgevingsanalyse
Werk
“Men telt in de huidige samenleving pas mee als men werkt. In de eerste plaats is arbeid een manier om een inkomen te verwerven. Maar arbeid heeft ook een aantal latente functies. Het biedt structuur, sociale integratie, zelfontplooiing, een basis voor sociale cohesie en solidariteit. Werkloosheid is dan ook meer dan louter inkomensverlies. Het is zowel rechtstreeks als onrechtstreeks bron van sociale uitsluiting. Arbeid is dan ook een belangrijk grondrecht.” 28 Arbeidsmarkt onder druk De arbeidsmarkt staat echter onder druk. 2008 en 2009 zijn jaren gekenmerkt door een grote economische crisis. “2010 belooft nog slechter te worden.”29 “Het ergst is nog niet voorbij.” 30 Het aantal werkenden in België is in 2009 gedaald met 53.920. Het aantal Belgen op beroepsleeftijd met een baan is gezakt tot 61,5%. Herstructureringen kosten in 2009 28.000 mensen hun baan, 22.500 werknemers verloren hun werk door een faillissement van hun werkgever. Ook het aantal vacatures daalde. De VDAB noteerde tussen 2008 en 2009 een daling met 50.000. In de markt voor uitzendarbeid is de daling nog spectaculairder. Het aanbod is daar gehalveerd. De werkloosheidsgraad in Antwerpen was in november 2009 15%. Het Vlaamse gemiddelde bedraagt 7%. Concreet betekent dit dat we qua werkloosheid terug zitten op het niveau van de jaren 2005-2006. Er is geen vooruitgang geboekt. Deze slechte situatie op de arbeidsmarkt treft in eerste instantie de maatschappelijk meest kwetsbare groepen, ook wel kansengroepen genoemd. Het gaat dan om jongeren, allochtonen, laaggeschoolden, mensen in armoede en de groep arbeidsgehandicapten. De cijfers zijn dramatisch. Zeker voor de stad Antwerpen. In alle mogelijke statistieken over de arbeidsmarkt en kansengroepen scoort de stad Antwerpen slecht tot zeer slecht. De andere gemeenten in het arrondissement scoren beter. Jongeren 31 Jongerenwerkloosheid is in Vlaanderen een probleem, in de grootsteden een groot probleem. Van alle werkzoekenden is meer dan 20% jonger dan 25 jaar. In juni 2009 zaten in Vlaanderen 13.7% van de jongeren tussen 18 en 25 jaar zonder werk. In de provincie Antwerpen liep dit op tot 15.5%, in de stad Antwerpen zelfs tot 24%. Dat betekent dat één op vier van de Antwerpse jongvolwassenen werkloos is. In de andere zorgregio’s liggen de cijfers beduidend lager: Brasschaat 9%, Schilde 10%, Mortsel 11% en Boom 14%. Bovendien zijn een pak van deze jongeren langer dan 1 jaar werkzoekend. “Er is binnen deze groep een hardnekkige kern die door werkgelegenheidsprojecten niet bereikt wordt, en aldus niet doorstromen naar de arbeidsmarkt. Jongeren zonder diploma middelbaar onderwijs en jongeren van niet-Belgische afkomst.”32 Mogelijke redenen: het ontbreken van zelfvertrouwen, negatief zelfbeeld, korte termijnvisie van de jongeren, gebrekkig zicht
28
Meerjarenplan 2009-2015, Omgevingsanalyse, Samenlevingsopbouw Antwerpen, p. 25, 2008.
29
De Standaard, 5.12.09.
30
Vlaams minister-president Kris Peeters, De Standaard, 5.12.09.
31
Cijfers www.vdab.be
32
Meerjarenplan 2009-2015, Omgevingsanalyse, Samenlevingsopbouw Antwerpen, p. 32, 2008.
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
19
Externe omgevingsanalyse
Werk
op het arbeidsaanbod, gebrek aan arbeidsattitude, discriminatie op de arbeidsmarkt, taalproblemen, schuldenlast… Allochtonen De werkzaamheidsgraad van allochtonen is laag. De werkloosheid onder allochtonen is hoog. “Personen geboren in België (en wonend in het Vlaams gewest) zijn het meest werkzaam (67,3%), gevolgd door de andere EU’ers (61,8%). Daarna neemt de werkzaamheidsgraad verder lineair af bij personen geboren buiten de EU. De nieuwe Belgen onder hen volgen al op ruime afstand (54,6%), de kloof met de niet-genaturaliseerden is enorm (23,4 %). De verschillen in werkzaamheid worden vooral verklaard doordat een veel groter deel van de niet-EU burgers niet beroepsactief is. Bovendien kampen zij ook vaak met barrières in hun zoektocht naar werk (taal, aanwervingsprocedures, erkenning diploma’s, discriminatie, …). Opvallend is de zeer lage werkzaamheidsgraad bij vrouwen geboren buiten de EU, zelfs bij de genaturaliseerden onder hen. De mannelijke nieuwe Belgen daarentegen hebben de kloof met personen geboren in België of een ander EU-land bijna volledig gedicht.”33 Van alle werklozen in de stad Antwerpen waren er in november 2009 meer dan 45% van allochtone origine. In absolute cijfers gaat dit over 14.399 mensen. 34 Laaggeschoold Van alle niet-werkende werkzoekenden in Vlaanderen was in oktober 2009 meer dan de helft (50,2%) laaggeschoold35. Laaggeschoold is in VDAB-termen alles onder de 2de graad van het secundair onderwijs. Van deze groep haalde de helft enkel een diploma lager onderwijs of 1ste graad van het middelbaar onderwijs. In Antwerpen is de situatie nog iets erger. Van alle Antwerpse niet-werkende werkzoekenden was in november 2009 54% laaggeschoold. In de rand liggen deze cijfers (op Boom na) gevoelig lager: Brasschaat 37%, Mortsel 40%, Schoten 47%, Boom 53%. Combinatie van risicofactoren De combinatie van bovenstaande risicofactoren – jong, laaggeschoold, allochtoon – minimaliseert de kansen op de arbeidsmarkt. “Jonge laaggeschoolde allochtonen hebben het zeer moeilijk op de arbeidsmarkt en vormen, zeker in tijden van crisis, een bijzondere aandachtsgroep. Hun aantal zal in de toekomst nog verder toenemen, gezien de lagere scholingsgraad en hogere nataliteit bij allochtonen.”36 De gemeente met het hoogste aantal jonge laaggeschoolde allochtone niet-werkenden werkzoekenden is Antwerpen.
33
Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt, VDAB studiedienst, p. 4, 2009
34
Cijfers www.vdab.be
35
Arbeidsmarkt in Vlaanderen, maandverslag, oktober 2009, VDAB Studiedienst.
36
Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt, VDAB studiedienst, p. 15, 2009.
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
20
Externe omgevingsanalyse
Werk
Mensen in armoede 37 Armoede is complex, maar arm zijn betekent toch vooral te moeten leven of overleven met een ontoereikend inkomen. In de meeste gevallen is arbeid de sleutel tot een leefbaar inkomen. Het armoederisico daalt dan gevoelig en door te werken worden sociale zekerheidsrechten opgebouwd. De huishoudens waar geen enkel gezinslid een betaalde en volwaardige job heeft, behoren tot de armste groepen in onze samenleving. Daar knelt de schoen. Voor mensen die in armoede leven is het niet vanzelfsprekend om te werken. Ze zijn niet altijd inzetbaar op de arbeidsmarkt. Vaak is er meer aan de hand dat mensen in armoede verhindert om duurzaam aan de slag te gaan. Ze hebben bijkomende steun nodig, om bijvoorbeeld te leren solliciteren, de kinderopvang te regelen of om mentaal sterker te staan. Bovendien vergroten scholing en diploma de kansen op werk, alleen krijgt niet iedereen tijdens zijn schoolcarrière evenveel kansen. Je leeftijd, geslacht, afkomst en diploma zorgen voor achterstelling bij de zoektocht naar een geschikte job. Mensen in armoede hebben dan ook nood aan begeleiding op maat. Maar werk lost niet altijd alles op want ook sommige werkende mensen leven in armoede, omdat ze bijvoorbeeld deeltijdse of tijdelijke contracten hebben. Mensen zonder wettig verblijf, die geen toegang hebben tot legaal werk, behoren ook vaak tot de werkende armen. In 2009 hebben meer dan 4% van de werkenden een armoederisico, het zijn de zogenaamde ‘werkende armen’. Ook hier zien we de kansengroepen terug: laaggeschoolde jongeren, alleenstaande ouders met kinderen en mensen met deeltijdse of tijdelijke contracten. Maar ook heel wat zelfstandigen of landbouwers zitten in financiële moeilijkheden. De kans op armoede is groot bij zelfstandige ondernemers die door tegenslag, langdurige ziekte, ongeluk of faillissement in de problemen komen. Arbeidsgehandicapten “Een op de vijf van alle langdurig werklozen is niet in staat om te werken. Vlaanderen telt 30.000 ‘arbeidsgehandicapte’ werklozen.”38 Volgens Fons Leroy – gedelegeerd bestuurder VDAB – kampen deze mensen met een niet-arbeidsmarktgerelateerde problematiek zoals psychosociale problemen, medische beperkingen, verslavingsproblemen, diepe uitsluiting, persoonlijke levenskwetsuren… Ze maken geen kans op de veeleisende arbeidsmarkt. “Meer zelfs: het is niet duidelijk of, hoe en wanneer ze een professioneel re-integratietrjaect kunnen worden aangeboden. Daarom moet er eerst een duidelijkere diagnose en screening van hun problematiek gebeuren.” 39 De VDAB kijkt hiervoor naar het brede welzijnsveld. “Het activeringsbeleid houdt juist in dat ook voor deze doelgroep alle mogelijke inspanningen worden gedaan om hen toe te leiden naar de reguliere, semi-reguliere en/of beschermde arbeidsmarkt of – als dit niet kan – naar het brede circuit van de arbeidszorg. We moeten blijven uitgaan van de aanwezige, maar soms latente competenties om hen nuttig in te schakelen. Dat vraagt de arbeidsmarkt met een toenemende schaarste aan arbeidskrachten op langere termijn. Geen enkel inzetbaar talent kunnen we links laten liggen.” 40 In Antwerpen telt de VDAB 2.675 arbeidsgehandicapten (november 2009).
37
Campagnedossier Welzijnszorg 2009.
38
De Standaard, 3.11.09.
39
Weblog Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder VDAB, 30.10.09
40
Idem.
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
21
Externe omgevingsanalyse
Bronnen
Boeken • Serrien L., Stas K,, Van Menxel G., Jongvolwassenen lopen een groot risico op sociale uitsluiting, signalen uit het algemeen welzijnswerk. Steunpunt Alegemeen Welijnswerk. 4 februari 2008. • Philippot P. en Galand B. (2003), Les personnes sans-abri en Belgique. Regards croisés des habitants de la rue, de l' opinion publique et des travailleurs sociaux, Academia Press, Gent • Vranken J., Campaert G., De Boyser K. & Dierckx D. (red.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2008, Leuven. • Storms B. en Van de Bosch K. (red.), Wat heeft een gezin minimaal nodig? Een budgetstandaard voor Vlaanderen. Acco. 2009.
Documenten (allerlei) • Sociaal kompas, Kleinstedelijke zorgregio’s. Provincie Antwerpen, dienst welzijn en gezondheid, team planning en overleg. Antwerpen, 27 juli 2009. • EU-SILC 2007 (Statistics on Income and Living Conditions) • RoSa-factsheet nr. 61, januari 2010: Partnergeweld in cijfers (http://www.rosadoc.be) • CAW Boordtabellen 2007. Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. • Vandeurzen J. Beleidsnota 2009-2014 Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Externe omgevingsanalyse (p. 7 t/m 16). • Verslagboek, Gekleurde armoede, Vlaams Minderhedencentrum. • Van Horebeek K., Een open deur voor elke kleur, werken aan toegankelijkheid van het CAW voor ECM.” 2004 • Steunpunt AWW. Perspectieven voor het welzijnswerk op de eerste lijn. 30-11-2009 • Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie. Kwantitatieve analyse op provincieniveau. Juni 2008. • Algemene omgevingsanalyse voor Vlaanderen, april 2009. • Meerjarenplan 2009-2015. Omgevingsanalyse SamenlevingsopbouwAntwerpen, 2008 • Studiedienst VDAB. Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt. 2009
• Syudiedienst VDAB. Maandverslag arbeidsmarkt in Vlaanderen,. oktober 2009. • Campagnedossier Welzijnszorg 2009.
Websites • http://www.armoedebestrijding.be/cijfers_daklozen.html. 29-1-2010 • http://www.vdab.be/trends/ • Weblog Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder VDAB, 30.10.09
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
22
Externe omgevingsanalyse
Bibliografie
Kranten • Gazet van Antwerpen, 16 december 2009. • De Standaard, 5.12.09. • De Standaard, 3.11.09.
Andere media • Koppen (3122009) en www.deredactie.be (04122009) "Oud en eenzaam in de grootstad"
CAW De Mare, CAW De Terp , CAW Metropool
23