Vlaams jeugd- & kinderrechtenbeleidsplan 2015-2019
Omgevingsanalyse Samenvatting
www.jeugdbeleid.be
Inhoudsopgave Inleiding............................................................................................................. 3 Demografische evoluties .................................................................................... 4 Thema Lerende Vlaming.................................................................................... 5 Onderwijs................................................................................................................................ 5 Niet-formeel en informeel leren ............................................................................................. 7 Thema Werkende Vlaming ................................................................................ 8 Thema De open ondernemer ........................................................................... 10 Thema Innovatie en Media ............................................................................... 11 Innovatie ................................................................................................................................ 11 Media ..................................................................................................................................... 11 Thema Groen, milieu, platteland en stad .......................................................... 12 Thema Ruimte en wonen .................................................................................. 13 Ruimte ...................................................................................................................................13 Wonen....................................................................................................................................13 Thema Slimme mobiliteit ................................................................................. 15 Thema Warme Samenleving .............................................................................16 Gezondheid & welbevinden ...................................................................................................16 Toegang tot voorzieningen ....................................................................................................16 Pesten, geweld en delinquentie ............................................................................................. 17 Niet-begeleide minderjarigen, minderjarige asielzoekers en vluchtelingen ........................ 18 Armoede ............................................................................................................................... 18 Verdraagzaamheid en sociale cohesie ...................................................................................19 Vrije tijd & engagement .........................................................................................................19 Burgerschap & participatie ................................................................................................... 20 Samenleving in relatie tot het buitenland .............................................................................21 Thema Slagkrachtige overheid ........................................................................ 22
www.jeugdbeleid.be
2
Inleiding Deze tekst is een samenvatting van de omgevingsanalyse die gemaakt is voor het Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan 2015-2019. In dit nieuwe Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan moet de Vlaamse Regering aangeven hoe ze aan een aantal zaken wil werken: het creëren en borgen van gelijke kansen voor alle kinderen en jongeren, het creëren en borgen van brede ontwikkelingskansen voor kinderen en jongeren, het creëren van ruimte voor kinderen en jongeren en het verhogen van formele en informele betrokkenheid van kinderen en jongeren bij de samenleving. Daarnaast willen we voor het eerst ook het kinderrechtenplan integreren en moet het plan dus duidelijk maken hoe de Vlaamse Regering verder werkt aan de rechten van het kind. Deze samenvatting moet helpen in het bepalen van de prioriteiten voor dit nieuwe plan op het groteprioriteitendebat op 20 september 2013. Het geeft een overzicht van de grote lijnen die we konden vaststellen door het samenbrengen van relevante cijfers en onderzoek over kinderen en jongeren, de mening van kinderen en jongeren en die van experten. De informatie gaat over diverse thema’s en verschillende beleids- en levensdomeinen en gaat over kinderen en jongeren van 0 tot 30 jaar. De indeling van de thema’s die in de tekst aan bod komen is gebaseerd op het ‘Vlaanderen In Actie’ –kader. Wel hebben we geprobeerd om vanuit een kritische, open blik informatie samen te brengen.Wil je meer lezen over een bepaald topic of een onderzoek, dan vind je meer informatie en alle bronnen terug in de volledige tekst van de omgevingsanalyse1.
1
http://www.sociaalcultureel.be/jeugd/jkp/20130822-omgevingsanalyse-JKP.pdf
www.jeugdbeleid.be
3
Demografische evoluties Van 2002 tot 2010 steeg het aantal geboortes in Vlaanderen. In 2011 en 2012 daalde het opnieuw, maar het is nog steeds een eind hoger dan in 2000. De stijging van de geboortes ging eerst gepaard met een stijgende vraag naar plaatsen in crèches (een vraag die nog steeds acuut is). Momenteel situeert de druk zich voornamelijk op het kleuter- en lager onderwijs en hij zal verder evolueren naar het secundair onderwijs in de periode 20142019. Als we kijken naar het aantal inwoners is de bevolking door geboortes en migratie met 6% toegenomen ten opzichte van 2000. In de steden ligt dit cijfer wel hoger: 17% in Brussel, 10% in andere grotere steden. Daarnaast zien we een aantal regio’s waar het aantal kinderen en jongeren kleiner wordt en waar er nieuwe vragen naar boven komen over de wijze waarop een toegankelijk aanbod kan georganiseerd worden. Bij de 0 tot 11-jarigen zijn ongeveer 25% van de kinderen van vreemde herkomst. In de steden ligt ook dit duidelijk hoger : in Gent gaat het over 4 op 10 jongeren, in Antwerpen is meer dan de helft van de 0-17 jarigen van vreemde herkomst, in Brussel ligt dit cijfer nog hoger. 25% van de kinderen geboren in het Vlaamse Gewest spreekt met hun moeder geen Nederlands. Veel van de kinderen van vreemde herkomst zijn in België geboren, toch komen ook nog steeds migranten aan. 1 op 5 van hen is minderjarig. Verder zien we dat 15% van de migranten naar hier komt voor een huwelijk en dat er een groeiende groep jongvolwassenen uit Zuid-Europa aankomen in Vlaanderen. De experten gaven aan dat de combinatie van het groeiend aantal (jonge kinderen) in combinatie met verstedelijking en diversiteit meer proactief benaderd dient te worden. Het aantal personen in een gezin daalt verder. Dit heeft te maken met meer alleenstaanden (zowel ouderen als jongeren), maar ook met een stijgend aantal echtscheidingen. De kans op een echtscheiding in het eerste huwelijk ligt momenteel op 25%. De meeste jonge kinderen (85%) leven in een tweeoudergezin, 11,6 % woont in een eenoudergezin. Daarnaast groeit ook de diversiteit van gezinsvormen: meer kinderen leven in nieuw samengestelde gezinnen of groeien op in een holebigezin. De sterke toename van het aantal 60- en 80-plussers en de grote ondercapaciteit voor deze leeftijdsgroep zal in de komende jaren een impact hebben op beleid en voorzieningen. In een samenleving waar noch veel budgettaire ruimte is, noch veel fysieke ruimte, moet gezocht worden naar manieren waarop er voldoende ruimte gevonden wordt voor onderwijs, (bejaarden)zorg, , voor kinderopvang én ouderenzorg,…
www.jeugdbeleid.be
4
Thema
Lerende Vlaming
Onderwijs Vlaanderen heeft een heel hoge instroom in het kleuteronderwijs: minder dan 3% was minder dan 220 halve dagen aanwezig in het kleuteronderwijs. 0,8% van de leerlingen volgt onderwijs in het buitengewoon kleuteronderwijs, 6,9% in buitengewoon lager onderwijs. Kleuters zitten gemiddeld met 21 in de klas, per leerkracht zijn er gemiddeld 15 kleuters. In het lager onderwijs is de leerkracht-leerling ratio 1 op 13. In het schooljaar 2010-2011 volgde 40% van de leerlingen algemeen secundair onderwijs, 31,5% technisch, 26,3% beroeps- en 2,2% kunstsecundair onderwijs. Ongeveer 3% volgt deeltijds onderwijs. In totaal krijgt 1,1% leerlingen GON-ondersteuning (geïntegreerd onderwijs), meer dan 100 leerlingen namen in het schooljaar 2012-2013 deel aan het inclusief onderwijs project, de meerderheid in het lager onderwijs. 2740 leerlingen namen deel aan onthaalonderwijs voor nieuwkomers. Heel wat leerlingen (meer dan 1 op 5) krijgen een schooltoelage. Momenteel zien we bij de groep 20-24 jarigen 39% met een diploma hoger onderwijs, bij de 25-29 jarigen en de 30-34 jarigen heeft bijna de helft een diploma hoger onderwijs. Ondanks de inspanningen om onderwijs verder toegankelijk te maken, blijven gelijke kansen een moeilijk verhaal. De school is nog altijd een plek waar ongelijkheid wordt gereproduceerd. Leerlingen met een lagere socio-economische status, uit eenoudergezinnen en met buitenlandse herkomst scoren op alle vlak lager (scores, slaagkansen, dubbelen, doorstroom naar hoger onderwijs). Bovendien blijkt er een samenhang te bestaan tussen sociale ongelijkheid en doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs. Een sterke mate van segregatie in het onderwijs heeft een negatief effect op de leerprestaties. Jongeren wijzen erop dat zowel op gelijkwaardigheid als diversiteit belangrijk zijn in school. Ze verwachten van de leerkrachten en de scholen dat ze rekening houden met de verschillen tussen kinderen en jongeren en ze toch gelijk behandelen. In het schooljaar 2010-2011 had 18% van de leerlingen in het lager minstens 1 jaar schoolse achterstand, in het secundair onderwijs gaat het van 11% in het ASO, 33% in het TSO naar 61% in het BSO. Jongens en kinderen met de niet-Belgische nationaliteit zijn hierin oververtegenwoordigd. Recent doctoraatsonderzoek toont aan dat een jaar dubbelen weinig oplevert voor de jongeren. Ook leerlingen die spijbelen hebben vaker een maatschappelijk kwetsbare achtergrond. Bijna 1 op de 10 jongeren verlaat het secundair onderwijs zonder diploma, ook hier zien we veel hogere cijfers voor jongens dan voor meisjes. www.jeugdbeleid.be
5
Daarnaast is het ook belangrijk om te wijzen op het grote potentieel op vlak van meertaligheid dat veel jongeren in zich dragen, wat hun kansen op onder meer de arbeidsmarkt kan vergroten. Leerlingen die zich goed voelen op school halen betere schoolprestaties, stellen minder probleemgedrag en hebben minder psychosomatische klachten. Het JOP-onderzoek toont dat het schoolwelbevinden van Vlaamse kinderen en jongeren hoog is. Dit is het geval voor zowel de schoolbeleving op zich als voor de beleving van de relaties met leerkrachten. Kinderen en jongeren geven aan dat ze in de eerste plaats zich goed willen voelen op school. Een goede sfeer, vrienden hebben en toffe leerkrachten zijn daarin belangrijk. Ze willen ruimte om zichzelf te zijn en respect voor ieders eigenheid. Daarnaast hebben ze behoefte aan een veilige schoolomgeving. waar geen plaats is voor psychisch en fysiek geweld van leerkrachten tegen leerlingen en geweld tussen leerlingen onderling. Toch vindt een aantal jongeren geen aansluiting bij de school. De multiculturele en meertalige omgeving waarin jongeren leven verschilt (te) sterk met de waarden en idealen die vanuit school worden doorgegeven. Onderzoek bij leerlingen toont aan dat er nog verder gewerkt kan worden aan schoolwelbevinden door het voorzien van adequate begeleiding en ondersteuning in de school, het creëren van een goede schoolsfeer door inspraak van leerlingen te garanderen en de preventie van, voldoende aandacht voor de infrastructuur van de school, waarbij o.m. het creëren van groene ruimtes en goeie sanitaire voorzieningen kan bijdragen tot het algemeen welbevinden van leerlingen. Goede leerkrachten die over heel wat kwaliteiten beschikken staan centraal om heel wat van bovenstaande punten te realiseren: ze moeten goed kunnen luisteren, kinderen laten uitspreken en hun mening laten zeggen, eerlijk en rechtvaardig zijn, respect hebben, een veilig gevoel geven, doen wat ze beloven, aanmoedigen, behulpzaam zijn en gezag uitstralen. Kinderen, jongeren en experten wensen en onderwijssysteem dat georganiseerd is op maat van kinderen met een centrale focus op groeikansen, eerder dan op de arbeidsmarkt. Het moet een plaats zijn waar alle kinderen terecht kunnen en waar actief gewerkt wordt aan het remediëren van de sociale ongelijkheid tussen kinderen. Men wil dat onderwijs nuttige inhoud brengt die aansluit bij het alledaagse leven. De jongeren zien te weinig linken tussen hun leefwereld en de school. De school moet ruimte bieden om te discussiëren over maatschappelijke fenomenen waarmee jongeren geconfronteerd worden. Kinderen vragen meer inspraak op school, ook in basisscholen. Men vindt het belangrijk dat de school sterker verankerd wordt in de samenleving en in eerste instantie in de buurt. De school moet een plek zijn die open staat voor de buurt en waar formele en informele/niet-formele leercontexten zich kunnen verzoenen. www.jeugdbeleid.be
6
Zo loopt de combinatie tussen school en vrije tijd momenteel niet goed. Het is hiervoor nodig om in te zetten op de kwaliteit van leerkrachten en na te denken hoe men met andere manieren om te leren aan de slag kan (ervaringsgericht, leeromgevingen buiten de school, deeltijds onderwijs in ASO gericht op zelfstandig ondernemen,…). Daarnaast vraagt men om eindelijk werk te maken van de rechtspositie van kinderen in het onderwijs (bv. bij schorsing of B-attest,…) Niet-formeel en informeel leren Buiten de school kunnen kinderen en jongeren kennis en vaardigheden opdoen via nietformeel en informeel leren. Deze manieren van leren, waaronder bijvoorbeeld de ‘brede school’, het jeugdwerk en internationale uitwisselingen vallen, moeten erkend, ontwikkeld en ondersteund worden vanuit een duidelijke, zorgende omkadering. De mogelijkheden om de kennis en vaardigheden die men heeft geleerd te laten herkennen en erkennen op de arbeidsmarkt moeten vergroot worden. Aandacht voor wat men informeel en nietformeel heeft geleerd, mag de ongelijkheid tussen kinderen en jongeren echter niet versterken. De brede school staat voor uitdagingen: hoe een combinatie maken tussen de nadruk op de eigen werking en de toeleiding naar ‘reguliere’ activiteiten? Tussen een aanbod dat laagdrempelig en recreatief is en een aanbod dat kinderen iets meer wil leren en meer verwacht? Tussen het organiseren en vooraf invullen van de vrije tijd voor kinderen en het informeel houden? Jeugdwerk wordt gezien als een belangrijke plaats om informeel te leren. Dit vereist dat er verder gewerkt wordt aan de kwaliteit van jeugdwerk en jeugdvoorzieningen. Uit evaluatie van internationale uitwisseling bleek dat de deelnemers heel wat leerden, voor zichzelf en hun organisatie, en dat ze meer met een internationale blik kijken. Sociale inclusie blijft ook in te internationale programma’s een belangrijk aandachtspunt.
www.jeugdbeleid.be
7
Thema
Werkende Vlaming
In het vierde kwartaal van 2012 was 12,8% van de jongeren (15-24 jarigen) in Vlaanderen werkloos. In Brussel is de situatie dramatisch met 36,4% van de jongeren zonder job. Ongeveer 1 op 4 van de werklozen in Vlaanderen is jonger dan 25 jaar. De economische crisis remt jongeren af in het vinden van een (eerste) baan. Ook de krimpende uitzendmarkt is slecht nieuws voor de start op de arbeidsmarkt van jongeren. De grote meerderheid van de werkloze jongeren is laaggeschoold of middengeschoold. Laaggeschoolde jongeren hebben het lastig op onze arbeidsmarkt: ze hebben de grootste kans om werkloos te worden en de kleinste kans om uit de werkloosheid te verdwijnen. Door automatisering en delokalisatie (verhuis naar lageloonlanden) geraken almaar minder laaggeschoolden aan de slag. In crisistijd krijgen laaggeschoolden bovendien ook te maken met verdringingsprocessen op de arbeidsmarkt, waar middengeschoolden de jobs van lagergeschoolden gaan innemen. Het aandeel laaggeschoolde schoolverlaters ligt op 15,9%, toch bedraagt het aandeel laaggeschoolde werkloze schoolverlaters na 1 jaar 38,2%. Jongeren die hun BSOopleiding niet afmaakten hebben een kans van 1 op 3 om een jaar later werkloos te zijn, voor jongeren uit DBSO is dat 1 op 4, jongeren die het TSO niet afmaakten 1 op 5. De situatie van BuSo jongeren is nog problematischer: 40% is na een jaar nog op zoek naar een job. Mannen doen het slechter dan de jonge vrouwen. Globaal genomen zien we dat Vlaanderen het ook slecht doet wat betreft tewerkstelling voor personen met een handicap en personen met een nationaliteit buiten de EU. Er zitten sterke regionale verschillen in de werkloosheidscijfers. De steden en voornamelijk Brussel doen het daarbij minder goed. Jongeren vragen meer kansen om een eerste ervaring op de arbeidsmarkt op te doen. Het is belangrijk dat jongeren daarbij goed ondersteund worden. Dit kan door betere en gerichte informatie, door hen een realistische kijk op de arbeidsmarkt aan te leren, door werkgevers te ondersteunen om jongeren aan te nemen en een gepast HR-beleid te voeren naar jongeren, door stage en ondersteunende programma’s die een eerste werkervaring mogelijk maken. In de overgang tussen school en arbeidsmarkt liggen nog veel uitdagingen. Ook de experten gaven aan dat het creëren van bijkomende duurzame jobs, in de eerste plaats voor laaggeschoolde jongeren, centraal staat. Jongeren vinden moeilijk een job en worden gedwongen richting tijdelijke contracten, onderbetaalde stages,... Interimarbeid wordt vaak als kans gezien, maar is soms een val (men kan geen lening of huurcontract afsluiten, komt niet in aanmerking voor andere tewerkstellingsmaatregelen,…). www.jeugdbeleid.be
8
Men mag niet alleen focussen op activering en inzetbaarheid, maar ook naar wat een job jongeren (en mensen tout courts) moet brengen. Programma’s moeten niet enkel gericht zijn op het vinden van werk (korte termijn), maar ook op werkbehoud en competentieversterking (lange termijn). Jongeren geven ook aan dat (al dan niet verdoken) discriminatie nog sterk speelt op de arbeidsmarkt, wat jongeren met vreemde roots remt in het vinden van een geschikte job. Jongeren aan het werk zijn zeer tevreden over hun tewerkstelling, ze zijn vooral tevreden over het contact met collega’s, de werksfeer,… De werkdruk en het stressniveau worden als het grootste minpunt ervaren. Een erg hoge arbeidsdeelname tussen 25 en 49 jaar zorgt in combinatie met een beperkte deelname - bij jongeren en ouderen voor sterk samengedrukte loopbanen. Men vraagt aandacht voor het evenwicht tussen arbeid en persoonlijke noden, zodat jongeren ook in hun privéleven hun potentieel kunnen inzetten, onder meer voor hun gezin, levenslang leren, vrijwilligerswerk. Jongeren hebben nood aan zekerheid die gecombineerd wordt met een verbeterde flexibiliteit, wat hen heel wel wat voordelen oplevert. Al leiden de vele keuzes en mogelijkheden ook tot keuzestress. Vanuit een kinderrechtenperspectief zou het reguleren van werk en kinderarbeid zich vooral moeten toespitsen op het verbeteren van de werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden van kinderen. De experten vragen aandacht voor het feit dat minderjarigen de mogelijkheid krijgen om onbeperkt te werken op jonge leeftijd. Daarnaast moet er aandacht zijn voor kinderarbeid in het Zuiden. Onze levensstijl waarbij ons consumptiepatroon steeds groter wordt, houdt een grote vraag naar grondstoffen, en dus worden de veelvuldige schendingen van kinderrechten in onder meer de mijnbouw, maar ook in andere sectoren mee in stand gehouden. Tot slot is het zinvol om te kijken naar de situatie van kinderen van werkende Vlamingen: hoe ervaren kinderen de beschikbaarheid van hun ouders in de combinatie gezin-arbeid (invulling van de vrije tijd, noodgedwongen in kinderopvang, etc.)? Wat zijn de gevolgen van de crisis (bijv. werkloosheid van de ouders) op kinderen?
www.jeugdbeleid.be
9
Thema
De open ondernemer
Het thema ondernemen leeft minder. Jongeren zijn vragende partij om leerkrachten en mentoren te ondersteunen om de talenten en het potentieel van jongeren meer te laten ontwikkelen in zowel formeel als niet-formeel onderwijs. Daarnaast werd expliciet gevraagd om het nemen van risico’s en het kunnen uiten van creativiteit terug te versterken, zowel bij de kinderen en jongeren als bij organisaties die ondersteund worden door de overheid. Innovatie wordt nu quasi onmogelijk gemaakt door overreglementering en een gebrek aan marge voor het foutlopen van een experiment (geld wordt teruggevorderd). Het bedrijfsleven vormt een belangrijke hefboom voor het waarmaken van de kinderrechten, door bijvoorbeeld technologische innovatie, maar ook het creëren van menswaardig werk. Anderzijds kan het bedrijfsleven ook op een negatieve manier kinderrechten beïnvloeden. Door respect voor en ondersteuning van de kinderrechten te integreren in hun strategieën en handelingen op de werkvloer, op de markt en in de omgeving waarin ze opereren, kunnen bedrijven hun eigen duurzame initiatieven versterken, terwijl ze toch de winst van hun zaken veiligstellen.
www.jeugdbeleid.be
10
Thema
Innovatie en Media
Innovatie Wat innovatie betreft, herhaalt men de oproep die men ook bij ondernemen kon lezen: het nemen van risico’s wordt in de samenleving en in het beleid sterk ontmoedigd. Er mag meer ruimte en ondersteuning komen voor initiatieven die van onderuit groeien (grassroots), ook ‘out of the box’ denken (in jeugd)beleid mag meer worden aangemoedigd. Media Er zijn heel wat nieuwe ontwikkelingen op vlak van (nieuwe)media en het gebruik ervan door kinderen en jongeren. Smartphones en tablets, met mobiele internettoegang, zijn bij jongeren ondertussen ingeburgerd. Kinderen maken vanaf 9 jaar actief gebruik van het internet, bij het overgaan van het lager naar de middelbare school krijgen ze vaak een eigen gsm en computer. Internet wordt het meest gebruikt voor ontspanning zoals spelletjes en video’s kijken, ook mailen, chatten en blogs populair zijn in België. De meeste jongeren zijn enigszins vertrouwd met de computer en het internet; slechts een zeer kleine groep van hen is niet actief op het internet. Deze jongeren vormen echter een kwetsbare groep in een samenleving die zich steeds meer digitaliseert. Digitale geletterdheid ligt, net als in de rest ven Europa vrij laag, voornamelijk bij de groep 9 tot 12 jarigen. De evoluties in de media zorgen zowel voor bedreigingen, als voor kansen. Enerzijds kunnen negatieve neveneffecten van (nieuwe) media mede aan de basis liggen van een aantal kinderrechtenschendingen. Zo kunnen media kinderen o.a. blootstellen aan schending van de privacy, cyberpesten, seksuele uitbuiting, kinderpornografie, indoctrinatie (o.a. tot hate speech, geweld, excessief drank- of middelengebruik), ongepaste informatie of negatieve beeldvorming. Er is meer bewustwording daarrond nodig. Uit onderzoek blijkt dat jongeren met meer zelfvertrouwen meer in contact komen met risicovolle online-inhoud. Anderzijds zijn er nieuwe methodieken mogelijk om kinderen en jongeren te bereiken en hen aan te spreken (bijvoorbeeld peer to peer communicatie) of om hen te doen leren (via serious gaming). Daarnaast kunnen media door hun drempelverlagend karakter ook een rol spelen bij de realisatie van bijv. het recht op onderwijs vanop een afstand voor bv. zieke kinderen, , het recht op aangepaste hulpverlening via een chat-functie, gaming enz. Ook worden vrijetijdsbesteding, spel, plezier en ontwikkeling door tal van mediaproducten gestimuleerd worden. Zo kunnen online en offline media een bron zijn van de realisatie van het recht op participatie, op voorwaarde dat er dan ook echt naar kinderen en jongeren wordt geluisterd. www.jeugdbeleid.be
11
Thema Groen, milieu, platteland en stad Het blijft een grote uitdaging om in een dichtbevolkte en dichtbebouwde regio als Vlaanderen een kwaliteitsvolle leefomgeving te garanderen. Slechts een minderheid van de Vlamingen maakt zich niet bezorgd over milieuvervuiling. 30% van de 18-34 jarigen maakt zich zelden zorgen over milieuverontreiniging, 55% denkt dat de toestand van ons leefmilieu problematisch is en 59% dat lucht, water en bodem in Vlaanderen sterk verontreinigd zijn. Luchtvervuiling wordt het meest aangeduid als milieuprobleem (20,4%). Geluidshinder komt op de tweede plaats. De top 5 wordt vervolledigd door geurhinder, bodemvervuiling en watervervuiling. Meetwaarden tonen aan dat we het op het vlak van blootstellingen aan kwik en op het vlak van luchtverontreiniging niet goed doen. Vooral kinderen in de stad worden geconfronteerd met te hoge concentraties fijn stof en stikstofdioxide (N02) en dit zowel door er te wonen als door er langdurig aanwezig te zijn via schoollopen of kinderopvang in de onmiddellijke omgeving van drukke verkeersaders. Kinderen ademen per kilo meer luchtvervuiling in en zijn ook meer actief buiten. Kinderen die worden blootgesteld aan luchtvervuiling vertonen een hoger risico op gezondheidseffecten. De thema’s duurzaamheid, ecologie, milieu en groen leven bij kinderen en jongeren. Jongeren begrijpen niet waarom er niet meer werk van gemaakt wordt en sturen aan op meer ecologische sensibilisering rond de verkleining van onze te grote ecologische voetafdruk, o.a. via het onderwijs. Mede als antwoord op de crisis, maar ook uit een duurzaamheidsverhaal is er meer aandacht voor samen-gebruik. Men vraagt heel duidelijk om in beleid niet enkel aandacht te hebben voor de huidige kinderen, maar ook voor de toekomstige generaties. Tot slot zien experts risico’s in het discours om Vlaanderen te zien als één verstedelijkt gebied : vergeten we dan niet heel wat kinderen en jongeren? Ook de ruimtelijke en sociale dualisering die we zien in steden, door processen van gentrificatie, en met als resultaat concentratiewijken en –scholen, moeten een aandachtspunt zijn.
www.jeugdbeleid.be
12
Thema
Ruimte en wonen
Ruimte In vergelijking met 2000 is er in 2011 8,8% meer bebouwd oppervlak. Sinds een aantal jaar wordt in de stadmonitor gepeild naar speel- en jeugdruimte. Die verschilt in sterke mate tussen de steden (van 31% van de kinderen in Aalst die op minder dan 400m van speelruimte wonen, tot 70% in Leuven en Turnhout). De druk op de publieke ruimte is groot, kinderen en jongeren krijgen fysiek minder ruimte. Goede publieke ruimte kan een enorme invloed hebben op de leefwereld van kinderen en jongeren, hun ontmoeting met elkaar en andere generaties. Er moet ruimte zijn om jong te zijn. Momenteel wordt veel bestaande ruimte onderbenut: scholen met speelterreinen en lokalen staan in de vakanties en weekends leeg. Jongeren zelf vragen in de steden meer groen en ontmoetingsruimte. Groen geeft rust aan de stad, geeft de mogelijkheid om buiten te komen en af te spreken. Ontmoetingsruimte, waar verschillende generaties en groepen mensen door elkaar – dus niet alleen jongeren - gebruik van kunnen maken, helpt om buurten leefbaar te houden. Naast de fysieke ruimte wijst men op het geven van psychische of mentale ruimte aan kinderen en jongeren, onder meer in de publieke ruimte. De houding tegenover spelende en rondhangende kinderen en jongeren is problematisch. Er is weinig tolerantieen. Er wordt (te) veel gereglementeerd en zelfs gesanctioneerd, zoals bv. uitbreiding van de GAS, de gemeentelijke administratieve sancties. Daarnaast is er heel weinig ruimte voor jongeren om te experimenteren, zelf initiatief te nemen, dingen te ontdekken en te groeien. Hoe men de buurt en eventuele overlast beleeft, hangt af van verschillende individuele factoren. Er is dus geen één-op-één relatie tussen ‘objectieve’ overlast en de subjectieve perceptie ervan. Wonen In 2010 stegen de prijzen van huizen en appartementen verder. Een gemiddeld woonhuis in Vlaanderen kost nu 201 129 euro. 13,6% van de huizen heeft structurele problemen. Voor kinderen is het zo dat gemiddeld 28% van hen leeft in een huis met één of meerdere van volgende problemen: gebrek aan elementair comfort (bad of douche, warm stromend water, een toilet met waterspoeling in de woning zelf), gebrek aan ruimte (minder dan 1 kamer per lid van het gezin), minstens 1 van 4 mogelijke structurele problemen (lekkend dak, geen adequate verwarming, schimmel en vocht, rottende ramen en deuren). De cijfers liggen nog hoger bij kinderen in eenoudergezinnen, of in een gezin met 3 of meer kinderen, in een gezin waar men minder dan halftijds werkt, in een gezin dat een huis huurt, van wie de ouders laagopgeleid zijn en een van hen geen EU-nationaliteit heeft. www.jeugdbeleid.be
13
De woonquote (een maat van de betaalbaarheid van het wonen: dat mag maximum 40% van het totaal beschikbaar huishoudinkomen innemen) verschilt heel sterk tussen eigenaars (7,9%) en huurders (39,1%). Ook hier zijn weer zijn kinderen uit een eenoudergezin, waar de ouders geen EU nationaliteit hebben of die uit een gezin komen waar niemand werkt nog slechter af. Er zijn 143 351 sociale woningen (5,4 per 100 inwoners) dat is een stijging van in totaal 0,9% in de laatste 10 jaar. De wachtlijsten nemen verder toe. De grote meerderheid van de jongeren droomt van een huis voor hun 30 jaar, liefst met tuin, in de stadsrand, overal dichtbij, zeker bij groen. Jongeren staan hierbij wel open voor nieuwe woonvormen zoals samenwonen, kangoeroe-wonen en cohousing. Ecologische renovatie dient verder ondersteund te worden. De experten vroegen om in te zetten op kwalitatieve woonruimte voor elk gezin in de steden.
www.jeugdbeleid.be
14
Thema
Slimme mobiliteit
De auto blijft onze mobiliteit bepalen, al kent het openbaar vervoer wel al enkele jaren een groei van het aantal reizigers. Bij verplaatsingen korter dan 1 km (bijna 1/5de van alle verplaatsingen) heeft de wagen een aandeel van 33%, bij verplaatsingen tussen 1 en 5 km (een derde van de verplaatsingen) is de wagen al goed voor 70% . Sinds 2000 is het globaal aantal verkeersdoden sterkt gedaald, al was dat niet het geval voor kinderen. Het aantal zwaargewonden en fietsslachtoffers daalde minder. Kinderen en jongeren willen zich veilig maar vooral zelfstandig verplaatsen. De mobiliteitspuzzel is voor veel kinderen en jongeren niet evident: het zich zelfstandig verplaatsen wordt beperkt door zowel de gebrekkige infrastructuur en inrichting, de gebrekkige toegankelijkheid van het openbaar vervoer als het veiligheidsdenken. Dit leeft sterk zowel bij ouders als bij andere volwassenen . Zowel de jongeren als de experten wijzen er op dat het openbaar vervoer gebrekkig is en hen onder meer remt in de zoektocht naar werk. ’s Avonds en in het weekend is het te weinig uitgebouwd en daardoor momenteel geen waardig alternatief voor de wagen. Het openbaar vervoer moet betaalbaar, kindvriendelijk, milieuvriendelijk en gemakkelijk toegankelijk zijn, ook voor kinderen en jongeren met een handicap. Daarnaast zijn jongeren vragende partij voor meer fietsbeleid (in de stad), wat meer is dan het autoluw maken van een aantal straten in het centrum van de stad.
www.jeugdbeleid.be
15
Thema
Warme Samenleving
Gezondheid & welbevinden De cijfers voor kindersterfte liggen in België vrij hoog, steeds vaker sterven kinderen in verkeersongevallen, maar ook door zelfdoding. Psychisch welbevinden is dan ook een belangrijk en complex probleem. De druk om te presteren en er bij te horen en de stress van kinderen en jongeren is groot. Het aantal keuzes die jongeren moeten maken, wordt onder meer door de processen van individualisering altijd groter. Jongeren geven zelf ook aan dat zelfdoding en geestelijke gezondheidsproblemen algemeen, uit de taboesfeer moeten geraken door enerzijds de druk op jongeren te verlagen en anderzijds hulpverlening laagdrempelig te maken. Onderzoek stelt duidelijk vast dat kinderen en jongeren uit sociaal kwetsbare milieus meer risico op gezondheidsproblemen lopen en moeilijker de weg naar een degelijke (fysieke en mentale) gezondheidszorg vinden. 17% van de 2- tot 18-jarigen kampt met overgewicht, iets meer jongens dan meisjes. 4% met zwaarlijvigheid. Jongeren en experts zijn het er over eens dat het bewustzijn rond gezond eten en bewegen vergroot moet worden en dat o.a. sport (op school) belangrijk is. Toegang tot voorzieningen Ouders en vrienden zijn vaak de eerste hulpbron voor jongeren. 2,5% van de jongeren zegt bij niemand terecht te kunnen. Hoe minder financiële ruimte, hoe minder ouderlijke opvolging jongeren aangeven. Informatie over hulpverlening, maar ook over de (levens)vragen waar kinderen en jongeren mee geconfronteerd worden kan verder versterkt worden. Onderzoek toont dat het belangrijk is om hierin te differentiëren. Als het gaat over gevoelige onderwerpen zoals seksuele gezondheid, dan willen jongeren vooral terecht kunnen bij hun moeder of de huisarts. Veel jongeren geven aan geen dienst of persoon te kennen waarbij ze terecht kunnen. Belangrijk is vertrouwelijkheid en privacy, iemand die tijd heeft en kostenloosheid van de raadpleging. Om volledig te kunnen participeren, moeten jongeren voldoende voor hen geschikte informatie, hulpverlening en financiële ondersteuning krijgen over werk, migratie, gezondheidszorg, huisvesting,… op een toegankelijke ‘one stop service’. Daarnaast geven jongeren ook aan dat vrienden, ouders en school belangrijke kanalen zijn voor het verstrekken van informatie en dat ze willen dat die ook aandacht krijgen en toegang krijgen tot correcte en aangepaste informatie.
www.jeugdbeleid.be
16
Het aantal jongeren met een maatregel binnen de bijzondere jeugdbijstand neemt toe. Jongeren willen dat er iets gedaan wordt aan de groter wordende wachtlijsten voor plaatsing in een voorziening en dat er bij plaatsing telkens afgewogen wordt of er geen alternatieven zijn. Binnen voorzieningen willen ze goede info, inspraak en goede begeleiders. Experts wijzen erop dat hulp en ondersteuning nu vaak enkel aanwezig is voor hen bij wie het probleem groot is. Mensen die op de rand balanceren worden niet of weinig ondersteund. Bovendien is het belangrijk dat we jongeren terug meer vertrouwen geven en een toekomstperspectief bieden. Beleid zou eerder dan vanuit doelgroepen of problemen moeten vertrekken vanuit de regels van Universal Design: waarbij het probeert voorzieningen te creëren die alle burgers een oplossing aanreiken. Daarnaast zien we dat er snel ‘gepanikeerd’ wordt over jongeren en men minder tolerant wordt. Wat zich vertaalt in een overproblematiseren en – diagnosticeren Er is een blijvende vraag naar voldoende en kwaliteitsvolle kinderopvang meteen grote variatie tussen steden en gemeenten. Pesten, geweld en delinquentie Via onderzoek stellen we een sterke daling vast van het aantal meisjes en jongens dat een keer gevochten heeft in het afgelopen jaar. In vergelijking met andere landen wordt er in België opvallend veel gepest. Omdat gepest worden één van de belangrijkste factoren is, die leidt naar een negatief welbevinden, lijkt dit een belangrijk aandachtspunt. Jongeren die in een voorziening worden geplaatst, willen graag gehoord worden bij verschillende procedures, aangepaste opvang met goede begeleiding krijgen en ook begeleid worden om de draad terug op te pikken als ze de voorziening verlaten. Het VN-Comité voor de rechten van het kind geeft een definitie van geweld die verder gaat dan het standaard taalgebruik. Deze slaat ook op niet-fysiek en niet-intentioneel geweld, zoals verwaarlozing en psychologische mishandeling. Ook experten bespreken bij veiligheid zowel fysieke als emotionele veiligheid. Bij een totaal welbevinden kunnen kinderen energie vrijmaken om te leren, te spelen, zichzelf te zijn. Het veiligheidsgevoel wordt ook gekoppeld aan kennis en ervaring van de straat en buurt. Bij een gebrek hieraan blijven jongeren ook meer binnen. Het is dus belangrijk om meer in te zetten op ontmoeting.
www.jeugdbeleid.be
17
Niet-begeleide minderjarigen, minderjarige asielzoekers en vluchtelingen In 2011 dienden 1649 minderjarigen zelf een asielaanvraag in. Het gaat om minderjarigen met een individueel dossier, die dus na of voor hun ouders zijn aangekomen. Voor 2010 weten we dat zo’n 80% van de jongeren/minderjarigen 16 of 17 jaar was. Kinderen en jongeren vragen bijzondere aandacht voor het feit dat er in Vlaanderen nog kinderen op straat terecht komen. Niet-begeleide minderjarigen willen net als andere kinderen behandeld worden. Taalonderwijs en psychologische begeleiding zijn daarin onmisbaar. De jongeren vragen zelf een heldere en korte procedure, gemeenschappelijk beleid voor alle opvangcentra, waarbij de opvangcentra beter ondersteund worden zowel op het materiële vlak als voor personeel. Zij halen ook het belang een vertrouwenspersoon buiten het centrum aan. Het VN-Comité voor de rechten van het kind vraagt om bijzondere bescherming en bijstand te verlenen, ongeacht of ze al dan niet een asielvraag hebben ingediend en voogdij voor alle niet-begeleide minderjarigen (ook Europese) te voorzien. Ook het Kinderrechtencommissariaat roept op tot extra bescherming voor de kwetsbare groep van minderjarige vluchtelingen, begeleid of niet-begeleid. Dit kan zich vertalen in o.a. meer en kwaliteitsvolle voogden, goede en gelijke kwaliteit in de verschillende opvangvoorzieningen en structureel overleg voor betere onderlinge afstemming. Armoede In België is een kleine 10% van kinderen “gedepriveerd”: hun gezinnen konden zich om financiële redenen minstens 2 van 14 basic items niet veroorloven. Opvallend is dat veel van de jongeren in armoede zich niet noodzakelijk arm voelen, maar eerder uitgesloten en hoe slecht België in vergelijking met andere landen scoort op het vlak van gekleurde armoede. Kinderen worden meer en zwaarder getroffen door armoede (cijfers liggen hoger dan voor het gemiddelde van de totale bevolking) en de impact op hun leven en hun ontplooiing weegt (veel) zwaarder door. De socio-economische status van ouders is een sterk determinerende factor in het leven van kinderen, zowel wat betreft hun slaagkansen in het onderwijs, als kansen voor toegang tot gezondheidszorg en leefbaar wonen. Kinderen en jongeren vinden dat het thema armoede dient aangepakt te worden. De belangrijkste zaken daarbij zijn gelijke behandeling, rechtvaardige verdeling en toezicht op uitkeringen en arbeidsvoorwaarden. Belangrijk is ook dat er in het lokale niveau verder moet ingezet worden om sterke sociale buurten te creëren.
www.jeugdbeleid.be
18
Verdraagzaamheid en sociale cohesie Kinderen en jongeren in Vlaanderen zijn eerder verdraagzaam. De negatieve oordelen ten aanzien van allochtonen situeren zich voornamelijk op het sociaaleconomisch vlak. Analyse duidt aan dat werken aan verdraagzaamheid geen eenvoudige opgave is en weinig gediend is met een universele aanpak. Bij jongeren van Belgische origine kan meer contact met andere culturen (gemengde scholen en buurten) leiden tot meer begrip en zich openstellen. Het contact met de Nederlandse taal in het gezin of gebruik van Nederlandse media leidt bij moslimjongeren tot meer openheid naar West-Europeanen. Onderzoek toont aan dat het segregeren van etnische minderheden nefaste gevolgen kan hebben voor de aanvaarding van progressieve ideeën die afwijken van het klassieke beeld van de man als kostwinner en de vrouw met een sterke focus op kinderen en het huishouden. Verdraagzaamheid of het gevoel dat het op dat vlak niet goed loopt, was een van de belangrijkste thema’s die naar voor kwamen in de interviews van Jong in de stad. De meeste ideeën vanuit het Jongerenpact gingen over het verbeteren van het bewustzijn en de instelling van mensen en het volop inzetten op diversiteit in scholen en wijken. Men vindt het belangrijk dat de politiek zijn voorbeeldfunctie speelt. Het middenveld moet hierin een belangrijke rol spelen en burgerschapsvorming aanmoedigen. Er moet blijvend ingezet worden op het ontwikkelen van jeugdinformatie, adviserende en ondersteunende diensten gericht op jongeren met een migratieachtergrond. Zo kan er gestreefd worden naar een solidaire samenleving waarvan ontmoeting en verdraagzaamheid de kern vormen. Op dit moment is de samenleving te gesegregeerd, zowel naar etniciteit, als naar leeftijd. Vrije tijd & engagement Meer dan drie kwart van de Vlaamse jongeren tussen 14 en 30 is momenteel lid van een vereniging. Hiermee scoren we internationaal hoog. Sportverenigingen zijn het populairst. Met sport kan met maatschappelijke kwetsbare jongeren naar een maatschappelijke meerwaarde gewerkt worden. Jongeren met laaggeschoolde ouders, jongeren uit BSO, uit gezinnen met een relatief lage materiële welvaart, jongeren van allochtone afkomst en (moslim)meisjes zijn minder lid van verenigingen. Wel zien we dat deze jongeren meer deelnemen aan activiteiten van specifieke verenigingstypes zoals allochtone verenigingen. Het gewone, minder afgebakende buitenspelen op straat, in de publieke ruimte, in Vlaanderen is heel sterk afgenomen in de laatste tientallen jaren. De internationale review van de Raad van Europa bespreekt het gebrek aan visie over de bestaansreden van het jeugdwerk. Ten tweede is er de te grote kloof en afscheiding tussen het traditionele en het specifieke en/of professionele jeugdwerk. www.jeugdbeleid.be
19
Dit loopt gelijk met het minder kennis hebben over het omgaan met een divers publiek binnen het traditionele jeugdwerk. Ten derde vindt men dat het jeugdwerk te sterk afhankelijk is van de overheid en meer autonoom mag handelen. Men blijft echter benadrukken hoe belangrijk het is dat jeugdwerk of jeugdvoorzieningen blijvend ondersteund worden door de overheid. Tussen 20 en 30 jaar wil meer dan de helft van de Vlaamse jongeren aan vrijwilligerswerk doen. Jongeren vragen respect voor het recht op vrije tijd en om betrokken te worden bij de invulling van speelpleinen en andere recreatieve voorzieningen. De relevante keuzes die men in het beleid moet maken, moeten er zijn voor het ondersteunen van jeugdwerk in tijden van crisis. Jeugdwerk moet meer inzetten op kwaliteitszorg en professionalisering, maar anderzijds letten op het risico om daardoor het spontaan groeiend initiatief niet meer mogelijk te maken. In die zin moet er een grotere handelingsruimte gecreëerd worden voor kinderen en jongeren om zelf initiatieven en engagementen op te nemen. Experten vragen ook voor meer aandacht voor cultuur, niet-competitieve sport en voor het vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren buiten de stad. Daarnaast blijft diversiteit in het jeugdwerk een knelpunt. Het Comité vraagt om het recht van alle kinderen op rust en ontspanning te verzekeren, in het bijzonder voor kinderen in opvangcentra, kinderen met een handicap, gehospitaliseerde kinderen, kinderen onder psychiatrische begeleiding en kinderen uit minder gegoede gezinnen. Burgerschap & participatie De aandacht voor het politieke gebeuren groeit doorheen de adolescentie. Politieke participatie hangt samen met participatie aan het verenigingsleven en houdingen. Een politieke houding komt eerder voort uit politiek engagement dan andersom. Voor kinderen en jongeren mag er meer sensibilisering over inspraakmogelijkheden voor kinderen en voor jeugdorganisaties in Vlaanderen gebeuren. Zij staan open voor politieke vorming. Men dient te streven naar zoveel mogelijk actieve participatie, waarbij kinderen en jongeren niet alleen meedenken over het beleid maar ook meedoen en het meemaken. Hierbij is het cruciaal om de rechtspositie van kinderen en jongeren te versterken in heel wat domeinen zoals bijvoorbeeld onderwijs en hulpverlening. De Vlaamse Jeugdraad moet zijn linken en samenwerking met de lokale jeugdraden versterken. De lokale jeugdraden zijn nu te weinig zichtbaar en actief. Jongeren vragen een politiek die daadkrachtige beslissingen neemt, een politiek die rekening houdt met jongeren door de leefwereld van jongeren in beeld te brengen en jongeren te betrekken in het nemen van beslissingen. Meer dan de helft is voor stemrecht in plaats van stemplicht en is vragende partij voor meer inspraak, vooral op het lokale vlak. Jonge migranten zouden veel sterker betrokken moeten worden in beslissingen omtrent jeugdbeleid. www.jeugdbeleid.be
2 0
Het Jongerenpact roept op om tegen 2020 jongeren in specifieke lesonderdelen of activiteiten op school voldoende politieke of maatschappelijke bagage mee te geven zodat ze als volwaardige partner kunnen deelnemen aan politieke besluitvorming. Het Comité roept de Lidstaat tevens op de ondersteuning van de participatie van kinderen bij het rapporteringsproces voort te zetten. De wetgeving die de procedure in de rechtbanken en tijdens de administratieve procedures regelt, moet verzekeren dat een kind dat in staat is zijn eigen mening te vormen, het recht heeft deze mening te uiten en dat hieraan voldoende gewicht wordt toegekend. Samenleving in relatie tot het buitenland Het Comité spoort in haar slotbeschouwingen België aan zijn engagement om 0,7% van het bbp tegen 2010 te bereiken, na te komen - wat voorlopig zeker niet lukt - en zo mogelijk zelfs meer dan dat en te verzekeren dat de realisatie van kinderrechten een topprioriteit wordt in de internationale samenwerkingsakkoorden.
www.jeugdbeleid.be
21
Thema
Slagkrachtige overheid
De economische crisis die ondertussen al enkele jaren aan de gang is, blijft aanhouden en beperkt de mogelijkheden van burgers en overheid. Ondanks vrij aanzienlijke besparingen de afgelopen jaren, zal ook de komende jaren een verdere inspanning moeten geleverd worden om op langere termijn de sociale zekerheid in stand te houden en de financiële situatie van overheden gezond te houden. De policy review van de Raad van Europa stelt dat jeugdbeleid, naast het opzetten van vrijetijdsactiviteiten andere belangrijke beleidsdomeinen zou moeten bevatten. Er is nu een te sterke opsplitsing tussen verschillende beleidsdomeinen. Ten tweede zouden jeugdbeleidsplannen op het lokale niveau meer aandacht moeten krijgen en sterker bewaakt moeten worden. Daarnaast vraagt het rapport aandacht om de situatie voor Brussel te vereenvoudigen. De hoge aanwezigheid van kansengroepen vereist een gecoördineerde aanpak. Uit de veldtekening van het middenveld kinderrechten blijkt dat het jeugd- en kinderrechtenbeleid een duidelijkere visie zou moeten formuleren ten aanzien van de functie en rollen van het Vlaamse middenveld kinderrechten. Uit internationaal onderzoek blijkt dat verder ingezet moet worden op het uitbouwen van een kinderrechtencultuur in de praktijk. Het onderzoek over de rol en werking van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind (NCRK) beveelt aan om enerzijds de politieke rollen en anderzijds de onafhankelijke advies- en expertiserollen duidelijk van elkaar te scheiden. De Vlaamse Jeugdraad bespreekt de relatie tussen overheid en jeugd in twee adviezen. Ten eerste zijn ze vragende partij voor het aanwakkeren van het debat over verhoogde jongerenparticipatie in de samenleving, onder meer door discussie over de verlaging van de stemleeftijd. Daarnaast vragen zij om jongeren duidelijk meer te informeren over wie de politieke partijen zijn, waar ze voor staan en wat ze doen. Jongeren geven aan dat ze ook via de media de actualiteit (willen) volgen, maar er niets van begrijpen. Media, en sociale media in het bijzonder, kunnen en moeten een belangrijke rol spelen in de sensibilisering rond het politieke discours. Wanneer de experten hierover bevraagd werden, pleit men ervoor om doordacht om te gaan met het bestuurlijk beleid. Een lokaal beleid moet versterkt worden, maar de controle en monitoring hiervan moet wel nog op een bovenlokaal niveau gebeuren; ‘act locally, but think and follow up globally’. Zo moet men tenslotte rekening houden met de toenemende invloed van de EU en de VN.
www.jeugdbeleid.be
22
Ten tweede pleit men sterk om cross-sectoraal een aantal zaken aan te pakken en ‘schotten’ en ‘kokers’ weg te werken en meer te vertrekken vanuit de kinderen of jongeren zelf. Ten derde vraagt men zowel op het lokale als het Vlaamse niveau aandacht voor participatie van jongeren en het mogelijk maken om spontaan initiatieven te nemen (en daar ondersteuning voor te krijgen). Ten vierde is het belangrijk aandacht te hebben voor positieve projecten en deze te blijven steunen. Ten slotte moet er blijvend ruimte worden gehouden voor kwalitatief en diepgaand onderzoek. In de slotbeschouwingen van het Comité werden wel wat opdrachten geformuleerd met betrekking tot het uitvoeren van het kinderrechtenverdrag: de vraag tot intrekking van de voorbehoudsverklaringen bij het VRK, afstemming van wetgeving en de administratieve regelingen met de bepalingen en principes van het Verdrag, samenwerking tussen de coördinatiemechanismen op federaal en gemeenschapsniveau (Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind), nationaal actieplan voor kinderen, onafhankelijke monitoring, dataverzameling, de toewijzing van middelen (child budgeting), samenwerking met het maatschappelijk middenveld, internationale samenwerking en versterkte aandacht voor de algemene principes van non-discriminatie, het belang van het kind en respect voor de mening van het kind, ratificatie van verdragen inzake mensenrechten, de follow-up en verspreiding van de rapportage en verwachtingen naar het volgende rapport (14 juli 2017). De EU-agenda voor de rechten van het kind vraagt meer aandacht voor evidence based policy making en de samenwerking met stakeholders. In het EU-kader onderschrijft men het belang van een tweeledige aanpak, met name het ontwikkelen van specifieke initiatieven op jeugdgebied enerzijds en initiatieven ter bevordering van een sectordoorsnijdende aanpak anderzijds.
www.jeugdbeleid.be
23